VERSLAG over de situatie van vrouwen die de pensioengerechtigde leeftijd naderen
26.7.2011 - (2011/2091(INI))
Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
Rapporteur: Edit Bauer
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de situatie van vrouwen die de pensioengerechtigde leeftijd naderen
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name de artikelen 2 en 3,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 19,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de artikelen 21, 23 en 25,
– gezien de mededeling van de Commissie van 21 september 2010 getiteld "Strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015" (COM(2010)0491),
– gezien de mededeling van de Commissie van 29 april 2009 over het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing in de EU (Vergrijzingsverslag 2009) (COM(2009)0180),
– gezien de aanbeveling van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (2008/867/EG)[1],
– gezien het door de Commissie in opdracht gegeven rapport van 22 juli 2010 getiteld "Access to healthcare and long-term care - Equal for women and men?",
– gezien het door de Commissie in opdracht gegeven rapport van 24 november 2009 getiteld "Gender mainstreaming active inclusion policies",
– gezien de conclusies van de Raad van 7 maart 2011 over het Europees pact voor gendergelijkheid voor de periode 2011-2020,
– gezien de conclusies van de Raad van 6 december 2010 over de gevolgen van een vergrijzende beroepsbevolking en bevolking voor het werkgelegenheidsbeleid,
– gezien de conclusies van de Raad van 7 juni 2010 over actief ouder worden,
– gezien de conclusies van de Raad van 30 november 2009 over gezond en waardig ouder worden,
– gezien de conclusies van de Raad van 8 juni 2009 over gelijke kansen voor vrouwen en mannen: actief en waardig ouder worden,
– gezien het verslag van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden van 1 mei 2008 getiteld "Working conditions of an ageing workforce",
– gezien het Internationaal actieplan van Madrid inzake de vergrijzing dat is aangenomen tijdens de tweede Wereldvergadering over de vergrijzing (A/CONF.197/9 8) op 12 april 2002,
– gezien het VN-Verdrag van 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen,
– gezien zijn resolutie van 7 september 2010 over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving[2],
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7‑0291/2011),
A. overwegende dat gendergelijkheid en een verbod op discriminatie, onder meer op grond van leeftijd, fundamentele beginselen zijn die verankerd zijn in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en behoren tot de doelstellingen en taken van de Unie,
B. overwegende dat in de Europa 2020-strategie een centraal streefcijfer voor de arbeidsparticipatie van 75% is vastgelegd zowel voor vrouwen als voor mannen, alsmede de doelstelling om het aantal personen dat het risico loopt arm te worden, met 20 miljoen te verminderen; overwegende dat de groep vrouwen van boven de 50, vanwege het feit dat er in deze groep relatief veel armoede en werkloosheid voorkomt, een beslissende leeftijdscohort is voor het bereiken van beide doelstellingen,
C. overwegende dat hardnekkige genderstereotypen blijven bestaan, die – in combinatie met leeftijdsdiscriminatie waarmee oudere mensen op de arbeidsmarkt geconfronteerd worden – vooral de werkgelegenheidskansen, de mogelijkheden voor opleiding en de promotiekansen van oudere vrouwen doen afnemen en die mede aan de basis liggen voor het verhoogde risico op armoede op oudere leeftijd,
D. overwegende dat discriminatie op grond van geslacht een specifieke vorm van discriminatie is, omdat deze vorm van discriminatie systematisch en structureel voorkomt, dwars door alle andere vormen van discriminatie heen loopt en deze aanvult,
E. overwegende dat de arbeidsmarkt dynamischer en soepeler is dan ooit, hetgeen met zich meebrengt dat banen voor het leven binnen één sector tot het verleden behoren; overwegende dat de economische crisis daarom heeft aangetoond dat voor vrouwen op de arbeidsmarkt een belangrijke rol is weggelegd,
F. overwegende dat het toekomstige economische concurrentievermogen en de toekomstige welvaart en inclusiviteit van Europa in belangrijke mate afhangen van zijn vermogen om zijn arbeidskrachten ten volle te benutten, niet alleen door mensen langer te laten doorwerken, maar ook door te zorgen voor de arbeidsomstandigheden en socialezekerheidsstelsels die zowel de arbeids- als de levensomstandigheden verbeteren alsmede een bijdrage leveren aan de economie; overwegende dat dit eveneens passende beleidsmaatregelen omvat om het beroepsleven en het gezins- en privéleven te kunnen combineren en een einde te maken aan directe en indirecte discriminatie en genderstereotypen die leiden tot verschillen tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt,
G. overwegende dat tussen 1990 en 2010 de beroepsbevolking (20-64 jaar) in de EU-27 met 1,8% is gestegen, de oudere bevolking (65+) met 3,7% is toegenomen en het aandeel jongeren (0-19 jaar) met 5,4% is verminderd; overwegende dat het aandeel van de beroepsbevolking dat ouder is dan 65 jaar, naar verwachting zal stijgen van 17,4% in 2010 tot 30% in 2060[3],
H. overwegende dat in 2008 het risico van oudere vrouwen om arm te worden op 22% lag in vergelijking met 16% onder oudere mannen[4],
I. overwegende dat vrouwen ten gevolge van stijgende echtscheidingspercentages en de kortere levensverwachting van mannen vaak en in toenemende mate oververtegenwoordigd zijn in de groep van geïsoleerde ouderen; overwegende dat weduwen en alleenstaande oudere vrouwen in het algemeen meer risico lopen op armoede, isolement en sociale uitsluiting,
J. overwegende dat in 2009 de arbeidsparticipatie van vrouwen in de leeftijd van 55 tot 64 37,8% bedroeg in vergelijking met 54,8% voor mannen van dezelfde leeftijd[5],
K. overwegende dat in 21 lidstaten het werkloosheidspercentage hoger is voor vrouwen dan voor mannen en dat - ondanks het feit dat het langdurige werkloosheidspercentage in 12 landen hoger is voor mannen dan voor vrouwen - de werkloosheid onder vrouwen vaak verborgen gaat achter de noemer 'inactiviteit' als ze getrouwd zijn of kinderen hebben,
L. overwegende dat het gemiddelde uurloon van vrouwen onder de 30 92% bedraagt van dat van mannen en 67,5% in de leeftijdsgroep tussen 50 en de 59[6], en dat het gemiddelde salarisverschil tussen mannen en vrouwen in de EU nog altijd maar liefst 17,5% bedraagt,
M. overwegende dat genderverschillen in de sociale en economische positie grotendeels hun oorsprong vinden in de traditionele rolverdeling tussen de geslachten, waarbij vooral mannen verantwoordelijk worden geacht voor de broodwinning en vrouwen voor onbetaald werk binnenshuis en de zorg voor het gezin en de familie, hetgeen een enorme invloed heeft op de mogelijkheid voor vrouwen om, in vergelijking met mannen, socialezekerheidsrechten voor bijvoorbeeld hun pensionering te verwerven, en dus op hun levensomstandigheden op latere leeftijd, met name in geval van scheiding, scheiding van tafel en bed of overlijden van de partner,
N. overwegende dat de kans groot is dat vrouwen langzamere, kortere en/of onderbroken carrières en lagere gemiddelde inkomens dan mannen hebben, hetgeen tot uiting komt in een groter salarisverschil tussen mannen en vrouwen en tot een genderdifferentiaal leidt inzake de inleg in persoonlijke pensioenvoorzieningen, waardoor het risico van vrouwen om op latere leeftijd arm te worden, toeneemt,
O. overwegende dat de genderkloof vóór gezinsvorming kleiner is en groter wordt als individuen paren vormen; overwegende dat de arbeidsparticipatie van vrouwen afneemt bij de geboorte van hun eerste kind en dat vrouwen in de eerste fasen van hun leven een achterstand op de arbeidsmarkt oplopen door oorzaken in verband met de zorg voor kinderen, en in latere fases door de zorg voor ouderen, hetgeen ook bij vrouwen met een baan in veel gevallen kan leiden tot armoede,
P. overwegende dat oudere vrouwen, in vergelijking met mannen, vaak voor deeltijdwerk kiezen of hiertoe gedwongen worden, en de arbeidsmarkt verlaten door vaker voor een vervroegd pensioen te kiezen of hiertoe gedwongen worden,
Q. overwegende dat het belang van een op gender gebaseerde aanpak van een actief arbeidsmarktbeleid in bijna alle Europese landen erkend wordt, maar dat uit evaluaties van het actieve arbeidsmarktbeleid blijkt dat gendermainstreaming nog steeds van ongelijke kwaliteit is en een beperkte focus heeft,
R. overwegende dat vrouwen van over de 50 vaak geconfronteerd worden met tweevoudige of meervoudige discriminatie gebaseerd op gender- en leeftijdstereotypen, die vaak verergerd worden door hun genderspecifieke werk en levenspatronen (bv. carrièreonderbrekingen, deeltijdwerk, herintreding na een periode van werkloosheid, het feit dat zij soms stoppen met werken in verband met de zorg voor het gezin of om in het familiebedrijf te gaan werken, vooral in de sectoren handel en landbouw, zonder daarvoor loon te ontvangen en zonder deel uit te maken van een socialezekerheidsregeling, en loonverschillen tussen mannen en vrouwen); overwegende dat het bijgevolg niet ongewoon is dat vrouwen geconfronteerd worden met een grotere opeenhoping van nadelen dan mannen in dezelfde leeftijdsgroepen; verder overwegende dat deze categorie vrouwen in tijden van economische recessie nog meer gevaar loopt tot armoede te vervallen,
S. overwegende dat vrouwen op de arbeidsmarkt vaak op een veel jongere leeftijd dan mannen als "oud" worden beschouwd; overwegende dat 58% van de Europeanen vindt dat leeftijdsdiscriminatie wijdverbreid is[7],
T. overwegende dat geweld jegens oudere vrouwen een ernstig onderschat fenomeen is omdat oudere vrouwen terughoudend zijn om geweld te melden, dienstverleners er ten onrechte van uitgaan dat oudere vrouwen minder risico lopen, en oudere vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld minder mogelijkheden hebben,
U. overwegende dat onderwijs gericht op gelijkheid van jongs af aan, beleid inzake beroepskeuzebegeleiding en beleid gericht op een betere arbeidsparticipatie van vrouwen effectieve manieren zijn om voor eens en altijd een einde te maken aan deze vorm van discriminatie,
Algemene aspecten
1. verwelkomt de beslissing van de Commissie om 2012 uit te roepen tot Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties en verzoekt de Commissie en de lidstaten om gepaste en doeltreffende maatregelen te nemen om discriminatie tegen te gaan, onder meer door het bestrijden van de stereotypen die verband houden met gender- en leeftijdsdiscriminatie en het bevorderen van de solidariteit tussen de generaties;
2. verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de meervoudige discriminatie van vrouwen van over de 50 beter aan de orde komt en doeltreffend bestreden wordt in de open coördinatiemethode wat betreft pensioenen, sociale insluiting, werkgelegenheid, het veranderen van genderstereotypen en het betrekken van vrouwen bij de politieke en economische besluitvormingsorganen;
3. verzoekt de lidstaten om gendermainstreaming toe te passen bij de voorbereiding en tenuitvoerlegging van de pensioenhervorming, een punt waar ook rekening mee moet worden gehouden in het komende witboek over pensioenstelsels en andere hervormingen in het socialezekerheidsbeleid; verzoekt de lidstaten eveneens de toepassing van een meer op gelijkheid gerichte actuariële berekening van pensioenen voor mannen en vrouwen te bevorderen, maatregelen te bevorderen ter verlaging van het risico op armoede, de huidige armoede onder oudere mensen te bestrijden, de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de (gezondheids)zorg te verbeteren, de praktijk van verplichte pensionering te beëindigen, en oudere vrouwen de mogelijkheid te bieden op de arbeidsmarkt te participeren door discriminatie aan te pakken;
4. verzoekt de lidstaten in hun pensioenwetgeving aanvullende bepalingen op te nemen inzake weduwenpensioenen om het armoederisico voor oudere vrouwen te verkleinen;
5. wijst op het belang van maatregelen ter bevordering van de integratie van vrouwen uit de meest kwetsbare categorieën, te weten immigranten, vrouwen behorend tot een minderheid, vrouwen met een beperking, vrouwen met weinig opleiding, vrouwen zonder werkervaring, vrouwelijke gevangenen, enz., ten einde hun recht op een behoorlijk leven te waarborgen;
6. verzoekt de lidstaten om maatregelen te nemen om het waardig ouder worden zonder vernedering, discriminatie of andere vormen van geweld jegens oudere vrouwen te waarborgen;
7. wijst erop dat oudere vrouwen een economische hulpbron en een bron van ervaring vormen, en een belangrijke bijdrage leveren aan de samenleving en gezinnen omdat zij zorgen voor afhankelijke personen en door hun ruime beroepservaring adviezen kunnen geven over werkgerelateerde onderwerpen en bovendien bijdragen aan de instandhouding van plattelandsgemeenschappen;
8. verzoekt de Commissie en de lidstaten initiatieven ter bevordering van taalkennis en kennis van nieuwe technologieën te stimuleren om oudere vrouwen in staat te stellen de digitale kloof te overbruggen en hun intermenselijke en communicatieve vaardigheden te verbeteren, alsmede hun capaciteiten om hun onafhankelijkheid en hun belangen te verdedigen;
9. verzoekt de Commissie en de lidstaten in nauwe samenwerking met het Europees Instituut voor gendergelijkheid een onderzoek uit te voeren naar de situatie van vrouwen boven de 50, en daarbij met name aandacht te besteden aan hun ervaringen op de arbeidsmarkt en hun ervaringen als zorgverlener, aan hoe vrouwen en mannen hun tijd besteden, aan gezondheidskwesties en overige problemen waarmee zij worden geconfronteerd;
Vrouwen op de arbeidsmarkt
10. verzoekt de Commissie en de lidstaten om voorwaarden te creëren die oudere vrouwen in staat stellen en helpen om op de arbeidsmarkt te blijven of hierop terug te keren in het kader van het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties, zodat ze hun potentieel kunnen benutten op de arbeidsmarkt en zodat hun rechten worden geëerbiedigd; verzoekt de Commissie en de lidstaten om tegelijk maatregelen te implementeren die werkgevers aanmoedigen om hun beleid op het vlak van gelijke kansen te verbeteren zodat leeftijdsdiscriminatie van oudere vrouwen wordt aangepakt en zodat oudere vrouwelijke werknemers gelijke toegang krijgen tot bijvoorbeeld opleiding, bevordering, en loopbaanontwikkeling;
11. verzoekt de Commissie en de lidstaten onverwijld voor een allesomvattende, multidimensionale, gendersensitieve en leeftijdvriendelijke aanpak van het sociaal en werkgelegenheidsbeleid te kiezen om te zorgen voor werkgelegenheid en sociale insluiting van vrouwen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om ook de situatie van de generatie van oudere vrouwen die nu reeds in armoede leven grondig te evalueren en spoedig passende en doeltreffende maatregelen te treffen om deze vrouwen uit de armoede te halen;
12. dringt er bij de lidstaten op aan de meervoudige discriminatie van vrouwen bij het zoeken naar werk op passende wijze aan te pakken;
13. verzoekt de Commissie om de verzameling en analyse van nauwkeurige, relevante en vergelijkbare Europese gender- en leeftijdsspecifieke data verder te ontwikkelen en te verbeteren, in het bijzonder over de arbeidsparticipatie en het werkloosheidspercentage van oudere vrouwen, waaronder migrantenvrouwen en vrouwen met een beperking, over de (informele) participatie van oudere vrouwen in de (onbetaalde) zorg voor het gezin en de familie, over het percentage afhankelijke oudere mensen en over ouderenmishandeling; daarbij dient alle in de lidstaten bestaande wetgeving op het gebied van de gegevensbescherming van toepassing te zijn;
14. is verheugd over het feit dat de lidstaten reeds erkend hebben dat patronen en oorzaken van genderongelijkheid op de arbeidsmarkt nauw verband houden met de fase van de levenscyclus, en benadrukt dat derhalve een levenscyclusaanpak van arbeid gestimuleerd dient te worden; dringt er echter bij de lidstaten op aan, ten einde de uitdagingen van de levenscyclus adequaat aan te pakken, in hun actieve arbeidsmarktbeleid de nadelige positie van jonge en oudere vrouwen ten opzichte van mannen in dezelfde leeftijdsgroepen met gerichte maatregelen aan te pakken en hun arbeidsmarktbeleid niet alleen te richten op volwassen vrouwen en mannen;
15. verzoekt de lidstaten hun beste praktijken op het gebied van de verbetering van de arbeidsomstandigheden van oudere vrouwen uit te wisselen, ten einde voor deze categorie een duurzame en gezonde werkomgeving te creëren;
16. moedigt de lidstaten aan om oudere vrouwen bij processen inzake een leven lang leren te betrekken en flexibele herscholingsprogramma's die geschikt zijn voor oudere vrouwen verder te ontwikkelen en te ondersteunen door hun bijzondere behoeften en capaciteiten in aanmerking te nemen, ten einde hun inzetbaarheid te vergroten en hen te helpen een onafhankelijk en actief leven te leiden en hun ervaringen en kennis aan jongere generaties door te geven;
17. verzoekt de Commissie en de lidstaten om ervoor te zorgen dat de nadelen die vrouwen op de arbeidsmarkt ondervinden – in het bijzonder nadelen die voortkomen uit zorgverantwoordelijkheden – niet ten koste van hun pensioenrechten gaan, noch van andere socialezekerheidsrechten;
18. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan in hun socialezekerheidsstelsels een regeling op te nemen die het mogelijk maakt dat de pensioenbijdragen uit perioden van werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden anders dan in loondienst en pensioenbijdragen van verschillende banen bij elkaar kunnen worden opgeteld, indien dit nog niet is gebeurd;
19. verzoekt de Commissie en de lidstaten gendergevoelige pensioenstelsels te ontwikkelen en bevorderen, omdat die kunnen fungeren als inkomensbron en als bescherming tegen het hogere risico van oudere vrouwen om arm te worden, rekening houdend met loopbaanonderbrekingen vanwege zorgverplichtingen, ten einde te voorkomen dat zij opnieuw in een situatie van afhankelijkheid terechtkomen;
20. verzoekt de Commissie en de lidstaten om onverwijld doelmatige maatregelen te nemen om het beginsel van gelijk loon voor gelijke arbeid ten uitvoer te leggen (bijvoorbeeld door middel van een systeem voor verplichte functiewaardering en een actieplan voor gelijke behandeling op de werkplek) om zo de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen weg te nemen, hetgeen ook kan bijdragen tot het dichten van de pensioenkloof, met als doel het hogere risico op armoede van – voornamelijk oudere - vrouwen te verminderen of op termijn volledig af te wenden;
21. verzoekt de Commissie en de lidstaten om passende beleidsmaatregelen te implementeren om het beroeps-, gezins- en privé-leven met elkaar te verenigen en om het vergrijzingsaspect door middel van leeftijdsmainstreaming, rekening houdend met de levensloopcyclus op alle relevante beleidsterreinen, te integreren; verzoekt het Europees Instituut voor gendergelijkheid in Vilnius de daartoe noodzakelijke effectstudies en onderzoeken uit te voeren;
22. verzoekt de Commissie en de lidstaten om de bestaande EU-instrumenten en ‑programma's volledig en efficiënt te benutten, inclusief het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, om de deelname van oudere vrouwen aan de arbeidsmarkt te vergroten en om de discriminatie van oudere vrouwen op alle terreinen te bestrijden;
23. vraagt de lidstaten om de actieve participatie van oudere vrouwen in het bedrijfsleven aan te moedigen door vrouwen die nieuwe bedrijven starten aan te moedigen en te ondersteunen en de toegang tot financiering voor vrouwen te vergemakkelijken, met name door middel van microfinanciering, alsmede een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in economische besluitvormingsorganen, waaronder in raden van bestuur, te bevorderen;
24. verzoekt de lidstaten om ondernemingen aan te moedigen om de beginselen en instrumenten van leeftijdsmanagement in hun beleid, en in het bijzonder in hun personeelsbeleid, op te nemen, om op de werkplek een "leeftijdsvriendelijk en gendersensitief" beleid toe te passen, om meer erkenning en eerbied op te brengen voor de opgebouwde kennis en ervaring van hun oudere vrouwelijke werknemers, en om een betrouwbaar en transparant informatiebeleid te ontwikkelen waarbij oudere werknemers de mogelijkheid wordt geboden om zich met kennis van zaken voor te bereiden op de pensionering; verzoekt verder de Commissie en de lidstaten om de sanctioneringsprocedures te verbeteren ten overstaan van werkgevers die oudere vrouwelijke werknemers discrimineren; dringt erop aan dit beleid ook in het kader van de "Small Business Act" toe te passen;
Vrouwen als zorgverleners
25. dringt er bij de lidstaten op aan meer inspanningen te verrichten om te voorzien in de behoeften van gezinnen die de zorg voor hulpbehoevenden op zich moeten nemen en verzoekt de Commissie haar steun aan de ontwikkeling van zorgstructuren door benutting van de structuurfondsen voort te zetten;
26. verzoekt de lidstaten om de verlening van kwaliteitszorg, met inbegrip van thuiszorg voor ouderen, te verbeteren, om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van dergelijke kwaliteitszorg te waarborgen, om de erkenning voor de waarde van het werk van professionele zorgverleners te vergroten, om gezinnen die voor oudere en afhankelijke mensen zorgen te ondersteunen door hen onder meer financieel te compenseren voor hun bijdragen en door hen te begeleiden en op te leiden om kwaliteitsvolle informele zorg te kunnen bieden;
27. wijst op de noodzaak om voldoende kwalitatief hoogstaande zorgvoorzieningen te creëren voor kinderen, ouderen en andere afhankelijke personen, die tegen betaalbare prijzen worden aangeboden en die te combineren zijn met een voltijdse baan, om te waarborgen dat vrouwen hun carrière niet hoeven te onderbreken, beëindigen of hoeven op te geven om te zorgen voor personen die van hen afhankelijk zijn;
28. wijst erop dat deze zorgfaciliteiten voor kinderen en afhankelijke personen een belangrijke bron van werkgelegenheid kunnen zijn voor oudere vrouwen, die op dit moment tot de groepen met de laagste arbeidsparticipatie behoren;
29. verzoekt de lidstaten om te zorgen voor opleidingen en capaciteitsopbouw ten einde zorgverlening van hoge kwaliteit te waarborgen en de personeelstekorten in de witte sector (zorg en gezondheid) die zijn ontstaan door demografische tendensen, tegen te gaan;
30. moedigt de lidstaten aan om het opnemen van ouderschapsverlof ook voor grootouders mogelijk te maken, alsmede voor kinderen die de zorg voor hun ouders op zich nemen, de zorg voor afhankelijke personen te erkennen, de invoering van zorgverlof te overwegen en om aan zorgverleners diensten, opleiding en begeleiding te bieden;
31. wijst erop dat vrouwen die de pensioengerechtigde leeftijd naderen vaak ook grootouder zijn; is echter van mening dat vrouwen in deze leeftijdscategorie niet uitsluitend beschouwd moeten worden als zorgverleners; verzoekt de lidstaten daarom na te denken over mogelijkheden voor kinderopvang die grootouders in de gelegenheid stellen, indien zij dat willen, ook andere activiteiten te ondernemen;
32. moedigt de lidstaten aan om de maatschappelijke betrokkenheid en projecten voor oudere mensen waarbij meerdere generaties betrokken zijn, te stimuleren door initiatieven en regelingen te financieren;
33. verzoekt de lidstaten om maatregelen op alle niveaus te nemen, onder andere door relevante ngo's te steunen en door in te gaan op de specifieke behoeften van oudere mensen, vooral die van oudere vrouwen die alleen wonen, om hun isolement en afhankelijkheid te verkleinen en om hun gelijkheid, veiligheid en welzijn te bevorderen;
34. verzoekt de lidstaten na te denken over verschillende huisvestingsmogelijkheden en ondersteuning door vrijwilligersgroepen of maatschappelijke organisaties als een manier om het isolement van oudere vrouwen te doorbreken en om een gunstige omgeving voor de solidariteit tussen de generaties te creëren;
35. is van mening dat oudere vrouwen waardig moeten kunnen beslissen hoe zij willen leven, of zij nu kiezen voor zelfstandig wonen of voor wonen in een gezamenlijke woonvorm;
Gezondheidsvraagstukken
36. verzoekt de Commissie en de lidstaten om het genderaspect van gezondheid als een essentieel onderdeel van het EU-gezondheidsbeleid te erkennen en verzoekt derhalve de Commissie en de lidstaten om hun inspanningen te intensiveren met het oog op de opneming van een gecombineerde strategie van gender- en leeftijdsmainstreaming en specifieke gendergerelateerde maatregelen in het Europees en nationaal gezondheidsbeleid;
37. spoort de Commissie en de lidstaten aan om ook het belang van gender- en leeftijdssensitieve curatieve en palliatieve gezondheidszorg te erkennen; verzoekt de lidstaten onderzoek te doen naar gendergerelateerde ziekten en hun oorzaken, alsmede naar mogelijke preventie en behandeling van deze ziekten;
38. erkent de essentiële rol van bevolkingsonderzoek en preventieve behandeling in de gezondheidszorg en spoort de Commissie aan om de open coördinatiemethode te gebruiken om te zorgen voor gedachtewisselingen, om de harmonisatie van onderzoek in de EU te bevorderen, de beste praktijken af te bakenen en richtsnoeren vast te stellen;
39. juicht de inspanningen toe van enkele lidstaten die gratis toegang verlenen tot de preventie van gendergerelateerde ziekten en spoort de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, ertoe aan om de preventieve gezondheidszorg voor oudere vrouwen uit te breiden door bijvoorbeeld te zorgen voor toegankelijke en regelmatige mammografieën en Pap-tests, om leeftijdsgrenzen voor de toegang tot gezondheidszorg - zoals bijvoorbeeld borstkankerscreening - af te schaffen, en om mensen bewust te maken van het belang van bevolkingsonderzoek;
40. moedigt de lidstaten aan hun inspanningen verder op te voeren om in het gezondheidsbeleid een strategie voor gendermainstreaming in te voeren en om te zorgen voor gelijke toegang tot betaalbare gezondheidszorg en langdurige zorg voor vrouwen en mannen, vooral ouderen, en voor degenen die in meer dan één opzicht benadeeld zijn;
41. moedigt de Commissie en de lidstaten aan om maatregelen te ontwikkelen die een betere gezondheid en veiligheid op het werk garanderen, waardoor de inzetbaarheid en de capaciteiten van werknemers behouden blijven en gezorgd wordt voor een betere gezondheid op latere leeftijd;
42. verzoekt de Commissie en de lidstaten om alle vormen van geweld jegens oudere vrouwen tegen te gaan, te erkennen dat dit probleem wordt onderschat, maatschappelijke stereotypes te bestrijden en dienstverleners in staat te stellen rekening te houden met de bijzondere behoeften van oudere slachtoffers van geweld, ten einde volledige uitoefening van de mensenrechten te waarborgen en de gendergelijkheid te verwezenlijken, en volledig gebruik te maken van het DAPHNE-programma;
43. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB L 307 van 18.11.2008, blz. 11.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0306.
- [3] Werkdocument van de diensten van de Commissie: Verslag over de demografische ontwikkelingen 2010, Commissie, blz. 62.
- [4] Lijst van 100 ongelijkheden, Europees instituut voor gendergelijkheid.
- [5] Rapport over de voortgang van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen in 2010, Commissie, blz. 31.
- [6] "The life of women and men in Europe - A statistical portrait", Eurostat, 2008, blz. 196.
- [7] Speciale Eurobarometer 317, Discriminatie in de EU in 2009, november 2009, blz. 71.
TOELICHTING
Vrouwen maken in alle landen van de EU niet minder dan 50% van de bevolking uit en vormen aldus een belangrijk deel van de beroepsbevolking. Bovendien heeft Europa het hoogste percentage oudere vrouwen in de wereld.
Een van de doeleinden van de Europa 2020-strategie is de bestrijding van de armoede en de bevordering van de arbeidsparticipatie door het werkgelegenheidspercentage op te trekken tot 75% en de armoede met 20 miljoen personen te verlagen.
Oudere mensen maken een groot en groeiend deel uit van de Europese bevolking. Nu de Europese bevolking meer en meer vergrijst, is het een enorme uitdaging om te zorgen voor duurzame pensioenen in het licht van de lage geboortecijfers, een krimpende beroepsbevolking en een groeiend aantal gezonde en langlevende gepensioneerden. Oudere mensen vertegenwoordigen een enorm cultureel, sociaal en professioneel potentieel. Hun voortdurende bijdrage aan de maatschappij, vaak in de vorm van een onbetaalde functie, wordt te vaak over het hoofd gezien, en hun potentieel voor meer participatie en een grotere bijdrage blijft ongebruikt. Bovendien zal de babyboom-generatie van de tweede wereldoorlog de arbeidsmarkt in de komende jaren verlaten. Als we de Europa 2020-doeleinden willen halen is dit de laatste kans om hen op de arbeidsmarkt te houden. Deze generatie kent een arbeidsparticipatie van 37% en de armoede is in deze generatie het wijdst verbreid, waardoor zij over een groot potentieel beschikken om de arbeidsparticipatie van 75% te halen en om de armoede te bestrijden dankzij een hoger pensioen.
Er bestaat een wijdverbreide angst dat de oudere generaties een zware last aan het worden zijn voor jongere mensen die tot de beroepsbevolking behoren en dit zou tot spanningen tussen de generaties kunnen leiden. Een belangrijke kans om de uitdaging van de vergrijzing aan te gaan en de solidariteit tussen de generaties in stand te houden, is onder andere ervoor te zorgen dat mensen langer aan het werk blijven en zo lang mogelijk gezond, actief en zelfstandig blijven nadat ze met pensioen zijn gegaan. De solidariteit tussen de generaties staat sinds lange tijd hoog op de EU-agenda, zowel ten aanzien van de beleidsvorming als de bewustmaking.
Vrouwen op de arbeidsmarkt
Oudere vrouwen worden geconfronteerd met ten minste een tweevoudige discriminatie op de arbeidsmarkt op basis van geslacht en leeftijd, in combinatie met hun grotere kwetsbaarheid op de arbeidsmarkt die wordt veroorzaakt door voor vrouwen typische werktrajecten.
De arbeidsparticipatie van vrouwen in de leeftijd van 55 tot 64 jaar bedroeg in 2009 37,8% in vergelijking met dat van 54,8% voor mannen van dezelfde leeftijd. In 21 lidstaten is het werkloosheidspercentagecijfer hoger voor vrouwen dan voor mannen en, hoewel in 12 landen het percentage van langdurige werkloosheid voor mannen hoger ligt dan voor vrouwen, is de kans groter dat de werkloosheid onder vrouwen verborgen gaat achter de noemer 'inactiviteit' als ze getrouwd zijn of kinderen hebben. Deeltijdwerk komt onder vrouwen vier keer meer voor dan onder mannen, waarbij onder oudere vrouwelijke werknemers het hoogste percentage deeltijdwerk voorkomt, namelijk 37% tegenover 12% onder oudere mannen. Verder is de salariskloof tussen mannen en vrouwen veel hoger op latere leeftijd dan aan het begin van hun werkende leven. Dit is het gevolg van de loopbaanonderbrekingen die vrouwen moeten toepassen, voornamelijk vanwege bevallingen. Bovendien zijn er voor vrouwen in het algemeen minder leermogelijkheden, vooral voor volwassen vrouwen, waardoor het aanpassen aan de arbeidsvraag extreem moeilijk wordt. Opleiding en het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden kunnen oudere vrouwen derhalve helpen om beter aan de arbeidsmarkt deel te nemen.
Op hogere leeftijd zijn genderverschillen vooral het resultaat van de achterstand op de arbeidsmarkt die vrouwen gedurende eerdere stadia van hun levenscyclus hebben opgelopen, hetgeen leidt tot het voortduren van armoede onder werkenden, vervroegde pensionering en inactiviteit, en het voortbestaan van laaggeschoolde en laagbetaalde banen.
Vrouwen hebben vaker langzamere, kortere en/of onderbroken carrières en gemiddeld lagere inkomens dan mannen. De genderverschillen in sociale en economische positie vinden gedeeltelijk hun oorsprong in de traditionele arbeidsverdeling tussen de geslachten, waarbij vooral mannen verantwoordelijk zijn voor de broodwinning en vrouwen voor onbetaald werk binnenshuis en de zorg voor het gezin, hetgeen een enorme invloed heeft op de mogelijkheid voor mannen en vrouwen om socialezekerheidsrechten voor hun pensionering te verwerven. Vaak worden vrouwen geconfronteerd met hindernissen op de arbeidsmarkt, vooral vanwege hun vaak onbetaalde zorgverantwoordelijkheden, hetgeen ertoe leidt dat ze op het stuk van hun pensioenrechten benadeeld worden. De lagere levensinkomens van vrouwen zijn van invloed op hun pensioen in het kader van pensioenstelsels die gebaseerd zijn op individuele inkomsten en arbeidsverleden, waardoor het risico van armoede op latere leeftijd toeneemt. Bovendien hebben vrouwen een langere levensverwachting, zodat ze onder de ouderen in de meerderheid zijn. Dit heeft tot gevolg dat vrouwen vaak en steeds vaker oververtegenwoordigd onder geïsoleerde ouderen. Weduwen en eenzame oudere vrouwen in het algemeen lopen een groot risico op armoede, isolement en sociale uitsluiting.
Van leeftijdsdiscriminatie van vrouwen over de 50 op de arbeidsmarkt is vaker sprake dan in andere leeftijdsgroepen en deze kan verschillende vormen aannemen. Gebrek aan opleidingsmogelijkheden en de veroudering van vaardigheden spelen vooral een rol bij oudere vrouwen vanwege vaker voorkomende carrièreonderbrekingen in verband met verantwoordelijkheden voor het gezin en vanwege het lagere onderwijsniveau in vergelijking met dat van mannen van dezelfde leeftijd. Bovendien kunnen gezondheidsproblemen en de veroudering van hun vaardigheden ertoe leiden dat zijn niet in staat zijn de normale arbeidsuren te draaien, binnen normale arbeidsregelingen te presteren en een goede arbeidsproductiviteit te halen. Al deze factoren kunnen ouderen ertoe bewegen of ertoe dwingen om vervroegd met pensioen te gaan en inactief te worden.
Hoewel de patronen en oorzaken van genderongelijkheid op de arbeidsmarkt nauw verband houden met de fase van de levenscyclus en het belang van een levenscyclusaanpak van arbeid door de meeste EU-landen wordt erkend zijn de meeste maatregelen inzake een actief arbeidsmarktbeleid ter bevordering van de gelijkheid tussen de geslachten gericht op volwassen vrouwen en mannen, waarbij vaak geen rekening wordt gehouden met de nadelige positie van jonge en oude vrouwen ten opzichte van mannen van dezelfde leeftijd.
Hoewel de meeste lidstaten erkennen dat oudere vrouwen zich in een nadelige situatie bevinden wat betreft de arbeidsparticipatie, zijn de genomen maatregelen ten behoeve van oudere werknemers de laatste jaren over het algemeen niet expliciet toegespitst op gender of gaan zij grotendeels voorbij aan de uiteenlopende situaties van oudere mannen en vrouwen. De aanpak van actief ouder worden was tot dusver uitgebreid gericht op de inzetbaarheid van oudere werknemers, hetgeen geresulteerd heeft in een dominante rol van de hervormingen van pensioen- en sociale zekerheidsstelsels met als voornaamste doelstelling het wettelijk verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd. De meeste maatregelen zijn echter gebaseerd op het dominante mannelijke werk- en pensioentraject en zijn niet expliciet toegespitst op gender. Herhaalde carrièreonderbrekingen, deeltijdwerk, lage lonen en salarisverschillen tussen mannen en vrouwen zijn kenmerkend voor het arbeidsleven van vrouwen, zodat zij op oudere leeftijd het slachtoffer van meervoudige discriminatie kunnen worden. Op de arbeidsmarkt worden vrouwen bijvoorbeeld vaak op een veel jongere leeftijd dan mannen als 'oud' beschouwd, terwijl zorgverantwoordelijkheden hoge barrières kunnen opwerpen voor de arbeidsparticipatie van oudere vrouwen. Een systematische en allesomvattende aanpak van een actief arbeidsmarktbeleid die speciale gezondheids- en veiligheidsmaatregelen op de werkplek omvat met een expliciete strategie inzake gendermainstreaming moet dus nog ontwikkeld worden. Om de situatie en de uitdagingen beter te kunnen begrijpen en om tendensen te kunnen voorspellen dienen vergelijkbare gender- en leeftijdsspecifieke data verzameld en geanalyseerd te worden.
Hoewel pensionering de voornaamste reden is waarom oudere mannen niet meer werken, is de situatie gecompliceerder voor oudere vrouwen. Voor hen zijn persoonlijke of gezinsverantwoordelijkheden een belangrijkere beweegreden om niet meer aan het arbeidsproces deel te nemen dan pensionering.
Het beëindigen van de praktijk van gedwongen pensionering, het bieden van meer faciliteiten ter ondersteuning van de zorg, vooral voor oudere vrouwen, en het aanpakken van de negatieve beeldvorming bij bepaalde oudere werknemers over hun perspectieven op de arbeidsmarkt zouden kunnen resulteren in een aanzienlijke verhoging van de actieve participatie van oudere mensen op de arbeidsmarkt. Het is aan te nemen dat hierdoor geschikte werkgelegenheidskansen en de juiste arbeids- en werkgelegenheidsvoorwaarden worden gecreëerd om oudere werknemers aan te moedigen om langer te blijven werken.
Een interessant feit is dat landen met een hoog percentage vrouwelijke werknemers ook hogere geboortecijfers hebben, hetgeen suggereert dat het bereiken van een bevredigende balans tussen werk en privéleven voor vrouwen wellicht cruciaal is voor meer werkgelegenheid voor vrouwen en een relatief hoog vruchtbaarheidscijfer. Deeltijdwerk wordt beschouwd als een goede manier om de geleidelijke overgang van het arbeidsleven naar de pensionering te bewerkstelligen, hoewel slechts ongeveer 11% van de mannen en 38% van de vrouwen van 55 tot 64 jaar in deeltijd werken. Aldus lijkt de typische overgang nog steeds te verlopen van een voltijdse baan naar volledige pensionering.
Vrouwen als zorgverleners
Oudere vrouwen leveren een belangrijke bijdrage aan de maatschappij op verschillende manieren: ze helpen hun kinderen en kleinkinderen, maar ook hun ouders, ze zijn de voornaamste zorgverleners en werken als vrijwilligers, waarbij de zorgrol van oudere mensen echter onvoldoende gewaardeerd wordt.
De kwestie van langdurige zorg is bijzonder geschikt voor een genderaanpak, omdat in de meeste Europese landen vrouwen de meerderheid uitmaken van zowel de begunstigden (vanwege hun over het algemeen langere levensverwachting) als de zorgverleners (meestal onbetaalde en informele zorg die dikwijls gevolgen heeft voor hun levenskwaliteit). De meeste mensen die ouderen en invaliden verzorgen, zijn vrouwen en vanwege de vergrijzing van de bevolking neemt de zorglast die vrouwen moeten dragen constant toe, hetgeen van invloed is op hun levenskwaliteit. In Europa heeft een groeiend deel van de bevolking hulp nodig in het dagelijks leven, hulp die vaak door vrouwen op vrijwillige basis verstrekt wordt. In sommige gevallen kan de behoefte aan continue hulp ertoe leiden dat de verzorgers hun werk verlaten.
Daar gezinsverzorgers meestal vrouwen van over de 50 zijn, wier arbeidsparticipatie in de EU-doelstellingen nog steeds tekortschiet, zullen voor het verbeteren van hun werkgelegenheidsmogelijkheden nieuw beleid en nieuwe middelen nodig zijn om hen in staat te stellen werk en gezinsleven te combineren en de solidariteit tussen de verschillende generaties binnen families te bevorderen.
Vrouwen zijn vaak en steeds vaker oververtegenwoordigd in de groep van geïsoleerde ouderen, ten gevolge van stijgende echtscheidingspercentages en de kortere levensverwachting van mannen. Weduwen en eenzame oudere vrouwen in het algemeen lopen een hoger risico op armoede, isolement en sociale uitsluiting.
Volgens de OESO kunnen informele zorgverleners in drie categorieën verdeeld worden. De eerste categorie omvat familieleden, vrienden of vrijwilligers die geen enkele vorm van compensatie voor hun inzet ontvangen. De tweede categorie omvat informele zorgverleners die een uitkering/toelage in geld krijgen als onderdeel van uitkerings- en consumentenkeuzeprogramma's. Meestal zijn dit familieleden of vrienden. De laatste categorie omvat niet-aangemelde/illegale informele zorgverleners. Dit zijn zorgverleners die een bepaalde vorm van betaling van zorgontvangers krijgen zonder dat een arbeidsovereenkomst is afgesloten. Om te voorkomen dat oudere vrouwen in hun pensioensrechten gestraft worden voor het verlenen van onbetaalde zorg en het daarmee gepaard gaande verlaten van de arbeidsmarkt, kunnen een aantal opties worden overwogen. Aangezien de informele zorg in veel maatschappijen een belangrijke rol speelt en vooral vrouwen als zorgverleners optreden, zouden maatregelen die informele zorgverleners ondersteunen een positieve genderimpact hebben op de deelneming van vrouwen aan de arbeidsmarkt en op het combineren van werk op de arbeidsmarkt en zorgverantwoordelijkheden. Steun voor informele zorgverleners kan bestaan uit informatie en opleiding, belastingvoordelen en betalingen, bedrijfsregelingen en initiatieven van particuliere organisaties om het combineren van werk en zorgverlening te vergemakkelijken. De beleidsinitiatieven die zowel een rechtvaardige toegang tot langetermijnzorg en het werk van informele zorgverleners ondersteunen, omvatten zorgverlof, pensioenkrediet, voordelen en uitkeringen in natura en in geld en flexibele werkuren. Het aanbieden van langetermijnzorgdiensten kan vrouwen in staat stellen hun werk te behouden en heeft mogelijk een relevante genderimpact wat betreft levenskwaliteit en sociale insluiting, zowel voor de zorgverlener als de zorgontvanger. Voorts is in een paar lidstaten ouderschapsverlof ook mogelijk voor grootouders. Zulke initiatieven zijn echter nog uitzonderlijk.
Gezondheidsproblemen van oudere vrouwen
Er zijn ziekten die vrouwen meer treffen dan mannen. Bijgevolg zou een genderspecifieke aanpak moeten helpen. Er zijn een aantal gebieden die van groot voordeel kunnen zijn bij het bevorderen van genderspecifiek onderzoek waarvan de resultaten aan de gezondheid van vrouwen ten goede zouden komen. Ouder wordende vrouwen zijn vooral kwetsbaar voor leeftijdsgerelateerde ziekten, vooral borstkanker, geheugenstoornissen (bijv. dementie en Alzheimer), osteoporose en reumatoïde artritis. Volgens de WHO zal 40% van alle vrouwen van over de 50 aan ooit een breuk ten gevolge van osteoporose oplopen. Verder komen complicaties in verband met hart- en vaatziekten in combinatie met diabetes of een verhoogde bloeddruk meer voor bij vrouwen dan bij mannen.
Preventie is van cruciaal belang. In sommige lidstaten zijn reeds genderspecifieke programma's voor bevolkingsonderzoek voorhanden, maar niet overal.
Programma's voor de preventie van borstkanker zijn in sommige lidstaten gratis voor vrouwen in de leeftijd van 50 tot 69 jaar en maken deel uit van de verplichte ziektekostenverzekering. Bovendien worden in sommige lidstaten vrouwen van deze leeftijdsgroep elke twee jaar persoonlijk uitgenodigd om deel te nemen aan bevolkingsonderzoeken naar borstkanker.
De meeste beleidsmaatregelen en programma's zijn genderblind; ze zijn niet uitdrukkelijk gericht op oudere vrouwen ten doel, maar veeleer op de sociale insluiting van meer algemene 'kwetsbare groepen'.
Meervoudige discriminatie treft oudere vrouwen die niet alleen op basis van hun leeftijd, geslacht en gezondheidstoestand worden gediscrimineerd, maar ook - als ze tot de kwetsbare groepen behoren - op basis van andere zaken. Bovendien heeft de huidige economische crisis aanzienlijke consequenties voor oudere vrouwen die reeds lijden onder discriminatie vanwege gezondheids- of invaliditeitskwesties, alsmede voor hun toegang tot basisvoorzieningen, vooral gezondheidszorg en langetermijnzorg ten gevolge van de huidige en toekomstige bezuinigingen op de begroting.
Tenslotte kunnen een passende omgang met het verouderingsproces van de bevolking en de onvermijdelijke veranderingen in de maatschappij bijdragen aan een beter economisch en sociaal beleid. Het is zaak dat wij de dominante politieke retoriek inzake een vergrijzende bevolking, die wordt beschouwd als een sociale en economische last voor de maatschappij, achter ons laten. Het is van cruciaal belang om een gender- en leeftijdsdimensie toe te voegen aan alle strategieën op bestuurlijk niveau ter bevordering van actief ouder worden.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
13.7.2011 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
26 1 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Regina Bastos, Edit Bauer, Marije Cornelissen, Silvia Costa, Edite Estrela, Ilda Figueiredo, Zita Gurmai, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Nicole Kiil-Nielsen, Astrid Lulling, Barbara Matera, Angelika Niebler, Siiri Oviir, Antonyia Parvanova, Nicole Sinclaire, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Eva-Britt Svensson, Britta Thomsen, Marina Yannakoudakis, Anna Záborská |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Izaskun Bilbao Barandica, Vilija Blinkevičiūtė, Christa Klaß, Mojca Kleva, Mariya Nedelcheva, Norica Nicolai, Chrysoula Paliadeli, Antigoni Papadopoulou, Sirpa Pietikäinen |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Jacek Włosowicz |
||||