Verslag over de staat van de uitvoering van de EU-strategie voor Centraal-Azië

11.10.2011 - (2011/2008(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Nicole Kiil-Nielsen

Procedure : 2011/2008(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0338/2011

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de staat van de uitvoering van de EU-strategie voor Centraal-Azië

(2011/2008(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 21,

–   gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten (PSO's) tussen de EU en Oezbekistan, de Kirgizische Republiek, Kazachstan en Tadzjikistan, de interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap en Turkmenistan en de PSO tussen de EU en Turkmenistan, die op 25 mei 1998 werd ondertekend maar nog niet is geratificeerd,

–   gezien de EU-strategie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië, die op 21 en 22 juni 2007 werd aangenomen door de Europese Raad[1], en de gezamenlijke voortgangsverslagen van de Commissie en de Raad van 24 juni 2008[2] en 28 juni 2010[3],

–   gezien zijn vorige resoluties over Centraal-Azië, met name die van 20 februari 2008 over een EU-strategie voor Centraal-Azië[4], van 6 mei 2010[5] en 8 juli 2010[6] over de situatie in Kirgizië, van 11 november 2010 over versterking van de OVSE – een rol voor de EU[7], van 25 november 2010 over een nieuwe energiestrategie voor Europa 2011-2020[8], van 16 december 2010 over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2009 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie[9], en van 7 juli 2011 over het externe beleid van de EU ter bevordering van democratie[10];

–   gezien het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten, dat in 2003 werd gelanceerd ter bevordering van de mensenrechten en ter ondersteuning van strafrechthervorming, democratie, behoorlijk bestuur, vrijheid van de media, de rechtsstaat, beveiligingsstructuren (politie/strijdkrachten) en conflictpreventie, en het daaropvolgende Europese instrument voor democratie en mensenrechten (Verordening (EG) nr. 1889/2006)[11];

–   gezien de tweejaarlijkse ministeriële vergaderingen tussen de EU en Centraal-Azië die plaatsvinden sinds 2007, en de in 2008 en 2009 gehouden ministeriële conferenties tussen de EU en Centraal-Azië over beveiligingskwesties,

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie internationale handel (A7‑0338/2011),

A. overwegende dat bescherming van de mensenrechten, bepaling en tenuitvoerlegging van democratische waarden en instellingen, rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden, alsook behoorlijk bestuur en krachtige maatschappelijke organisaties voorwaarden zijn voor de duurzame ontwikkeling van landen;

B.  overwegende dat er in Centraal-Aziatische landen sprake is van grote tekortkomingen op het gebied van democratie, mensenrechten, rechtsstaat en fundamentele vrijheden;

C. overwegende dat meer samenwerking tussen de EU en de vijf landen van Centraal-Azië van wederzijds strategisch belang is om de politieke, maatschappelijke en economische betrekkingen te diversifiëren en te verdiepen en om ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden die door de partnerschapsovereenkomsten worden geboden;

D. overwegende dat Centraal-Azië voor de Europese Unie van aanzienlijk belang is voor wat betreft handelspotentieel en energiezekerheid en overwegende dat de regio is getroffen door de recente wereldwijde financiële en economische crisis;

E.  overwegende dat sommige lidstaten sterke bilaterale betrekkingen onderhouden met de Centraal-Aziatische staten die belangrijke investerings- en handelsbronnen zijn en overwegende dat een harmonieuze en coherente aanpak door de EU in de regio van groot belang is om misverstanden, dubbel werk en met name het afgeven van verkeerde signalen te voorkomen;

F.  overwegende dat een aantal Centraal-Aziatische de eerste stappen heeft gezet op de lange weg naar democratisering, in het kader waarvan aanhoudende en oprechte initiatieven op het gebied van bestuur en regionale samenwerking noodzakelijke voorwaarden zijn om de hardnekkige gebreken te corrigeren die hen tot dusverre hebben belet hun politieke, maatschappelijke en economische ontwikkelingsmogelijkheden ten volle te verwezenlijken;

G. overwegende dat het MKB het toonbeeld van ondernemerschap en vrijemarktgeest is en een drijvende kracht vormt bij de totstandbrenging van democratieën;

H. overwegende dat het gebrek aan wederzijds vertrouwen de spanningen over de verdeling van de natuurlijke rijkdommen verergert, regionale samenwerking ondermijnt en het risico op confrontatie vergroot; overwegende echter dat de problemen met betrekking tot de beschikbaarheid van water eerder voortkomen uit wanbeheer en verspilling dan uit een kwantitatief tekort;

I.   overwegende dat de EU en de Centraal-Aziatische landen een gezamenlijk belang hebben bij de diversificatie van de exportroutes en bij samenwerking op het gebied van energie en milieuduurzaamheid;

J.   overwegende dat de bezorgdheid over veiligheid en stabiliteit in de regio niet alleen de staatsveiligheid dient te omvatten, maar eveneens de veiligheid van de bevolking, onder meer door eerbiediging van de mensenrechten, middelen van bestaan, milieu en toegang tot openbare basisdiensten;

Betrokkenheid van de EU

1.  wijst op het grote politieke en economische belang dat de EU heeft bij het uitbouwen van haar bi- en multilaterale betrekkingen met Centraal-Aziatische landen in alle samenwerkingssectoren, zoals stabiliteit, veiligheid en duurzame ontwikkeling van de regio, economische en handelsbetrekkingen, energie- en vervoersverbindingen, intensivering van de dialoog over universele waarden zoals democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat, en gezamenlijke problemen en gevaren, o.m. grensbeheer en bestrijding van illegale handel in verdovende middelen en mensen;

2.  wijst erop dat de EU-strategie voor Centraal Azië zeven prioriteiten aanwijst, maar slechts in zeer beperkte middelen voorziet; stelt derhalve vast dat de EU-hulpfondsen te beperkt zijn om de EU op alle beleidsterreinen invloed te kunnen laten uitoefenen; dringt erop aan dat de EU een collectieve visie ontwikkelt en haar prioriteiten beter bepaalt en omschrijft; wijst erop dat ontwikkelingssamenwerking met de Centraal-Aziatische staten alleen tot resultaat kan leiden wanneer deze staten de internationale normen inzake democratie, bestuur, rechtsstaat en mensenrechten in acht nemen; herinnert er tevens aan dat de ontwikkelingssamenwerking van de EU niet ondergeschikt gemaakt moet worden aan economische, energie- of veiligheidsbelangen;

3.  is van oordeel dat de EU een hoog niveau van betrokkenheid bij Centraal-Azië moet handhaven en haar strategieën moet afstemmen op de vorderingen van de staten in de regio; wijst erop dat het niveau en de aard van de betrokkenheid van de EU gedifferentieerd en voorwaardelijk moeten zijn, en moeten afhangen van meetbare vorderingen op het gebied van democratisering, mensenrechten, behoorlijk bestuur, duurzame sociaal-economische ontwikkeling, rechtsstaat en bestrijding van corruptie, en dat waar nodig bijstand moet worden geboden om deze vooruitgang te stimuleren langs lijnen die vergelijkbaar zijn met de beginselen van het EU-nabuurschapsbeleid (d.w.z. "meer voor meer");

4.  onderstreept dat het van belang is dat de EU haar veiligheids- en stabiliteitsconcept nader toelicht en bevordert, mocht dit van hun concept afwijken; onderstreept dat het de plicht van de EU is om kritiek te leveren op regeringen die de fundamentele rechten van hun burgers uit naam van de nationale veiligheid met voeten treden;

5.  is van mening dat de toekomstige EU-strategie voor Centraal-Azië lessen moet trekken uit de hervorming van het Europese nabuurschapsbeleid door differentiatie, persoonlijk contact en meer aandacht voor democratie en mensenrechten, en tevens rekening moet houden met de bredere geopolitieke context;

6.  erkent het belang van de aanhoudende werkzaamheden van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor het waarborgen van een hoogwaardige politieke dialoog met de Centraal-Aziatische staten; herinnert eraan dat dit mandaat eveneens voorziet in betrokkenheid bij maatschappelijke organisaties ter plaatse en dat dit noodzakelijk is voor een grotere zichtbaarheid van de EU; dringt erop aan dat de politieke dialoog gebaseerd is op een beoordeling van de naleving van de verplichtingen van de Centraal-Aziatische staten als leden van de OVSE;

7.  is van mening dat in het kader van de herziening van de strategie ten aanzien van Centraal-Azië rekening moet worden gehouden met de noodzaak de doelen ervan te schragen met voldoende financiële middelen en adequate distributiepatronen op te zetten waarin de werkelijke situatie in ieder land van de regio doorklinkt; is van oordeel dat in het licht van de financiële beperkingen speciale aandacht dient te worden besteed aan de middellange en lange termijnprogramma's die de meest ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de ontwikkeling van de regio, met name jeugd en onderwijs, technische hulp voor de economische ontwikkeling en bevordering van het midden- en kleinbedrijf, alsook een gegarandeerde watervoorziening en de bestrijding van de illegale drugshandel;

8.  verzoekt de Commissie om haar normatieve, technische en op belangen gebaseerde agenda's voor Centraal-Azië zichtbaar te integreren of in ieder geval op elkaar af te stemmen; wijst tevens op de in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgelegde verplichtingen betreffende een coherent ontwikkelingsbeleid;

9.  wijst erop dat de tenuitvoerlegging van de strategie verbeterd kan worden door intensievere interne EU-coördinatie en intensievere contacten met andere internationale donoren en regionale belanghebbenden;

10. stelt voor de regionale benadering te stroomlijnen via betrekkingen met China en Rusland, de belangrijkste economische actoren in de regio; is van oordeel dat de aanpak van de kwestie fossiele brandstoffen gekoppeld moet worden aan EU-programmering in de Kaukasus en de Zwarte Zeeregio, en met Turkije;

11. roept de Commissie op zich strikt te houden aan het onderscheid tussen programma's en activiteiten die in aanmerking komen voor financiering in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en de programma's en activiteiten die met andere instrumenten, zoals het instrument voor stabiliteit of het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR), worden gefinancierd, in het bijzonder wat de grensbewaking, de strijd tegen georganiseerde criminaliteit, een betere toepassing van het recht en bescherming van de mensenrechten betreft;

12. wijst op de aanhoudende noodzaak van een regelmatige dialoog over de mensenrechten met alle vijf de landen, betreurt dat de vorderingen in de praktijk in het algemeen gering zijn en dat er in sommige gevallen zelfs sprake is van achteruitgang; is van oordeel dat het feit dat er een mensenrechtendialoog plaatsvindt niet mag worden gebruikt als een excuus voor het veronachtzamen van aan mensenrechten gerelateerde kwesties op andere samenwerkingsgebieden of voor het afzien van verdere maatregelen; dringt erop aan dat NGO'S en belanghebbende maatschappelijke organisaties stelselmatig worden betrokken bij de voorbereiding van deze dialogen en dat de uitkomst van deze dialogen openbaar wordt gemaakt, zodat hun doeltreffendheid en de inzet van de partijen kunnen worden beoordeeld;

13. herhaalt hoe belangrijk het is om landen met een middelgroot inkomen zoals de Centraal-Aziatische landen, ook te betrekken bij het algemene ontwikkelingsbeleid van de EU en bij de inspanningen om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) te halen, aangezien de aandacht bij ontwikkeling vaak uitgaat naar de minst ontwikkelde landen, waarbij de Centraal-Aziatische regio wordt verwaarloosd, vooral nu sprake is van bezuinigingen op ontwikkelingshulp als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis;

14. is van oordeel dat de EU gezien de beperkte middelen en de talrijke behoeften in de regio haar hulp absoluut gericht moet inzetten en prioriteiten moet stellen waarbij ook rekening moet worden gehouden met de effecten van diepgewortelde corruptie en ontoereikende administratieve vakkennis over de doeltreffendheid van haar hulp; dringt aan op vaste niveaus van overeengekomen ontwikkelingshulp met een grotere flexibiliteit bij de toewijzing en spreekt zich ervoor uit dat hulp wordt geboden aan Kirgizië en Tadzjikistan die in dit opzicht de grootste behoeften hebben;

15. uit echter zijn twijfels over het gebruik van begrotingssteun aan Kirgizië en Tadzjikistan, vooral gezien de wijdverbreide corruptie aldaar; verzoekt de Commissie een verslag in te dienen over het gebruik van begrotingssteun in deze landen;

16. spreekt zijn steun uit voor de opening van volwaardige EU-delegaties in alle landen van Centraal-Azië ter bevordering van de aanwezigheid en zichtbaarheid van de EU in de regio, de langetermijnsamenwerking, de betrokkenheid bij alle sectoren van de maatschappij, en ter bevordering van beter begrip van de rechtsstaat en de ontwikkeling daarvan, en eerbiediging van de mensenrechten; is ervan overtuigd dat de aanwezigheid van deze delegaties in hoge mate zullen bijdragen tot verwezenlijking van de doelen van de strategie en de EU-belangen in de regio; dringt erop aan dat deze delegaties, om de beste resultaten te bereiken en doelmatige steun te bieden, naar behoren worden bezet met deskundigen op het gebied van politieke aangelegenheden, economie en handel;

17. spreekt de aanbeveling uit dat de instrumenten TAIEX, Twinning en SIGMA voor Centraal-Aziatische landen worden opengesteld om de verbetering van normen en de noodzakelijke hervormingen te steunen;

18. neemt met bezorgdheid kennis van de moeilijkheden die de EU heeft gehad met het openen van de dialoog inzake mensenrechten en behoorlijk bestuur met onafhankelijke maatschappelijke organisaties, en van de aanhoudende intimidatie van NGO'S in de regio; dringt aan op meer transparantie bij de toewijzing van ontwikkelingssamenwerkingsgelden van de EU en de lidstaten en de ontvangers ervan, en dringt erop aan dat EU-delegaties en ambassades van lidstaten daadwerkelijk onafhankelijke niet-gouvernementele partners steunen om hen te helpen een doelmatige rol te spelen in de ontwikkeling en consolidatie van de maatschappelijke organisaties; is van oordeel dat de voortdurende bevordering door de EU van op de Centraal-Aziatische landen gerichte programma's een belangrijk grensoverschrijdend instrument is om begrip en samenwerking tussen de landen in de regio te stimuleren;

19. onderstreept hoe belangrijk het is dat oppositiepartijen vrij in de regio kunnen opereren en dringt er bij de regeringen van alle landen in Centraal-Azië op aan politieke vrijheid te waarborgen;

20. stemt in met de organisatie van regelmatige regionale topbijeenkomsten van de EU en Centraal-Azië, en roept ertoe op na te denken over de eventuele oprichting van een parlementair forum EU-Centraal-Azië ter beoordeling en aanvulling van de inhoud van de topbesprekingen; onderstreept het belang van de regelmatige bilaterale parlementaire samenwerking in het kader van de bestaande parlementaire samenwerkingscommissies en de interparlementaire bijeenkomsten met de Centraal-Aziatische landen; beschouwt de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten als de institutionele basis voor versterkte parlementaire uitwisseling die tot wederzijds begrip en respect leidt; is bijgevolg voorstander van PSO met alle vijf de Centraal-Aziatische landen; onderstreept hoe belangrijk het is dat het Europees Parlement actiever deelneemt aan het toezicht op de onderhandelingen over partnerschapsovereenkomsten met de Centraal-Aziatische landen en de tenuitvoerlegging van bestaande overeenkomsten;

21. verzoekt de Europese Unie de hervorming van de overheidssector in de landen van Centraal-Azië met adequate technische en financiële bijstand te blijven ondersteunen ten einde in alle betrokken landen stabiele, hervormde en gemoderniseerde administratieve structuren te creëren;

Democratisering, mensenrechten en rechtsstaat

22. betreurt dat de algemene situatie van de mensenrechten en de rechtsstaat verontrustend blijft, ondanks enkele positieve (grond)wettelijke ontwikkelingen in de regio (afschaffing van de doodstraf, benoeming van ombudsmannen, een aantal hervormingen van justitiële procedures, enz.);

23. steunt de conclusies van de Competitiveness Outlook voor Centraal-Azië van de OESO van januari 2011 en maakt zich met name zorgen over de situatie van de mensenrechten en de rechten van de werknemers, alsmede over het gebrek aan steun voor de maatschappelijke organisaties in de landen van Centraal-Azië, en over het onderwijssysteem, het midden- en kleinbedrijf, hervormingen van het grondbezit en het investeringsbeleid in de regio, dat zich momenteel vooral richt op de energiesector en de mijnbouw, en dat meer gediversifieerd moet worden;

24. dringt aan op intensivering van de mensenrechtendialogen, zodat ze doeltreffender en meer resultaatgericht worden; dringt er in dit verband op aan dat het Europees Parlement volledig bij het toezicht op deze dialogen wordt betrokken; verzoekt de Raad en de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) met klem om de gevolgen van voorgaande dialogen te beoordelen, in samenwerking met het Europees Parlement rekening te houden met referentiepunten inzake de door de landen van de regio geboekte vorderingen met betrekking tot de mensenrechten en de rechtsstaat, en de doeltreffendheid van de EU-maatregelen en bijstandsprojecten op dit gebied te beoordelen;

25. veroordeelt het gebruik van foltering en de ernstige beperking van de media en van de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging; verzoekt de EU en haar HR/VP (hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter) publieke aandacht te besteden aan de zaken van politieke gevangenen, gedetineerde mensenrechtenactivisten en journalisten, en aan te dringen op hun onmiddellijke vrijlating;

26. spreekt zijn grote waardering uit voor het werk van politieke stichtingen die door hun langdurige aanwezigheid ter plaatse voor de praktische samenwerking in het kader van democratiseringsproces zorgen;

27. beschouwt het rechtsstaatinitiatief als een essentieel onderdeel van de samenwerking met de staten van Centraal-Azië, en hecht zijn goedkeuring aan de voorbeeldige interactie tussen de EU en haar lidstaten bij de uitvoering van bijstandsprojecten; stelt vast dat er weinig interactie is geweest tussen de projecten en de maatschappelijke organisaties ter plaatse en dat grotere interactie met de maatschappelijke organisaties en betere toegang van actoren van de maatschappelijke organisaties ter plaatse tot informatie over het initiatief de zichtbaarheid, transparantie en verantwoordingsplicht met betrekking tot zijn activiteiten in overeenstemming met de bredere doelstellingen van de EU inzake de verbetering van de strategie voor Centraal-Azië, zoals uiteengezet in het gezamenlijke tussentijdse verslag, zouden versterken; wijst erop dat het rechtsstaatplatform duidelijke doelstellingen moet bevatten en dat de uitvoering en de resultaten van het platform transparant moeten worden beoordeeld, terwijl versterking van de repressieve elementen van de veiligheidsmachten moet worden voorkomen; onderstreept dat correcte tenuitvoerlegging van het initiatief een van de belangrijkste normen moet zijn voor de terbeschikkingstelling van hulp en begrotingssteun;

Onderwijs, kinderen en intermenselijke uitwisseling

28. onderstreept dat onderwijs de basis voor een democratische ontwikkeling van de samenleving is; dringt er dan ook op aan te blijven proberen de sector openbaar onderwijs te moderniseren, met inbegrip van bedrijfskundeopleidingen, en het onderwijs gratis en toegankelijk te maken; dringt eveneens aan op intensivering van het onderwijsinitiatief, met name door de internationale academische uitwisseling van studenten en docenten, binnen het ruimere kader van ondersteuning van maatschappelijke organisaties op de grondslag van stabiele mensen- en arbeidsrechten in alle landen van de regio; benadrukt dat het tevens noodzakelijk is activiteiten te bevorderen die ten doel hebben de arbeidsparticipatie van vrouwen en hun toegang tot de arbeidsmarkt te waarborgen;

29. merkt op dat het werk van de EU op het gebied van opleiding en mensenrechten dient te worden aangevuld met acties en programma's die op jongeren gericht zijn, aangezien zij de meest kwetsbare groep in deze samenlevingen zijn; dringt in dit verband aan op meer EU-steun voor jeugdinitiatieven in de regio, met name als deze de toenemende radicalisering kunnen beperken en de verdraagzaamheid onder jongeren in deze landen kunnen bevorderen;

30. verzoekt de EU de intermenselijke contacten en de uitwisselingsprogramma's op het gebied van wetenschap, economie en opleiding te blijven ondersteunen; wijst in dit verband op de tekortkomingen in de organisatie en de tenuitvoerlegging van het onderwijsinitiatief EU-Centraal-Azië en verzoekt de Commissie met klem deze in nauwe samenwerking met onderwijsdeskundigen en de Centraal-Aziatische partners te verhelpen;

31. wijst erop dat het zich zorgen blijft maken over de situatie van kinderen, met name de gangbaarheid van kinderdwangarbeid in diverse vormen en gradaties, en wijst erop dat alle landen in de regio ter plaatse moeten voldoen aan hun internationale verplichtingen, met name als deze voortkomen uit het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, het IAO-verdrag inzake de minimumleeftijd en het IAO-Verdrag over de ergste vormen van kinderarbeid;

Economische integratie en duurzame groei

32. wijst erop dat rechtsstaat en economische vooruitgang aan elkaar gekoppeld zijn; bevestigt andermaal zijn steun voor economische diversifiëring van de landen van Centraal-Azië, de ontwikkeling van een duurzame energiesector en verbeterde vervoersverbindingen tussen de Kaspische reserves en de Europese markt, als manier om economische ontwikkeling en gestage groei van het BBP te verwezenlijken; verzoekt de EU de totstandbrenging van een klimaat van economische stabiliteit te stimuleren door middel van een zeker en stabiel wettelijk kader, en door corruptie en vriendjespolitiek te bestrijden, hetgeen van wezenlijke betekenis is voor het aantrekken van buitenlandse investeringen, stimulering van innovatie en werkelijk particulier ondernemerschap, o.m. microkredieten ten behoeve van projecten die worden opgezet door onafhankelijke vouwen in overeenstemming met internationale maatschappelijke, arbeids- en milienormen;

33. wijst erop dat de regeringen van de landen van Centraal-Azië de verspreiding van het MKB moeten bevorderen en steunen omdat dit één van de elementen is die nodig zijn voor de ontwikkeling van de landen in kwestie, en wijst er met nadruk op dat de EU in haar steun aan het MKB deze hogere prioriteit moet stellen in het kader van de taakomschrijving van de EIB inzake Centraal-Azië, en dat zij de visumeisen aan mensen die voor zaken of hoger onderwijs aanreizen vanuit Centraal-Azië moet versoepelen, en tegelijkertijd internationale normen moet bevorderen inzake arbeid, milieu en maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven; meent bovendien dat discriminatie van Europese ondernemingen vermeden moet worden, ook in de belangrijke sector van de overheidsopdrachten, en verzoekt de EU samenwerking tussen MKB uit de EU en uit Centraal-Azië mogelijk te maken;

34. pleit voor een sterkere integratie van de Centraal-Aziatische landen in de wereldeconomie, met name middels internationale samenwerking met en toetreding tot de WTO; is van mening dat op markteconomie en toetreding tot de WTO gerichte structurele hervormingen van levensbelang zijn voor de economische ontwikkeling van de landen en de regio en voor de versmelting van de regio met de wereldeconomie;

35. onderstreept dat internationale economische integratie en regionale economische samenwerking benaderingswijzen zijn die elkaar aanvullen en die in Centraal-Azië bijgevolg daadwerkelijk moeten worden gevolgd;

36. is zich bewust van de zwakke regionale integratie van de landen van Centraal-Azië; verzoekt de Commissie voor elk van de vijf Centraal-Aziatische landen een eigen handelsstrategie op te zetten, aangepast aan zijn specifieke behoeften, en de integratie binnen de regio te stimuleren;

Energie, water en milieu

37. wijst erop dat het voor de EU belangrijk is de aanvoer van energie en grondstoffen, met name zeldzame aardmetalen, te diversifiëren, en dat voor Centraal-Azië exportmarkten, technologie en kennis belangrijk zijn; meent dat het uitermate belangrijk is dat samenwerkingsprojecten op het gebied van energie langlopende leveringsovereenkomsten omvatten, en dat zij de beginselen van duurzaamheid op energiegebied en het initiatief inzake transparantie in de winningssector (EITI) bekrachtigen; wenst dat de EU het initiatief inzake transparantie in de winningssector (EITI) en verdere initiatieven van dien aard bevordert in alle landen in de regio die over belangrijke bodemschatten beschikken;

38. onderstreept het belang van energie in de betrekkingen met de Centraal-Aziatische landen, aangezien zij een zeer belangrijke bron van inkomsten voor die landen en een mogelijke bron van energiezekerheid voor de EU is;

39. verzoekt de EDEO en de Commissie steun te blijven verlenen aan de energieprojecten en de communicatie in de richting van belangrijke doelen zoals de trans-Kaspische route te bevorderen; is verheugd over de deelname van alle Centraal-Aziatische landen aan het Baku-initiatief;

40. beseft dat op energiegebied samenwerking met Kazachstan en Turkmenistan van belang is, aangezien deze zowel deze twee landen als de lidstaten van de Europese Unie voordeel oplevert; is dan ook verheugd over de ondertekening van gemeenschappelijke intentieverklaringen met Kazachstan en Turkmenistan alsook over de ondernomen stappen bij de ontwikkeling van de zuidelijke corridor, met name in de vorm van het Nabucco-project; wijst er echter op dat Turkmenistan nog geen lid is van het initiatief inzake transparantie van winningsindustrieën (EITI); benadrukt opnieuw dat de inkomsten uit natuurlijke hulpbronnen transparanter gemaakt moeten worden; verzoekt de EU derhalve door middel van haar dialoog inzake energiebeleid het Turkmeense lidmaatschap van het EITI te steunen, zodat overwegingen van goed bestuur in de energieprogrammering van de EU geïntegreerd worden;

41. wijst, in het licht van het toenemend stroomtekort in Centraal-Azië, op de mogelijkheden voor regionale synergie, ook in de veelbelovende sector hernieuwbare energie; verzoekt de EU politieke en technische steun te verlenen voor initiatieven op dit gebied;

42. neemt met verontrusting kennis van de negatieve gevolgen die de wereldwijde financiële crisis heeft voor Centraal-Azië en van de toenemende armoede; is van oordeel dat economische welvaart voorwaarde is voor een gezond maatschappelijk en politiek leven en dat de EU zich in het kader van haar strategie voor de regio in belangrijke mate met de ontwikkeling van de Centraal-Aziatische economieën moet bezighouden; dringt aan op meer steun voor armoedebestrijdingsprogramma's en wijst op het belang van investeringen van de EIB;

43. onderstreept het onevenwichtige karakter van sommige Centraal-Aziatische economieën die al te zeer vertrouwen op grondstoffen en is van oordeel dat diversificatie een belangrijk doel is voor de middellange en lange termijn; stelt in dit verband vast dat het investeringsprogramma voor Centraal-Azië belangrijk is en dringt erop aan dat dit in alle vijf de landen wordt toegepast;

44. is van oordeel dat het waarborgen van een coherente en omvangrijke herinvestering van de nationale inkomsten uit grondstoffen van cruciaal belang is voor duurzame ontwikkeling en verwezenlijking van verregaande sociale en economische ontwikkeling;

45. is van oordeel dat de hervorming van de landbouwsector van het allergrootste belang is, met name wat betreft het bereiken van voedselzekerheid, de diversificatie van de productie, het waarborgen van duurzaam beheer van zaaigoed en de vermindering van de afhankelijkheid van de katoenteelt ten koste van andere gewassen; onderstreept voorts dat geavanceerde praktijken en technieken voor waterbeheer, -behoud en irrigatie moeten worden ingevoerd om deze doelen te bereiken; dringt er bij de Centraal-Aziatische regeringen op aan in dezen leiderschap te tonen;

46. onderstreept dat het gebrek aan energie (bijvoorbeeld voor verwarming en elektriciteit) de situatie van arme mensen in Centraal-Aziatische landen verergert; verzoekt de EU om, overeenkomstig haar verplichtingen inzake klimaatverandering, haar hulp bij de ontwikkeling van een duurzaam energiebeleid te intensiveren, onder andere door middel van energie-efficiëntie en gebruik van hernieuwbare energiebronnen;

47. benadrukt dat waterkwesties een van de belangrijkste bronnen van spanning en mogelijke conflicten blijven in de regio en onderstreept het belang van een regionale aanpak om gezamenlijke waterbronnen te beschermen en naar behoren te beheren; merkt met name op dat projecten voor hydro-elektrische energie en watervoorraden in de stroomopwaarts gelegen staten Kirgizië en Tadzjikistan geleid hebben tot meer regionale spanningen met stroomafwaarts gelegen Centraal-Aziatische landen; roept de landen in de regio die dit nog niet hebben gedaan in dit verband op de verdragen van Espoo en Århus onverwijld te ondertekenen en ratificeren, en de betrokkenheid van lokale belanghebbenden bij het besluitvormingsproces te bevorderen;

48. beklemtoont dat er een geloofwaardig en doeltreffend permanent kader moet worden opgezet waarbinnen stroomafwaarts en stroomopwaarts gelegen landen samen kunnen bespreken en besluiten welke maatregelen zij aannemen om de waterproblemen in de regio aan te pakken en op te lossen;

49. waardeert de toegenomen betrokkenheid van de Europese ontwikkelingsbanken in de regio, en met name de uitbreiding van de taakomschrijving van de EIB tot Centraal-Azië met de nadruk op milieu- en waterkwesties; dringt bij de ontwikkelingsbanken aan op naleving van de door de EBWO vastgestelde beginselen inzake het niet-verlenen van steun aan staatsbedrijven in landen waar stelselmatig schendingen van de mensenrechten plaatsvinden;

50. verzoekt de EU, gezien de regionale waterschaarste, haar hulp op het gebied van waterbeheer in het kader van het milieu- en waterinitiatief van de EU te intensiveren, en verdere mogelijkheden met betrekking tot zonne- en windenergie te onderzoeken die lokale gemeenschappen op het platteland op kleine schaal zouden kunnen helpen, zodat de energieschaarste in stroomopwaarts gelegen staten aangepakt kan worden; betreurt het dat het waterbeheerproject van de EU voornamelijk gericht is op waterkwaliteit, hetgeen belangrijk is, maar minder relevant voor de situatie in Centraal-Azië dan kwesties die verband houden met de verdeling en toewijzing van watervoorraden;

51. is van mening dat haar deskundigheid op het gebied van het beheer van grensoverschrijdende watervoorraden en haar huidige betrokkenheid bij bilaterale samenwerking met het oog op geïntegreerde nationale plannen voor waterbeheer, en bij multilaterale samenwerking in het kader van het regionale waterbeheerproject en het Internationale Fonds voor het Aralmeer, de EU tot een geschikte kandidaat maken om op te treden als bemiddelaar en discussieleider bij de verdeling van de watervoorraden tussen stroomopwaarts en stroomafwaarts gelegen landen (met inbegrip van Noord-Afghanistan) en de instelling te bevorderen van een op verdragsniveau in de internationale wetgeving verankerde duurzame samenwerkingsregeling op het gebied van waterbeheer, aangezien geen enkele andere internationale speler bereid of in staat is deze rol te vervullen, ondanks verzoeken van de betrokken landen;

Beveiliging/grensbeheer

52. is verheugd over het feit dat de vijf Centraal-Aziatische Republieken thans de Centraal-Aziatische atoomwapenvrije zone implementeren; beschouwt dit Verdrag met zijn bindende verplichting tot nucleaire ontwapening door landen op wier grondgebied voorheen kernwapens gestationeerd waren en wier buren over kernwapens beschikken, als een belangrijke bijdrage tot de inspanningen voor een kernwapenvrije wereld en als een indrukwekkend voorbeeld van samenwerking op het gebied van non-proliferatie;

53. is zich ervan bewust dat de ontzegging van elementaire rechten en kansen als gevolg van het ontbreken van democratie en rechtsstaat tot onzekerheid kan leiden;

54. betuigt opnieuw zijn steun voor maatregelen die gericht zijn op het bevorderen van regionale samenwerking als een belangrijke manier om de vele grensoverschrijdende kwesties op het gebied van veiligheid, grondstoffenbeheer, etnische problemen, milieu en ontwikkeling aan te pakken en om terrorisme en gewelddadig religieus extremisme in de landen in kwestie te bestrijden; pleit voor voortzetting en versterking van BOMCA, het grensbewakingsprogramma voor Centraal-Azië en van CADAP, de drugsactieprogramma's voor Centraal-Azië;

55. wijst er met nadruk op dat BOMCA en CADAP niet worden gefinancierd uit het Stabiliteitsinstrument (IfS) maar via het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI); wijst erop dat het zinvol zal zijn deze programma's onder de paraplu van het IfS te brengen, aangezien het IfS ontwikkeld is om flexibel te kunnen worden ingezet en op korte termijn te kunnen reageren op crises, en tegelijkertijd te werken aan de transregionale veiligheidsuitdagingen op de lange termijn;

56. onderstreept dat regionale veiligheid in het belang is van zowel de EU als de andere actoren in het gebied, met name de Russische Federatie, China en de VS, die allen bezorgd zijn over de toenemende instabiliteit en radicalisering in de regio en over de lekke grenzen met Afghanistan en de drugshandel als gevolg daarvan;

57. neemt kennis van de toetreding van Kazachstan tot de douane-unie met Rusland en Wit-Rusland en hoopt dat deze unie geen obstakels zal creëren voor de regionale samenwerking en de verbetering van de bilaterale betrekkingen met de EU niet zal verstoren;

58. wijst er met nadruk op dat de structurele opneming van Afghanistan in de sectoriële samenwerking, met name op het gebied van veiligheid/grensbeheer, veiligheid van mensen en waterbeheer van wezenlijk belang is voor de waarborging van stabiliteit en veiligheid in de regio; onderstreept dat de grensoverschrijdende samenwerking met Afghanistan moet worden opgevoerd en dat de EU-aanpak van Afghanistan en de strategie voor Centraal-Azië coherent moeten zijn, met name met betrekking tot maatregelen en programma's op het gebied van vervoer, energie, handel en ontwikkeling;

59. dringt er bij de EU op aan haar steun te concentreren op de bestrijding van drugs- en mensenhandel, aangezien dit de hoofdoorzaken zijn van de instabiliteit in Centraal-Azië die door EU-inspanningen kunnen worden aangepakt; stelt met bezorgdheid vast dat dit probleem zich tot de gehele regio uitbreidt en wenst dat de EU grensoverschrijdende inspanningen voorstelt en bevordert; pleit voor de oprichting van Centraal-Aziatische fora voor de bestrijding van drugscriminaliteit;

60. is verontrust over het tweevoudige probleem van de zich verspreidende fundamentalistische standpunten en bewegingen als een uitstralingseffect vanuit Afghanistan, maar ook als reactie op de problematische balans van de regeringen in de regio qua mensenrechten en democratie; merkt op dat de bestrijding van het terrorisme een belangrijk bestanddeel van de EU-strategie voor Centraal-Azië is;

61. wenst dat ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector (SSR) in de Centraal-Aziatische landen op de politieke agenda van de bijeenkomst met Centraal-Aziatische leiders wordt geplaatst en wenst voorts dat onderzoek wordt gedaan naar gebieden in het kader van de hervorming van de veiligheidssector die naast de lopende werkzaamheden inzake rechtsstaat en grensbeheer in de regio kunnen worden gesteund;

62. onderstreept dat de missies van de OVSE en de VN vrij op het grondgebied van de betrokken landen moeten kunnen opereren, aangezien deze organisaties van cruciaal belang zijn voor de verlening van de assistentie die voor de hervorming van de veiligheidssector dringend noodzakelijk is;

* * *

63. wijst er met nadruk op dat in onderstaande per land toegespitste paragrafen belangrijke dringende problemen aan de orde worden gesteld, maar dat niet is getracht van ieder land een omvattende analyse te geven;

Kazachstan

64. verzoekt de HR/VP druk te blijven uitoefenen op de Kazachstaanse autoriteiten om de in de aanloop naar hun OVSE-voorzitterschap van 2010 gedane beloften met betrekking tot verbetering van de verkiezingen en de mediavrijheid volledig in te lossen, in overeenstemming met de kernverplichtingen van OVSE-lidstaten en het nationale plan voor de mensenrechten dat de Kazachstaanse regering in 2009 heeft aangenomen;

65. verzoekt de Kazachstaanse autoriteiten hun internationale verplichtingen en beloften na te komen, o.m. die welke zij in het kader van de menselijke dimensie van de OVSE zijn aangegaan;

66. waardeert het Kazachstaanse streven naar nauwere en betere betrekkingen met de EU en de onlangs geopende onderhandelingen over een nieuwe en verbeterde PSO tussen de EU en Kazachstan en benadrukt dat economische samenwerking hand in hand moet gaan met politieke samenwerking en gebaseerd moet zijn op de politieke wil gemeenschappelijke waarden ten uitvoer te leggen en te handhaven; ziet in dit verband uit naar tastbare vorderingen op het gebied van de persvrijheid, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering en vereniging, en naar verbeteringen in de organisatie van het verkiezingsproces bij de aanstaande parlementsverkiezingen in 2012;

67. betreurt dat het toezicht op strafinrichtingen onlangs van het ministerie van Justitie is overgegaan op het ministerie van Binnenlandse Zaken en verzoekt de regering van Kazachstan haar inspanningen op te voeren om foltering en onmenselijke, wrede en vernederende behandeling tegen te gaan en af te schaffen;

68. spoort Kazachstan ertoe aan zich opnieuw bij het initiatief inzake transparantie in de winningssector (EITI) aan te sluiten door alle wettelijke obstakels en belemmeringen op het gebied van regelgeving voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit initiatief weg te nemen;

Kirgizië

69. looft de inspanningen van Kirgizië om democratische hervormingen door te voeren en om over te schakelen naar een daadwerkelijk meerpartijenstelsel; hoopt dat verdere vooruitgang zal worden geboekt in het kader van de organisatie van de aanstaande presidentsverkiezingen die later dit jaar zullen plaatsvinden; wijst er echter op dat aanhoudende inspanningen nodig zijn om een volledig werkende democratie te ontwikkelen, en doet, in het licht van het feit dat Kirgizië een van de landen is die een voortrekkersrol spelen voor wat betreft de ondersteuning van de democratie door de EU, in dit verband een beroep op de EU de Kirgizische autoriteiten bij te staan bij de opbouw van instellingen, de versterking van democratische methoden en de bestrijding van corruptie en de infiltratie van georganiseerde misdaad in de Kirgizische overheid;

70. juicht toe dat de regering van Kirgizië heeft besloten een speciale commissie in te stellen voor de uitvoering en monitoring van de aanbevelingen van de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie (IIC) met betrekking tot de gebeurtenissen van juni 2010 in Zuid-Kirgizië, en verzoekt de Kirgizische autoriteiten de nodige maatregelen te treffen om etnische spanningen tegen te gaan, etnisch nationalisme in te dammen en de situatie te stabiliseren, en de culturele dialoog, de eerbiediging van de rechten van minderheden en de bestrijding van alle vormen van discriminatie te bevorderen, onder meer via doorvoering van echte hervormingen van het justitieel apparaat en de politie als eerste vereiste voor het tegengaan van mensenrechtenschendingen zoals foltering en andere vormen van misbruik door de politie; verzoekt de EU samen met de Kirgizische autoriteiten en NGO'S EU-bijstandprogramma's te ontwikkelen en uit te voeren met het oog op conflictpreventie, verzoening en bestrijding van straffeloosheid;

Tadzjikistan

71. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de gebrekkige doeltreffendheid van EU-ontwikkelingshulp in het land als gevolg van de hoge mate van corruptie, de invloed van de georganiseerde misdaad op het bestuur en de dreiging van regionale versplintering, die versterkt worden door de grimmige economische en sociale omstandigheden; dringt daarom aan op een andere benadering van menselijke veiligheid op basis van alternatieve steunkanalen;

72. spreekt zijn bezorgdheid uit over berichten over foltering in gevangenissen en de aanhoudende gebrekkige toegang van waarnemers van maatschappelijke organisaties tot gevangenissen; dringt erop aan dat het ICRK en internationale waarnemers toegang krijgen tot strafinrichtingen ten einde de transparantie en het toezicht te vergroten;

73. beveelt de Tadzjikische regering in dit verband aan zich het boeken van vooruitgang op bovengenoemde gebieden ten doel te stellen, hetgeen tot een aanzienlijke en gestage verbetering van de classificatie van het land qua transparantie, bestuur en andere door internationale organisaties vastgestelde relevante indicatoren zal leiden; en dringt erop aan dat EU-steun via staatsstructuren aan strenge voorwaarden wordt verbonden;

74. verzoekt de EU de ontwikkeling van kleinschalige waterkrachtinstallaties langs de loop van rivieren en alternatieve duurzame energiebronnen te bevorderen en ondersteunen, via haalbaarheidsonderzoeken, technische deskundigheid en, waar nodig, passende leningen van de EIB;

Turkmenistan

75. is verheugd over de aangenomen wetgeving op het gebied van politiek, economie, maatschappij en onderwijs, maar onderstreept dat er omvangrijke uitvoeringsmaatregelen moeten volgen; verzoekt de Raad en de HR/VP in dit verband met klem de Turkmeense autoriteiten aan te sporen de nieuwe wetgeving volledig ten uitvoer te leggen en zich actiever op te stellen ten aanzien van internationale en regionale organisaties;

76. dringt erop aan dat aan de in februari 2008 door het Europees Parlement gestelde voorwaarden volledig wordt voldaan, met name vrije en onbelemmerde toegang van het Internationale Comité van het Rode kruis, de vrijlating van alle politieke en gewetensgevangenen, de afschaffing van alle reisbelemmeringen van overheidswege, en de mogelijkheid voor NGO's in het land hun werk te doen; is van oordeel dat Turkmenistan aan deze voorwaarden moet voldoen ten einde zich te houden aan de internationale normen die het heeft geratificeerd;

77. is uitermate bezorgd over het door de huidige autoriteiten stelselmatig gevoerde repressieve beleid ten aanzien van elke vorm van oppositie, onafhankelijke NGO's en mensenrechtenactivisten; acht het bijzonder betreurenswaardig dat een gedachtewisseling met maatschappelijke organisaties in Turkmenistan onmogelijk blijkt;

Oezbekistan

78. neemt kennis van de conclusies van de Raad van oktober 2009 waarin alle sancties tegen Oezbekistan worden opgeheven en uiting wordt gegeven aan de bereidheid van de EU de betrekkingen met dit land op alomvattende wijze uit te breiden; herinnert eraan dat het niveau van de inzet afhankelijk is van de Oezbeekse vorderingen op het gebied van mensenrechten, democratisering en rechtsstaat en bestrijding van de handel in verdovende middelen, en verwacht van de EDEO en de Raad dat zij een kritisch, voorwaardelijk en samenhangend beleid ontwikkelen voor Europese samenwerking met Oezbekistan;

79. drukt andermaal zijn bezorgdheid uit over de aanhoudende kinderdwangarbeid , met name in de landbouw; neemt kennis van de bezorgdheid van de IAO, van vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers en NGO's over de voortdurende praktijk van door de overheid toegestane kinderdwangarbeid in de Oezbeekse katoenindustrie; verzoekt de Oezbeekse instanties contact op te nemen met de IAO en de IAO vrije toegang te verlenen om de katoenoogst ter plaatse in het oog te houden en doelmatig beleid te formuleren, toe te passen en te controleren om voorgoed een eind te maken aan kinderdwangarbeid; verzoekt de Europese Unie de regering van Oezbekistan bij haar inspanningen in dezen te steunen;

80. is verontrust over het recente besluit van de Oezbeekse autoriteiten het kantoor van Human Rights Watch in Tashkent te sluiten; wijst hen nogmaals op hun verplichtingen tegenover de OVSE en verzoekt hen nationale en internationale NGO's onbelemmerde toegang te bieden tot het land en er ongehinderd hun werk te laten doen;

*

*         *

81. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de EDEO, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor Centraal-Azië, alsook de regeringen en parlementen van Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan en Turkmenistan.

TOELICHTING

Hoewel het strategische belang van Centraal-Azië voor Europa alom bekend is, wordt dit vaak onderschat. Een toegenomen bewustwording en de behoefte aan een algemene en gestructureerde aanpak leidden in 2007 tot het ontwerp van een EU-strategie voor deze regio.

Tijdens de vier jaar dat deze strategie wordt uitgevoerd, is veel bereikt. De EU heeft belangrijke initiatieven en programma's opgezet ter ondersteuning van de in het oorspronkelijke document genoemde prioriteiten: behoorlijk bestuur, de rechtsstaat, mensenrechten en democratisering; onderwijs en opleiding; economische ontwikkeling, handel en investeringen; vervoer en energie; duurzaamheid en waterbeheer; aanpak van de gemeenschappelijke uitdagingen en dreigingen; interculturele dialoog.

De EU heeft haar betrekkingen met de vijf landen geïntensiveerd en beter gestructureerd, en er vinden nu regelmatig bijeenkomsten plaats tussen hooggeplaatste vertegenwoordigers van Europa en Centraal-Azië. De EU heeft regelmatige bilaterale dialogen opgezet over de mensenrechten en het nationale waterbeleid. De lidstaten spelen een directe rol in de uitvoering van de EU-strategie, het mandaat van de Europese banken (EIB, EBWO) is uitgebreid naar de regio en er is onlangs een investeringsfaciliteit voor Centraal-Azië opgericht.

Maar sinds 2007 hebben er belangrijke veranderingen plaatsgevonden in de wereld. In het kader van de wereldwijde economische en sociale crisis volgt de ene Arabische revolutie op de andere. De internationale coalitie begint zich terug te trekken uit Afghanistan zonder goed te weten wat de uitkomst van de oorlog zal zijn na tien jaren militaire interventie. Dankzij het Verdrag van Lissabon beschikt de Europese Unie nu over instrumenten voor een samenhangend buitenlands beleid en een dienst voor extern optreden om de uitvoering daarvan te waarborgen. Er hebben belangrijke, vaak tragische, gebeurtenissen plaatsgevonden in Centraal-Azië, zoals het etnische geweld in Osh in juni 2010, en de regio heeft een nieuwe geostrategische betekenis gekregen. Dit geeft ons aanleiding om ons beleid met betrekking tot Centraal-Azië eens nader te bestuderen, de resultaten te evalueren en nieuwe benaderingen voor te stellen om ons optreden aan te passen aan een regio die te kampen heeft met talloze dreigingen die hun weerslag zouden kunnen hebben op Europa.

Ondanks onmiskenbare vorderingen zijn de grenzen van de Europese strategie met betrekking tot Centraal-Azië vandaag duidelijk. De EU slaagt er niet in haar verschillende doelstellingen, waarden en belangen met elkaar te verenigen in doeltreffende programma's die zijn toegespitst op de plaatselijke realiteit.

De gevolgen van haar projecten zijn moeilijk te overzien en het ontbreekt de EU aan zichtbaarheid in Centraal-Azië. Ze beschikt slechts over drie delegaties en heeft moeilijkheden deze te openen in de andere twee landen. De EU heeft ook niet genoeg personeel ter plekke en haar projecten worden meestal uitgevoerd door andere internationale organisaties.

De bescheiden financiële middelen[1] die de EU aan Centraal-Azië wijdt geven niet alleen blijk van haar gebrekkige belangstelling voor deze regio, maar ook van het beperkte absorptievermogen van de begunstigde landen. Een derde van de steun is bestemd voor de bevordering van de regionale samenwerking maar dit essentiële onderdeel wordt slechts moeizaam ten uitvoer gelegd vanwege de spanningen tussen de landen. Daardoor bestaat het risico dat de betreffende bedragen worden overgeheveld naar bilaterale projecten of andere regio's in de wereld.

In het gezamenlijke evaluatieverslag van de Raad en de Commissie van 2010 wordt gesteld dat verbetering noodzakelijk is, maar er worden niet altijd concrete maatregelen voorgesteld.

Wij zijn van mening dat de EU haar strategie grondig moet herzien en haar betrokkenheid moet verhogen door zich te richten op de doelstellingen en maatregelen waarvan kan worden verwacht dat zij de beste resultaten zullen opleveren op de meest urgente probleemgebieden: mensenrechten en de rechtsstaat water en energie, regionale veiligheid.

Uw rapporteur is van mening dat menselijke veiligheid en een daadwerkelijke regionale samenwerking de pijlers moeten vormen van de nieuwe EU-benadering van deze regio.

De EU moet in haar beleid ten aanzien van Centraal-Azië dezelfde wezenlijke wijzigingen doorvoeren als in haar beleid ten aanzien van haar directe nabuurschap. Als zij haar geloofwaardigheid wil behouden, kan de EU het zich niet permitteren zich in een bepaald deel van de wereld in te zetten voor ethische kwesties om vervolgens niet te reageren wanneer haar waarden elders worden geschonden. Alle Europese maatregelen of initiatieven moeten de bevordering van de mensenrechten en de rechtsstaat als leidraad hebben.

De regeringen in Centraal-Azië blijven autocratische regimes met repressieve methodes in het zadel houden, zonder de samenleving als geheel langetermijnvooruitzichten op veiligheid te bieden. De EU en haar westerse partners waren lange tijd geneigd deze stabiliteit op zich als waardevol te beschouwen, en kozen ervoor hun ogen te sluiten voor het precaire karakter daarvan en voor het menselijk leed dat daarmee gepaard ging.

De EU kan niet op deze voet doorgaan. Deze stabiliteit op basis van onderdrukking heeft geen toekomst. Zoals reeds is gebleken uit de snelheid waarmee het etnisch geweld zich vorig jaar verspreidde, kan in ieder land in de regio op ieder moment grote commotie ontstaan. De EU moet antwoord kunnen geven op het politieke vacuüm dat kan ontstaan na veranderingen in het kader van etnische en regionale conflicten.

Wij moeten dringend afstand nemen van een handelswijze waarbij de stabiliteit van de huidige regimes de voorkeur heeft omwille van onevenredige belangen, zoals de eventuele mogelijkheid in de verre toekomst op diversificatie van onze gastoevoer of de opening van militaire bases voor de bevoorrading van de Europese troepen in Afghanistan. De financiële steun van de EU aan het Oezbeekse parlement, dat allesbehalve een democratisch gekozen instelling is, of de toekenning van Europese steun die bestemd is voor NGO's aan de door de regering van dit land beheerde liefdadigheidsinstelling zijn slechts enkele voorbeelden, maar ze zijn wel kenmerkend. Aan deze gedienstigheid moet een einde komen.

Het is niet onze bedoeling te suggereren dat de EU minder betrokkenheid met deze regio moet tonen. Integendeel: het is hoog tijd om met Centraal-Azië samen te werken, maar op een nieuwe manier.

Menselijke veiligheid

We moeten onze partners uitleggen op welke punten ons idee van veiligheid en stabiliteit verschilt van het hunne. De EU moet zich kritisch opstellen jegens regeringen die de grondrechten van hun burgers schenden omwille van de nationale veiligheid, en ze doen inzien dat dergelijke maatregelen juist tot extremisme en radicalisering leiden. Ons beleid moet gebaseerd zijn op voorwaardelijkheid en op de beginselen "differentiatie" en "meer voor meer ".

Het begrip menselijke veiligheid kan de EU niet alleen voorzien van een solide conceptueel kader, maar kan haar politieke maatregelen ook meer legitimiteit en relevantie geven. Het bevorderen van de veiligheid door te voorzien in de concrete en dagelijkse behoeften van de bevolking moet hierbij het uitgangspunt zijn. Er moet een grotere nadruk komen te liggen op projecten die gezamenlijk worden uitgevoerd met plaatselijke autoriteiten en het maatschappelijk middenveld, voor zover de basisvoorwaarden daarvoor aanwezig zijn.

De samenwerking tussen de EU en ieder van deze landen vraagt om een gedifferentieerde bilaterale aanpak, die is toegespitst op de wensen en behoeften van ieder land: de landen met grote koolwaterstofreserves – Kazachstan en Turkmenistan – hebben meer behoefte aan technische bijstand om de hervormingen in goede banen te leiden dan aan ontwikkelingshulp. Kirgizië en Tadzjikistan daarentegen, zeer arme en kwetsbare landen, hebben weliswaar behoefte aan rechtstreekse financiële steun (op voorwaarde dat de benutting ervan op transparante wijze kan worden gecontroleerd), maar hebben nog veel meer baat bij hulp die specifiek gericht is op plattelandsgemeenschappen, het basis- en middelbaar onderwijs en de hervorming en versterking van de juridische sector.

Veel hangt natuurlijk af van de mate van openheid van ieder land. Indien nodig kan de EU haar benadering aanpassen, maar haar maatregelen moeten altijd gericht zijn op de doelstellingen menselijke veiligheid en duurzame ontwikkeling.

Verschillende elementen van de huidige activiteiten van de EU kunnen in dit nieuwe kader worden verwerkt, met name de humanitaire hulp en de ontwikkelingshulp, evenals de bijdrage van de EU aan de politiemissie van de OVSE in Osh – niet zonder een kritische evaluatie van de daadwerkelijke doeltreffendheid wat betreft de doelstelling in de behoeften van de bevolking te voorzien – maar ook de op de wetshandhaving en de juridische sector gerichte programma's.

Regionale samenwerking

De nadruk van de EU op de bevordering van een regionale aanpak blijft volkomen gerechtvaardigd. De noodzakelijke samenwerking tussen de vijf landen werkt niet vanwege hun wederzijdse wantrouwen en hun talloze meningsverschillen. De kwesties veiligheid, ontwikkeling en milieubescherming vragen om een nauwe samenwerking tussen de EU en ieder land afzonderlijk, maar kunnen niet worden opgelost zonder de bereidheid van de landen in kwestie onderling samen te werken.

Er zijn meerdere oorzaken van destabilisatie: de georganiseerde misdaad, drugs- en mensenhandel of handel in radioactieve materialen, terrorisme en natuur- en milieurampen, de onzekere uitkomst van de oorlog in Afghanistan. Gewapende groeperingen uit Afghanistan zullen de landen blijven binnendringen, gezien de poreuze grenzen. Er is sprake van grote spanningen binnen de regio tussen de stroomopwaarts en stroomafwaarts gelegen landen vanwege de verdeling en het beheer van en de zeggenschap over watervoorraden. Het is niet ongebruikelijk dat grenzen worden gesloten en de handel wordt onderbroken om druk uit te oefenen op de buurlanden. Sommige grenzen zijn nog omstreden en er vinden steeds vaker schermutselingen plaats tussen de verschillende gemeenschappen. In de armste landen komen de economische en voedselcrises bovenop de regionale of etnische spanningen en de onzekerheid die voortkomt uit de diepgewortelde corruptie en het ontbreken van de rechtsstaat.

Bovendien worden er nieuwe belemmeringen van economische aard gecreëerd: de douane-unie tussen Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan doet vrezen voor nieuwe handelsbarrières tussen de buren. Hoewel deze unie de interesse wekt van bepaalde landen, houden andere vast aan hun isolationistische beleid.

De klimaatverandering heeft ernstige gevolgen, vooral gezien het feit dat de bevolking – die geconcentreerd is op het kleine bewoonbare gedeelte van het gebied – voortdurend toeneemt. 40% van de gletsjers is verdwenen, en een aanzienlijke hoeveelheid van het beschikbare water wordt verspild door het voor de monocultuur van katoen gebruikte verouderde irrigatiesysteem. De grootschalige omleiding van rivieren voor de irrigatie leidt tot de verdwijning van het Aralmeer en verwoestijning, wat gevolgen heeft voor honderdduizenden personen. Radioactief en chemisch afval van oude sovjetinstallaties in de Ferghanavallei wordt gestort in de buurt van rivieren en bewoonde gebieden. In de Kaspische Zee zorgen de lozing van industrieel afval en de offshorewinning van olie en gas zonder inachtneming van de milieunormen voor de verwoesting van de wilde fauna en de visbestanden.

De EU moet dus de rol van bemiddelaar of discussieleider op zich nemen. De EU heeft het voordeel dat zij neutraal is (in tegenstelling tot de grote buurlanden), de nodige ervaring heeft opgedaan met haar eigen integratie, en over technische deskundigheid beschikt. Zij kan lering trekken uit de tenuitvoerlegging van haar eigen regionale programma's (BOMCA voor grensbeheer, CADAP voor drugsbestrijding, het Europese waterinitiatief, het rechtsstaatinitiatief, enz.).

Naast de samenwerking met haar bij Centraal-Azië betrokken lidstaten – er moet op worden gewezen dat deze doeltreffender en omvangrijker is dan op andere plekken in de wereld – en andere grote donateurs, zou de EU ook nauwer moeten samenwerken met de grote buurlanden in de regio, zoals Rusland, uiteraard, maar ook China, India en Pakistan.

Voorts stellen wij voor een interparlementair regionaal forum op te richten. Het EP kan dit namens de EU aan de parlementen van de vijf landen voorleggen. Een dergelijk forum zou de gekozen vertegenwoordigers van Europa in staat stellen hun ervaringen te delen met hun ambtgenoten, en zelfs om hen aan te moedigen onderlinge contacten aan te knopen die tot op heden nagenoeg ontbreken.

  • [1]  In het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) is tussen 2011 en 2013 321 miljoen euro voor de strategie ter beschikking gesteld, dat wil zeggen 20 miljoen euro per land per jaar.

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (23.9.2011)

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake de staat van de uitvoering van de EU-strategie voor Centraal-Azië
(2011/2008(INI))

Rapporteur voor advies: Norbert Neuser

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst erop dat de EU-strategie voor Centraal Azië zeven prioriteiten aanwijst, maar slechts in zeer beperkte middelen voorziet; stelt derhalve vast dat de EU-hulpfondsen te beperkt zijn om de EU op alle beleidsterreinen invloed te kunnen laten uitoefenen; dringt erop aan dat de EU een collectieve visie ontwikkelt en haar prioriteiten beter bepaalt en omschrijft; wijst erop dat ontwikkelingssamenwerking met de Centraal-Aziatische staten alleen tot resultaat kan leiden wanneer deze staten de internationale normen inzake democratie, bestuur, de rechtsstaat en mensenrechten in acht nemen; herinnert er tevens aan dat de ontwikkelingssamenwerking van de EU niet ondergeschikt gemaakt moet worden aan economische, energie- of veiligheidsbelangen;

2.  verzoekt de Commissie om haar normatieve, technische en op belangen gebaseerde agenda's voor Centraal-Azië zichtbaar te integreren of in ieder geval op elkaar af te stemmen; wijst tevens op de verplichtingen betreffende een coherent ontwikkelingsbeleid van artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

3.  merkt op dat de EU op het gebied van energiebeleid een Memorandum van Overeenstemming heeft met Turkmenistan met het oog op de aankoop van gas; wijst er echter op dat Turkmenistan nog geen lid is van het initiatief inzake transparantie van winningsindustrieën (Extractive Industries Transparency Initiative -EITI); benadrukt opnieuw dat de inkomsten uit natuurlijke hulpbronnen transparanter gemaakt moeten worden; verzoekt de EU derhalve door middel van haar dialoog inzake energiebeleid het lidmaatschap van Turkmenistan van het EITI te steunen, zodat overwegingen van goed bestuur in de energieprogrammering van de EU geïntegreerd worden;

4.  benadrukt het belang van intensievere regionale samenwerking, vooral met het oog op de bestrijding van terrorisme, extremisme en illegale mensenhandel, en op het gebied van waterbeheer; meent dat de beperkte prestaties van de Centraal-Aziatische staten op het gebied van bestuur en regionale samenwerking een belangrijke oorzaak zijn van hun ongunstige politieke, sociale en economische situatie en van de geringe resultaten van ontwikkelingssamenwerking aldaar; moedigt de Commissie daarom aan deze staten technische hulp te bieden, praktische kennis met hen uit te wisselen en te bemiddelen bij het stimuleren van een onderlinge dialoog om hen te helpen hun bestuur te verbeteren en hun regionale samenwerking uit te breiden; verzoekt de Commissie voortdurend toezicht te houden op dit proces;

5.  uit zijn twijfels over het gebruik van begrotingssteun aan Kirgizië en Tadzjikistan, vooral gezien de wijdverbreide corruptie; verzoekt de Commissie een verslag in te dienen over het gebruik van begrotingssteun in deze landen;

6.  moedigt de Commissie aan een gedifferentieerde aanpak te volgen bij de ontwikkelingssamenwerking met de Centraal-Aziatische staten, gezien de verschillende politieke, economische en sociale constellaties en de uiteenlopende belangstelling voor samenwerking met de EU;

7.  wijst erop dat de tenuitvoerlegging van de strategie verbeterd kan worden door intensievere interne EU-coördinatie enerzijds en intensievere betrekkingen met andere internationale donoren en regionale belanghebbenden anderzijds;

8.  stelt voor de regionale benadering te stroomlijnen via betrekkingen met China en Rusland, de belangrijkste economische spelers in de regio; is van oordeel dat de aanpak van de kwestie fossiele brandstoffen gekoppeld moet worden aan EU-programmering in de Kaukasus en de Zwarte Zeeregio, en in Turkije;

9.  meent dat het Europees onderwijsinitiatief de bredere ontwikkelingsbehoeften van de Centraal-Aziatische staten moet omvatten en hen moet helpen een geschikte infrastructuur voor moderne onderwijssystemen te ontwikkelen;

10. roept de Commissie op zich strikt te houden aan het onderscheid tussen programma's en activiteiten die in aanmerking komen voor financiering in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) en de programma's en activiteiten die met andere instrumenten, zoals het instrument voor stabiliteit of het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR), worden gefinancierd, in het bijzonder wat de grensbewaking, de strijd tegen georganiseerde criminaliteit, een betere toepassing van het recht en bescherming van de mensenrechten betreft;

11. herhaalt hoe belangrijk het is om landen met een middelgroot inkomen zoals de Centraal-Aziatische landen, ook te betrekken bij het algemene ontwikkelingsbeleid van de EU en bij de inspanningen om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) te halen, aangezien de aandacht bij ontwikkeling vaak uitgaat naar de minst ontwikkelde landen, waarbij de Centraal-Aziatische regio wordt verwaarloosd, vooral nu sprake is van bezuinigingen op ontwikkelingshulp als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis;

12. onderstreept dat de veiligheidsgerichte programma's BOMCA (grenscontrole) en CADAP (voor de bestrijding van drugshandel) niet gefinancierd worden uit hoofde van het Stabiliteitsinstrument, maar via het DCI; wijst erop dat het zinvol zou zijn deze programma's onder de paraplu van het Stabiliteitsinstrument te brengen, aangezien het Stabiliteitsinstrument ontwikkeld is om flexibel te kunnen worden ingezet en te kunnen reageren op kortetermijncrises, waarbij de transregionale veiligheidsuitdagingen op de lange termijn tegelijkertijd in het oog worden gehouden;

13. verzoekt de Commissie regionale initiatieven inzake grensbeheer te versterken en synergieën te creëren met vergelijkbare programma's in Afghanistan;

14. verzoekt de EU, gezien de regionale waterschaarste, haar hulp op het gebied van waterbeheer in het kader van het milieu- en waterinitiatief van de EU te intensiveren, en verdere mogelijkheden met betrekking tot zonne- en windenergie te onderzoeken die lokale gemeenschappen op het platteland op kleine schaal zouden kunnen helpen, zodat de energieschaarste in stroomopwaarts gelegen staten aangepakt kan worden; betreurt het dat het waterbeheerproject van de EU voornamelijk gericht is op waterkwaliteit, hetgeen belangrijk is, maar minder relevant voor de situatie in Centraal-Azië dan kwesties die verband houden met de verdeling en toewijzing van watervoorraden; merkt met name op dat projecten voor hydro-elektrische energie en watervoorraden in de stroomopwaarts gelegen staten Kirgizië en Tadzjikistan geleid hebben tot meer regionale spanningen met stroomafwaarts gelegen Centraal-Aziatische landen; wijst erop dat de EU over veel deskundigheid op het gebied van internationaal waterrecht beschikt en dat zij daarom de instelling van een duurzaam systeem voor samenwerking op het gebied van waterbeheer moet bevorderen, dat gebaseerd is op internationaal recht op verdragsniveau;

15. onderstreept dat het gebrek aan energie (bijvoorbeeld voor verwarming en elektriciteit) de situatie van arme mensen in Centraal-Aziatische landen verergert; verzoekt de EU om, overeenkomstig haar verplichtingen inzake klimaatverandering, haar hulp bij de ontwikkeling van een duurzaam energiebeleid te intensiveren, onder andere door middel van energie-efficiëntie en gebruik van hernieuwbare energiebronnen;

16. betreurt dat de sterkere aanwezigheid van de EU in de regio in de praktijk weinig positieve veranderingen op het gebied van democratie, mensenrechten, goed bestuur en de rechtsstaat teweeg heeft gebracht; is van mening dat organisaties van het maatschappelijk middenveld moeten helpen bij de vaststelling van prioriteiten, de verbetering van het bestuur, en bij de vergroting van de doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking; roept de Commissie en de Centraal-Aziatische staten daarom op alle onnodige politieke en bestuurstechnische belemmeringen voor hun effectieve deelname aan ontwikkelingssamenwerking uit de weg te ruimen; verzoekt de Commissie tevens de programma's voor de interculturele dialoog en intermenselijke contacten te versterken, aangezien deze zevende prioriteit van de strategie niet volledig is verkend door middel van inhoudelijke bijeenkomsten en projecten waarvan de kosten, indien goed beheerd, beperkt zouden zijn;

17. betreurt dat de regimes van de Centraal-Aziatische landen geen verantwoordelijkheid nemen voor de strategie; moedigt de Commissie en de Centraal-Aziatische landen aan zich in te zetten voor sterkere plaatselijke overheden door te stimuleren dat deze overheidsniveaus meer betrokken raken bij ontwikkelingssamenwerking en politieke en economische besluitvorming.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.9.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

21

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Thijs Berman, Michael Cashman, Corina Creţu, Véronique De Keyser, Charles Goerens, Catherine Grèze, András Gyürk, Filip Kaczmarek, Franziska Keller, Bill Newton Dunn, Maurice Ponga, Birgit Schnieber-Jastram, Michèle Striffler, Alf Svensson, Eleni Theocharous

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Santiago Fisas Ayxela, Martin Kastler, Cristian Dan Preda, Judith Sargentini

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

María Irigoyen Pérez, Wolfgang Kreissl-Dörfler

ADVIES van de Commissie internationale handel (22.9.2011)

aan de Commissie buitenlandse zaken

over de staat van de uitvoering van de EU-strategie voor Centraal-Azië
(2011/2008(INI))

Rapporteur voor advies: Niccolò Rinaldi

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  beseft dat de handelsbetrekkingen tussen de EU en Centraal-Azië beperkt zijn, maar wijst erop dat het desondanks belangrijk is de betrekkingen tussen de EU en Centraal-Azië te verstevigen en hoopt dat de EU en de landen van Centraal-Azië de mogelijkheden die het partnerschap biedt ten volle zullen benutten;

2.  steunt de conclusies van de Competitiveness Outlook voor Centraal-Azië van de OESO van januari 2011 en maakt zich met name zorgen over de situatie van de mensenrechten en de rechten van de werknemers, alsmede over het gebrek aan steun voor het maatschappelijk middenveld in de landen van Centraal-Azië, en over het onderwijssysteem, het midden- en kleinbedrijf, hervormingen van het grondbezit en het investeringsbeleid in de regio, dat zich momenteel vooral richt op de energiesector en de mijnbouw, en dat meer gediversifieerd moet worden;

3.  is ingenomen met het feit dat de EU-handel met Centraal-Azië (in het bijzonder de EU-export) sinds 2000 aanzienlijk gegroeid is (+156%), in vergelijking met de Russische handel met de regio (+82%), maar beveelt aan alert te blijven, gezien het feit dat de Chinese handel met Centraal Azië in dezelfde periode met 750% is gestegen;

4.  wijst op de noodzaak om de inspanningen gericht op democratisering en modernisering van het politieke stelsel voort te zetten en alle landen daarbij aan te sporen zich in te zetten voor verandering en hervorming; dringt aan op ontwikkeling en bilaterale samenwerking op het gebied van de mensenrechten, economische diversificatie, de totstandbrenging van een duurzame energiesector en verbetering van de vervoersverbindingen tussen de Kaspische hulpbronnen en de Europese markt;

5.  pleit ervoor de inspanningen gericht op modernisering van het openbaar onderwijs voort te zetten, en dat onderwijs gratis en voor iedereen toegankelijk te maken, met inbegrip van bedrijfskundige opleidingen, als onderdeel van het werken aan de opbouw van een stabiel maatschappelijk middenveld dat gebaseerd is op gegarandeerde mensenrechten en rechten van werknemers in alle landen in de regio; meent dat de Commissie bij de planning en uitvoering van hervormingen van de verschillende onderwijsstelsels nauwer met de landen in Centraal-Azië moet samenwerken; spoort de EU aan studietoelagen en studiebeurzen beschikbaar te stellen voor studenten uit Centraal-Azië die aan Europese universiteiten willen studeren; benadrukt dat het tevens noodzakelijk is activiteiten te bevorderen die ten doel hebben de arbeidsparticipatie van vrouwen en hun toegang tot de arbeidsmarkt te waarborgen;

6.  is van mening dat steun aan het midden- en kleinbedrijf een van de noodzakelijke elementen is voor de ontwikkeling van de betrokken landen en dat de EU bij de ondersteuning van kmo's in het kader van het EIB-mandaat voor Centraal-Azië daaraan meer aandacht moet schenken en de visumvoorschriften voor personen uit het bedrijfsleven en het hoger onderwijs die van Centraal-Azië naar Europa reizen moet versoepelen, en daarbij tegelijkertijd goede arbeidsvoorwaarden, milieunormen en normen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen moet bevorderen; meent bovendien dat discriminatie van Europese ondernemingen vermeden moet worden, ook in de belangrijke sector van de overheidsopdrachten, en dat volledige samenwerking met lokale kleine en middelgrote ondernemingen, die de economische ontwikkeling en diversificatie van de regio ten goede komt, moet worden gestimuleerd;

7.  verzoekt de Commissie en de Europese dienst voor extern optreden te zorgen voor een sterke vertegenwoordiging van specialisten op economisch en handelsgebied in de delegaties van de Unie in de vijf landen van Centraal-Azië;

8.  spoort de Commissie aan de landen van Centraal-Azië goede technische bijstand en advies te verlenen om hun economische en bestuurlijke capaciteit te verbeteren, en op die manier de regionale en locale autoriteiten te versterken, een doeltreffender economische structuur te creëren en deze landen beter in het mondiale handelssysteem te integreren;

9.  is zich bewust van de zwakke onderlinge integratie van de landen van Centraal-Azië; verzoekt de Commissie verschillende handelsstrategieën voor elk van de vijf Centraal-Aziatische landen op te zetten, aangepast aan hun specifieke behoeften, en de integratie binnen de regio te stimuleren;

10. meent dat structurele hervormingen die zich richten op de totstandbrenging van een markteconomie en de ontwikkeling van een degelijk juridisch kader voor buitenlandse investeringen, niet alleen van essentieel belang zijn voor de economische ontwikkeling van de regio, maar tevens de integratie in de wereldeconomie en toetreding tot de WTO zullen vergemakkelijken; roept de Centraal-Aziatische landen op om een voorbeeld te nemen aan de Kirgizische Republiek en alle hervormingen door te voeren die nodig zijn om tot de WTO te kunnen toetreden;

11. beschouwt het WTO-lidmaatschap voor alle Centraal-Aziatische landen als een veelbelovende manier om hun economieën te verbeteren en beter in het wereldhandelssysteem te integreren, en tevens als een voorwaarde voor nauwere handels- en investeringsbetrekkingen met de EU;

12. verzoekt de Commissie en de Raad een standvastige positie in te nemen ten aanzien van de douane-unie tussen Rusland, Kazachstan en Wit-Rusland, en ervoor te zorgen dat deze de internationale verbintenissen in acht neemt en handelt in de geest van het aanstaande WTO-lidmaatschap;

13. is voorstander van Europese investeringen gericht op de diversificatie van de economieën in Centraal-Azië en de introductie van moderne en innoverende technologieën voor de productie van goederen met een toegevoegde waarde;

14. is ingenomen met het besluit van de Raad om de Commissie het mandaat te verlenen om onderhandelingen aan te gaan over een versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst en hoopt dat deze overeenkomst het belang van de handelsbetrekkingen tussen de EU en Kazachstan zal weerspiegelen, maar natuurlijk ook de samenwerking op het gebied van de democratie, mensenrechten en de rechtsstaat zal versterken;

15. neemt kennis van het Europese initiatief voor versterking van de rechtsstaat in Centraal-Azië en dringt aan op een passende follow-up om aan dit initiatief ook daadwerkelijk uitvoering te geven;

16. is van mening dat de EU in de dialoog met deze landen sterk de nadruk moet leggen op het bevorderen van goed bestuur, de naleving van de beginselen van de rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten, democratisering en de strijd tegen corruptie;

17. verzoekt de Commissie en de Raad een hoge prioriteit toe te kennen aan corruptiebestrijding, aangezien het momenteel de elite (en niet de bevolking als geheel) is die profiteert van de Europese steun en handel;

18. is van mening dat samenwerking en handel in grondstoffen, met name in zeldzame aardmetalen, prioriteit moet krijgen in de betrekkingen tussen de EU en Centraal-Azië; onderstreept dat het belangrijk is een partnerschap met de landen van de regio te bevorderen dat gebaseerd is op de ruil van grondstoffen tegen technologie en Europese vakkennis;

19. dringt aan op ecologische duurzaamheid als basisvoorwaarde voor alle toekomstige investeringsinitiatieven in de regio;

20. wijst nogmaals op het economische en politieke belang van een verbeterde toegang tot de energiehulpbronnen in Centraal-Azië; benadrukt in dit verband de grote betekenis van de Nabucco-pijplijn voor de diversificatie van de energievoorziening in de Europese Unie;

21. wijst op de geostrategische betekenis van Centraal-Azië voor de EU, omdat de regio een brug vormt naar China, Afghanistan en het Midden-Oosten, en een bron van omvangrijke energie-import is voor de EU;

22. is van mening dat de toekomstige EU-strategie voor Centraal-Azië lessen moet trekken uit de hervorming van het Europese nabuurschapsbeleid door differentiatie, persoonlijk contact en meer aandacht voor democratie en de mensenrechten, en tevens rekening moet houden met de bredere geopolitieke context, met inbegrip van Mongolië en Afghanistan.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.9.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

17

4

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Daniel Caspary, Christofer Fjellner, Vital Moreira, Paul Murphy, Cristiana Muscardini, Franck Proust, Niccolò Rinaldi, Helmut Scholz, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Keith Taylor, Pablo Zalba Bidegain

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Josefa Andrés Barea, George Sabin Cutaş, Béla Glattfelder, Salvatore Iacolino, Silvana Koch-Mehrin, Marietje Schaake

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Malika Benarab-Attou, Esther Herranz García, Gabriel Mato Adrover

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

4.10.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

53

5

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Gabriele Albertini, Pino Arlacchi, Franziska Katharina Brantner, Frieda Brepoels, Elmar Brok, Tarja Cronberg, Arnaud Danjean, Michael Gahler, Marietta Giannakou, Ana Gomes, Andrzej Grzyb, Richard Howitt, Anneli Jäätteenmäki, Jelko Kacin, Ioannis Kasoulides, Tunne Kelam, Nicole Kiil-Nielsen, Evgeni Kirilov, Maria Eleni Koppa, Andrey Kovatchev, Eduard Kukan, Vytautas Landsbergis, Krzysztof Lisek, Sabine Lösing, Ulrike Lunacek, Barry Madlener, Kyriakos Mavronikolas, Willy Meyer, Alexander Mirsky, María Muñiz De Urquiza, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Norica Nicolai, Pier Antonio Panzeri, Ioan Mircea Paşcu, Alojz Peterle, Cristian Dan Preda, Libor Rouček, Tokia Saïfi, Nikolaos Salavrakos, Jacek Saryusz-Wolski, Werner Schulz, Adrian Severin, Hannes Swoboda, Inese Vaidere, Sir Graham Watson, Boris Zala

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Laima Liucija Andrikienė, Véronique De Keyser, Liisa Jaakonsaari, Elisabeth Jeggle, Agnès Le Brun, Norbert Neuser, György Schöpflin, László Tőkés, Traian Ungureanu, Luis Yáñez-Barnuevo García, Janusz Władysław Zemke

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Paul Murphy