VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van het communautaire kader voor de belasting van energieproducten en elektriciteit

8.3.2012 - (COM(2011)0169 – C7‑0105/2011 – 2011/0092(CNS)) - *

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Astrid Lulling
PR_CNS_art55am


Procedure : 2011/0092(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0052/2012
Ingediende teksten :
A7-0052/2012
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van het communautaire kader voor de belasting van energieproducten en elektriciteit

(COM(2011)0169 – C7‑0105/2011 – 2011/0092(CNS))

(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2011)0169),

–   gezien artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7‑0105/2011),

–   gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van het protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn uitgebracht door het Bulgaarse parlement, de Spaanse kamer van volksvertegenwoordigers en de Spaanse senaat, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

–   gezien artikel 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie vervoer en toerisme en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0052/2012),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad is vastgesteld om de goede werking van de interne markt te verzekeren ten aanzien van de belasting van energieproducten en elektriciteit. Overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag zijn, met name in het licht van het Kyotoprotocol, de eisen inzake milieubescherming in de termen van die richtlijn geïntegreerd.

(1) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad is vastgesteld om de goede werking van de interne markt te verzekeren ten aanzien van de belasting van energieproducten en elektriciteit. Overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag zijn, met name in het licht van het Kyotoprotocol, de eisen inzake milieubescherming in de termen van die richtlijn geïntegreerd. Belangrijk is dat, overeenkomstig artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), onderzocht wordt of voldoende rekening gehouden wordt met de bescherming van de menselijke gezondheid, bijvoorbeeld in het kader van luchtverontreining.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1a) In een dermate complex en wezenlijk dossier als de belasting van energie in de Unie mag niet uitsluitend rekening worden gehouden met de vereisten van het klimaat- en milieubeleid, hoe dringend deze ook mogen zijn. De doelstellingen van het energie- en het industriebeleid vormen voor de Unie immers een even essentiële uitdaging. Bovendien kan de interne markt voor energie alleen probleemloos en doeltreffend functioneren indien alle EU-initiatieven en -wetten op dit gebied permanent en goed worden gecoördineerd. Het volstaat niet dat de amendementen op Richtlijn 2003/96/EG verenigbaar zijn met andere energiegerelateerde beleidsmaatregelen, maar deze beleidsmaatregelen moeten ook aangepast worden aan het kader voor belastingheffing op energie. In het bijzonder moeten de huidige problemen met de EU-regeling voor de handel in emissierechten resoluut worden aangepakt opdat het efficiënt kan functioneren. Elk gebrek aan samenhang zal afbreuk doen aan de verwezenlijking van de langetermijndoelstelling van de EU van het tot stand brengen van slimme, duurzame en inclusieve groei.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) HHet is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de interne markt goed blijft functioneren in een context van nieuwe eisen met betrekking tot beperking van de klimaatverandering, gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing, zoals bevestigd door de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 8-9 maart 2007 en van 11-12 december 2008.

(2) Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de interne markt optimaal functioneert in een context van nieuwe eisen met betrekking tot beperking van de klimaatverandering, gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing, zoals bevestigd door de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 8-9 maart 2007 en van 11-12 december 2008. Daarom moet ervoor gezorgd worden dat in deze richtlijn de energiebronnen consistent behandeld worden om echt gelijke voorwaarden te scheppen voor de energieconsumenten, ongeacht de energiebronnen die zij gebruiken.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. De belasting op energieproducten moet op een technologisch neutrale manier aangepakt worden om nieuwe technologieën de kans te geven zich te ontwikkelen.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) Belasting in verband met CO2-emissies kan voor de lidstaten een kosteneffectieve gedragslijn zijn om de verminderingen van broeikasgassen die noodzakelijk zijn overeenkomstig Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen te bereiken ten aanzien van bronnen die niet vallen onder de uniale regeling ingevolge Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad. Met het oog op de mogelijke rol van CO2-gerelateerde belasting vereist de goede werking van de interne markt gemeenschappelijke regels inzake belasting.

(3) Belasting in verband met CO2-emissies is voor de lidstaten in de regel een kosteneffectieve gedragslijn om de verminderingen van broeikasgassen die noodzakelijk zijn overeenkomstig Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen te bereiken ten aanzien van bronnen die niet vallen onder de uniale regeling ingevolge Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad. Met het oog op de huidige en de mogelijke rol van CO2-gerelateerde belasting vereist de goede werking van de interne markt gemeenschappelijke regels inzake belasting.

Motivering

Een aantal lidstaten beschikt reeds over goed functionerende en kosteneffectieve regelingen voor CO2-gerelateerde belastingen.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis) De energiebelasting mag niet van toepassing zijn op de thermische benutting van afval en met name het gebruik daarvan als vervangende brandstof, aangezien Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen1 afvalhouders en -producenten ertoe aanspoort op een maximaal energie-efficiënte en grondstoffenbesparende manier met afval om te gaan en prioriteit te geven aan terugwinning boven verwijdering.

 

______________

 

1 PB L 312 van 22.11.08, blz. 3.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 4 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 ter) De lidstaten moeten het recht houden een tot een nultarief verlaagd niveau van algemene verbruiksbelasting toe te passen op het verbruik van energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de visteelt en de bosbouw.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5) Derhalve moet worden voorzien in energiebelasting die bestaat uit twee componenten, CO2-gerelateerde belasting en algemene energieverbruiksbelasting. Wil de energiebelasting aan de werking van de uniale regeling ingevolge Richtlijn 2003/87/EG aangepast zijn dan moeten de lidstaten worden verplicht een expliciet onderscheid te maken tussen deze twee componenten. Daardoor zou ook een onderscheiden behandeling mogelijk zijn van brandstoffen die biomassa zijn of van biomassa zijn gemaakt.

(5) Derhalve moet worden voorzien in energiebelasting die bestaat uit twee componenten, CO2-gerelateerde belasting en algemene energieverbruiksbelasting. Wil de energiebelasting aan de werking van de uniale regeling ingevolge Richtlijn 2003/87/EG aangepast zijn dan moeten de lidstaten worden verplicht een expliciet onderscheid te maken tussen deze twee componenten. Daardoor zou ook een onderscheiden behandeling mogelijk zijn van brandstoffen die biomassa zijn of van biomassa zijn gemaakt, gelet op de voordelen die zij bieden als hernieuwbare energiebron die goedkoop en bijna CO2-neutraal is, mits deze voldoen aan de duurzaamheidscriteria zoals bedoeld in artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen1. De Commissie dient een verslag voor te leggen aan het Parlement en de Raad waarin onderzocht wordt of naast CO2-emissies, ook de uitstoot van andere schadelijke gassen in rekening dient genomen te worden, dit in het kader van de bescherming van de volksgezondheid.

 

______________

 

1 PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) Elk van die componenten moet worden berekend op basis van objectieve criteria, die gelijke behandeling van verschillende energiebronnen mogelijk maken. Voor CO2-gerelateerde belasting moet naar de door het gebruik van elk betrokken energieproduct veroorzaakte CO2-emissies worden verwezen aan de hand van de referentiewaarden van de CO2-emissiefactor die beschreven worden in Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de bewaking en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad. Voor de algemene energieverbruiksbelasting moet worden verwezen naar de energie-inhoud van de verschillende energieproducten en van elektriciteit waarvan sprake in Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad. In dit verband moet rekening worden gehouden met de milieuvoordelen van biomassa of van van biomassa gemaakte producten. Deze producten moeten worden belast op basis van de CO2-emissiefactoren die voor biomassa of van biomassa gemaakte producten zijn gespecificeerd in Beschikking 2007/589/EG en op basis van de energie-inhoud ervan zoals gespecificeerd in bijlage III bij Richtlijn 2009/28/EG. Biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen zijn veruit de belangrijkste betrokken categorie. Aangezien de milieuvoordelen van deze producten variëren, afhankelijk van het feit of zij aan de in artikel 17 van die richtlijn neergelegde duurzaamheidscriteria voldoen, dienen de specifieke referentiewaarden voor biomassa of van biomassa gemaakte producten enkel te gelden voor zover aan deze criteria is voldaan.

(6) Elk van die componenten moet worden berekend op basis van objectieve criteria, die gelijke behandeling van verschillende energiebronnen mogelijk maken. Voor CO2-gerelateerde belasting moet naar de door het gebruik van elk betrokken energieproduct veroorzaakte CO2-emissies worden verwezen aan de hand van de referentiewaarden van de CO2-emissiefactor die beschreven worden in Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de bewaking en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad. Voor de algemene energieverbruiksbelasting moet worden verwezen naar de energie-inhoud van de verschillende energieproducten en van elektriciteit waarvan sprake in Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad. In dit verband moet rekening worden gehouden met de milieuvoordelen van biomassa of van van biomassa gemaakte producten. Deze producten moeten worden belast op basis van de CO2-emissiefactoren die voor biomassa of van biomassa gemaakte producten zijn gespecificeerd in Beschikking 2007/589/EG en op basis van de energie-inhoud ervan zoals gespecificeerd in bijlage III bij Richtlijn 2009/28/EG. Biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen zijn veruit de belangrijkste betrokken categorie. Aangezien de milieuvoordelen van deze producten variëren, afhankelijk van het feit of zij aan de in artikel 17 van die richtlijn neergelegde duurzaamheidscriteria voldoen, dienen de specifieke referentiewaarden voor biomassa of van biomassa gemaakte producten enkel te gelden voor zover aan deze criteria is voldaan. Zodra duurzamheidscriteria voor andere biomassaproducten dan biobrandstoffen en vloeibare biomassa in Richtlijn 2009/28/EG zijn opgenomen, moeten deze specifieke referentiewaarden alleen worden toegepast op andere biomassaproducten dan biobrandstoffen indien zij aan de duurzaamheidscriteria voldoen.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) CO2-gerelateerde belasting moet zijn aangepast aan de werking van Richtlijn 2003/87/EG teneinde deze effectief aan te vullen. Die belasting moet gelden voor alle gebruik, met inbegrip van gebruik voor andere doeleinden dan verwarming, van energieproducten die CO2-emissies veroorzaken in installaties in de zin van die richtlijn, op voorwaarde dat de betrokken installatie niet is onderworpen aan de regeling voor de handel in emissierechten ingevolge die richtlijn. Aangezien de cumulatieve toepassing van beide instrumenten echter geen emissieverminderingen mogelijk zou maken die verder gaan dan de totale emissieverminderingen die uitsluitend door middel van de regeling voor de handel in emissierechten worden bereikt, maar enkel de totale kosten van de emissieverminderingen zou verhogen, dient de CO2-gerelateerde belasting niet van toepassing te zijn op verbruik in installaties die aan de regeling voor de handel in emissierechten onderworpen zijn.

(7) CO2-gerelateerde belasting moet zijn aangepast aan de werking van Richtlijn 2003/87/EG teneinde deze effectief aan te vullen. Die belasting moet gelden voor alle gebruik, met inbegrip van gebruik voor andere doeleinden dan verwarming, van energieproducten die CO2-emissies veroorzaken in installaties in de zin van die richtlijn, op voorwaarde dat de betrokken installatie niet is onderworpen aan de regeling voor de handel in emissierechten ingevolge die richtlijn. Aangezien de cumulatieve toepassing van beide instrumenten echter geen emissieverminderingen mogelijk zou maken die verder gaan dan de totale emissieverminderingen die uitsluitend door middel van de regeling voor de handel in emissierechten worden bereikt, maar enkel de totale kosten van de emissieverminderingen zou verhogen, mag de CO2-gerelateerde belasting niet van toepassing zijn op het directe en indirecte verbruik in installaties die aan de regeling voor de handel in emissierechten onderworpen zijn. Het cumulatieve effect van zowel een dubbele belasting als een tweeledige regulering zou tot concurrentiedistorsies leiden en moet derhalve worden uitgesloten.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8) In het belang van fiscale neutraliteit moeten dezelfde minimumbelastingniveaus van toepassing zijn op elke component van de energiebelasting, voor alle energieproducten die voor een bepaald doel worden gebruikt. Voor zover aldus gelijke minimumbelastingniveaus worden voorgeschreven, moeten de lidstaten om redenen van fiscale neutraliteit eveneens gelijke niveaus van nationale belasting op alle betrokken producten verzekeren. Waar nodig moet in overgangstermijnen voor het gelijkmaken van deze niveaus worden voorzien.

(8) In het belang van fiscale neutraliteit moeten dezelfde minimumbelastingniveaus van toepassing zijn op elke component van de energiebelasting, voor alle energieproducten die voor een bepaald doel worden gebruikt. Voor zover aldus gelijke minimumbelastingniveaus worden voorgeschreven, moeten de lidstaten om redenen van fiscale neutraliteit eveneens gelijke niveaus van nationale belasting op alle betrokken producten verzekeren. Waar nodig moet in overgangstermijnen voor het gelijkmaken van deze niveaus worden voorzien, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden in de respectieve lidstaten.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11) Er moet voor worden gezorgd dat de minimumbelastingniveaus hun beoogde effecten behouden. Aangezien CO2-gerelateerde belasting de werking van Richtlijn 2003/87/EG aanvult, moet bij de door de Commissie uit te voeren periodieke toetsing van de richtlijn nauwlettend de marktprijs van de emissierechten worden gevolgd. De minimumniveaus van de algemene energieverbruiksbelasting moeten op gezette tijden automatisch worden afgestemd om rekening te houden met de ontwikkeling van de reële waarde ervan teneinde het huidige niveau van tariefharmonisatie te behouden; om de door de energie- en voedselprijzen veroorzaakte volatiliteit te verminderen, moet deze afstemming gebeuren op basis van de wijzigingen van het uniale geharmoniseerde indexcijfer van consumptieprijzen exclusief energie en onbewerkte voedingsmiddelen, zoals gepubliceerd door Eurostat.

(11) Er moet voor worden gezorgd dat de minimumbelastingniveaus hun beoogde effecten behouden. Daartoe moeten de minimumniveaus van de algemene energieverbruiksbelasting op gazette tijden worden onderzocht.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 11 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(11 bis) Om te kunnen voldoen aan de complexe eisen ten aanzien van deze beide componenten – enerzijds energiebelasting en anderzijds CO2-gerelateerde belasting – moeten er op alle niveaus op een transparante en inzichtelijke manier heldere en ondubbelzinnige regels worden vastgesteld om de administratieve uitvoerbaarheid daarvan te waarborgen.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) Op het gebied van motorbrandstoffen creëert het gunstiger minimumbelastingniveau voor gasolie, een product dat oorspronkelijk grotendeels zakelijk gebruik tot doel had en aldus traditioneel op een lager niveau is belast, een verstoring met betrekking tot benzine, de voornaamste concurrerende brandstof. Artikel 7 van Richtlijn 2003/96/EG voorziet derhalve in de eerste stappen van een geleidelijke afstemming op het minimumbelastingniveau voor benzine. Het is noodzakelijk om deze afstemming te voltooien en geleidelijk over te schakelen op een situatie waarin gasolie en benzine op een gelijk niveau worden belast.

Schrappen

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(12 bis) De implementatie van de nieuwe belastingstructuur gaat gepaard met een verhoging van het belastingtarief voor dieselbrandstof ten opzichte van dat voor benzine. Dit kan problemen opleveren voor de industriebeleidsprioriteiten van de automobielindustrie in de Unie in termen van schone, energie-efficiënte conventionele verbrandingsmotoren, alsook voor de CO2-verminderingsdoelstellingen van de Unie voor personenauto's, aangezien de nagestreefde CO2-grenswaarden alleen te verwezenlijken vallen middels een adequaat percentage dieselvoertuigen. De aankoopbelasting, registratiebelasting en jaarlijkse verkeersbelasting moeten worden geharmoniseerd en consequent uitsluitend op basis van de CO2-emissies van de betrokken voertuigen worden berekend. De aankoopbelasting, registratiebelasting en jaarlijkse verkeersbelasting moeten worden geharmoniseerd en consequent uitsluitend op basis van de CO2-emissies van de betrokken voertuigen worden berekend.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Ten aanzien van de mogelijkheid voor de lidstaten om op commercieel gebruik van gasolie als motorbrandstof een lager belastingniveau dan op niet-commercieel gebruik ervan toe te passen, blijkt deze bepaling niet langer verenigbaar met de eis om de energie-efficiëntie te verbeteren en de noodzaak om het toenemende milieueffect van het vervoer te verbeteren en dient zij derhalve te worden geschrapt. Artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG staat bepaalde lidstaten toe een verlaagd tarief op gasolie voor verwarming toe te passen. Die bepaling is niet langer verenigbaar met de goede werking van de interne markt en met de bredere doelstellingen van het Verdrag. Zij moet derhalve worden geschrapt.

(13) Ten aanzien van de mogelijkheid voor de lidstaten om op commercieel gebruik van gasolie als motorbrandstof een lager belastingniveau dan op niet-commercieel gebruik ervan toe te passen, blijkt deze bepaling niet langer verenigbaar met de eis om de energie-efficiëntie te verbeteren en de noodzaak om het toenemende milieueffect van het vervoer te verbeteren en dient zij derhalve te worden geschrapt. Om de transportbedrijven de mogelijkheid te bieden zich aan de nieuwe regelgeving aan te passen, moet in een overgangstermijn tot 2025 voorzien worden. Artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG staat bepaalde lidstaten toe een verlaagd tarief op gasolie voor verwarming toe te passen. Die bepaling is niet langer verenigbaar met de goede werking van de interne markt en met de bredere doelstellingen van het Verdrag. Zij moet derhalve worden geschrapt.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14) Het is noodzakelijk het potentiële kosteneffect van CO2-gerelateerde belasting op de bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico in de zin van artikel 10 bis, lid 13, van Richtlijn 2003/87/EG te beperken. Derhalve is het passend in overeenkomstige overgangsmaatregelen te voorzien die er echter tevens op moeten gericht zijn de milieueffectiviteit van CO2-gerelateerde belasting te behouden.

(14) Het is noodzakelijk het potentiële kosteneffect van de nieuwe belastingstructuur op de bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant weglekrisico te beperken. Derhalve is het passend in overeenkomstige maatregelen te voorzien die er echter tevens op moeten gericht zijn de milieueffectiviteit van CO2-gerelateerde belasting te behouden.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 14 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(14a) Eventuele herstructureringen van de energiebelasting mogen niet tot gevolg hebben dat sectoren die niet onder het emissiehandelssysteem vallen, worden benadeeld ten opzichte van sectoren die daar wel onder ressorteren.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Artikel 5 van Richtlijn 2003/96/EG staat de toepassing van gedifferentieerde belastingtarieven toe in bepaalde gevallen. Om echter de consistentie van het CO2-prijssignaal te verzekeren, moet de mogelijkheid voor de lidstaten om nationale tarieven te differentiëren tot de algemene energieverbruikbelasting worden beperkt. Bovendien is de mogelijkheid om een lager belastingniveau op door taxi's gebruikte motorbrandstof toe te passen niet langer verenigbaar met de doelstelling van het voeren van een beleid ter bevordering van alternatieve brandstoffen en energiedragers en het gebruik van schonere voertuigen in het stedelijk vervoer en moet deze derhalve worden geschrapt.

(15) Artikel 5 van Richtlijn 2003/96/EG staat de toepassing van gedifferentieerde belastingtarieven toe in bepaalde gevallen. Om echter de consistentie van het CO2-prijssignaal te verzekeren, moet de mogelijkheid voor de lidstaten om nationale tarieven te differentiëren tot de algemene energieverbruikbelasting worden beperkt. Bovendien is de mogelijkheid om een lager belastingniveau op door taxi's gebruikte, van olie afgeleide motorbrandstof toe te passen niet langer verenigbaar met de doelstelling van het voeren van een beleid ter bevordering van alternatieve brandstoffen en energiedragers en het gebruik van schonere voertuigen in het stedelijk vervoer en moet deze derhalve worden geschrapt.

Motivering

Aardgas/biomethaan is het alternatief voor van olie afgeleide brandstoffen en heeft ongekend lage emissies van toxische of carcinogene stoffen, nauwelijks emissies van fijne deeltjes, geen emissies van reactieve koolwaterstoffen en gereduceerde NOx-emissies, alsmede een gereduceerde lawaaiproductie, hetgeen het een ideale motorbrandstof voor het stadsmilieu maakt. In het rapport van de Expert Group of Future Transport Fuels van 25 januari 2011 staat dat methaan moet worden bevorderd als een van de belangrijkste alternatieve brandstoffen voor het stadsvervoer.

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 16 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(16a) Aangezien de introductie van elektrische en hybride voertuigen van cruciaal belang is om de afhankelijkheid van niet-hernieuwbare brandstoffen in de vervoerssector terug te dringen, moeten de lidstaten voor een beperkte periode de mogelijkheid krijgen een vrijstelling of verlaging van het belastingniveau toe te passen voor elektriciteit die voor het opladen van dergelijke voertuigen gebruikt wordt.

Motivering

Het gebruik van elektriciteit is een belnagrijk element in het proces van het duurzamer maken van de vervoerssector. Aangezien de totale emissie-impact van deze op elektriciteit rijdende voertuigen nauw verband houdt met de schoonheid van de elektriciteitsinput, zijn deze voertuigen op de korte termijn niet in alle lidstaten erg milieuvriendelijk. Op de lange termijn echter zetten deze uitermate efficiënte technologieën de deur open voor de totstandbrenging van een daadwerkelijk duurzaam vervoerssysteem.

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17) Vrijstellingen of verlagingen voor huishoudens en liefdadige organisaties kunnen deel uitmaken van door de lidstaten vastgestelde sociale maatregelen. De mogelijkheid om dergelijke vrijstellingen of verlagingen toe te passen, moet om redenen van gelijke behandeling van energiebronnen worden uitgebreid tot alle energieproducten die worden gebruikt als verwarmingsbrandstof en elektriciteit. Om ervoor te zorgen dat het effect ervan op de interne markt beperkt blijft, moeten dergelijke vrijstellingen en verlagingen alleen op niet-zakelijke activiteiten worden toegepast.

(17) Vrijstellingen of verlagingen voor huishoudens en liefdadige organisaties verhinderen dat een correct prijssignaal wordt gegeven waardoor een belangrijke prikkel verloren gaat voor het verlagen van energierekeningen en het energieverbruik. Daarom moet de mogelijkheid waarin wordt voorzien door Richtlijn 2003/96/EG om dergelijke vrijstellingen of verlagingen toe te passen na een lange uitfaseerperiode worden geschrapt. In lidstaten waar dit van invloed is op de energieprijzen, moeten huishoudens met lage inkomsten en liefdadigheidsorganisaties worden gecompenseerd via solide en uitgebreide sociale maatregelen.

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18) In het geval van vloeibaar petroleumgas (lpg) en aardgas die worden gebruikt voor voortbeweging zijn voordelen in de vorm van lagere minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting of de mogelijkheid om die energieproducten van belasting vrij te stellen met name in het licht van de noodzaak om het marktaandeel van hernieuwbare energiebronnen te verhogen niet langer gerechtvaardigd en moeten deze derhalve op middellange termijn worden geschrapt.

(18) In het geval van vloeibaar petroleumgas (lpg) en aardgas die worden gebruikt voor voortbeweging zijn voordelen in de vorm van lagere minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting of de mogelijkheid om die energieproducten van belasting vrij te stellen met name in het licht van de noodzaak om het marktaandeel van hernieuwbare energiebronnen te verhogen op de lange termijn niet gerechtvaardigd en moeten deze derhalve op middellange termijn worden geschrapt, in het bijzonder gezien de noodzaak om de hernieuwbare energiebronnen de mogelijkheid te bieden hun marktaandeel te verhogen. Omdat lpg en aardgas evenwel een minder schadelijke milieu-impact hebben dan andere fossiele brandstoffen en hun distributie-infrastructuur van nut kan zijn bij de introductie van hernieuwbare alernatieven, moeten de voordelen geleidelijk worden uitgefaseerd.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19) Richtlijn 2003/96/EG verplicht de lidstaten brandstof die voor de vaart op communautaire wateren wordt gebruikt alsook aan boord van een schip geproduceerde elektriciteit van belasting vrij te stellen, ook voor schepen op hun ligplaats in een haven. Om een eerste stimulans voor de ontwikkeling en de toepassing van deze technologie te creëren, moeten de lidstaten, totdat op dit gebied een meer omvattend kader wordt vastgesteld, het gebruik van walstroom door schepen op hun ligplaats in een haven van energiebelasting vrijstellen. Deze vrijstelling moet van toepassing zijn gedurende een periode die lang genoeg is om de havenexploitanten niet te ontmoedigen de noodzakelijke investeringen te doen, maar tegelijk zodanig in de tijd beperkt zijn dat het, gehele of gedeeltelijke, behoud ervan afhankelijk wordt gesteld van de vaststelling van een nieuw besluit te gelegener tijd.

(19) Richtlijn 2003/96/EG verplicht de lidstaten brandstof die voor niet-recreatieve vliegtuigen en vaartuigen wordt gebruikt, van belasting vrij te stellen. Dergelijke uitzonderingen staan haaks op de doelstelling om dezelfde concurrentieomstandigheden te creëren voor alle vervoersmodi. Het zou daarom zinvol zijn deze geleidelijk aan af te schaffen. Om de mededingingspositie van het zakenleven en de industrie van de Unie te beschermen moet een dergelijke uitfasering bij voorkeur passen in het kader van internationale onderhandelingen. In dat opzicht moeten de discussies in de Wereldhandelsorganisatie, het Internationaal Burgerluchtvaartverdrag (ICAO) en het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering over het invoeren van maatregelen ter beperking van de CO2-uitstoot in de lucht- en zeevaart van dichtbij worden gevolgd. Ingeval vooruitgang op internationaal niveau uitblijft, moet de Commissie wetgevingsvoorstellen voorleggen ter verlaging van de CO2-uitstoot in beide sectoren, daarbij rekening houdend met het risico van het CO2-weglekeffect en het concurrentievermogen van de sectoren. Een dergelijke belastingbehandeling moet ook gelden voor de sector binnenvaart. In sommige havens bestaat een schone-energie-alternatief in de vorm van het gebruik van walstroom, die echter belastbaar is. Om een eerste stimulans voor de ontwikkeling en de toepassing van deze technologie te creëren, moeten de lidstaten, totdat op dit gebied een meer omvattend kader wordt vastgesteld, het gebruik van walstroom door schepen op hun ligplaats in een haven van energiebelasting vrijstellen. Deze vrijstelling moet van toepassing zijn zowel op zeehavens als binnenhavens gedurende een periode die lang genoeg is om de havenexploitanten niet te ontmoedigen de noodzakelijke investeringen te doen, maar tegelijk zodanig in de tijd beperkt zijn dat het, gehele of gedeeltelijke, behoud ervan afhankelijk wordt gesteld van de vaststelling van een nieuw besluit te gelegener tijd.

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(20) Artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG staat de lidstaten toe op energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de visteelt en de bosbouw niet alleen de algemeen toepasselijke bepalingen voor zakelijk gebruik, maar ook een tot een nultarief verlaagd belastingniveau toe te passen. Uit een onderzoek van die optie is gebleken dat, wat de algemene energieverbruiksbelasting betreft, het behoud ervan strijdig zou zijn met de bredere beleidsdoelstellingen van de Unie, tenzij dit verbonden is aan een equivalent dat vooruitgang op het gebied van energie-efficiëntie verzekert. Ten aanzien van CO2-gerelateerde belasting moet de behandeling van de betrokken sectoren worden afgestemd op de regels die gelden voor industriële sectoren.

(20) Artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG staat de lidstaten toe op energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de visteelt en de bosbouw niet alleen de algemeen toepasselijke bepalingen voor zakelijk gebruik, maar ook een tot een nultarief verlaagd belastingniveau toe te passen, ten einde de economische levensvatbaarheid van deze sectoren te waarborgen, aangezien deze reeds zijn gekrompen vanwege de hoge sociale, fytosanitaire en milieuvoorschriften, die niet voldoende door de markt worden gecompenseerd. Uit een onderzoek van die optie is echter gebleken dat, wat de algemene energieverbruiksbelasting betreft, het behoud ervan strijdig zou zijn met de bredere beleidsdoelstellingen van de Unie, tenzij dit verbonden is aan een equivalent dat vooruitgang op het gebied van energie-efficiëntie verzekert. Deze vooruitgang op het gebied van energie-efficiëntie moet in het oog worden gehouden op een voldoende lange termijn, en moet onderworpen zijn aan openbaar toegankelijke planning en aan toezicht door overheidsinstanties. De lidstaten moeten de bedrijven in deze sectoren technische bijstand leveren wanneer verlaagde belastingpercentages worden gekoppeld aan bijkomende vereisten op het gebied van de energie-efficiëntie. Ten aanzien van CO2-gerelateerde belasting moet bij de behandeling van de betrokken sectoren rekening worden gehouden met de capaciteit voor koolstofafvang en -opslag, met het risico dat koolstofemissies die kenmerkend zijn voor alle bedrijfstakken en deeltakken, weglekken, en met de mogelijke effecten op hun productiviteit en levensvatbaarheid. Sectoren die biomassa met een groot koolstofvastleggingspotentieel produceren, moeten worden vrijgesteld. In regio's met een uitzonderlijke capaciteit om energie uit hernieuwbare bronnen te produceren, is het essentieel dat de energieonafhankelijkheid van hun landbouw- en veeteeltactiviteiten wordt bevorderd.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 21

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(21) De bij deze richtlijn ingevoerde algemene regels houden rekening met de specificiteit van brandstoffen die biomassa zijn of gemaakt zijn van biomassa en zowel met betrekking tot de bijdrage ervan aan de CO2-balans en de lagere energie-inhoud ervan per kwantitatieve eenheid als in vergelijking met sommige van de concurrerende fossiele brandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG. Intussen moet ervoor worden gezorgd dat de toepassing van deze bepalingen in overeenstemming wordt gebracht met de bij deze richtlijn ingevoerde algemene regels. Voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG moeten de lidstaten extra fiscale voordelen alleen toekennen indien deze aan de duurzaamheidscriteria in artikel 17 van deze richtlijn voldoen.

(21) De bij deze richtlijn ingevoerde algemene regels houden rekening met de specificiteit van brandstoffen die biomassa zijn of gemaakt zijn van biomassa en zowel met betrekking tot de bijdrage ervan aan de CO2-balans en de lagere energie-inhoud ervan per kwantitatieve eenheid als in vergelijking met sommige van de concurrerende fossiele brandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG. Intussen moet ervoor worden gezorgd dat de toepassing van deze bepalingen in overeenstemming wordt gebracht met de bij deze richtlijn ingevoerde algemene regels. Voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG moeten de lidstaten extra fiscale voordelen alleen toekennen indien deze aan de duurzaamheidscriteria in artikel 17 van deze richtlijn voldoen. Dit artikel impliceert dat de duurzaamheidscriteria in 2017 en 2018 stringenter zullen worden gemaakt. Om aan deze criteria te voldoen moet tegen 1 januari 2017 ten minste 50% minder broeikasgassen worden uitgestoten. Vanaf 1 januari 2018 moet deze vermindering ten minste 60% bedragen voor producten die worden vervaardigd in installaties die op 1 januari 2017 of later in gebruik zijn genomen. Zodra duurzaamheidscriteria voor andere biomassaproducten dan biobrandstoffen en vloeibare biomassa in Richtlijn 2009/28/EG zijn opgenomen, moeten aan deze producten alleen extra fiscale voordelen worden toegekend indien zij aan deze nieuwe criteria voldoen.

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28) Om de vijf jaar en voor het eerst tegen eind 2015 dient de Commissie aan de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van deze richtlijn, waarbij met name het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting in het licht van de ontwikkeling van de marktprijs in de EU van de emissierechten, het effect van innovatie en technologische ontwikkelingen en de rechtvaardiging voor de fiscale vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, worden onderzocht. De lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zal regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs.

(28) Om de drie jaar en voor het eerst tegen eind 2015 dient de Commissie aan het Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van deze richtlijn, waarbij de volgende elementen worden onderzocht: de minimumniveaus van belasting op het algemene energieverbruik, om zich ervan te vergewissen dat het gewenste effect wordt bereikt, het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting in het licht van de ontwikkeling van de marktprijs in de EU van de emissierechten, het effect van innovatie en technologische ontwikkelingen, de weerslag op schadelijke of potentieel schadelijke emissies andere dan CO2 en de rechtvaardiging voor de fiscale vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, alsook ontwikkelingen in het gebruik van biogas, aardgas en lpg in het wegvervoer. Dit verslag dient een overzicht te bevatten van de bestaande belastingbepalingen in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten. In dat verslag moet ook worden ingegaan op de impact op de industriebeleidsprioriteiten van de Europese automobielindustrie. Een lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zal worden opgesteld en regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs.

Motivering

Een CO2-gerelateerde belasting zou vergaande gevolgen hebben voor het milieu- en belastingbeleid in de Unie. Daarom moet de Commissie ook aan het Parlement verslag uitbrengen. De verslagen kunnen alleen een sturende functie hebben, als zij met kortere tussenpozen worden uitgebracht.

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 1

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 1 – lid 2 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De CO2-gerelateerde belasting wordt berekend in EUR/t CO2-emissies, op basis van de referentiewaarden van de CO2-emissiefactor die beschreven worden in punt 11 van bijlage I bij Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(*). De CO2-emissiefactoren die in deze beschikking voor biomassa of van biomassa gemaakte producten worden gespecificeerd zijn in het geval van biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG enkel van toepassing voor zover het betrokken product voldoet aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen(**). Voor zover biobrandstoffen en vloeibare biomassa niet aan deze criteria voldoen, passen de lidstaten de referentiewaarde van de CO2-emissiefactor toe voor de gelijkwaardige verwarmings- of motorbrandstof waarvoor in deze richtlijn minimumbelastingniveaus zijn gespecificeerd.

De CO2-gerelateerde belasting wordt berekend in EUR/t CO2-emissies, op basis van de referentiewaarden van de CO2-emissiefactor die beschreven worden in punt 11 van bijlage I bij Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(*). De CO2-emissiefactoren die in deze beschikking voor biomassa of van biomassa gemaakte producten worden gespecificeerd zijn in het geval van biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG enkel van toepassing voor zover het betrokken product voldoet aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen(**). Voor zover biobrandstoffen en vloeibare biomassa niet aan deze criteria voldoen, passen de lidstaten de referentiewaarde van de CO2-emissiefactor toe voor de gelijkwaardige verwarmings- of motorbrandstof waarvoor in deze richtlijn minimumbelastingniveaus zijn gespecificeerd. Volgens de bepalingen van Richtlijn 2009/28/EG moeten deze duurzaamheidscriteria in 2017 en 2018 stringenter worden gemaakt. Om aan deze criteria te voldoen moet tegen 1 januari 2017 ten minste 50% minder broeikasgassen worden uitgestoten. Vanaf 1 januari 2018 moet deze vermindering ten minste 60% bedragen voor producten die worden vervaardigd in installaties die op 1 januari 2017 of later in gebruik zijn genomen.

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 1

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 1 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Tenzij anders gespecificeerd, zijn de bepalingen van deze richtlijn van toepassing op CO2-gerelateerde belasting en op algemene energieverbruiksbelasting.

4. Tenzij anders gespecificeerd, zijn de bepalingen van deze richtlijn van toepassing op CO2-gerelateerde belasting en op algemene energieverbruiksbelasting. Wanneer duurzaamheidscriteria voor andere biomassaproducten dan biobrandstoffen en vloeibare biomassa in Richtlijn 2009/28/EG zijn opgenomen, worden de referentiefactoren voor CO2-emissie als bepaald in punt (11) van Bijlage I bij Besluit 2007/589/EG van de Commissie en de netto calorische referentiewaarden van de energieproducten zoals beschreven in Bijlage III bij Richtlijn 2009/28/EG alleen op deze biomassaproducten toegepast indien zij aan deze duurzaamheidscriteria voldoen. Indien deze producten niet aan deze duurzaamheidscriteria voldoen, passen de lidstaten de referentiewaarde van de CO2-emissiefactor en netto calorische referentiewaarde toe voor de gelijkwaardige verwarmings- of motorbrandstof waarvoor in deze richtlijn minimumbelastingniveaus zijn gespecificeerd.

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 2 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 2 – lid 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4a. De lidstaten zien erop toe dat de directe en indirecte vormen van gebruik van energieproducten in installaties in de zin van Richtlijn 2003/87/EG dan wel de directe en indirecte vormen van gebruik van energieproducten in installaties die belast worden in het kader van de nationale CO2-beperkingsmaatregelen, niet aan dubbele belastingheffing of dubbele regelgeving worden onderworpen.

Amendement  30

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 3 – lid 1 – letter a ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(ab) elektriciteit die wordt gebruikt voor het pompen van voor bevloeiing bestemd water;

Amendement  31

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 3 – letter b – streepje 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

– duaal gebruik van energieproducten

energie-intensieve industrie en duaal gebruik van energieproducten

Motivering

Het is wenselijk in de richtlijn te specificeren dat ze niet van toepassing is op de energie-intensieve industrie, waarmee wordt gewaarborgd dat de richtlijn alle energie-intensieve sectoren gelijk behandelt.

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 3 – letter b – streepje 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

- afvalstoffen die als vervangingsbrandstof worden gebruikt dan wel thermisch worden benut in de zin van artikel 3, punt 15 en punt (R1) van Richtlijn 2008/98/EG.

Motivering

Het heffen van een energiebelasting op afvalstoffen die thermisch worden benut, d.w.z. waarvan de bij verbranding vrijgekomen energie-inhoud op een nuttige manier wordt gebruikt, zodat zij fossiele brandstoffen kunnen vervangen en aldus op hulpbronnen helpen besparen, druist in tegen het streven naar hulpbronnenefficiëntie en tegen de richtsnoeren van afvalkaderrichtlijn 2008/98/EG.

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 4 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Onverminderd de vrijstellingen, differentiaties en verlagingen waarin deze richtlijn voorziet, zorgen de lidstaten ervoor dat voor zover in bijlage I gelijke minimumbelastingniveaus zijn neergelegd met betrekking tot een bepaald gebruik, gelijke belastingniveaus worden vastgesteld voor producten die voor dat doel worden gebruikt. Onverminderd artikel 15, lid 1, i), is een en ander voor motorbrandstoffen waarvan sprake in bijlage I.A. van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

3. Onverminderd de vrijstellingen, differentiaties en verlagingen waarin deze richtlijn voorziet, zorgen de lidstaten ervoor dat voor zover in bijlage I gelijke minimumbelastingniveaus zijn neergelegd met betrekking tot een bepaald gebruik, gelijke belastingniveaus worden vastgesteld voor producten die voor dat doel worden gebruikt. Onverminderd artikel 15, lid 1, i), is een en ander voor motorbrandstoffen waarvan sprake in bijlage I.A. van toepassing met ingang van 1 januari 2025.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt elk gebruik waarvoor in de bijlagen I.A., I.B. en I.C. een minimumbelastingniveau wordt vastgesteld, als één gebruik beschouwd.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt elk gebruik waarvoor in de bijlagen I.A., I.B. en I.C. een minimumbelastingniveau wordt vastgesteld, als één gebruik beschouwd.

 

Uiterlijk op 1 januari 2025 dient de Commissie wetgevingsvoorstellen in met als doel de aankoopbelasting, de registratiebelasting en de verkeersbelasting voor auto's op basis van de CO2-emissies te harmoniseren, of een verslag waarin zij uiteenzet waarom zij dat heeftverzuimd.

 

 

Amendement  34

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 4 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 3 – alinea 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Wat aardgas en biomethaan als motorbrandstof betreft, mogen hogere minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting alleen worden toegepast na een door de Commissie uiterlijk in 2023 te verrichten beoordeling van de implementatie van de bepalingen van deze richtlijn inzake het belastingniveau voor aardgas in het wegvervoer. Bij deze beoordeling moet onder andere worden gekeken naar de grotere beschikbaarheid van aardgas en biomethaan, de uitbreiding van het netwerk van tankstation in de Unie, het marktaandeel van auto's die op aardgas rijden in de Unie, de innovatie en technologische ontwikkelingen op het gebied van biomethaan als brandstof in de vervoerssector en de daadwerkelijke waarde van het minimumbelastingniveau.

Motivering

Aardgas en biomethaan kunnen zonder enige beperking op vermenging worden gebruikt in bestaande interneverbrandingsmotoren. Biomethaan is een van de belangrijkste instrumenten voor het verwezenlijken van de doelstelling van het gebruik van 10% biobrandstoffen in de vervoerssector in 2020. De ontwikkeling ervan is gekoppeld aan die van aardgasvoertuigen en derhalve aan een gunstige fiscale behandeling die gericht is op de uitbouw van infrastructuurvoorziening waar biomethaan kan worden getankt. Methaan, het beschikbare alternatief voor van olie afgeleide brandstoffen, heeft zeer lage emissies van koolwaterstoffen andere dan methaan, fijne deeltjes en NOx, hetgeen de luchtkwaliteit in steden ten goede komt, en een gereduceerde geluidsbelasting en uitstoot van CO2.

Amendement  35

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 4 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 4 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De in deze richtlijn neergelegde minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting worden met ingang van 1 juli 2016 om de drie jaar aangepast om rekening te houden met de wijzigingen van het geharmoniseerde indexcijfer van consumptieprijzen exclusief energie en onbewerkte voedingsmiddelen, zoals gepubliceerd door Eurostat. De Commissie maakt de resulterende minimumbelastingniveaus bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4. De in deze richtlijn neergelegde minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting worden om de drie jaar herzien om ervoor te zorgen dat zij het gewenste effect bereiken in de zin van artikel 29. Indien nodig doet de Commissie voorstellen tot wijziging van de minimumniveaus.

Amendement  36

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 4 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 4 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De minimumniveaus worden automatisch aangepast, door het verhogen of verlagen van het basisbedrag in euro met de procentuele wijziging van dat indexcijfer gedurende de drie voorgaande kalenderjaren. Indien de procentuele wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan 0,5% bedraagt, vindt geen aanpassing plaats."

De minimumniveaus van de CO2-gerelateerde belasting als vastgesteld in deze richtlijn worden op 1 juli 2016 en daarna om de drie jaar aangepast aan de gemiddelde marktprijs van de emissievergunningen in de EU-regeling voor emissiehandel in de aan deze aanpassing voorafgaande periode van 18 maanden, berekend overeenkomstig een formule die door de Commissie nader gespecificeerd dient te worden in een gedelegeerde handeling die overeenkomstig artikel 27 wordt vastgesteld.

Amendement  37

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 5 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 5 – streepje 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

– voor de volgende vormen van gebruik: local public passenger transport (excluding taxis), waste collection, armed forces and public administrations, disabled people, ambulances;

– voor de volgende vormen van gebruik: plaatselijk openbaar personenvervoer (exclusief taxi's), afvalinzameling, strijdkrachten en overheidsadministraties, gehandicapten, ziekenauto's, brandweerauto's en politievoertuigen;

Motivering

De lidstaten kunnen ook voor brandweer- en politie-auto's gedifferentieerde belastingtarieven gebruiken.

Amendement  38

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Met ingang van 1 januari 2013, vanaf 1 januari 2015 en vanaf 1 januari 2018 worden de minimumbelastingniveaus voor motorbrandstoffen vastgesteld zoals beschreven in bijlage I.A."

1. Met ingang van 1 januari 2013, vanaf 1 januari 2015 en vanaf 1 januari 2018 worden de minimumbelastingniveaus voor motorbrandstoffen vastgesteld zoals beschreven in bijlage I.A."

 

2. De lidstaten mogen, tot 1 januari 2025, onderscheid maken tussen commerciële en niet-commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, op voorwaarde dat de minimumbelastingniveaus van de Unie gerespecteerd worden.

 

3. Onder commerciële gasolie gebruikt voor voortbeweging wordt verstaan gasolie gebruikt voor voortbeweging voor onderstaande doeleinden:

 

a) het vervoer van goederen voor eigen rekening of voor rekening van derden met een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen dat uitsluitend bestemd is voor het goederenvervoer over de weg met een maximum toegelaten laadvermogen van 7,5 ton of meer bedraagt;

 

b) het vervoer van personen, geregeld of occasioneel, met een motorvoertuig van de categorieën M2 en M3 zoals omschreven in Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan.

Amendement 39

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 11 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 14 – lid 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In addition to the general provisions set out in Council Directive 2008/118/EC of 16 December 2008 concerning the general arrangements for excise duty and repealing Directive 92/12/EEC(*) on exempt uses of taxable products, and without prejudice to other Union provisions, Member States shall exempt the following from taxation under conditions which they shall lay down for the purpose of ensuring the correct and straightforward application of such exemptions and of preventing any evasion, avoidance or abuse:

1. Naast de algemene bepalingen van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG(*) betreffende vrijgesteld gebruik van belastbare producten, en onverminderd andere uniale bepalingen, verlenen de lidstaten voor onderstaande producten vrijstelling van belasting, op voorwaarden die zij vaststellen met het doel een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en energiearmoede, fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen:

Amendement  40

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 11 – letter a – punt ii bis (nieuw)

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 14 – lid 1 – letters b en c

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(ii bis.) letters (b) en (c) schrappen.

Motivering

Via dit amendement wordt de verplichting geschrapt dat de lidstaten brandstof die wordt gebruikt in de lucht- en zeevaart moeten vrijstellen van belasting. Door deze verplichting te schrappen ontstaat een groot aantal mogelijkheden om de uitworp van broeikasgassen te beperken. In een voor de Commissie uitgevoerd onderzoek werd de slotsom bereikt dat harmonisatie van brandstofbelastingen en BTW over alle wijzen van vervoer (op het niveau van de belastingen die momenteel worden betaald in het particuliere vervoer over de weg) broeikasgasbeperkingen van meer dan 10% opleverden in vergelijking met handhaving van de status quo. (Towards the decarbonisation of EU's transport sector by 2050, blz. xi)

Amendement  41

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 11 – letter c – sub iii

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 14 – lid 1 – letter e

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

e) tot 31 december 2020, elektriciteit die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen op hun ligplaats in een haven."

e) tot 31 december 2025, elektriciteit die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen op hun ligplaats in een zeehaven of binnenlandse haven.

Amendement  42

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 12

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 14 bis – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Tot 31 december 2020 verlenen de lidstaten een belastingkrediet betreffende CO2-gerelateerde belasting met betrekking tot het gebruik van energieproducten door installaties die behoren tot bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico.

1. Tot 31 december 2025 verlenen de lidstaten een belastingkrediet betreffende CO2-gerelateerde belasting met betrekking tot het gebruik van energieproducten door installaties die behoren tot bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico.

Amendement  43

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt i (nieuw)

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – letter b bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-i) het volgende punt wordt toegevoegd:

 

"(b bis) tot 1 januari 2023, elektriciteit die gebruikt wordt voor het opladen van elektrische en hybride voertuigen in het wegvervoer;"

Motivering

Het gebruik van elektriciteit is een belnagrijk element in het proces van het duurzamer maken van de vervoerssector. Aangezien de totale emissie-impact van deze op elektriciteit rijdende voertuigen nauw verband houdt met de schoonheid van de elektriciteitsinput, zijn deze voertuigen op de korte termijn niet in alle lidstaten erg milieuvriendelijk. Op de lange termijn echter zetten deze uitermate efficiënte technologieën de deur open voor de totstandbrenging van een daadwerkelijk duurzaam vervoerssysteem.

Amendement  44

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – letter h

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

h) als verwarmingsbrandstof gebruikte energieproducten en elektriciteit indien deze gebruikt worden door huishoudens en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadige instellingen worden erkend. Wanneer het gaat om liefdadige organisaties beperken de lidstaten de vrijstelling of verlaging tot het niet-zakelijk gebruik. Indien gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik. Wanneer een gebruik van weinig belang is, kan het als nihil worden behandeld;

h) tot 1 januari 2025 als verwarmingsbrandstof gebruikte energieproducten en elektriciteit indien deze gebruikt worden door huishoudens en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadige instellingen worden erkend. Wanneer het gaat om liefdadige organisaties beperken de lidstaten de vrijstelling of verlaging tot het niet-zakelijk gebruik. Indien gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik. Wanneer een gebruik van weinig belang is, kan het als nihil worden behandeld;

Amendement  45

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – punt i

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

i) tot 1 januari 2023, aardgas en lpg die worden gebruikt voor voortbeweging;

i) tot 1 januari 2023, aardgas, biogas en lpg die worden gebruikt voor voortbeweging en lpg die als brandstof wordt gebruikt; Vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2030 mogen de lidstaten een reductie van ten hoogste 50% van de minimumbelastingniveaus toepassen voor deze brandstoffen.

Amendement  46

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 13 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten kunnen een tot een nultarief verlaagd niveau van algemene verbruiksbelasting toepassen op het verbruik van energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de aquacultuur en de bosbouw. De begunstigden zijn onderworpen aan regelingen die moeten leiden tot een verhoogde energie-efficiëntie die grotendeels gelijkwaardig is met die welke zou zijn bereikt indien de uniale standaardminimumtarieven in acht waren genomen.

3. De lidstaten kunnen een tot een nultarief verlaagd niveau van algemene verbruiksbelasting toepassen op het verbruik van energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de aquacultuur en de bosbouw. De lidstaten en de begunstigden ontwerpen gezamenlijk specifieke strategieën die moeten leiden tot een verhoogde energie-efficiëntie die min of meer gelijkwaardig is aan die welke zou zijn bereikt indien de minimumtarieven van de Unie waren toegepast.

Motivering

Het is belangrijk dat de inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie die als tegenprestatie voor een betere fiscale behandeling moeten worden geleverd enigszins door de lidstaten worden gecoördineerd, in het kader van specifieke strategieën en in samenwerking met de sector. De voor deze inspanningen geldende termijnen moeten voldoende ruimte laten voor flexibiliteit en voor de nodige investeringen met het oog op een daadwerkelijke energiebesparing, die niet kan worden verwezenlijkt zonder openbare hulp in de vorm van jaarlijkse investeringen.

Amendement  47

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 13 – letter b (nieuw)

Richtlijn 2203/96/EG

Artikel 15 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De lidstaten moeten de begunstigden, daaronder ook kleine en middelgrote landbouwbedrijven, alle nodige informatie verstrekken over de omzetting van de vereisten inzake de energie-efficiëntie voor verlaagde belastingpercentages.

Amendement  48

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 13 bis* – letter a –– punt i bis (nieuw)

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 16 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(i bis) na de eerste alinea wordt de volgende alinea ingevoegd:

 

"Zodra duurzaamheidscriteria voor andere biomassaproducten dan biobrandstoffen en vloeibare biomassa in Richtlijn 2009/28/EG zijn opgenomen, kan alleen een uitzondering of een verlaagd tarief voor deze producten worden toegekend indien zij aan deze duurzaamheidscriteria voldoen."

*NB: in het voorstel van de Commissie ten onrechte als '(1)' genummerd.

 

Amendement  49

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 14

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 17 – lid 1 – letter a – punt i

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Onder een "energie-intensief bedrijf" wordt verstaan een bedrijf in de zin van artikel 11 waar de aankoop van energieproducten en elektriciteit ten minste 3,0% van de productiewaarde uitmaakt, of de verschuldigde nationale energiebelasting ten minste 0,5% van de toegevoegde waarde bedraagt. Binnen deze definitie kunnen de lidstaten restrictievere concepten toepassen, waaronder definities van omzetwaarde, proces en sector.

Onder een "energie-intensief bedrijf" wordt verstaan een bedrijf in de zin van artikel 11 waar de aankoop van energieproducten en elektriciteit ten minste 5,0% van de productiewaarde uitmaakt, of de verschuldigde nationale energiebelasting ten minste 0,5% van de toegevoegde waarde bedraagt. Binnen deze definitie kunnen de lidstaten restrictievere concepten toepassen, waaronder definities van omzetwaarde, proces en sector.

Motivering

Een drempel van 3% is te laag, want er zouden te veel bedrijven onder vallen. Het daarmee gepaard gaande administratieve werk zou niet in verhouding staan tot het resultaat

Amendement  50

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 21

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 29

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om de vijf jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

Om de drie jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

In het verslag van de Commissie worden onder meer het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting, het effect van innovatie en de technologische ontwikkelingen, met name ten aanzien van energie-efficiëntie, het gebruik van elektriciteit in het vervoer en de rechtvaardiging voor de vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, onderzocht.

In het verslag van de Commissie wordt onder meer het volgende onderzocht:

 

i) de minimumniveaus van de energieverbruiksbelasting, om zich ervan te vergewissen dat zij de gewenste effecten sorteren,

 

(ii) de ontwikkelingen in de CO2-prijs in de EU-regeling voor de handel in emissierechten,

 

(iii) het effect van innovatie en de technologische ontwikkelingen, met name ten aanzien van energie-efficiëntie,

 

(iv) het gebruik van elektriciteit in het vervoer,

 

(v) de rechtvaardiging voor de vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, onderzocht,

 

(vi) de impact van deze richtlijn op de industriebeleidsprioriteiten van de automobielindustrie van de Unie, onder meer met betrekking tot schone, energie-efficiënte conventionele verbrandingsmotoren en de doelstellingen van de Unie inzake vermindering van de CO2-uitstoot van personenauto's,

 

(vii) de ontwikkelingen in het gebruik van biogas, aardgas en lpg in het wegvervoer, en

 

(viii) de vraag of ook rekening moet worden gehouden met andere schadelijke of potentieel schadelijke emissies dan CO2.

 

Dit verslag dient eveneens een overzicht te bevatten van de bestaande belastingbepalingen in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten. In het verslag wordt rekening gehouden met de goede werking van de interne markt, de reële waarde van de minimumniveaus van belasting en de bredere doelstellingen van het VWEU.

In ieder geval zal de lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico voor de toepassing van artikel 14 bis van deze richtlijn regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs.

In ieder geval zal de lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs. In dat verband dienen de nationale omzettingscondities aandachtig te worden getoetst op hun duidelijkheid, consistentie en transparantie voor de consumenten in het algemeen.

Motivering

Een CO2-gerelateerde belasting zou vergaande gevolgen hebben voor het milieu- en belastingbeleid in de Unie. Daarom moet de Commissie ook aan het Parlement verslag uitbrengen. De verslagen kunnen alleen een sturende functie hebben, als zij met kortere tussenpozen worden uitgebracht.

TOELICHTING

De inhoud van het voorstel

De bestaande richtlijn betreffende de belasting van energie, die in 2003 is aangenomen, had in de eerste plaats op het oog concurrentievervalsing in de energiesector in de interne markt te voorkomen. Er worden een aantal gemeenschappelijke regels in vastgesteld voor de belasting van energieproducten, het moment waarop zij worden belast en de toegestane vrijstellingen. Bovendien worden voor verwarmingsbrandstoffen, motorbrandstoffen en elektriciteit minimumtarieven bepaald, die hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de hoeveelheid verbruikte energie. Boven deze minimumwaarden mogen de lidstaten hun nationale tarieven vrij vaststellen.

Het wijzigingsvoorstel past de energiebelastingstructuur aan om deze af te stemmen op de doelstelling van het verwezenlijken van een koolstofarme en bovendien energie-efficiënte economie en om problemen op de interne markt te voorkomen. Door in de energiebelasting een CO2-gerelateerd element in te voeren, wil de Commissie met haar voorstel de energiebelasting laten aansluiten op de verplichtingen die de EU is aangegaan op het vlak van de strijd tegen de klimaatverandering.

In het voorstel van de Commissie wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten energiebelasting: de eerste is gekoppeld aan de CO2-uitstoot en de tweede aan de energie-inhoud.

- er komt een vast minimumbelastingtarief voor CO2-emissies (20 EUR/t CO2) voor alle sectoren die buiten de EU-regeling voor emissiehandel (ETS) vallen. Deze sectoren - gezinnen, vervoer, kleine ondernemingen en landbouw - zullen dus een CO2-belasting moeten afdragen. De CO2-belasting geldt niet voor hernieuwbare energiebronnen.

- De minimumbelastingsniveaus die gelden voor een gegeven energieproduct zijn niet langer gebaseerd op het verbruikte volume maar op de energie-inhoud van het product (EUR/GJ). Met andere woorden, elk product zal worden belast naar gelang van de hoeveelheid energie die het opwekt, waardoor de energie-efficiëntie automatisch wordt beloond.

Beide - het gedeelte van de belasting dat gekoppeld is aan de CO2-uitstoot, en het aan de energie-inhoud gerelateerde gedeelte - vormen samen de belasting op een gegeven product. De lidstaten kunnen vrij hun respectieve niveaus vaststellen, bovenop de minimumtarieven die door de EU zijn opgelegd, en hun eigen belastingstructuur kiezen op basis van de verhoudingen tussen de verschillende minimumbelastingniveaus voor de diverse soorten energie (evenredigheidsbeginsel of aanpassingsclausule). Zij zouden bijvoorbeeld kunnen beslissen alleen het aan de energie-inhoud gerelateerde deel van de belasting boven het minimumniveau op te trekken, en het CO2-gerelateerde deel ongewijzigd te laten, of vice versa.

Wat huisverwarming betreft, zal de armslag die de lidstaten momenteel wordt geboden om bepaalde producten (gas, steenkool en cokes, en elektriciteit) vrij te stellen worden uitgebreid tot alle verwarmingsbrandstoffen (inclusief de minerale oliën) om ervoor te zorgen dat alle energieproducten op een coherente manier worden behandeld.

Voor de landbouw zullen verlaagde tarieven blijven gelden, maar die zullen worden gericht op de milieudoelstellingen, zodat ook de landbouw zijn steentje bijdraagt aan de gezamenlijke inspanning op het energieverbruik terug te dringen. De herziene richtlijn zou in 2013 in werking moeten treden, parallel aan de derde fase van ETS.

Standpunt van de rapporteur

Op principieel vlak erkent de rapporteur dat het onderhavige Commissievoorstel een aanzienlijke bijdrage levert aan de verwezenlijking van de Europese "20-20-20"-strategie voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

Hij wijst er voorts op dat in een dermate complex en wezenlijk dossier als de belasting van energie in de Europese Unie niet uitsluitend rekening mag worden gehouden met de vereisten van het klimaat- en milieubeleid, hoe dringend deze ook mogen zijn, maar dat de doelstellingen van het energiebeleid en het industriebeleid een even essentiële uitdaging vormen. Hij kan zich echter niet van de indruk ontdoen dat deze laatste bij de herziening van de richtlijn enigermate op de achtergrond zijn geplaatst. Hij vindt het daarom van primordiaal belang dat het juiste evenwicht wordt gevonden tussen de diverse uitdagingen, die uiteenlopend en in sommige gevallen zelfs tegengesteld kunnen zijn, om de juiste impulsen te kunnen geven op het niveau van de Europese Unie.

Volgens de rapporteur zou het ook verstandig zijn te zorgen voor een grotere coherentie tussen de verschillende energiedossiers die momenteel bij de EU-instanties op tafel liggen. Opdat het dossier betreffende de belasting van energie volledig en in al zijn aspecten zou kunnen worden behandeld, moet erop worden toegezien dat de voorgestelde richtsnoeren perfect sporen met de richtlijn Energie-efficiëntie (die momenteel in een andere EP-commissie ter discussie staat) en in veel ruimer opzicht met alle hoofdlijnen van een Europees energiebeleid dat grotendeels nog in zijn kinderschoenen staat. Toch valt het te vrezen dat dit een vrome wens blijft of dat er onvoldoende rekening mee wordt gehouden, wat een negatieve uitwerking zou kunnen hebben op de coherentie van de besluiten.

Over het algemeen kan de rapporteur zich vinden in de methodologische benadering van de Commissie, waarbij de energie op een dubbele basis wordt belast: enerzijds de CO2-uitstoot en anderzijds de energie-inhoud. Dit systeem lijkt logischer en coherenter dan het voorgaande. De rapporteur erkent de gegrondheid van de argumenten die pleiten voor een beter gebruik van de energiebronnen en een groter beroep op schonere energie.

Bovendien moet de invoering van een CO2-belasting van 20 euro ter ton vanaf 2020 alle lidstaten van de Europese Unie samen inkomsten opleveren voor een bedrag van 20 miljard euro.

Het meest tastbare effect van de Commissievoorstellen is echter dat de belasting op basis van de CO2-uitstoot en de energie-inhoud van het gebruikte energieproduct, enerzijds, en de naleving door de lidstaten van het "evenredigheidsbeginsel" wat de verscheidene minimumniveaus in de Europese Unie betreft, anderzijds, onder meer kan leiden tot een substantiële stijging van de dieselprijs in de meeste lidstaten.

De rapporteur aanvaardt weliswaar het beginsel van een toename van de minimumbelastingvoet voor diesel, overeenkomstig de logische en coherente methodologie die de Europese Commissie terecht wenst in te voeren, maar acht het niet wenselijk het evenredigheidsbeginsel als dusdanig te behouden, gezien de meer dan waarschijnlijke voelbare en destabiliserende gevolgen ervan.

Uit een meer institutioneel oogpunt geeft de rapporteur ter overweging mee dat de strikte naleving door de lidstaten van het evenredigheidsbeginsel neerkomt op een direct ingrijpen in de belastingtarieven voor de diverse soorten energie in de 27 lidstaten, terwijl tot nu toe de regel van de minimumdrempels gold. Het Commissievoorstel in kwestie komt dus de facto neer op een significante inmenging van de Europese Unie in het nationaal fiscaal beleid van de respectieve lidstaten.

Op het vlak van het industriebeleid in de ruime zin, zou de vrij aanzienlijke verhoging van de dieselprijs in tal van lidstaten (in Duitsland plus 31 ct per liter tegen 2023, om maar een voorbeeld te noemen) zonder twijfel meer problemen opwerpen dan oplossen.

Het staat wetenschappelijk buiten kijf dat de dieselmotor, dank zij het principe van de thermodynamica, vergeleken met de benzinemotor aanzienlijke voordelen biedt qua prestaties en energie-efficiëntie. Uit recente ervaring weten wij dat de CO2-uitstootvermindering, die de Europese Unie zich als doel heeft gesteld, deels kan worden gerealiseerd door meer te mikken op het gebruik van dieselvoertuigen.

In de wetenschap dat Europa bij de ontwikkeling van de dieselmotortechnologie een aanzienlijke voorsprong heeft ten opzichte van de rest van de wereld en dat voor deze ontwikkeling geavanceerde technologie vereist is, die eveneens een troef is van de Europese Unie in vergelijking met de andere economische grootmachten, lijkt het ons niet verstandig de Europese automobielindustrie, die al af te rekenen heeft met de geduchte concurrentie van de derde landen en met structurele problemen, daar bovenop een zo destabiliserende klap toe te dienen.

De voorgestelde overgangsperiode van 10 jaar (tot 2023) is evenmin van aard om de schok op te vangen.

Het derde basisargument dat tegen de evenredigheid pleit is de impact op de consumptieprijzen. Het inflatierisico als gevolg van de forse stijging van de prijs van sommige brandstoffen valt onmogelijk uit te sluiten, te meer daar de lidstaten door de erbarmelijke toestand van de overheidsfinanciën niet in staat zijn om bijvoorbeeld de belasting op benzine te verlagen.

Ook de consumenten zouden er het slachtoffer van zijn, net als de gehele vervoersector, die zou moeten afrekenen met een aanzienlijke kostenstijging.

Aangezien de evolutie van de energieprijzen de belangrijkste inflatiehaard vormt, acht de rapporteur het absoluut nodig te vermijden dat andere mechanismen worden toegevoegd die prijsstijgingen in de hand kunnen werken.

Om dezelfde reden verzet de rapporteur zich resoluut tegen het voorstel om de minimumbelastingtarieven automatisch aan te passen aan de prijsontwikkeling of de stijging/daling van de CO2-prijs. In dat verband verbaast het de rapporteur dat de Europese Commissie als allereerste prompt tegen de automatische loonaanpassing (indexering) - waar deze nog bestaat - fulmineert, maar met dezelfde argumenten voorstelt de automatische aanpassing in te voeren op het gebied van de energiebelasting. Het is belangrijk dat de wetgever meester blijft over zijn beslissingen terzake. Automatische verhogingen zijn dus niet wenselijk.

Wat de fiscale behandeling van alternatieve brandstoffen zoals lpg (vloeibaar petroleumgas) en CNG (gecomprimeerd aardgas) betreft, erkent de rapporteur dat, ter wille van de coherentie, dezelfde belastingtarieven voor energie-inhoud en CO2 gelden voor alle brandstoffen, inclusief CNG en lpg. Op die manier zouden de relatieve voordelen van elke brandstof in termen van CO2-uitstoot automatisch door de belastingregeling beloond worden maar er zouden geen andere mededingingsvoordelen worden toegekend. Aangezien de huidige belastingniveaus voor deze producten echter vaak zeer laag zijn en meer tijd nodig is vooraleer deze laatste wegens de investerings- en infrastructuurkosten de traditionele brandstoffen effectief zullen kunnen beconcurreren, wordt voorgesteld de stijging van het minimumtarief te beperken tot 5,50 euro/GJ vanaf 2015 en de voor 2018 geplande verhoging met 9,60 euro/GJ niet toe te passen. Dank zij deze beperkte stijging zullen de alternatieve brandstoffen een relatief voordeel genieten, dat zij nodig hebben om een energiezuinigere technologie te kunnen ontwikkelen.

ADVIES van de Begrotingscommissie (24.11.2011)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van het communautaire kader voor de belasting van energieproducten en elektriciteit
(COM(2011)0169 – C7‑0105/2011 – 2011/0092(CNS))

Rapporteur voor advies: Angelika Werthmann

BEKNOPTE MOTIVERING

Traditioneel worden energiebelastingen om verschillende redenen geheven, meer bepaald om inkomsten te verkrijgen en om het gedrag van de consument te beïnvloeden in de richting van een efficiënter gebruik van energie en schonere energiebronnen.

Alle lidstaten van de EU heffen belastingen op energie, die op EU-niveau tot op zekere hoogte zijn geharmoniseerd. De thans geldende richtlijn energiebelasting uit 2003 was vooral bedoeld om op de interne markt concurrentieverstoring in de energiesector te voorkomen.

Sinds de vaststelling van deze richtlijn zijn de politieke randvoorwaarden radicaal veranderd (Europese Raad van maart 2008, Klimaatconferentie van de VN in november/december 2010 in Cancún). Op het gebied van energie en klimaatverandering zijn voor de periode tot 2020 concrete en ambitieuze beleidsdoelstellingen geformuleerd.

Met haar wijzigingsvoorstel wil de Commissie een brug slaan tussen de vier thema's klimaatverandering, efficiënt energiegebruik, interne markt en bevordering van groei en werkgelegenheid.

De Commissie stelt voor de toekomstige energiebelasting te verdelen in twee componenten: één op basis van het CO2-gehalte en één op basis van het energiegehalte.

Gezien de actuele discussie over een eventueel stelsel van nieuwe eigen middelen van de EU[1] is het voorstel van de Commissie vanuit budgettair perspectief van nog groter belang, want een mogelijke CO2-belasting zou gedeeltelijk voor deze toekomstige eigen middelen kunnen worden gebruikt. Afgezien van dit begrotingsaspect vindt de rapporteur voor advies het van belang dat er aandacht wordt geschonken aan de sociale gevolgen van het Commissievoorstel.

AMENDEMENTEN

De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis) Een CO2-gerelateerde belasting zou ook kunnen worden gezien als een mogelijk onderdeel van een toekomstig stelsel van eigen middelen voor de begroting van de Europese Unie, met als doel de bijdragen van de lidstaten te verlagen en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van klimaatverandering.

Motivering

In de oorspronkelijke Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen stond al als doelstelling dat de Unie geheel uit eigen middelen zou worden gefinancierd. Als hiervoor, naast een eventuele andere component, een deel van de CO2-gerelateerde belasting zou worden gebruikt, zou dat aansluiten bij die doelstelling.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17) Vrijstellingen of verlagingen voor huishoudens en liefdadige organisaties kunnen deel uitmaken van door de lidstaten vastgestelde sociale maatregelen. De mogelijkheid om dergelijke vrijstellingen of verlagingen toe te passen, moet om redenen van gelijke behandeling van energiebronnen worden uitgebreid tot alle energieproducten die worden gebruikt als verwarmingsbrandstof en elektriciteit. Om ervoor te zorgen dat het effect ervan op de interne markt beperkt blijft, moeten dergelijke vrijstellingen en verlagingen alleen op niet-zakelijke activiteiten worden toegepast.

(17) Vrijstellingen of verlagingen voor huishoudens met een laag inkomen en liefdadige organisaties kunnen deel uitmaken van door de lidstaten vastgestelde sociale maatregelen. De mogelijkheid om dergelijke vrijstellingen of verlagingen toe te passen, moet om redenen van gelijke behandeling van energiebronnen worden uitgebreid tot alle energieproducten die worden gebruikt als verwarmingsbrandstof, elektriciteit en motorbrandstoffen. Om ervoor te zorgen dat het effect ervan op de interne markt beperkt blijft, moeten dergelijke vrijstellingen en verlagingen alleen op niet-zakelijke activiteiten worden toegepast.

Motivering

Als men kijkt naar het beschikbare inkomen, zullen de lagere inkomens door de beoogde toekomstige belastingheffing op energieproducten relatief zwaarder worden getroffen dan de midden- en hogere inkomens. Gelet op de mobiliteitseisen die beroep en privéleven stellen, lijkt het passend om ook motorbrandstoffen in aanmerking te laten komen voor mogelijke belastingverlagingen.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28) Om de vijf jaar en voor het eerst tegen eind 2015 dient de Commissie aan de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van deze richtlijn, waarbij met name het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting in het licht van de ontwikkeling van de marktprijs in de EU van de emissierechten, het effect van innovatie en technologische ontwikkelingen en de rechtvaardiging voor de fiscale vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, worden onderzocht. De lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zal regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs.

(28) Om de drie jaar en voor het eerst tegen eind 2015 dient de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van deze richtlijn, waarbij met name het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting in het licht van de ontwikkeling van de marktprijs in de EU van de emissierechten, het effect van innovatie en technologische ontwikkelingen en de rechtvaardiging voor de fiscale vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, worden onderzocht. De lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zal regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs. Bovendien moet de Commissie toezicht houden op de markt om te waarborgen dat de energiemarkt transparant is en verbruikers niet worden benadeeld door marktmisbruik.

Motivering

Een CO2-gerelateerde belasting zou vergaande gevolgen hebben voor het milieu- en belastingbeleid in de Unie. Daarom moet de Commissie ook aan het Parlement verslag uitbrengen. Om het beleid te kunnen bijsturen, moeten de verslagen met kortere tussenpozen worden uitgebracht.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – letter h

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

h) als verwarmingsbrandstof gebruikte energieproducten en elektriciteit indien deze gebruikt worden door huishoudens en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadige instellingen worden erkend. Wanneer het gaat om liefdadige organisaties beperken de lidstaten de vrijstelling of verlaging tot het niet-zakelijk gebruik. Indien gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik. Wanneer een gebruik van weinig belang is, kan het als nihil worden behandeld;

h) als verwarmingsbrandstof gebruikte energieproducten, elektriciteit en motorbrandstoffen, met name indien deze gebruikt worden door huishoudens met een laag inkomen en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadige instellingen worden erkend. Wanneer het gaat om liefdadige organisaties beperken de lidstaten de vrijstelling of verlaging tot het niet-zakelijk gebruik. Indien gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik. Wanneer een gebruik van weinig belang is, kan het als nihil worden behandeld;

Motivering

Als men kijkt naar het beschikbare inkomen, zullen de lagere inkomens door de beoogde toekomstige belastingheffing op energieproducten relatief zwaarder worden getroffen dan de midden- en hogere inkomens. Gelet op de mobiliteitseisen die beroep en privéleven stellen, lijkt het passend om ook motorbrandstoffen in aanmerking te laten komen voor mogelijke belastingverlagingen.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 14

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 17 – lid 1 – letter a – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Onder een 'energie-intensief bedrijf' wordt verstaan een bedrijf in de zin van artikel 11 waar de aankoop van energieproducten en elektriciteit ten minste 3,0% van de productiewaarde uitmaakt, of de verschuldigde nationale energiebelasting ten minste 0,5% van de toegevoegde waarde bedraagt. Binnen deze definitie kunnen de lidstaten restrictievere concepten toepassen, waaronder definities van omzetwaarde, proces en sector.

Onder een "energie-intensief bedrijf" wordt verstaan een bedrijf in de zin van artikel 11 waar de aankoop van energieproducten en elektriciteit ten minste 5,0% van de productiewaarde uitmaakt, of de verschuldigde nationale energiebelasting ten minste 0,5% van de toegevoegde waarde bedraagt. Binnen deze definitie kunnen de lidstaten restrictievere concepten toepassen, waaronder definities van omzetwaarde, proces en sector.

Motivering

Een drempel van 3% is te laag, want er zouden te veel bedrijven onder vallen. Het daarmee gepaard gaande administratieve werk zou niet in verhouding staan tot het resultaat.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 21

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 29 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om de vijf jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

Om de drie jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

Motivering

Een CO2-gerelateerde belasting zou vergaande gevolgen hebben voor het milieu- en belastingbeleid in de Unie. Daarom moet de Commissie ook aan het Parlement verslag uitbrengen. Om het beleid te kunnen bijsturen, moeten de verslagen met kortere tussenpozen worden uitgebracht.

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van het communautaire kader voor de belasting van energieproducten en elektriciteit

Document- en procedurenummers

COM(2011)0169 – C7-0105/2011 – 2011/0092(CNS)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ECON

10.5.2011

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

BUDG

10.5.2011

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Angelika Werthmann

5.5.2011

 

 

 

Datum goedkeuring

22.11.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

35

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alexander Alvaro, Lajos Bokros, Andrea Cozzolino, Jean-Luc Dehaene, James Elles, Göran Färm, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazábal Rubial, Ivars Godmanis, Estelle Grelier, Carl Haglund, Monika Hohlmeier, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Anne E. Jensen, Sergej Kozlík, Jan Kozłowski, Giovanni La Via, Vladimír Maňka, Barbara Matera, Nadezhda Neynsky, Dominique Riquet, László Surján, Helga Trüpel, Derek Vaughan, Angelika Werthmann

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Antonello Antinoro, Maria Da Graça Carvalho, Frédéric Daerden, Derk Jan Eppink, Paul Rübig, Peter Šťastný, Georgios Stavrakakis

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Arnaud Danjean, Matthias Groote, Bernadette Vergnaud

  • [1]  COM(2011)0500; hervormingsconcept "Europa heeft groei nodig" van Alain Lamassoure, Jutta Haug, Guy Verhofstadt.

ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (1.2.2012)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

over het ontwerp van richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit
(COM(2011)0169 – C7‑0105/2011 – 2011/0092(CNS))

Rapporteur: Kathleen Van Brempt

BEKNOPTE MOTIVERING

Het voorstel van de Commissie strekt tot herziening van de huidige richtlijn inzake energiebelasting. Door het minimumtarief van de belasting op energieproducten te splitsen in een CO2-gerelateerde belasting en een belasting naar energie-inhoud, zal de regeling beter beantwoorden aan de doelstellingen van het klimaatveranderingsbeleid, en wordt de interne markt voor energieproducten ook duidelijker en billijker.

Het voorstel is een flinke stap in de goede richting. Vooral de verschuiving van de grondslag van de belastingheffing van volume en gewicht naar CO2 gehalte en energie-inhoud is een fundamentele, nodige en terechte verandering. Niettemin is er reden om aan te nemen dat sommige doelen niet volledig zullen worden bereikt en er kansen voor een zo groot mogelijke bijdrage aan de bestrijding van klimaatverandering, verbetering van de kwaliteit van het milieu in de EU en een snelle overgang naar een koolstofarme economie zullen blijven liggen.

De rapporteur voor advies geeft daarom in overweging het voorstel van de Commissie te wijzigen volgens de volgende principes:

-          de verschillende wijzen van personenvervoer moeten op gelijke wijze worden behandeld met het oog op een zo groot mogelijke kosteninternalisering en een gelijk speelveld, redenen waarom de uitsluiting van lucht- en zeevervoer moet worden geschrapt,

-          om dezelfde redenen moeten ook de vrijstellingen voor land- en bosbouw worden afgeschaft,

-          als de energiebelasting de inflatie niet eens overstijgt, en niet gekoppeld is aan de CO2 –prijzen op de emissiemarkt, zal zij haar gedragssturende werking missen,

-          vrijstelling van huishoudens neemt de prikkels weg voor energie-efficiëntie in de woning, maar anderzijds zou belasting van huishoudens zonder sociaal correctiemechanisme energie-armoede in de hand werken, met name onder de meest kwetsbare groepen,

-          biomassa is niet per definitie CO2 -neutraal.

Concluderend geeft de rapporteur graag zijn steun aan het voorstel van de Commissie, aangezien het een zeer belangrijke stap is in de goede richting. Niettemin kan dit nog betere resultaten opleveren als enkele aanpassingen worden aangebracht en sommige vrijstellingen en uitzonderingen worden geschrapt.

AMENDEMENTEN

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement   1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 bis) Er moet in de Europese Unie werkelijke samenhang komen in de belastingheffing op de verscheidene energiebronnen, en er moet een kader worden ingevoerd voor de belastingheffing op hernieuwbare energiebronnen.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de interne markt goed blijft functioneren in een context van nieuwe eisen met betrekking tot beperking van de klimaatverandering, gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing, zoals bevestigd door de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 8-9 maart 2007 en van 11-12 december 2008.

(2) Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de interne markt optimaal functioneert in een context van nieuwe eisen met betrekking tot beperking van de klimaatverandering, gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing, zoals bevestigd door de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 8-9 maart 2007 en van 11-12 december 2008.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. Het is noodzakelijk, zeker gezien de huidige financieel-economische crisis in Europa, waarvan de effecten en uitwerkingen goed in kaart moeten worden gebracht, rekening te houden met de gevolgen in de praktijk van een herschikking van de fiscale kaarten. In dit verband is het belangrijk de in het kader van de effectbeoordeling verzamelde gegevens te actualiseren.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

 

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5) Derhalve moet worden voorzien in energiebelasting die bestaat uit twee componenten, CO2-gerelateerde belasting en algemene energieverbruiksbelasting. Wil de energiebelasting aan de werking van de uniale regeling ingevolge Richtlijn 2003/87/EG aangepast zijn dan moeten de lidstaten worden verplicht een expliciet onderscheid te maken tussen deze twee componenten. Daardoor zou ook een onderscheiden behandeling mogelijk zijn van brandstoffen die biomassa zijn of van biomassa zijn gemaakt.

(5) Derhalve moet worden voorzien in energiebelasting die bestaat uit twee componenten, CO2-gerelateerde belasting en algemene energieverbruiksbelasting. Wil de energiebelasting aan de werking van de uniale regeling ingevolge Richtlijn 2003/87/EG aangepast zijn dan moeten de lidstaten worden verplicht een expliciet onderscheid te maken tussen deze twee componenten. Daardoor zou ook een onderscheiden behandeling mogelijk zijn van brandstoffen die biomassa zijn of van biomassa zijn gemaakt, mits deze voldoen aan de duurzaamheidscriteria zoals bedoeld in artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.

 

1 PB L 140 van 05.06.09, blz. 16.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8) In het belang van fiscale neutraliteit moeten dezelfde minimumbelastingniveaus van toepassing zijn op elke component van de energiebelasting, voor alle energieproducten die voor een bepaald doel worden gebruikt. Voor zover aldus gelijke minimumbelastingniveaus worden voorgeschreven, moeten de lidstaten om redenen van fiscale neutraliteit eveneens gelijke niveaus van nationale belasting op alle betrokken producten verzekeren. Waar nodig moet in overgangstermijnen voor het gelijkmaken van deze niveaus worden voorzien.

(8) In het belang van fiscale neutraliteit moeten dezelfde minimumbelastingniveaus van toepassing zijn op elke component van de energiebelasting, voor alle energieproducten die voor een bepaald doel worden gebruikt. Voor zover aldus gelijke minimumbelastingniveaus worden voorgeschreven, moeten de lidstaten om redenen van fiscale neutraliteit eveneens gelijke niveaus van nationale belasting op alle betrokken producten verzekeren. Waar nodig moet in overgangstermijnen voor het gelijkmaken van deze niveaus worden voorzien, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden in de respectieve lidstaten.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9) De minimumniveaus van CO2-gerelateerde belasting moeten worden vastgesteld in het licht van de nationale streefcijfers voor de lidstaten zoals neergelegd in Beschikking 406/2009/EG inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Unie op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen. Aangezien die beschikking erkent dat de inspanningen om hun broeikasgasemissies te verminderen eerlijk over de lidstaten moeten worden verdeeld, moeten voor bepaalde lidstaten overgangstermijnen worden vastgesteld.

(9) De minimumniveaus van CO2-gerelateerde belasting moeten worden vastgesteld in het licht van de nationale streefcijfers voor de lidstaten zoals neergelegd in Beschikking 406/2009/EG inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Unie op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen. Aangezien die beschikking erkent dat de inspanningen om hun broeikasgasemissies te verminderen eerlijk over de lidstaten moeten worden verdeeld, moeten er overgangstermijnen worden vastgesteld.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Ten aanzien van de mogelijkheid voor de lidstaten om op commercieel gebruik van gasolie als motorbrandstof een lager belastingniveau dan op niet-commercieel gebruik ervan toe te passen, blijkt deze bepaling niet langer verenigbaar met de eis om de energie-efficiëntie te verbeteren en de noodzaak om het toenemende milieueffect van het vervoer te verbeteren en dient zij derhalve te worden geschrapt. Artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG staat bepaalde lidstaten toe een verlaagd tarief op gasolie voor verwarming toe te passen. Die bepaling is niet langer verenigbaar met de goede werking van de interne markt en met de bredere doelstellingen van het Verdrag. Zij moet derhalve worden geschrapt.

(13) De mogelijkheid voor de lidstaten om op commercieel gebruik van gasolie als motorbrandstof een lager belastingsniveau toe te passen moet gehandhaafd blijven. Artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG staat bepaalde lidstaten toe een verlaagd tarief op gasolie voor verwarming toe te passen. Die bepaling is niet langer verenigbaar met de goede werking van de interne markt en met de bredere doelstellingen van het Verdrag. Zij moet derhalve worden geschrapt.

Toelichting

De mogelijkheid voor de lidstaten om op commercieel gebruik van gasolie als motorbrandstof een lager belastingsniveau toe te passen dan op niet-commercieel gebruik moet gehandhaafd worden.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Artikel 5 van Richtlijn 2003/96/EG staat de toepassing van gedifferentieerde belastingtarieven toe in bepaalde gevallen. Om echter de consistentie van het CO2-prijssignaal te verzekeren, moet de mogelijkheid voor de lidstaten om nationale tarieven te differentiëren tot de algemene energieverbruikbelasting worden beperkt. Bovendien is de mogelijkheid om een lager belastingniveau op door taxi's gebruikte motorbrandstof toe te passen niet langer verenigbaar met de doelstelling van het voeren van een beleid ter bevordering van alternatieve brandstoffen en energiedragers en het gebruik van schonere voertuigen in het stedelijk vervoer en moet deze derhalve worden geschrapt.

(15) Artikel 5 van Richtlijn 2003/96/EG staat de toepassing van gedifferentieerde belastingtarieven toe in bepaalde gevallen. Om echter de consistentie van het CO2-prijssignaal te verzekeren, moet de mogelijkheid voor de lidstaten om nationale tarieven te differentiëren tot de algemene energieverbruikbelasting worden beperkt. Bovendien is de mogelijkheid om een lager belastingniveau op door taxi's gebruikte, van olie afgeleide motorbrandstof toe te passen niet langer verenigbaar met de doelstelling van het voeren van een beleid ter bevordering van alternatieve brandstoffen en energiedragers en het gebruik van schonere voertuigen in het stedelijk vervoer en moet deze derhalve worden geschrapt.

Toelichting

Aardgas/biomethaan is het alternatief voor van olie afgeleide brandstoffen en heeft ongekend lage emissies van toxische of carcinogene stoffen, nauwelijks emissies van fijne deeltjes, geen emissies van reactieve koolwaterstoffen en gereduceerde NOx-emissies, alsmede een gereduceerde lawaaiproductie, hetgeen het een ideale motorbrandstof voor het stadsmilieu maakt. In het rapport van de Expert Group of Future Transport Fuels van 25 januari 2011 staat dat methaan moet worden bevorderd als een van de belangrijkste alternatieve brandstoffen voor het stadsvervoer.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(17) Vrijstellingen of verlagingen voor huishoudens en liefdadige organisaties kunnen deel uitmaken van door de lidstaten vastgestelde sociale maatregelen. De mogelijkheid om dergelijke vrijstellingen of verlagingen toe te passen, moet om redenen van gelijke behandeling van energiebronnen worden uitgebreid tot alle energieproducten die worden gebruikt als verwarmingsbrandstof en elektriciteit. Om ervoor te zorgen dat het effect ervan op de interne markt beperkt blijft, moeten dergelijke vrijstellingen en verlagingen alleen op niet-zakelijke activiteiten worden toegepast.

(17) Er moet met zorg op worden toegezien dat huishoudens die al zwaar onder de financieel-economische crisis te lijden hebben en in sommige gevallen door de extreme economische omstandigheden tot sociale onzekerheid en energiearmoede zijn teruggevallen, niet nog verder worden getroffen door een stijging van de belastingdruk. Vrijstellingen of verlagingen voor huishoudens en liefdadige organisaties kunnen deel uitmaken van door de lidstaten vastgestelde sociale maatregelen. De mogelijkheid om dergelijke vrijstellingen of verlagingen toe te passen, moet om redenen van gelijke behandeling van energiebronnen worden uitgebreid tot alle energieproducten die worden gebruikt als verwarmingsbrandstof en elektriciteit. Om ervoor te zorgen dat het effect ervan op de interne markt beperkt blijft, moeten dergelijke vrijstellingen en verlagingen alleen op niet-zakelijke activiteiten worden toegepast.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18) In het geval van vloeibaar petroleumgas (lpg) en aardgas die worden gebruikt voor voortbeweging zijn voordelen in de vorm van lagere minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting of de mogelijkheid om die energieproducten van belasting vrij te stellen met name in het licht van de noodzaak om het marktaandeel van hernieuwbare energiebronnen te verhogen niet langer gerechtvaardigd en moeten deze derhalve op middellange termijn worden geschrapt.

(18) In het geval van vloeibaar petroleumgas (lpg) dat als motorbrandstof wordt gebruikt, zijn voordelen in de vorm van lagere minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting of de mogelijkheid om dit energieproduct van belasting vrij te stellen met name in het licht van de noodzaak om het marktaandeel van hernieuwbare energiebronnen te verhogen niet langer gerechtvaardigd en moeten deze derhalve op middellange termijn worden geschrapt. Wat betreft aardgas en biomethaan die als motorbrandstof worden gebruikt, moeten de voordelen in de vorm van lagere minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelastingen of de mogelijkheid om deze energieproducten van belasting vrij te stellen pas worden afgeschaft na een door de Commissie uiterlijk in 2023 te verrichten beoordeling van de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze richtlijn betreffende het belastingniveau voor aardgas in het wegverkeer. Bij deze beoordeling moet onder andere worden gekeken naar de grotere beschikbaarheid van aardgas en biomethaan, de uitbreiding van het netwerk van tankstation in Europa, het marktaandeel van auto's die op aardgas rijden in Europa, de innovatie en technologische ontwikkelingen op het gebied van biomethaan als brandstof in de vervoerssector en de daadwerkelijke waarde van het minimumbelastingniveau.

Toelichting

Biomethaan is een van de belangrijkste instrumenten voor het verwezenlijken van de doelstelling van het gebruik van 10% biobrandstoffen in 2020. De ontwikkeling ervan is gekoppeld aan die van aardgasvoertuigen en derhalve aan een gunstige fiscale behandeling die gericht is op de uitbouw van infrastructuurvoorziening waar biomethaan kan worden getankt. Methaan, het beschikbare alternatief voor van olie afgeleide brandstoffen, heeft zeer lage emissies van koolwaterstoffen andere dan methaan, fijne deeltjes en NOx, hetgeen de luchtkwaliteit in steden ten goede komt, en een gereduceerde geluidsbelasting en uitstoot van CO2. Een "herzieningsclausule" is het juiste wetgevingsinstrument om te beoordelen of een gunstige belastingregeling voor alternatieve brandstoffen nog altijd noodzakelijk is, mede gezien de ontwikkeling van gasvormige brandstoffen uit hernieuwbare bronnen.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(18 bis) Om de doelstelling van een reductie van 60% van de door de vervoerssector geproduceerde emissies tegen 2050 te verwezenlijken, zoals opgenomen in het Witboek van de Commissie van 28 maart 2011 "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte - werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem" (COM(2011) 144), door middel van "halvering van het aantal op conventionele wijze aangedreven auto's in het stadsverkeer tegen 2030", moet de marktontwikkeling van waterstof en elektriciteit, dat in het rapport Future Transport Fuels van de door het directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer geleide groep van deskundigen op het gebied van alternatieve brandstoffen, dat op 25 januari 2011 door de Commissie werd gepresenteerd, als de 'belangrijkste optie' wordt aangemerkt, meer worden gestimuleerd. Aangezien de EU-wetgeving, bijvoorbeeld de nieuwe richtsnoeren voor TEN-Vervoer, steeds vaker voorziet in steun voor de integratie van technologieën voor vervoersbrandstoffen met geringe koolstofemissies, is er behoefte aan meer inzicht in de gevolgen van de bestaande en de toekomstige energie- en milieuwetgeving van de Unie voor de acceptatie van alternatieve brandstoffen, zoals waterstof en elektriciteit, door de energie- en vervoerssystemen in Europa. In het voorstel van de Commissie - dat uiterlijk 31 december 2011 had moeten zijn ingediend - voor een methode voor het berekenen van het aandeel van waterstof gemaakt van hernieuwbare bronnen in de totale brandstofmix, als bedoeld in artikel 3, lid 4, van richtlijn 2009/28/EG, moet een effectbeoordeling worden opgenomen van de voorgestelde wijzigingen aan richtlijn 2003/96/EG, teneinde het gebruik van hernieuwbare waterstof als een schone en energie-efficiënte vervoersbrandstof te bevorderen.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(20) Artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG staat de lidstaten toe op energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de visteelt en de bosbouw niet alleen de algemeen toepasselijke bepalingen voor zakelijk gebruik, maar ook een tot een nultarief verlaagd belastingniveau toe te passen. Uit een onderzoek van die optie is gebleken dat, wat de algemene energieverbruiksbelasting betreft, het behoud ervan strijdig zou zijn met de bredere beleidsdoelstellingen van de Unie, tenzij dit verbonden is aan een equivalent dat vooruitgang op het gebied van energie-efficiëntie verzekert. Ten aanzien van CO2-gerelateerde belasting moet de behandeling van de betrokken sectoren worden afgestemd op de regels die gelden voor industriële sectoren.

(20) Artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG staat de lidstaten toe op energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de visteelt en de bosbouw niet alleen de algemeen toepasselijke bepalingen voor zakelijk gebruik, maar ook een tot een nultarief verlaagd belastingniveau toe te passen. Ten aanzien van CO2-gerelateerde belasting moet de behandeling van de betrokken sectoren worden afgestemd op de omvang van de ondernemingen en hun productievolume. Wat meer in het bijzonder de landbouwsector betreft, moet deze belasting mede stoelen op het vermogen om CO2 af te vangen, bijvoorbeeld middels permanent weideland.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 21

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(21) De bij deze richtlijn ingevoerde algemene regels houden rekening met de specificiteit van brandstoffen die biomassa zijn of gemaakt zijn van biomassa en zowel met betrekking tot de bijdrage ervan aan de CO2-balans en de lagere energie-inhoud ervan per kwantitatieve eenheid als in vergelijking met sommige van de concurrerende fossiele brandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG. Derhalve moeten de bepalingen in Richtlijn 2003/96/EG die verlagingen of vrijstellingen voor die brandstoffen toestaan op middellange termijn worden geschrapt. Intussen moet ervoor worden gezorgd dat de toepassing van deze bepalingen in overeenstemming wordt gebracht met de bij deze richtlijn ingevoerde algemene regels. Voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG moeten de lidstaten extra fiscale voordelen alleen toekennen indien deze aan de duurzaamheidscriteria in artikel 17 van deze richtlijn voldoen.

(21) De bij deze richtlijn ingevoerde algemene regels houden rekening met de specificiteit van brandstoffen die biomassa zijn of gemaakt zijn van biomassa en zowel met betrekking tot de bijdrage ervan aan de CO2-balans en de lagere energie-inhoud per kwantitatieve eenheid van vloeibare biomassa als in vergelijking met sommige van de concurrerende fossiele brandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG. Derhalve moeten de bepalingen in Richtlijn 2003/96/EG die verlagingen of vrijstellingen voor die brandstoffen toestaan op middellange termijn worden geschrapt. Intussen moet ervoor worden gezorgd dat de toepassing van de bepalingen in overeenstemming wordt gebracht met de bij deze richtlijn ingevoerde algemene regels. Voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG moeten de lidstaten extra fiscale voordelen alleen toekennen indien deze aan de duurzaamheidscriteria in artikel 17 van deze richtlijn voldoen. De energie-inhoud van biomethaan per kwantitatieve eenheid stemt overeen met die van aardgas. Omdat in het aardgasnetwerk geïnjecteerd biomethaan bijdraagt aan het vergroten van het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen, wordt het voor wat CO2 en energie-inhoud betreft van belasting vrijgesteld, mits het wordt geproduceerd met inachtneming van de duurzaamheidscriteria genoemd in artikel 17 van richtlijn 2009/28/EG.

Toelichting

Biomethaan is een van de belangrijkste instrumenten voor het verwezenlijken van de doelstelling van het gebruik van 10% biobrandstoffen in de vervoerssector in 2020. Omdat ze dezelfde moleculaire samenstelling hebben, kunnen aardgas en biomethaan onbeperkt worden vermengd. Zij zijn het enige alternatief met lagere emissies voor van olie afgeleide brandstoffen. Vandaar dat biomethaan voor wat CO2 en energie-inhoud betreft van belasting moet worden vrijgesteld. Het percentage biomethaan dat in het aardgasnetwerk wordt geïnjecteerd, wordt afgetrokken van de totale belasting van aardgas.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28) Om de vijf jaar en voor het eerst tegen eind 2015 dient de Commissie aan de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van deze richtlijn, waarbij met name het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting in het licht van de ontwikkeling van de marktprijs in de EU van de emissierechten, het effect van innovatie en technologische ontwikkelingen en de rechtvaardiging voor de fiscale vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, worden onderzocht. De lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zal regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs.

(28) Om de drie jaar en voor het eerst tegen eind 2015 dient de Commissie aan de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van deze richtlijn, waarbij met name het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting in het licht van de ontwikkeling van de marktprijs in de EU van de emissierechten, het effect van innovatie en technologische ontwikkelingen en de rechtvaardiging voor de fiscale vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, worden onderzocht. De lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zal regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 2 – letter a bis (nieuw)

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 2 – lid 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(a bis) Het volgende lid wordt toegevoegd:

 

"1 bis. De Commissie komt vóór 31 december 2012 met een voorstel tot opneming in de richtlijn van een minimum belastingtarief op nucleaire brandstofstaven voor de elektriciteitsproductie, en toevoeging van nucleaire brandstofstaven aan de in lid 1 van dit artikel genoemde energieproducten.”

Toelichting

Bij de herziening van de richtlijn energiebelasting is de kwestie van nucleaire brandstof buiten beschouwing gebleven. Niettemin leveren de externe kosten die met het gebruik van kernenergie zijn gemoeid, de mogelijke risico’s in geval van een nucleair ongeval, en het vereiste van een gelijk speelveld tussen de verschillende energiebronnen, evenzoveel redenen op voor opneming in de richtlijn van een minimum belastingtarief op nucleaire brandstofstaven. Dit minimum belastingtarief dient overeen te komen met het financiële voordeel dat de kernenergie ontleent aan de hogere elektriciteitsprijzen als gevolg van de EU-regeling voor de handel in emissierechten.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 3 – letter b – streepje 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

– duaal gebruik van energieproducten

energie-intensieve industrie en duaal gebruik van energieproducten

Toelichting

Het is wenselijk in de richtlijn te specificeren dat ze niet van toepassing is op de energie-intensieve industrie, waarmee wordt gewaarborgd dat de richtlijn alle energie-intensieve sectoren gelijk behandelt.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 3 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Onverminderd de vrijstellingen, differentiaties en verlagingen waarin deze richtlijn voorziet, zorgen de lidstaten ervoor dat voor zover in bijlage I gelijke minimumbelastingniveaus zijn neergelegd met betrekking tot een bepaald gebruik, gelijke belastingniveaus worden vastgesteld voor producten die voor dat doel worden gebruikt. Onverminderd artikel 15, lid 1, i), is een en ander voor motorbrandstoffen waarvan sprake in bijlage I.A. van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

3. Onverminderd de vrijstellingen, differentiaties en verlagingen waarin deze richtlijn voorziet, zorgen de lidstaten ervoor dat voor zover in bijlage I gelijke minimumbelastingniveaus zijn neergelegd met betrekking tot een bepaald gebruik, gelijke belastingniveaus worden vastgesteld voor producten die voor dat doel worden gebruikt. Onverminderd artikel 15, lid 1, i), is een en ander voor motorbrandstoffen waarvan sprake in bijlage I.A. van toepassing met ingang van 1 januari 2023. De in artikel 7 bedoelde uitzonderingen zijn van toepassing op commercieel vervoer.

Toelichting

De mogelijkheid voor de lidstaten om op commercieel gebruik van gasolie als motorbrandstof een lager belastingsniveau toe te passen dan op niet-commercieel gebruik moet gehandhaafd worden.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Wat aardgas en biomethaan als motorbrandstof betreft, mogen hogere minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting alleen worden toegepast na een door de Commissie uiterlijk in 2023 te verrichten beoordeling van de implementatie van de bepalingen van deze richtlijn inzake het belastingniveau voor aardgas in het wegvervoer. Bij deze beoordeling moet onder andere worden gekeken naar de grotere beschikbaarheid van aardgas en biomethaan, de uitbreiding van het netwerk van tankstation in Europa, het marktaandeel van auto's die op aardgas rijden in Europa, de innovatie en technologische ontwikkelingen op het gebied van biomethaan als brandstof in de vervoerssector en de daadwerkelijke waarde van het minimumbelastingniveau.

Toelichting

Aardgas en biomethaan kunnen zonder enige beperking op vermenging worden gebruikt in bestaande interneverbrandingsmotoren. Biomethaan is een van de belangrijkste instrumenten voor het verwezenlijken van de doelstelling van het gebruik van 10% biobrandstoffen in de vervoerssector in 2020. De ontwikkeling ervan is gekoppeld aan die van aardgasvoertuigen en derhalve aan een gunstige fiscale behandeling die gericht is op de uitbouw van infrastructuurvoorziening waar biomethaan kan worden getankt. Methaan, het beschikbare alternatief voor van olie afgeleide brandstoffen, heeft zeer lage emissies van koolwaterstoffen andere dan methaan, fijne deeltjes en NOx, hetgeen de luchtkwaliteit in steden ten goede komt, en een gereduceerde geluidsbelasting en uitstoot van CO2.

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 5 – streepje drie

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

– voor de volgende vormen van gebruik: plaatselijk openbaar personenvervoer (exclusief taxi's), afvalinzameling, strijdkrachten en overheidsadministraties, gehandicapten, ziekenauto's;"

– voor de volgende vormen van gebruik: plaatselijk openbaar personenvervoer (exclusief taxi's die rijden op van olie afgeleide motorbrandstoffen), afvalinzameling, strijdkrachten en overheidsadministraties, gehandicapten, ziekenauto's;

Toelichting

Aardgas/biomethaan is het alternatief voor van olie afgeleide brandstoffen en heeft ongekend lage emissies van toxische of carcinogene stoffen, nauwelijks emissies van fijne deeltjes, geen emissies van reactieve koolwaterstoffen en gereduceerde NOx-emissies, alsmede een gereduceerde lawaaiproductie, hetgeen het een ideale motorbrandstof voor het stadsmilieu maakt. In het rapport van de Expert Group of Future Transport Fuels van 25 januari 2011 staat dat methaan moet worden bevorderd als een van de belangrijkste alternatieve brandstoffen voor het stadsvervoer.

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Met ingang van 1 januari 2013, vanaf 1 januari 2015 en vanaf 1 januari 2018 worden de minimumbelastingniveaus voor motorbrandstoffen vastgesteld zoals beschreven in bijlage I.A."

1. Met ingang van 1 januari 2013, vanaf 1 januari 2015 en vanaf 1 januari 2018 worden de minimumbelastingniveaus voor motorbrandstoffen vastgesteld zoals beschreven in bijlage I.A."

 

2. De lidstaten mogen een onderscheid maken tussen commerciële en niet-commerciële gasolie.

 

Onder commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging wordt verstaan gasolie gebruikt voor voortbeweging voor onderstaande doeleinden:

 

a) het vervoer van goederen voor verhuur of tegen vergoeding, of voor eigen rekening, met een motorvoertuig of een geleed voertuig dat uitsluitend bedoeld is voor het vervoer van goederen over de weg,

 

b) het vervoer van personen, bij wijze van geregelde of incidentele dienst, met een motorvoertuig.

 

3. De lidstaten voorzien in de mogelijkheid dat commerciële vervoerders een verschillend fiscaal boekhoudsysteem hanteren.

Toelichting

De mogelijkheid voor de lidstaten om op commercieel gebruik van gasolie als motorbrandstof een lager belastingsniveau toe te passen dan op niet-commercieel gebruik moet gehandhaafd worden.

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 11 – letter a – punt iii

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 14 – lid 1 – onder e)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

e) tot 31 december 2020, elektriciteit die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen op hun ligplaats in een haven."

e) elektriciteit die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen op hun ligplaats in een haven.

Toelichting

De investeringen in havens en op schepen die schepen aan de kade de mogelijkheid bieden in te pluggen op het elektriciteitsnet, zijn aanzienlijk, dus mag er geen einddatum voor de uitzondering gelden als we de komende jaren meer van dergelijke initiatieven in onze Europese havens willen zien. De investeringen zouden worden belemmerd wanneer het gevaar bestaat dat deze elektriciteit vanaf 2021 kan worden belast.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – punt h

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

h) als verwarmingsbrandstof gebruikte energieproducten en elektriciteit indien deze gebruikt worden door huishoudens en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadige instellingen worden erkend. Wanneer het gaat om liefdadige organisaties beperken de lidstaten de vrijstelling of verlaging tot het niet-zakelijk gebruik. Indien gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik. Wanneer een gebruik van weinig belang is, kan het als nihil worden behandeld;

h) als verwarmingsbrandstof gebruikte energieproducten en elektriciteit indien deze gebruikt worden door huishoudens en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadige instellingen worden erkend. Wanneer het gaat om liefdadige organisaties beperken de lidstaten de vrijstelling of verlaging tot het niet-zakelijk gebruik.

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – letter i

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

i) tot 1 januari 2023, aardgas en lpg die worden gebruikt voor voortbeweging;

i) tot 1 januari 2023, aardgas, biomethaan en lpg die worden gebruikt als motorbrandstof, onverminderd het bepaalde in artikel 29, lid 3 bis;

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 - letter a – punt i bis (nieuw)

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – punt m (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(i bis) Het volgende punt wordt ingevoegd:

 

"(m) lpg als brandstof voor verwarming, waaronder bij wijze van uitzondering op artikel 4, lid 3, van deze richtlijn;"

Toelichting

De lidstaten moeten afwijkingen kunnen toestaan van de vastgelegde minimumheffingsniveaus en van het in artikel 4, lid 3, bedoelde beginsel van belastingneutraliteit. De afwijkingen zijn gerechtvaardigd door de milieuprestatie van lpg (lagere CO2-uitstoot dan andere, traditionele brandstoffen) en door zijn sociale rol, aangezien het de levering mogelijk maakt van energie voor primair gebruik door burgers (verwarming, koken en warm water) in perifere gebieden (zeer dunbevolkte gebieden, plattelands- en/of berggebieden, en eilanden).

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten kunnen een tot een nultarief verlaagd niveau van algemene verbruiksbelasting toepassen op het verbruik van energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de aquacultuur en de bosbouw. De begunstigden zijn onderworpen aan regelingen die moeten leiden tot een verhoogde energie-efficiëntie die grotendeels gelijkwaardig is met die welke zou zijn bereikt indien de uniale standaardminimumtarieven in acht waren genomen.

3. De lidstaten kunnen een tot een nultarief verlaagd niveau van algemene verbruiksbelasting toepassen op het verbruik van energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de aquacultuur en de bosbouw.

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 bis* – letter a – punt i bis (nieuw)

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 16 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(i bis) de volgende alinea wordt toegevoegd:

 

 

 

 

 

 

 

__________________

De energie-inhoud van biomethaan per kwantitatieve eenheid stemt overeen met die van aardgas. Omdat in het aardgasnetwerk geïnjecteerd biomethaan bijdraagt aan het vergroten van het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen, wordt het voor wat CO2 en energie-inhoud betreft van belasting vrijgesteld, mits het wordt geproduceerd met inachtneming van de duurzaamheidscriteria genoemd in artikel 17 van richtlijn 2009/28/EG.

* Following Article 1, point 13, the Commission proposal incorrectly contains a number "(1)" instead of point 14.

 

Toelichting

Biomethaan is een van de belangrijkste instrumenten voor het verwezenlijken van de doelstelling van het gebruik van 10% biobrandstoffen in de vervoerssector in 2020. Omdat ze dezelfde moleculaire samenstelling hebben, kunnen aardgas en biomethaan onbeperkt worden vermengd. Zij zijn het enige alternatief met lagere emissies voor van olie afgeleide brandstoffen. Vandaar dat biomethaan voor wat CO2 en energie-inhoud betreft van belasting moet worden vrijgesteld. Het percentage biomethaan dat in het aardgasnetwerk wordt geïnjecteerd, wordt afgetrokken van de totale belasting van aardgas.

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 21

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 29 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om de vijf jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

Om de drie jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

Toelichting

Om snel te kunnen inspelen op nieuwe evoluties en technologische ontwikkelingen op de koolstofmarkt, moeten de belastingniveaus om de drie jaar worden getoetst met het oog op eventuele wijziging.

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 21

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 29 bis – alinea 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Uiterlijk in 2023 dient de Commissie bij de Raad een beoordeling in van de implementatie van de bepalingen van deze richtlijn betreffende de hoogte van de belasting op in het wegvervoer gebruikt aardgas, alsmede een voorstel voor wijziging daarvan. Bij deze beoordeling moet onder andere worden gekeken naar de grotere beschikbaarheid van aardgas en biomethaan, de uitbreiding van het netwerk van tankstation in Europa, het marktaandeel van auto's die op aardgas rijden in Europa, de innovatie en technologische ontwikkelingen op het gebied van biomethaan als brandstof in de vervoerssector en de daadwerkelijke waarde van het minimumbelastingniveau.

Toelichting

Een "herzieningsclausule" is het juiste wetgevingsinstrument om op de middellange termijn te beoordelen of een gunstige belastingregeling voor alternatieve brandstoffen nog altijd noodzakelijk is, mede gezien de ontwikkeling van gasvormige brandstoffen uit hernieuwbare bronnen. Biomethaan is een van de belangrijkste instrumenten voor het verwezenlijken van de doelstelling van het gebruik van 10% biobrandstoffen in de vervoerssector in 2020. Aangezien de ontwikkeling van biomethaan gekoppeld is aan de ontwikkeling van auto's die op aardgas rijden, bestaat op de middellange termijn behoefte aan en gunstiger belastingbehandeling. Motoren die met aardgas/biomethaan worden aangedreven, hebben een zeer lage uitstoot van vervuilende gassen en een significant lager geluidsniveau en CO2-emissies in vergelijking met diesel- en benzinemotoren.

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van het communautaire kader voor de belasting van energieproducten en elektriciteit

Document- en procedurenummers

COM(2011)0169 – C7-0105/2011 – 2011/0092(CNS)

Commissie ten principale

Datum bekendmaking

ECON

10.5.2011

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

Datum bekendmaking

ENVI

10.5.2011

 

 

 

Behandeling in de commissie

26.10.2011

 

 

 

Datum goedkeuring

31.1.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

28

16

19

Bij de eindstemming aanwezige leden

János Áder, Elena Oana Antonescu, Kriton Arsenis, Sophie Auconie, Pilar Ayuso, Paolo Bartolozzi, Martin Callanan, Nessa Childers, Chris Davies, Esther de Lange, Anne Delvaux, Bas Eickhout, Edite Estrela, Jill Evans, Karl-Heinz Florenz, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Satu Hassi, Jolanta Emilia Hibner, Dan Jørgensen, Karin Kadenbach, Christa Klaß, Holger Krahmer, Jo Leinen, Peter Liese, Zofija Mazej Kukovič, Linda McAvan, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė, Gilles Pargneaux, Antonyia Parvanova, Sirpa Pietikäinen, Mario Pirillo, Pavel Poc, Anna Rosbach, Oreste Rossi, Dagmar Roth-Behrendt, Daciana Octavia Sârbu, Carl Schlyter, Richard Seeber, Theodoros Skylakakis, Bogusław Sonik, Anja Weisgerber, Åsa Westlund, Glenis Willmott, Sabine Wils

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Margrete Auken, Vicky Ford, Romana Jordan Cizelj, Filip Kaczmarek, Riikka Manner, Marisa Matias, Miroslav Mikolášik, Bill Newton Dunn, James Nicholson, Bart Staes, Eleni Theocharous, Vladimir Urutchev, Kathleen Van Brempt, Andrea Zanoni

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Julie Girling, Emma McClarkin

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (7.2.2012)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit
(COM(2011)0169 – C7-0105/2011 – 2011/0092(CNS))

Rapporteur voor advies: Béla Kovács

BEKNOPTE MOTIVERING

Het algemene doel van het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit bestaat erin de manier waarop energie wordt belast te hervormen om de evolutie naar een koolstofarme en energie-efficiënte economie te ondersteunen en problemen in de interne markt te vermijden. Het voorstel streeft naar een consistente behandeling van energiebronnen en wil een aangepast kader bieden voor de belasting van hernieuwbare energie en voor de belasting op het gebruik van CO2.

Daarom stelt de herziene regeling voor het minimumtarief van de belasting van energieproducten in tweeën te splitsen:

1. Een CO2-gerelateerde belasting op basis van de CO2-uitstoot van het energieproduct, die wordt vastgesteld op een bedrag van 20 euro per ton CO2;

2. Een algemene verbruiksbelasting op basis van de in gigajoule (GJ) uitgedrukte energie-inhoud, die onafhankelijk is van de aard van het energieproduct.

Standpunt van de rapporteur:

De ITRE-rapporteur stemt in beginsel in met de algemene doelstellingen van de voorgestelde herziening van de regeling, in het bijzonder met het voornemen om de richtlijn nauwer af te stemmen op de EU-doelstellingen inzake energie en klimaatverandering. De rapporteur toont zich echter bezorgd over het mogelijke effect van het voorstel op de door het Verdrag van Lissabon gewaarborgde vrijheid van de lidstaten om zelf hun energiemix te kiezen. Het voorstel zal aanzienlijke gevolgen hebben voor de autonomie van de energiebelastingstelsels van de lidstaten, en voor de op de energiemarkt actieve bedrijven. Maatregelen op EU-niveau vragen dan ook om een gedetailleerde verantwoording en moeten aansluiten bij de voorgestelde rechtsgrond.

De rapporteur ondersteept dat de effectbeoordeling geen 'gedetailleerde toelichting' bevat aan de hand waarvan de naleving van het beginsel van subsidiariteit (en evenredigheid) kan worden beoordeeld, zoals artikel 5 van protocol (nr. 2) voorschrijft. Gezien het voorstel onder de gemeenschappelijke bevoegdheid van de Unie en de lidstaten valt, wijst de rapporteur erop dat de voorgestelde herziening van de regeling in sommige opzichten verder gaat dan wat nodig is om de doelstellingen te bereiken. In ieder geval moet de afstand tussen de EU-burger en het niveau waarop besluiten worden genomen zo klein mogelijk zijn. Afwijking van deze aanname moet niet als voldongen feit worden aanvaard maar moet afdoende uitgebreid en helder worden verantwoord, opdat de EU-burger de kwalitatieve en kwantitatieve redenen inziet die leiden tot de conclusie dat handelen op EU-niveau gerechtvaardigd is.

De rapporteur toont zich ook bezorgd over een aantal mogelijke economische en socio-economische gevolgen van de voorgestelde herziening.

De rapporteur benadrukt ten eerste dat de impact van alle met de herziening van de huidige regeling verband houdende maatregelen op de individuele economieën van de lidstaten eerst grondig had moeten worden onderzocht, en ten tweede dat een herziene regeling deze economieën flexibele en realistische oplossingen had moeten aanreiken. De rapporteur herinnert er ook aan dat in een realistische overgangsperiode moet worden voorzien. De rapporteur betreurt dat de Commissie in haar voorstel onvoldoende aandacht besteedt aan het industriebeleid. Ze voorziet in een gemeenschappelijke energiebelasting op basis van de energie-inhoud van brandstoffen, wat de meeste lidstaten zou nopen tot belangrijke wijzigingen aan het belastingniveau van verschillende energiebronnen. Het is belangrijk dat de impact daarvan op alle industriële en commerciële sectoren wordt opgemeten om het Europese concurrentievermogen te waarborgen. De herziening van de regeling mag niet leiden tot marktverstoring als gevolg van banenverlies. Verder moet ook worden gezorgd voor samenhang met andere beleidsdomeinen.

De minimumtarieven werden voor het laatst vastgesteld in 2003. De rapporteur erkent dat er reden is om ze te herzien in functie van de geaccumuleerde inflatie, en meent dat ervoor moet worden gezorgd dat ze een doeltreffend kader voor de interne markt blijven vormen dat ook de milieueffecten van de verschillende brandstoffen in rekening brengt. De rapporteur merkt echter op dat een automatische indexering van de minimumtarieven zou betekenen dat de lidstaten geen controle meer hebben over het niveau van toekomstige minimumtarieven in de EU. De rapporteur vreest bovendien dat de uitvoering van de door de Commissie voorgestelde richtlijn de prijzen van bijvoorbeeld steenkool, aardgas, stookolie en diesel zou opdrijven, wat directe gevolgen op sociaal vlak kan hebben, aangezien het de consument is die uiteindelijk opdraait voor de hogere kosten voor verwarming en afgewerkte producten. Een automatische aanpassing van de algemene energieverbruiksbelasting zou de consument met onredelijke en onevenredige lasten kunnen opzadelen. De rapporteur herinnert eraan dat de brandstofprijzen de laatste jaren al fors gestegen zijn.

De voorgestelde herziening wil de bewegingsruimte voor de lidstaten inperken. De rapporteur vreest dat dit zal leiden tot hogere energie- en brandstofkosten in sectoren als de landbouw, de tuinbouw, de visteelt en de bosbouw.

De rapporteur stelt dat de lidstaten zelf hun nationale belastingstructuur en de verhouding tussen de nationale belastingtarieven voor energieproducten moeten kunnen blijven bepalen. De rapporteur herinnert aan de massale investeringen die gebeurd zijn om aan de Europese wetgeving inzake luchtkwaliteit en CO2 te voldoen, en vindt het daarom onder meer belangrijk om de belastingniveaus voor diesel en benzine te blijven differentiëren in het voordeel van diesel. Diesel is energie-efficiënter en CO2-zuiniger dan benzine, en dus zou de dieselbelasting niet hoger mogen zijn dan de benzinebelasting.

AMENDEMENTEN

De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8) In het belang van fiscale neutraliteit moeten dezelfde minimumbelastingniveaus van toepassing zijn op elke component van de energiebelasting, voor alle energieproducten die voor een bepaald doel worden gebruikt. Voor zover aldus gelijke minimumbelastingniveaus worden voorgeschreven, moeten de lidstaten om redenen van fiscale neutraliteit eveneens gelijke niveaus van nationale belasting op alle betrokken producten verzekeren. Waar nodig moet in overgangstermijnen voor het gelijkmaken van deze niveaus worden voorzien.

(8) In het belang van technologische neutraliteit moeten minimumbelastingniveaus van toepassing zijn voor alle energieproducten die voor een bepaald doel worden gebruikt. Gelijke tarieven van nationale belasting zijn voor het energiebeleid niet noodzakelijk.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) Op het gebied van motorbrandstoffen creëert het gunstiger minimumbelastingniveau voor gasolie, een product dat oorspronkelijk grotendeels zakelijk gebruik tot doel had en aldus traditioneel op een lager niveau is belast, een verstoring met betrekking tot benzine, de voornaamste concurrerende brandstof. Artikel 7 van Richtlijn 2003/96/EG voorziet derhalve in de eerste stappen van een geleidelijke afstemming op het minimumbelastingniveau voor benzine. Het is noodzakelijk om deze afstemming te voltooien en geleidelijk over te schakelen op een situatie waarin gasolie en benzine op een gelijk niveau worden belast.

Schrappen

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Ten aanzien van de mogelijkheid voor de lidstaten om op commercieel gebruik van gasolie als motorbrandstof een lager belastingniveau dan op niet-commercieel gebruik ervan toe te passen, blijkt deze bepaling niet langer verenigbaar met de eis om de energie-efficiëntie te verbeteren en de noodzaak om het toenemende milieueffect van het vervoer te verbeteren en dient zij derhalve te worden geschrapt. Artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG staat bepaalde lidstaten toe een verlaagd tarief op gasolie voor verwarming toe te passen. Die bepaling is niet langer verenigbaar met de goede werking van de interne markt en met de bredere doelstellingen van het Verdrag. Zij moet derhalve worden geschrapt.

(13) Artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG staat bepaalde lidstaten toe een verlaagd tarief op gasolie voor verwarming toe te passen. Die bepaling is niet langer verenigbaar met de goede werking van de interne markt en met de bredere doelstellingen van het Verdrag. Zij moet derhalve worden geschrapt.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(14 bis) Bij elke hervorming van de energiebelasting moet worden verhinderd dat bedrijfstakken die niet onder de regeling inzake emissiehandel vallen, worden benadeeld ten opzichte van de bedrijfstakken die wel hieronder vallen.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18) In het geval van vloeibaar petroleumgas (lpg) en aardgas die worden gebruikt voor voortbeweging zijn voordelen in de vorm van lagere minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting of de mogelijkheid om die energieproducten van belasting vrij te stellen met name in het licht van de noodzaak om het marktaandeel van hernieuwbare energiebronnen te verhogen niet langer gerechtvaardigd en moeten deze derhalve op middellange termijn worden geschrapt.

(18) In het geval van vloeibaar petroleumgas (lpg) dat als motorbrandstof wordt gebruikt, zijn voordelen in de vorm van lagere minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting of de mogelijkheid om deze brandstof van belasting vrij te stellen met name in het licht van de noodzaak om het marktaandeel van hernieuwbare energiebronnen te verhogen niet langer gerechtvaardigd en moeten deze derhalve op middellange termijn worden geschrapt.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 1 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten heffen belasting op energieproducten en elektriciteit overeenkomstig deze richtlijn.

1. De lidstaten heffen belasting op energieproducten en elektriciteit overeenkomstig deze richtlijn, waarbij ze ervoor zorgen dat producten en diensten tegen betaalbare prijzen worden aangeboden en aldus voorkomen dat burgers aan het risico van energiearmoede worden blootgesteld. De Commissie voert daartoe effectbeoordelingen uit.

Motivering

De hoofddoelstelling van de Europese Unie is welvaart voor de burgers.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 2 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 2 – lid 1 – punt h

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

h) producten van de GN-codes 2909 19 10 en 3824 90 91;

h) producten van de GN-codes 2909 19 10, 3824 90 91 en 3824 90 97;

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 2 – letter a – punt ii

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 2 – lid 1 – punt j

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

j) producten van de GN-codes 2909 19 90, 3823 19 90 en 3824 90 97, indien deze bestemd zijn om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt.

j) producten van de GN-codes 2909 19 90 en 3823 19 90, indien deze bestemd zijn om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 3

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 3 – alinea 1 – punt a ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

a ter) elektriciteit die wordt gebruikt voor het pompen van voor bevloeiing bestemd water;

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter b – inleidende formule

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 3 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) De volgende leden 3 en 4 worden toegevoegd:

Schrappen

Motivering

Deze bepalingen druisen in tegen het subsidiariteitsbeginsel doordat de vrijheid van de lidstaten om hun eigen belastingregime vast te stellen ingeperkt wordt.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 3 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Onverminderd de vrijstellingen, differentiaties en verlagingen waarin deze richtlijn voorziet, zorgen de lidstaten ervoor dat voor zover in bijlage I gelijke minimumbelastingniveaus zijn neergelegd met betrekking tot een bepaald gebruik, gelijke belastingniveaus worden vastgesteld voor producten die voor dat doel worden gebruikt. Onverminderd artikel 15, lid 1, i), is een en ander voor motorbrandstoffen waarvan sprake in bijlage I.A. van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

Schrappen

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 4 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 3 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt elk gebruik waarvoor in de bijlagen I.A., I.B. en I.C. een minimumbelastingniveau wordt vastgesteld, als één gebruik beschouwd.

Schrappen

Motivering

Zie overweging 12.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 4 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 4 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De in deze richtlijn neergelegde minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting worden met ingang van 1 juli 2016 om de drie jaar aangepast om rekening te houden met de wijzigingen van het geharmoniseerde indexcijfer van consumptieprijzen exclusief energie en onbewerkte voedingsmiddelen, zoals gepubliceerd door Eurostat. De Commissie maakt de resulterende minimumbelastingniveaus bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Schrappen

Motivering

Deze bepalingen druisen in tegen het subsidiariteitsbeginsel doordat de vrijheid van de lidstaten om hun eigen belastingregime vast te stellen ingeperkt wordt.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 4 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 4 – lid 4 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De minimumniveaus worden automatisch aangepast, door het verhogen of verlagen van het basisbedrag in euro met de procentuele wijziging van dat indexcijfer gedurende de drie voorgaande kalenderjaren. Indien de procentuele wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan 0,5% bedraagt, vindt geen aanpassing plaats.

Schrappen

Motivering

De automatische indexering van de minimumtarieven zou betekenen dat de lidstaten geen controle meer zouden hebben over het niveau van toekomstige minimumtarieven in de EU.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter a

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 5 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten kunnen, onder fiscaal toezicht, gedifferentieerde tarieven van algemene energieverbruiksbelasting toepassen in de volgende gevallen, op voorwaarde dat deze tarieven de deze richtlijn voorgeschreven minimumbelastingniveaus respecteren:

De lidstaten kunnen, onder fiscaal toezicht, gedifferentieerde tarieven van algemene energieverbruiksbelasting toepassen in de volgende gevallen, op voorwaarde dat deze tarieven de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus respecteren:

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6 - inleidende formule

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 7 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) Artikel 7 wordt vervangen door:

(6) In artikel 7 wordt lid 1 vervangen door:

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 11 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 14 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Naast de algemene bepalingen van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG(*) betreffende vrijgesteld gebruik van belastbare producten, en onverminderd andere uniale bepalingen, verlenen de lidstaten voor onderstaande producten vrijstelling van belasting, op voorwaarden die zij vaststellen met het doel een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen:

1. Naast de algemene bepalingen van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG(*) betreffende vrijgesteld gebruik van belastbare producten, en onverminderd andere uniale bepalingen, verlenen de lidstaten voor onderstaande producten vrijstelling van belasting, op voorwaarden die zij vaststellen met het doel een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en energiearmoede, fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen:

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt –i (nieuw)

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – punt b bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-i) Het volgende punt wordt ingevoegd:

 

"b bis) tot 1 januari 2023, elektriciteit die gebruikt wordt voor het opladen van elektrische en hybride voertuigen in het wegvervoer."

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – punt h

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

h) als verwarmingsbrandstof gebruikte energieproducten en elektriciteit indien deze gebruikt worden door huishoudens en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadige instellingen worden erkend. Wanneer het gaat om liefdadige organisaties beperken de lidstaten de vrijstelling of verlaging tot het niet-zakelijk gebruik. Indien gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik. Wanneer een gebruik van weinig belang is, kan het als nihil worden behandeld;

h) als verwarmingsbrandstof en voor elektriciteit gebruikte elektriciteit, aardgas, kolen, vaste brandstoffen en andere energieproducten indien deze gebruikt worden door huishoudens en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadige instellingen worden erkend. Wanneer het gaat om liefdadige organisaties beperken de lidstaten de vrijstelling of verlaging tot het niet-zakelijk gebruik. Indien gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik. Wanneer een gebruik van weinig belang is, kan het als nihil worden behandeld;

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – punt i

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

i) tot 1 januari 2023, aardgas en lpg die worden gebruikt voor voortbeweging;

i) tot 1 januari 2023, aardgas, biogas en lpg die worden gebruikt voor voortbeweging en lpg die als brandstof wordt gebruikt;

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 - letter a – punt i bis (nieuw)

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – punt l bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

i bis) Het volgende punt wordt ingevoegd:

 

"l bis) aardgas en biomethaan die als brandstof in de vervoerssector worden gebruikt, ten minste totdat een aandeel van 10% hernieuwbare brandstoffen in de vervoerssector wordt bereikt. De Europese Commissie houdt de ontwikkeling van de markt voortdurend in de gaten en dient te zijner tijd een wetsvoorstel dienaangaande in."

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt ii

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

ii) de volgende alinea wordt toegevoegd:

Schrappen

"De punten a) tot en met e) en g) gelden alleen voor de algemene energieverbruiksbelasting."

 

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 13 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten kunnen een tot een nultarief verlaagd niveau van algemene verbruiksbelasting toepassen op het verbruik van energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de aquacultuur en de bosbouw. De begunstigden zijn onderworpen aan regelingen die moeten leiden tot een verhoogde energie-efficiëntie die grotendeels gelijkwaardig is met die welke zou zijn bereikt indien de uniale standaardminimumtarieven in acht waren genomen.

3. De lidstaten kunnen een tot een nultarief verlaagd belastingniveau toepassen op energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor irrigatie, landbouw, tuinbouw, aquacultuur en bosbouw.

Motivering

De lidstaten moeten ook in de toekomst een tot een nultarief verlaagd belastingniveau kunnen toepassen op de landbouw, de tuinbouw, de visteelt en de bosbouw.

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 –punt 1 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 16 – lid 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Tot 1 januari 2023 kunnen de lidstaten, onverminderd lid 5 van dit artikel, onder fiscaal toezicht, belastingvrijstelling verlenen of een verlaagd tarief van algemene energieverbruiksbelasting hanteren voor de in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde belastbare producten die zijn samengesteld uit een of meer van onderstaande producten, of deze bevatten en voor zover, wat biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG betreft, deze producten voldoen aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van die Richtlijn:

1. Tot 1 januari 2023 kunnen de lidstaten, onverminderd lid 5 van dit artikel, onder fiscaal toezicht, belastingvrijstelling verlenen of een verlaagd tarief van algemene energieverbruiksbelasting hanteren voor de in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde belastbare producten die zijn samengesteld uit een of meer van onderstaande producten, of deze bevatten of voor zover, wat biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG betreft, deze producten voldoen aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van die Richtlijn, of, wat motorbrandstoffen betreft, zolang zij een marktaandeel van minder dan 5% hebben.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 14

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 18 – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië en Slowakije mogen, voor gebruik waarvan sprake in de artikelen 8 en 9, een overgangstermijn tot 1 januari 2021 toepassen om CO2-gerelateerde belasting in te voeren. Indien de Unie beslist dat de niveaus van broeikasgasemissies tegen 2020 met meer dan 20% worden verminderd ten opzichte van de in 1990 bereikte niveaus, onderzoekt de Commissie de toepassing van deze overgangstermijnen en dient zij in voorkomend geval een voorstel in met het oog op de verkorting ervan en/of de wijziging van de minimumniveaus van CO2-gerelateerde belasting zoals beschreven in bijlage I.

5. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië en Slowakije mogen, voor gebruik waarvan sprake in de artikelen 8 en 9, een overgangstermijn tot 1 januari 2030 toepassen om CO2-gerelateerde belasting in te voeren. Indien de Unie beslist dat de niveaus van broeikasgasemissies tegen 2020 met meer dan 20% worden verminderd ten opzichte van de in 1990 bereikte niveaus, onderzoekt de Commissie de toepassing van deze overgangstermijnen en dient zij in voorkomend geval een voorstel in met het oog op verlaging van de minimumniveaus van CO2-gerelateerde belasting ten opzichte van de niveaus van bijlage I.

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 19

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 27 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 2, lid 5, bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

1. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 2, lid 5, bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor vijf jaar.

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 21

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 29 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om de vijf jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

Om de vijf jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn en de impact ervan op de economie van de Unie en het welzijn van de Europese burgers. Indien uit dat verslag blijkt dat deze richtlijn moet worden gewijzigd, dient de Commissie een voorstel hiertoe in.

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 21

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 29 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In het verslag van de Commissie worden onder meer het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting, het effect van innovatie en de technologische ontwikkelingen, met name ten aanzien van energie-efficiëntie, het gebruik van elektriciteit in het vervoer en de rechtvaardiging voor de vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, onderzocht. In het verslag wordt rekening gehouden met de goede werking van de interne markt, de reële waarde van de minimumniveaus van belasting en de bredere doelstellingen van het Verdrag.

In het verslag van de Commissie worden onder meer het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting, het effect van innovatie en de technologische ontwikkelingen, met name ten aanzien van energie-efficiëntie, het gebruik van elektriciteit in het vervoer en de rechtvaardiging voor de vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, onderzocht. In het verslag wordt rekening gehouden met de impact op de prijzen van goederen en diensten en op de mate van energiearmoede van de bevolking van de lidstaten, de goede werking van de interne markt, de reële waarde van de minimumniveaus van belasting, de bredere doelstellingen van het Verdrag en het resultaat van de inspanningen om de belastinginkomsten te gebruiken ter vergroting van de energie-efficiëntie van de sector.

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage

Richtlijn 2003/96/EG

Bijlage I – tabel A – kolom 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

CO2-gerelateerde belasting

CO2-gerelateerde belasting

1 januari 2013

1 januari 2013

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

Amendement  30

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage

Richtlijn 2003/96/EG

Bijlage I – tabel A – kolom 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Algemene energieverbruiksbelasting

Schrappen

1 januari 2018

 

9,6 euro/GJ

 

9,6 euro/GJ

 

9,6 euro/GJ

 

9,6 euro/GJ

 

9,6 euro/GJ

 

Amendement  31

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage

Richtlijn 2003/96/EG

Bijlage I – tabel A – rij 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Aardgas

GN-codes

2711 11 00 en 2711 21 00

20 euro/t CO2

1,5 euro/GJ

5,5 euro/GJ

9,6 euro/GJ

Amendement

Aardgas

GN-codes

2711 11 00 en 2711 21 00

20 euro/t CO2

1,0 euro/GJ

1,0 euro/GJ

1,0 euro/GJ

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage

Richtlijn 2003/96/EG

Bijlage I – tabel B – kolom 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

CO2-gerelateerde belasting

CO2-gerelateerde belasting

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage

Richtlijn 2003/96/EG

Bijlage I – tabel C – kolom 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

CO2-gerelateerde belasting

CO2-gerelateerde belasting

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

20 euro/t CO2

12 euro/t CO2

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van het communautaire kader voor de belasting van energieproducten en elektriciteit

Document- en procedurenummers

COM(2011)0169 – C7-0105/2011 – 2011/0092(CNS)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ECON

10.5.2011

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

ITRE

10.5.2011

 

 

 

Behandeling in de commissie

20.10.2011

 

 

 

Datum goedkeuring

6.2.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

27

25

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Amelia Andersdotter, Josefa Andrés Barea, Jean-Pierre Audy, Ivo Belet, Maria Da Graça Carvalho, Giles Chichester, Pilar del Castillo Vera, Dimitrios Droutsas, Christian Ehler, Vicky Ford, Norbert Glante, Robert Goebbels, András Gyürk, Jacky Hénin, Kent Johansson, Romana Jordan, Krišjānis Kariņš, Béla Kovács, Philippe Lamberts, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Marisa Matias, Judith A. Merkies, Jaroslav Paška, Vittorio Prodi, Herbert Reul, Michèle Rivasi, Jens Rohde, Paul Rübig, Salvador Sedó i Alabart, Britta Thomsen, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Marita Ulvskog, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras, Henri Weber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Antonio Cancian, António Fernando Correia De Campos, Françoise Grossetête, Cristina Gutiérrez-Cortines, Jolanta Emilia Hibner, Yannick Jadot, Seán Kelly, Bernd Lange, Werner Langen, Marian-Jean Marinescu, Zofija Mazej Kukovič, Morten Messerschmidt, Vladko Todorov Panayotov, Mario Pirillo, Silvia-Adriana Ţicău

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Michael Theurer

ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme (2.12.2011)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit
(COM(2011)0169 – C7‑0105/2011 – 2011/0092(CNS))

Rapporteur voor advies: Brian Simpson

BEKNOPTE MOTIVERING

I. Het voorstel van de Commissie

In de huidige richtlijn energiebelasting (REB) worden minimumtarieven bepaald voor de belasting van energieproducten die worden gebruikt als brandstof voor motorvoertuigen, verwarming en voor de opwekking van elektriciteit. De minimumtarieven zijn in het algemeen van toepassing op de hoeveelheid van het energieproduct dat wordt gebruikt. De Commissie is van mening dat dit system een aantal negatieve gevolgen met zich meebrengt zoals het aanbrengen van prikkels die haaks staan op de EU-doelen inzake de klimaatverandering of die de interne markt verstoren.

Met haar herzieningsvoorstel beoogt de Commissie deze negatieve gevolgen te corrigeren. Eén van haar belangrijkste denkbeelden is een nieuwe opzet van de energiebelasting door het minimumtarief van de belasting van energieproducten in tweeën te splitsen:

1) Op basis van de CO2-uitworp van het energieproduct. De CO2-belasting zou nul zijn voor alle energiebronnen die momenteel of in de toekomst worden erkend als CO2-vrij.

2) Op basis van de energie-inhoud per Gigajoule, ongeacht het energieproduct, bij wijze van prikkel om energie te sparen.

Tegelijkertijd is het voorstel erop gericht de REB beter te laten aansluiten op ander EU-beleid zoals de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EHE). In dit opzicht stelt de Commissie voor de belasting in verband met CO2 niet toe te passen op installaties die onder de EHE vallen, d.w.z. met inbegrip van de luchtvaart.

Een aantal andere aspecten van het voorstel heeft betrekking op het vervoersbeleid, bij voorbeeld:

- afschaffing van de mogelijkheid waarover de lidstaten thans beschikken onderscheid te maken tussen de fiscale behandeling van het commerciële en niet-commerciële gebruik van diesel als brandstof voor motorvoertuigen;

- beëindiging van de mogelijkheid een lager tarief van algemene belasting op energiegebruik toe te passen op taxi's, daar dit niet meer verenigbaar is met het doel van beleid tot bevordering van alternatieve brandstoffen, alternatieve energiedragers en het gebruik van schonere voertuigen in het stedelijk vervoer;

- bijwerking van de beschrijving van genormeerde reservoirs en speciale recipiënten.

Tenslotte stelt de Commissie voor aan aangemeerde schepen geleverde walstroom vrij te stellen en de lidstaten te verplichten de huidige belastingvrijstelling van in de lucht- of zeevaart gebruikte brandstof te handhaven. Wat de binnenwateren betreft, stelt de Commissie voor de huidige voorschriften te handhaven waardoor de lidstaten worden gemachtigd volledige of gedeeltelijke vrijstelling te verlenen of de hoogte van de belasting te verlagen.

AMENDEMENTEN

De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de interne markt goed blijft functioneren in een context van nieuwe eisen met betrekking tot beperking van de klimaatverandering, gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing, zoals bevestigd door de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 8-9 maart 2007 en van 11-12 december 2008.

(2) Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de interne markt goed blijft functioneren in een context van nieuwe eisen met betrekking tot beperking van de klimaatverandering, gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing, zoals bevestigd door de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 8-9 maart 2007 en van 11-12 december 2008. Daarom moet ervoor gezorgd worden dat in deze richtlijn de energiebronnen consequent behandeld worden om echt gelijke voorwaarden te scheppen voor de energieconsumenten, ongeacht de energiebronnen die zij gebruiken.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis) De belasting op energieproducten moet op een technologieneutrale manier aangepakt worden om nieuwe technologieën de kans te geven zich te ontwikkelen.

Motivering

Het beleid van de Commissie moet helemaal technologieneutraal zijn om nieuwe technologieën de kans te geven zich te ontwikkelen. Van de bestaande, kunnen alleen de meest duurzame en efficiënte technologieën gehandhaafd worden.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) Belasting in verband met CO2-emissies kan voor de lidstaten een kosteneffectieve gedragslijn zijn om de verminderingen van broeikasgassen die noodzakelijk zijn overeenkomstig Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen te bereiken ten aanzien van bronnen die niet vallen onder de uniale regeling ingevolge Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad. Met het oog op de mogelijke rol van CO2-gerelateerde belasting vereist de goede werking van de interne markt gemeenschappelijke regels inzake belasting.

(3) In de eerste plaats wordt de energiebelasting vastgesteld om de consumenten te stimuleren zuiniger met energie om te gaan en deze uit schonere bronnen te betrekken. Belasting in verband met CO2-emissies kan voor de lidstaten een kosteneffectieve gedragslijn zijn om de verminderingen van broeikasgassen die noodzakelijk zijn overeenkomstig Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen te bereiken ten aanzien van bronnen die niet vallen onder de uniale regeling ingevolge Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad. Met het oog op de mogelijke rol van CO2-gerelateerde belasting vereist de goede werking van de interne markt gemeenschappelijke regels inzake belasting.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) Elk van die componenten moet worden berekend op basis van objectieve criteria, die gelijke behandeling van verschillende energiebronnen mogelijk maken. Voor CO2-gerelateerde belasting moet naar de door het gebruik van elk betrokken energieproduct veroorzaakte CO2-emissies worden verwezen aan de hand van de referentiewaarden van de CO2-emissiefactor die beschreven worden in Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de bewaking en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad. Voor de algemene energieverbruiksbelasting moet worden verwezen naar de energie-inhoud van de verschillende energieproducten en van elektriciteit waarvan sprake in Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad. In dit verband moet rekening worden gehouden met de milieuvoordelen van biomassa of van van biomassa gemaakte producten. Deze producten moeten worden belast op basis van de CO2-emissiefactoren die voor biomassa of van biomassa gemaakte producten zijn gespecificeerd in Beschikking 2007/589/EG en op basis van de energie-inhoud ervan zoals gespecificeerd in bijlage III bij Richtlijn 2009/28/EG. Biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen zijn veruit de belangrijkste betrokken categorie. Aangezien de milieuvoordelen van deze producten variëren, afhankelijk van het feit of zij aan de in artikel 17 van die richtlijn neergelegde duurzaamheidscriteria voldoen, dienen de specifieke referentiewaarden voor biomassa of van biomassa gemaakte producten enkel te gelden voor zover aan deze criteria is voldaan.

(6) Daar een adequaat kader voor de belasting van energie moet worden opgezet dient elk van die componenten te worden berekend op basis van objectieve criteria, die gelijke behandeling van verschillende energiebronnen mogelijk maken. Voor CO2-gerelateerde belasting moet naar de door het gebruik van elk betrokken energieproduct veroorzaakte CO2-emissies worden verwezen aan de hand van de referentiewaarden van de CO2-emissiefactor die beschreven worden in Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de bewaking en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad[18]. Voor de algemene energieverbruiksbelasting moet worden verwezen naar de energie-inhoud van de verschillende energieproducten en van elektriciteit waarvan sprake in Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad. In dit verband moet rekening worden gehouden met de milieuvoordelen van biomassa of van van biomassa gemaakte producten. Deze producten moeten worden belast op basis van de CO2-emissiefactoren die voor biomassa of van biomassa gemaakte producten zijn gespecificeerd in Beschikking 2007/589/EG en op basis van de energie-inhoud ervan zoals gespecificeerd in bijlage III bij Richtlijn 2009/28/EG. Biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen zijn veruit de belangrijkste betrokken categorie. Aangezien de milieuvoordelen van deze producten variëren, afhankelijk van het feit of zij aan de in artikel 17 van die richtlijn neergelegde duurzaamheidscriteria voldoen, dienen de specifieke referentiewaarden voor biomassa of van biomassa gemaakte producten enkel te gelden voorzover aan deze criteria is voldaan.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Ten aanzien van de mogelijkheid voor de lidstaten om op commercieel gebruik van gasolie als motorbrandstof een lager belastingniveau dan op niet-commercieel gebruik ervan toe te passen, blijkt deze bepaling niet langer verenigbaar met de eis om de energie-efficiëntie te verbeteren en de noodzaak om het toenemende milieueffect van het vervoer te verbeteren en dient zij derhalve te worden geschrapt. Artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG staat bepaalde lidstaten toe een verlaagd tarief op gasolie voor verwarming toe te passen. Die bepaling is niet langer verenigbaar met de goede werking van de interne markt en met de bredere doelstellingen van het Verdrag. Zij moet derhalve worden geschrapt.

(13) Ten aanzien van de mogelijkheid voor de lidstaten om op commercieel gebruik van gasolie als motorbrandstof een lager belastingniveau dan op niet-commercieel gebruik ervan toe te passen, blijkt deze bepaling niet langer verenigbaar met de eis om de energie-efficiëntie te verbeteren en de noodzaak om het toenemende milieueffect van het vervoer te verbeteren en dient zij derhalve te worden geschrapt. De Commissie moet dit onderscheid tussen commercieel en niet-commercieel gebruik analyseren om vervoersbedrijven in staat te stellen zich aan te passen aan een manier om uit de overgangsperiode te komen, indien wordt overwogen om na een adequate effectbeoordeling een eind te maken aan dit onderscheid. Artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG staat bepaalde lidstaten toe een verlaagd tarief op gasolie voor verwarming toe te passen. Die bepaling is niet langer verenigbaar met de goede werking van de interne markt en met de bredere doelstellingen van het Verdrag. Zij moet derhalve worden geschrapt.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Artikel 5 van Richtlijn 2003/96/EG staat de toepassing van gedifferentieerde belastingtarieven toe in bepaalde gevallen. Om echter de consistentie van het CO2-prijssignaal te verzekeren, moet de mogelijkheid voor de lidstaten om nationale tarieven te differentiëren tot de algemene energieverbruikbelasting worden beperkt. Bovendien is de mogelijkheid om een lager belastingniveau op door taxi's gebruikte motorbrandstof toe te passen niet langer verenigbaar met de doelstelling van het voeren van een beleid ter bevordering van alternatieve brandstoffen en energiedragers en het gebruik van schonere voertuigen in het stedelijk vervoer en moet deze derhalve worden geschrapt.

(15) Artikel 5 van Richtlijn 2003/96/EG staat de toepassing van gedifferentieerde belastingtarieven toe in bepaalde gevallen. Om echter de consistentie van het CO2-prijssignaal te verzekeren, moet de mogelijkheid voor de lidstaten om nationale tarieven te differentiëren tot de algemene energieverbruikbelasting worden beperkt.

Motivering

Taxi's moeten worden beschouwd als openbaarvervoermiddelen die bijdragen tot minder verkeersopstoppingen. Daarom moeten zij blijven profiteren van vrijstellingen met betrekking tot brandstof.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19) Richtlijn 2003/96/EG verplicht de lidstaten brandstof die voor de vaart op communautaire wateren wordt gebruikt alsook aan boord van een schip geproduceerde elektriciteit van belasting vrij te stellen, ook voor schepen op hun ligplaats in een haven. In sommige havens is een schoner alternatief voorhanden in de vorm van walstroom, maar die wordt belast. Om een eerste stimulans voor de ontwikkeling en de toepassing van deze technologie te creëren, moeten de lidstaten, totdat op dit gebied een meer omvattend kader wordt vastgesteld, het gebruik van walstroom door schepen op hun ligplaats in een haven van energiebelasting vrijstellen. Deze vrijstelling moet van toepassing zijn gedurende een periode die lang genoeg is om de havenexploitanten niet te ontmoedigen de noodzakelijke investeringen te doen, maar tegelijk zodanig in de tijd beperkt zijn dat het, gehele of gedeeltelijke, behoud ervan afhankelijk wordt gesteld van de vaststelling van een nieuw besluit te gelegener tijd.

 

(19) Richtlijn 2003/96/EG verplicht de lidstaten aan boord van een schip geproduceerde elektriciteit van belasting vrij te stellen, ook voor schepen op hun ligplaats in een haven. In sommige havens bestaat een schoner alternatief in de vorm van het gebruik van walstroom, die echter belastbaar is. Om te voorkomen dat er op basis van brandstof aan boord elektriciteit en daarmee gepaard gaande luchtvervuiling ter plaatse worden geproduceerd terwijl het schip aangemeerd ligt, moeten de lidstaten, totdat op dit gebied een meer omvattend kader wordt vastgesteld, het gebruik van walstroom door schepen op hun ligplaats in een zee- of binnenhaven van energiebelasting vrijstellen. Bovendien zou het voor schepen op hun ligplaats in een haven waar het mogelijk is om walstroom te gebruiken, niet meer toegestaan moeten zijn om elektriciteit te produceren.

Motivering

Dit verbod om op de ligplaats elektriciteit te produceren door middel van aan boord opgeslagen brandstof, versterkt de door de Commissie beoogde vrijstellingsmaatregelen en zal het mogelijk maken de vervuiling in de havens te verminderen.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 bis) Om het gebruik van de binnenwateren te bevorderen, moeten de lidstaten daarop ook in de toekomst een gunstige belastingbehandeling van toepassing kunnen verklaren.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 ter) Op transportvlak dienen gelijke mededingingsvoorwaarden tussen de verschillende soorten vervoer te worden gecreëerd. De verplichting om brandstofgebruik in bepaalde sectoren vrij te stellen moet worden afgebouwd. Om de concurrentiepositie van Europese bedrijven en industrieën te vrijwaren, moet dit in internationaal overleg gebeuren.

Motivering

De huidige verplichting om bepaalde soorten vervoer vrij te stellen, strookt niet met het principe van een open en eerlijke Europese transportmarkt. Belangrijk is wel om er voor te zorgen dat de concurrentiepositie van onze bedrijven niet verslechtert ten opzichte van internationale bedrijven.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – lid 1 – punt 1

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 1 – lid 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis) De lidstaten die een systeem van wegenbelasting invoeren voor voertuigen of vrachtwagencombinaties die uitsluitend bestemd zijn voor het vervoer van goederen over de weg belasten de voor deze voertuigen gebruikte motorbrandstof uitsluitend op basis van de algemene waarden voor het energieverbruik in tabel A van bijlage I.

Motivering

Het eurovignet richt zich op het internaliseren van externe kosten, mede ter dekking van de kosten van door het goederenvervoer over de weg veroorzaakte vervuiling. Door dit amendement wordt dubbele belasting van de vervuiling door het goederenvervoer over de weg vermeden.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 5 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 5 - streepje 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

– voor de volgende vormen van gebruik: plaatselijk openbaar personenvervoer (exclusief taxi's), afvalinzameling, strijdkrachten en overheidsadministraties, gehandicapten, ziekenauto's;"

– voor de volgende vormen van gebruik: plaatselijk openbaar personenvervoer, afvalinzameling, strijdkrachten en overheidsadministraties, gehandicapten, ziekenauto's,

Motivering

Taxi's moeten worden beschouwd als openbaarvervoermiddelen die bijdragen tot minder verkeersopstoppingen. Daarom moeten zij blijven profiteren van vrijstellingen met betrekking tot brandstof.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 6

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Met ingang van 1 januari 2013, vanaf 1 januari 2015 en vanaf 1 januari 2018 worden de minimumbelastingniveaus voor motorbrandstoffen vastgesteld zoals beschreven in bijlage I.A.

1. Met ingang van 1 januari 2013, vanaf 1 januari 2015 en vanaf 1 januari 2018 worden de minimumbelastingniveaus voor motorbrandstoffen vastgesteld zoals beschreven in bijlage I.A.

 

2. De lidstaten mogen tijdens een overeenkomstig artikel 29 te beoordelen overgangsperiode onderscheid maken tussen commercieel en niet-commercieel gebruik van diesel gebruikt voor voortbeweging, op voorwaarde dat de communautaire minimumbelastingniveaus gerespecteerd worden en het belastingniveau voor commerciële diesel gebruikt voor voortbeweging niet onder het geldende nationale belastingniveau overeenkomstig lid 1 daalt, onverminderd in deze richtlijn bepaalde afwijkingen voor dit gebruik.

 

3. Onder commerciële diesel gebruikt voor voortbeweging wordt verstaan diesel gebruikt voor voortbeweging voor onderstaande doeleinden:

 

a) beroepsgoederenvervoer met een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen dat uitsluitend bestemd is voor het goederenvervoer over de weg met een maximum toegelaten gewicht van 7,5 ton of meer;

 

b)het vervoer van personen, in lijndienst of incidenteel, met een motorvoertuig van de categorieën M2 en M3 zoals omschreven in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd1.

 

_____________

 

1 PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 11 – letter a – punt iii

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 14 – lid 1 – letter e

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) tot 31 december 2020, elektriciteit die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen op hun ligplaats in een haven."

(e) elektriciteit die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen op hun ligplaats in een zee- of binnenhaven.

Motivering

Voor deze vrijstelling dient geen termijn te worden gehanteerd, willen we komen tot een aanmerkelijke vermindering van de uitstoot van CO2, zwavel en andere stoffen die een gevaar vormen voor de menselijke gezondheid in havengebieden. Om deze initiatieven te bevorderen onder de havenautoriteiten en breder toe te kunnen passen, dient een gunstiger belastingbehandeling te worden toegestaan.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter a – punt -i (nieuw)

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 1 – letter e

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-i) letter e wordt als volgt gewijzigd:

 

(e) energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor het vervoer van goederen en personen per spoor, metro, tram, trolleybus en met elektrische bussen dan wel bussen die op aardgas en lpg rijden;

Motivering

Met dit amendement wordt de tekst van Richtlijn 2003/96 aangepast door toevoeging van elektrische bussen dan wel bussen die op aardgas of lpg rijden. De lidstaten moeten tevens meer mogelijkheden bieden om voor vervoer per spoor, metro en tram en voor vervoer met stadsbussen met een lage uitstoot van NOx en deeltjes die zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens in stedelijke milieus belastingvrijstellingen in te voeren.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 19

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 27

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 2, lid 5, bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 27 bis voor wat betreft de belasting van energieproducten en elektriciteit.

2. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij de Raad daarvan in kennis.

 

3. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in de artikelen 27 bis en 27 ter gestelde voorwaarden.

 

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 20

Richtlijn 2003/96/EG

Artikelen 27 bis t/mt 27 quater

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De in artikel 2, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door de Raad worden ingetrokken.

(1) Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met dit artikel.

2. Voor zover de Raad een interne procedure over een besluit tot intrekking van de bevoegdheidsdelegatie is begonnen, streeft hij ernaar de Commissie binnen een redelijke termijn voordat het definitieve besluit wordt genomen, hiervan op de hoogte te brengen onder vermelding van de gedelegeerde bevoegdheden die mogelijk worden ingetrokken en de eventuele redenen daarvoor.

(2) De in artikel 27 genoemde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt verleend aan de Commissie voor onbepaalde tijd, vanaf …*

3. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(3) De in artikel 27 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

 

(4) Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij de Raad en het Europees Parlement daarvan gelijktijdig in kennis.

 

(5) Een op grond van artikel 27 aangenomen gedelegeerde handeling treedt slechts in werking indien binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving noch het Europees Parlement, noch de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien het Europees Parlement en de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn te kennen geven geen bezwaar te zullen maken. De betreffende termijn kan op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden verlengd.

 

_________________

 

* PB: Datum van inwerkingtreding van deze richtlijn invoegen.

Artikel 27 ter

 

Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

 

1. De Raad kan binnen een termijn van [drie] maanden na de datum van kennisgeving bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling.

 

2. Indien bij het verstrijken van deze termijn de Raad geen bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

 

Indien de Raad de Commissie heeft medegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken, kan de gedelegeerde handeling voor het verstrijken van de termijn worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

 

3. Indien de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De Raad vermeldt de redenen voor het bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling.

 

Artikel 27 quater

 

Informatie aan het Europees Parlement

 

De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, de mogelijke bezwaren die daartegen worden gemaakt of de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad.

 

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 21

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 29, lid 1 en 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om de vijf jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

Om de vijf jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

In het verslag van de Commissie worden onder meer het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting, het effect van innovatie en de technologische ontwikkelingen, met name ten aanzien van energie-efficiëntie, het gebruik van elektriciteit in het vervoer en de rechtvaardiging voor de vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, onderzocht. In het verslag wordt rekening gehouden met de goede werking van de interne markt, de reële waarde van de minimumniveaus van belasting en de bredere doelstellingen van het Verdrag.

In het verslag van de Commissie worden onder meer het niveau van belasting van energieproducten en elektriciteit dat door de lidstaten landelijk en/of regionaal wordt gehanteerd, het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting, het effect van innovatie en de technologische ontwikkelingen, met name ten aanzien van energie-efficiëntie, het onderscheid tussen commercieel en niet-commercieel gebruik van diesel voor voortbeweging en de vooruitzichten om hieraan een halt toe te roepen, het gebruik van elektriciteit in het vervoer en de rechtvaardiging voor de vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, onderzocht. Dit verslag dient eveneens een overzicht te bevatten van de bestaande belastingbepalingen in bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten. In het verslag wordt rekening gehouden met de goede werking van de interne markt, de reële waarde van de minimumniveaus van belasting en de bredere doelstellingen van het Verdrag.

 

In het eerste verslag zal worden beoordeeld of het noodzakelijk is om de vrijstelling volgens artikel 14, lid 1, letters b) en c) voor energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor luchtvaart en de vaart op communautaire wateren op te heffen in het geval er binnen de IMO of de ICAO dan wel in samenhang met de kaderconventie van de VN over klimaatverandering een akkoord wordt bereikt om maatregelen ter vermindering van de CO2-uitstoot aan de lucht- en zeevaartsector op te leggen.

 

In geval vooruitgang op internationaal niveau uitblijft, zal de Commissie wetgevingsvoorstellen voorleggen ter verlaging van de CO2-uitstoot in beide sectoren, daarbij rekening houdend met het risico van koolstoflekkage en het concurrentievermogen van de sectoren.

Motivering

Het is belangrijk dat elk besluit met betrekking tot de zee- en luchtvaartsector op internationaal niveau wordt genomen, ten einde concurrentieverstoringen en het risico van koolstoflekkage te voorkomen. De Commissie wordt dringend verzocht alles in het werk te stellen om tot een internationale overeenkomst te komen, maar adequate wettelijke maatregelen voor te stellen ingeval er geen akkoord tot stand komt.

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van het communautaire kader voor de belasting van energieproducten en elektriciteit

Document- en procedurenummers

COM(2011)0169 – C7-0105/2011 – 2011/0092(CNS)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ECON

10.5.2011

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

TRAN

10.5.2011

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Brian Simpson

23.5.2011

 

 

 

Vervangen rapporteur(s)

Sabine Wils

 

 

 

Behandeling in de commissie

11.10.2011

21.11.2011

 

 

Datum goedkeuring

22.11.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

31

9

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Inés Ayala Sender, Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Antonio Cancian, Michael Cramer, Philippe De Backer, Saïd El Khadraoui, Ismail Ertug, Carlo Fidanza, Knut Fleckenstein, Jacqueline Foster, Mathieu Grosch, Jim Higgins, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Georgios Koumoutsakos, Werner Kuhn, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Eva Lichtenberger, Marian-Jean Marinescu, Gesine Meissner, Hubert Pirker, David-Maria Sassoli, Vilja Savisaar-Toomast, Olga Sehnalová, Debora Serracchiani, Brian Simpson, Keith Taylor, Silvia-Adriana Ţicău, Thomas Ulmer, Peter van Dalen, Dominique Vlasto, Artur Zasada, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Philip Bradbourn, Michel Dantin, Wolf Klinz, Dominique Riquet, Laurence J.A.J. Stassen, Sabine Wils

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (21.12.2011)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

over het ontwerp van richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit
(COM(2011)0169 – C7‑0105/2011 – 2011/0092(CNS))

Rapporteur voor advies: Sergio Gutiérrez Prieto

BEKNOPTE MOTIVERING

Het onderhavige wijzigingsvoorstel voor de richtlijn tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit heeft aanzienlijke gevolgen voor de primaire sector.

Het voorstel bevat in feite een wijziging van de belasting van het energieverbruik in de landbouwsector. Hoewel de lidstaten de mogelijkheid behouden om net als in de huidige richtlijn kortingen of belastingvrijstellingen (nultarieven) toe te passen, blijft deze optie enkel van toepassing op de energiecomponent en op voorwaarde dat aan de vereisten met betrekking tot de energie-efficiëntie is voldaan (artikel 15, lid 3). De mogelijkheid belastingkortingen toe te passen op bijvoorbeeld voor de landbouw gebruikte brandstoffen is in de huidige context van lagere landbouwopbrengsten en hogere vaste productiekosten (waarbij de energiekosten vanwege de prijsstijging van aardolie en energie kunnen oplopen tot 30%) een gunstige ontwikkeling voor de levensvatbaarheid van de Europese landbouw, aangezien er geen alternatieven bestaan voor het gebruik van aardolie voor landbouwapparatuur. Het koppelen van deze belastingvoordelen aan maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie met het oog op een verlaging van de vaste kosten vraagt om een voldoende flexibele aanpak in het kader van samen met de sector ontworpen overheidsstrategieën. Voor deze strategieën moet een voldoende lange looptijd van enkele jaren gelden, zodat zij geen aanvullend obstakel vormen voor de economische houdbaarheid van het landbouwbedrijf, dat reeds aan alle vereisten van de horizontale maatregelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet voldoen.

Het wijzigingsvoorstel voor Richtlijn 2003/96 voorziet in een verlaging van CO2-gerelateerde belasting voor bepaalde sectoren die overeenkomstig artikel 10 bis, lid 13, van Richtlijn 2003/87 zijn blootgesteld aan een CO2-weglekrisico. De landbouw bevindt zich niet onder deze sectoren. Aangezien de CO2-weglekrisico's voor de landbouw reeds werden erkend in de mededeling van de Commissie "Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050", verzoekt het Parlement de Commissie met klem om Richtlijn 2003/87 binnen een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van de energiebelastingrichtlijn 2003/96 (EBR) op overeenkomstige wijze aan te passen en de landbouw op te nemen als een van de sectoren die voor dit belastingvoordeel in aanmerking komen, zodat de EBR voorziet in dezelfde fiscale behandeling van alle aan een CO2-weglekrisico blootgestelde bedrijfstakken en deeltakken, in overeenstemming met punt 3.2 van de mededeling van de Commissie over dit voorstel.

Het wijzigingsvoorstel voor de EBR voorziet voorts in een betere fiscale behandeling van biomassa – voor zover de energiecapaciteit van biomassa lager is dan het volume – en rekent zo af met de fiscale discriminatie van biomassa ten opzichte van fossiele brandstoffen. In het licht van deze ontwikkeling moet erop worden aangedrongen dat biomassa een groter deel gaat uitmaken van de samenstelling van de energiemix van de lidstaten, niet alleen omdat het een niet-fossiele brandstof betreft, maar ook vanwege het koolstofopslageffect van de productie van biomassa. Vanuit fiscaal oogpunt moet ook, zelfs buiten het toepassingsgebied van de EBR, worden aangedrongen op harmonisering van de zeer uiteenlopende btw-tarieven die in de lidstaten gelden voor biomassa (met name in aangrenzende landen) ter voorkoming van eventuele grenseffecten op de ontwikkeling van biomassa tussen verschillende regio's of landen van de Unie.

Tenslotte wenst het Europees Parlement deel uit te maken van de instellingen die binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van de EBR door de Commissie moeten worden geïnformeerd over de toepassing van de richtlijn, en pleit het voor de invoering van een overgangsperiode tot het jaar 2023 voor de volledige toepassing van de door de onderhavige richtlijn ingevoerde wijzigingen.

AMENDEMENTEN

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement 1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5) Derhalve moet worden voorzien in energiebelasting die bestaat uit twee componenten, CO2-gerelateerde belasting en algemene energieverbruiksbelasting. Wil de energiebelasting aan de werking van de uniale regeling ingevolge Richtlijn 2003/87/EG aangepast zijn dan moeten de lidstaten worden verplicht een expliciet onderscheid te maken tussen deze twee componenten. Daardoor zou ook een onderscheiden behandeling mogelijk zijn van brandstoffen die biomassa zijn of van biomassa zijn gemaakt.

(5) Derhalve moet worden voorzien in energiebelasting die bestaat uit twee componenten, CO2-gerelateerde belasting en algemene energieverbruiksbelasting. Wil de energiebelasting aan de werking van de uniale regeling ingevolge Richtlijn 2003/87/EG aangepast zijn dan moeten de lidstaten worden verplicht een expliciet onderscheid te maken tussen deze twee componenten. Daardoor zou ook een onderscheiden behandeling mogelijk zijn van brandstoffen die biomassa zijn of van biomassa zijn gemaakt, gezien de voordelen die deze brandstoffen opleveren als hernieuwbare, goedkope en nagenoeg klimaatneutrale energiebron.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(20) Artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG staat de lidstaten toe op energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de visteelt en de bosbouw niet alleen de algemeen toepasselijke bepalingen voor zakelijk gebruik, maar ook een tot een nultarief verlaagd belastingniveau toe te passen. Uit een onderzoek van die optie is gebleken dat, wat de algemene energieverbruiksbelasting betreft, het behoud ervan strijdig zou zijn met de bredere beleidsdoelstellingen van de Unie, tenzij dit verbonden is aan een equivalent dat vooruitgang op het gebied van energie-efficiëntie verzekert. Ten aanzien van CO2-gerelateerde belasting moet de behandeling van de betrokken sectoren worden afgestemd op de regels die gelden voor industriële sectoren.

(20) Artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG staat de lidstaten toe op energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de visteelt en de bosbouw niet alleen de algemeen toepasselijke bepalingen voor zakelijk gebruik, maar ook een tot een nultarief verlaagd belastingniveau toe te passen, ten einde de economische levensvatbaarheid van deze sectoren te waarborgen, aangezien deze reeds zijn gekrompen vanwege de hoge sociale, fytosanitaire en milieuvoorschriften, die niet voldoende door de markt worden gecompenseerd. Uit een onderzoek van die optie is echter gebleken dat, wat de algemene energieverbruiksbelasting betreft, het behoud ervan strijdig zou zijn met de bredere beleidsdoelstellingen van de Unie, tenzij dit verbonden is aan een equivalent dat vooruitgang op het gebied van energie-efficiëntie verzekert. Deze vooruitgang van de energie-efficiëntie moet worden gemeten in de loop van een voldoende lange cyclus van enkele jaren, en moet onder beheer en toezicht van openbare organen worden gesteld. De lidstaten moeten de bedrijven in deze sectoren technische bijstand leveren wanneer verlaagde belastingpercentages worden gekoppeld aan bijkomende vereisten op het gebied van de energie-efficiëntie. Ten aanzien van CO2-gerelateerde belasting moet bij de behandeling van de betrokken sectoren rekening worden gehouden met de capaciteit voor koolstofafvang en -opslag, met het risico dat koolstofemissies die kenmerkend zijn voor alle bedrijfstakken en deeltakken, weglekken, en met de mogelijke effecten op hun productiviteit en levensvatbaarheid. Sectoren die biomassa met een groot koolstofvastleggingspotentieel produceren, moeten worden vrijgesteld. In regio's met een uitzonderlijke capaciteit om energie uit hernieuwbare bronnen te produceren, is het essentieel dat de energieonafhankelijkheid van hun landbouw- en veeteeltactiviteiten wordt bevorderd.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 21 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(21 bis) Biomassa vormt een strategische sector, zowel voor het bepalen van de toekomstige energiemix van de lidstaten als wat betreft de strategieën die zijn gericht op het ontwikkelen van producten met een hoge toegevoegde waarde die uit biomassa kunnen worden verkregen, voor een samenleving met een beperkte koolstofuitstoot, naarmate de productie daarvan functioneert als een koolstofopslagplaats. Daarom mogen de lidstaten geen al te uiteenlopende belastingtarieven, met inbegrip van btw, toepassen, om het risico van eventuele grenseffecten tussen lidstaten af te wenden.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 25 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(25 bis) Het is noodzakelijk dat de lidstaten vormen van bio-energie ontwikkelen die aansluiten op de economische behoeften van de samenleving en het algemeen belang. De lidstaten moeten worden aangemoedigd een fiscaal gunstige behandeling toe te passen voor het gebruik van biobrandstoffen van de tweede generatie. De Commissie en de lidstaten moeten de hoogste prioriteit geven aan het onderzoek naar agrobrandstoffen van de tweede generatie, om hun efficiëntie te verhogen en de kosten te verlagen, maar ook aanzienlijk meer geld ter beschikking stellen voor onderzoek en ontwikkeling; er moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid om land anders te gebruiken en verlies van habitat.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28) Om de vijf jaar en voor het eerst tegen eind 2015 dient de Commissie aan de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van deze richtlijn, waarbij met name het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting in het licht van de ontwikkeling van de marktprijs in de EU van de emissierechten, het effect van innovatie en technologische ontwikkelingen en de rechtvaardiging voor de fiscale vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, worden onderzocht. De lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zal regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs.

(28) Om de drie jaar en voor het eerst tegen eind 2015 dient de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van deze richtlijn, waarbij met name het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting in het licht van de ontwikkeling van de marktprijs in de EU van de emissierechten, het effect van innovatie en technologische ontwikkelingen en de rechtvaardiging voor de fiscale vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, worden onderzocht. De lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zal regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 1 – lid 2 – alinea 5 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De in deze richtlijn gegeven definitie van biomassa doet geen afbreuk aan het gebruik van een andere definitie in nationale wetgeving voor andere doeleinden dan die van deze richtlijn.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 2 – letter a – punt ii

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 2 – lid 1 – letter i

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

i) producten van de GN-codes 2207, 2208 90 91 en 2208 90 99 indien deze bestemd zijn voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof en indien zij gedenatureerd zijn overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 92/83/EG;

i) producten van de GN-codes 2207, 2208 90 91 en 2208 90 99 indien deze bestemd zijn voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof;

Motivering

De voorgestelde beperking van de definitie van gedenatureerde ethylalcohol in artikel 2 i) is niet compatibel met de praktijken op de markt en met de definitie van bio-ethanol in de wetgeving in de lidstaten, bijvoorbeeld in Zweden, Oostenrijk en Duitsland.

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter b

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 15 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten kunnen een tot een nultarief verlaagd niveau van algemene verbruiksbelasting toepassen op het verbruik van energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de aquacultuur en de bosbouw. De begunstigden zijn onderworpen aan regelingen die moeten leiden tot een verhoogde energie-efficiëntie die grotendeels gelijkwaardig is met die welke zou zijn bereikt indien de uniale standaardminimumtarieven in acht waren genomen.

3. De lidstaten kunnen een tot een nultarief verlaagd niveau van algemene verbruiksbelasting toepassen op het verbruik van energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de aquacultuur en de bosbouw. De lidstaten en de begunstigden ontwerpen gezamenlijk specifieke strategieën die moeten leiden tot een verhoogde energie-efficiëntie die min of meer gelijkwaardig is aan die welke zou zijn bereikt indien de minimumtarieven van de Unie waren toegepast.

Motivering

Het is belangrijk dat de inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie die als tegenprestatie voor een betere fiscale behandeling moeten worden geleverd enigszins door de lidstaten worden gecoördineerd, in het kader van specifieke strategieën en in samenwerking met de sector. De voor deze inspanningen geldende termijnen moeten voldoende ruimte laten voor flexibiliteit en voor de nodige investeringen met het oog op een daadwerkelijke energiebesparing, die niet kan worden verwezenlijkt zonder openbare hulp in de vorm van jaarlijkse investeringen.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – letter b bis (nieuw)

Richtlijn 2203/96/EG

Artikel 15 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De lidstaten moeten de begunstigden, daaronder ook kleine en middelgrote landbouwbedrijven, alle nodige informatie verstrekken over de omzetting van de vereisten inzake de energie-efficiëntie voor verlaagde belastingpercentages.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 13 – punt 1 – letter a – punt i

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 16 – lid 1 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Tot 31 december 2023 kunnen de lidstaten, onverminderd lid 5 van dit artikel, onder fiscaal toezicht, belastingvrijstelling verlenen of een verlaagd tarief van algemene energieverbruiksbelasting hanteren voor de in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde belastbare producten die zijn samengesteld uit een of meer van onderstaande producten, of deze bevatten en voor zover, wat biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG betreft, deze producten voldoen aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van die Richtlijn:

1. De lidstaten kunnen, onder fiscaal toezicht, belastingvrijstelling verlenen of een verlaagd tarief van energieverbruiksbelasting hanteren voor de in artikel 2 bedoelde belastbare producten, wanneer deze zijn samengesteld uit een of meer van onderstaande producten, of deze bevatten:

Motivering

Hiermee wordt de intentie van artikel 16 van Richtlijn 2003/96/EG hersteld. Biobrandstoffen zullen namelijk in belangrijke mate bijdragen aan de doelstellingen van de EU op het gebied van klimaat en energie. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om brandstoffen die biobrandstoffen bevatten, op de markt te brengen. Belastingen spelen een belangrijke rol bij de introductie van een nieuw soort brandstof op de markt.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 14

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 18 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Portugal kan op in het autonome gebied der Azoren en het autonome gebied Madeira verbruikte energieproducten en elektriciteit lagere niveaus van algemene energieverbruiksbelasting toepassen dan de bij deze richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus, als compensatie voor de vervoerskosten die uit het insulaire karakter en de geografische versnippering van deze gebieden voortvloeien.

3. Spanje en Portugal kunnen op energieproducten en elektriciteit die worden verbruikt in de autonome gemeenschappen de Canarische eilanden en de Balearen en in de autonome gebieden de Azoren en Madeira lagere niveaus van algemene energieverbruiksbelasting toepassen dan de bij deze richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus, als compensatie voor de vervoerskosten die uit het insulaire karakter en de geografische versnippering van deze gebieden voortvloeien.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 21

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 29 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om de vijf jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

Om de drie jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 21

Richtlijn 2003/96/EG

Artikel 29 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In ieder geval zal de lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico voor de toepassing van artikel 14 bis van deze richtlijn regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs.

In ieder geval zal de lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico voor de toepassing van artikel 14 bis van deze richtlijn regelmatig worden getoetst, en zal deze lijst binnen een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige richtlijn worden samengesteld, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs.

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van het communautaire kader voor de belasting van energieproducten en elektriciteit

Document- en procedurenummers

COM(2011)0169 – C7-0105/2011 – 2011/0092(CNS)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ECON

10.5.2011

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

AGRI

9.6.2011

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Sergio Gutiérrez Prieto

24.5.2011

 

 

 

Behandeling in de commissie

22.11.2011

 

 

 

Datum goedkeuring

20.12.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

3

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, Richard Ashworth, Liam Aylward, Luis Manuel Capoulas Santos, Michel Dantin, Paolo De Castro, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Iratxe García Pérez, Sergio Gutiérrez Prieto, Martin Häusling, Esther Herranz García, Peter Jahr, Elisabeth Jeggle, Elisabeth Köstinger, Agnès Le Brun, George Lyon, Gabriel Mato Adrover, Mairead McGuinness, Mariya Nedelcheva, James Nicholson, Wojciech Michał Olejniczak, Georgios Papastamkos, Marit Paulsen, Britta Reimers, Ulrike Rodust, Giancarlo Scottà, Czesław Adam Siekierski, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Marc Tarabella, Janusz Wojciechowski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Spyros Danellis, Marian Harkin, Christa Klaß, Giovanni La Via, Astrid Lulling, Milan Zver

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van het communautaire kader voor de belasting van energieproducten en elektriciteit

Document- en procedurenummers

COM(2011)0169 – C7-0105/2011 – 2011/0092(CNS)

Datum raadpleging EP

29.4.2011

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ECON

10.5.2011

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

BUDG

10.5.2011

ENVI

10.5.2011

ITRE

10.5.2011

TRAN

10.5.2011

 

AGRI

9.6.2011

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Astrid Lulling

10.5.2011

 

 

 

Behandeling in de commissie

31.8.2011

7.11.2011

19.12.2011

 

Datum goedkeuring

29.2.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

6

16

Bij de eindstemming aanwezige leden

Burkhard Balz, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Pascal Canfin, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Markus Ferber, Elisa Ferreira, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Syed Kamall, Philippe Lamberts, Astrid Lulling, Arlene McCarthy, Sławomir Witold Nitras, Ivari Padar, Alfredo Pallone, Antolín Sánchez Presedo, Olle Schmidt, Edward Scicluna, Peter Skinner, Theodor Dumitru Stolojan, Sampo Terho, Corien Wortmann-Kool, Pablo Zalba Bidegain

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Elena Băsescu, Philippe De Backer, Herbert Dorfmann, Sari Essayah, Ashley Fox, Enrique Guerrero Salom, Thomas Händel, Danuta Jazłowiecka, Krišjānis Kariņš, Olle Ludvigsson, Thomas Mann, Sirpa Pietikäinen, Theodoros Skylakakis

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Godelieve Quisthoudt-Rowohl

Datum indiening

8.3.2012