VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG betreffende het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen

27.2.2012 - (COM(2011)0439 – C7‑0199/2011 – 2011/0190(COD)) - ***I

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Satu Hassi
PR_COD_1amCom


Procedure : 2011/0190(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0038/2012
Ingediende teksten :
A7-0038/2012
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG betreffende het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen

(COM(2011)0439 – C7‑0199/2011 – 2011/0190(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0439),

–   gezien artikel 294, lid 2, en artikel 192, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0199/2011),

–   gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 18 januari 2012[1],

–   na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

–   gezien artikel 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0038/2012),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 bis) Artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat Unie in haar milieubeleid streeft naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Unie.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 ter) Verzuring is nog steeds een algemeen probleem in Europa. Grote delen van Europa zijn nog steeds bijzonder kwetsbaar voor verzuring en de Unie heeft haar doelstellingen op het vlak van kritische belastings- en concentratieniveaus nog niet bereikt.

Motivering

De SOx-uitstoot is een van de hoofdoorzaken van de verzuring in Europa.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) Zeevaartemissies door de verbranding van scheepsbrandstoffen met een hoog zwavelgehalte dragen bij aan luchtverontreiniging in de vorm van zwaveldioxide en deeltjes, die schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid en bijdragen aan verzuring.

(3) Zeevaartemissies door de verbranding van scheepsbrandstoffen met een hoog zwavelgehalte dragen bij aan luchtverontreiniging in de vorm van zwaveldioxide en deeltjes, die schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid en het milieu en bijdragen aan de vorming van zure neerslag.

Motivering

Zwaveldioxide zelf (niet als voorloper van zure neerslag) is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar is ook een krachtige bijtende stof voor metalen en legeringen, beton, en historische monumenten van op carbonaatgebaseerde materiaal en natuurstenen bekleding. Voor de duidelijkheid - zure neerslag wordt gevormd en draagt bij tot de verzuring van het oppervlaktewater en bodem.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis) De luchtverontreiniging door aangemeerde schepen, met name cruiseschepen, is een groot probleem voor havensteden die de EU-grenswaarden voor deeltjes en NO2 in de lucht trachten te bereiken.

Motivering

De stroomvoorziening van aangemeerde schepen wordt verzorgd door hulpmotoren. Luchtverontreiniging ten gevolge van de stroomvoorziening van aangemeerde schepen is een nijpend probleem voor havensteden. Dit geldt met name voor cruiseschepen, die naar verhouding meer stroom verbruiken dan vrachtschepen.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 3 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 ter) De lidstaten moeten de ontwikkeling steunen van infrastructuur die nodig is voor de stroomvoorziening vanaf de wal, daar de stroomvoorziening voor moderne schepen gewoonlijk wordt verzorgd door hulpmotoren.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 3 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

 

Amendement

 

(3 quater) Terwijl de emissies door landbronnen verminderd zijn, zal de luchtverontreiniging door schepen naar verwachting sterk toenemen. Zonder verdere maatregelen zal de SOx- en NOx-uitstoot van schepen in ongeveer 2020 de uitstoot van alle landbronnen samen overtreffen.

Motivering

De zeescheepvaart is een belangrijke bron van luchtvervuiling in de EU. Bij ongewijzigd beleid zullen de emissies van de zeescheepvaart de emissies van alle landbronnen samen voorbijstreven. Vandaar dat het nodig is de SOx-uitstoot van schepen met spoed te verminderen en ook de NOx-uitstoot in de nabije toekomst aan te pakken.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 3 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 quinquies) Schade aan de gezondheid van de mens ten gevolge van luchtverontreiniging in havens en nabijgelegen steden moet worden verholpen door het gebruik van brandstoffen met een zwavelgehalte van maximaal 0,10 massaprocent bij het afmeren en uitvaren.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4) Overeenkomstig Richtlijn 1999/32/EG dient de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de richtlijn en eventuele voorstellen tot wijziging ervan te doen, in het bijzonder inzake de verlaging van de zwavelgrenswaarden voor scheepsbrandstoffen binnen beheersgebieden voor SOx-emissie (SECA’s), daarbij rekening houdend met werkzaamheden in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).

(4) Overeenkomstig Richtlijn 1999/32/EG dient de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de richtlijn en eventuele voorstellen tot wijziging ervan te doen, in het bijzonder inzake de verlaging van de zwavelgrenswaarden voor scheepsbrandstoffen binnen beheersgebieden voor SOx-emissie (SECA's), overeenkomstig de werkzaamheden in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).

Motivering

Verlaging van grenswaarden voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen wordt door de IMO besloten, hetgeen een belangrijke taak is op internationaal niveau, het meest aangewezen niveau voor dit soort besluiten. De Commissie moet in haar voorstel het belang van dit internationale forum beklemtonen en niet de indruk wekken dat het werk van de IMO slechts op de tweede plaats komt en dat daarin wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder de internationale partners vooraf te verwittigen.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis) Het is voorts van belang dat de Commissie de gevolgen van de naleving door de zeescheepvaartsector in kaart brengt aan de hand van de verslagen van de lidstaten, ten einde geschikte flankerende maatregelen vooraf te kunnen plannen, waarbij met name studie moet worden verricht naar de beschikbaarheid van de brandstoffen, de brandstofprijzen, het risico van een verschuiving van zee- naar wegvervoer en de gevolgen van deze richtlijn voor alle marktdeelnemers in de zeescheepvaart. Met de resultaten van deze studies kan een toelichting worden gegeven op de voorstellen van de Commissie wat betreft de praktische toepassing van de toolbox zoals vermeld in het ambtelijk werkdocument van de Commissie van 16 september 2011, getiteld "Pollutant emission reduction from maritime transport and the sustainable waterborne transport toolbox"*, en de uitvoering van de maatregelen voor een duurzame scheepvaart.

 

_____________

 

* SEC(2011)1052 definitief.

Motivering

Flankerende maatregelen zijn van essentieel belang om de zeescheepvaart bij de omschakeling bij te staan; dat is de boodschap van mededeling COM(2011)0441) van de Commissie. Het is voorts zaak te voorkomen dat de scheepvaart gaat krimpen en het is daarom nodig dat de impact van deze richtlijn, in termen van naleving, vooraf in kaart wordt gebracht, ten einde haalbare en geschikte maatregelen te formuleren die in het verlengde liggen van het voorstel van de Commissie over flankerende maatregelen ten behoeve van de marktdeelnemers.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 4 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 ter) Bepaalde SOx-reductiemethoden kunnen verontreiniging opleveren, met name kwik, selenium en andere spoorelementen in het afvalwater, dat daarom vóór lozing een behandeling behoeft. De Commissie moet richtsnoeren vaststellen voor een geharmoniseerde ontwikkeling van ontvangstvoorzieningen in de havens in de Unie.

Motivering

SOx-wassers kunnen de emissie efficiënt terugdringen maar kunnen ook afval opleveren, dat niet in zee terecht mag komen. De Commissie moet stimuleren dat de havens in de EU over de infrastructuur beschikken die nodig is om scrubberwater in ontvangst te nemen en te behandelen.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) De herziene bijlage VI bij MARPOL introduceert onder meer strengere grenswaarden voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen in SECA's (1,00% vanaf 1 juli 2010 en 0,10% vanaf 1 januari 2015), evenals in zeegebieden buiten SECA's (3,5% vanaf 1 januari 2012 en, in principe, 0,50 % vanaf 1 januari 2020). Op basis van hun internationale verplichtingen moeten de meeste lidstaten schepen vanaf 1 juli 2010 verplichten binnen SECA's brandstoffen te gebruiken met een maximumzwavelgehalte van 1,00 %. Ter wille van de samenhang met het internationale recht en om handhaving van nieuwe wereldwijd vastgestelde zwavelnormen in de Unie te waarborgen, moeten de bepalingen van Richtlijn 1999/32/EG worden afgestemd op de herziene bijlage VI bij Marpol. Om te zorgen voor een minimale kwaliteit van de brandstof die schepen gebruiken voor de naleving door brandstof- dan wel technologiemaatregelen, mag niet worden toegestaan dat scheepsbrandstoffen met een zwavelgehalte dat de algemene norm van 3,5 massaprocent overschrijdt, in de Unie wordt gebruikt of in de handel wordt gebracht.

(6) De herziene bijlage VI bij MARPOL introduceert onder meer strengere grenswaarden voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen in SECA's (1,00% vanaf 1 juli 2010 en 0,10% vanaf 1 januari 2015), evenals in zeegebieden buiten SECA's (3,5% vanaf 1 januari 2012 en, in principe, 0,50 % vanaf 1 januari 2020). Op basis van hun internationale verplichtingen moeten de meeste lidstaten schepen vanaf 1 juli 2010 verplichten binnen SECA's brandstoffen te gebruiken met een maximumzwavelgehalte van 1,00 %. Ter wille van de samenhang met het internationale recht en gelijke concurrentievoorwaarden op mondiaal niveau, en om handhaving van nieuwe wereldwijd vastgestelde zwavelnormen in de Unie te waarborgen, moeten de bepalingen van Richtlijn 1999/32/EG op zijn minst worden afgestemd op de herziene bijlage VI bij MARPOL. Omdat gezorgd moet worden voor effectieve en gelijke toegang tot de interne en internationale markt voor alle lidstaten, is het van cruciaal belang rekening te houden met de uitdagingen waarmee bepaalde bedrijfstakken worden geconfronteerd wanneer verschillende zwavelemissieniveaus in de Unie worden ingevoerd. Tevens is het belangrijk de situatie nauwlettend te volgen en oplossingen te creëren om een minimaal gelijk speelveld te bereiken. Om te zorgen voor een minimale kwaliteit van de brandstof die schepen gebruiken voor de naleving door brandstof- dan wel technologiemaatregelen, mag niet worden toegestaan dat scheepsbrandstoffen met een zwavelgehalte dat de algemene norm van 3,5 massaprocent overschrijdt, in de Unie wordt gebruikt of in de handel wordt gebracht.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) Passagiersschepen zijn hoofdzakelijk actief in havens of nabij kustgebieden en hebben een significante invloed op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze schepen worden verplicht scheepsbrandstoffen te gebruiken met hetzelfde maximumzwavelgehalte als dat welk binnen SECA's geldt (1,5%). Aangezien binnen SECA's strengere zwavelnormen gaan gelden en gezien de noodzaak tot verbetering van de luchtkwaliteit in havens en kustgebieden in de niet-SECA-gebieden is het gerechtvaardigd dat dezelfde normen van toepassing zijn op passagiersschepen. De introductie van een nieuwe SECA-norm voor passagiersschepen wordt echter met vijf jaar uitgesteld om potentiële brandstoffentekorten te voorkomen.

(7) Passagiersschepen zijn hoofdzakelijk actief in havens of nabij kustgebieden en hebben een significante invloed op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze schepen worden verplicht scheepsbrandstoffen te gebruiken met hetzelfde maximumzwavelgehalte als dat welk binnen SECA's geldt (1,5%). Aangezien binnen SECA's strengere zwavelnormen gaan gelden en gezien de noodzaak tot verbetering van de luchtkwaliteit in havens en kustgebieden in de niet-SECA-gebieden is het gerechtvaardigd dat dezelfde normen van toepassing zijn op passagiersschepen. De introductie van een nieuwe SECA-norm voor passagiersschepen wordt echter met vijf jaar uitgesteld om potentiële brandstoffentekorten te voorkomen. In situaties waar dit zou leiden tot significante negatieve sociale gevolgen voor de lokale gemeenschappen op eilanden in de ultraperifere gebieden van de Unie en op het hele of een deel van het grondgebied van Griekenland, mogen de lidstaten in kwestie de toepassing van de norm met maximum vijf jaar extra uitstellen voor een beperkt aantal passagiersschepen op lijndiensten tussen havens van de Unie, op voorwaarde dat aan de toepasselijke normen inzake luchtkwaliteit is voldaan.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 bis) Om voor voordelen op het gebied van luchtkwaliteit te zorgen voor de lidstaten waarvan de kusten geen deel uitmaken van SECA's, moet de invoering van nieuwe emissiebeheersgebieden worden onderworpen aan de IMO-procedure van bijlage VI bij MARPOL, en worden ondersteund door een goed onderbouwd voorstel, dat gebaseerd is op milieu- en economische gronden en geschraagd wordt door wetenschappelijke gegevens.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 7 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 ter) Om voor voordelen op het gebied van luchtkwaliteit te zorgen voor de lidstaten waarvan de kusten geen deel uitmaken van SECA's en om een minimaal gelijk speelveld voor de sector in te stellen in de hele Unie, moet de vereiste inzake brandstofkwaliteit worden uitgebreid naar de territoriale zeewateren van de lidstaten en naar gebieden met verontreinigingsbeheersing buiten de SECA's.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 7 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 quater) Om de overgang te vergemakkelijken naar nieuwe motortechnologieën die voor een belangrijke verdere emissiereductie in de maritieme sector kunnen zorgen, moet de Commissie onverwijld een omvattende strategie voor de inzet van vloeibaar aardgas voorbereiden, om de invoering van gasmotoren in schepen mogelijk te maken en te stimuleren.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 11 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(11 bis) Voorkoming van een verschuiving van zee- naar wegvervoer is van groot belang aangezien groei van het wegvervoer indruist tegen de klimaatdoelstellingen van de Unie en de verkeerscongestie zal doen toenemen.

Motivering

De gemiddelde CO2-uitstoot per tonkilometer is in het wegvervoer ruim zeven keer zo groot als in het zeevervoer. Daarom is het zaak maatregelen te nemen om te voorkomen dat deze richtlijn ertoe leidt dat de hogere brandstofkosten voor de zeescheepvaart een verschuiving naar het wegvervoer bewerkstelligen. Een groei van het wegvervoer leidt bovendien tot meer verkeerscongestie en geluidsoverlast, waarvan de Europese burgers reeds ernstige hinder ondervinden.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 11 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(11 ter) De kosten van de nieuwe voorschriften met het oog op verlaging van de zwaveluitstoot dreigen tot een verschuiving naar vervoer over land te leiden, hetgeen een punt van zorg is, met name voor gebieden en bedrijfstakken die sterk van het zeevervoer afhankelijk zijn. De Commissie moet instrumenten als Marco Polo en TEN-T ten volle benutten, met name in lidstaten die aan SECA's gelegen zijn, teneinde gerichte bijstand te verlenen om het gevaar van een verschuiving naar het vervoer over land af te wenden. Gezien de huidige economische situatie en de mogelijke effecten van deze richtlijn moet de Commissie concrete maatregelen voorstellen om het bedrijfsleven voor januari 2015 economische en financiële bijstand te verlenen ter bevordering van milieuvriendelijke technologie voor de scheepvaart, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van de brandstoffen, de brandstofprijzen, het risico van een verschuiving naar het vervoer over land en de gevolgen van de maatregelen waarin is voorzien in deze richtlijn voor alle marktdeelnemers in de zeescheepvaart.

Motivering

Hogere brandstofkosten zijn met name een probleem voor goederen met een lage soortelijke waarde zoals papier en ertsen. Projecten voor het inzetten van vloeibaar aardgas (LNG) en wassertechnologie komen al in aanmerking voor steun van Marco Polo en het programma "Snelwegen op zee" in het kader van TEN-T, maar deze steun moet worden geïntensiveerd als we de verschuiving van zee- naar wegvervoer tot een minimum willen beperken.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) Het gebruik van emissiereductiemethoden moet worden bevorderd. Dergelijke methoden kunnen emissiereducties opleveren die ten minste gelijk zijn aan die welke haalbaar zijn bij gebruik van brandstof met een laag zwavelgehalte, of deze zelfs overstijgen, mits deze methoden geen significante negatieve gevolgen hebben voor het milieu, zoals mariene ecosystemen, en ze zijn ontwikkeld met inachtneming van toepasselijke goedkeurings- en controlemechanismen. De criteria voor het gebruik van emissiereductiemethoden moeten worden vastgesteld door de IMO, met de mogelijkheid van aanvulling of wijziging door een besluit van de Commissie of, bij het ontbreken van de IMO-instrumenten, door de Europese Commissie. De al bekende alternatieve methoden, zoals het gebruik van reinigingssystemen voor uitlaatgassen aan boord van schepen of het mengen van brandstof en vloeibaar aardgas (LNG), moeten in de Unie worden erkend. Het is van belang het testen en ontwikkelen van nieuwe emissiereductiemethoden te bevorderen.

(12) Het gebruik van emissiereductiemethoden moet worden bevorderd en gesteund door stimuleringsmaatregelen. Dergelijke methoden kunnen emissiereducties opleveren die ten minste gelijk zijn aan die welke haalbaar zijn bij gebruik van brandstof met een laag zwavelgehalte, of deze zelfs overstijgen, mits deze methoden geen significante negatieve gevolgen hebben voor het milieu, zoals mariene ecosystemen of CO2-emissies, of de volksgezondheid, en ze zijn ontwikkeld met inachtneming van toepasselijke goedkeurings- en controlemechanismen. De criteria voor het gebruik van emissiereductiemethoden moeten worden vastgesteld door de IMO, met de mogelijkheid van aanvulling of wijziging door een besluit van de Commissie of, bij het ontbreken van de IMO-instrumenten, door de Europese Commissie. De al bekende alternatieve methoden, zoals het gebruik van reinigingssystemen voor uitlaatgassen aan boord van schepen of het mengen van brandstof en vloeibaar aardgas (LNG), moeten in de Unie worden erkend. Het is van belang het testen en ontwikkelen van nieuwe emissiereductiemethoden te bevorderen en financieel te ondersteunen en voor de kostenefficiëntie ervan en de beschikbaarheid ervan op grote schaal te zorgen, onder meer om ecologisch contraproductieve verschuivingen van de korte vaart naar wegvervoer te vermijden.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 bis) Bij gebruik van vloeibaar aardgas (LNG) worden vrijwel geen zwavelverbindingen uitgestoten. Een nieuwe code voor met LNG gestookte schepen wordt naar verwachting in 2014 van kracht, tegelijk met het herziene Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Solas). De lidstaten moeten met name oog hebben voor de veiligheid en de beschikbaarheid van met LNG gestookte schepen alsmede de veiligheid van het bunkeren, en tegelijk voorkomen dat het herziene Solas-verdrag onnodige barrières voor het gebruik van LNG opwerpt. De Commissie moet Europese fondsen als Marco Polo maximaal inzetten om het gebruik van laagzwavelig LNG als scheepsbrandstof te bevorderen. De lidstaten moeten aan deze ontwikkeling bijdragen door fiscale faciliteiten beschikbaar te stellen voor reders die in het gebruik van LNG of in de ontwikkeling en het gebruik van wassers investeren.

Motivering

We moeten leren van de ervaringen met de herziening van bijlage VI bij het MARPOL-verdrag (inzake vervuiling door schepen), waarover in 2008 overeenstemming was bereikt. Pas drie jaar later kwam de Commissie met een voorstel, waarna bepaalde lidstaten de afspraken weer probeerden open te breken. De lidstaten, die in tegenstelling tot de Commissie IMO-lid zijn, moet ervoor zorgen dat de nieuwe LNG-code bevorderlijk is voor het gebruik van deze schonere brandstof, zonder afbreuk te doen aan de veiligheid. Veiligheidsvoorschriften voor het bunkeren en de beschikbaarheid van bunkerinstallaties mogen niet vergeten worden.

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 ter) De lidstaten kunnen als alternatieve emissiereductiemethode het gebruik bevorderen door aangemeerde schepen van aan wal geproduceerde elektrische stroom in plaats van stroom die wordt opgewekt aan boord.

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 quater) Om de snelle invoering aan te moedigen van emissiereductiemethoden waarmee de zwavelemissies op zijn minst evenzeer worden verminderd als voorgeschreven in deze richtlijn, moeten alternatieven, bijvoorbeeld het gebruik van reinigingssystemen voor uitlaatgassen aan boord van schepen en LNG-technologie, in de hele Unie en de lidstaten worden bevorderd via adequate financiële stimulansen.

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 quinquies) De lidstaten moeten ook gebruik maken van mechanismen als gedifferentieerde bijdragen en kilometerheffingen op basis van de emissieprestaties totdat het algemene voorschrift van een maximumzwavelgehalte van brandstof van 0,5% van kracht wordt.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 sexies) De lidstaten moeten verplicht worden een beleid van "geen bijzondere heffing" te voeren voor de effluenten van reinigingssystemen voor uitlaatgassen in havens, om voor een behoorlijke verwerking van het afval als gevolg van het gebruik van alternatieve reductiemethoden te zorgen.

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 septies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 septies) Bij financiële stimulansen van de lidstaten voor emissiereductiemethoden waarmee de emissies op zijn minst evenzeer worden gereduceerd als door het gebruik van brandstof met een laag zwavelgehalte, moet rekening worden gehouden met de investeringen die gedaan zijn vóór 5 juli 2011, op voorwaarde dat de apparatuur voldoet aan de IMO-criteria, in afwachting van de goedkeuring van aanvullende criteria door de Commissie.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 octies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 octies) Om te vergemakkelijken dat investeringsbesluiten tijdig kunnen worden genomen moeten stimuleringsmaatregelen een vroegtijdige aanpassing ondersteunen. Om het potentiële risico van een verschuiving van vervoer over zee naar vervoer over land te vermijden en concurrentienadelen te beperken moeten financieringsprogramma's in de lidstaten worden ingevoerd voor de implementatie van de nieuwe vereisten ten aanzien van het gebruik van brandstof met een laag zwavelgehalte.

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 nonies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 nonies) Alternatieve reductiemethoden zoals wassers kunnen afval produceren dat niet in zee mag worden gestort. De Commissie moet daarom gemeenschappelijke richtsnoeren opstellen om voor een juiste behandeling van dergelijk afval te zorgen.

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 decies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 decies) De lidstaten moeten zorgen voor de beschikbaarheid en evenwichtige distributie van conforme brandstof overeenkomstig voorschrift 18 van de herziene bijlage VI bij MARPOL.

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 undecies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 undecies) Gezien de moeilijkheden die de lidstaten ondervinden om de in de wetgeving van de Unie vastgestelde streefdoelen op het gebied van luchtkwaliteit te halen en de kloof die nog steeds bestaat tussen deze streefdoelen en de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie, moet de Commissie helpen bij de uitvoering van de nodige analyse voor een aanvraag bij de IMO met het oog op de aanwijzing van bijkomende Europese zeegebieden als SECA, met name in de Middellandse Zee, het noordoosten van de Atlantische Oceaan (inclusief de Ierse Zee) en de Zwarte Zee. De Commissie moet ook de verdiensten onderzoeken van de aanwijzing van Europese zeegebieden als beheersgebieden voor NOx-emissie.

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Voor het vaststellen van de datum vanaf wanneer de grenswaarde voor het zwavelgehalte van 0,50 % wordt toegepast, het aanwijzen van nieuwe SECAs, het goedkeuren van nieuwe alternatieve reductiemethoden en het vaststellen van de juiste voorwaarden voor het gebruik daarvan, het waarborgen van een goede controle op het zwavelgehalte van brandstoffen en van de geharmoniseerde inhoud en de indeling van verslagen van lidstaten en het aanpassen van de bepalingen van de richtlijn aan wetenschappelijke en technische ontwikkelingen, moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend tot het vaststellen van handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met betrekking tot de vaststelling van de datum vanaf wanneer de grenswaarde voor het zwavelgehalte van 0,50 massaprocent moet worden toegepast in de Unie, het aanwijzen van nieuwe SECAs op basis van besluiten van de IMO, het goedkeuren van nieuwe emissiereductiemethoden die niet vallen onder Richtlijn 96/98/EG van de Raad en het vaststellen, aanvullen of wijzigen van voorwaarden voor het gebruik daarvan, het vaststellen van de methoden voor monsterneming en emissiecontrole en de inhoud en de indeling van het verslag en de wijziging van artikel 2, punten 1, 2, 3, 3a, 3b en 4 of artikel 6, leden 1, onder a), en 2, in het licht van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen en, indien relevant, de instrumenten van de IMO. Het is van groot belang dat de Commissie gedurende de voorbereidende werkzaamheden de juiste partijen raadpleegt, zoals de terzake deskundigen. Bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen moet de Commissie zorgen voor een simultane, tijdige en passende overzending van relevante documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

(13) Voor het aanwijzen van nieuwe SECA's, het goedkeuren van nieuwe alternatieve reductiemethoden en het vaststellen van de juiste voorwaarden voor het gebruik daarvan, het waarborgen van een goede controle op het zwavelgehalte van brandstoffen en van de geharmoniseerde inhoud en de indeling van verslagen van lidstaten en het aanpassen van de bepalingen van de richtlijn aan wetenschappelijke en technische ontwikkelingen, moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend tot het vaststellen van handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met betrekking tot het aanwijzen van nieuwe SECA's op basis van besluiten van de IMO, het goedkeuren van nieuwe emissiereductiemethoden die niet vallen onder Richtlijn 96/98/EG van de Raad en het vaststellen, aanvullen of wijzigen van voorwaarden voor het gebruik daarvan, het vaststellen van de methoden voor monsterneming en emissiecontrole en de inhoud en de indeling van het verslag en de wijziging van artikel 2, punten 1, 2, 3, 3a, 3b en 4 of artikel 6, leden 1, onder a), en 2, in het licht van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen en, indien relevant, de instrumenten van de IMO. Het is van groot belang dat de Commissie gedurende de voorbereidende werkzaamheden de juiste partijen raadpleegt, zoals de ter zake deskundigen. Bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen moet de Commissie zorgen voor een simultane, tijdige en passende overzending van relevante documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

Amendement  30

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 14 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(14 bis) Gezien de mondiale dimensie van milieubeleid en scheepvaartemissies, moedigt deze richtlijn de Unie en haar lidstaten aan in de IMO actief de doelstelling van uniforme emissienormen voor alle maritieme gebieden ter wereld te bevorderen.

Amendement  31

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 2 – letter -a (nieuw)

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 2 – punt 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-a) punt 3 wordt vervangen door:

 

"3. scheepsbrandstof: een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof, alsmede biobrandstoffen, die bestemd zijn voor gebruik, of in gebruik zijn, aan boord van een schip, met inbegrip van de in ISO 8217 gedefinieerde brandstoffen. Deze omvat uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die gebruik wordt aan boord van binnenschepen en pleziervaartuigen, zoals omschreven in Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines en Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid- Staten met betrekking tot pleziervaartuigen, indien deze vaartuigen zich op zee bevinden;"

Motivering

Het gebruik van biobrandstoffen is tegenwoordig technisch mogelijk en deze brandstoffen zijn ook verkrijgbaar voor vaartuigen. Daarom moet uit de formulering van de richtlijn duidelijk blijken dat ook biobrandstoffen mogen worden gebruikt.

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 3 bis

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied geen scheepsbrandstoffen worden gebruikt of in de handel worden gebracht met een zwavelgehalte van meer dan 3,5 massaprocent.

De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied geen scheepsbrandstoffen worden gebruikt of in de handel worden gebracht met een zwavelgehalte van meer dan 3,5 massaprocent, met uitzondering van de brandstoffen waarmee schepen worden bevoorraad die gebruik maken van de in artikel 4 quater bedoelde emissiereductiemethoden met gesloten systemen.

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter b

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 1 bis – lid 2 – alinea 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Dit geldt voor alle schepen van alle vlaggen, met inbegrip van schepen die hun reis buiten de Unie zijn begonnen.

Dit geldt voor alle schepen van alle vlaggen, met inbegrip van schepen die hun reis buiten de Unie zijn begonnen, onverminderd de uitzonderingen in bijlage VI bij MARPOL.

Amendement  34

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter b

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 1 – alinea 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De lidstaten kunnen financiële maatregelen nemen ten behoeve van sectoren of subsectoren die blootgesteld zullen worden aan het risico van economische moeilijkheden door de implementatie van de vereisten van artikel 4 bis, lid 1, onder b), ter compensatie van de kosten die de implementatie van deze vereisten met zich meebrengt.

 

De Commissie stelt uiterlijk eind 2013 richtsnoeren vast voor de toepasselijke regels inzake overheidssteun die hierbij moeten worden nageleefd.

Motivering

Indien men zich moet houden aan lagere grenswaarden voor het zwavelgehalte in scheepsbrandstoffen zal dit leiden tot een aanzienlijke stijging van de vrachtkosten van scheepsvervoer. Dat heeft ernstige negatieve gevolgen voor de concurrentiepositie van de industrieën die afhankelijk zijn van scheepvaartdiensten. Lidstaten die aan SECA's grenzen moeten tijdelijk de kosten voor ondernemingen die wereldwijd concurreren, en die bloot staan aan hoge kosten in verband met regelgeving inzake het zwavelgehalte, kunnen compenseren met overheidssteun.

Amendement 35

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter c

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 1 bis

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1 bis. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat scheepsbrandstoffen niet worden gebruikt in hun territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing indien het zwavelgehalte van die brandstoffen hoger is dan:

 

1 bis. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat scheepsbrandstoffen niet worden gebruikt in hun territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing indien het zwavelgehalte van die brandstoffen hoger is dan:

 

a) 3,50% met ingang van 1 januari 2012;

a) 3,50% met ingang van 1 januari 2012;

b) ) 0,50 % met ingang van 1 januari 2020.

b) 0,50 % vanaf 1 januari 2015;

 

b) bis 0,10 % met ingang van 1 januari 2020.

De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 9 bis van deze richtlijn gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de datum vanaf wanneer het onder b) vastgestelde zwavelgehalte van toepassing is. Op grond van de beoordeling door de IMO uit hoofde van voorschrift 14, lid 8, van bijlage VI bij MARPOL, waarmee wordt vastgesteld of er voldoende scheepsbrandstof beschikbaar is om te voldoen aan het maximumzwavelgehalte van 0,50 massaprocent voor brandstoffen, wordt deze datum vastgesteld op 1 januari 2020 of 1 januari 2025.

 

Dit geldt voor alle schepen van alle vlaggen, met inbegrip van schepen die hun reis buiten de Unie zijn begonnen, onverminderd de leden 1 en 4 en artikel 4 ter.

Dit geldt voor alle schepen van alle vlaggen, met inbegrip van schepen die hun reis buiten de Unie zijn begonnen, onverminderd de leden 1 en 4 en artikel 4 ter.

Amendement  36

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter d

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 9 bis van deze richtlijn gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanwijzing van zeegebieden als beheersgebieden voor SOx-emissie op basis van het besluit van de IMO overeenkomstig voorschrift 14, lid 3, onder 2), van bijlage VI bij MARPOL.

De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 9 bis van deze richtlijn gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanwijzing van zeegebieden als beheersgebieden voor SOx-emissie overeenkomstig de aanwijzing door de IMO overeenkomstig voorschrift 14, lid 3, onder 2), van bijlage VI bij MARPOL.

Amendement  37

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter e

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 bis. De met de havenstaatcontrole belaste autoriteiten wordt de bevoegdheid verleend om, als de in de leden 1, 1 bis en 4 vastgestelde grenswaarden niet worden geëerbiedigd, na onderzoek van alle bewijsstukken het schip stil te leggen tot de overtreding is geremedieerd.

 

Vaartuigen die niet aan de voorschriften voldoen, worden verplicht de bunkerbrandstof te verwijderen en krijgen voor elke overtreding een boete opgelegd per dag.

 

De lidstaten kunnen ook aanvullende handhavingsmaatregelen nemen overeenkomstig het internationaal zeerecht.

Amendement  38

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter e

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 4 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 ter) Als afwijking van lid 4 en lid 4 bis, mogen de lidstaten, in situaties waar eerbiediging van de in lid 4 vastgestelde grenswaarden zou leiden tot significante negatieve sociale gevolgen voor de lokale gemeenschappen op eilanden in de ultraperifere gebieden van de Unie en op het hele of een deel van het grondgebied van Griekenland, mogen de lidstaten in kwestie de in genoemd lid bedoelde tijdslimieten met maximum vijf jaar uitstellen voor een beperkt aantal passagiersschepen op lijndiensten tussen havens van de Unie, op voorwaarde dat aan de toepasselijke normen inzake luchtkwaliteit is voldaan.

 

Lidstaten die voornemens zijn deze bepaling toe te passen, stellen een lijst op van de vaartuigen en routes die voor de afwijking in aanmerking komen en leggen deze ter goedkeuring voor aan de Commissie. De lidstaten in kwestie maken de goedgekeurde lijst openbaar.

Amendement  39

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter e

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 4 quater (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 quater. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat met ingang van 1 januari 2015 in hun territoriale zeewateren en zones met verontreinigingsbeheersing die buiten beheersgebieden voor SOx-emissie vallen, door schepen naar of vanuit havens in de Unie geen scheepsbrandstoffen worden gebruikt waarvan het zwavelgehalte in massaprocenten hoger is dan 0,10 %.

 

Dit geldt voor alle schepen van alle vlaggen, met inbegrip van schepen die hun reis buiten de Unie zijn begonnen.

Amendement  40

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 ter – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. Met ingang van 1 januari 2015 nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen die gebruikt worden op de binnenvaart, in de territoriale zeewateren van de Unie of door schepen op hun ligplaats in havens in de Unie, af te stemmen op de waarden als vastgelegd in artikel 4, lid 2 van Richtlijn 98/70/EG.

Motivering

Onder de huidige regeling zijn verschillende zwavelgrenswaarden van toepassing op zeeschepen en binnenvaartschepen, zelfs als ze in dezelfde wateren varen. Deze maas in de wet moet worden gedicht en de grenswaarden voor zeeschepen moeten worden aangepast aan de bepalingen voor de binnenvaart en niet voor de weg bestemde mobiele machines, die gelden krachtens de EU-richtlijn betreffende brandstofkwaliteit. Aangezien scheepsemissies (en met name van deeltjes) plaatselijk ernstige effecten voor de gezondheid hebben en de kustgebieden van de EU dichtbevolkt zijn, is het zaak maatregelen te nemen om de plaatselijke luchtvervuiling terug te dringen. Gelijke grenswaarden voor het zwavelgehalte voor kust- en binnenvaart is gerechtvaardigd vanwege de noodzaak de luchtkwaliteit rond havens en in kustgebieden te verbeteren.

Amendement  41

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 ter bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 4 ter bis

 

Beschikbaarheid van scheepsbrandstoffen

 

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te zorgen voor de beschikbaarheid en evenwichtige distributie van scheepsbrandstoffen:

 

- waarvan het zwavelgehalte niet hoger is dan 0,10 % vanaf 1 januari 2015;

 

- waarvan het zwavelgehalte niet hoger is dan 0,50 % vanaf 1 januari 2015.

 

2. Lid 1 staat de invoering van deze maatregelen op een eerdere datum niet in de weg.

Amendement  42

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 4 ter

 

Gelijkwaardige eisen

 

De autoriteiten van een lidstaat mogen toestaan dat in een schip uitrustingsstukken, materialen, toestellen of apparaten worden geïnstalleerd dan wel andere procedures, alternatieve brandstoffen of nalevingsmethoden worden gebruikt als alternatief voor de vereisten van deze richtlijn, mits deze uitrustingsstukken, materialen, toestellen of apparaten of andere procedures, alternatieve brandstoffen of nalevingsmethoden qua emissiereductie ten minste even doeltreffend zijn als de vereisten van deze richtlijn, met inbegrip van de normen van de artikelen 4 bis en 4 ter.

Motivering

Voorschrift 4 van bijlage VI bij MARPOL inzake gelijkwaardigheid omvat ook niet-technische en operationele procedures waarmee alternatieve nalevingsmethoden kunnen worden vastgesteld. Dit moet ook in de herziene EU-richtlijn worden opgenomen om de ontwikkeling en financiële ondersteuning van innoverende technologie te bevorderen.

Amendement  43

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 quater – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Schepen die de in lid 1 bedoelde emissiereductiemethoden gebruiken realiseren continu reducties van zwaveldioxide-emissies welke ten minste gelijk zijn aan de reducties die zouden zijn gerealiseerd door het gebruik van scheepsbrandstoffen welke voldoen aan de eisen van de artikelen 4 bis en 4 ter. De zwaveldioxide-emissies die het gevolg zijn van het gebruik van de emissiereductiemethoden zijn niet hoger dan de in bijlage 1 opgenomen grenswaarden.

2. Schepen die de in lid 1 bedoelde emissiereductiemethoden gebruiken realiseren reducties van zwaveldioxide-emissies welke ten minste gelijk zijn aan de reducties die zouden zijn gerealiseerd door het gebruik van scheepsbrandstoffen welke voldoen aan de eisen van de artikelen 4 bis en 4 ter.

Motivering

The deletion of "continuously" would ensure that scrubbers which may temporarily fall out of compliance are still permitted under the Directive. The deletion would also allow for the use of other compliance methods such as averaging. Industry is actively exploring the feasibility of averaging in certain geographic areas where it makes most sense, such as the North American ECA. Not all alternative compliance methods will achieve “continuous” reductions, but their overall health and environmental impact will, by definition, be equivalent to, or even better than, using compliant fuel. The European Parliament should ensure that the EU does not inadvertently close the door to further exploration of innovative solutions. The last sentence needs to be removed from Article 4c as it is specific only to the use of exhaust gas cleaning systems and would therefore be better placed in the relevant section of the table in Annex 2.

Amendement  44

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 quater – lid 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. De lidstaten bevorderen als alternatieve emissiereductiemethode het gebruik door aangemeerde schepen van aan wal geproduceerde elektrische stroom.

Amendement  45

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 quater – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de havenautoriteiten de havenbelasting of andere heffingen alle kosten laten dekken van de inontvangstneming, de verwerking en de verwijdering van effluenten van reinigingssystemen voor uitlaatgassen overeenkomstig Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen*, ongeacht of afval wordt bezorgd of niet.

 

__________________

 

1 PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81.

Amendement  46

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 quater – lid 3 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 ter. Steunmaatregelen van lidstaten voor de installatie van reinigingssystemen voor uitlaatgassen aan boord van schepen, die vóór 31 december 2013 zijn besteld, worden als verenigbaar met de interne markt beschouwd, in de zin van artikel 107 van het VWEU.

Amendement  47

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 quater – lid 4 – alinea 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 9 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 9 bis en met inachtneming van de desbetreffende normen en instrumenten van de IMO gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

Motivering

De formulering wekt de indruk dat de Commissie met gedelegeerde handelingen maatregelen kan nemen die afwijken van de besluiten van de IMO. Het is van essentieel belang dat de richtlijn volkomen aansluit bij bijlage VI bij MARPOL, aangezien afwijkingen binnen de EU ten aanzien van de emissiereductiemethoden ertoe kunnen leiden dat alternatieven voor het gebruik van laagzwavelige brandstof niet tot ontwikkeling komen, terwijl dat een wezenlijk element van de richtlijn is.

Amendement  48

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 8 bis (nieuw)

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 sexies bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

8 bis. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

 

"Artikel 4 sexies bis

 

Beschikbaarheid van brandstof

 

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 en 4 gelden de volgende bepalingen.

 

1. Indien een lidstaat vaststelt dat een schip niet voldoet aan de in deze richtlijn neergelegde normen voor conforme brandstof, dan kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat verlangen dat

 

a) het schip verslag doet van de stappen die zijn ondernomen om aan de normen te voldoen; en

 

b) het schip aantoont dat gepoogd is conforme brandstof, afgestemd op het vaartplan, aan te schaffen, en, ingeval die niet op de geplande punten beschikbaar was, dat gepoogd is alternatieve verkooppunten te vinden en dat er ondanks alle pogingen daartoe geen conforme brandstof kon worden aangeschaft.

 

2. Het schip mag niet gedwongen worden van zijn koers af te wijken of zijn reis te verlengen om aan de brandstofconformiteit te voldoen.

 

3. Een lidstaat kan afzien van controlemaatregelen indien het schip aan de hand van documenten kan aantonen dat het te goeder trouw getracht heeft conforme brandstof te aan te schaffen, met verstrekking van de in lid 1 genoemde informatie.

 

4. Ingeval een schip niet de conforme brandstof kan aanschaffen, dient het dit te melden aan de autoriteit waar het onder valt en aan de bevoegde autoriteit van de haven van bestemming.

 

5. Ingeval een schip aantoont dat er geen conforme brandstof verkrijgbaar was, stelt de lidstaat de Commissie daarvan in kennis.

 

6. Met deze gegevens wordt rekening houden bij de handhaving van deze richtlijn."

Amendement  49

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 9 – letter a

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 6 – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om door middel van monsternemingen te controleren of het zwavelgehalte van brandstoffen voldoet aan de artikelen 3, 3 bis, 4, 4 bis en 4 ter. Met het nemen van monsters wordt aangevangen binnen zes maanden na de datum waarop de toepasselijke grenswaarde voor het zwavelgehalte van de brandstof van kracht wordt. Er worden voldoende vaak monsters genomen en wel zo dat zij representatief zijn voor de gecontroleerde brandstof, en in het geval van scheepsbrandstoffen, voor de brandstof die door vaartuigen in de betrokken zeegebieden en havens wordt gebruikt.

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om door middel van monsternemingen te controleren of het zwavelgehalte van brandstoffen voldoet aan de artikelen 3, 3 bis, 4, 4 bis en 4 ter. Met het nemen van monsters wordt aangevangen binnen zes maanden na de datum waarop de toepasselijke grenswaarde voor het zwavelgehalte van de brandstof van kracht wordt. Er worden periodiek, voldoende vaak en in voldoende hoeveelheden monsters genomen en wel zo dat zij representatief zijn voor de gecontroleerde brandstof, en in het geval van scheepsbrandstoffen, voor de brandstof die wordt geleverd en door vaartuigen in de betrokken zeegebieden en havens gebruikt.

Amendement  50

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 9 – letter a

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 6 – lid 1 – alinea 2 – letter c bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

c bis) monsterneming en analyse om te verifiëren of het gebruik van scheepsbrandstof voor verbranding aan boord in overeenstemming is met de richtsnoeren die de IMO zal opstellen;

Amendement  51

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 10 – letter c en c bis (nieuw)

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 7 – leden 2 en 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c) de leden 2 en 3 worden geschrapt.

c) lid 2 wordt vervangen door:

 

"2. Op basis van onder meer

 

a) de overeenkomstig lid 1 en lid 1 bis jaarlijks in te dienen verslagen;

 

b) de waargenomen ontwikkelingen op het gebied van luchtkwaliteit, verzuring, brandstofkosten en verschuivingen in vervoerswijzen;

 

c) de vorderingen die dankzij initiatieven van de Unie via IMO-regelingen worden geboekt bij de reductie van de uitstoot van zwavel- en stikstofoxiden door schepen;

 

dient de Commissie uiterlijk op 31 december 2013 een rapport in bij het Europees Parlement en de Raad dat indien nodig vergezeld gaat van wetgevingsvoorstellen. In haar verslag behandelt de Commissie:

 

- de potentiële gevolgen voor de interne markt, met name wat het concurrentievermogen betreft, van de toepassing van de verschillende emissienormen in de Unie;

 

- de aanwijzing van nog andere beheersgebieden voor SOx- en NOx-emissie;

 

- kwaliteitsnormen voor scheepsbrandstoffen in overeenstemming met de normen die van toepassing zijn uit hoofde van Richtlijn 98/60/EG;

 

- bijkomende of alternatieve aanvullende maatregelen om de emissies van schepen verder te reduceren."

 

c bis) lid 3 wordt geschrapt.

Amendement  52

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 10 – letter c ter (nieuw)

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 7 – leden 2 bis en 2 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

c ter) De volgende leden 2 bis en 2 ter worden toegevoegd:

 

"2 bis. De Commissie voert een effectbeoordeling van deze richtlijn uit en stelt eind 2012 een reeks compensatiemaatregelen voor om de negatieve effecten op de scheepvaart in de hele Unie te verminderen.

 

2 ter. Indien de IMO voor 1 januari 2015 tot aanpassing van bijlage VI bij MARPOL besluit, komt de Commissie automatisch met een nieuw voorstel om die aanpassing ook in de wetgeving van de Unie te verwerken."

Amendement  53

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 13

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 9 bis – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De in artikel 4 bis, leden 1 bis en 2, artikel 4 quater, lid 4, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1 bis, en artikel 7, lid 4, bedoelde delegatie van bevoegdheden aan de Commissie geschiedt voor een onbepaalde periode vanaf [de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

2. De in artikel 4 bis, lid 2, artikel 4 quater, lid 4, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1 bis, en artikel 7, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend voor een onbepaalde periode vanaf [de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

Amendement  54

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 13

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 9 bis – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De in artikel 4 bis, leden 1 bis en 2, artikel 4 quater, lid 4, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1 bis, en artikel 7, lid 4, bedoelde delegatie van bevoegdheden kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Dit treedt in werking op de dag na de publicatie van de beschikking in het Publicatieblad van de Europese Unie of een latere datum die daarin nader wordt bepaald. Het laat de geldigheid van alle reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

3. De in artikel 4 bis, lid 2, artikel 4 ter, lid 3 bis, artikel 4 quater, lid 4, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1 bis, en artikel 7, lid 4, bedoelde delegatie van bevoegdheden kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Dit treedt in werking op de dag na de publicatie van de beschikking in het Publicatieblad van de Europese Unie of een latere datum die daarin nader wordt bepaald. Het laat de geldigheid van alle reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

Motivering

Met het oog op de samenhang met de rest van de tekst.

Amendement  55

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 13

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 9 bis – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. Een krachtens artikel 4 bis, leden 1 bis en 2, artikel 4 quater, lid 4, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1 bis, en artikel 7, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking indien het Europees Parlement of de Raad daartegen geen bezwaar heeft aangetekend binnen twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad, of indien het Europees Parlement en de Raad voordat deze periode is verstreken aan de Commissie melden geen bezwaar te zullen aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

5. Een krachtens artikel 4 bis, lid 2, artikel 4 quater, lid 4, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1 bis, en artikel 7, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking indien het Europees Parlement of de Raad daartegen geen bezwaar heeft aangetekend binnen drie maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad, of indien het Europees Parlement en de Raad voordat deze periode is verstreken aan de Commissie melden geen bezwaar te zullen aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met drie maanden worden verlengd.

Amendement  56

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Bijlage

Richtlijn 1999/32/EG

Bijlage – punt 2 – streepje 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

– nauwkeurig aan te tonen dat afvalstromen geloosd in zee, waaronder omsloten havens, havenbekkens en riviermondingen, geen significante negatieve gevolgen hebben en geen risico’s veroorzaken voor de menselijke gezondheid en het milieu.

– nauwkeurig aan te tonen dat alle afvalwater, met inbegrip van afvalwater dat voldoet aan de vereisten inzake afvalwater van IMO-resolutie MEPC.184(59), dat geloosd wordt in zee, waaronder omsloten havens, havenbekkens en riviermondingen, geen significante negatieve gevolgen heeft en geen risico’s veroorzaakt voor de menselijke gezondheid en het milieu.

  • [1]  Nog niet in het Publicatieblad verschenen.

TOELICHTING

Het Commissievoorstel

Hoofddoelstelling met het voorstel is de in 2008 door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) vastgestelde maxima voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen in te voeren.

Het gaat hierbij misschien wel om de opmerkelijkste hervorming op het gebied van gezondheid tijdens deze legislatuur. Luchtverontreiniging door schepen veroorzaakt tegenwoordig naar schatting in Europa jaarlijks ongeveer 50 000 vroegtijdige overlijdens.

Het maximumzwavelgehalte dat in bijlage VI bij het MARPOL-verdrag van de IMO is vastgesteld, bedraagt in de SECA's 0,1 % vanaf 2015 en in de andere zeegebieden 0,5 % vanaf 2020. Deze maxima zijn geratificeerd door landen die goed zijn voor 85 % van de mondiale scheepstonnage.

Europese SECA's zijn de Noordzee, het Kanaal en de Oostzee. Ook beide kusten van de VS en Canada zijn over een breedte van 200 mijl als emissiereductiegebieden aangewezen. Momenteel bedraagt het maximumzwavelgehalte in SECA's 1 %. Brandstof die wordt gebruikt op de oceaan, mag tot eind 2011 zelfs 4,5 % zwavel bevatten en daarna tot 2019 3,5 %.

Door zwavel- en stikstofoxide komen secundaire deeltjes, die schadelijk zijn voor de gezondheid, terecht in de atmosfeer. Een reductie van de emissies van schepen vereenvoudigt in vele lidstaten het halen van de normen op het gebied van luchtkwaliteit.

Als de van schepen afkomstige zwaveloxide-emissies niet worden teruggedrongen, komen deze emissies in de zeegebieden van de EU tijdens dit decennium hoger te liggen dan de EU-emissies op het land. Deze laatste zijn ten opzichte van de recordhoogte ervan teruggedrongen met 90 % en in de jaren 1990-2008 met 72 %.

Het maximum toegestane zwavelgehalte van de brandstof van voertuigen te land bedraagt 10 ppm, 100 keer minder dan het maximum dat in de SECA's van kracht wordt in 2015.

Op grond van de afspraken in het kader van de IMO kunnen de emissies van schepen ook worden gereduceerd volgens alternatieve methoden. Rookgassen kunnen worden gezuiverd met zuiveringsinstallaties die functioneren volgens hetzelfde principe als de installaties waarmee al tientallen jaren zwaveloxide wordt verwijderd uit de rookgassen van fabrieken en elektriciteitscentrales te land. Ook vloeibaar aardgas (LNG) mag worden gebruikt.

Al deze methoden om de zwaveloxide-emissies te verminderen leiden ook tot een vermindering van de emissies van stikstofoxide en roet. Stikstofoxide veroorzaakt naast luchtverontreiniging en zure regen ook eutrofiëring van het water en de bodem en roet veroorzaakt ook opwarming.

Als een beroep wordt gedaan op zuiveringsinstallaties voor rookgas (scrubbers), komen de kosten van de emissiereductie naar schatting op zijn minst de helft lager te liggen, als het schip in kwestie vooral wordt ingezet in SECA's. LNG zal naar verwachting de gangbare brandstof worden van nieuwe schepen, zodra de nodige tankinfrastructuur ervoor in de havens voorhanden is.

De Commissie raamt dat de financiële omvang van de voordelen die worden gerealiseerd op het gebied van gezondheid 2-25 maal hoger ligt dan de voor de reductie van de emissies van schepen gemaakte kosten. De Commissie raamt de financiële waarde van de gezondheidsvoordelen op 8-16 miljard EUR en de kosten op 0,6-3,7 miljard EUR.

De financiële omvang van de milieuvoordelen wordt niet geraamd, maar in Finland zou de zure regen bijvoorbeeld met 60 % afnemen ten opzichte van het huidige peil.

De huidige richtlijn betreffende het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen omvat naast de eerder in het kader van de IMO vastgestelde maxima ook maximumzwavelgehalten voor schepen die zijn aangelegd in havens (0,1 %) en voor vaartuigen die worden ingezet voor geregeld passagiersvervoer (1,5 %). Het maximum in dit laatste geval is hetzelfde als het eerste in het kader van de IMO vastgestelde maximum voor SECA's.

De Commissie stelt voor dat het nieuwe maximum voor SECA's van 0,1 % ook komt te gelden voor alle EU-havens aandoende passagiersschepen op geregelde diensten, maar dit maximum zou van kracht worden in 2020.

Amendementen van de rapporteur op het Commissievoorstel

De rapporteur is tevreden met het Commissievoorstel en steunt dit, wat de grote lijnen betreft, en onderstreept het feit dat de in het kader van de IMO vastgestelde maxima in elk geval van kracht worden, ongeacht of de richtlijn wordt goedgekeurd. Met de richtlijn kan de invoering van de IMO-waarden evenwel worden verduidelijkt en geüniformiseerd en binnen de EU gecontroleerd en kan worden gezorgd voor een billijke mededingingssituatie, kan de omschakelingsfase worden vereenvoudigd en kan innovatie worden bevorderd.

Bij de invoering van strengere grenswaarden voor zwavel kunnen aanzienlijke voordelen op het gebied van gezondheid en milieu worden gerealiseerd op kostenefficiënte wijze, door het maximum van 0,1 % ook te laten gelden buiten de bestaande Europese SECA's.

Daarom steunt de rapporteur het Commissievoorstel het maximumzwavelgehalte van 0,1 % ook te laten gelden voor vaartuigen die worden ingezet voor geregeld passagiersvervoer. Zij stelt evenwel voor dat dit maximum van kracht wordt op hetzelfde moment als in de SECA's, namelijk in 2015.

Daarnaast stelt de rapporteur voor dat het maximumzwavelgehalte van 0,1 % geldt voor alle territoriale wateren van de EU-landen tot 12 zeemijl van de kust. Anders gezegd wordt het maximum dat nu al geldt in de EU-havens, uitgebreid naar de territoriale wateren.

Met deze wijzigingen worden aanzienlijke gezondheids- en milieuvoordelen gerealiseerd en worden bovendien de kostenimplicaties van de hervorming billijk gemaakt.

In de EU-landen waarvan de kust geheel of gedeeltelijk in een SECA ligt, zijn schepen goed voor het volgende aandeel in de emissies van zwaveloxide: Denemarken 39 %, Nederland 31 %, Zweden 25 %, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk 18 % en België 13 %. Dit aandeel is evenwel ook groot in diverse landen buiten de SECA's: Ierland 21 %, Portugal 20 % en Italië en Spanje 15 %. Op diverse eilanden en in diverse kustgebieden in de Middellandse Zee bedraagt het aandeel meer dan 20 % en zelfs meer dan 30 %.

De rapporteur stelt voor dat de Commissie verplicht wordt uiterlijk eind 2013 voor duidelijkheid te zorgen wat de instelling van nieuwe emissiereductiegebieden in de Europese wateren en wat manieren voor verdere emissiereductie betreft, hierover verslag uit te brengen bij het Parlement en de Raad en voorstellen voor eventuele nieuwe gebieden voor de reductie van zwavel- en stikstofemissies in te dienen.

Omdat tijdens de overgangsperiode een deel van de spelers te maken krijgt met aanzienlijke extra kosten, met name wat vooral of in grote mate in SECA's uitgevoerd transport betreft, stelt de rapporteur voor de voorschriften voor het gebruik van overheidssubsidies voor investeringen te versoepelen. Normaal ligt het maximum voor overheidssubsidies op 10 % voor milieu-investeringen die worden gedaan binnen drie jaar vóór de actie in kwestie verplicht wordt.

De rapporteur stelt voor dat in dit geval meer overheidssubsidies worden toegestaan tot eind 2013. Dit is verantwoord, doordat de reductie van de emissies van schepen een groot economisch voordeel oplevert voor de publieke sector in de vorm van lagere uitgaven in de gezondheidszorg. Bovendien wordt bijgedragen tot het opstarten van de markten voor zuiveringsinstallaties voor rookgas.

Lijst van vergaderingen van rapporteur Satu Hassi met belanghebbenden over de zwavelrichtlijn

Regeringen en permanente vertegenwoordigingen:

Deens minister van Milieu Ida Auken

Deense permanente vertegenwoordiging

Fins minister van Milieu Ville Niinistö

Finse permanente vertegenwoordiging

Franse permanente vertegenwoordiging

Poolse permanente vertegenwoordiging

Zweeds minister van Milieu Lena Ek

Zweedse permanente vertegenwoordiging

Commissie:

DG Milieu, functionarissen die belast zijn met de zwavelrichtlijn

Industrie en niet-gouvernementele organisaties:

Armateurs de France

Brittany Ferries

Confederation of Finnish Industries

Couple Systems

European Environmental Bureau

European Cruise Council (ECC)

European Petroleum Industry Association

Exhaust Gas Cleaning Systems Association

ExxonMobil

Finnish Forest Industries Federation

Finnish Shipowners' Association

FIPRA International (als vertegenwoordiger van Royal Caribbean Cruises Ltd)

Germanischer Lloyd

Port of Rotterdam

Scandline

Stena AB

Total

Transport & Environment (T&E)

TT-Line GmbH & Co. KG

Wärtsilä

ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme (17.1.2012)

aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft
(COM(2011)0439 – C7‑0199/2011 – 2011/0190(COD))

Rapporteur voor advies: Vilja Savisaar-Toomast

BEKNOPTE MOTIVERING

In 2008 stelde de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) nieuwe grenswaarden vast voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstof. De grenswaarde voor de beheersgebieden voor SOx-emissie (Sulphur Emission Control Areas ofte wel SECA's ) is verlaagd van 1,5% tot 1% per 1 juli 2010 en tot 0,1% per 1 januari 2015. SECA's binnen de EU zijn de Oostzee, de Noordzee en het Kanaal.

De grenswaarden voor de overige zeeën worden per 1 januari 2012 verlaagd van 4,5% tot 3,5% en per 1 januari 2020 tot 0,5%. De ingangsdatum voor de 0,5%-limiet kan vijf jaar worden uitgesteld als de tussenbalans in 2018 uitwijst dat voor de geschikte brandstoffen vraag en aanbod niet in evenwicht zijn.

Passagiersschepen op lijnverbindingen moeten zich al aan de SECA-grenswaarden houden, ook als ze niet in de SECA's varen. De Commissie stelt voor dat voor deze schepen vanaf 2020 de 0,1%-grenswaarde geldt. De mogelijkheid van vijf jaar uitstel voor de SECA's is bedoeld om mogelijke problemen rond de beschikbaarheid van brandstof te voorkomen.

Internationale verplichtingen

Aangezien de lidstaten van de EU hebben ingestemd met de aanscherping van de IMO-limieten en de aanwijzing van de drie Europese SECA's, is het duidelijk dat de EU-wetgeving op de internationale verplichtingen moet worden afgestemd. Zou dat niet gebeuren, dan ontstaat er niet alleen rechtsonzekerheid maar wordt ook de geloofwaardigheid van de EU in de IMO en andere internationale fora verzwakt als het erom gaat derde landen ertoe te bewegen de internationale normen over te nemen.

Voordelen voor de volksgezondheid

De lagere grenswaarden voor zwavel moeten bovendien tot een duidelijke verbetering van de volksgezondheid in Europa leiden. Uit de kosten-batenanalyse die in opdracht van de Commissie is uitgevoerd, blijkt dat de 0,1%-limiet voor de SECA's in het jaar 2020 in een afname van het aantal voortijdige sterfgevallen met 17 000 zal resulteren. Ook zullen aandoeningen aan de luchtwegen aanzienlijk worden teruggedrongen.

Aangezien passagiersschepen op lijndiensten gewoonlijk dicht onder de kust varen, zal de 0,1%-limiet een aanzienlijk effect op de luchtkwaliteit van de kustgebieden hebben, hetgeen een sterk argument voor deze limiet vormt.

De omvang van het gezondheidseffect roept dan ook de vraag op of de strengere norm niet ook voor de andere Europese zeeën moet gelden.

Eerlijke mededinging

Als de 0,1%-limiet voor een groter gebied gaat gelden, heeft dat tevens het voordeel dat de huidige verschillen tussen de diverse Europese kustwateren worden opgeheven. Men kan aanvoeren dat rederijen die in SECA's opereren een concurrentienadeel ondervinden ten opzichte van rederijen die in andere gebieden actief zijn en tegenover het vervoer over land.

De EU kan de emissies tot een bepaalde afstand uit de kust terugdringen zonder de instemming van de IMO. Dat zou er wel toe kunnen leiden dat scheepvaart van Europese naar Noord-Afrikaanse havens wordt verplaatst. Toen de VS en Canada een 200-zeemijlgrens invoerden hebben ze de IMO gevraagd deze zone als SECA aan te wijzen.

Het is daarom zaak dat de lidstaten en de Commissie de IMO ertoe bewegen ook andere Europese zeeën als SECA aan te wijzen.

Behoud van de concurrentiepositie van de zeescheepvaart

Het Parlement is consequent voorstander van bevordering van de zeescheepvaart op grond van de geringere milieueffecten. Als lagere zwavellimieten ertoe zouden leiden dat goederen die nu over zee worden vervoerd voortaan via het wegvervoer getransporteerd worden (de zg. "modal back shift"), dan zou dat uiterst ongewenst zijn, zowel in termen van milieuschade (met name uitstoot van broeikasgassen) als op het vlak van de verkeerscongestie.

Uit diverse onderzoeken komen sterk uiteenlopende schattingen over het effect van de nieuwe grenswaarden op het aandeel van de zeescheepvaart in het goederenvervoer. Wel is duidelijk dat het effect zal afhangen van de soort goederen en de route. Goederen met een lage soortelijke waarde (zoals hout en ertsen) zullen wellicht een groter effect te zien geven. Gerichte bijstand kan daarom nuttig zijn.

De IMO-afspraak en het Commissievoorstel dragen er al toe bij dat het effect op de concurrentiepositie van de zeescheepvaart gedempt wordt doordat emissiereductiemethoden ("wassers") en vermenging van stookolie en vloeibaar aardgas (LNG) worden toegestaan. Zo kunnen rederijen de voordeligste manier kiezen om aan de normen te voldoen, al naar gelang de leeftijd en afmetingen van het schip en de vaarroutes.

Aangezien reders en leveranciers van uitrusting van mening verschillen over de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van wassers, zou uitstel van de invoering van de 0,1%-limiet ertoe leiden dat de prikkel om de nodige research te doen minder sterk wordt. Ook zou dan algemeen de veronderstelling postvatten dat de invoeringsdatum nog wel een keer wordt verschoven. Daarmee zou investeren in deze technologie weer minder aantrekkelijk worden.

Wie overweegt vloeibaar aardgas te gaan gebruiken staat voor een kip-of-eiprobleem: reders zullen schepen pas laten ombouwen voor vloeibaar aardgas als ze er zeker van zijn dat er voldoende havens zijn waar het gebunkerd kan worden, terwijl de havens niet zo gauw in LNG-installaties zullen investeren omdat ze niet zeker weten of er voldoende vraag naar vloeibaar aardgas zal zijn. Steun van de overheid of uit TEN-T en/of Marco Polo kan hier wellicht tot een doorbraak leiden.

De IMO werkt momenteel aan een nieuwe code voor LNG en soortgelijke brandstoffen. Het is de bedoeling dat die in 2014 van kracht wordt, tegelijk met het herziene Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee. Aangezien LNG een schone brandstof is, vrijwel zonder zwaveldioxide-uitstoot, is het zaak dat de lidstaten ervoor zorgen dat er voldoende LNG-brandstof beschikbaar komt en dat er aan de veiligheidseisen, met inbegrip van de mogelijkheid van bunkeren tijdens in- en ontscheping van de passagiers, voldaan kan worden.

Conclusie

Ongeacht de moeilijkheden die de nieuwe grenswaarden opleveren voor reders, vervoerders en havens, moet de EU haar internationale verplichtingen nakomen en de 0,1%-limiet in 2015 invoeren. Aangezien de voorbereidingstijd al voor de helft verstreken is, is het nu zaak dat de Commissie het pakket flankerende maatregelen verder gereedmaakt en dat het bedrijfsleven gebruikmaakt van de flexibiliteit die geboden wordt door de opties laagzwavelige brandstof, wassers en vloeibaar aardgas.

AMENDEMENTEN

De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4) Overeenkomstig Richtlijn 1999/32/EG dient de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de richtlijn en eventuele voorstellen tot wijziging ervan te doen, in het bijzonder inzake de verlaging van de zwavelgrenswaarden voor scheepsbrandstoffen binnen beheersgebieden voor SOx-emissie (SECA’s), daarbij rekening houdend met werkzaamheden in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).

(4) Overeenkomstig Richtlijn 1999/32/EG dient de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de richtlijn en eventuele voorstellen tot wijziging ervan te doen, in het bijzonder inzake de verlaging van de zwavelgrenswaarden voor scheepsbrandstoffen binnen beheersgebieden voor SOx-emissie (SECA's), overeenkomstig de werkzaamheden in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).

Motivering

Verlaging van grenswaarden voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen wordt door de IMO besloten, hetgeen een belangrijke taak is op internationaal niveau, het meest aangewezen niveau voor dit soort besluiten. De Commissie moet in haar voorstel het belang van dit internationale forum beklemtonen en niet de indruk wekken dat het werk van de IMO slechts op de tweede plaats komt en dat daarin wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder de internationale partners vooraf te verwittigen.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis) Het is voorts van belang dat de Commissie de gevolgen van de naleving door de zeescheepvaartsector in kaart brengt aan de hand van de verslagen van de lidstaten, ten einde geschikte flankerende maatregelen vooraf te kunnen plannen, waarbij met name studie moet worden verricht naar de beschikbaarheid van de brandstoffen, de brandstofprijzen, het risico van een verschuiving van zee- naar wegvervoer en de gevolgen van deze richtlijn voor alle marktdeelnemers in de zeescheepvaart. Met de resultaten van deze studies kan een toelichting worden gegeven op de voorstellen van de Commissie wat betreft de praktische toepassing van de toolbox zoals vermeld in het ambtelijk werkdocument van de Commissie van 16 september 2011, getiteld "Pollutant emission reduction from maritime transport and the sustainable waterborne transport toolbox", en de uitvoering van de maatregelen voor een duurzame scheepvaart.

Motivering

Flankerende maatregelen zijn van essentieel belang om de zeescheepvaart bij de omschakeling bij te staan; dat is de boodschap van mededeling COM(2011)0441) van de Commissie. Het is voorts zaak te voorkomen dat de scheepvaart gaat krimpen en het is daarom nodig dat de impact van deze richtlijn, in termen van naleving, vooraf in kaart wordt gebracht, ten einde haalbare en geschikte maatregelen te formuleren die in het verlengde liggen van het voorstel van de Commissie over flankerende maatregelen ten behoeve van de marktdeelnemers.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 4 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 ter) Bepaalde SOx-reductiemethoden kunnen verontreiniging opleveren, met name kwik, selenium en andere spoorelementen in het afvalwater, dat daarom vóór lozing een behandeling behoeft. De Commissie moet richtsnoeren vaststellen voor een geharmoniseerde ontwikkeling van ontvangstvoorzieningen in de havens in de Unie.

Motivering

SOx-wassers kunnen de emissie efficiënt terugdringen maar kunnen ook afval opleveren, dat niet in zee terecht mag komen. De Commissie moet stimuleren dat de havens in de EU over de infrastructuur beschikken die nodig is om scrubberwater in ontvangst te nemen en te behandelen.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) De herziene bijlage VI bij Marpol introduceert onder meer strengere grenswaarden voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen in SECA's (1,00% vanaf 1 juli 2010 en 0,10% vanaf 1 januari 2015), evenals in zeegebieden buiten SECA's (3,5% vanaf 1 januari 2012 en, in principe, 0,50 % vanaf 1 januari 2020). Op basis van hun internationale verplichtingen moeten de meeste lidstaten schepen vanaf 1 juli 2010 verplichten binnen SECA's brandstoffen te gebruiken met een maximumzwavelgehalte van 1,00 %. Ter wille van de samenhang met het internationale recht en om handhaving van nieuwe wereldwijd vastgestelde zwavelnormen in de Unie te waarborgen, moeten de bepalingen van Richtlijn 1999/32/EG worden afgestemd op de herziene bijlage VI bij Marpol. Om te zorgen voor een minimale kwaliteit van de brandstof die schepen gebruiken voor de naleving door brandstof- dan wel technologiemaatregelen, mag niet worden toegestaan dat scheepsbrandstoffen met een zwavelgehalte dat de algemene norm van 3,5 massaprocent overschrijdt, in de Unie worden gebruikt of in de handel worden gebracht.

(6) De herziene bijlage VI bij Marpol introduceert onder meer strengere grenswaarden voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen in SECA's (1,00% vanaf 1 juli 2010 en 0,10% vanaf 1 januari 2015), evenals in zeegebieden buiten SECA's (3,5% vanaf 1 januari 2012 en, in principe, 0,50 % vanaf 1 januari 2020). Op basis van hun internationale verplichtingen moeten de meeste lidstaten schepen vanaf 1 juli 2010 verplichten binnen SECA's brandstoffen te gebruiken met een maximumzwavelgehalte van 1,00 %. Ter wille van de samenhang met het internationale recht en om handhaving van nieuwe wereldwijd vastgestelde zwavelnormen in de Unie te waarborgen, moeten de bepalingen van Richtlijn 1999/32/EG worden afgestemd op de herziene bijlage VI bij Marpol.

Motivering

De slotzin wordt verplaatst naar overweging 6 ter (nieuw) om de duidelijkheid te vergroten en om te voorkomen dat men mocht denken dat de 3,5%-limiet van invloed is op het vervoer van hoogzwavelige brandstoffen per schip.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis) Gezien de verbetering van de luchtkwaliteit en de positieve gezondheidseffecten door lagere zwaveluitstoot en omwille van gelijke concurrentievoorwaarden voor de zeescheepvaart in de gehele Unie moet de Commissie voorstellen de grenswaarde van 0,10% ook te laten gelden voor andere zeeën nabij de lidstaten dan wel voor een zone met een vaste afstand tot de kustlijn van de Unie, een en ander met een duidelijk tijdschema.

Motivering

Uit een in opdracht van de Commissie uitgevoerde analyse blijkt dat verlaging van de zwavelemissielimiet tot 0,1% in de Oostzee, de Noordzee en het Kanaal in het jaar 2020 tot een daling van het aantal voortijdige sterfgevallen met 17 000 kan leiden. Toepassing van deze limiet op andere zeeën of een zone met een bepaalde afstand tot de kust (zoals de 200-mijlszone van Canada en de VS) kan nog meer mensenlevens redden en er bovendien toe bijdragen dat de lidstaten aan de luchtkwaliteitsnormen voldoen.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 6 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 ter) Om te zorgen voor een minimale kwaliteit van de brandstof die schepen gebruiken voor de naleving door brandstof- dan wel technologiemaatregelen, mag niet worden toegestaan dat scheepsbrandstoffen met een zwavelgehalte dat de algemene norm van 3,50 massaprocent overschrijdt, in de Unie worden gebruikt of in de handel worden gebracht. Deze grenswaarde geldt alleen voor brandstof voor de aandrijving van schepen en niet voor brandstof die per schip wordt vervoerd.

Motivering

Het gebruik van brandstof met een buitensporig hoog zwavelgehalte kan leiden tot lozing van afvalwater dat negatief uitwerkt op het mariene milieu. Het is wel zaak duidelijk te maken dat de grenswaarde van artikel 3 bis alleen geldt voor brandstof voor de aandrijving van schepen. Het artikel geldt niet voor hoogzwavelige brandstof die per schip wordt vervoerd.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) Passagiersschepen zijn hoofdzakelijk actief in havens of nabij kustgebieden en hebben een significante invloed op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze schepen worden verplicht scheepsbrandstoffen te gebruiken met hetzelfde maximumzwavelgehalte als dat welk binnen SECA’s geldt (1,5 %). Aangezien binnen SECA's strengere zwavelnormen gaan gelden en gezien de noodzaak tot verbetering van de luchtkwaliteit in havens en kustgebieden in de niet-SECA-gebieden is het gerechtvaardigd dat dezelfde normen van toepassing zijn op passagiersschepen. De introductie van een nieuwe SECA-norm voor passagiersschepen wordt echter met vijf jaar uitgesteld om potentiële brandstoffentekorten te voorkomen.

(7) Passagiersschepen zijn hoofdzakelijk actief in havens of nabij kustgebieden en hebben een significante invloed op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze schepen worden verplicht scheepsbrandstoffen te gebruiken met hetzelfde maximumzwavelgehalte als dat welk binnen SECA's geldt (1,5%). Aangezien binnen SECA's strengere zwavelnormen gaan gelden en gezien de noodzaak tot verbetering van de luchtkwaliteit in havens en kustgebieden in de niet-SECA-gebieden is het gerechtvaardigd dat dezelfde normen van toepassing zijn op passagiersschepen.

Motivering

Het maximumzwavelgehalte van 0,1% moet ook gelden voor vaartuigen die worden ingezet voor geregeld passagiersvervoer. Ter voorkoming van concurrentieverstoring moet deze grenswaarde in 2015 van kracht worden, gelijktijdig met de SECA's.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis) Bij de handhaving van de grenswaarde van 0,10% in de eerste jaren na 2015 moet rekening worden gehouden met de onzekerheid over de beschikbaarheid van laagzwavelige brandstof en uiteenlopende opvattingen over de effectiviteit en betrouwbaarheid van reductietechnologieën. De Commissie en de lidstaten moeten met name steun verlenen voor de invoering van wassertechnologie en zich onthouden van maatregelen tegen bedrijven die serieus stappen nemen om aan de voorschriften te voldoen. De lidstaten moeten zorgen voor de beschikbaarheid en evenwichtige distributie van conforme brandstof overeenkomstig voorschrift 18 van de herziene bijlage VI bij Marpol. Mocht er in bepaalde havens geen conforme brandstof verkrijgbaar zijn, dan moeten schepen een beroep kunnen doen op de vrijstellingsclausule als bedoeld in de herziene bijlage VI bij Marpol ten behoeve van schepen die ondanks alle pogingen om conforme brandstof aan te schaffen daarin niet zijn geslaagd. Schepen mogen niet gedwongen worden van hun koers af te wijken of hun reis te verlengen om aan de brandstofconformiteit te kunnen voldoen.

Motivering

Ofschoon de grenswaarden die voortvloeien uit de herziene bijlage VI bij Marpol, internationale verplichtingen zijn die door de lidstaten zijn onderschreven, moet in de eerste jaren na 2015 bij de handhaving rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van geschikte brandstof en technologie. Bedrijven die de regels willen naleven maar op praktische moeilijkheden stuiten moeten op een coulante behandeling kunnen rekenen.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 11 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(11 bis) Voorkoming van een verschuiving van zee- naar wegvervoer is van groot belang aangezien groei van het wegvervoer indruist tegen de klimaatdoelstellingen van de Unie en de verkeerscongestie zal doen toenemen.

Motivering

De gemiddelde CO2-uitstoot per tonkilometer is in het wegvervoer ruim zeven keer zo groot als in het zeevervoer. Daarom is het zaak maatregelen te nemen om te voorkomen dat deze richtlijn ertoe leidt dat de hogere brandstofkosten voor de zeescheepvaart een verschuiving naar het wegvervoer bewerkstelligen. Een groei van het wegvervoer leidt bovendien tot meer verkeerscongestie en geluidsoverlast, waarvan de Europese burgers reeds ernstige hinder ondervinden.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 11 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(11 ter) De kosten van de nieuwe voorschriften met het oog op verlaging van de zwaveluitstoot dreigen tot een verschuiving naar vervoer over land te leiden, hetgeen een punt van zorg is, met name voor gebieden en bedrijfstakken die sterk van het zeevervoer afhankelijk zijn. De Commissie moet instrumenten als Marco Polo en TEN-T ten volle benutten, met name in lidstaten die aan SECA's gelegen zijn, teneinde gerichte bijstand te verlenen om het gevaar van een verschuiving naar het vervoer over land af te wenden. Gezien de huidige economische situatie en de mogelijke effecten van deze richtlijn moet de Commissie concrete maatregelen voorstellen om het bedrijfsleven voor januari 2015 economische en financiële bijstand te verlenen ter bevordering van milieuvriendelijke technologie voor de scheepvaart, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van de brandstoffen, de brandstofprijzen, het risico van een verschuiving naar het vervoer over land en de gevolgen van de richtlijn voor alle marktdeelnemers in de zeescheepvaart.

Motivering

Hogere brandstofkosten zijn met name een probleem voor goederen met een lage soortelijke waarde zoals papier en ertsen. Projecten voor het inzetten van vloeibaar aardgas (LNG) en wassertechnologie komen al in aanmerking voor steun van Marco Polo en het programma "Snelwegen op zee" in het kader van TEN-T, maar deze steun moet worden geïntensiveerd als we de verschuiving van zee- naar wegvervoer tot een minimum willen beperken.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 bis) Bij gebruik van vloeibaar aardgas (LNG) worden vrijwel geen zwavelverbindingen uitgestoten. Een nieuwe code voor met LNG gestookte schepen wordt naar verwachting in 2014 van kracht, tegelijk met het herziene Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Solas). De lidstaten moeten met name oog hebben voor de veiligheid en de beschikbaarheid van met LNG gestookte schepen alsmede de veiligheid van het bunkeren, en tegelijk voorkomen dat het herziene Solas-verdrag onnodige barrières voor het gebruik van LNG opwerpt. De Commissie moet Europese fondsen als Marco Polo maximaal inzetten om het gebruik van laagzwavelig LNG als scheepsbrandstof te bevorderen. De lidstaten moeten aan deze ontwikkeling bijdragen door fiscale faciliteiten beschikbaar te stellen voor reders die in het gebruik van LNG of in de ontwikkeling en het gebruik van wassers investeren.

Motivering

We moeten leren van de ervaringen met de herziening van bijlage VI bij het Marpol-verdrag (inzake vervuiling door schepen), waarover in 2008 overeenstemming was bereikt. Pas drie jaar later kwam de Commissie met een voorstel, waarna bepaalde lidstaten de afspraken weer probeerden open te breken. De lidstaten, die in tegenstelling tot de Commissie IMO-lid zijn, moet ervoor zorgen dat de nieuwe LNG-code bevorderlijk is voor het gebruik van deze schonere brandstof, zonder afbreuk te doen aan de veiligheid.

Veiligheidsvoorschriften voor het bunkeren en de beschikbaarheid van bunkerinstallaties mogen niet vergeten worden.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 ter) De lidstaten kunnen bevorderen dat aangemeerde schepen als alternatieve emissiereductiemethode aan wal geproduceerde elektrische stroom gebruiken in plaats van stroom die aan boord met de eigen motoren wordt opgewekt.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 4

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 3 bis

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied geen scheepsbrandstoffen worden gebruikt of in de handel worden gebracht met een zwavelgehalte van meer dan 3,5 massaprocent.

De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied geen scheepsbrandstoffen worden gebruikt met een zwavelgehalte van meer dan 3,50 massaprocent. Scheepbrandstoffen met een zwavelgehalte van meer dan 3,50 massaprocent mogen alleen worden gebruikt in combinatie met emissiereductiemethoden die ten minste dezelfde positieve milieueffecten hebben als die welke met zwavelarme brandstof bereikt kunnen worden.

Motivering

Er moet geen algemeen verbod op brandstof met een zwavelgehalte boven de 3,5% komen, willen we tegelijkertijd emissiereductiemethoden stimuleren die met brandstof met een hoger zwavelgehalte gecombineerd kunnen worden. Brandstoffen met een hoger zwavelgehalte mogen in de EU slechts toegelaten worden in combinatie met emissiereductiemethoden.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter a

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – titel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Maximumzwavelgehalte van scheepsbrandstoffen die worden gebruikt in de territoriale zeewateren, de exclusieve economische zones en de zones met verontreinigingsbeheersing van de lidstaten, waaronder beheersgebieden voor SOx-emissie en door passagiersschepen op geregelde diensten naar of vanuit havens in de Unie

Maximumzwavelgehalte van scheepsbrandstoffen die worden gebruikt in de territoriale zeewateren, de exclusieve economische zones en de zones met verontreinigingsbeheersing van de lidstaten, waaronder beheersgebieden voor SOx-emissie en door passagiersschepen die naar of vanuit havens in de Unie varen

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter b

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

'1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat scheepsbrandstoffen niet worden gebruikt in hun territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing die binnen beheersgebieden voor SOx-emissie vallen indien het zwavelgehalte van die brandstoffen hoger is dan:

'1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat scheepsbrandstoffen niet worden gebruikt in hun territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing die binnen beheersgebieden voor SOx-emissie vallen en in hun territoriale wateren die niet binnen beheersgebieden voor SOx-emissie vallen indien het zwavelgehalte van die brandstoffen hoger is dan:

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter b

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 1 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Dit geldt voor alle schepen van alle vlaggen, met inbegrip van schepen die hun reis buiten de Unie zijn begonnen.

Dit geldt voor alle schepen van alle vlaggen, met inbegrip van schepen die hun reis buiten de Unie zijn begonnen.

 

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde regeling geldt niet voor schepen op de korte vaart. Daarvoor blijft de in de eerste alinea, onder a), bedoelde regeling voor een overgangsperiode van vijf jaar van kracht.

 

Indien nodig voor de toepassing van deze uitzondering, is het aan de lidstaten om in IMO-verband daarvoor het rechtskader tot stand te brengen.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter c

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 1 bis – alinea 1 ‑ inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat scheepsbrandstoffen niet worden gebruikt in hun territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing indien het zwavelgehalte van die brandstoffen hoger is dan:

1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat scheepsbrandstoffen niet worden gebruikt in hun territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing die buiten beheersgebieden voor SOx-emissie vallen indien het zwavelgehalte van die brandstoffen hoger is dan:

Motivering

Om alle concurrentieverstoring te voorkomen moet de grenswaarde voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstof die voor de SECA's geldt, tevens in de territoriale wateren van alle lidstaten van toepassing zijn.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter c

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 1 bis – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) 0,50 % met ingang van 1 januari 2020.

b) 0,10% met ingang van 1 januari 2015.

Motivering

Om alle concurrentieverstoring te voorkomen moet de grenswaarde voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstof die voor de SECA's geldt, tevens in de territoriale wateren van alle lidstaten van toepassing zijn.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter d

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 9 bis van deze richtlijn gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanwijzing van zeegebieden als beheersgebieden voor SOx-emissie op basis van het besluit van de IMO overeenkomstig voorschrift 14, lid 3, onder 2), van bijlage VI bij Marpol.

De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 9 bis van deze richtlijn gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanwijzing van zeegebieden als beheersgebieden voor SOx-emissie op basis van het besluit van de IMO overeenkomstig voorschrift 14, lid 3, onder 2), van bijlage VI bij Marpol. Aanwijzing van nieuwe emissiebeheersgebieden verloopt via het IMO-proces overeenkomstig bijlage VI bij Marpol aan de hand van een gedegen onderbouwd voorstel op basis van ecologische en economische wetenschappelijke gegevens.

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter e

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 4 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in hun territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing die buiten beheersgebieden voor SOx-emissie vallen, door passagiersschepen op geregelde diensten naar of vanuit havens in de Unie geen scheepsbrandstoffen worden gebruikt waarvan het zwavelgehalte in massaprocenten hoger is dan:

4. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in hun territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing die buiten beheersgebieden voor SOx-emissie vallen, door passagiersschepen die naar of vanuit havens in de Unie varen geen scheepsbrandstoffen worden gebruikt waarvan het zwavelgehalte in massaprocenten hoger is dan:

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter e

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 4 – letter c bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

c bis) 0,50% met ingang van 1 januari 2015;

Motivering

Volgens het voorstel van de Commissie wordt de grenswaarde voor passagiersschepen op lijndiensten (thans gelijk aan de grenswaarde voor SECA's) in 2020 tot 0,1% verlaagd, hetgeen vijf jaar later is dan de verlaging voor de SECA's. Ofschoon dit gerechtvaardigd is, gezien de beschikbaarheid van laagzwavelige brandstof voor deze passagiersschepen, die gewoonlijk dicht onder de kust varen, zijn er aanzienlijke gezondheidsvoordelen te behalen als de grenswaarde in 2015 tot een tussenwaarde wordt verlaagd.

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6 – letter e

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 bis – lid 6 – letter d bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

d bis) laten de lidstaten schepen die niet aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen, in aanmerking komen voor de maatregelen als bedoeld in punt 2.2 en 2.3 van voorschrift 18, mits aan de voorwaarden van punt 2.1 van dat voorschrift is voldaan;

Motivering

Voorschrift 18 van Marpol bepaalt dat een schip dat aantoont dat het geen geschikte brandstof heeft kunnen verkrijgen, niet gedwongen wordt zijn koers te wijzigen of zijn reis te verlengen om aan de verdragsvoorschriften te voldoen. Dit amendement beoogt deze ontheffing ook in deze richtlijn op te nemen ten behoeve van schepen die in uitzonderingsgevallen een haven in de EU moeten aandoen zonder de juiste brandstof te hebben kunnen inslaan.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 ter – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied geen gasolie voor de zeescheepvaart in de handel wordt gebracht met een zwavelgehalte dat hoger is dan 0,10 massaprocent.

Schrappen

Motivering

Het nieuwe artikel 4 ter moet geschrapt worden omdat de olie-industrie naar verwachting vanaf 2020 of 2025 gasolie voor de scheepvaart met een zwavelgehalte tussen 0,1 en 0,5 massaprocent kan leveren om aan de mondiale voorschriften te voldoen.

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 ter – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De ambtelijke diensten van een lidstaat mogen toestaan dat in een schip uitrustingsstukken, materialen, toestellen of apparaten worden geïnstalleerd dan wel andere procedures, alternatieve brandstoffen of nalevingsmethoden worden gebruikt als alternatief voor de vereisten van deze richtlijn, mits deze uitrustingsstukken, materialen, toestellen of apparaten of andere procedures, alternatieve brandstoffen of nalevingsmethoden in termen van emissiereductie ten minste even doeltreffend zijn als de vereisten van deze richtlijn, met inbegrip van de normen van de artikelen 4 bis en 4 ter.

Motivering

Voorschrift 4 van bijlage VI bij Marpol inzake gelijkwaardigheid omvat ook niet-technische en operationele procedures waarmee alternatieve nalevingsmethoden kunnen worden vastgesteld. Dit moet ook in de herziene EU-richtlijn worden opgenomen om de ontwikkeling en financiële ondersteuning van innoverende technologie te bevorderen.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 ter bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 4 ter bis

 

Beschikbaarheid van scheepsbrandstoffen

 

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te zorgen voor de beschikbaarheid en evenwichtige distributie van scheepsbrandstoffen

 

- waarvan het zwavelgehalte niet hoger ligt dan 0,10% vanaf 1 januari 2015;

 

- waarvan het zwavelgehalte niet hoger ligt dan 0,50% vanaf 1 januari 2020.

 

2. Lid 1 staat de invoering van deze maatregelen op een eerdere datum niet in de weg.

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 quater – lid 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. De lidstaten bevorderen dat aangemeerde schepen als alternatieve emissiereductiemethode aan wal geproduceerde elektrische stroom gebruiken.

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 quater – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de havenautoriteiten de havenbelasting of andere heffingen alle kosten laten dekken van de inontvangstneming, de verwerking en de verwijdering van effluenten van reinigingssystemen voor uitlaatgassen overeenkomstig Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen*.

 

_____________

 

* PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81.

Motivering

De richtlijn inzake havenontvangstvoorzieningen wordt thans aan een herziening onderworpen. Waar het gaat om verwijdering van afval of reiniging van uitlaatgassen, moet verwezen worden naar de desbetreffende richtlijn.

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 quater – lid 4 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 9 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

Ten einde de normen en instrumenten van de IMO te implementeren wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 9 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

Motivering

De formulering wekt de indruk dat de Commissie met gedelegeerde handelingen maatregelen kan nemen die afwijken van de besluiten van de IMO. Het is van essentieel belang dat de richtlijn volkomen aansluit bij bijlage VI bij Marpol, aangezien afwijkingen binnen de EU ten aanzien van de emissiereductiemethoden ertoe kunnen leiden dat alternatieven voor het gebruik van laagzwavelige brandstof niet tot ontwikkeling komen, terwijl dat een wezenlijk element van de richtlijn is.

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 8 bis (nieuw)

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 4 sexies bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis) Het volgende artikel wordt toegevoegd:

 

"Artikel 4 sexies bis

 

Beschikbaarheid van brandstof

 

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 en 4 gelden de volgende bepalingen.

 

1. Indien een lidstaat vaststelt dat een schip niet voldoet aan de in deze richtlijn neergelegde normen voor conforme brandstof, dan kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat verlangen dat

 

a) het schip verslag doet van de stappen die zijn ondernomen om aan de normen te voldoen; en

 

b) het schip aantoont dat gepoogd is conforme brandstof, afgestemd op het vaartplan, aan te schaffen, en, ingeval die niet op de geplande punten beschikbaar was, dat gepoogd is alternatieve verkooppunten te vinden en dat er ondanks alle pogingen daartoe geen conforme brandstof kon worden aangeschaft.

 

2. Het schip mag niet gedwongen worden van zijn koers af te wijken of zijn reis te verlengen om aan de brandstofconformiteit te voldoen.

 

3. Wanneer een schip de in punt 1 bedoelde informatie verstrekt, neemt de lidstaat alle omstandigheden en de verstrekte gegevens in aanmerking om te bepalen welke stappen hij zal nemen, waaronder het achterwege laten van maatregelen.

 

4. Ingeval een schip niet de conforme brandstof kan aanschaffen, dient het dit te melden aan de autoriteit waar het onder valt en aan de bevoegde autoriteit van de haven van bestemming.

 

5. Ingeval er is aangetoond dat voor een schip geen conforme brandstof verkrijgbaar was, stelt de lidstaat de Commissie daarvan in kennis."

Amendement  30

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 9 – letter a

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 6 – lid 1 – alinea 2 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) monsterneming en analyse van het zwavelgehalte van scheepsbrandstof voor verbranding aan boord in tanks en in verzegelde brandstofmonsters aan boord van schepen;

b) monsterneming en analyse van het zwavelgehalte van scheepsbrandstof voor verbranding aan boord en in verzegelde brandstofmonsters aan boord van schepen;

Motivering

Marpol spreekt alleen van "verzegelde brandstofmonsters"; alleen op die manier bestaat zekerheid over de homogeniteit van de gebruikte brandstof. De IMO beschouwt monstername "in tanks" als niet adequaat. Het lijkt prematuur het analyseren van monsters uit de tanks verplicht te stellen. De Commissie heeft de mogelijkheid om de richtlijn later met gedelegeerde handelingen aan te passen als er zich op dit punt ontwikkelingen voordoen.

Amendement  31

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 10 – letter c

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 7 – leden 2 en 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c) de leden 2 en 3 worden geschrapt.

c) lid 2 wordt vervangen door:

 

"2. Uiterlijk [twee] jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor op basis van onder meer:

 

a) de overeenkomstig lid 1 jaarlijks in te dienen verslagen;

 

b) de waargenomen ontwikkelingen op het gebied van luchtkwaliteit (concentraties, blootstelling en depositie van verontreinigende stoffen), verzuring, brandstofkosten en verschuivingen tussen vervoerswijzen;

 

c) de vorderingen die naar aanleiding van initiatieven van de Unie via IMO-procedures geboekt zijn bij de reductie van de uitstoot van zwavel- en stikstofoxiden en deeltjes, waaronder zwarte koolstof, door schepen;

 

d) een nieuwe kosten-batenanalyse, met inbegrip van de directe en indirecte milieuvoordelen van de in artikel 4 bis, lid 4, genoemde maatregelen alsmede van eventuele verdere maatregelen ter beperking van de emissies; en

 

e) het mogelijk gebruik van economische instrumenten zoals fiscale prikkels als aanvulling op lagere zwavelgrenswaarden met het oog op emissiereductie met duidelijke voordelen voor volksgezondheid en milieu;

 

f) de tenuitvoerlegging van de artikelen 4 quater, 4 quinquies en 4 sexies;

 

g) gebruik en beschikbaarheid van wassers, zowel op schepen als aan de wal; en

 

h) de ontwikkelingen rond de verkrijgbaarheid van brandstoffen.

 

In haar verslag aan het Europees Parlement en de Raad besteedt de Commissie bijzondere aandacht aan voorstellen inzake aanwijzing van nieuwe beheersgebieden voor SOx-emissie en voor NOx-emissie. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot verdere reductie van emissie door schepen."

 

c bis) lid 3 wordt geschrapt.

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 10

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 7 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. Voor 1 januari 2013 komt de Commissie met een uitgebreid onderzoek naar de gevolgen van de invoering van deze wetgeving met name met betrekking tot een mogelijke verschuiving van vervoer over water naar vervoer over land. Daarbij onderzoekt de Commissie tevens de gevolgen van de invoering van de zwavelnorm van 0,1% voor alle Europese zeeën. Indien uit dat onderzoek blijkt dat vervoer over water zich verplaatst naar vervoer over land komt de Commissie met een alternatief wetgevingvoorstel waardoor er geen verschuiving van vervoer over water naar vervoer over land optreedt.

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 10 – letter c ter (nieuw)

Richtlijn 1999/32/EG

Artikel 7 – lid 3 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

c ter) het volgende lid 3 bis wordt toegevoegd:

 

3 ter. Indien de IMO voor 1 januari 2015 tot aanpassing van bijlage VI bij Marpol besluit, komt de Commissie automatisch met een nieuw voorstel om die aanpassing ook in de wetgeving van de Unie te verwerken.

Amendement  34

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Bijlage

Richtlijn 1999/32/EG

Bijlage – punt 2 – streepje 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

– nauwkeurig aan te tonen dat afvalstromen geloosd in zee, waaronder omsloten havens, havenbekkens en riviermondingen, geen significante negatieve gevolgen hebben en geen risico’s veroorzaken voor de menselijke gezondheid en het milieu.

– nauwkeurig aan te tonen dat alle afvalwater, met inbegrip van afvalwater dat voldoet aan de vereisten inzake afvalwater van IMO-resolutie MEPC.184(59), dat geloosd wordt in zee, waaronder omsloten havens, havenbekkens en riviermondingen, geen significante negatieve gevolgen heeft en geen risico’s veroorzaakt voor de menselijke gezondheid en het milieu.

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft

Document- en procedurenummers

COM(2011)0439 – C7-0199/2011 – 2011/0190(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

13.9.2011

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

TRAN

13.9.2011

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Vilja Savisaar-Toomast

30.8.2011

 

 

 

Behandeling in de commissie

22.11.2011

19.12.2011

 

 

Datum goedkeuring

20.12.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

39

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Inés Ayala Sender, Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Antonio Cancian, Michael Cramer, Philippe De Backer, Luis de Grandes Pascual, Saïd El Khadraoui, Ismail Ertug, Carlo Fidanza, Knut Fleckenstein, Jacqueline Foster, Mathieu Grosch, Jim Higgins, Juozas Imbrasas, Ville Itälä, Dieter-Lebrecht Koch, Georgios Koumoutsakos, Werner Kuhn, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Marian-Jean Marinescu, Gesine Meissner, Hubert Pirker, David-Maria Sassoli, Vilja Savisaar-Toomast, Debora Serracchiani, Brian Simpson, Keith Taylor, Silvia-Adriana Ţicău, Peter van Dalen, Dominique Vlasto, Artur Zasada

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Isabelle Durant, Michael Gahler, Zita Gurmai, Dominique Riquet, Anna Rosbach, Oldřich Vlasák, Janusz Władysław Zemke

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Kristiina Ojuland

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft

Document- en procedurenummers

COM(2011)0439 – C7-0199/2011 – 2011/0190(COD)

Datum indiening bij EP

15.7.2011

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

13.9.2011

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

ITRE

13.9.2011

TRAN

13.9.2011

 

 

Geen advies

       Datum besluit

ITRE

5.10.2011

 

 

 

Behandeling in de commissie

22.11.2011

16.2.2012

 

 

Datum goedkeuring

16.2.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

48

15

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

János Áder, Elena Oana Antonescu, Kriton Arsenis, Paolo Bartolozzi, Sergio Berlato, Nessa Childers, Yves Cochet, Chris Davies, Esther de Lange, Anne Delvaux, Bas Eickhout, Edite Estrela, Jill Evans, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Cristina Gutiérrez-Cortines, Satu Hassi, Jolanta Emilia Hibner, Dan Jørgensen, Karin Kadenbach, Christa Klaß, Holger Krahmer, Jo Leinen, Peter Liese, Zofija Mazej Kukovič, Linda McAvan, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė, Vladko Todorov Panayotov, Gilles Pargneaux, Andres Perello Rodriguez, Sirpa Pietikäinen, Mario Pirillo, Pavel Poc, Anna Rosbach, Oreste Rossi, Kārlis Šadurskis, Carl Schlyter, Horst Schnellhardt, Richard Seeber, Theodoros Skylakakis, Salvatore Tatarella, Anja Weisgerber, Åsa Westlund

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Margrete Auken, Cristian Silviu Buşoi, Christofer Fjellner, Vicky Ford, Gaston Franco, Julie Girling, Jutta Haug, Jiří Maštálka, Marisa Matias, Judith A. Merkies, Eva Ortiz Vilella, Britta Reimers, Eleni Theocharous, Marita Ulvskog, Kathleen Van Brempt, Peter van Dalen, Andrea Zanoni

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Sampo Terho

Datum indiening

27.2.2012