VERSLAG over de situatie van alleenstaande moeders

29.9.2011 - (2011/2049(INI))

Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
Rapporteur: Barbara Matera

Procedure : 2011/2049(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0317/2011

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de situatie van alleenstaande moeders

(2011/2049(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien artikel 14, lid 3, en de artikelen 23, 24 en 33 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gezien het Verdrag van de Verenigde Naties van 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW),

–   gezien artikel 5 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind,

–   gezien de artikelen 7, 8, 16, 17, 27 en 30 van het herzien Europees Sociaal Handvest van de Raad van Europa,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 3 oktober 2008 "Een beter evenwicht tussen werk en privéleven: meer steun voor het combineren van beroep, privéleven en gezinsleven" (COM(2008)0635),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 21 september 2010 met als titel "Strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015" (COM(2010)0491),

–   gezien het verslag van de Commissie van 3 oktober 2008 over de realisatie van de doelstellingen van Barcelona wat de opvangfaciliteiten voor kinderen onder de leerplichtige leeftijd betreft (COM(2008)0638),

–   gezien het verslag van de Commissie over gelijkheid van mannen en vrouwen - 2010 (COM(2009)0694),

–   gezien de aanbeveling van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (2008/867/EC),

–   gezien het Pact voor gendergelijkheid voor de periode 2011-2020,

–   gezien het EU-platform tegen sociale uitsluiting,

–   gezien het verslag van Eurofound van 24 maart 2010 met als titel "Tweede Europese enquête over levenskwaliteit: gezinsleven en werk",

–   gezien zijn resolutie van 22 september 2005 over vrouwen en armoede in de Europese Unie[1],

–   gezien zijn resolutie van 3 februari 2009 over de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht en solidariteit tussen de generaties[2],

–   gezien zijn resolutie van 17 juni 2010 over seksespecifieke aspecten van de economische recessie en financiële crisis[3],

–   gezien zijn resolutie van 17 juni 2010 over de evaluatie van de resultaten van de routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010 en aanbevelingen voor de toekomst[4],

–   gezien zijn resolutie van 16 februari 2011 "Naar adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels"[5],

–   gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie - 2010[6],

–   gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over armoede bij vrouwen in de Europese Unie[7],

–   gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt van 20 oktober 2010 inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie[8],

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7‑0317/2011),

Algemene situatie

A. overwegende dat het aantal tweeoudergezinnen als gevolg van de sociaal-culturele veranderingen en de toenemende arbeidsparticipatie en economische onafhankelijkheid van vrouwen afneemt en het moederschap steeds minder alleen binnen het huwelijk voorkomt; overwegende dat ongehuwde moeders in de ontwikkelde en geïndustrialiseerde landen een steeds belangrijker groep worden en dat steeds meer vrouwen bewust kiezen voor alleenstaand ouderschap;

B.  overwegende dat de klemtoon al te vaak wordt gelegd op tienerouderschap als oorzaak van alleenstaand ouderschap, waardoor een verkeerd beeld ontstaat van wie alleenstaande ouders zijn; overwegende dat ongunstige en onjuiste stereotypering het vertrouwen en het zelfbeeld van alleenstaande ouders en hun kinderen ondergraaft;

C.  overwegende dat eenoudergezinnen geen homogene groep vormen, maar dat gezinssituatie, financiële draagkracht en sociale achtergrond vaak sterk verschillen;

D.  overwegende dat er echter groepen alleenstaande vrouwen zijn die in kwetsbare omstandigheden leven, met alle mogelijke gevolgen van dien voor hun kinderen;

E.  overwegende dat alleenstaande - wettelijk of feitelijk gescheiden of ongehuwde - moeders in de ontwikkelde en geïndustrialiseerde landen een steeds belangrijker groep worden, en dat het beleid aan deze nieuwe realiteit moet worden aangepast;

F.  overwegende dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat alleenstaande moeders en hun kinderen in redelijke omstandigheden kunnen leven;

G.  overwegende dat het overheidsbeleid in veel lidstaten nog niet is aangepast aan de diverse gezinsvormen en -situaties, en dat alleenstaande ouders nog steeds sociaal en economisch worden benadeeld;

H.  overwegende dat de keuze voor het ongehuwd moederschap in veel samenlevingen niet als minder of slechter wordt beschouwd, hetgeen wel het geval is in samenlevingen die om uiteenlopende redenen een meer patriarchale inslag hebben;

I.   overwegende dat de overgrote meerderheid van de alleenstaande ouders in Europa vrouwen zijn; overwegende dat 85% van de alleenstaande ouders vrouwen in de leeftijd tussen 25 en 64 zijn, hetgeen betekent dat 5% van de vrouwelijke bevolking alleenstaande moeder is; overwegende dat dit percentage in sommige lidstaten oploopt tot 6 à 7,5% (Tsjechische Republiek, Polen , Hongarije en Slovenië) of zelfs 9% (Estland, Letland);

J.   overwegende dat de houding en het beleid ten aanzien van alleenstaande moeders in de verschillende regio's van Europa sterk uiteenlopen, waardoor een geografisch onevenwicht ontstaat waarbij noordelijke regio's beschikken over sterkere socialezekerheidsstelsels, zuidelijke regio's rekenen op de steun van de uitgebreide familie en oostelijke regio's een combinatie van beide vormen;

K.  overwegende dat de situatie van alleenstaande moeders en het soort bijstand dat zij ontvangen, met inbegrip van gezondheidsdiensten voor henzelf en hun kinderen, verschilt naar gelang van het toegepaste overheidsbeleid en naar gelang van hun wettelijke status (gescheiden, feitelijk gescheiden, ongehuwd of weduwe);

L.  overwegende dat alleenstaande moeders vaak hun opleiding onderbreken en door de opvoeding van hun kinderen te weinig tijd en middelen overhouden om zich verder in een beroep te bekwamen, waardoor zij een hoger risico lopen op sociale uitsluiting en armoede,

M. overwegende dat onderwijs en voorlichting van vrouwen en vooral jonge meisjes over hun seksuele en reproductieve rechten van essentieel belang zijn om ongewenste zwangerschappen te voorkomen;

N. overwegende dat vrouwen die hun partner hebben verloren door geweld, met inbegrip van partnergeweld, terrorisme en georganiseerde misdaad, kwetsbaarder zijn voor sociaal isolement en bijzondere aandacht nodig hebben om hun re-integratie in de maatschappij te bevorderen en hen te ondersteunen in hun ouderrol, in het belang van het kind;

O. overwegende dat de bevoegde autoriteiten op Europees niveau over de nodige instrumenten en programma's beschikken om deze bevolkingsgroepen te ondersteunen;

P.  overwegende dat talrijke factoren bepalen hoe een kind zich in een eenoudergezin ontwikkelt, dat de meeste kinderen die door een alleenstaande ouder worden opgevoed goed terecht komen, en dat hoe kinderen het er in het leven vanaf brengen afhankelijk is van veel meer factoren dan alleen het type gezin;

Q. overwegende dat besluiten inzake gezinsbeleid de behoeften en belangen van het kind voorop moeten stellen, en ervoor moeten zorgen dat kinderen zich goed kunnen ontwikkelen;

Arbeidssituatie van alleenstaande moeders

R.  overwegende dat 69% van de alleenstaande moeders een baan hebben, en dat in 2001 gemiddeld 18% van de alleenstaande moeders deeltijds werkten;

S.  overwegende dat de keuze voor deeltijdwerk en de beperkte arbeidsparticipatie van alleenstaande moeders vaak niet vrijwillig is, maar wordt ingegeven door familiale overwegingen;

T.  overwegende dat de arbeidsparticipatie van moeders, en met name alleenstaande moeders, verbetert wanneer wordt gezorgd voor goede kinderopvangdiensten, maar dat aanvullend ook andere maatregelen nodig zijn, zoals moederschapsverlof en flexibele werktijdregelingen, die arbeidsparticipatie aanmoedigen en tegelijkertijd het welzijn van moeder en kind bevorderen;

U. overwegende dat mannen met kinderen doorgaans meer werken dan mannen zonder kinderen, terwijl dit bij vrouwen net omgekeerd is; overwegende dat de genderloonkloof, die in de EU gemiddeld 18% bedraagt, toeneemt wanneer vrouwen moeder worden en ook na de pensionering blijft bestaan;

Risico op armoede en sociale uitsluiting

V.  overwegende dat eenoudergezinnen kwetsbaarder zijn voor armoede en de reproductie van armoede dan tweeoudergezinnen; overwegende dat volgens de meest recente beschikbare gegevens in 2006 32% van de eenoudergezinnen in de EU-25 door armoede werden bedreigd, terwijl dat cijfer bij tweeoudergezinnen met kinderen slechts 12% bedroeg;

W. overwegende dat vrouwen meer dan mannen een risico op financiële onzekerheid en armoede lopen als gevolg van de situatie op de arbeidsmarkt, omdat vrouwen vaker werkloos zijn, minder loon ontvangen en vaker deeltijdse of laaggeschoolde banen hebben, met name wanneer het gaat om alleenstaande moeders die niet over een eigen inkomen beschikken;

X.  overwegende dat het armoederisico van kinderen uit eenoudergezinnen met 19% hoger ligt dan het gemiddelde van de bevolking, en dat de beschikbaarheid van kinderopvangdiensten helpt om armoede - ook bij kinderen - te bestrijden en sociale insluiting te bevorderen;

Combinatie van gezin en beroepsleven

Y.  overwegende dat werklast en carrièremogelijkheden het grootst zijn tussen 25 en 40 jaar, wanneer de kinderen nog klein zijn en meer zorg en tijd van de ouders vergen; overwegende dat er een gebrek is aan kwaliteitsvolle, betaalbare voorzieningen voor kinderopvang en dat de openingstijden van crèches en scholen vaak niet afgestemd zijn op de werktijden, hetgeen de grootste hinderpaal vormt om gezin en beroepsleven te combineren;

Z.  overwegende dat alleenstaande ouders dubbel zoveel moeilijkheden ondervinden als tweeoudergezinnen, omdat zij de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse zorg niet kunnen delen;

AA. overwegende dat goede en betaalbare kinderopvang van cruciaal belang is voor alleenstaande moeders en hun kinderen, met name in de leeftijd van 0 tot 2 jaar; overwegende dat het gebruik van kinderopvangdiensten in de leeftijd van 0 tot 2 jaar varieert van 73% in Denemarken tot slechts 2% in de Tsjechische Republiek of Polen, en dat slechts enkele lidstaten (Denemarken, Nederland, Zweden, België, Spanje, Portugal en het VK) reeds voldoen aan de doelstellingen van Barcelona (kinderopvang voor 33% van de kinderen jonger dan 3 jaar);

AB. overwegende dat alle vrouwen, met inbegrip van alleenstaande moeders, een plaats moeten kunnen vinden op de arbeidsmarkt, aangezien dit de enige manier is om uit een situatie van kwetsbaarheid en armoede op te klimmen; overwegende dat de overheidsinstanties hiervoor alle mogelijke inspanningen moeten doen;

Algemene situatie

1.  vraagt meer aandacht voor de situatie van alleenstaande moeders; moedigt de lidstaten aan om overheidsbeleid vast te stellen op het gebied van onderwijs, zorgaanbod, volksgezondheid, werkgelegenheid, sociale zekerheid en huisvesting, om tegemoet te komen aan de behoeften van eenoudergezinnen, met name rekening houdend met de situatie van alleenstaande moeders;

2.  verzoekt de Commissie en de lidstaten het werk van alle organisaties en informele netwerken die zich inzetten voor alleenstaande moeders te bevorderen, met name in landen waar weinig of geen specifieke steun voor eenoudergezinnen bestaat; meent dat deze ondersteuning de overheidssteun ter bescherming van alleenstaande moeders in de lidstaten niet kan vervangen, omdat er gezien de geografische en culturele verschillen tussen de lidstaten wat de overheidssteun voor alleenstaande moeders betreft geen pasklaar model voor iedereen bestaat; verzoekt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten om hiervoor steunprogramma's op te zetten;

3.  steunt het werk van en de uitwisseling van beste praktijken tussen alle organisaties en informele netwerken die zich inzetten voor alleenstaande moeders, met name in landen waar weinig of geen specifieke steun voor eenoudergezinnen bestaat; moedigt alle initiatieven aan die alleenstaande moeders kunnen helpen; meent dat deze inspanningen erop gericht moeten zijn de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van alleenstaande moeders te versterken, hun gevoelens van passiviteit en isolement te verminderen, hun sociale weerbaarheid en hun vaardigheden als ouder te verbeteren, en hun betere toegang te geven tot informatie over hun rechten en mogelijkheden op de arbeidsmarkt;

4   pleit voor meer gendergerichte strategieën, die een beter inzicht kunnen bieden in het verband tussen gender en armoede, en voor investeringen in projecten ten behoeve van eenoudergezinnen;

5.  verzoekt de lidstaten verenigingen die zich inzetten voor alleenstaande moeders aan te moedigen om opleidingen te organiseren teneinde de kansen van alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt te verbeteren en hun zelfbewustzijn te bevorderen; verzoekt de lidstaten in dit verband steun te geven aan de oprichting van gezinscentra waar alleenstaande moeders tijdelijk onderdak kunnen vinden en terecht kunnen voor advies en opleiding; moedigt de overheidsdiensten in de lidstaten aan specifieke opleidingsprogramma's voor alleenstaande moeders op te zetten met het oog op hun integratie in de arbeidsmarkt, en hiervoor samen te werken met verenigingen die op dit gebied actief zijn;

6.  pleit voor de ontwikkeling van interpersoonlijke internet-chatforums, blogs en telefonische hulplijnen die specifiek gericht zijn op alleenstaande moeders, om hun isolement te doorbreken en hen de mogelijkheid te bieden advies, informatie en beste praktijken uit te wisselen, uitgaande van hun individuele behoeften; pleit tevens voor het creëren van telefonische hulplijnen of gratis nummers die hen in staat stellen gemakkelijker contact op te nemen met de sociale diensten;

7.  roept de lidstaten op een gemeenschappelijk beleid uit te stippelen op basis van de uitwisseling van beste praktijken in Europa;

8.  pleit voor het opzetten van steunmaatregelen, met inbegrip van cursussen om alleenstaande moeders bij te staan met advies over hoe zij het best omgaan met de moeilijke taak om als alleenstaande ouder een kind op te voeden en het een evenwichtig levensritme te geven;

9.  verzoekt de bevoegde autoriteiten in de lidstaten te ijveren voor het opzetten van ouderschapscursussen om jonge, alleenstaande ouders zonder financiële middelen voor te bereiden en hen te leren hoe zij beter kunnen omgaan met de taak een kind op te voeden;

10. verzoekt de lidstaten om de nationale organisaties voor gelijke kansen een grotere rol te geven in de bestrijding van discriminerende praktijken tegen alleenstaande moeders op de werkplek;

11. verzoekt de lidstaten steun te verlenen voor huisvesting en te zorgen voor tijdelijke woonoplossingen, met name voor alleenstaande moeders die wegens hun leeftijd niet meer in aanmerking komen voor pleegzorg;

12. verzoekt de Commissie en de lidstaten rekening te houden met de specifieke situatie van alleenstaande moeders in de verschillende Europese landen en bijzondere steun te verlenen aan alleenstaande moeders die tot de meest kwetsbare bevolkingsgroepen behoren;

Arbeidssituatie van alleenstaande moeders

13. onderstreept de noodzaak om alleenstaande moeders (hetzij ongehuwd, weduwe of gescheiden) via financiering uit het Europees Sociaal Fonds of door de lidstaten toegang te geven tot scholing, beroepsopleidingscursussen en specifieke beurzen; onderstreept in het bijzonder het belang om zwangere jonge vrouwen aan te moedigen hun studies verder te zetten, zodat zij een diploma kunnen behalen en hun kansen op behoorlijke werkomstandigheden, een goed loon en financiële onafhankelijkheid kunnen verbeteren, hetgeen de enige manier is om uit de armoede op te klimmen;

14. verzoekt de Europese Commissie om programma's zoals Progress en Equal voor het volgende meerjarig financieel kader verder uit te bouwen, en tegelijkertijd werk te maken van bewustmakingsacties om de participatie van bepaalde economisch kwetsbare groepen zoals alleenstaande moeders te verbeteren en een grotere betrokkenheid van deze groepen aan te moedigen;

15. verzoekt de lidstaten de verborgen werkloosheid bij alleenstaande moeders zorgvuldig te analyseren en de nodige stappen te ondernemen om dit probleem aan te pakken;

16. onderstreept dat moet worden gezorgd voor voldoende betaalbare kwaliteitsdiensten voor de opvang van kinderen en andere zorgafhankelijke personen, met openingstijden die compatibel zijn met een voltijdbaan, en dat alleenstaande moeders met voorrang toegang tot deze voorzieningen moeten krijgen; meent voorts dat de opleidingskansen en de mogelijkheden om werk te zoeken voor alleenstaande moeders aanzienlijk moeten worden verbeterd en hun kansen om actief te blijven op de arbeidsmarkt moeten worden verbeterd; steunt de oprichting van bedrijfscrèches met flexibele openingstijden; dringt erop aan dat de lidstaten de toegang tot kinderopvangdiensten verzekeren en streven naar kinderopvang voor 50% van de kinderen in de leeftijd van 0-3 jaar en 100% van de kinderen in de leeftijd van 3-6 jaar;

17. wijst erop dat de lidstaten meer maatregelen moeten treffen om de arbeidsparticipatie van moeders te verbeteren, omdat dit de meest doeltreffende manier is om hun inkomen te verhogen en aldus het risico op armoede en sociale uitsluiting voor alleenstaande moeders te beperken;

18. onderstreept het belang van een werkgelegenheidsbeleid dat de aanwerving van alleenstaande moeders aanmoedigt en ongerechtvaardigde ontslagen voorkomt;

19. moedigt de lidstaten aan om belastingvoordelen en aanmoedigingssteun te verlenen aan bedrijven die alleenstaande ouders in dienst nemen en/of ter plaatse kinderopvangdiensten voor hun personeel creëren en organiseren;

Risico op armoede en sociale uitsluiting

20. moedigt de lidstaten aan om beste praktijken uit te wisselen met betrekking tot de ondersteuning van eenoudergezinnen, met name in de context van de financiële crisis, die de situatie voor alleenstaande ouders nog bemoeilijkt;

21. verzoekt de lidstaten om in samenwerking met het Europees Instituut voor gendergelijkheid de specifieke behoeften van alleenstaande moeders nader te onderzoeken, informatie daarover te verzamelen en te analyseren, en concrete maatregelen te nemen om deze kwesties aan te pakken en beste praktijken uit te wisselen om de bestaande regelingen te verbeteren;

22. verzoekt de lidstaten acties en maatregelen vast te stellen om alleenstaande moeders tegen de voortdurende dreiging van armoede en sociale uitsluiting te beschermen;

23. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat alleenstaande moeders aanspraak kunnen maken op huisvestingssteun en dat zij voorrang krijgen bij wachtlijsten voor huurwoningen;

24. verzoekt de lidstaten om gelijke behandeling te waarborgen en een goede levenskwaliteit te verzekeren voor alle kinderen, ongeacht de burgerlijke staat van hun ouders of de gezinsstructuur, door algemene toelagen te verstrekken, zodat de armoede niet wordt doorgegeven aan het kind;

25. verzoekt de lidstaten maatregelen te nemen om discriminatie van alleenstaande moeders en hun kinderen te bestrijden, en verwelkomt dan ook programma's voor overheidssteun en beurzen voor kinderen uit eenoudergezinnen;

26. moedigt de lidstaten aan om financiële steunmaatregelen te nemen ten behoeve van eenoudergezinnen, in de vorm van eenoudersubsidie, belastingvermindering voor eenoudergezinnen of andere belastingmaatregelen voor alleenstaande ouders in overeenstemming met hun nationale wetgeving, alsook opleidingssteun voor alleenstaande mantelzorgers;

27. verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat toelagen (kinderalimentatie) van ouders zonder voogdij regelmatig worden betaald;

28. verzoekt de lidstaten om bij de herziening van hun pensioenstelsels rekening te houden met de genderdimensie, inzonderheid de situatie van alleenstaande moeders;

Combinatie van gezin en beroepsleven

29. onderstreept dat de lidstaten en openbare en particuliere organisaties voorrang moeten geven aan een beter evenwicht tussen beroep en gezin door te zorgen voor gezinsvriendelijker arbeidsvoorwaarden zoals flexibele arbeidstijden en telewerk, en door het uitbouwen van voorzieningen voor kinderen, crèches, enz.;

30. wijst erop dat voor een beter evenwicht tussen werk en gezin voor alleenstaande moeders een grotere betrokkenheid van de vaders noodzakelijk is; constateert in dit verband dat co‑ouderschap in bepaalde lidstaten nauwelijks bestaat;

31. vraagt dat alle maatregelen en acties ten behoeve van alleenstaande moeders in overeenstemming met het beginsel van gelijke behandeling ook toegankelijk zijn voor alleenstaande vaders;

32. verzoekt de Commissie en de lidstaten om op EU-niveau vergelijkende gegevens te verzamelen over deze kwestie en over de heersende trends, ook met het oog op een vergelijkende studie van socialezekerheidsregelingen en -stelsels;

33. meent dat degenen die hun tijd en vaardigheden gebruiken voor de opvang en opvoeding van kinderen of de verzorging van ouderen, door de maatschappij erkend moeten worden en dat dit kan worden bewerkstelligd door deze mensen eigen rechten toe te kennen, met name wat betreft sociale zekerheid en pensioen;

34. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

Alleenstaande moeders worden als bevolkingsgroep vaak over het hoofd gezien, omdat er niet onmiddellijk een gezicht op te plakken is. Alleenstaande moeders zijn er van alle leeftijden en uit alle sociaaleconomische milieus. Er is echter geen duidelijk zichtbare lobby die voor de belangen van alle alleenstaande moeders kan ijveren, omdat beleidsmaatregelen voor elke moeder andere gevolgen hebben. De perceptie en het beleid ten aanzien van alleenstaande moeders in Europa verschilt afhankelijk van de geografische streek. In de zuidelijke, Mediterrane landen (Italië, Portugal, Spanje, Griekenland) wordt er in het algemeen van uitgegaan dat de uitgebreide familie vrijwillig zal bijdragen in de opvoeding van de kinderen van alleenstaande ouders, zonder daarvoor te worden vergoed. In de noordelijke en Scandinavische landen (Frankrijk, Zweden, Duitsland, Denemarken) zijn er overheidsregelingen waarbij alleenstaande moeders financiële en sociale ondersteuning krijgen. In de Oost-Europese lidstaten is er een mix van maatregelen, sommige gebaseerd op de sterke gezinswaarden van de communistische regimes en andere met een combinatie van de maatregelen die in Noord- en Zuid-Europa worden toegepast. De geografische verschillen en het verschil in leeftijd en sociaaleconomische achtergrond maken het voor alleenstaande moeders al moeilijk om zich te organiseren en voor hun belangen te ijveren. Door het stigma dat voor velen met alleenstaand moederschap verbonden is - namelijk dat het een tijdelijke situatie is die verandert wanneer de alleenstaande een nieuwe partner vindt - maakt het nog moeilijker om een alleenstaande moeder te zijn in Europa.

Momenteel is vijf procent van de Europese vrouwen alleenstaande moeder. Bij alleenstaand moederschap wordt vaak ten onrechte alleen gedacht aan onverantwoordelijke tieners. In werkelijkheid zijn echter 85% van de alleenstaande ouders in Europa alleenstaande vrouwen tussen 25 en 64. De negatieve gevolgen van de economische crisis zijn in heel Europa voelbaar, maar vrouwen zijn bijzonder zwaar getroffen. Dat geldt met name voor de grote meerderheid van alleenstaande moeders in de belangrijkste arbeidsleeftijd (25-40).

Europese vrouwen hebben niet alleen te lijden onder de loonverschillen tussen mannen en vrouwen, maar moeten bovendien de moeilijke afweging maken tussen schulden aangaan en zorgen voor hun kinderen. Kinderen uit eenoudergezinnen worden niet alleen getroffen door de hoge werkloosheid onder alleenstaande moeders, maar ook door het cyclische karakter van de armoede. Deze kinderen hebben minder slaagkansen in het onderwijs, en hebben dus minder mogelijkheden om zelf toegang tot een bevredigende positie op de arbeidsmarkt te vinden.

De gezondheidssituatie van alleenstaande moeders is statistisch gezien ook minder goed dan die van moeders in tweeoudergezinnen. Alleenstaande moeders zijn meer blootgesteld aan stress, omdat zij de taken die normaal door beide ouders worden verricht in hun eentje moeten klaren. Vaak kunnen zij zich geen afdoende medische hulp veroorloven en krijgen zij onvoldoende rust.

Statistisch gezien zijn alleenstaande moeders in Europa minder hoog opgeleid dan gehuwde moeders. Dit is een erg groot nadeel voor jonge, laagopgeleide alleenstaande moeders, omdat zij zonder opleiding weinig kans maken op de arbeidsmarkt en bij gebrek aan praktische arbeidservaring ook later in hun leven moeilijk een passende baan vinden. Bovendien gaat het bij de beschikbare banen voor alleenstaande moeders vaak om deeltijds of onderbetaald werk, waardoor zij hun kinderen geen evenwichtige levensstijl kunnen bieden en ook niet hogerop geraken in de beroepswereld.

Bestrijding van de ongelijkheden waarmee alleenstaande moeders in Europa worden geconfronteerd

Dit verslag moet de lidstaten aanzetten om de kwestie van alleenstaand moederschap aan te pakken door te investeren en onderzoek op dit gebied te bevorderen. Het onlangs opgerichte Instituut voor gendergelijkheid in Vilnius kan hiertoe een nuttige bijdrage leveren. Daarnaast zouden de lidstaten op basis van de bevindingen uit eigen onderzoek de dialoog moeten aangaan met andere lidstaten, teneinde beste praktijken en oplossingen uit te wisselen.

Nationale beleidsmaatregelen die indirecte steun verlenen via de aankoop van voedsel moeten worden aangemoedigd. Voedingsbonnen zijn een mogelijkheid voor de lidstaten om het cyclische karakter van de armoede te bestrijden door alleenstaande moeders financieel te ondersteunen.

Belastingvoordelen voor alleenstaande ouders zoals de bestaande regelingen in Oostenrijk, België, Nederland en het VK zijn een andere mogelijkheid.

Alleenstaande moeders en hun kinderen moeten toegang krijgen tot goedkope gezondheidszorg, om het ontbreken van een tweede kostwinner te compenseren. Europese steun voor lidstaten die gezondheidszorg garanderen voor moeders en kinderen met een inkomen onder het nationale minimum zou een positieve maatregel zijn.

Europa zou belastingvoordelen en aanmoedigingssteun moeten verlenen aan bedrijven die voorzien in kinderopvang ter plaatse, waardoor alleenstaande moeders kunnen werken terwijl hun kinderen worden verzorgd en begeleid. Ook moeten voordelen worden toegekend aan bedrijven die opleidingscursussen organiseren om alleenstaande moeders te helpen bij de moeilijke taak om moederschap en beroep te combineren. Een voorbeeld van een dergelijke beleidsmaatregel, die ook in andere lidstaten kan worden toegepast, is de Nederlandse regeling waarbij een aantal kinderopvangvoorzieningen voor alleenstaande moeders gratis is.

Alleenstaande vrouwen zouden op lokaal, nationaal en EU-niveau flexibele arbeidsmogelijkheden zoals deeltijdwerk, telewerken en e-werk moeten krijgen, zodat zij privéleven en beroep beter kunnen combineren.

Alleenstaande moeders moeten ook gemakkelijker toegang krijgen tot betaalbare woningen.

De werkloosheidsuitkeringen van alleenstaande moeders moeten worden verhoogd voor elk kind waarvoor zij de zorg op zich nemen. De lidstaten kunnen hierbij een voorbeeld nemen aan Duitsland, waar de werkloosheidsuitkering van alleenstaande moeders met kinderen ten laste wordt verhoogd.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

15.9.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

26

0

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Edit Bauer, Andrea Češková, Tadeusz Cymański, Edite Estrela, Ilda Figueiredo, Iratxe García Pérez, Zita Gurmai, Mary Honeyball, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Nicole Kiil-Nielsen, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Constance Le Grip, Barbara Matera, Elisabeth Morin-Chartier, Siiri Oviir, Antonyia Parvanova, Raül Romeva i Rueda, Britta Thomsen, Marina Yannakoudakis, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Izaskun Bilbao Barandica, Jill Evans, Christa Klaß, Kartika Tamara Liotard, Mariya Nedelcheva, Katarína Neveďalová, Norica Nicolai, Antigoni Papadopoulou, Joanna Senyszyn