VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement en tot intrekking van Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

14.10.2011 - (2009/2212(INI))

Commissie constitutionele zaken
Rapporteur David Martin


Procedure : 2009/2212(INL)
Stadium plenaire behandeling

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement en tot intrekking van Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

(2009/2212(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien artikel 26, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien de artikelen 41 en 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A7‑0352/2011),

1.  neemt het bij deze resolutie gevoegde voorstel voor een verordening aan;

2.  verzoekt de Raad en de Commissie hun goedkeuring te hechten aan het voorstel;

3.  verzoekt de Raad en de Commissie om, indien zij aan het voorstel in zijn huidige vorm niet hun goedkeuring kunnen hechten, in onderhandeling te treden, en draagt zijn rapporteur en de voorzitter van zijn bevoegde commissie op onder leiding van die commissie onderhandelingen te voeren met de Raad en de Commissie, teneinde de goedkeuring van deze beide instellingen te waarborgen;

4.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het daarbij gevoegde voorstel voor een verordening te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.

BIJLAGE

VOORSTEL VOOR EEN VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT

tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement en tot intrekking van Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

HET EUROPEES PARLEMENT,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 226, derde alinea,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de goedkeuring van de Raad[1],

Gezien de goedkeuring van de Commissie[2],

Handelend volgens de bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Het Verdrag van Lissabon heeft de voorwaarden geschapen voor een nieuw en sterker institutioneel evenwicht in de Unie, zodat haar instellingen doeltreffender, democratischer en met meer openheid kunnen functioneren; in dit kader is het optreden van het Europees Parlement op het vlak van het politiek toezicht versterkt en uitgebreid. Derhalve dienen de enquêtecommissies van het Europees Parlement, overeenkomstig zowel de nationale parlementaire praktijk als de vereisten uit hoofde van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna "de Verdragen"), te worden versterkt en specifieke, werkelijke en duidelijk omschreven zeggenschap te krijgen die meer in overeenstemming is met hun politieke gewicht en bevoegdheden, met inachtneming van het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vervatte evenredigheidsbeginsel. De zeggenschap van de enquêtecommissies, die uitzonderlijke instrumenten van politiek toezicht zijn, dient de verantwoordelijkheden van andere instellingen onverlet te laten;

(2)       Op 19 april 1995 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hun goedkeuring gehecht aan Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS[3], waarin de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement werd vastgesteld. Dat besluit zinspeelde op de mogelijkheid dat de wijze van uitoefening van het enquêterecht in het licht van de opgedane ervaring kon worden herzien.

(3)       Met het oog op het nieuwe institutionele evenwicht dat het Verdrag van Lissabon heeft geschapen alsook de ervaring die is opgedaan bij de werkzaamheden van de enquêtecommissies van het Europees Parlement, dient Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS te worden herroepen en vervangen door een nieuwe verordening.

(4)       Overeenkomstig het bruikbaarheidsbeginsel, zoals erkend door de jurisprudentie van het Hof van Justitie[4], moeten de bevoegdheden die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van de taken die voortvloeien uit het enquêterecht worden toegekend aan het Europees Parlement en zijn enquêtecommissies. Daartoe is het tevens nodig dat de lidstaten en de instellingen en organen van de Europese Unie de nodige maatregelen treffen om de vervulling van die taken te vergemakkelijken.

(5)       Er dient geen enquêtecommissie te worden ingesteld wanneer de vermeende feiten het voorwerp van een gerechtelijk procedure uitmaken en zolang deze procedure nog niet is voltooid; teneinde tegenstrijdigheden tussen enquêtes van politieke aard en die van juridische aard te voorkomen, moet het Europees Parlement echter – zonder hiertoe uit hoofde van de Verdragen te worden verplicht – het onderzoek door een enquêtecommissie kunnen opschorten als er, nadat de commissie is ingesteld, gerechtelijke procedures met betrekking tot hetzelfde onderwerp worden ingesteld.

(6)       Uit de beginselen van openheid, goed bestuur en democratische verantwoordingsplicht vloeit voort dat de zittingen van enquêtecommissie, en met name hoorzittingen, in het openbaar gehouden dienen te worden; aan de andere kant dient te worden voorzien in de mogelijkheid van zittingen met gesloten deuren en gepaste geheimhoudingsregels, teneinde ervoor te zorgen dat de enquêtes doeltreffendheid verlopen, ter bescherming van de vitale belangen van de lidstaten, ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, in het bijzonder gelet op de EU-wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, en ter bescherming van de commerciële belangen van een natuurlijke of rechtspersoon.

(7)       Het enquêterecht beoogt, als belangrijk onderdeel van de parlementaire controlebevoegdheden, te bepalen hoe de bestaande wetgeving in het verleden is toegepast; het is dus van groot belang dat een commissie zich kan baseren op het feitelijke bewijs dat zij gaandeweg het onderzoek heeft verzameld. Te dien einde moet een enquêtecommissie, binnen de grenzen van haar mandaat, ieder onderzoek kunnen instellen dat zij nodig acht voor de uitvoering van haar taak, in het bijzonder het verrichten van onderzoek ter plaatse, het opvragen van documenten, het ondervragen van getuigen, het horen van ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie of van de lidstaten, en het opvragen van deskundigenverslagen.

(8)       Ten behoeve van transparantie en rechtszekerheid wordt een opdracht tot bewijsverkrijging door een enquêtecommissie gegeven in de vorm van een besluit, dat bij eventuele rechtsgevolgen jegens derden moet worden beschouwd als een besluit van het Europees Parlement, teneinde een passende juridische toetsing mogelijk te maken.

(9)       Onderzoeken moeten worden verricht met volledige eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, in het bijzonder het billijkheidsbeginsel, en het recht van de betrokkene om zich over de hem of haar betreffende feiten uit te spreken.

(10)     Enquêtecommissies dienen de rechten van de door hen als getuige opgeroepen personen volledig te eerbiedigen overeenkomstig het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(11)     Bij de onderzoeken dient tevens het beginsel in aanmerking te worden genomen dat de bevindingen van een enquête alleen mogen berusten op elementen die bewijskracht hebben; daartoe dient een enquêtecommissie met name toegang te kunnen hebben tot alle relevante documenten die in het bezit zijn van de instellingen of organen van de Unie, van de lidstaten of, als het document relevant wordt geacht voor het welslagen van de enquête, van enige andere natuurlijke of rechtspersoon.

(12)     Overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking en op basis van de verbintenis bij te dragen aan de instandhouding van de rechtsorde van de Unie, dienen de instellingen en organen van de Unie of de lidstaten de ambtenaren of personeelsleden aan te wijzen die zij machtigen om te verschijnen voor een enquêtecommissie als de commissie hen daartoe uitnodigt. Voorts moet een enquêtecommissie de leden van de Commissie kunnen horen onder wier verantwoordelijkheid de aangelegenheid in kwestie valt, indien hun getuigenis van wezenlijk belang en noodzakelijk wordt geacht voor een grondige beoordeling van de onderzochte aangelegenheid.

(13)     Opdat een enquêtecommissie er zeker van kan zijn dat haar bevindingen berusten op elementen die bewijskracht hebben, moet zij ook het recht hebben om iedere persoon die in de Europese Unie verblijft, onder wie ambtenaren en overige personeelsleden van de instellingen van de Unie of van de lidstaten, te ondervragen als getuige die de plicht heeft om vragen bereidwillig, volledig en naar waarheid te beantwoorden; om ervoor te zorgen dat de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie aan deze verplichting kunnen voldoen, moet bovendien duidelijk worden gemaakt dat zij krachtens de artikelen 17 en 19 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, opgenomen in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68[5], en artikel 11 van de regeling welke van toepassing is op andere personeelsleden van de Europese Unie, eveneens opgenomen in deze verordening, geacht worden te zijn gemachtigd om gevolg te geven aan de oproeping door de commissie om als getuige ter zitting te verschijnen en om persoonlijk verklaringen af te leggen en te worden gehoord.

(14)     Aangezien verklaringen de grootst mogelijke bewijskracht dienen te hebben, moeten enquêtecommissies tevens het recht hebben om van getuigen te vragen dat zij hun verklaringen onder ede afleggen; gelet op het feit dat het onder ede getuigen een procedure is die niet in alle nationale rechtsstelsels is voorzien, mogen getuigen niet worden verplicht tot het afleggen van de eed. Er dient kennis te worden genomen van alle gevallen waarin een getuige weigert onder ede te getuigen, zodat de bewijskracht van alle verklaringen op eerlijke wijze kan worden vergeleken.

(15)     Door het ratificeren van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben de lidstaten er tevens mee ingestemd dat het Europees Parlement het recht wordt toegekend om vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van dit recht te onderzoeken; bijgevolg dienen zij er, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht, op toe te zien dat hun nationale autoriteiten de enquêtecommissies de nodige bijstand verlenen bij de uitvoering van hun taak, met name door de verzoeken om juridische bijstand van de commissie snel in te willigen.

(16)     Met het oog op een versterkte democratische controle op het niveau van de Unie, kennen de bepalingen van deze verordening meer bevoegdheden toe aan de enquêtecommissies; om uitvoering te geven aan deze bepalingen, de doelmatigheid van de onderzoeken te vergroten en deze meer in overeenstemming te brengen met de nationale parlementaire praktijk, moet deze verordening voorzien in de mogelijkheid van doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties in duidelijk omschreven gevallen; de lidstaten dienen er zelf voor te zorgen dat bepaalde inbreuken zijn onderworpen aan passende sancties krachtens het nationale recht en dat zij passende gerechtelijke procedures instellen tegen de plegers van dergelijke inbreuken.

(17)     Teneinde te zorgen voor een breder scala aan doeltreffende voorzieningen, moet er binnen het Europees Parlement een precontentieuze voorziening beschikbaar worden gesteld aan natuurlijke of rechtspersonen, behalve aan instellingen of organen van de Unie of aan lidstaten, waarbij deze personen de besluiten mogen aanvechten die zijn genomen ter uitvoering van de bepalingen inzake onderzoek en die tot hen zijn gericht of die hen rechtstreeks en individueel raken. Deze voorziening dient een aanvulling te vormen op de gerechtelijke en buitengerechtelijke middelen krachtens de Verdragen en de rechtsstelsels van de lidstaten.

(18)     In deze verordening dient de trias politica te worden geëerbiedigd. Volgens deze leer moeten de wetgevende macht (parlement), de uitvoerende macht (regering) en de rechterlijke macht (justitie) van elkaar gescheiden zijn om machtsmisbruik te voorkomen.

(19)     In deze verordening worden de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend, in acht genomen.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Deel 1

Onderwerp en algemene voorschriften inzake de oprichting van enquêtecommissies

Artikel 1

Onderwerp

1.        Deze verordening bevat nadere bepalingen over de wijze van uitoefening van het recht van het Europees Parlement om in het kader van de vervulling van zijn taken vermeende inbreuken op het Unierecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van dit recht te onderzoeken.

2.        Bepalingen inzake de interne structuur van het Europees Parlement worden in zijn Reglement vastgelegd.

Artikel 2

Instelling en mandaat van enquêtecommissies

1.        Onder de voorwaarden en beperkingen die zijn vastgesteld in de Verdragen kan het Europees Parlement tijdelijke enquêtecommissies instellen.

2.        Het Europees Parlement kan deze enquêtecommissies instellen op verzoek van een vierde van zijn leden.

3.        Het besluit tot instelling van een enquêtecommissie omschrijft het mandaat van deze commissie, met name:

(a)       het onderwerp en het doel van het onderzoek, onder verwijzing naar de desbetreffende bepalingen in de Uniewetgeving;

(b)       de samenstelling van de commissie op basis van een evenwichtige vertegenwoordiging van politieke krachten;

(c)       de termijn voor de indiening van haar verslag. Deze bedraagt ten hoogste 12 maanden vanaf de datum waarop de commissie voor het eerst bijeen komt en kan bij een met redenen omkleed besluit van het Parlement tweemaal met ten hoogste drie maanden worden verlengd.

Artikel 3

Opheffing van enquêtecommissies

De enquêtecommissie houdt op te bestaan:

           (a)       zodra zij haar verslag heeft ingediend; of

           (b)       bij het verstrijken van de termijn voor de indiening van haar verslag; en tevens

           (c)       in ieder geval, bij het einde van de zittingsperiode.

Artikel 4

Nieuwe enquête

Een tijdelijke enquêtecommissie kan niet worden ingesteld of opnieuw worden ingesteld met betrekking tot feiten die reeds door een tijdelijke enquêtecommissie zijn onderzocht, totdat er sinds de indiening van het verslag van deze enquête of beëindiging van de taak van de vorige commissie twaalf maanden zijn verlopen, tenzij er nieuwe feiten aan het licht zijn gekomen. Een tijdelijke enquêtecommissie kan in elk geval worden ingesteld als er zich nieuwe, ernstige feiten hebben voorgedaan die kunnen worden aangemerkt als basis voor een wijziging van belangrijke conclusies.

Deel 2

Algemene procedurele regels

Artikel 5

Onverenigbaarheid

1.        Er kan geen enquêtecommissie worden ingesteld wanneer de vermeende feiten het voorwerp van een gerechtelijke procedure uitmaken en zolang deze procedure nog niet is voltooid.

2.        Als er na de instelling van een enquêtecommissie gerechtelijke procedures met betrekking tot hetzelfde onderwerp worden ingesteld, besluit het Europees Parlement of het onderzoek van de commissie wordt opgeschort.

Een desbetreffend verzoek kan worden ingediend door een lidstaat, de Commissie of een persoon die rechtstreeks en individueel in het onderzoek wordt betrokken.

De periode van de opschorting wordt niet meegerekend in de termijn als bedoeld in artikel 2, lid 3, letter c).

Artikel 6

Openbaarheid van de zittingen

1.        De zittingen van de enquêtecommissie, en met name de hoorzittingen van deze commissie, geschieden in het openbaar.

2.        Op verzoek van een kwart van de leden van de enquêtecommissie, op verzoek van een instelling of orgaan van de Unie of op verzoek van de betrokken nationale autoriteiten, wordt de zitting bij wijze van uitzondering met gesloten deuren gehouden. Op verzoek kunnen getuigen en deskundigen met gesloten deuren worden gehoord.

           Informatie die wordt beschouwd als vertrouwelijk, als bedoeld in artikel 7, wordt met gesloten deuren behandeld.

3.        Wanneer een persoon in het kader van een enquête nadeel kan ondervinden van het feit dat hij in de zaak betrokken is, stelt de tijdelijke enquêtecommissie hem daarvan in kennis en hoort zij hem op zijn verzoek.

Artikel 7

Vertrouwelijkheid

1.        De door een enquêtecommissie verzamelde inlichtingen zijn enkel bestemd voor de vervulling van haar taken. Zij mogen niet openbaar worden gemaakt wanneer zij gegevens bevatten die vertrouwelijk zijn. Het Europees Parlement verwerkt en beschermt de vertrouwelijke informatie overeenkomstig de gemeenschappelijke minimumnormen die door de andere instellingen van de Unie worden nageleefd.

2.        Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op informatie waarvan openbaarmaking zou leiden tot ondermijning van de bescherming van hetzij de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, in het bijzonder gelet op de wetgeving van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens, hetzij de commerciële belangen van een natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van de intellectuele eigendom.

Artikel 8

Samenwerking

De instellingen en organen van de Unie zien erop toe dat hun leden en hun personeel de enquêtecommissie de voor de uitvoering van haar taak noodzakelijke bijstand verlenen.

De lidstaten zien er, overeenkomstig hun nationale wetgeving, op toe dat hun nationale autoriteiten de enquêtecommissie bij de uitvoering van haar taak de nodige bijstand verlenen.

Artikel 9

Mededelingen

Elke mededeling aan de nationale autoriteiten of gerechten van de lidstaten ter fine van de toepassing van deze verordening, verloopt via hun permanente vertegenwoordigingen bij de Europese Unie.

Artikel 10

Onderzoeksresultaten

1.                   Nadat het onderzoek is afgerond, wordt het eindverslag van de enquêtecommissie ingediend bij het Europees Parlement, dat het verslag zonder amendementen aanneemt of verwerpt.

2.        In het eindverslag van de commissie kan een minderheidsstandpunt als officieel deel van de tekst zijn opgenomen, voor zover dit minderheidsstandpunt wordt gesteund door een kwart van de leden van de commissie.

3.        Op basis van het verslag kan het Europees Parlement met name de zaak verwijzen naar de instellingen of organen van de Unie of naar de nationale gerechtelijke of andere autoriteiten.

Het Europees Parlement kan aanbevelingen die het eventueel op basis van het verslag van de enquêtecommissie heeft aangenomen, doen geworden aan de instellingen of organen van de Europese Unie of aan de lidstaten.

Deel 3

Onderzoek

Artikel 11

Verrichten van onderzoek

1.        De enquêtecommissie kan, binnen de grenzen van haar mandaat, ieder onderzoek instellen dat zij nodig acht voor de uitvoering van haar taak. Te dien einde is de commissie met name bevoegd om:

           – onderzoek ter plaatse te verrichten;

           – documenten op te vragen;

           – getuigen op te roepen;

           – ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie of van de lidstaten te horen;

           – deskundigenverslagen op te vragen.

2.        De enquêtecommissie kan de nationale gerechtelijke en andere autoriteiten om hulp vragen in het kader van haar onderzoek. Deze autoriteiten verlenen de enquêtecommissie de nodige bijstand.

3.        Wanneer bij vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van dit recht mogelijk sprake is van verantwoordelijkheid van een orgaan of autoriteit van een lidstaat, kan de enquêtecommissie het parlement van de betreffende lidstaat verzoeken aan het onderzoek mee te werken.

Het Europees Parlement kan daartoe interparlementaire akkoorden sluiten met de parlementen van de lidstaten.

4.        Besluiten die de commissie neemt overeenkomstig dit deel 3 en die zijn gericht tot een natuurlijke of rechtspersoon, behalve een instelling of orgaan van de Unie of een lidstaat, stellen de geadresseerden in kennis van de rechtsmiddelen die krachtens artikel 21 van deze verordening voor hen openstaan.

           Besluiten van de commissie die rechtsgevolgen hebben jegens derden worden beschouwd als besluiten van het Europees Parlement.

Artikel 12

Opdracht tot bewijsverkrijging

Ten behoeve van haar onderzoek neemt de commissie een besluit (opdracht tot bewijsverkrijging) waarin de beoogde onderzoeksmiddelen en de te bewijzen feiten worden vastgesteld.

Artikel 13

Onderzoek ter plaatse

De enquêtecommissie kan onderzoek ter plaatse verrichten. Dit onderzoek wordt waar nodig verricht in samenwerking met de nationale autoriteiten, overeenkomstig de bepalingen van de nationale wetgeving.

Artikel 14

Opvragen van documenten

1.        Op verzoek van de enquêtecommissie stellen de instellingen en organen van de Unie alle relevante documenten die in hun bezit zijn ter beschikking aan de commissie.

2.        Op verzoek van de enquêtecommissie stellen de autoriteiten van de lidstaten alle relevante documenten die in hun bezit zijn ter beschikking aan de commissie overeenkomstig de bepalingen van de nationale wetgeving en de regels die zijn vastgelegd onder de letters a) en b) van artikel 346, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

3.        De enquêtecommissie kan iedere andere betrokken natuurlijke of rechtspersoon verzoeken de documenten beschikbaar te stellen die zij relevant acht voor het welslagen van haar enquête. Deze personen voldoen aan het verzoek van de commissie, onverminderd hun verplichtingen uit hoofde van het communautaire en nationale recht. Zij kunnen zich beroepen op de rechten die hun krachtens de nationale wetgeving toekomen in het geval van inbeslagneming van voorwerpen door de nationale rechtshandhavingsinstanties.

4.        Verzoeken om documenten vermelden de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek, omschrijven welke documenten vereist zijn en stellen een termijn vast waarbinnen de documenten moeten worden verstrekt. Zij geven ook aan wat de eventuele gevolgen zijn van een niet-gemotiveerde weigering om de gevraagde documenten te verstrekken.

Artikel 15

Getuigen

1.        De enquêtecommissie kan iedere persoon die in de Europese Unie verblijft, oproepen als getuige wanneer zij het horen van deze persoon nodig acht voor de uitvoering van haar taak.

Elke oproeping bevat de naam, de voornamen en het adres van de betrokken getuige en geeft precies aan over welk onderwerp en om welke redenen de getuige wordt gehoord. De commissie stuurt de oproeping door naar de bevoegde nationale autoriteit van de lidstaat waar de getuige woonachtig is. Deze autoriteit zorgt ervoor dat de oproeping wordt betekend aan de getuige overeenkomstig de bepalingen van de nationale wetgeving.

2.        De getuigen, mits behoorlijk opgeroepen, zijn gehouden aan de oproeping gevolg te geven en ter zitting te verschijnen. Zij geven bereidwillig, volledig en naar waarheid antwoord op de vragen die de leden van de commissie hen stellen. Zij kunnen zich beroepen op de rechten die hun zouden toekomen als zij in hun lidstaat van verblijf zouden worden opgeroepen en gehoord door een parlementaire enquêtecommissie of een soortgelijk orgaan, dan wel door een gerecht dat in burgerlijke zaken uitspraken doet. Zij mogen zich daartoe laten bijstaan door een juridisch adviseur.

Getuigen worden vooraf ingelicht over hun rechten en plichten, over de eventuele gevolgen van een niet-gemotiveerde weigering om aan de oproeping gevolg te geven en ter terechtzitting te verschijnen, alsmede over de gevolgen van een valse getuigenis en het omkopen van getuigen.

3.        Indien een naar behoren gedagvaarde getuige niet voor de enquêtecommissie verschijnt, kan de Commissie opdracht geven tot een volgende dagvaarding van deze getuige.

4.        De commissie kan besluiten de getuigen te horen onder de volgende eed: "Ik zweer de waarheid te hebben gezegd, de volle waarheid en niets dan de waarheid." Getuigen mogen desgewenst een religieuze formule toevoegen aan de eed. Niemand is echter verplicht onder ede te getuigen.

           In alle gevallen waarin een getuige weigert onder ede te getuigen wordt hiervan akte genomen.

Artikel 16

Getuigenis van leden van instellingen van de Unie en van regeringen van lidstaten

De Commissie kan de instellingen van de Unie – met uitzondering van het Hof van Justitie – of regeringen van lidstaten verzoeken één of meer van hun leden aan te wijzen om deel te nemen aan haar procedures, indien hun getuigenis van wezenlijke betekenis en noodzakelijk wordt geacht voor een grondige beoordeling van de onderzochte aangelegenheid.

Naar aanleiding van een verzoek overeenkomstig lid 1, wijst de Commissie één of meer van haar leden aan die verantwoordelijk is/zijn voor de onderzochte aangelegenheid, om voor de enquêtecommissie te verschijnen.

Artikel 17

Ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie en van de lidstaten

1.        De enquêtecommissie kan de instellingen of organen van de Unie of de lidstaten verzoeken een of meer van hun ambtenaren of personeelsleden aan te wijzen voor deelneming aan de werkzaamheden van de enquêtecommissie.

De instellingen of organen van de Unie of de lidstaten wijzen de ambtenaren of overige personeelsleden aan die zij machtigen om te verschijnen voor de enquêtecommissie.

2.        De enquêtecommissie kan een bepaalde ambtenaar of andere functionaris van de Unie oproepen om te getuigen in een zaak die verband houdt met zijn of haar beroep wanneer zij het horen van deze persoon nodig acht voor de uitvoering van haar taak. De betrokken ambtenaar of andere functionaris wordt geacht krachtens de artikelen 17 en 19 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en artikel 11 van de regeling welke van toepassing is op andere personeelsleden van de Europese Unie gemachtigd te zijn om gevolg te geven aan de oproeping door de commissie om als getuige ter zitting te verschijnen en om persoonlijk verklaringen af te leggen en te worden gehoord.

3.        De enquêtecommissie kan een bepaalde ambtenaar of andere functionaris van een lidstaat oproepen om te getuigen in een zaak die verband houdt met zijn of haar beroep wanneer zij het horen van deze persoon nodig acht voor de uitvoering van haar taak. Overeenkomstig de nationale wetgeving machtigt de betrokken lidstaat zijn ambtenaren en overige personeelsleden om gevolg te geven aan de oproeping door de commissie om als getuige ter zitting te verschijnen en om persoonlijk verklaringen af te leggen en te worden gehoord.

Artikel 18

Verzoeken om rechtshulp

1.        De enquêtecommissie kan verzoeken om rechtshulp voor het horen van getuigen die op correcte wijze zijn opgeroepen.

2.        Dit soort verzoeken wordt, overeenkomstig artikel 15, lid 1, gedaan in de vorm van een besluit van de commissie, die het besluit doorstuurt naar de bevoegde gerechtelijke instantie van de lidstaat waar de getuige woonachtig is. Zo nodig doet zij het besluit vergezeld gaan van een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat tot welke het besluit is gericht.

3.        De bevoegde justitiële instantie behandelt het verzoek, na echtheid en wettigheid ervan te hebben gecontroleerd, overeenkomstig de voor haar geldende nationale wetgeving. Zij kan evenwel tegemoetkomen aan een verzoek van de enquêtecommissie om een speciale methode of procedure te volgen, tenzij dit inbreuk maakt op het nationale recht van de betrokken lidstaat of onuitvoerbaar is vanwege haar eigen praktijk en procedure of vanwege praktische bezwaren.

4.        Aan verzoeken om juridische bijstand wordt snel voldaan.

5.        Hierna zendt de bevoegde gerechtelijke instantie aan de enquêtecommissie het besluit toe dat het verzoek omvat, alle documenten die voortvloeien uit de uitvoering, alsmede een gedetailleerd overzicht van de kosten.

Artikel 19

Deskundigen

1.        De enquêtecommissie kan besluiten de verslagen van een of meer deskundigen op te vragen. In haar desbetreffende besluit omschrijft de commissie de taken van de deskundige en stelt zij de termijn vast waarbinnen het verslag moet worden opgesteld.

2.        De deskundige mag zijn oordeel slechts geven over de punten die hem uitdrukkelijk zijn voorgelegd.

3.        De commissie kan op verzoek van de deskundige getuigen horen.

4.        Nadat de deskundige een verslag heeft opgesteld, kan hij worden gehoord door de enquêtecommissie.

           Artikel 18 is mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 20

Sancties

1.        Er wordt akte genomen van alle gevallen waarin de verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet worden nageleefd of waarin dit wordt geweigerd.

De Voorzitter van het Europees Parlement kan geheel of gedeeltelijk kennis geven van de punten waarvan officieel kennis is genomen en hij draagt er zorg voor dat deze aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt gepubliceerd.

2.        De lidstaten zien erop toe dat de volgende inbreuken op deze verordening onderworpen zijn aan passende sancties krachtens hun nationale wetgeving:

– een niet-gemotiveerde weigering om de gevraagde documenten te verstrekken;

– een niet-gemotiveerde weigering om gevolg te geven aan een oproep om als getuige ter zitting te verschijnen;

– het afleggen van een valse getuigenis; en tevens

– het omkopen van getuigen.

           Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend en stroken met de sancties voor soortgelijke inbreuken in het kader van de werkzaamheden van enquêtecommissie in de nationale parlementen.

3.        Wanneer een redelijk vermoeden bestaat dat een persoon een inbreuk heeft gepleegd als bedoeld in lid 2, stelt de lidstaat waarin deze persoon woonachtig is krachtens de nationale wetgeving passende gerechtelijke procedures tegen hem of haar in.

Artikel 21

Rechtsmiddelen

1.        Iedere natuurlijke of rechtspersoon, behalve een instelling of orgaan van de Unie of een lidstaat, kan een met redenen omklede schriftelijke klacht indienen tegen een besluit van de enquêtecommissie dat is genomen overeenkomstig deel 3 en dat tot deze persoon is gericht of voor hem of haar van rechtstreeks en individueel belang is. De klacht omschrijft de vermeende inbreuk op het communautaire of het nationale recht dat op deze persoon van toepassing is.

2.        De klacht wordt ingediend bij het Europees Parlement binnen [tien werkdagen] na kennisgeving van het besluit aan klager, of, bij gebreke van een dergelijke kennisgeving, eventueel na de dag waarop het besluit ter kennis kwam van klager.

           De klacht heeft opschortende werking.

3.        Het Europees Parlement neemt een met redenen omkleed besluit over de klacht tijdens de eerste vergadering die wordt gehouden na het verstrijken van een termijn van 10 werkdagen na ontvangst van de klacht. Met dit besluit kan opdracht worden geven de opschortende werking van de klacht op te heffen.

Het Europees Parlement stelt klager binnen tien werkdagen in kennis van zijn besluit en attendeert klager op de rechtsmiddelen die voor hem of haar openstaan, namelijk het instellen van beroep tegen het Europees Parlement en/of het indienen van een klacht bij de Europese Ombudsman, onder de voorwaarden voorzien in de artikelen 263 en 228 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

4.        Wanneer het Europees Parlement verzuimt binnen de voorgeschreven termijn een met redenen omkleed besluit te nemen, is klager bevoegd beroep in te stellen tegen het Europees Parlement onder de voorwaarden voorzien in artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 22

Kosten

De reis- en verblijfkosten van de leden en ambtenaren van instellingen en organen van de Unie komen ten laste van deze instellingen en organen. De reis- en verblijfkosten van andere personen die voor een enquêtecommissie getuigenis afleggen, worden volgens de maxima die zijn bepaald voor het horen van deskundigen door het Europees Parlement vergoed.

Deel 4

Slotbepalingen

Artikel 23

Intrekking

Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS wordt ingetrokken.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing …[6]*.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

TOELICHTING

"Truth is an arrow and the gate is narrow...that it passes through."

Bob Dylan

Inleiding

Het enquêterecht is een belangrijk onderdeel van de controlebevoegdheden van het Parlement. Het biedt uiteindelijk de mogelijkheid om controle uit te oefenen op het verleden: hoe is de bestaande wetgeving ten uitvoer gelegd? Was er sprake van overtredingen van de wet, of van wanbeheer of corruptie bij de toepassing van de wetgeving? Met andere woorden, het enquêterecht dient ertoe de waarheid over het verleden boven tafel te krijgen.

Dit recht wordt door democratische parlementen overal ter wereld op vele verschillende manieren uitgeoefend. In de meeste lidstaten van de Unie is de instelling van enquêtecommissies neergelegd in en geregeld bij de grondwet, de wet of een besluit. Uit een vergelijking tussen de verschillende typen enquêtecommissies in de diverse lidstaten blijkt dat er aanzienlijke verschillen bestaan op het vlak van de mechanismen voor de samenstelling, het functioneren en de bevoegdheden van deze commissies[7]. Daarnaast zijn er verschillen in de frequentie waarin enquêtecommissies worden ingesteld.

Het recht van het Europees Parlement om tijdelijke enquêtecommissies in te stellen om "vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht te onderzoeken" is door het Verdrag van Maastricht tot primair recht verheven. Het Verdrag geeft geen informatie over specifieke bevoegdheden van EP-enquêtecommissies, maar laat de vaststelling van gedetailleerde bepalingen over aan een toekomstig interinstitutioneel akkoord.

Het Parlement begon direct met de opstelling van een dergelijk akkoord, en pas na langdurige onderhandelingen en de publicatie van twee verslagen[8] werd in 1995 een interinstitutioneel besluit tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement genomen[9].

Het Parlement heeft slechts spaarzaam gebruik gemaakt van dit recht. Sinds 1995 zijn slechts drie enquêtecommissies ingesteld:

- TRANSIT - communautair douanevervoer,

- ESB1 - BSE (boviene spongiforme encefalopathie),

- EQUI - crisis bij de Equitable Life Assurance Society.

Tijdens de bijeenkomsten van de enquêtecommissie EQUI bleek al snel dat enquêtecommissies slechts beperkte bevoegdheden hebben, die geen recht deden aan het politieke gewicht van het Europees Parlement en niet tegemoetkwamen aan diens behoeften en bevoegdheden. Op dit vlak meldde de commissie EQUI in haar verslag:

Behalve met betrekking tot de Europese Commissie heeft de commissie vrij weinig macht: zij kan niemand als getuige dagvaarden, er zijn geen wettelijke gevolgen, kosten of boetes indien een mogelijke getuige weigert mee te werken aan de enquête, en er zijn geen sancties voor het geven van een valse getuigenis of voor de weigering te verschijnen voor de commissie of bewijs over te dragen aan de commissie. De commissie heeft niet de onderzoeksbevoegdheden die het Hof bijvoorbeeld heeft ten aanzien van nationale regeringen of wanneer een bestuursorgaan of een particuliere instelling weigert de commissie van documentatie te voorzien. Evenmin heeft het de mogelijkheid om in de loop van haar onderzoek een nationaal gerechtshof te vragen om ondersteuning[10].

Deze problemen waar de commissie EQUI op wees, waren dezelfde controversiële punten die al tijdens de interinstitutionele onderhandelingen in 1995 naar voren waren gekomen. Op basis hiervan deed het Europees Parlement op 19 juni 2007[11] een aanbeveling waarin de Conferentie van voorzitters werd opgeroepen uitvoering te geven aan de aanbevelingen die al waren gegeven in het verslag van de commissie EQUI, met name ten aanzien van de toekomstige hervorming van enquêtecommissies.

Waarom nu deze hervorming?

Het evenwicht tussen de instellingen van de Unie en het politieke gewicht van het Parlement werden gewijzigd bij het Verdrag van Lissabon. Artikel 14 VEU stipuleert uitdrukkelijk dat het Parlement politiek toezicht uitoefent. De procedure voor het vaststellen van de bepalingen betreffende de uitoefening van het enquêterecht is ook gewijzigd bij dit Verdrag. Artikel 226 luidt als volgt: "De nadere bepalingen.....worden volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen vastgesteld door het Europees Parlement, na goedkeuring door de Raad en de Commissie".

In het verleden namen de drie belangrijkste Europese instellingen dit besluit gezamenlijk, maar het Verdrag van Lissabon geeft het recht van initiatief expliciet aan het Parlement. Toch heeft het Parlement formele goedkeuring van de Raad en de Commissie nodig.

Een andere reden om deze herziening nu uit te voeren is dat de meest recente wijzigingen in het statuut van de Ombudsman[12] de Ombudsman meer bevoegdheden hebben gegeven in verhouding tot de enquêtecommissies van het Parlement.

De aanbeveling van het Europees Parlement van 19 juni 2007 op basis van het verslag van de commissie EQUI voorzag al in een hervorming van de regelgeving met betrekking tot deze commissies om het functioneren en de effectiviteit van toekomstige enquêtecommissies te verbeteren. Volgens de studie van de commissie naar de situatie in twaalf lidstaten en Zwitserland zijn nationale parlementen veel beter toegerust om enquêtes uit te voeren dan het EP. De beleidsondersteunende afdeling heeft de enquête daarom uitgebreid naar de lidstaten die in de eerdere enquête buiten beschouwing waren gelaten. Uit de resultaten komt naar voren dat de meeste lidstaten een constitutioneel systeem kennen dat voorziet in enquêtecommissies. In de meeste lidstaten hebben deze commissies soortgelijke onderzoeksbevoegdheden als echte rechtbanken, zij het in minder verregaande mate. In de meeste lidstaten die een wettelijke basis voor enquêtecommissies kennen, kunnen deze commissies ook getuigen dagvaarden om getuigenis af te leggen. Als een getuige hier geen gevolg aan geeft, volgen er sancties die van land tot land verschillen.

Vergeleken bij deze bepalingen is de huidige regelgeving met betrekking tot enquêtecommissies in het Europees Parlement veel beperkender, met name ten aanzien van het dagvaarden van getuigen en sancties voor mensen die niet willen meewerken.

Aangezien het Verdrag het Parlement het recht van initiatief geeft, is de gebruikte procedure de procedure die genoemd wordt in artikel 41 van het Reglement "Recht van initiatief dat het Parlement krachtens de Verdragen is toegekend".

Nu de procedure is gewijzigd, kan het Parlement een nieuwe verordening voorstellen (zoals eerder beschreven), in plaats van slechts wijzigingen aanbrengen in het oude besluit[13].

Welke verbeteringen worden voorgesteld?

Enquêtecommissies moeten over de nodige middelen beschikken om hun taken op het gebied van onderzoek naar vermeende schendingen van Gemeenschapsrecht of wanbestuur te kunnen vervullen. Dit is conform de jurisprudentie van het Hof van Justitie: wanneer een artikel van het Verdrag een instelling of orgaan van de Unie met een welomschreven taak belast, valt aan te nemen – wil men althans niet ieder nuttig effect aan de betrokken bepaling ontnemen – dat dat artikel dat orgaan daarmee tevens "de noodzakelijke bevoegdheden verleent om die taak te kunnen vervullen"[14].

Uw rapporteur heeft verschillende bronnen geraadpleegd als inspiratie voor het opstellen van een voorstel voor een geheel nieuwe verordening – voor de allereerste keer in de geschiedenis van dit Parlement. Twee van de belangrijkste inspiratiebronnen waren het statuut en het Reglement van het Europese Hof van Justitie, met name de artikelen 24‑30 resp. 47‑53, 75. Verordening (EG) nr. 1073/1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom, inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt bevatten nuttige voorbeelden hoe enquêtebevoegdheden op supranationaal niveau kunnen worden georganiseerd. Het document van de beleidsondersteunende afdeling (Parliamentary Committees of Inquiry: A Survey) verschafte een overzicht van de bevoegdheden en procedures van enquêtecommissies in verschillende landen. Uiteraard zijn ook eerdere teksten met betrekking tot enquêtecommissies van het EP geraadpleegd[15]. Uitstekende documenten, notities en bijdragen van onze Juridische Dienst hebben ook een impuls gegeven aan het denkproces. Tot slot zullen enkele onbetwiste en bruikbare bepalingen uit het oude besluit ongetwijfeld worden overgeheveld naar het nieuwe rechtsinstrument.

Dit voorstel voor een verordening is duidelijker en logischer gestructureerd dan het oude besluit. De belangrijkste verbeteringen worden opgesomd in afdeling 3 (onderzoek).

Het uitgangspunt van onze overwegingen was de overtuiging dat alle conclusies van een enquête uitsluitend gebaseerd mogen zijn op aantoonbare elementen. Hiervoor moet een enquêtecommissie binnen de grenzen van haar mandaat onderzoeken kunnen uitvoeren die zij nodig acht om haar taak te kunnen vervullen, namelijk de waarheid over bepaalde zaken uit het verleden boven tafel te krijgen aan de hand van verzameld bewijsmateriaal.

Volgens de voorgestelde ontwerpverordening kan de commissie dan ook elk type onderzoek uitvoeren, waarbij voor de belangrijkste typen onderzoek uitvoerige bepalingen van kracht zijn, d.w.z. onderzoeken ter plaatse, het opvragen van documenten, het ondervragen van ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie en de lidstaten, het oproepen van getuigen en het aanvragen van deskundigenverslagen.

Enquêtecommissies dienen toegang te hebben tot alle documenten – administratieve of andere – en tot alle informatie die zij nodig hebben voor het uitvoeren van hun taak. Zowel de Unie als de nationale instanties en natuurlijke of rechtspersonen dienen dergelijke informatie te verstrekken. Desalniettemin zou er alleen van deze bevoegdheid gebruik mogen worden gemaakt wanneer de opgevraagde informatie of documenten verband houden met de taak van de betreffende enquêtecommissie.

Op dezelfde basis moeten enquêtecommissies de bevoegdheid hebben om iedereen te horen wiens getuigenis of expertise nodig wordt geacht om de zaak in kwestie beter te kunnen onderzoeken (ambtenaren van de Unie of de lidstaten, technische experts, woordvoerders van rechtspersonen, enz.).

Om bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken, voorziet de ontwerpverordening in een rechtstreekse verplichting om de gevraagde documenten aan de commissie te overleggen en om als getuige te verschijnen en een verklaring af te leggen. Eén procedure uit het oorspronkelijke besluit kan echter worden gehandhaafd: ambtenaren en andere personeelsleden van de EU of de lidstaten kunnen op grond van hun rang worden aangewezen om aan gerechtelijke procedures deel te nemen. In dergelijke gevallen is het zeer aannemelijk dat zij praktisch op instructie zouden handelen. Ingeval de commissie echter niet tevreden zou zijn over de volgens deze procedure verstrekte documenten of verklaringen, zou zij nu gebruik kunnen maken van haar nieuwe, grotere bevoegdheden – zij zou deze personen rechtstreeks als getuige kunnen oproepen. De oude modaliteit (waarbij een beroep werd gedaan op de welwillendheid en loyale samenwerking van EU-instellingen en lidstaten) is dus niet overboord gezet, maar de dreiging dat de commissie gebruik zou kunnen maken van haar nieuwe uitgebreide bevoegdheden zou de EU-instellingen of lidstaten tegen wie een onderzoek loopt "tot inzicht kunnen brengen".

Een zeer belangrijke verbetering van deze nieuwe rechtsmodaliteit zou zijn dat getuigen, mits behoorlijk opgeroepen, gehouden zijn om de vragen van de leden van de commissie bereidwillig, volledig en naar waarheid te beantwoorden. Dit geldt ook voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie. Uit hoofde van de verordening mogen zij gevolg geven aan de oproep van een enquêtecommissie om te getuigen.

Dit rechtskader lijkt geschikt om ervoor te zorgen dat de politieke controle die het Europees Parlement – de enige rechtstreeks gekozen instelling van de Unie – uitoefent uiteindelijk gewicht heeft, doeltreffend is en voldoet aan de verwachtingen van de Europese burger ten aanzien van democratische verantwoordingsplicht en goed bestuur.

Tegelijkertijd moet het voorzien in passende sanctiemaatregelen, ingeval geen gevolg wordt gegeven aan deze verplichtingen. Om ervoor te zorgen dat de beginselen van nullum crimen sine lege en nulla poena sine lege, zoals vastgelegd in artikel 49 van het Handvest van de grondrechten, worden gerespecteerd, dient de verordening lidstaten te verplichten ervoor te zorgen dat er conform de nationale wetgeving passende sancties staan op exact omschreven overtredingen – de ongegronde weigering om de gevraagde documenten te overleggen, de ongegronde weigering om aan een oproeping gevolg te geven en te getuigen, valse getuigenis, en omkoping van getuigen.

Het Europees Parlement is geen rechtbank; het heeft dan ook geen bevoegdheid om zelf sanctiemaatregelen op te leggen aan individuele burgers. Desondanks hebben alle lidstaten er bij hun goedkeuring van het Verdrag van Lissabon mee ingestemd het Europees Parlement het recht te geven inbreuken op en wanbeheer bij de toepassing van het recht van de Unie te onderzoeken. Dit zou hen ertoe moeten bewegen hun eigen bestuurlijke stelsel te verplichten medewerking te verlenen aan eventuele enquêtecommissies van het EP. Anderzijds zouden de instellingen van de Unie niet mogen toestaan dat ambtenaren, mits behoorlijk opgeroepen, die de verordening overtreden zich achter hun immuniteit verschuilen waarin protocol nr. 7 uitsluitend in het belang van de Unie voorziet; daarom wordt duidelijk gesteld dat opheffing van de immuniteit in dergelijke gevallen niet zal worden gezien als strijdig met de belangen van de Unie.

Tot slot wordt een enquêtecommissie ingesteld om een einde te maken aan een illegale of oneerlijke situatie. Enquêtes moeten dus vele mogelijke uitkomsten kunnen hebben om de meest geschikte oplossing te leveren. In deze context zij erop gewezen dat het uiteindelijke besluit door het Parlement wordt genomen – ongeacht de bevoegdheden die aan de enquêtecommissies zijn toegekend om hun taken uit te kunnen voeren. De conclusies van de enquêtecommissies kunnen dus in de vorm van een eindverslag bij het Parlement worden ingediend. Het is vervolgens aan het Parlement om een of meer aanbevelingen uit het eindverslag over te nemen, zoals de aanbeveling het verslag te publiceren, een wetgevingsinitiatief in te dienen, de zaak door te verwijzen naar de bevoegde autoriteiten van de Unie of de lidstaten, de zaak naar de Ombudsman door te verwijzen of andere passende maatregelen te nemen, al naargelang de specifieke situatie.

  • [1]  PB ...
  • [2]  PB ...
  • [3]  PB L 78 van 6.4.1995, blz. 1.
  • [4]  Arrest van 9 juli 1987, gevoegde zaken 281, 283, 284, 285 en 287/85 Duitsland, Frankrijk, Nederland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk tegen Commissie – Jurispr. 1987, blz. 3203, paragraaf 28.
  • [5]  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
  • [6] *              PB: gelieve de datum in te vullen: twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
  • [7]  Vgl. de analyse van beleidsondersteunende afdeling C: Parliamentary committees of inquiry in national systems: a comparative survey of EU Member States.
  • [8]  A3-0302/92 en A4-0003/95.
  • [9]  Besluit 95/167/EG, Euratom, EGKS.
  • [10]  A6-0203/2007.
  • [11]  P6_TA(2007) 0264.
  • [12]  PB L 189 van 17.7.2008, blz. 25.
  • [13]  Een technisch detail, dat toch een vermelding waard is: artikel 107 ter van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie werd ingetrokken bij protocol nr. 2 gehecht aan het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; krachtens artikel 106 bis van het EGKS-Verdrag is artikel 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie echter van toepassing op de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
  • [14]  Vgl. arrest van 9 juli 1987 in zaak 281/85.
  • [15]  Verslag over de crisis bij de Equitable life Assurance Society (A6-0203/2007); verslag van 21 juli 1995 over de wijziging van artikel 136 van het Reglement (A4-0187/95); verslag van 12 januari 1995 over de vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement (A4-0003/95); Werkdocument van 3 januari 1995 over het enquêterecht van het EP (rapporteur: Alexander Langer); verslag van 14 oktober 1992 over parlementaire enquêtecommissies (A3-0302/92); werkdocument van 2 juni 1992 over parlementaire enquêtecommissies (rapporteur: François Musso).

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

11.10.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

17

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Carlo Casini, Andrew Duff, Ashley Fox, Matthias Groote, Roberto Gualtieri, Enrique Guerrero Salom, Zita Gurmai, Gerald Häfner, Constance Le Grip, David Martin, Morten Messerschmidt, Paulo Rangel, Algirdas Saudargas, György Schöpflin, Rafał Trzaskowski, Luis Yáñez-Barnuevo García

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Helmut Scholz, Rainer Wieland