VERSLAG over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Luigi De Magistris

25.11.2011 - (2011/2076(IMM))

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Bernhard Rapkay

Procedure : 2011/2076(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0412/2011
Ingediende teksten :
A7-0412/2011
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Luigi De Magistris

(2011/2076(IMM))

Het Europees Parlement,

–   gezien het verzoek van Luigi De Magistris om verdediging van zijn immuniteit in het kader van de procedure voor de rechtbank van Napels (Italië), dat op 31 maart 2011 werd ingediend, en van de ontvangst waarvan op 6 april 2011 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

–   gezien de schriftelijke bewijsstukken die werden ingediend door Luigi De Magistris, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van zijn Reglement,

–   gezien artikel 8 van het Protocol (nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–   gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010 en 6 september 2011[1],

–   gezien artikel 6, lid 3, en artikel 7 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A7-0412/2011),

A. overwegende dat een lid van het Europees Parlement, Luigi De Magistris, een verzoek om verdediging van zijn parlementaire immuniteit heeft ingediend in verband met een rechtszaak aangespannen bij een Italiaanse rechtbank;

B.  overwegende dat het verzoek van Luigi De Magistris betrekking heeft op een dagvaarding voor de rechtbank van Napels die aan hem is betekend namens Bagnoliafutura SpA, een bedrijf dat gevestigd is in Napels en betrokken is bij design en bodemsanering, in verband met persberichten die door hem werden uitgegeven en gepubliceerd op zijn website;

C. overwegende dat er, volgens de dagvaarding, in uitlatingen in deze persberichten sprake is van smaad, waarop een eis tot schadevergoeding is ingediend;

D. overwegende dat de persberichten op de website werden gepubliceerd toen Luigi de Magistris lid van het Europees Parlement was, na verkozen te zijn tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2009;

E.  overwegende dat Luigi De Magistris in deze persberichten informatie heeft gepubliceerd met betrekking tot een schriftelijke vervolgvraag aan de Europese Commissie, waarin hij verzocht om bijkomende informatie betreffende onregelmatigheden bij overheidsopdrachten die in mei 2009 werden vastgesteld door de Commissie, en overwegende dat hij eveneens verzocht om meer informatie betreffende een vermeende verspilling van overheidsmiddelen in de regio van Napels, waar Bagnoliafutura haar commerciële activiteiten uitoefent;

F.  overwegende dat, overeenkomstig artikel 8 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, tegen de leden van het Europees Parlement geen opsporing kan plaatsvinden, en zij niet kunnen worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht;

G. overwegende dat overeenkomstig de gangbare praktijk bij het Parlement, het feit dat een privaatrechtelijke of bestuursrechtelijke procedure is ingeleid of dat bepaalde aspecten ervan onder het privaat- of bestuursrecht vallen, er niet noodzakelijkerwijs toe leidt dat de door dat artikel verleende immuniteit niet van toepassing is;

H. overwegende dat de feiten in deze zaak, zoals voorgesteld in de dagvaarding en de door Luigi de Magistris bij de Commissie juridische zaken ingediende schriftelijke bewijsstukken, erop wijzen dat de uitlatingen rechtstreeks en duidelijk verband houden met de uitvoering door Luigi de Magistris van zijn taken als lid van het Europees Parlement;

I.   overwegende dat Luigi De Magistris bij de publicatie van de persberichten in kwestie bijgevolg handelde in de uitoefening van zijn functie als lid van het Europees Parlement,

1.  besluit de immuniteit en de voorrechten van Luigi De Magistris te verdedigen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteit van de Italiaanse Republiek en aan Luigi De Magistris.

  • [1]  Zaak 101/63 Wagner v Fohrmann en Krier [1964] Jurispr. 195, zaak Wybot v Faure e.a. [1986] Jurispr. 2391, zaak T.‑345/05 Mote v Parlement [2008] Jurispr. II‑2849, gevoegde zaken C‑200/07 en C‑201/07 Marra v De Gregorio en Clemente [2008] Jurispr. I-7929, zaak T-42/06 Gollnisch v Parlement (nog niet gepubliceerd in Jurispr.) en zaak C-163/10 Patriciello (nog niet gepubliceerd in Jurispr.).

TOELICHTING

1.        Achtergrond

Op de vergadering van 6 april 2011 heeft de Voorzitter overeenkomstig artikel 6, lid 3, van het Reglement meegedeeld dat hij op 31 maart 2011 een schrijven had ontvangen waarin de heer Luigi de Magistris verzoekt om verdediging van zijn parlementaire immuniteit onder verwijzing naar de artikelen 8 en 9 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie en artikel 68 van de Italiaanse grondwet, zoals gewijzigd bij constitutionele wet nr. 3 van 29 oktober 1993. De Voorzitter heeft het verzoek overeenkomstig artikel 6, lid 3, verwezen naar de Commissie juridische zaken. De heer De Magistris heeft afgezien van zijn recht gehoord te worden door de commissie.

De achtergrond van het verzoek om verdediging is als volgt: de heer De Magistris is door Bagnoliafutura SpA, een gemengd bedrijf dat gevestigd is in Napels en betrokken is bij design en bodemsanering, voor de rechtbank van Napels gedaagd in verband met persberichten die door hem werden uitgegeven en gepubliceerd op zijn website.

In deze persberichten heeft Luigi De Magistris informatie gepubliceerd met betrekking tot een schriftelijke vervolgvraag aan de Europese Commissie, waarin hij verzocht om bijkomende informatie betreffende onregelmatigheden bij overheidsopdrachten die in mei 2009 werden vastgesteld door de Commissie. Hij heeft eveneens verzocht om meer informatie betreffende de vermeende verspilling van overheidsmiddelen in de regio van Napels, waar Bagnoliafutura haar commerciële activiteiten uitoefent.

Bagnoliafutura beweert dat Luigi De Magistris het bedrijf in zijn persberichten beschuldigt van vertragingen en het verspillen van overheidsmiddelen, van passiviteit en inefficiëntie, en aanvoert dat het optreden van het bedrijf best omschreven kan worden als een mengsel van politiek en criminaliteit. Luigi De Magistris zou misbruik hebben gemaakt van de vrijheid van meningsuiting en de belangrijke verplichting de waarheid te spreken niet hebben nageleefd. De eiser beweert dat de beschuldigingen het bedrijf in ernstige moeilijkheden brengen op de markt en in het kader van zijn zakelijke relaties met banken, overheidsinstanties en leveranciers.

Luigi De Magistris voert echter aan dat hij in de persberichten zijn politiek standpunt heeft uitgedrukt als lid van het Europees Parlement en dat het volgens hem volstrekt normaal en nodig is het publiek te informeren over de resultaten van zijn werk. De verklaringen zouden dan ook een uitdrukking zijn van de politieke activiteit van een EP-lid, dat beschermd zou moeten zijn door het Protocol betreffende voorrechten en immuniteiten.

2.        De wet en procedure betreffende de immuniteit van leden van het Europees Parlement

Artikelen 8 en 9 van het Protocol (nr. 7) bij het VWEU betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bepalen het volgende (onderlijning toegevoegd):

Artikel 8

Tegen de leden van het Europees Parlement kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.

Artikel 9

Tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement genieten de leden:

a.  op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend,

b.  op het grondgebied van andere lidstaten, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook.

De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren.

Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen.

In het Reglement van het Europees Parlement wordt een en ander geregeld in de artikelen 6 en 7. Deze luiden als volgt:

Artikel 6 - Opheffing van de immuniteit

1.  Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot voorrechten en immuniteiten streeft het Parlement in de eerste plaats naar handhaving van zijn integriteit als democratische wetgevende vergadering en naar waarborging van de onafhankelijkheid van zijn leden bij de uitvoering van hun taken. (...)

3.  Ieder door een lid of voormalig lid tot de Voorzitter gericht verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten wordt ter plenaire vergadering medegedeeld en verwezen naar de bevoegde commissie.

4.  Indien een lid wordt aangehouden of van zijn bewegingsvrijheid wordt beroofd en daarbij sprake is van een vermoedelijke schending van zijn voorrechten en immuniteiten, kan de Voorzitter in dringende gevallen, na raadpleging van de voorzitter en rapporteur van de bevoegde commissie, het initiatief nemen om de voorrechten en immuniteiten van het betrokken lid te bevestigen. De Voorzitter stelt de commissie en het Parlement van zijn maatregel in kennis.

Artikel 7 - Immuniteitsprocedures

1.  De bevoegde commissie behandelt de verzoeken om opheffing van de immuniteit of om verdediging van de immuniteit en voorrechten onverwijld in volgorde van binnenkomst.

2.  De commissie stelt een met redenen omkleed ontwerpbesluit op waarin wordt aanbevolen het verzoek om opheffing van de immuniteit of om verdediging van de immuniteit en voorrechten in te willigen dan wel af te wijzen.

3.  De commissie kan de betrokken autoriteit om informatie of opheldering verzoeken die zij nodig acht om zich een oordeel te vormen over de wenselijkheid van opheffing of verdediging van de immuniteit. Het betrokken lid krijgt de gelegenheid te worden gehoord en kan alle documenten of andere schriftelijke bewijsstukken overleggen die het voor het vormen van bovengenoemd oordeel nodig acht. Het betrokken lid kan zich doen vertegenwoordigen door een ander lid. (...)

6.  In geval van verdediging van een voorrecht of immuniteit geeft de commissie aan of de omstandigheden een bestuursrechtelijke of andersoortige beperking vormen van de bewegingsvrijheid van de leden op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst van het Parlement, dan wel een mening die is geuit of een stem die is uitgebracht tijdens de uitoefening van hun ambt, ofwel onder bepaalde aspecten vallen van artikel [9] van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten die niet onder het nationale recht vallen, en stelt zij een voorstel op om de betrokken autoriteit te verzoeken de nodige conclusies te trekken.

7.  De commissie kan een met redenen omkleed advies uitbrengen over de bevoegdheid ter zake van de desbetreffende autoriteit en over de ontvankelijkheid van het verzoek, maar spreekt zich in geen geval uit over de vraag of het betrokken lid al dan niet schuldig is, noch over de wenselijkheid het betrokken lid wegens de meningen of handelingen die het lid worden verweten, strafrechtelijk te vervolgen, zelfs indien de commissie door de behandeling van het verzoek uitgebreide kennis van de zaak krijgt. (...)

3.        Motivering van het voorgestelde besluit

Artikel 8 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie wordt uitdrukkelijk door Luigi De Magistris in zijn verzoek aangevoerd.

De persberichten werden gepubliceerd toen Luigi de Magistris lid van het Europees Parlement was, na verkozen te zijn tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2009.

Overeenkomstig de gangbare praktijk bij het Parlement, leidt het feit dat een privaatrechtelijke of bestuursrechtelijke procedure is ingeleid of dat bepaalde aspecten ervan onder het privaat- of bestuursrecht vallen, er niet noodzakelijkerwijs toe dat de door dat artikel verleende immuniteit niet van toepassing is.

Zoals het Hof van Justitie heeft geoordeeld, dient de draagwijdte van de in artikel 8 vastgelegde absolute immuniteit "uitsluitend op basis van het gemeenschapsrecht te worden vastgesteld"[1]. Het Hof heeft echter recentelijk eveneens geoordeeld dat "een door een Europees afgevaardigde buiten het Europees Parlement afgelegde verklaring die in zijn lidstaat van herkomst heeft geleid tot strafvervolging wegens lasterlijke aanklacht, slechts een in de uitoefening van zijn parlementair ambt uitgebrachte mening vormt die onder de in die bepaling neergelegde immuniteit valt, indien die verklaring een subjectieve beoordeling weergeeft die een rechtstreeks en voor de hand liggend verband vertoont met de uitoefening van dat ambt"[2] (onderlijning toegevoegd).

In dit licht is de commissie van oordeel dat de feiten in deze zaak, zoals deze blijken uit de dagvaarding en de door Luigi de Magistris bij de commissie ingediende schriftelijke bewijsstukken, erop wijzen dat de uitlatingen rechtstreeks en duidelijk verband houden met de uitvoering door Luigi de Magistris van zijn taken als lid van het Europees Parlement, en in het bijzonder omdat de gepubliceerde informatie betrekking heeft op een schriftelijke vervolgvraag aan de Europese Commissie.

De commissie is bijgevolg van oordeel dat Luigi De Magistris bij de publicatie van de persberichten in kwestie handelde in de uitoefening van zijn functie als lid van het Europees Parlement.

4.        Conclusie

Op grond van bovengenoemde overwegingen en overeenkomstig artikel 6, lid 3, van het Reglement beveelt de Commissie juridische zaken, na de redenen vóór en tegen de verdediging van de immuniteit van het betrokken lid te hebben overwogen, het Europees Parlement aan de parlementaire immuniteit van Luigi De Magistris te verdedigen.

  • [1]  Marra, zie bovenstaande verwijzing, overweging 26.
  • [2]  Patriciello, zie bovenstaande verwijzing, dictum.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

21.11.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

15

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Raffaele Baldassarre, Luigi Berlinguer, Françoise Castex, Klaus-Heiner Lehne, Alajos Mészáros, Bernhard Rapkay, Alexandra Thein, Diana Wallis, Rainer Wieland, Cecilia Wikström, Zbigniew Ziobro

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Kurt Lechner, Eva Lichtenberger, Dagmar Roth-Behrendt

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Jaroslav Paška