VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie

3.5.2012 - (COM(2011)0890 – C7‑0507/2011 – 2011/0455(COD)) - ***I

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Dagmar Roth-Behrendt
PR_COD_1amCom


Procedure : 2011/0455(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0156/2012
Ingediende teksten :
A7-0156/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie

(COM(2011)0890 – C7‑0507/2011 – 2011/0455(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0890),

–   gezien artikel 294, lid 2, en artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0507/2011),

–   gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien het advies van het Hof van Justitie van 22 maart 2012[1],

–   gezien het advies van de Rekenkamer van …[2],

–   gezien artikel 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie begrotingscontrole en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0156/2012),

1.  is van oordeel dat politieke overeenkomsten over verlagingen van het personeelsbestand van de instellingen en de organen van de Unie de begrotingsbevoegdheden van het Parlement in het kader van andere procedures, zoals de jaarlijkse begrotingsprocedure en de aanstaande onderhandelingen over het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, onverlet moeten laten; zal zich met klem verzetten tegen elke poging om op de uitkomst van die onderhandelingen vooruit te lopen;

2.  is van mening dat het voorstel van de Commissie, waarin vooral bezuinigingen worden genoemd ten koste van personeel in lage rangen, niet strookt met het beginsel van sociale rechtvaardigheid;

3.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

4.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.

Amendement  1

Voorstel voor een verordening

Overweging -1 (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-1) Het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie moeten de regelgeving inzake administratieve procedures voor het bereiken van de doelstelling vastgelegd in artikel 298 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aanvullen, door ervoor te zorgen dat de instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie bij de uitvoering van hun taken ondersteund worden door een open, doeltreffend en onafhankelijk Europees ambtenarenapparaat.

Amendement  2

Voorstel voor een verordening

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1) De Europese Unie en haar meer dan 50 instellingen en agentschappen moeten kunnen beschikken over een kwalitatief hoogwaardig Europees overheidsapparaat, zodat zij haar taken overeenkomstig de Verdragen volgens de hoogst denkbare normen kan uitvoeren en berekend is op de interne en de externe uitdagingen waarmee zij in de toekomst te maken zal krijgen.

(1) De Europese Unie en haar meer dan 50 instellingen en agentschappen moeten kunnen blijven beschikken over een kwalitatief hoogwaardig Europees overheidsapparaat, zodat zij haar doelstellingen kan verwezenlijken, haar beleid kan uitvoeren en haar taken overeenkomstig de Verdragen volgens de hoogst denkbare normen kan uitvoeren zodat ze berekend is op de interne en de externe uitdagingen waarmee zij in de toekomst te maken zal krijgen en om de burgers van de Unie te dienen.

Amendement  3

Voorstel voor een verordening

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) Er moet bijgevolg een kader worden vastgesteld om op een zo ruim mogelijke geografische basis uit de burgers van de lidstaten personeelsleden aan te werven die qua prestaties en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, en om ervoor te zorgen dat die personeelsleden hun taken zo doeltreffend en doelmatig mogelijk kunnen uitvoeren.

(2) Er moet bijgevolg een kader worden gewaarborgd om op een zo ruim mogelijke geografische basis uit de burgers van de lidstaten en met volledige inachtneming van het genderevenwicht hooggekwalificeerde en meertalige personeelsleden aan te trekken, aan te werven en te behouden die onafhankelijk zijn en voldoen aan de hoogste normen op het vlak van vakbekwaamheid, en om ervoor te zorgen dat die personeelsleden hun taken zo doeltreffend en doelmatig mogelijk kunnen uitvoeren. In dit opzicht moet een oplossing worden gevonden voor de problemen die de instellingen momenteel ondervinden om ambtenaren of functionarissen uit bepaalde lidstaten aan te werven.

Amendement  4

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis) Gezien het feit dat de omvang van het Europese ambtenarenapparaat zeer beperkt is in verhouding tot de doelstellingen van de Unie en haar bevolkingomvang, mag een verlaging van het aantal personeelsleden van de instellingen en agentschappen van de Unie niet leiden tot aantasting van hun vermogen om hun taken, plichten en functies overeenkomstig hun verplichtingen en bevoegdheden uit hoofde van de Verdragen te vervullen. In dit verband bestaat er behoefte aan een grotere transparantie van de personeelskosten die elke instelling en elk agentschap met betrekking tot alle voor hen werkzame personeelscategorieën moet dragen.

Amendement  5

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 ter) Van het Europese ambtenarenapparaat wordt verwacht dat het voldoet aan de hoogste normen op het vlak van beroepsethiek en dat het te allen tijde onafhankelijk blijft. Met dit doel voor ogen dient titel II van het statuut, waarin een kader voor rechten en verplichtingen wordt vastgesteld, verder te worden verduidelijkt. De ambtenaar of gewezen ambtenaar die deze verplichtingen niet nakomt, moet aan tuchtmaatregelen worden blootgesteld.

Amendement  6

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 quater) Aanwerving moet waarborgen dat personeelsleden worden aangeworven op grond van een zo breed mogelijke geografische spreiding, uit de onderdanen van alle lidstaten. Te dien einde brengt de Commissie regelmatig verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over mogelijke onevenwichtigheden tussen nationaliteiten. Na een beoordelingsperiode van vijf jaar moeten de instellingen corrigerende maatregelen kunnen treffen wanneer een langdurige en aanzienlijke onevenwichtigheid tussen de nationaliteiten van de ambtenaren wordt vastgesteld, die niet op grond van objectieve criteria gerechtvaardigd is. Deze corrigerende maatregelen dienen door middel van door de Commissie aangenomen gedelegeerde handelingen te worden vastgesteld en te worden uitgevoerd door de betrokken instelling op basis van eerder door haar vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen. Deze maatregelen mogen er nooit toe leiden dat andere aanwervingscriteria gelden dan die welke op verdiensten zijn gebaseerd.

Amendement  7

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) Meer algemeen is het de bedoeling de personele middelen zo goed mogelijk te beheren in het kader van een Europees ambtenarenapparaat dat gekenmerkt wordt door vakbekwaamheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, onpartijdigheid en stabiliteit, alsook door culturele en taalverscheidenheid.

(3) Meer algemeen is het de bedoeling de personele middelen zo goed mogelijk te beheren in het kader van een Europees ambtenarenapparaat dat gekenmerkt wordt door uitmuntendheid, vakbekwaamheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, onpartijdigheid en stabiliteit, alsook door culturele en taalverscheidenheid en aantrekkelijke aanwervingsvoorwaarden.

Amendement  8

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis) Hoewel de met deze verordening geïntroduceerde wijzigingen van het statuut van de ambtenaren tot enige besparingen voor de begroting van de Unie zullen leiden, mogen ze op generlei wijze vooruitlopen op nog te nemen besluiten over veranderingen in de omvang van het personeelsbestand van de instellingen en de agentschappen van de Unie, die tot de uitsluitende bevoegdheid van de begrotingsautoriteit behoren.

Motivering

Het EP is onderdeel van de begrotingsautoriteit en in die hoedanigheid in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure bevoegd voor alle besluiten betreffende de administratieve begrotingen en de organigrammen van de instellingen van de EU. Bij personeelsreductiedoelstellingen moet niet vooruit worden gelopen op besluiten van de begrotingsautoriteit of op de resultaten van de aanstaande onderhandelingen over het MFK voor de periode 2014-2020. Dit is zo essentieel dat voorafgaand aan enig politiek besluit op dit vlak de gevolgen van grote verlagingen van het personeelsbestand voor de kwaliteit van het werk van de instellingen grondig moeten worden geanalyseerd.

Amendement  9

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 ter)) Ambtenaren dienen een proeftijd van negen maanden te volbrengen. Bij het nemen van een besluit over de aanstelling in vaste dienst, houdt het tot aanstelling bevoegde gezag niet enkel rekening met de beoordeling van de proeftijd, maar eveneens met het gedrag van de ambtenaar op proef met betrekking tot de hem door het statuut opgelegde verplichtingen. In geval van duidelijke ongeschiktheid van de ambtenaar op proef moet de mogelijkheid bestaan ten laatste vijf maanden na aanvang van de proeftijd een beoordeling van de ambtenaar op proef op te stellen. Zo niet dient enkel aan het eind van de proeftijd een beoordeling te worden opgesteld.

Amendement  10

Voorstel voor een verordening

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4) Teneinde te waarborgen dat de koopkracht van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie gelijke tred houdt met die van de nationale ambtenaren bij de nationale overheidsdiensten van de lidstaten, is het zeer belangrijk dat het beginsel van een meerjarig mechanisme voor de actualisering van de bezoldigingen, dat bekendstaat als "de methode", wordt gehandhaafd door de toepassing ervan te verlengen tot eind 2022, met een evaluatie aan het einde van het vijfde jaar. De discrepantie tussen het mechanisme van de methode, dat altijd van administratieve aard is geweest, en het feit dat het de Raad alleen is die het resultaat van de methode moet goedkeuren, heeft in het verleden tot moeilijkheden geleid en is niet in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon. Het is derhalve passend dat de wetgevers bij de vaststelling van deze wijzigingen van het statuut opteren voor een methode waarmee de jaarlijkse actualisering van alle salarissen, pensioenen en toelagen automatisch zou verlopen. Deze actualisering zal worden gebaseerd op de politieke beslissingen die door alle lidstaten op nationaal niveau worden genomen over de aanpassing van de salarissen van hun ambtenaren.

(4) Teneinde te waarborgen dat de koopkracht van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie gelijke tred houdt met die van de nationale ambtenaren bij de nationale overheidsdiensten van de lidstaten, is het zeer belangrijk dat het beginsel van een meerjarig mechanisme voor de actualisering van de bezoldigingen, dat bekendstaat als "de methode", wordt gehandhaafd. De discrepantie tussen het mechanisme van de methode, dat altijd van administratieve aard is geweest, en het feit dat het de Raad alleen is die het resultaat van de methode moet goedkeuren, heeft in het verleden tot moeilijkheden geleid en is niet in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon. Het is derhalve passend dat de wetgevers bij de vaststelling van deze wijzigingen van het statuut opteren voor een methode waarmee de jaarlijkse actualisering van alle salarissen, pensioenen en toelagen automatisch zou verlopen. Deze actualisering zal worden gebaseerd op de politieke beslissingen die door alle lidstaten op nationaal niveau worden genomen over de aanpassing van de salarissen van hun ambtenaren.

Amendement  11

Voorstel voor een verordening

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) De potentiële voordelen voor de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie van de toepassing van de methode moeten worden gecompenseerd door de voortzetting van het systeem van de speciale heffing, die voortaan "solidariteitsheffing" zal worden genoemd. Hoewel het percentage van de thans geldende speciale heffing in de periode 2004-2012 geleidelijk steeg en gemiddeld 4,23% bedroeg, lijkt het in de huidige omstandigheden passend om de solidariteitsheffing te verhogen tot een uniform percentage van 6%, zodat rekening wordt gehouden met de moeilijke economische situatie en de gevolgen daarvan voor de overheidsfinanciën in de Europese Unie. Deze solidariteitsheffing moet gelden voor alle ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie voor dezelfde periode als "de methode" zelf.

(6) De potentiële voordelen voor de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie van de toepassing van de methode moeten worden gecompenseerd door de voortzetting van het systeem van de speciale heffing, die voortaan "solidariteitsheffing" zal worden genoemd. Hoewel het percentage van de thans geldende speciale heffing in de periode 2004-2012 geleidelijk steeg en gemiddeld 4,23% bedroeg, lijkt het in de huidige omstandigheden passend om de solidariteitsheffing te verhogen tot een uniform percentage van 6%, zodat de begroting van de Unie bijdraagt aan het financieren van het beleid van de Unie op het gebied van groei en werkgelegenheid en rekening wordt gehouden met de moeilijke economische situatie en de gevolgen daarvan voor de overheidsfinanciën in de Europese Unie. Deze solidariteitsheffing moet gelden voor alle ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie voor dezelfde periode als "de methode" zelf.

Amendement  12

Voorstel voor een verordening

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) De demografische ontwikkelingen en de veranderende leeftijdspyramide van de bevolking vereisen dat de pensioenleeftijd wordt verhoogd, hoewel er voor de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie die reeds in dienst zijn, overgangsmaatregelen worden getroffen. Deze overgangsmaatregelen zijn noodzakelijk om de verworven rechten van de ambtenaren die reeds in dienst zijn en aan het theoretische pensioenfonds van de ambtenaren van de Europese Unie hebben bijgedragen, te eerbiedigen.

(7) De demografische ontwikkelingen en de veranderende leeftijdspiramide van de bevolking vereisen dat de pensioenleeftijd wordt verhoogd, hoewel er voor de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie die reeds in dienst zijn, overgangsmaatregelen moeten worden getroffen. Deze overgangsmaatregelen zijn noodzakelijk om de verworven rechten van de ambtenaren die reeds in dienst zijn en aan het theoretische pensioenfonds van de ambtenaren van de Europese Unie hebben bijgedragen, te eerbiedigen. De pensioenleeftijd moet ook worden versoepeld door het gemakkelijker te maken voor personeel om op vrijwillige basis tot 67 jaar te blijven werken en, in uitzonderlijke omstandigheden, door te werken tot 70 jaar.

Amendement  13

Voorstel voor een verordening

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11) Gelet op dit verzoek is het passend om de bevordering tot een hogere rang te doen afhangen van de uitvoering van taken waarvan het belang rechtvaardigt dat de ambtenaar in die hogere rang wordt benoemd.

(11) Gelet op dit verzoek is het passend om de bevordering tot een hogere rang te doen afhangen van persoonlijke toewijding, de verbetering van vaardigheden en bekwaamheden, en de uitvoering van taken waarvan het belang rechtvaardigt dat de ambtenaar in die hogere rang wordt benoemd.

Amendement  14

Voorstel voor een verordening

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Om de loopbaanstructuren in de huidige vakgebieden van de AST-personeelsleden nog verder op de verschillende niveaus van verantwoordelijkheid af te stemmen en de onontbeerlijke bijdrage tot de beperking van de administratieve uitgaven te leveren, moet er een nieuwe functiegroep "AST/SC" voor secretariaats- en kantoormedewerkers worden ingevoerd. De salarissen en de bevorderingspercentages garanderen dat het niveau van verantwoordelijkheid en dat van de bezoldigingen voldoende op elkaar zijn afgestemd. Op die manier zal het mogelijk zijn om een stabiel en breed Europees ambtenarenapparaat te behouden.

(13) Om de loopbaanstructuren in de huidige vakgebieden van de AST-personeelsleden nog verder op de verschillende niveaus van verantwoordelijkheid af te stemmen en de onontbeerlijke bijdrage tot de beperking van de administratieve uitgaven te leveren, moet er een nieuwe functiegroep "AST/SC" voor secretariaats- en kantoormedewerkers worden ingevoerd. De salarissen en de bevorderingspercentages moeten garanderen dat het niveau van verantwoordelijkheid en dat van de bezoldigingen voldoende op elkaar zijn afgestemd. Op die manier zal het mogelijk zijn om een stabiel en breed Europees ambtenarenapparaat te behouden. De Commissie dient een analyse uit te voeren van en verslag uit te brengen over de omvang van deze nieuwe functiegroep en de gevolgen van de invoering ervan, waarbij met name moet worden gekeken naar de situatie van vrouwen, zodat kan worden bereikt dat een stabiel en breed Europees ambtenarenapparaat behouden blijft.

Amendement  15

Voorstel voor een verordening

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14) De in de instellingen toegepaste werktijden moeten worden afgestemd op de werktijden die gelden in bepaalde lidstaten van de Europese Unie, teneinde de inkrimping van het aantal personeelsleden in de instellingen te compenseren. De invoering van een minimum wekelijkse werktijd zal ervoor zorgen dat de personeelsleden van de instellingen het werk dat uit de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie voortvloeit kunnen uitvoeren. Tegelijkertijd is de harmonisering van de arbeidsvoorwaarden in de instellingen in het belang van de solidariteit tussen alle Europese ambtenaren.

(14) De in de instellingen toegepaste werktijden moeten worden aangepast om de inkrimping van het aantal personeelsleden in de instellingen te compenseren. Bij deze aanpassing dient rekening te worden gehouden met de werktijden die gelden voor het ambtenarenapparaat van de lidstaten. De invoering van een minimum wekelijkse werktijd zal ervoor zorgen dat de personeelsleden van de instellingen het werk dat uit de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie voortvloeit kunnen uitvoeren. Tegelijkertijd is de harmonisering van de arbeidsvoorwaarden in de instellingen in het belang van de solidariteit tussen alle Europese ambtenaren.

Amendement  16

Voorstel voor een verordening

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19) Het kader voor de aanwerving van arbeidscontractanten moet flexibeler worden. De instellingen van de Europese Unie moeten derhalve in staat worden gesteld om arbeidscontractanten aan te werven voor een maximumduur van zes jaar voor het uitvoeren van werkzaamheden onder het toezicht van ambtenaren of tijdelijke functionarissen. Hoewel de grote meerderheid van de ambtenaren nog steeds via algemene vergelijkende onderzoeken zal worden aangeworven, moeten de instellingen daarnaast de mogelijkheid krijgen om interne vergelijkende onderzoeken te organiseren, waaraan ook arbeidscontractanten kunnen deelnemen.

(19) Het kader voor de aanwerving van arbeidscontractanten moet flexibeler worden. De instellingen van de Europese Unie moeten derhalve in staat worden gesteld om arbeidscontractanten aan te werven voor een maximumduur van vijf jaar voor het uitvoeren van werkzaamheden onder het toezicht van ambtenaren of tijdelijke functionarissen. Hoewel de grote meerderheid van de ambtenaren nog steeds via algemene vergelijkende onderzoeken zal worden aangeworven, moeten de instellingen daarnaast de mogelijkheid krijgen om interne vergelijkende onderzoeken te organiseren, waaraan ook arbeidscontractanten kunnen deelnemen.

Amendement  17

Voorstel voor een verordening

Overweging 20 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(20 bis) De personeelsleden van de agentschappen vallen net als andere personeelsleden onder de pensioenregeling van de EU. Momenteel betalen de volledig zelf gefinancierde agentschappen de bijdrage van de werknemers aan het stelsel. Om te zorgen voor begrotingstransparantie en een evenwichtiger lastenverdeling, dienen de agentschappen die gedeeltelijk uit de algemene begroting van de Europese Unie worden gefinancierd het deel van de werkgeversbijdragen te betalen dat overeenstemt met de verhouding tussen de ontvangsten van het agentschap zonder de subsidie uit de algemene begroting van de Europese Unie en zijn totale ontvangsten. Aangezien het mogelijk is dat voor deze nieuwe bepaling de relevante regels betreffende de door de agentschappen ontvangen vergoedingen moeten worden aangepast, dient ze pas vanaf 1 januari 2016 van toepassing te zijn. In voorkomend geval moet de Commissie voorstellen indienen voor de aanpassing van deze regels.

Amendement  18

Voorstel voor een verordening

Overweging 22

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(22) Het Hof van Justitie van de Europese Unie moet een register invoeren en beheren van alle regels die zijn vastgesteld om aan het statuut uitvoering te geven. Dit register, dat door alle instellingen en agentschappen kan worden geraadpleegd, zal de transparantie verhogen en bevorderen dat het statuut op samenhangende wijze wordt toegepast.

(22) Het Hof van Justitie van de Europese Unie moet een register invoeren en beheren van alle regels die zijn vastgesteld om aan het statuut uitvoering te geven, met inbegrip van toegestane afwijkingen. Dit register, dat door alle instellingen en agentschappen kan worden geraadpleegd, zal de transparantie verhogen en bevorderen dat het statuut op samenhangende wijze wordt toegepast.

Amendement  19

Voorstel voor een verordening

Overweging 26

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(26) Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen moet de Commissie ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig, gelijktijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden,

(26) Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen moet de Commissie ervoor zorgen dat alle desbetreffende documenten tijdig, gelijktijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden,

Amendement  20

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 1 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 1 quinquies – lid 4 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis. Artikel 1 quinquies, lid 4, eerste alinea, wordt vervangen door:

 

"4. Voor de toepassing van lid 1 wordt als persoon met een handicap de persoon aangemerkt met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hem in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving. Dit gebrek wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 33."

Motivering

Met dit amendement wordt de definitie van personen met een handicap in artikel 1 quinquies van het statuut afgestemd op de definitie die wordt gebruikt in artikel 1 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

Amendement  21

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 1 ter (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 1 quinquies – lid 4 – alinea 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 ter. Aan artikel 1 quinquies, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd:

 

"Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat de tot aanstelling bevoegde gezag optredende instanties van de instellingen maatregelen handhaven of aannemen waarbij specifieke voordelen worden ingesteld om de uitoefening van een beroepsactiviteit door personen met een handicap te vereenvoudigen of om nadelen in de beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren."

Amendement  22

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 1 quater (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 1 sexies - lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 quater. Artikel 1 sexies, lid 1, wordt vervangen door:

 

"1. Ambtenaren in actieve dienst hebben toegang tot door de instellingen genomen maatregelen van sociale aard, met inbegrip van specifieke maatregelen om werk en gezin te combineren, en tot de door de in artikel 9 genoemde sociale diensten geboden dienstverlening. Gewezen ambtenaren hebben toegang tot beperkte specifieke maatregelen van sociale aard."

Amendement  23

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 3

Statuut van de ambtenaren

Artikel 6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Het aantal ambten per rang en functiegroep is vastgesteld in de lijst van het aantal ambten die voor elke instelling aan de desbetreffende afdeling van de begroting is gehecht.

1. Het aantal ambten per rang en functiegroep is vastgesteld in de lijst van het aantal ambten die voor elke instelling aan de desbetreffende afdeling van de begroting is gehecht.

De lijst van het aantal ambten van elke instelling weerspiegelt de verplichtingen die in het meerjarig financieel kader en in het interinstitutioneel akkoord over de uitvoering daarvan zijn opgenomen.

 

2. Onverminderd het beginsel van bevordering op grond van verdienste zoals neergelegd in artikel 45, garandeert de lijst van het aantal ambten dat voor elke instelling het aantal vacatures in elke rang op 1 januari van elk jaar gelijk is aan het aantal ambtenaren in actieve dienst die zich op 1 januari van het jaar daarvoor in de lagere rang bevonden, vermenigvuldigd met de in bijlage I, afdeling B, voor die rang vastgestelde percentages. Deze percentages gelden als gemiddelde over een periode van vijf jaar, ingaande op 1 januari 2013.

2. Onverminderd het beginsel van bevordering op grond van verdienste zoals neergelegd in artikel 45, garandeert de lijst van het aantal ambten dat voor elke instelling het aantal vacatures in elke rang op 1 januari van elk jaar gelijk is aan het aantal ambtenaren in actieve dienst die zich op 1 januari van het jaar daarvoor in de lagere rang bevonden, vermenigvuldigd met de in bijlage I, afdeling B, voor die rang vastgestelde percentages. Deze percentages gelden als gemiddelde over een periode van vijf jaar, ingaande op 1 januari 2013.

3. De in bijlage I, afdeling B, vastgestelde percentages worden na afloop van een periode van vijf jaar die op 1 januari 2013 aanvangt, aan de hand van een verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad en van een voorstel van de Commissie opnieuw bekeken.

3. De in bijlage I, afdeling B, vastgestelde percentages worden na afloop van een periode van vijf jaar die op 1 januari 2013 aanvangt, aan de hand van een verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad en van een voorstel van de Commissie opnieuw bekeken.

Het Europees Parlement en de Raad nemen een besluit overeenkomstig artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het Europees Parlement en de Raad nemen een besluit overeenkomstig artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

4. Na afloop van dezelfde periode van vijf jaar brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van de bepalingen in verband met de functiegroep AST/SC en de in artikel 30 van bijlage XIII vastgestelde overgangsbepalingen, waarbij zij rekening houdt met de ontwikkeling van de behoefte binnen alle instellingen aan personeelsleden die secretariaats- en kantoorwerkzaamheden uitvoeren en de ontwikkeling van de vaste en tijdelijke ambten in de functiegroep AST en van het aantal arbeidscontractanten in functiegroep II.

4. Na afloop van dezelfde periode van vijf jaar brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van de bepalingen in verband met de functiegroep AST/SC en de in artikel 30 van bijlage XIII vastgestelde overgangsbepalingen, waarbij zij rekening houdt met de ontwikkeling van de behoefte binnen alle instellingen aan personeelsleden die secretariaats- en kantoorwerkzaamheden uitvoeren en de ontwikkeling van de vaste en tijdelijke ambten in de functiegroepen AST en AST/SC.

Motivering

Instellingen moeten kunnen kiezen op welke manier ze besparingen doorvoeren en op welke middelen er kan worden bespaard. Het volstaat eveneens dat de lijst van het aantal ambten gekoppeld is aan de begroting van de instellingen, die gebaseerd is op de algemene begroting van de EU, die op haar beurt het MFK volgt.

De wijziging van alinea 4 is een technische aanpassing. Aangezien deze alinea betrekking heeft op de rapportageverplichtingen betreffende de uitvoering van de bepalingen inzake de functiegroep AST/SC, moet de verwijzing naar de ontwikkeling van de behoefte en het aantal ambten ook worden uitgebreid tot deze groep.

Amendement  24

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 5 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 11

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 bis. Artikel 11 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 11

 

De ambtenaar dient bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden en bij het bepalen van zijn gedrag uitsluitend de belangen van de Unie voor ogen te houden, zonder aanwijzingen te vragen of te aanvaarden van enige regering of van enig gezag, enige organisatie of persoon buiten zijn instelling. Hij vervult de hem toevertrouwde taken op objectieve en onpartijdige wijze en met inachtneming van zijn loyaliteitsplicht tegenover de Unie.

 

De ambtenaar mag, zonder machtiging van het tot aanstelling bevoegde gezag, van een regering of wie dan ook buiten zijn instelling, geen eerbewijzen, onderscheidingen, gunsten, giften of beloningen van welke aard ook aanvaarden, behalve wegens vóór zijn aanstelling bewezen diensten of wegens diensten welke gedurende een bijzonder verlof ter zake van militaire dienst of andere nationale dienst uit hoofde van zodanige dienst zijn bewezen.

 

Vóór een ambtenaar wordt aangeworven, onderzoekt het tot aanstelling bevoegde gezag of de kandidaat enig persoonlijk belang heeft dat zijn onafhankelijkheid in het gedrang zou kunnen brengen of enig ander belangenconflict. Daartoe brengt de kandidaat door middel van een specifiek formulier het tot aanstelling bevoegde gezag op de hoogte van alle bestaande of mogelijke belangenconflicten. Het tot aanstelling bevoegde gezag houdt hiermee rekening in een naar behoren met redenen omkleed advies.

 

Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op ambtenaren die terugkeren van verlof om redenen van persoonlijke aard."

Amendement  25

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 5 ter (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 16

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 ter. Artikel 16 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 16

 

De ambtenaar is gehouden na beëindiging van de dienst betamelijkheid en kiesheid te betrachten bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen.

 

De ambtenaar die binnen twee jaar na beëindiging van de dienst al dan niet bezoldigde beroepsbezigheden wenst uit te oefenen, moet de instelling daarvan via een specifiek formulier in kennis stellen. Als deze beroepsbezigheden verband houden met de werkzaamheden die de ambtenaar heeft verricht gedurende de drie jaren die aan de beëindiging van de dienst voorafgingen en mogelijk niet verenigbaar zijn met de legitieme belangen van de instelling, kan het tot aanstelling bevoegde gezag, naargelang van het dienstbelang, besluiten de ambtenaar te verbieden de betrokken beroepsbezigheden uit te oefenen, of de uitoefening ervan aan bepaalde voorwaarden te onderwerpen. De instelling deelt de betrokkene na raadpleging van de paritaire commissie binnen 30 werkdagen na daarvan in kennis te zijn gesteld, haar besluit mede. Indien na afloop van die termijn geen mededeling is gedaan, wordt zij geacht er stilzwijgend mee in te stemmen.

 

Het tot aanstelling bevoegde gezag verbiedt gewezen hooggeplaatste ambtenaren als bedoeld in de uitvoeringsmaatregelen in beginsel om tijdens de twaalf maanden na beëindiging van de dienst voor hun bedrijf, klanten of werknemers te lobbyen of te doen aan belangenbehartiging bij personeel van hun voormalige instelling met betrekking tot kwesties waarvoor ze verantwoordelijk waren tijdens hun laatste drie dienstjaren.

 

Aan een ambtenaar wordt geen verlof om persoonlijke redenen toegekend voor de uitoefening van een al dan niet bezoldigde beroepsbezigheid die lobbyen inhoudt of het verstrekken van advies inzake lobbyen bij een instelling van de Unie, dan wel zou kunnen leiden tot het bestaan of de mogelijkheid van een conflict met de legitieme belangen van de dienst.

 

Alle instellingen publiceren jaarlijks, met inachtneming van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens*, informatie over de toepassing van dit artikel, met inbegrip van een lijst van de beoordeelde gevallen."

 

____________

 

* PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

Amendement  26

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 6 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 19

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

6 bis. Artikel 19 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 19

 

De ambtenaar mag onder geen beding in rechte gewag maken van hetgeen hij in verband met zijn ambtsbezigheden heeft bevonden zonder machtiging van het tot aanstelling bevoegde gezag. Deze machtiging kan slechts worden geweigerd, indien belangen van de Unie zulks vorderen en indien weigering niet kan leiden tot strafrechtelijke gevolgen voor de betrokken ambtenaar. Ook na beëindiging van de dienst blijft de ambtenaar hiertoe verplicht.

 

De eerste alinea is niet van toepassing op de ambtenaar of gewezen ambtenaar die als getuige optreedt voor het Hof van Justitie van de Europese Unie of voor de tuchtraad van een instelling voor een aangelegenheid die een personeelslid of een gewezen personeelslid van de Europese Unie betreft.

 

Met betrekking tot door het Europees Parlement ingestelde enquêtecommissies, worden de verplichtingen van ambtenaren vastgesteld in een krachtens artikel 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aangenomen verordening."

Amendement  27

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 6 ter (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 21 bis – lid 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

6 ter. Aan artikel 21 bis wordt de volgende alinea toegevoegd:

 

"2 bis. Een ambtenaar die zijn meerderen in kennis stelt van opdrachten die hem onregelmatig voorkwamen of waarvan de uitvoering naar zijn mening ernstige gevolgen zou kunnen hebben, mag van de kant van zijn meerderen en de betrokken instelling geen nadelige gevolgen ondervinden."

Amendement  28

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 6 quater (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 22 quater (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

6 quater. Na artikel 22 ter wordt het volgende artikel ingevoegd:

 

"Artikel 22 quater

 

In overeenstemming met artikelen 24 en 90 stelt elke instelling een procedure in voor de behandeling van klachten van ambtenaren over de wijze waarop zij zijn behandeld nadat of naar aanleiding van het feit dat zij hun verplichtingen uit hoofde van artikel 22 bis of 22 ter zijn nagekomen. De betrokken instelling zorgt ervoor dat dergelijke klachten vertrouwelijk worden behandeld en, indien de omstandigheden zulks vereisen, vóór het verstrijken van de in artikel 90 vastgestelde termijnen.

 

Elke instelling stelt interne richtsnoeren vast met betrekking tot onder meer:

 

– het verstrekken aan de in artikel 22 bis, lid 1, of artikel 22 ter bedoelde ambtenaren van informatie over de behandeling van de door hen gemelde aangelegenheden,

 

– de bescherming van de legitieme belangen en de persoonlijke levenssfeer van deze ambtenaren, en

 

– de in de eerste alinea van dit artikel vermelde procedure voor de behandeling van klachten."

Amendement  29

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 8

Statuut van de ambtenaren

Artikel 27

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 27

Artikel 27

De aanwerving is erop gericht de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van vakbekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke geografische spreiding. Geen enkel ambt mag worden bestemd voor onderdanen van een bepaalde lidstaat.

De aanwerving is erop gericht de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van vakbekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke geografische spreiding. Geen enkel ambt mag worden bestemd voor onderdanen van een bepaalde lidstaat.

Op grond van het beginsel van gelijkheid van alle burgers van de Unie kan elke instelling corrigerende maatregelen treffen, wanneer een langdurige en aanzienlijke onevenwichtigheid tussen de nationaliteiten van de ambtenaren wordt vastgesteld, die niet op grond van objectieve criteria gerechtvaardigd is. Deze corrigerende maatregelen mogen er nooit toe leiden dat andere aanwervingscriteria gelden dan die welke op verdienste zijn gebaseerd. Voordat dergelijke corrigerende maatregelen worden getroffen, stelt het tot aanstelling bevoegde gezag van de betrokken instelling voor dit lid algemene uitvoeringsbepalingen vast overeenkomstig artikel 110.

Tijdens een periode van vijf jaar die aanvangt op 1 januari 2013 beoordeelt de Commissie de tenuitvoerlegging van lid 1 en brengt ze bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over mogelijke onevenwichtigheden tussen ambtenaren naar nationaliteit.

 

Na het verstrijken van die periode kan een instelling op grond van het beginsel van gelijkheid van alle burgers van de Unie corrigerende maatregelen treffen wanneer een langdurige en aanzienlijke onevenwichtigheid tussen de nationaliteiten van de ambtenaren wordt vastgesteld, die niet op grond van objectieve criteria gerechtvaardigd is, volgens de in de volgende leden vastgestelde procedure.

Na een periode van vijf jaar die op 1 januari 2013 aanvangt, brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de uitvoering van de voorgaande alinea.

Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde periode kunnen corrigerende maatregelen worden genomen volgens de procedure van artikelen 110 bis en 110 ter.

 

Voordat een instelling dergelijke corrigerende maatregelen treft, stelt het tot aanstelling bevoegde gezag van de instelling algemene uitvoeringsbepalingen vast overeenkomstig artikel 110. Dergelijke corrigerende maatregelen mogen er nooit toe leiden dat andere aanwervingscriteria gelden dan die welke op verdienste zijn gebaseerd.

 

De Commissie brengt om de drie jaar verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van het derde lid.

Amendement  30

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 9

Statuut van de ambtenaren

Artikel 29 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

9. In artikel 29 wordt aan lid 1 de volgende alinea toegevoegd:

9. Artikel 29, lid 1, wordt vervangen door:

 

"1. Teneinde te voorzien in vacatures bij een instelling, onderzoekt het tot aanstelling bevoegde gezag eerst:

 

a) de mogelijkheden om in het ambt te voorzien door middel van

 

i) overplaatsing of

 

ii) aanstelling overeenkomstig artikel 45 bis of

 

iii) bevordering

 

binnen de instelling;

"Zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat de grote meerderheid van de ambtenaren op basis van algemene vergelijkende onderzoeken wordt aangeworven, kan het tot aanstelling bevoegde gezag in afwijking van punt b) besluiten om een vergelijkend onderzoek binnen de instelling te organiseren, dat ook openstaat voor de arbeidscontractanten in de zin van de artikelen 3 bis en 3 ter van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.";

b) de verzoeken tot overgang van ambtenaren in dezelfde rang van andere instellingen en/of de mogelijkheden om een vergelijkend onderzoek binnen de instelling te organiseren, dat alleen openstaat voor de ambtenaren en de tijdelijke functionarissen in de zin van artikel 2 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie;

 

en gaat vervolgens over tot een vergelijkend onderzoek op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken, van een examen of op de grondslag van beide. De procedure voor het vergelijkend onderzoek is vastgesteld in bijlage III.

 

Tot vergelijkend onderzoek kan eveneens worden overgegaan voor het vormen van een reserve ter vervulling van vacatures.

 

Zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat de grote meerderheid van de ambtenaren op basis van algemene vergelijkende onderzoeken wordt aangeworven, kan het tot aanstelling bevoegde gezag in afwijking van punt b) besluiten om een vergelijkend onderzoek binnen de instelling te organiseren, dat ook openstaat voor de arbeidscontractanten in de zin van de artikelen 3 bis en 3 ter van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, mits ze op de uiterste datum voor de indiening van kandidaturen voor het vergelijkend onderzoek ten minste drie jaar bij de betrokken instelling hebben gewerkt als arbeidscontractant.

Amendement  31

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 10

Statuut van de ambtenaren

Artikel 31 – lid 2 – eerste zin

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Onverminderd artikel 29, lid 2, kunnen ambtenaren slechts worden aangeworven in de rang SC 1, in de rangen AST 1 tot en met AST 4 of in de rangen AD 5 tot en met AD 8.

Onverminderd artikel 29, lid 2, kunnen ambtenaren slechts worden aangeworven in de rang SC 1 tot en met SC 3, in de rangen AST 1 tot en met AST 4 of in de rangen AD 5 tot en met AD 8.

Motivering

Het moet mogelijk zijn voor de instellingen om de aanwervingsrang van personeel dat wordt aangeworven in de functiegroep AST/SC te bepalen, bijvoorbeeld op basis van ervaring, zoals het geval is voor de functiegroepen AST en AD.

Amendement  32

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 11 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 34

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

11 bis. Artikel 34 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 34

 

1. Alvorens in vaste dienst te kunnen worden aangesteld, dient iedere ambtenaar een proeftijd van negen maanden te volbrengen. Het besluit om een ambtenaar aan te stellen wordt genomen op basis van de in lid 3 bedoelde beoordeling alsook op basis van elementen betreffende het gedrag van de ambtenaar op proef met betrekking tot titel II waarover het tot aanstelling bevoegde gezag beschikt.

 

Wanneer de ambtenaar tijdens zijn proeftijd wegens ziekte, moederschapsverlof als bedoeld in artikel 58 of ongeval gedurende ten minste één maand verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, kan het tot aanstelling bevoegde gezag de proeftijd met een overeenkomstige periode verlengen. De totale duur van de proeftijd kan in geen geval meer bedragen dan 15 maanden.

 

2. In geval van duidelijke ongeschiktheid van de ambtenaar op proef kan vóór het verstrijken van de proeftijd op elk moment, maar ten laatste vijf maanden na aanvang van de proeftijd, een beoordeling worden opgesteld.

 

Deze beoordeling wordt ter kennis gebracht van de betrokkene, die binnen een termijn van acht dagen schriftelijk zijn opmerkingen hierover kan maken. De beoordeling en de opmerkingen worden door de hiërarchieke meerdere van de ambtenaar op proef onmiddellijk aan het tot aanstelling bevoegde gezag voorgelegd, dat binnen een termijn van drie weken het paritaire Beoordelingscomité raadpleegt omtrent het verdere verloop van de proeftijd. Het tot aanstelling bevoegde gezag kan besluiten de ambtenaar op proef vóór het einde van de proeftijd, met een opzeggingstermijn van één maand, te ontslaan, of de ambtenaar in een andere dienst tewerk te stellen voor de rest van de proeftijd.

 

3. Uiterlijk één maand vóór het verstrijken van de proeftijd wordt ten aanzien van de ambtenaar op proef een beoordeling opgesteld betreffende zijn geschiktheid voor het vervullen van de hem uit hoofde van zijn functie opgedragen taken, alsmede betreffende zijn prestaties en zijn gedrag in de dienst. Deze beoordeling wordt ter kennis gebracht van de betrokkene, die binnen een termijn van acht dagen schriftelijk zijn opmerkingen hierover kan maken.

 

Indien er op grond van deze beoordeling aanleiding bestaat om de ambtenaar op proef te ontslaan […] worden de beoordeling en de opmerkingen door de hiërarchieke meerdere van de ambtenaar op proef onmiddellijk aan het tot aanstelling bevoegde gezag voorgelegd, dat binnen een termijn van drie weken het paritaire Beoordelingscomité raadpleegt omtrent het verdere verloop van de proeftijd.

 

De ambtenaar op proef die zich niet voldoende geschikt heeft getoond om in vaste dienst te worden aangesteld, wordt ontslagen. [...]

 

[...]

 

4. Tenzij hij onverwijld beroepswerkzaamheden kan hervatten, geniet de ontslagen ambtenaar op proef een vergoeding ten bedrage van drie maanden basissalaris wanneer hij meer dan een jaar in dienst is geweest, twee maanden basissalaris wanneer hij ten minste zes maanden in dienst is geweest en één maand basissalaris wanneer hij minder dan zes maanden in dienst is geweest.

 

5. Het bepaalde in de leden 2 tot en met 4 is niet van toepassing op de ambtenaar die vóór het verstrijken van zijn proeftijd zelf ontslag neemt.";

Amendement  33

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 12

Statuut van de ambtenaren

Artikel 37

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

12. In artikel 37, punt b), worden bij het tweede streepje de woorden "de instellingen" vervangen door "de als tot aanstelling bevoegde gezag optredende instanties van de instellingen";

12. Artikel 37 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 37

 

Detachering is de stand van de ambtenaar in vaste dienst die, bij besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag:

 

a) in het belang van de dienst

 

– is aangewezen voor het tijdelijk vervullen van een ambt buiten zijn Instelling, of

 

– is belast met het tijdelijk bekleden van een functie bij een persoon die een mandaat vervult dat is bedoeld in de Verdragen, dan wel bij een gekozen voorzitter van een instelling, van een orgaan der Unie of van een politieke fractie van het Europees Parlement, van het Comité van de Regio's of van een groep van het Europees Economisch en Sociaal Comité, of

 

b) tijdelijk ter beschikking is gesteld van een andere Instelling van de Europese Unie, of

 

c) is aangewezen voor het tijdelijk vervullen van een ambt dat voorkomt op de lijst van het aantal ambten die worden bezoldigd uit de kredieten voor onderzoek en investering en waaraan door de begrotingsautoriteiten een tijdelijk karakter is toegekend.

 

Een ambtenaar kan op eigen verzoek, en mits er geen hoger dienstbelang is, tijdelijk ter beschikking worden gesteld van:

 

– een overheidsdienst van een lidstaat;

 

een der organisaties met doeleinden van de Unie die voorkomen op een lijst welke in gemeenschappelijk overleg tussen de Instellingen van de Unie na advies van het Comité voor het Statuut wordt vastgesteld.

 

In deze stand blijft de ambtenaar volledig in het genot van zijn rechten, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 38 en 39, en blijft hij onderworpen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de omstandigheid dat hij tot zijn oorspronkelijke instelling blijft behoren. Gedurende de in de eerste alinea, sub a), tweede streepje, bedoelde detachering gelden echter voor de ambtenaar de bepalingen die van toepassing zijn op een ambtenaar van dezelfde rang als die welke hem is toegekend in het ambt waarin hij is gedetacheerd, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 77, derde alinea, betreffende het pensioen.

 

Iedere ambtenaar in actieve dienst of met verlof om redenen van persoonlijke aard kan op eigen verzoek of in het belang van de dienst worden gedetacheerd. Zodra de ambtenaar gedetacheerd is, wordt het verlof om redenen van persoonlijke aard beëindigd.";

Amendement  34

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 12 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 38

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

12 bis. Artikel 38 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 38

 

Detachering in het belang van de dienst is aan de volgende regels onderworpen:

 

a) het besluit wordt, nadat de betrokkene is gehoord, door het tot aanstelling bevoegde gezag genomen;

 

b) de duur wordt vastgesteld door het tot aanstelling bevoegde gezag en kan op elk moment in het belang van de dienst worden beëindigd;

 

c) na elk tijdvak van zes maanden kan de betrokkene verzoeken de detachering te doen eindigen;

 

d) indien de totale bezoldiging van het ambt dat hij tijdens de detachering vervult, lager is dan die welke hem op grond van zijn rang en salaristrap bij zijn oorspronkelijke Instelling toekomt, heeft de krachtens artikel 37, sub a), eerste streepje, gedetacheerde ambtenaar recht op een aanvullend salaris ten bedrage van dit verschil; tevens heeft hij recht op vergoeding van alle extra kosten welke voor hem uit de detachering voortvloeien;

 

e) de krachtens artikel 37, sub a), eerste streepje, gedetacheerde ambtenaar blijft pensioenbijdragen betalen op de grondslag van het salaris in actieve dienst dat bij de oorspronkelijke Instelling van de ambtenaar aan diens rang en salaristrap is verbonden;

 

f) de gedetacheerde ambtenaar behoudt zijn ambt en zijn rechten met betrekking tot plaatsing in een hogere salaristrap, en blijft in aanmerking komen voor bevordering; hij neemt deel aan de bevorderingsronde van de oorspronkelijke Instelling onder dezelfde voorwaarden die gelden voor de andere ambtenaren van die Instelling;

 

g) na afloop van de detachering treedt de ambtenaar onmiddellijk weer in het vroeger door hem beklede ambt."

Amendement  35

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 12 ter (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 40

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

12 ter. Artikel 40 komt als volgt te luiden:

 

"1. De ambtenaar in vaste dienst kan bij wijze van uitzondering en op eigen verzoek in het genot worden gesteld van verlof zonder bezoldiging om redenen van persoonlijke aard. Tijdens het verlof om redenen van persoonlijke aard blijft artikel 12 ter van toepassing.

 

1 bis. Aan een ambtenaar wordt geen verlof om persoonlijke redenen toegekend voor de uitoefening van een al dan niet bezoldigde beroepsbezigheid die lobbyen inhoudt of het verstrekken van advies inzake lobbyen bij een instelling van de Unie, dan wel zou kunnen leiden tot het bestaan of de mogelijkheid van een conflict met de legitieme belangen van de dienst.

 

2. Onverminderd artikel 15 is de duur van het verlof beperkt tot een jaar. Het verlof kan worden verlengd.

 

Een verlenging kan telkens ten hoogste een jaar bedragen. Het verlof om redenen van persoonlijke aard mag over de gehele loopbaan van de ambtenaar in totaal niet meer dan zes jaar bedragen.

 

Indien de ambtenaar evenwel om het verlof heeft verzocht om:

 

i) een kind te kunnen opvoeden dat in de zin van artikel 2, lid 2, van bijlage VII als te zijnen laste komend wordt beschouwd en dat in ernstige mate mentaal of lichamelijk gehandicapt is, hetgeen door de raadgevend arts van de instelling is erkend, en dat ononderbroken toezicht of verzorging behoeft; of

 

ii) zijn echtgenoot, die eveneens ambtenaar of ander personeelslid van de Unie is, te kunnen volgen wanneer deze wegens zijn werkzaamheden op een zodanige afstand van de standplaats van de betrokkene moet gaan wonen dat het aldaar vestigen van de gemeenschappelijke echtelijke woonplaats de betrokkene moeilijkheden zou veroorzaken bij het verrichten van zijn werkzaamheden; of

 

iii) zijn echtgenoot, een bloedverwant in opgaande of in neergaande lijn, of een broer of zuster te assisteren in geval van een ernstige ziekte of een handicap, naar behoren gestaafd door een medisch attest,

 

kan het verlof onbeperkt worden verlengd zolang bij elke verlenging nog de omstandigheid bestaat die de toekenning van het verlof rechtvaardigde.

 

3. Gedurende het verlof van de ambtenaar neemt zijn salarisanciënniteit niet toe en komt hij niet in aanmerking voor bevordering; hij neemt geen deel aan het stelsel van sociale zekerheid, bedoeld in de artikelen 72 en 73, en de daaronder vallende risico's zijn niet gedekt.

 

De ambtenaar die geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefent, kan evenwel, wanneer hij daartoe uiterlijk in de maand volgende op het begin van het verlof om redenen van persoonlijke aard een verzoek indient, in aanmerking blijven komen voor de in die artikelen bedoelde dekking, mits hij de bijdragen voor de dekking van de in artikel 72, lid 1, respectievelijk artikel 73, lid 1, bedoelde risico's te zijnen laste neemt en wel voor de helft tijdens het eerste jaar van het verlof om redenen van persoonlijke aard en in haar geheel tijdens de resterende duur van dit verlof. Hij kan echter niet tegen de in artikel 73 bedoelde risico's worden verzekerd als hij niet in aanmerking komt voor verzekering tegen de in artikel 72 bedoelde risico's. De bijdragen worden berekend op de grondslag van het laatste basissalaris van de ambtenaar. Bovendien kan de ambtenaar die aantoont dat hij geen pensioenrechten kan verwerven bij een ander pensioenstelsel, wanneer hij hierom verzoekt, nieuwe pensioenrechten blijven verwerven gedurende ten hoogste een jaar, mits hij een bijdrage te zijnen laste neemt die gelijk is aan het driedubbele van het in artikel 83, lid 2, bedoelde percentage; de bijdragen worden berekend op de grondslag van het basissalaris van de ambtenaar dat aan diens rang en salaristrap is verbonden.

 

4. Verlof om redenen van persoonlijke aard is aan de volgende regels onderworpen:

 

a) het wordt op verzoek van de betrokkene door het tot aanstelling bevoegde gezag verleend;

 

b) verlenging dient twee maanden voor het verstrijken van de lopende verlofperiode te worden aangevraagd;

 

c) de ambtenaar kan in zijn ambt worden vervangen;

 

d) na het verstrijken van het verlof om redenen van persoonlijke aard moet de ambtenaar bij de eerste vacature worden herplaatst in een tot zijn functiegroep behorend ambt dat met zijn rang overeenkomt, mits hij de voor dit ambt vereiste geschiktheid bezit. Indien hij het hem aangeboden ambt weigert, behoudt hij, onder dezelfde voorwaarde, het recht om bij de tweede vacature te worden herplaatst in een tot zijn functiegroep behorend ambt dat met zijn rang overeenkomt; indien hij ten tweeden male weigert, kan hij, nadat de Paritaire Commissie is geraadpleegd, ambtshalve worden ontslagen. Tot de datum van zijn daadwerkelijke herplaatsing of detachering blijft de functionaris met verlof om redenen van persoonlijke aard zonder bezoldiging."

Amendement  36

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 13

Statuut van de ambtenaren

Artikel 42 bis

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

13. Artikel 42 bis wordt als volgt gewijzigd:

13. Artikel 42 bis wordt vervangen door:

 

"Artikel 42 bis

(a) In de eerste alinea worden in de tweede zin de woorden "de instellingen" vervangen door "het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling";

Iedere ambtenaar heeft, voor elk van zijn kinderen, recht op onbezoldigd ouderschapsverlof van ten hoogste zes maanden, dat moet worden opgenomen binnen een periode van twaalf jaar na de geboorte of de adoptie van het kind. De duur van het ouderschapsverlof kan worden verdubbeld voor alleenstaande ouders die krachtens de door het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling vastgestelde uitvoeringsbepalingen als zodanig zijn erkend en voor ouders van kinderen ten laste met een handicap of ernstige ziekte die door de raadgevend arts is erkend. Het verlof kan in verschillende perioden van ten minste één maand worden opgenomen.

(b) In de derde alinea wordt het woord "aanpassingscoëfficiënten" vervangen door "coëfficiënten voor de actualisering";

Gedurende het ouderschapsverlof blijft de ambtenaar bij het socialezekerheidsstelsel aangesloten. Hij blijft pensioenrechten verwerven en behoudt het recht op de kindertoelage en de schooltoelage. Hij blijft in zijn ambt gehandhaafd en behoudt het recht om in een hogere salaristrap te worden geplaatst of naar een hogere rang te worden bevorderd. Het verlof kan worden opgenomen in de vorm van volledige werkonderbreking of in de vorm van werkzaamheid op basis van halve werktijd. In laatstgenoemd geval wordt de in de eerste alinea bedoelde maximumperiode verdubbeld. Tijdens het ouderschapsverlof hebben ambtenaren recht op een toelage van 911,73 EUR per maand, of op de helft daarvan als op basis van halve werktijd wordt gewerkt; ze mogen in die periode evenwel geen andere bezoldigde beroepsbezigheden verrichten. De bijdragen in de socialezekerheidsregelingen als bedoeld in de artikelen 72 en 73 komen volledig ten laste van de instelling en worden berekend over het basissalaris van de ambtenaar. In het geval van werkzaamheid op basis van halve werktijd worden de bijdragen berekend over het verschil tussen het volledige basissalaris en het proportioneel verminderde basissalaris. Voor de berekening van de bijdragen over het werkelijk uitbetaalde gedeelte van het basissalaris worden de percentages toegepast die voor volledige werktijd gelden.

 

Voor een alleenstaande ouder en een ouder van een kind ten laste met een handicap of ernstige ziekte die door de raadgevend arts is erkend als bedoeld in de eerste alinea, en wanneer het ouderschapsverlof door de vader tijdens het moederschapsverlof, dan wel door de vader of de moeder onmiddellijk na het moederschapsverlof, of tijdens of onmiddellijk na het adoptieverlof wordt opgenomen, bedraagt bovengenoemde toelage gedurende de eerste drie maanden van het verlof 1 215, 63 EUR per maand of de helft van dat bedrag als op basis van halve werktijd wordt gewerkt.

 

Het ouderschapsverlof kan met zes maanden worden verlengd, met een toelage die beperkt is tot 50% van het bedrag in lid 2. Voor een alleenstaande ouder als bedoeld in de eerste alinea kan het ouderschapsverlof worden verlengd met twaalf maanden, met een toelage die beperkt is tot 50% van het bedrag in lid 3.

 

Op de in dit artikel genoemde bedragen worden dezelfde coëfficiënten voor de actualisering toegepast als op de bezoldigingen.";

Amendement  37

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 14

Statuut van de ambtenaren

Artikel 43

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

14. Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

14. Artikel 43 komt als volgt te luiden:

(a) In de eerste alinea worden in de eerste zin de woorden "elke instelling" vervangen door "het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling";

"Artikel 43

(b) In de eerste alinea worden in de tweede zin de woorden "Elke instelling" vervangen door "Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling";

Op de door elke instelling overeenkomstig artikel 110 vastgestelde wijze wordt van iedere ambtenaar een jaarlijks beoordelingsrapport opgesteld met een objectieve evaluatie van diens bekwaamheid, prestaties en gedrag in de dienst. In dit rapport kan in overeenstemming met de uitvoeringsbepalingen het prestatieniveau van de ambtenaar worden vermeld. Indien het prestatieniveau van de ambtenaar onbevredigend was, wordt dit vermeld in het rapport. Ingeval er geen overeenstemming is en op verzoek van de beoordeelde ambtenaar, wordt het oorspronkelijke rapport herzien door de hiërarchieke meerdere van de beoordelaar of door een andere door het tot aanstelling bevoegde gezag aangewezen ambtenaar. Er dient om deze herziening te worden verzocht vóór er een klacht als bedoeld in artikel 90, lid 2, wordt ingediend.

 

Voor ambtenaren van de functiegroep AST in rang 5 en hoger kan het rapport tevens een advies omvatten waarin wordt aangegeven of de ambtenaar, gelet op de door hem geleverde prestaties, over de mogelijkheden beschikt om een functie van administrateur te vervullen.

 

Dit rapport wordt ter kennis van de ambtenaar gebracht. Deze heeft de bevoegdheid hieraan alle opmerkingen toe te voegen die hij dienstig acht."

Amendement  38

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 14 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 44

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

14 bis. Artikel 44 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 44

 

De ambtenaar die een anciënniteit van twee dienstjaren in een salaristrap van zijn rang heeft, gaat automatisch over naar de volgende salaristrap van die rang, tenzij zijn prestatie in het laatste, in artikel 43 bedoelde, beoordelingsrapport als onbevredigend is beoordeeld. Na uiterlijk vier jaar gaat de ambtenaar over naar de volgende salaristrap, behoudens toepassing van de procedure van artikel 51, lid 1.

 

Wanneer een ambtenaar tot hoofd van een administratieve eenheid, tot directeur of tot directeur-generaal in dezelfde rang wordt benoemd, gaat hij, mits zijn prestatie in de eerste negen maanden na zijn benoeming bevredigend was als bedoeld in artikel 43, op het ogenblik dat de benoeming ingaat met terugwerkende kracht over naar de volgende salaristrap van deze rang. Deze overgang leidt tot een verhoging van het maandelijkse basissalaris met een bedrag dat overeenkomt met het stijgingspercentage tussen de eerste en de tweede salaristrap in de desbetreffende rang. Als het bedrag van de normale salarisverhoging lager ligt of als de ambtenaar de laatste salaristrap van zijn rang al heeft bereikt, wordt zijn basissalaris tot zijn eerstvolgende bevordering verhoogd met een bedrag gelijk aan het stijgingspercentage tussen de eerste en de twee salaristrap."

Amendement  39

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 15 – letter a

Statuut van de ambtenaren

Artikel 45 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) In lid 1 wordt na de tweede zin de volgende zin ingevoegd:

(a) Lid 1 komt als volgt te luiden:

"Tenzij de in artikel 4 en artikel 29, lid 1, vastgestelde procedure wordt toegepast, kunnen ambtenaren alleen worden bevorderd indien zij een ambt bekleden dat overeenstemt met één van de standaardfuncties die in bijlage I, afdeling A, bij de eerstvolgende hogere rang is vermeld.";

"1. Bevordering wordt bij besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag toegekend overeenkomstig artikel 6, lid 2, en leidt tot benoeming van de betrokken ambtenaar in de eerstvolgende hogere rang van de functiegroep waartoe hij behoort. Ambtenaren in rang AST 9 kunnen enkel worden bevorderd tot rang AST 10 volgens de in artikel 4 en artikel 29, lid 1, vastgestelde procedure. Bevordering geschiedt uitsluitend bij selectie onder de ambtenaren die een diensttijd van ten minste twee jaar in hun rang hebben volbracht, op grond van een vergelijkend onderzoek van de verdiensten van de ambtenaren die voor bevordering in aanmerking komen. Bij dit vergelijkend onderzoek van de verdiensten baseert het tot aanstelling bevoegde gezag zich op de beoordelingsrapporten van de ambtenaren, het gebruik, in de uitoefening van hun ambt, van andere talen dan de taal waarvoor zij overeenkomstig artikel 28, onder f), van een grondige kennis blijk hebben gegeven, en zo nodig met de door hen gedragen verantwoordelijkheden.";

Amendement  40

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 15 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 45 bis – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

15 bis. In artikel 45 bis wordt lid 2 vervangen door:

 

"2. Het tot aanstelling bevoegde gezag stelt een voorlopige lijst op van ambtenaren in functiegroep AST die op grond van de in artikel 43 bedoelde jaarlijkse beoordelingsrapporten en hun opleidingsniveau, en rekening houdend met de behoeften van de dienst, voor deelname aan voornoemd opleidingsprogramma in aanmerking komen. Deze voorlopige lijst wordt voor advies voorgelegd aan een paritaire commissie.

 

Deze commissie kan de ambtenaren die een aanvraag tot deelname aan voornoemd opleidingsprogramma hebben ingediend, en vertegenwoordigers van het tot aanstelling bevoegde gezag horen. Zij brengt bij meerderheid van stemmen een met redenen omkleed advies uit over de door het tot aanstelling bevoegde gezag voorgestelde voorlopige lijst. Het tot aanstelling bevoegde gezag stelt de definitieve lijst vast van ambtenaren die mogen deelnemen aan voornoemd opleidingsprogramma."

Amendement  41

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – lid 1 – punt 19

Statuut van de ambtenaren

Artikel 51

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

19. Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

19. Artikel 51 komt als volgt te luiden:

(a) In lid 1 worden in de eerste zin de woorden "Iedere instelling" vervangen door "Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling";

"Artikel 51

(b) In lid 6, eerste alinea, worden in de eerste en in de laatste zin de woorden "rang 1" vervangen door "rang AST 1";

1. Het tot aanstelling bevoegde gezag van iedere instelling stelt procedures vast die het mogelijk moeten maken gevallen van onvoldoende geschiktheid voor het ambt te onderkennen, te behandelen en op preventieve en passende wijze te verhelpen.

 

Wanneer uit de in artikel 43 bedoelde jaarlijkse rapporten over drie opeenvolgende jaren blijkt dat de ambtenaar nog steeds geen blijk geeft van vooruitgang van zijn geschiktheid voor het ambt wordt hij in elk geval met één rang teruggezet. Indien uit de daaropvolgende twee jaarlijkse rapporten nog steeds een onbevredigend prestatieniveau blijkt wordt de ambtenaar ontslagen.

 

2. Het voorstel tot terugzetting in rang of ontslag moet met redenen zijn omkleed en moet ter kennis van de betrokken ambtenaar worden gebracht. Het voorstel van het tot aanstelling bevoegde gezag wordt voorgelegd aan de in artikel 9, lid 6, bedoelde paritaire raadgevende commissie.

 

3. De ambtenaar heeft het recht zijn volledige persoonsdossier in te zien en kopieën te maken van alle documenten die de procedure betreffen. Hij moet over een termijn van ten minste vijftien, en ten hoogste 30 dagen na ontvangst van het voorstel kunnen beschikken om zijn verdediging voor te bereiden. Hij kan zich daarbij laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. De ambtenaar kan zijn opmerkingen schriftelijk kenbaar maken. Hij wordt gehoord door de paritaire raadgevende commissie. De ambtenaar kan ook getuigen oproepen.

 

4. De instelling wordt voor de paritaire raadgevende commissie vertegenwoordigd door een daartoe door het tot aanstelling bevoegde gezag aangewezen ambtenaar, die dezelfde rechten heeft als de betrokken ambtenaar.

 

5. De paritaire raadgevende commissie brengt, na bestudering van het in lid 2 bedoelde voorstel en in voorkomend geval van de schriftelijke of mondelinge verklaringen van de betrokken ambtenaar of van getuigen, bij meerderheid van stemmen een met redenen omkleed advies uit omtrent de maatregel die zij in het licht van de haar voorgelegde feiten aangewezen acht. Dat advies wordt binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de dag waarop het voorstel aan het paritair adviesorgaan is voorgelegd, naar het tot aanstelling bevoegde gezag en naar de betrokken ambtenaar gezonden. De voorzitter van de paritaire raadgevende commissie neemt niet aan de stemming deel, tenzij het een procedurekwestie betreft of wanneer de stemmen staken.

 

6. De ambtenaar die wegens onvoldoende geschiktheid voor het ambt wordt ontslagen, heeft gedurende de in lid 7 bedoelde periode recht op een maandelijkse ontslagvergoeding gelijk aan het maandelijkse basissalaris van een ambtenaar in de eerste salaristrap van rang AST 1. Tijdens deze periode heeft hij tevens recht op de in artikel 67 bedoelde gezinstoelagen. De kostwinnerstoelage wordt berekend op basis van het maandelijkse basissalaris van een ambtenaar in rang AST 1, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van bijlage VII.

 

Als de ambtenaar ontslag neemt nadat de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde procedure is ingeleid, of als hij reeds aanspraak maakt op de onmiddellijke betaling van een volledig pensioen, wordt geen vergoeding uitgekeerd. Indien hij recht heeft op een nationale werkloosheidsuitkering, wordt het bedrag daarvan op bovengenoemde vergoeding in mindering gebracht.

 

7. De periode tijdens welke de in lid 6 bedoelde vergoeding wordt uitgekeerd, bedraagt:

 

a) drie maanden voor een ambtenaar die op het ogenblik dat het besluit tot ontslag is genomen, minder dan vijf dienstjaren heeft volbracht;

 

b) zes maanden voor een ambtenaar die ten minste vijf, maar minder dan tien dienstjaren heeft volbracht;

 

c) negen maanden voor een ambtenaar die ten minste tien, maar minder dan twintig dienstjaren heeft volbracht;

 

d) twaalf maanden voor een ambtenaar die meer dan twintig dienstjaren heeft volbracht.

 

8. Een ambtenaar die wegens ongeschiktheid voor het ambt is teruggezet in rang of ingedeeld in een lagere functiegroep, kan na een termijn van zes jaar verzoeken dat iedere verwijzing naar deze maatregel uit zijn persoonsdossier wordt verwijderd.

 

9. Wanneer de in dit artikel bedoelde procedure niet tot ontslag of tot terugzetting in rang van de ambtenaar leidt, heeft de ambtenaar recht op vergoeding van de kosten die hij naar aanleiding van de procedure redelijkerwijs heeft gemaakt, en met name van de honoraria van een verdediger die niet tot de instelling behoort.";

Amendement  42

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 20

Statuut van de ambtenaren

Artikel 52 – letter b) – tweede alinea

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De ambtenaar kan echter op eigen verzoek en op voorwaarde dat het tot aanstelling bevoegde gezag van oordeel is dat het verzoek in het belang van de dienst is, doorwerken tot de leeftijd van 67 jaar, in welk geval hij automatisch op de laatste dag van de maand waarin hij die leeftijd bereikt, op pensioen zal worden gesteld.

De ambtenaar kan echter op eigen verzoek en op voorwaarde dat het tot aanstelling bevoegde gezag van oordeel is dat het verzoek in het belang van de dienst is, doorwerken tot de leeftijd van 67 jaar, of in uitzonderlijk geval tot de leeftijd van 70 jaar, in welk geval hij automatisch op de laatste dag van de maand waarin hij die leeftijd bereikt, op pensioen zal worden gesteld.

Amendement  43

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 21 – letter d

Statuut van de ambtenaren

Artikel 55 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling kan flexibele werktijdregelingen invoeren. De ambtenaren op wie de bepalingen van artikel 44, tweede alinea, van toepassing zijn, beheren hun werktijd zonder op dergelijke regelingen een beroep te doen.

4. Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling kan flexibele werktijdregelingen invoeren. De ambtenaren in rang AD/AST 9 en hoger kunnen in het kader van deze regelingen geen compensatie krijgen voor vooraf gepresteerde uren in de vorm van volledige werkdagen.

 

Deze regelingen zijn niet van toepassing op ambtenaren op wie de bepalingen van artikel 44, tweede alinea, van toepassing zijn. Deze ambtenaren beheren hun werktijd in overleg met hun meerderen.

Amendement  44

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 22 – letter -a (nieuw)

Artikel 55 bis – lid 2 – punt b bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-a) In lid 2 wordt in de eerste alinea het volgende punt ingevoegd:

 

"b bis) om te zorgen voor een kind tot het de leeftijd van 14 jaar bereikt ingeval de ambtenaar een alleenstaande ouder is";

Motivering

Alleenstaande ouders moeten het recht hebben om deeltijds te werken ongeacht de leeftijd van het kind: dit is in overeenstemming met de resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 over de situatie van alleenstaande moeders.

Amendement  45

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 22 – letter -a bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 55 bis – lid 2– letter b ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-a bis) In lid 2 wordt in de eerste alinea het volgende punt ingevoegd:

 

"b bis) om te zorgen voor een kind jonger dan 14 jaar (in dat geval mag de normale arbeidsduur met niet meer dan 5% worden verminderd). In dit geval is artikel 3 van bijlage IV bis niet van toepassing.";

Amendement  46

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 23

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 56 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De door ambtenaren in de rangen SC 1 tot en met SC 6 en de rangen AST 1 tot en met AST 4 verrichte overuren geven, overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI, recht op compensatie in vrije tijd of, indien het belang van de dienst niet toestaat compensatie in vrije tijd te verlenen in de maand volgende op die waarin de overuren werden verricht, op beloning.

De door ambtenaren in de rangen SC 1 tot en met SC 6 en de rangen AST 1 tot en met AST 4 verrichte overuren geven, overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI, recht op compensatie in vrije tijd of, indien het belang van de dienst niet toestaat compensatie in vrije tijd te verlenen in de twee maanden volgende op die waarin de overuren werden verricht, op beloning.

Amendement  47

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 26 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 58

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

26 bis. Artikel 58 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 58

 

Behalve op het in artikel 57 vermelde verlof, hebben ambtenaren, na overlegging van een medisch attest, recht op een moederschapsverlof van twintig weken. Dat moederschapsverlof gaat ten vroegste in zes weken vóór de in het attest aangegeven vermoedelijke datum van de bevalling, en eindigt ten vroegste veertien weken na de datum van de bevalling. In geval van geboorte van een meerling, voortijdige bevalling of geboorte van een kind met een handicap of ernstige ziekte, wordt een verlof van vierentwintig weken toegekend. In de zin van dit artikel wordt onder voortijdige bevalling een bevalling verstaan die vóór het einde van de 34ste week van de zwangerschap plaatsvindt.

 

Het contract van ambtenaren en andere personeelsleden, inclusief geaccrediteerde parlementaire medewerkers, mag tijdens de zwangerschap niet worden opgezegd. Het contract van vrouwen met zwangerschapsverlof, inclusief geaccrediteerde parlementaire medewerkers, mag niet worden opgezegd tot het einde van de periode van het moederschapsverlof.";

Amendement  48

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 31 – letter b

Statuut van de ambtenaren

Artikel 66

Door de Commissie voorgestelde tekst

Voor elke rang en salaristrap in de functiegroep AST/SC wordt het maandelijkse basissalaris overeenkomstig onderstaande tabel vastgesteld:

 

Salaristrap

Rang

1

2

3

4

5

SC 6

3 844,31

4 005,85

4 174,78

4 290,31

4 349,59

SC 5

3 397,73

3 540,50

3 689,28

3 791,92

3 844,31

SC 4

3 003,02

3 129,21

3 260,71

3 351,42

3 397,73

SC 3

2 654,17

2 765,70

2 881,92

2 962,10

3 003,02

SC 2

2 345,84

2 444,41

2 547,14

2 617,99

2 654,17

SC 1

2 160,45

2 251,24

2 313,87

2 345,84

 

 

Amendement

Voor elke rang en salaristrap in de functiegroep AST/SC wordt het maandelijkse basissalaris overeenkomstig onderstaande tabel vastgesteld:

 

Salaristrap

Rang

1

2

3

4

5

SC 6

4 349,59

4 532,36

4 722,82

4 854,21

4 921,28

SC 5

3 844,31

4 005,85

4 174,78

4 290,31

4 349,59

SC 4

3 397,73

3 540,50

3 689,28

3 791,92

3 844,31

SC 3

3 003,02

3 129,21

3 260,71

3 351,42

3 397,73

SC 2

2 654,17

2 765,70

2 881,92

2 962,10

3 003,02

SC 1

2 345,84

2 444,41

2 547,14

2 617,99

2 654,17

Motivering

De aanvangsrangen voor alle functiegroepen dienen de aanwerving van geschikt personeel te waarborgen. In het geval van functiegroep AST/SC betekent dit dat, om te voldoen aan de eisen van de multinationale en meertalige dienst en om het geografische evenwicht te behouden, secretariaatsmedewerkers met een brede waaier aan nationaliteiten en met een ruime talenkennis moeten worden aangeworven. Potentiële besparingen dienen te worden afgewogen tegen de verplichting van de instellingen om permanent een hoogwaardige dienst te leveren. De meeste secretariaatsmedewerkers die worden aangeworven zijn bovendien van het vrouwelijke geslacht, en het zijn zij die de last van de besparingen zouden moeten dragen. Dit kan de toepassing van het beginsel van gendergelijkheid belemmeren. Met dit amendement wordt de aanvangsrang voor de functiegroep AST/SC slechts één niveau onder AST 1 geplaatst in plaats van twee.

Amendement  49

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 32 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 67 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

32 bis. In artikel 67 komt lid 3 als volgt te luiden:

 

"3. De kindertoelage kan bij een bijzonder met redenen omkleed besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag worden verdubbeld op grond van medische bewijsstukken waaruit blijkt dat het desbetreffende kind een handicap of een langdurige ziekte heeft die voor de ambtenaar een zware last is.";

Amendement  50

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 32 ter (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 67 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

32 ter. Na artikel 67 wordt het volgende artikel ingevoegd:

 

"Artikel 67 bis

 

Om ervoor te zorgen dat de aanwerving op een zo breed mogelijke geografische spreiding berust, streven de instellingen ernaar meertalig en multicultureel onderwijs aan te bieden voor de kinderen van hun personeelsleden.

 

De begroting van de Unie levert een bijdrage aan de financiering van de Europese scholen.

 

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de Europese scholen.

 

De Commissie verleent voorafgaande toestemming aan de ligging van een nieuwe Europese school.

Amendement  51

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 39

Statuut van de ambtenaren

Artikel 83 bis – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De in artikel 1 bis bedoelde organen die geen subsidies uit de algemene begroting van de Europese Unie ontvangen, maken het totaalbedrag van de voor de financiering van de pensioenregeling noodzakelijke bijdragen aan die begroting over. De agentschappen die gedeeltelijk uit die begroting worden gefinancierd, betalen het deel van de werkgeversbijdragen dat overeenstemt met de verhouding tussen de ontvangsten van het agentschap zonder de subsidie uit de algemene begroting van de Europese Unie en zijn totale ontvangsten.

De in artikel 1 bis bedoelde organen die geen subsidies uit de algemene begroting van de Europese Unie ontvangen, maken het totaalbedrag van de voor de financiering van de pensioenregeling noodzakelijke bijdragen aan die begroting over. De agentschappen die gedeeltelijk uit die begroting worden gefinancierd, betalen vanaf 1 januari 2016 het deel van de werkgeversbijdragen dat overeenstemt met de verhouding tussen de ontvangsten van het agentschap zonder de subsidie uit de algemene begroting van de Europese Unie en zijn totale ontvangsten.

Amendement  52

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 43 – letter a

Statuut van de ambtenaren

Bijlage I – afdeling A – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Functiegroep AST

2. Functiegroep AST

Senior assistent

Senior assistent

Uitvoering van administratieve, technische of opleidingsactiviteiten die een hoge mate van autonomie vereisen met een grote verantwoordelijkheid voor personeelsbeheer, uitvoering van begroting of politieke coördinatie

Uitvoering van administratieve, technische of opleidingsactiviteiten die een hoge mate van autonomie vereisen met een grote verantwoordelijkheid voor personeelsbeheer, uitvoering van begroting of politieke coördinatie

 

AST 10 – AST 11

Assistent

Assistent

Uitvoering van administratieve, technische of opleidingsactiviteiten die een zekere mate van autonomie vereisen, met name wat de uitvoering betreft van de voorschriften en regelgeving of algemene instructies, of als persoonlijk assistent van een lid van een instelling, van een kabinetschef van een lid of van een (adjunct-)directeur-generaal of een gelijkwaardige senior manager

Uitvoering van administratieve, technische of opleidingsactiviteiten als junior (AST 1 – AST 4) of ervaren (AST 5 – AST 9) assistent die een zekere mate van autonomie vereisen, met name wat de uitvoering betreft van de voorschriften en regelgeving of algemene instructies, of als persoonlijk assistent van een lid van een instelling, van een kabinetschef van een lid of van een (adjunct-)directeur-generaal of een gelijkwaardige senior manager

 

AST 1 – AST 9

Amendement  53

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 43 – letter a

Statuut van de ambtenaren

Bijlage I – afdeling A – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Functiegroep AST/SC

3. Functiegroep AST/SC

 

Senior secretariaatsmedewerker/ kantoormedewerker1

 

Uitvoering van kantoor- en secretariaatswerkzaamheden, kantoorbeheer en andere gelijkwaardige taken die een hoge mate van autonomie vereisen

 

SC 5 - SC 6

Secretariaatsmedewerker/Kantoormedewerker

Secretariaatsmedewerker/Kantoormedewerker

Uitvoering van kantoor- en secretariaatswerkzaamheden, kantoorbeheer en andere gelijkwaardige taken die een zekere mate van autonomie vereisen

Uitvoering van kantoor- en secretariaatswerkzaamheden, kantoorbeheer en andere gelijkwaardige taken die een zekere mate van autonomie vereisen

SC 1 - SC 6

SC 1 - SC 4

 

_____________

 

1 De eerste benoeming van een ambtenaar in een functie van senior secretariaatsmedewerker/ kantoormedewerker kan slechts plaatsvinden volgens de in artikel 4 en artikel 29, lid 1, van het statuut vastgestelde procedure.

 

 

Amendement  54

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 46 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Bijlage V – artikel 6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(46 bis) In bijlage V komt artikel 6 als volgt te luiden:

 

"Artikel 6

 

Behalve vakantieverlof kan aan de ambtenaar, op zijn verzoek, buitengewoon verlof worden verleend. Onderstaande gevallen geven in het bijzonder recht op dit verlof binnen de daarbij aangegeven grenzen:

 

– huwelijk van de ambtenaar: 4 dagen

 

– verhuizing van de ambtenaar: ten hoogste 2 dagen

 

– ernstige ziekte van de echtgenoot: ten hoogste 3 dagen

 

– overlijden van de echtgenoot: 4 dagen

 

– ernstige ziekte van een bloedverwant in opgaande lijn: ten hoogste 2 dagen

 

– overlijden van een bloedverwant in opgaande lijn: 2 dagen

 

– huwelijk van een kind: 2 dagen

 

– geboorte van een kind: tien dagen, op te nemen binnen veertien weken na de geboorte

 

– geboorte van een kind met een handicap of een ernstige ziekte: 20 dagen, op te nemen binnen veertien weken na de geboorte

 

– overlijden van de echtgenote tijdens het moederschapsverlof: een aantal dagen dat gelijk is aan het nog resterende moederschapsverlof; wanneer de echtgenote geen ambtenaar is, worden voor de berekening van de duur van het nog resterende moederschapsverlof de bepalingen van artikel 58 van het Statuut toegepast

 

– ernstige ziekte van een kind: ten hoogste 2 dagen

 

– bijzonder ernstige ziekte van een kind, gestaafd door een medisch attest, of opname in een ziekenhuis van een kind van ten hoogste twaalf jaar: ten hoogste vijf dagen

 

– overlijden van een kind: 4 dagen

 

– adoptie van een kind: 20 weken; in geval van adoptie van een gehandicapt kind: 24 weken.

 

De adoptie van een kind kan slechts recht geven op één periode van buitengewoon verlof, die over de adoptieouders kan worden verdeeld als beiden ambtenaar zijn. Het verlof wordt alleen toegestaan als de echtgenoot van de ambtenaar ten minste halftijds een bezoldigde activiteit uitoefent. Als de echtgenoot buiten de instellingen van de Unie werkzaam is en recht heeft op soortgelijk verlof, wordt een overeenkomstig aantal dagen op het verlof van de ambtenaar in mindering gebracht.

 

Het tot aanstelling bevoegde gezag kan de adoptieouders extra buitengewoon verlof toekennen wanneer volgens de wetgeving van het land waar de adoptieprocedure plaatsvindt (een ander land dan dat van de standplaats van de ambtenaar), een verblijf ter plaatse van een van de adoptieouders vereist is.

 

– Aan de ambtenaar die geen recht heeft op het bovenbedoelde buitengewoon verlof van 20 of 24 weken kan een buitengewoon verlof van tien dagen worden toegekend; dit extra buitengewoon verlof wordt slechts één keer per adoptie toegekend.

 

Bovendien kan de Instelling buitengewoon verlof verlenen in het geval van bij- en nascholing, binnen de grenzen van het door de Instelling krachtens artikel 24 bis, van het Statuut vastgestelde bij- en nascholingsprogramma. Buitengewoon verlof kan voorts worden toegekend ingeval van buitengewoon werk dat verder gaat dan de normale verplichtingen van een ambtenaar. Dergelijk bijzonder verlof wordt toegekend ten laatste drie maanden nadat het tot aanstelling bevoegde gezag een besluit heeft genomen over de buitengewone aard van het werk van de ambtenaar.

 

In de zin van dit artikel wordt de ongetrouwde partner van een ambtenaar als de echtgenoot beschouwd indien aan de eerste drie voorwaarden van artikel 1, lid 2, onder c), van bijlage VII is voldaan.

 

In geval van buitengewoon verlof als bedoeld in deze afdeling worden, naar gelang van de behoeften, de eventuele reisdagen bij bijzonder besluit vastgesteld";

Amendement  55

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 47

Statuut van de ambtenaren

Bijlage V – artikel 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het vakantieverlof van ambtenaren die recht hebben op de ontheemdingstoelage of de toelage voor verblijf in het buitenland, wordt verlengd met een aantal reisdagen, berekend op basis van de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst, volgens onderstaande regels:

Ambtenaren die recht hebben op de ontheemdingstoelage of de toelage voor verblijf in het buitenland hebben elk jaar recht op twee en een halve dag bijkomend verlof om hun thuis te bezoeken.

– 250 tot 600 km: één reisdag;

De eerste alinea is van toepassing op de ambtenaar van wie de standplaats op het grondgebied van een van de lidstaten is gelegen. Is de standplaats buiten dat grondgebied gelegen, dan wordt de duur van het thuisverlof naar gelang van de behoeften vastgesteld bij bijzonder besluit.

– 601 tot 1200 km: twee reisdagen;

 

– meer dan 1200 km: drie reisdagen.

 

Bovenstaande bepalingen zijn van toepassing op de ambtenaar van wie de standplaats op het grondgebied van een van de lidstaten is gelegen. Is de standplaats buiten dat grondgebied gelegen, dan worden de reisdagen naar gelang van de behoeften vastgesteld bij bijzonder besluit.

 

In geval van buitengewoon verlof als bedoeld in afdeling 2 worden, naar gelang van de behoeften, de eventuele reisdagen bij bijzonder besluit vastgesteld.";

 

Amendement  56

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 49 – letter c

Statuut van de ambtenaren

Bijlage VII – artikel 8

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De ambtenaar die recht heeft op de ontheemdingstoelage of de toelage voor verblijf in het buitenland, heeft binnen de in lid 2 gestelde grens voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste in de zin van artikel 2, eenmaal per kalenderjaar recht op betaling van een forfaitair bedrag voor de reiskosten van zijn standplaats naar zijn plaats van herkomst in de zin van artikel 7.

1. De ambtenaar van de rang AST/SC 1 t/m 6, AST 1 t/m 8 en AD 5 t/m 8 die recht heeft op de ontheemdingstoelage of de toelage voor verblijf in het buitenland, heeft binnen de in lid 2 gestelde grens voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste in de zin van artikel 2, eenmaal per kalenderjaar recht op betaling van een forfaitair bedrag voor de reiskosten van zijn standplaats naar zijn plaats van herkomst in de zin van artikel 7.

 

De eerste alinea is eveneens van toepassing op ambtenaren in een andere rang die recht hebben op zowel de ontheemdingstoelage of de toelage voor verblijf in het buitenland als de kostwinnerstoelage.

Wanneer beide echtgenoten ambtenaar van de Europese Unie zijn heeft ieder van hen recht op betaling van het forfaitair bedrag voor de reiskosten voor hemzelf en voor de ten laste komende personen, volgens bovenstaande bepalingen; voor elke ten laste komende persoon wordt slechts éénmaal betaald. Voor de ten laste komende kinderen wordt de betaling overeenkomstig het verzoek van de echtgenoten vastgesteld op basis van de plaats van herkomst van een van beide echtgenoten.

Wanneer beide echtgenoten ambtenaar van de Europese Unie zijn heeft ieder van hen recht op betaling van het forfaitair bedrag voor de reiskosten voor hemzelf en voor de ten laste komende personen, volgens bovenstaande bepalingen; voor elke ten laste komende persoon wordt slechts eenmaal betaald. Voor de ten laste komende kinderen wordt de betaling overeenkomstig het verzoek van de echtgenoten vastgesteld op basis van de plaats van herkomst van een van beide echtgenoten.

Wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in het huwelijk treedt en daardoor het recht op de kostwinnerstoelage verkrijgt, worden de voor de echtgenoot verschuldigde reiskosten berekend naar rato van de tijd tussen de huwelijksdag en het einde van het lopende jaar.

Wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in het huwelijk treedt en daardoor het recht op de kostwinnerstoelage verkrijgt, worden de voor de echtgenoot verschuldigde reiskosten berekend naar rato van de tijd tussen de huwelijksdag en het einde van het lopende jaar.

Wanneer zich, na uitbetaling van de desbetreffende bedragen, een wijziging in de samenstelling van het gezin voordoet waardoor de berekeningsgrondslag verandert, is de ambtenaar niet tot terugbetaling verplicht.

Wanneer zich, na uitbetaling van de desbetreffende bedragen, een wijziging in de samenstelling van het gezin voordoet waardoor de berekeningsgrondslag verandert, is de ambtenaar niet tot terugbetaling verplicht.

De reiskosten voor kinderen die gedurende het volledige kalenderjaar jonger zijn dan twee jaar, worden niet vergoed.

De reiskosten voor kinderen die gedurende het volledige kalenderjaar jonger zijn dan twee jaar, worden niet vergoed.

2. Het forfaitair bedrag is gebaseerd op een vergoeding per kilometer geografische afstand tussen de standplaats van de ambtenaar en zijn plaats van herkomst.

2. Het forfaitair bedrag is gebaseerd op een vergoeding per kilometer geografische afstand tussen de standplaats van de ambtenaar en zijn plaats van herkomst.

Wanneer de plaats van herkomst in de zin van artikel 7 gelegen is buiten het grondgebied van de lidstaten van de Unie en buiten de landen en gebieden die worden genoemd in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, wordt het forfaitair bedrag gebaseerd op een vergoeding per kilometer geografische afstand tussen de standplaats van de ambtenaar en de hoofdstad van de lidstaat waarvan hij een onderdaan is. Ambtenaren van wie de plaats van herkomst is gelegen buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie en buiten de landen en gebieden die worden genoemd in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, en die geen onderdaan zijn van een van de lidstaten, hebben geen recht op betaling van het forfaitair bedrag.

Wanneer de plaats van herkomst in de zin van artikel 7 gelegen is buiten het grondgebied van de lidstaten van de Unie en buiten de landen en gebieden die worden genoemd in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, wordt het forfaitair bedrag gebaseerd op een vergoeding per kilometer geografische afstand tussen de standplaats van de ambtenaar en de hoofdstad van de lidstaat waarvan hij een onderdaan is. Ambtenaren van wie de plaats van herkomst is gelegen buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie en buiten de landen en gebieden die worden genoemd in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, en die geen onderdaan zijn van een van de lidstaten, hebben geen recht op betaling van het forfaitair bedrag.

De kilometervergoeding bedraagt:

De kilometervergoeding bedraagt:

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 0 en 200 km

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 0 en 200 km

0,3790 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 201 en 1 000 km

0,3790 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 201 en 1 000 km

0,6316 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 1 001 en 2 000 km

0,6316 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 1 001 en 2 000 km

0,3790 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 2 001 en 3 000 km

0,3790 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 2 001 en 3 000 km

0,1262 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 3 001 en 4 000 km

0,1262 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 3 001 en 4 000 km

0,0609 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 4 001 en 10 000 km

0,0609 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 4 001 en 10 000 km

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan 10 000 km.

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan 10 000 km.

Aan deze kilometervergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:

Aan deze kilometervergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:

189,48 EUR als de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 600 km en 1 200 km bedraagt;

189,48 EUR als de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 600 en 1 200 km bedraagt;

378,93 EUR als de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 200 km bedraagt.

378,93 EUR als de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 200 km bedraagt.

De kilometervergoeding en het forfaitair supplement worden elk jaar in dezelfde verhouding geactualiseerd als de bezoldigingen.

De kilometervergoeding en het forfaitair supplement worden elk jaar in dezelfde verhouding geactualiseerd als de bezoldigingen.

3. De ambtenaar wiens dienst tijdens een kalenderjaar anders dan door overlijden eindigt of aan wie om redenen van persoonlijke aard gedurende een deel van het jaar verlof wordt verleend, heeft, indien hij in dat jaar minder dan negen maanden in actieve dienst van een instelling van de Europese Unie is geweest, slechts recht op een deel van het in de leden 1 en 2 bedoelde forfaitaire bedrag, berekend naar rato van de in actieve dienst doorgebrachte tijd.

3. De ambtenaar wiens dienst tijdens een kalenderjaar anders dan door overlijden eindigt of aan wie om redenen van persoonlijke aard gedurende een deel van het jaar verlof wordt verleend, heeft, indien hij in dat jaar minder dan negen maanden in actieve dienst van een instelling van de Europese Unie is geweest, slechts recht op een deel van het in de leden 1 en 2 bedoelde forfaitaire bedrag, berekend naar rato van de in actieve dienst doorgebrachte tijd.

4. Bovenstaande bepalingen zijn van toepassing op de ambtenaar van wie de standplaats op het grondgebied van een van de lidstaten is gelegen. De ambtenaar van wie de standplaats buiten dat grondgebied is gelegen, heeft, voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste in de zin van artikel 2, eenmaal per kalenderjaar recht op vergoeding van de reiskosten naar zijn plaats van herkomst of op vergoeding van de reiskosten naar een andere plaats, voor zover deze de kosten van een reis naar de plaats van herkomst niet overschrijden. Wanneer de echtgenoot en de in de zin van artikel 2, lid 2, ten laste komende personen evenwel niet met de ambtenaar in de standplaats samenwonen, hebben zij eenmaal per kalenderjaar recht op vergoeding van de reiskosten van de plaats van herkomst naar de standplaats of op vergoeding van de reiskosten naar een andere plaats, voor zover deze de kosten van een reis van de plaats van herkomst naar de standplaats niet overschrijden.

4. Bovenstaande bepalingen zijn van toepassing op de ambtenaar van wie de standplaats op het grondgebied van een van de lidstaten is gelegen. De ambtenaar van wie de standplaats buiten dat grondgebied is gelegen, heeft, voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste in de zin van artikel 2, eenmaal per kalenderjaar recht op vergoeding van de reiskosten naar zijn plaats van herkomst of op vergoeding van de reiskosten naar een andere plaats, voor zover deze de kosten van een reis naar de plaats van herkomst niet overschrijden. Wanneer de echtgenoot en de in de zin van artikel 2, lid 2, ten laste komende personen evenwel niet met de ambtenaar in de standplaats samenwonen, hebben zij eenmaal per kalenderjaar recht op vergoeding van de reiskosten van de plaats van herkomst naar de standplaats of op vergoeding van de reiskosten naar een andere plaats, voor zover deze de kosten van een reis van de plaats van herkomst naar de standplaats niet overschrijden.

Deze reiskosten worden vergoed met een forfaitair bedrag berekend op basis van de reiskosten per vliegtuig in de klasse die onmiddellijk boven economy class ligt.";

Deze reiskosten worden vergoed met een forfaitair bedrag berekend op basis van de reiskosten per vliegtuig in de klasse die onmiddellijk boven economy class ligt.";

Amendement  57

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 52 – letter -a (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Bijlage X – artikel 6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-a) Artikel 6 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 6

 

De ambtenaar heeft per kalenderjaar recht op een vakantieverlof van drie werkdagen per dienstmaand.";

Amendement  58

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 52 – letter -a bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Bijlage X – artikel 8 – alinea 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-a bis) Het volgende lid wordt toegevoegd aan artikel 8:

 

"Ambtenaren die overeenkomstig artikel 24 bis van het statuut aan bij- en nascholingsactiviteiten deelnemen en aan wie overeenkomstig de eerste alinea van dit artikel ontspanningsverlof is verleend, streven ernaar indien mogelijk hun opleidingsverblijf te combineren met hun ontspanningsverlof.";

Amendement  59

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 53

Statuut van de ambtenaren

Bijlage XI – Hoofdstuk 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

HOOFDSTUK 7

Schrappen

SLOTBEPALING EN HERZIENINGSCLAUSULE

 

Artikel 14

 

1. De bepalingen van deze bijlage zijn van toepassing vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2022.

 

2. Zij kunnen worden herzien aan het einde van het vijfde jaar, met name in het licht van de gevolgen voor de begroting. Te dien einde legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor en, indien nodig, een voorstel om deze bijlage te wijzigen op basis van artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.";

 

Amendement  60

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 55 – letter i

Statuut van de ambtenaren

Bijlage XIII – artikel 30 – lid 2 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) De ambtenaren die niet onder punt a) vallen en die vóór 1 mei 2004 tot de vroegere categorie B behoorden of die vóór 1 mei 2004 tot de vroegere categorie C of D behoorden en zonder beperking zijn toegetreden tot de functiegroep AST, worden als assistent ingedeeld.

(b) De ambtenaren die niet onder punt a) vallen en die vóór 1 mei 2004 tot de vroegere categorie B behoorden of die vóór 1 mei 2004 tot de vroegere categorie C of D behoorden en zonder beperking zijn toegetreden tot de functiegroep AST, alsook de ambtenaren die zijn aangeworven na 1 mei 2004, worden als assistent ingedeeld.

Motivering

The proposal sets the limit of the AST career for assistants in transition recruited after 1 May 2004 at grade AST 7. However, in order to participate in the AST competitions they had to demonstrate a much higher level of education than was required previously for the former categories B, C and D and prove knowledge of a third language before their first promotion. In addition, their career prospects at the time of recruitment gave them the possibility to reach grade AST 11 (as was the case of the former category B and those officials of former categories C and D who successfully passed the attestation procedure). Finally, there should be no different treatment or a difference in their reclassification on the basis of the competition in which they participated. Therefore, the amendment seeks to set the limit of their career prospects at grade AST 9.

Amendement  61

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 55 – letter i

Statuut van de ambtenaren

Bijlage XIII – artikel 30 – lid 2 – letter e

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) De ambtenaren die niet onder de punten a) tot en met d) vallen, worden ingedeeld op basis van de rang van het vergelijkend onderzoek dat heeft geleid tot de lijst van geschikte kandidaten waaruit zij zijn aangeworven. De ambtenaren die geslaagd zijn voor een vergelijkend onderzoek voor rang AST3 of hoger, worden als assistent ingedeeld, alle andere ambtenaren worden als administratief assistent in de overgangfase ingedeeld. De concordantietabel in artikel 13, lid 1, van deze bijlage is van overeenkomstige toepassing, ongeacht de datum waarop de ambtenaar werd aangeworven.

Schrappen

Motivering

Zie de motivering bij amendement 60. Er dient eveneens te worden opgemerkt dat er geen sprake mag zijn van een verschillende behandeling of een verschil bij de herindeling van deze AST's op basis van het vergelijkend onderzoek waaraan ze hebben deelgenomen.

Amendement  62

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 55 – letter i

Statuut van de ambtenaren

Bijlage XIII – artikel 30 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. In afwijking van lid 2, onder e), kunnen ambtenaren die op basis van een vergelijkend onderzoek voor een rang lager dan AST 3 zijn aangeworven, vóór 31 december 2015 door het tot aanstelling bevoegde gezag in het belang van de dienst en op basis van het ambt dat zij op 31 december 2012 bekleedden, als assistent worden ingedeeld. Elk tot aanstelling bevoegde gezag stelt bepalingen vast om aan dit artikel uitvoering te geven overeenkomstig artikel 110 van het statuut. Het totale aantal administratieve assistenten in de overgangsfase dat van deze bepaling profiteert, mag echter niet hoger zijn dan 5% van het aantal administratieve assistenten in de overgangsfase op 1 januari 2013.

Schrappen

Motivering

Dit volgt uit de amendementen 60 en 61. Zie de motivering bij deze amendementen.

Amendement  63

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 55 – letter i

Statuut van de ambtenaren

Bijlage XIII – artikel 30 – lid 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

7. De ambtenaren die op grond van artikel 55, lid 2, onder e), van het statuut en artikel 4 van bijlage IV bis bij het statuut halftijds mochten werken voor een periode die vóór 1 januari 2013 van start ging en na die datum voortloopt, mogen tot ten hoogste vijf jaar onder dezelfde voorwaarden deeltijds blijven werken.

7. De ambtenaren die op grond van artikel 55 bis, lid 2, onder e), van het statuut en artikel 4 van bijlage IV bis bij het statuut halftijds mochten werken voor een periode die vóór 1 januari 2013 van start ging en na die datum voortloopt, mogen tot ten hoogste vijf jaar onder dezelfde voorwaarden deeltijds blijven werken.

Motivering

Er dient te worden verwezen naar artikel 55 bis, lid 2, onder e). De foute verwijzing wordt met dit amendement rechtgezet.

Amendement  64

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 55 – letter i

Statuut van de ambtenaren

Bijlage XIII – artikel 30 – lid 7 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

7 bis. Voor ambtenaren wier pensioenleeftijd in overeenstemming met artikel 22 van deze bijlage minder dan 65 jaar bedraagt, mag de in artikel 55 bis, lid 2, onder e), van dit statuut bedoelde periode van drie jaar hun pensioenleeftijd overschrijden, zonder echter de leeftijd van 65 jaar te overschrijden.

Motivering

Met dit amendement wordt getracht ambtenaren wier pensioenleeftijd in overeenstemming met de overgangsbepalingen lager ligt dan 65 jaar en die tot na deze leeftijd willen blijven werken, de mogelijkheid te geven deeltijds te werken voor ze met pensioen gaan.

Amendement  65

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 55 – letter i

Statuut van de ambtenaren

Bijlage XIII – artikel 31

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

31. By way of derogation from the first sentence of the fourth subparagraph of Article 1 of Annex II to the Staff Regulations, the representation of the function group AST/SC need not to be ensured in the Staff Committee until 1 January 2017.

Schrappen

Amendement  66

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 55 – letter i

Statuut van de ambtenaren

Bijlage XIII – artikel 31 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 31 bis

 

In afwijking van artikel 40, lid 2, tweede alinea van het Statuut, bedraagt de totale duur van het verlof om redenen van persoonlijke aard:

 

 

Aanvang van het verlof vóór:

Totale duur

 

 

01/01/2013

15 jaar

 

 

01/01/2015

12 jaar

 

 

01/01/2017

9 jaar

Amendement  67

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 10 bis (nieuw)

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Artikel 16 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

10 bis. In artikel 16 wordt lid 1 vervangen door:

 

"Het bepaalde in de artikelen 42 bis en 42 ter, en in de artikelen 55 tot en met 61 van het Statuut betreffende arbeidsduur en rooster, overwerk, continudienst, wachtdiensten op het werk of thuis, verlof en feestdagen, zijn van overeenkomstige toepassing. Buitengewoon verlof, ouderschapsverlof en verlof om gezinsredenen kunnen niet na het einde van de overeenkomst worden voortgezet. Bovendien zijn de artikelen 41, 42, 45 en 46 van het Statuut van overeenkomstige toepassing op de in artikel 29 van bijlage XIII bij het Statuut bedoelde tijdelijke functionarissen, ongeacht de datum waarop ze zijn aangesteld.";

Amendement  68

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 10 ter (nieuw)

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Artikel 16 – lid 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

10 ter. Het volgende lid wordt toegevoegd aan artikel 16:

 

"De tweede en de derde alinea zijn niet van toepassing op personeelsleden met een contract van onbepaalde duur."

Amendement  69

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 11 bis (nieuw)

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Artikel 17 – lid 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

11 bis. In artikel 17 wordt na lid 4 het volgende lid ingevoegd:

 

"Het moederschapsverlof en de uitbetaling ervan worden gewaarborgd voor vrouwen voor wie het moederschapsverlof is ingegaan vóór het eind van hun contract."

Amendement  70

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 19

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie

Artikel 47

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

19. In artikel 47 komt punt a) als volgt te luiden:

19. Artikel 47 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 47

 

Behalve door overlijden eindigt de dienst van tijdelijk functionarissen:

"aan het einde van de maand waarin de functionaris de leeftijd van 65 jaar bereikt, of, bij wijze van uitzondering, op de datum die overeenkomstig artikel 52, onder b), tweede alinea, van het statuut is vastgesteld; of"; of

a) aan het einde van de maand waarin de functionaris de leeftijd van 65 jaar bereikt, of, indien van toepassing, op de datum die overeenkomstig artikel 50 quater, lid 2, is vastgesteld; of

 

b) bij overeenkomsten voor onbepaalde tijd:

 

i) op het tijdstip, in de overeenkomst bepaald;

 

ii) na afloop van de opzeggingstermijn die in de overeenkomst is vastgesteld en op grond waarvan de functionaris of de instelling de mogelijkheid heeft de overeenkomst op te zeggen voordat de geldigheidsduur ervan is verstreken. Deze opzeggingstermijn moet ten minste één maand per volbracht dienstjaar bedragen, met een minimum van één maand en een maximum van drie maanden. Voor tijdelijke functionarissen van wie de overeenkomst verlengd is, mag de opzeggingstermijn ten hoogste zes maanden bedragen. De opzeggingstermijn mag evenwel niet ingaan tijdens een naar behoren met een medisch attest vastgestelde zwangerschap, tijdens een moederschapsverlof, of tijdens een ziekteverlof voor zover dit niet langer dan drie maanden duurt. Voorts wordt de opzeggingstermijn gedurende deze zwangerschap en deze verloven binnen bovengenoemde grens geschorst. Bij opzegging van de overeenkomst door de instelling heeft de functionaris recht op een vergoeding gelijk aan een derde van zijn basissalaris over het tijdvak tussen de datum waarop zijn dienst eindigt en die waarop de geldigheidsduur van zijn overeenkomst verstrijkt;

 

iii) wanneer hij niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 12, lid 2, onder a), met dien verstande dat een uitzondering op die bepaling kan worden toegestaan. Als een dergelijke uitzondering niet wordt toegestaan, is de in punt ii) bedoelde opzeggingstermijn van toepassing; of

 

c) bij overeenkomsten voor onbepaalde tijd:

 

i) na afloop van de in de overeenkomst vastgestelde opzeggingstermijn; deze moet ten minste één maand per volbracht dienstjaar bedragen, met een minimum van drie maanden en een maximum van tien maanden. De opzeggingstermijn mag evenwel niet ingaan tijdens een naar behoren met een medisch attest vastgestelde zwangerschap, tijdens een moederschapsverlof, of tijdens een ziekteverlof voor zover dit niet langer dan drie maanden duurt. Voorts wordt de opzeggingstermijn gedurende deze zwangerschap en deze verloven binnen bovengenoemde grens geschorst; of

 

ii) wanneer hij niet meer voldoet aan de in artikel 12, lid 2, onder a), vastgestelde voorwaarden, onverminderd de eventuele toepassing van de in dat artikel bedoelde uitzondering. Als een dergelijke uitzondering niet wordt toegestaan, is de in punt c), i) bedoelde opzeggingstermijn van toepassing.";

Amendement  71

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 19 bis (nieuw)

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Artikel 48 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

19 bis. Artikel 48, onder b) wordt vervangen door:

 

"b) indien de functionaris met een contract van bepaalde duur zijn functie niet kan hervatten na afloop van het in artikel 16 bedoelde bezoldigde ziekteverlof. Hij ontvangt in dat geval een vergoeding gelijk aan twee dagen basissalaris, vermeerderd met de gezinstoelagen, per volbrachte dienstmaand."

Amendement  72

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 21

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Artikel 53 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In geval van een externe selectieprocedure worden de in artikel 2, onder f), bedoelde tijdelijke functionarissen alleen in de rangen SC1, AST 1 tot en met AST 4 of AD 5 tot en met AD 8 aangeworven. Het agentschap kan echter zo nodig de aanwerving toestaan in de rangen AD 9, AD 10, AD 11 en, bij wijze van uitzondering, in rang AD 12. Het totale aantal aanwervingen in de rangen AD 9 tot en met AD 12 in een agentschap mag niet meer bedragen dan 20% van het totale aantal aanwervingen van tijdelijke functionarissen in de functiegroep AD, berekend over een periode van vijf jaar.

In geval van een externe selectieprocedure worden de in artikel 2, onder f), bedoelde tijdelijke functionarissen alleen in de rangen SC1 tot en met SC3, AST 1 tot en met AST 4 of AD 5 tot en met AD 8 aangeworven. Het agentschap kan echter zo nodig de aanwerving toestaan in de rangen AD 9, AD 10, AD 11 en, bij wijze van uitzondering, in rang AD 12. Het totale aantal aanwervingen in de rangen AD 9 tot en met AD 12 in een agentschap mag niet meer bedragen dan 20% van het totale aantal aanwervingen van tijdelijke functionarissen in de functiegroep AD, berekend over een periode van vijf jaar.

Amendement  73

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 29

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Artikel 88 – alinea 1 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In artikel 88, eerste alinea, worden in punt b) de woorden "drie jaar" vervangen door "zes jaar";

In artikel 88, eerste alinea, worden in punt b) de woorden "drie jaar" vervangen door "vijf jaar";

Amendement  74

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 33 bis (nieuw)

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Artikel 132 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

33 bis. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

 

"Artikel 132 bis

 

In overeenstemming met de in artikel 125, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en op uitdrukkelijk verzoek van het lid of de leden dat/die ze assisteren, kunnen geaccrediteerde parlementaire medewerkers eenmalig een inrichtingsvergoeding ontvangen indien ze aantonen dat ze genoodzaakt waren van woonplaats te veranderen. Het bedrag van de vergoeding ligt niet hoger dan één maand basissalaris van de medewerker.";

Amendement  75

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 33 ter (nieuw)

Regeling andere personeelsleden

Artikel 139 – lid 1 – onder b)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

33 ter. Artikel 139, onder b,) wordt vervangen door:

 

"b) aan het einde van de maand waarin de geaccrediteerde parlementaire medewerker de leeftijd van 65 jaar bereikt, of, bij wijze van uitzondering, op de datum die overeenkomstig artikel 52, onder b), tweede alinea, van het statuut is vastgesteld;"

Motivering

Parlementaire medewerkers moeten bij wijze van uitzondering tot de leeftijd van 67 jaar kunnen werken.

Amendement  76

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 33 quater (nieuw)

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie

Artikel 139 – lid 1 – punt d

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

33 quater. In artikel 139, lid 1, wordt punt d) vervangen door:

 

"d) rekening houdend met het feit dat vertrouwen de basis vormt van de beroepsrelatie tussen het lid en zijn geaccrediteerde parlementaire medewerker, na afloop van de opzeggingstermijn die is vastgesteld in de overeenkomst en op grond waarvan de geaccrediteerde parlementaire medewerker of het Europees Parlement, handelend op verzoek van het lid of de leden van het Europees Parlement ter assistering van wie de geaccrediteerde parlementaire medewerker is aangeworven, het recht heeft de overeenkomst op te zeggen voordat de geldigheidsduur ervan is verstreken. Deze opzeggingstermijn moet ten minste één maand per volbracht dienstjaar bedragen, met een minimum van één maand en een maximum van drie maanden. De opzeggingstermijn mag evenwel niet ingaan tijdens een naar behoren met een medisch attest vastgestelde zwangerschap, tijdens een moederschapsverlof, of tijdens een ziekteverlof voor zover dit niet langer dan drie maanden duurt. Voorts wordt de opzeggingstermijn gedurende deze zwangerschap en deze verloven binnen bovengenoemde grens geschorst:";

Amendement  77

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 33 quinquies (nieuw)

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Artikel 139 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

33 quinquies. In artikel 139 wordt het volgende lid ingevoegd:

 

"3 bis. De in artikel 125, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen voorzien in een bemiddelingsprocedure die van toepassing is vóór de opzegging van het contract van een geaccrediteerde parlementaire medewerker, op verzoek van het lid of de leden van het Europees Parlement ter assistering van wie de geaccrediteerde parlementaire medewerker is aangeworven, in overeenstemming met lid 1, onder d), en lid 3.";

  • [1]  PB C ..../ Nog niet verschenen in het Publicatieblad.
  • [2]  PB C ... / Nog niet verschenen in het Publicatieblad.

TOELICHTING

Alle instellingen en agentschappen in de verschillende standplaatsen in de EU en haar delegaties in derde landen stellen samen ongeveer 55 000 ambtenaren en andere personeelsleden tewerk. Dit aantal is zeer klein in vergelijking met de nationale en zelfs plaatselijke overheden in bepaalde lidstaten, en wanneer rekening wordt gehouden met het feit dat de Europese instellingen ongeveer 501 miljoen EU-burgers dienen, wordt dit aantal nog kleiner.

In 2004 werden het statuut en het Europees ambtenarenapparaat aanzienlijk hervormd, met als doel ze te moderniseren en kosteneffectiever te maken. Deze hervorming zal tegen eind 2020 een besparing van in totaal 8 miljard euro hebben opgeleverd. De belangrijkste reden voor het huidige Commissievoorstel bestaat erin te zorgen voor een nieuwe methode voor de aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen, met inbegrip van de uitzonderingsclausule en de speciale heffing, en dit vormt eveneens de kern van het voorstel. Dit is nodig door het vervallen van de relevante bepalingen van het statuut eind 2012 en om een passend antwoord te bieden op de uitspraak van het Hof van Justitie in zaak C-40/10[1].

Hoewel het voorstel tot aanpassing van het statuut beperkt kon blijven tot de door de voornoemde vervaldatum vereiste wijzigingen, heeft de Commissie ervoor geopteerd verder te gaan en een aantal bijkomende aanpassingen voor te stellen. Het betreft steeds besparingsmaatregelen die samen toegepast dienen te worden met de nieuwe methode en de speciale heffing.

De rapporteur is van mening dat de huidige hervorming enkel betrekking dient te hebben op wat veranderd moet worden. De redenen hiervoor zijn het feit dat de voornaamste hervorming van het statuut, die aanzienlijke besparingen met zich heeft meegebracht, een aantal jaar geleden is doorgevoerd en nog steeds gevolgen heeft, en de noodzaak zich strikt te houden aan het tijdschema voor de goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen. Er dient rekening te worden gehouden met het feit dat het uitermate belangrijk is dat het Europees Parlement en de Raad tegen eind 2012 een overeenkomst bereiken. Indien dit niet het geval is, zou het vervallen van de methode en de speciale heffing ertoe leiden dat er geen sprake is van besparingen en dat de EU-begroting zelfs bijkomende kosten zal moeten dragen.

Er dient nog een laatste opmerking te worden gemaakt over de algemene context van het huidige voorstel. Het voorstel werd voorafgegaan door oproepen om besparingen door te voeren in de EU-administratie, en is tot stand gekomen ten tijde van een financiële crisis in Europa. Deze oproepen, die zeker en vast ernstig moeten worden genomen en de nodige aandacht verdienen, kunnen echter niet voorbijgaan aan de basisoverwegingen betreffende het doel en de rol van het Europese overheidsapparaat. Het is van wezenlijk belang een evenwicht te vinden tussen besparingen en de noodzaak ervoor te zorgen dat de instellingen hun taken en plichten kunnen uitvoeren in overeenstemming met hun verplichtingen en bevoegdheden krachtens de Verdragen. Om hun verdragsverplichtingen te kunnen nakomen, is het onontbeerlijk dat de instellingen voortdurend over de mogelijkheid beschikken personeel aan te werven en te behouden op basis van hun waarde, verdiensten en vaardigheden, met andere woorden personeelsleden die onafhankelijk zijn, achter het Europese project en zijn waarden staan, hooggekwalificeerd, multinationaal en meertalig[2]zijn, en bereid zich permanent in het buitenland te vestigen om er te werken.

1.        Voornaamste elementen van het voorstel

De rapporteur is ingenomen met het feit dat de Commissie haar voorstel vóór de vervaldatum van de methode en de speciale heffing heeft ingediend.

De rapporteur stemt met name in met het voorstel de methode te baseren op nominale salarisontwikkelingen (in plaats van reële salarisontwikkelingen) in alle lidstaten, in plaats van enkel in een aantal lidstaten, en hoopt dat de Commissie in staat zal zijn een praktische oplossing te vinden voor het probleem tijdig relevante gegevens te bekomen van de 27 lidstaten. De rapporteur benadrukt eveneens dat de uitzonderingsclausule naar de financiële crisis dient te verwijzen. Tot slot stemt de rapporteur in met de verhoging van de speciale heffing (voortaan "solidariteitsheffing") tot het voorgestelde niveau van 6%.

2.        Besparingsmaatregelen

2.1      Vermindering van het aantal personeelsleden met 5%

De Commissie stelt voor het aantal personeelsleden van elke instelling en elk agentschap te verminderen met 5%, wat in overeenstemming is met haar toezegging te besparen die is opgenomen in het voorgestelde meerjarig financieel kader[3]. Rekening houdend met het feit dat, in overeenstemming met de goedgekeurde lijst van het aantal ambten[4], de instellingen en agentschappen in 2011 in totaal 46 678 personeelsleden (ambtenaren en andere personeelsleden, met uitzondering van arbeidscontractanten) konden tewerkstellen, zou dit neerkomen op een vermindering met 2 334 personeelsleden in alle categorieën en een verdere vermindering van ongeveer 400 arbeidscontractanten. De vermindering moet tegen 2018 een feit zijn, door een bepaald aantal op een "natuurlijke" manier uit de instellingen vertrekkende personeelsleden niet te vervangen (bijvoorbeeld wanneer ze met pensioen gaan of wanneer hun contract afloopt).

Er dient te worden opgemerkt dat het voorstel een automatische vermindering met 5% van het aantal personeelsleden van elke instelling en elk agentschap inhoudt. Hoewel de Commissie dit met recht en reden onderzoekt als mogelijkheid om te besparen, is het verkeerd te beweren dat dit automatisch van toepassing moet zijn op alle instellingen. Het zal blijken dat dit niet realistisch is. Sommige instellingen zouden hoogstens het bestaande aantal personeelsleden moeten bevriezen, gelet op de nieuwe bevoegdheden die ze krachtens de verdragen hebben verkregen of die het gevolg zijn van toekomstige uitbreidingen, terwijl voor andere instellingen een verhoging van het aantal personeelsleden nodig zou kunnen zijn in de toekomst[5]. Bijgevolg zijn meer op maat gemaakte oplossingen nodig.

In het Commissievoorstel wordt voorgesteld het meerjarig financieel kader (MFK) en de lijst van het aantal ambten van de instellingen aan elkaar te koppelen door middel van een amendement op artikel 6 van het statuut. Dit amendement moet ervoor zorgen dat de instellingen en agentschappen hun toezegging om hun aantal personeelsleden met 5% in te krimpen, zullen naleven. In het statuut is echter reeds opgenomen dat "het aantal ambten per rang en functiegroep is vastgesteld in de lijst van het aantal ambten die voor elke instelling aan de desbetreffende afdeling van de begroting is gehecht". Uit deze bepaling blijkt duidelijk dat de lijst van het aantal ambten van de instellingen de budgettaire verplichtingen dient na te leven die voortvloeien uit de begrotingen van de instellingen, die gebaseerd zijn op de algemene begroting van de EU, en bijgevolg ook op het MFK. Er is geen reden om te zorgen voor een bijkomende link tussen het statuut en het financieel kader van de EU. Er dient eveneens te worden opgemerkt dat rubriek 5 van het MFK betrekking heeft op "administratieve uitgaven van de instellingen", en dat dit veel meer omvat dan hun uitgaven met betrekking tot personeel.

Hoewel de rapporteur van mening is dat de instellingen de nodige besparingen moeten doorvoeren, moeten de instellingen zelf kunnen bepalen welke gedetailleerde methode ze toepassen en op welke middelen ze zullen besparen. Zij verkeren in de beste positie om aan te geven en te besluiten waar precies de besparingen kunnen plaatsvinden zonder hun goede werking in het gedrang te brengen. Een dergelijke toezegging lijkt correcter.

De rapporteur stelt dan ook voor, rekening houdend met de voornoemde redenen, om dit voorstel niet te volgen.

2.2      Arbeidsvoorwaarden

De rapporteur wijst erop dat andere door de Commissie voorgestelde besparingsmaatregelen betrekking hebben op de arbeidsvoorwaarden, en onder meer het volgende omvatten:

a)        amendementen betreffende de werktijd:

-          een verhoging van de werktijd door een minimumaantal werkuren (40) in te voeren, zonder aanpassing van de bezoldiging,

-          een beperking van het aantal jaarlijkse reisdagen tot drie;

b)        wijzigingen van het pensioenstelsel:

-         een verhoging van de pensioenleeftijd van 63 tot 65, met de mogelijkheid te blijven werken tot 67 jaar,

-          verhoging van de leeftijd voor vervroegde pensionering van 55 tot 58,

-          een vermindering van het aantal ambtenaren dat van vervroegde pensionering kan profiteren van 10% tot 5% in alle instellingen in een bepaald jaar;

c)        wijzigingen betreffende toelagen en rechten:

-          een vermindering van de jaarlijkse reiskostenvergoeding,

-          een aanpassing van de regels betreffende de vergoeding van verhuiskosten,

-          een aanpassing van de regels betreffende de vergoeding van dienstreiskosten.

Bepaalde van deze maatregelen moeten worden bekeken in de context van de recente aanpassingen van de arbeidsvoorwaarden in de lidstaten, met name de verhoging van de pensioenleeftijd, wat een weerspiegeling is van de huidige demografische trends in de hele EU. Andere maatregelen, hoewel ze eveneens hun rol van besparingsmaatregelen vervullen, kunnen niet echt worden beschouwd als een belangrijk onderdeel van de voorgestelde wijzigingen.

Eén van de voorstellen betreft het bieden van de mogelijkheid voor de instellingen om flexibele werktijdregelingen in te voeren, als instrument voor een modern personeelsbeheer. De rapporteur is van mening dat de aanpak van de Commissie de goede richting uitgaat, maar zal onderzoeken of het nodig is dergelijke regelingen te beperken voor bepaalde categorieën van personeelsleden.

2.3      De loopbaan van assistenten (AST-rang)

Met de hervorming van 2004 werd een nieuwe structuur gecreëerd voor de AST-loopbaan. Het blijkt echter[6] dat verdere aanpassingen aan de salarisstructuur en het loopbaansysteem van AST's nodig zijn.

De Commissie stelde oorspronkelijk voor om dit te verhelpen door arbeidscontractanten te maken van de personeelsleden die secretariaatswerk verrichten. Tijdens de eerste gedachtewisselingen met de Commissie en haar ondervoorzitter Šefčovič in de Commissie juridische zaken in juli 2011 werd duidelijk gemaakt dat het gevaar bestaat dat met dergelijk voorstel niet kan worden voldaan aan de noden van de instellingen met betrekking tot het waarborgen van personeelsleden met een bepaald profiel (bijvoorbeeld taalkundig), en dat het voorstel bijgevolg niet aanvaardbaar was. Dit werd eveneens duidelijk gemaakt tijdens de sociale dialoog die door de Commissie werd gevoerd in de aanloop naar de goedkeuring van het formeel voorstel.

De Commissie besloot uiteindelijk om een nieuwe AST/SC-categorie voor te stellen om te zorgen voor een "lagere" loopbaan voor personen die belast zijn met eenvoudigere taken. Er wordt voorgesteld dat deze nieuwe categorie in dienst zal treden met een rang die twee rangen lager ligt dan AST 1. Er dient te worden benadrukt dat de rapporteur, hoewel hij zich niet verzet tegen de AST/SC-categorie, zo'n lage aanvangsrang niet kan aanvaarden. De aanvangsrangen in alle categorieën moeten de instellingen de garantie bieden dat ze geschikt personeel kunnen aanwerven. In dit specifieke geval is de garantie onontbeerlijk dat de instellingen secretariaatsmedewerkers (meestal vrouwen) kunnen aanwerven met een brede waaier aan nationaliteiten en een uitgebreide talenkennis om te kunnen voldoen aan de vereisten van een multinationale en meertalige dienst, die de absolute grondslag blijft van de multinationale EU-instellingen, die ten dienste staan van de burgers van de 27 EU-lidstaten. In deze context is het behoud van het geografische evenwicht in de instellingen een belangrijke factor die niet kan worden opgegeven en waarvoor bijzondere aandacht vereist is. De potentiële besparingen dienen in dit geval te worden afgewogen tegen de mogelijkheid van de instellingen om permanent een hoogwaardige dienst te leveren. Het is eveneens belangrijk dat het beginsel van gendergelijkheid naar behoren wordt gewaarborgd. Bijgevolg stelt de rapporteur voor de aanvangsrang voor de functiegroep AST/SC slechts één niveau onder AST 1 te plaatsen.

Met betrekking tot de AST-rang, wijst de rapporteur op twee elementen uit het voorstel. Om te beginnen is er de beperking van de AST-loopbaan tot AST 7 voor assistenten in de overgangsfase die zijn aangeworven na 1 mei 2004. De rapporteur wijst erop dat dit een schending is van de aanstellingscriteria, aangezien deze groep assistenten uitzicht had op een loopbaan tot AST 11. Om dit probleem enigszins te beperken, kan de limiet worden vastgesteld op AST 9. Ten tweede raadt de rapporteur aan de voorgestelde herstructurering van de AST-loopbaan, waarbij de twee hoogste rangen worden voorbehouden voor personeelsleden met een aanzienlijk verantwoordelijkheidsniveau, grondig te bestuderen.

3.        Specifieke opmerkingen

De rapporteur heeft besloten in het ontwerpverslag een paar punten aan te pakken die specifiek zijn voor bepaalde instellingen en waarvoor reeds geruime tijd een oplossing nodig is. Dit omvat een amendement waarmee specifieke bepalingen worden ingevoerd die verwijzen naar het pensioen van parlementaire medewerkers. De rapporteur stelt eveneens een amendement voor om de situatie van personeelsleden met een handicap aan te pakken om zo de verbintenis van de instellingen om een beleid van gelijke kansen te voeren te kunnen nakomen.

  • [1]  C-40/10 Commissie v Raad, nog niet gepubliceerd in Jurispr.
  • [2]  Vóór hun eerste promotie na aanwerving moeten personeelsleden aantonen in staat te zijn in drie officiële talen van de EU te werken.
  • [3]  Voorstel voor een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (COM(2011)398).
  • [4]  PB L 68 van 15.3.2011, blz. 1.
  • [5]  Er dient te worden opgemerkt dat in de loop van de jaren 2000-2010 de veranderende taken van de instellingen in overeenstemming met de verdragen en als gevolg van de uitbreidingen hebben geleid tot de volgende groei van het aantal personeelsleden: 21,6% bij de Commissie, 34,3% bij de Raad, 52,5% bij het Europees Parlement, 90,8% bij het Hof van Justitie, 61,1% bij de Rekenkamer, 35,2% bij het EESC en 140% bij het Comité van de regio's.
  • [6]  Zie eveneens het verslag van de Commissie van 30 maart 2011 inzake de gelijkwaardigheid van de oude en de nieuwe loopbaanstructuur. Artikel 6 van het Statuut (COM(2011)171).

ADVIES van de Begrotingscommissie (21.3.2012)

aan de Commissie juridische zaken

inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie
(COM(2011)0890 – C7‑0507/2011 – 2011/0455(COD))

Rapporteur voor advies: George Lyon

BEKNOPTE MOTIVERING

Achtergrondinformatie

Gezien de huidige economische omstandigheden kan slechts worden ingestemd met de wens het statuut van de ambtenaren van de EU te moderniseren om het beter te laten aansluiten op de demografische en economische realiteit in Europa. Hierbij is het overigens wel belangrijk ervoor te zorgen dat de beginselen die aan een nieuw en modern personeelsbeleid van de instellingen van de EU ten grondslag liggen, stoelen op de noodzaak prestaties en kwaliteit van dienstverlening te belonen, en dat het beleid oog heeft voor geografisch evenwicht. De rapporteur is van oordeel dat deze beginselen bij de nieuwe hervormingen een leidend karakter moeten hebben en dat daarnaast alle wijzigingen de billijkheid van het EU-systeem moeten waarborgen, de consolidatie-inspanningen van de nationale overheden moeten weerspiegelen en in verhouding moeten staan tot de voorwaarden die andere internationale organisaties bieden.

Dit gezegd zijnde, is de rapporteur verheugd over het voorstel van de Commissie omdat het, na een gedegen sociale dialoog, een bevredigend evenwicht lijkt te bereiken tussen de noodzaak van méér efficiëntie en besparingen enerzijds, naar analogie van de consolidering van de overheidsfinanciën in de lidstaten, en het gegeven dat de instellingen in staat moeten zijn hoog gekwalificeerd en onafhankelijk personeel aan te trekken dat in staat is het beleid van de EU doeltreffend en effectief ten uitvoer te leggen anderzijds.

De grote hervorming van het statuut van de ambtenaren in 2004, waarbij alle onderdelen van de Europese openbare dienst flink werden gewijzigd, heeft reeds besparingen ten belope van 3 miljard EUR opgeleverd, en zal tussen nu en 2020 de uitgaven nog eens met 5 miljard EUR doen afnemen. De administratieve uitgaven van de EU vormen slechts 5,8% van het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2007-2013, dat op zijn beurt ongeveer 1% van het bbp van de EU vertegenwoordigt.

Bevoegdheid van de Begrotingscommissie

De rapporteur stelt vast dat de belangrijkste onderdelen van het voorstel, d.w.z. de wijzigingen in het pensioenstelsel, de aanpassing van de lengte van de werkweek, de nieuwe solidariteitsheffing, de nieuwe methode voor het aanpassen van de salarissen en de pensioenen, en de wijzigingen in het loopbaanstelsel, allemaal expliciet aan bod komen in de nieuwe wetgevingsbepalingen. Hij is evenwel van oordeel dat, hoewel deze onderdelen middels de onderhavige wetgevingsprocedure zullen worden besloten, de verlaging van het personeelsbestand van alle instellingen en organen met 5% binnen het mandaat van de Begrotingscommissie valt.

De Begrotingscommissie is binnen het EP in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure bevoegd voor alle besluiten betreffende de administratieve begrotingen en de organigrammen van de instellingen van de EU. Bij personeelsreductiedoelstellingen moet niet vooruit worden gelopen op besluiten van de begrotingsautoriteit of op de resultaten van de onderhandelingen over het MFK voor de periode 2014-2020, dat binnen het EP ook tot de bevoegdheden van de Begrotingscommissie behoort.

De rapporteur is van mening dat de toetreding van Kroatië, de nieuwe taken ten gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de economische crisis aanleiding zijn om, voorafgaand aan enig politiek besluit op dit gebied, een gedegen inventaris te maken van de behoeften van alle instellingen en organen, teneinde vast te stellen wat de invloed van de voorgestelde personeelsreductie is op het niveau en de kwaliteit van de tenuitvoerlegging van programma's en, meer in het algemeen, op de kwaliteit van het werk van de instellingen.

De door de rapporteur voorgestelde amendementen beogen ten aanzien hiervan voor duidelijkheid te zorgen, en ze waarborgen dat de bevoegdheden van de Begrotingscommissie worden beschermd en niet overbodig worden gemaakt door besluiten in het kader van andere procedures.

De rapporteur is van oordeel dat de inhoud van de voorgestelde wetgevingswijzigingen onder de bevoegdheid valt van de Commissie juridische zaken als commissie ten principale. Om de Commissie juridische zaken bij haar besluitvorming te helpen, bevat de tabel hieronder een gedetailleerd overzicht van de begrotingsgevolgen van de voorgestelde maatregelen.

Tot slot spreekt de rapporteur zijn vertrouwen uit in een eventuele voortzetting van de nauwe samenwerking tussen de Commissie juridische zaken en de Begrotingscommissie in het geval dat in een later stadium van de procedure amendementen met een significante begrotingsimpact zouden worden ingediend.

Beknopte beschrijving van de begrotingsimpact van het voorstel van de Commissie

De begrotingsimpact van het voorstel van de Commissie is een totale besparing van 1 010 miljoen EUR in de periode 2014-2020, waarvan 80% ten gevolg van een verlaging van het personeelsbestand met 5%, hetgeen buiten het formele voorstel van de Commissie valt, en besparingen op de lange termijn ten belope van 1 022 miljoen EUR per jaar wanneer "kruissnelheid" is bereikt (vanaf 2060). In de tabel hieronder kan gedetailleerd worden afgelezen welke besparingen waar en wanneer zullen worden gerealiseerd (volgens de methode die de Commissie heeft gebruikt voor het opstellen van het financieel memorandum bij haar voorstel).

Raming van de verwachte besparingen bij administratieve uitgaven op de korte en de lange termijn

(Exclusief operationele MFK-rubrieken, bijv. agentschappen)

 

Begrotingsimpact op rubriek V

(in miljoen EUR)

 

Totale besparing

2013-2020

 

Jaarlijkse besparingen op "kruissnelheid" (lange termijn)

Vermindering van het aantal personeelsleden met 5%

Beloningsbeleid

832

195

Pensioenen

2

144

Totaal

834

339

Nieuwe loopbaanstructuur voor assistenten

Beloningsbeleid

85

64

Pensioenen

5

86

Totaal

90

150

Nieuwe functiegroep voor secretaresses (AST/SC)

Beloningsbeleid

97

213

Pensioenen

0

160

Totaal

97

373

Verhoging van de pensioenleeftijd

Beloningsbeleid

0

-49

Pensioenen

2

207

Totaal

2

158

Reiskostenvergoedingen

Beloningsbeleid

18

2

Pensioenen

0

0

Totaal

18

2

ALLE MAATREGELEN

Beloningsbeleid

1.032

425

Pensioenen

9

597

Totaal

1.041

1.022

Tot slot geeft de rapporteur uitdrukking aan zijn bezorgdheid over de korte deadline en de onfortuinlijke maar in het geheel niet denkbeeldige mogelijkheid dat, indien voor het eind van 2012 geen overeenstemming over het voorstel wordt bereikt, de totale post salarissen van alle instellingen met 5,5% zal toenemen vanwege het verstrijken van de huidige speciale heffing. Dit zou haaks staan op de gewenste uitkomst van de hervorming, en alle instellingen en het personeel in een ongemakkelijke positie manoeuvreren ten opzichte van de burgers van de EU, die ernstig onder de crisis leiden, en we zouden er dus alles aan moeten doen om dat scenario te vermijden.

AMENDEMENTEN

De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Ontwerpwetgevingsresolutie

Paragraaf 1 bis (nieuw)

Ontwerpwetgevingsresolutie

Amendement

 

1 bis. is van oordeel dat politieke overeenkomsten over verlagingen van het personeelsbestand van de instellingen en de organen van de Unie de begrotingsbevoegdheden van het Parlement in het kader van andere procedures, zoals de jaarlijkse begrotingsprocedure en de aanstaande onderhandelingen over het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, onverlet moeten laten. Zal zich met klem verzetten tegen elke poging om op de uitkomst van die onderhandelingen vooruit te lopen;

Motivering

Het EP is onderdeel van de begrotingsautoriteit en in die hoedanigheid in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure bevoegd voor alle besluiten betreffende de administratieve begrotingen en de organigrammen van de instellingen van de EU. Bij personeelsreductiedoelstellingen moet niet vooruit worden gelopen op besluiten van de begrotingsautoriteit of op de resultaten van de aanstaande onderhandelingen over het MFK voor de periode 2014-2020. Dit is zo essentieel dat voorafgaand aan enig politiek besluit op dit vlak de gevolgen van grote verlagingen van het personeelsbestand voor de kwaliteit van het werk van de instellingen grondig moeten worden geanalyseerd.

Amendement  2

Ontwerpwetgevingsresolutie

Paragraaf 1 ter (nieuw)

Ontwerpwetgevingsresolutie

Amendement

 

1 ter. is van mening dat het voorstel van de Commissie, waarin vooral bezuinigingen worden genoemd ten koste van personeel in lage rangen, niet strookt met het beginsel van sociale rechtvaardigheid;

Amendement  3

Voorstel voor een verordening

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1) De Europese Unie en haar meer dan 50 instellingen en agentschappen moeten kunnen beschikken over een kwalitatief hoogwaardig Europees overheidsapparaat, zodat zij haar taken overeenkomstig de Verdragen volgens de hoogst denkbare normen kan uitvoeren en berekend is op de interne en de externe uitdagingen waarmee zij in de toekomst te maken zal krijgen.

(1) De Europese Unie en haar meer dan 50 instellingen en agentschappen moeten kunnen beschikken over een kwalitatief hoogwaardig Europees overheidsapparaat, zodat zij haar taken, waaronder de nieuwe taken die voortvloeien uit de Verdragen, overeenkomstig de Verdragen volgens de hoogst denkbare normen kan uitvoeren en berekend is op de interne en de externe uitdagingen waarmee zij in de toekomst te maken zal krijgen, in het bijzonder de mogelijke toetreding van nog andere landen.

Amendement  4

Voorstel voor een verordening

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) Er moet bijgevolg een kader worden vastgesteld om op een zo ruim mogelijke geografische basis uit de burgers van de lidstaten personeelsleden aan te werven die qua prestaties en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, en om ervoor te zorgen dat die personeelsleden hun taken zo doeltreffend en doelmatig mogelijk kunnen uitvoeren.

(2) Er moet bijgevolg een kader worden vastgesteld om op een zo ruim mogelijke geografische basis uit de burgers van de lidstaten personeelsleden aan te werven die qua prestaties en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, en om ervoor te zorgen dat die personeelsleden hun taken zo doeltreffend en doelmatig mogelijk kunnen uitvoeren, in het bijzonder op basis van een passend stelsel voor loopbaanontwikkeling dat prestatie, toewijding en kwaliteit van dienstverlening beloont.

Amendement  5

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis) Hoewel de met deze verordening geïntroduceerde wijzigingen van het statuut van de ambtenaren tot enige besparingen voor de begroting van de Unie zullen leiden, mogen ze op generlei wijze vooruitlopen op nog te nemen besluiten over veranderingen in de omvang van het personeelsbestand van de instellingen en de agentschappen van de Unie, die tot de uitsluitende bevoegdheid van de begrotingsautoriteit behoren.

Motivering

Het EP is onderdeel van de begrotingsautoriteit en in die hoedanigheid in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure bevoegd voor alle besluiten betreffende de administratieve begrotingen en de organigrammen van de instellingen van de EU. Bij personeelsreductiedoelstellingen moet niet vooruit worden gelopen op besluiten van de begrotingsautoriteit of op de resultaten van de aanstaande onderhandelingen over het MFK voor de periode 2014-2020. Dit is zo essentieel dat voorafgaand aan enig politiek besluit op dit vlak de gevolgen van grote verlagingen van het personeelsbestand voor de kwaliteit van het werk van de instellingen grondig moeten worden geanalyseerd.

Amendement  6

Voorstel voor een verordening

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) De potentiële voordelen voor de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie van de toepassing van de methode moeten worden gecompenseerd door de voortzetting van het systeem van de speciale heffing, die voortaan "solidariteitsheffing" zal worden genoemd. Hoewel het percentage van de thans geldende speciale heffing in de periode 2004-2012 geleidelijk steeg en gemiddeld 4,23% bedroeg, lijkt het in de huidige omstandigheden passend om de solidariteitsheffing te verhogen tot een uniform percentage van 6%, zodat rekening wordt gehouden met de moeilijke economische situatie en de gevolgen daarvan voor de overheidsfinanciën in de Europese Unie. Deze solidariteitsheffing moet gelden voor alle ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie voor dezelfde periode als "de methode" zelf.

(6) De potentiële voordelen voor de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie van de toepassing van de methode moeten worden gecompenseerd door de voortzetting van het systeem van de speciale heffing, die voortaan "solidariteitsheffing" zal worden genoemd. Hoewel het percentage van de thans geldende speciale heffing in de periode 2004-2012 geleidelijk steeg en gemiddeld 4,23% bedroeg, lijkt het in de huidige omstandigheden passend om de solidariteitsheffing te verhogen tot een uniform percentage van 6%, zodat de begroting van de Unie bijdraagt aan het financieren van het beleid van de Unie op het gebied van groei en werkgelegenheid en rekening wordt gehouden met de moeilijke economische situatie en de gevolgen daarvan voor de overheidsfinanciën in de Europese Unie. Deze solidariteitsheffing moet gelden voor alle ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie voor dezelfde periode als "de methode" zelf.

Amendement  7

Voorstel voor een verordening

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11) Gelet op dit verzoek is het passend om de bevordering tot een hogere rang te doen afhangen van de uitvoering van taken waarvan het belang rechtvaardigt dat de ambtenaar in die hogere rang wordt benoemd.

(11) Gelet op dit verzoek is het passend om de bevordering tot een hogere rang te doen afhangen van persoonlijke toewijding, de verbetering van vaardigheden en bekwaamheden, en de uitvoering van taken waarvan het belang rechtvaardigt dat de ambtenaar in die hogere rang wordt benoemd.

Amendement  8

Voorstel voor een verordening

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14) De in de instellingen toegepaste werktijden moeten worden afgestemd op de werktijden die gelden in bepaalde lidstaten van de Europese Unie, teneinde de inkrimping van het aantal personeelsleden in de instellingen te compenseren. De invoering van een minimum wekelijkse werktijd zal ervoor zorgen dat de personeelsleden van de instellingen het werk dat uit de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie voortvloeit kunnen uitvoeren. Tegelijkertijd is de harmonisering van de arbeidsvoorwaarden in de instellingen in het belang van de solidariteit tussen alle Europese ambtenaren.

(14) De in de instellingen toegepaste werktijden moeten worden afgestemd op de werktijden die gelden in bepaalde lidstaten van de Europese Unie. De invoering van een minimum wekelijkse werktijd zal ervoor zorgen dat de personeelsleden van de instellingen het werk dat uit de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie voortvloeit kunnen uitvoeren. Tegelijkertijd is de harmonisering van de arbeidsvoorwaarden in de instellingen in het belang van de solidariteit tussen alle Europese ambtenaren.

Motivering

De omvang van de Europese overheid moet worden vastgesteld in het kader van de onderhandelingen over het MFK 2014-2020 en de jaarlijkse begrotingsprocedures. Alhoewel de inspanningen van de lidstaten om hun begrotingen op orde te brengen aanleiding geven tot een vermindering van de administratieve uitgaven van de EU, moet deze vermindering niet automatisch op alle instellingen worden toegepast en niet van permanente aard zijn gezien de toenemende bevoegdheden en taken die aan de EU worden toegewezen.

Amendement  9

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 3

Statuut van de ambtenaren

Artikel 6 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Het aantal ambten per rang en functiegroep is vastgesteld in de lijst van het aantal ambten die voor elke instelling aan de desbetreffende afdeling van de begroting is gehecht.

1. Het aantal ambten per rang en functiegroep is vastgesteld in de lijst van het aantal ambten die voor elke instelling aan de desbetreffende afdeling van de begroting is gehecht.

De lijst van het aantal ambten van elke instelling weerspiegelt de verplichtingen die in het meerjarig financieel kader en in het interinstitutioneel akkoord over de uitvoering daarvan zijn opgenomen.

 

Motivering

Deze tekst is hier overbodig omdat hierin reeds wordt voorzien in artikel 312 van het VWEU.

Amendement  10

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 8

Statuut van de ambtenaren

Artikel 27 – alinea's 1 en 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De aanwerving is erop gericht de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van vakbekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke geografische spreiding. Geen enkel ambt mag worden bestemd voor onderdanen van een bepaalde lidstaat.

De aanwerving is erop gericht de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van vaardigheden, bekwaamheden, vakbekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke geografische spreiding Geen enkel ambt mag worden bestemd voor onderdanen van een bepaalde lidstaat.

Op grond van het beginsel van gelijkheid van alle burgers van de Unie kan elke instelling corrigerende maatregelen treffen, wanneer een langdurige en aanzienlijke onevenwichtigheid tussen de nationaliteiten van de ambtenaren wordt vastgesteld, die niet op grond van objectieve criteria gerechtvaardigd is. Deze corrigerende maatregelen mogen er nooit toe leiden dat andere aanwervingscriteria gelden dan die welke op verdienste zijn gebaseerd. Voordat dergelijke corrigerende maatregelen worden getroffen, stelt het tot aanstelling bevoegde gezag van de betrokken instelling voor dit lid algemene uitvoeringsbepalingen vast overeenkomstig artikel 110.

Op grond van het beginsel van gelijkheid van alle burgers van de Unie kan elke instelling corrigerende maatregelen treffen, wanneer een langdurige en aanzienlijke onevenwichtigheid tussen de nationaliteiten van de ambtenaren wordt vastgesteld, rekening houdend met de spreiding over elke categorie en elke rang, die niet op grond van objectieve criteria gerechtvaardigd is. Deze corrigerende maatregelen mogen er nooit toe leiden dat andere aanwervingscriteria gelden dan die welke op verdienste zijn gebaseerd. Voordat dergelijke corrigerende maatregelen worden getroffen, stelt het tot aanstelling bevoegde gezag van de betrokken instelling voor dit lid algemene uitvoeringsbepalingen vast overeenkomstig artikel 110.

Amendement  11

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 10

Statuut van de ambtenaren

Artikel 31 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Onverminderd artikel 29, lid 2, kunnen ambtenaren slechts worden aangeworven in de rang SC 1, in de rangen AST 1 tot en met AST 4 of in de rangen AD 5 tot en met AD 8.

Onverminderd artikel 27 en artikel 29, lid 2, kunnen ambtenaren slechts worden aangeworven in de rang SC 1, in de rangen AST 1 tot en met AST 4 of in de rangen AD 5 tot en met AD 8.

Amendement  12

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 14 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren

Artikel 44 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

14 bis. Artikel 44, alinea 1 wordt vervangen door:

 

Een ambtenaar die een anciënniteit van twee dienstjaren in een salaristrap van zijn rang heeft, gaat automatisch over naar de volgende salaristrap van die rang, met uitzondering van ambtenaren in een rang gelijk aan of hoger dan AD 12 of AST 10 zonder verantwoordelijkheden op het gebied van personeelsbeheer, die na drie jaar automatisch overgaan naar de volgende salaristrap van hun rang.

PROCEDURE

Titel

Statuut van de ambtenaren, alsmede de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de EU

Document- en procedurenummers

COM(2011)0890 – C7-0507/2011 – 2011/0455(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

JURI

19.1.2012

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

BUDG

19.1.2012

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

George Lyon

25.1.2012

 

 

 

Datum goedkeuring

21.3.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

3

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Richard Ashworth, Reimer Böge, Zuzana Brzobohatá, James Elles, Göran Färm, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazábal Rubial, Salvador Garriga Polledo, Jens Geier, Ivars Godmanis, Ingeborg Gräßle, Carl Haglund, Lucas Hartong, Jutta Haug, Monika Hohlmeier, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Anne E. Jensen, Ivailo Kalfin, Sergej Kozlík, Jan Kozłowski, Alain Lamassoure, Giovanni La Via, George Lyon, Claudio Morganti, Nadezhda Neynsky, Potito Salatto, Helga Trüpel, Derek Vaughan, Jacek Włosowicz

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, María Muñiz De Urquiza, Georgios Papastamkos, Georgios Stavrakakis, Gianluca Susta

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Eva Ortiz Vilella

ADVIES van de Commissie begrotingscontrole (20.3.2012)

aan de Commissie juridische zaken

inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie
(COM(2011)0890 – C7‑0507/2011 – 2011/0455(COD))

Rapporteur voor advies: Ingeborg Gräßle

AMENDEMENTEN

De Commissie begrotingscontrole verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een verordening

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) Er moet bijgevolg een kader worden vastgesteld om op een zo ruim mogelijke geografische basis uit de burgers van de lidstaten personeelsleden aan te werven die qua prestaties en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, en om ervoor te zorgen dat die personeelsleden hun taken zo doeltreffend en doelmatig mogelijk kunnen uitvoeren.

(2) Er moet bijgevolg een kader worden vastgesteld om op een zo ruim mogelijke geografische basis uit de burgers van de lidstaten personeelsleden aan te werven die qua prestaties en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, en om ervoor te zorgen dat die personeelsleden hun taken zo doeltreffend en doelmatig mogelijk kunnen uitvoeren. Met het oog daarop moet een oplossing worden gevonden voor de problemen die de instellingen momenteel ondervinden om ambtenaren of functionarissen uit bepaalde lidstaten - Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Nederland - aan te werven als gevolg van de in vergelijking met andere sectoren in die lidstaten minder aantrekkelijke en concurrerende arbeidsvoorwaarden bij de instellingen;

Amendement  2

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis) Gezien het feit dat de omvang van het Europese ambtenarenapparaat zeer beperkt is in verhouding tot de doelstellingen van de Unie en haar bevolkingomvang, mag een verlaging van het aantal personeelsleden van de instellingen en agentschappen van de Unie niet leiden tot aantasting van hun vermogen om hun taken, plichten en functies overeenkomstig hun verplichtingen en bevoegdheden uit hoofde van de Verdragen te vervullen. In dit verband bestaat er behoefte aan een grotere transparantie van de personeelskosten die elke instelling en elk agentschap met betrekking tot alle voor hen werkzame personeelscategorieën moet dragen.

Amendement  3

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) Meer algemeen is het de bedoeling de personele middelen zo goed mogelijk te beheren in het kader van een Europees ambtenarenapparaat dat gekenmerkt wordt door vakbekwaamheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, onpartijdigheid en stabiliteit, alsook door culturele en taalverscheidenheid.

(3) Meer algemeen is het de bedoeling de personele middelen zo goed mogelijk te beheren in het kader van een Europees ambtenarenapparaat dat gekenmerkt wordt door uitmuntendheid, vakbekwaamheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, onpartijdigheid en stabiliteit, alsook door culturele en taalverscheidenheid en aantrekkelijke aanwervingsvoorwaarden.

Amendement  4

Voorstel voor een verordening

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Om de loopbaanstructuren in de huidige vakgebieden van de AST-personeelsleden nog verder op de verschillende niveaus van verantwoordelijkheid af te stemmen en de onontbeerlijke bijdrage tot de beperking van de administratieve uitgaven te leveren, moet er een nieuwe functiegroep "AST/SC" voor secretariaats- en kantoormedewerkers worden ingevoerd. De salarissen en de bevorderingspercentages garanderen dat het niveau van verantwoordelijkheid en dat van de bezoldigingen voldoende op elkaar zijn afgestemd. Op die manier zal het mogelijk zijn om een stabiel en breed Europees ambtenarenapparaat te behouden.

(13) Om de loopbaanstructuren in de huidige vakgebieden van de AST-personeelsleden nog verder op de verschillende niveaus van verantwoordelijkheid af te stemmen en de onontbeerlijke bijdrage tot de beperking van de administratieve uitgaven te leveren, moet er een nieuwe functiegroep "AST/SC" voor secretariaats- en kantoormedewerkers worden ingevoerd. De salarissen en de bevorderingspercentages moeten garanderen dat het niveau van verantwoordelijkheid en dat van de bezoldigingen voldoende op elkaar zijn afgestemd. Op die manier zal het mogelijk zijn om een stabiel en breed Europees ambtenarenapparaat te behouden. De Commissie dient een analyse uit te voeren van en verslag uit te brengen over de omvang van deze nieuwe functiegroep en de gevolgen van invoering ervan, waarbij met name moet worden gekeken naar de situatie van vrouwen, zodat kan worden bereikt dat een stabiel en breed Europees ambtenarenapparaat behouden blijft.

Amendement  5

Voorstel voor een verordening

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18) Sommige personeelsleden moeten frequent op dienstreis gaan naar de andere plaatsen waar hun instelling een zetel heeft. Momenteel houden de regels inzake dienstreizen niet doeltreffend rekening met die situatie. Deze regels moeten derhalve worden aangepast, om in die gevallen de verblijfkosten te vergoeden op basis van een forfaitair bedrag.

(18) Sommige personeelsleden moeten frequent op dienstreis gaan naar de andere plaatsen waar hun instelling een zetel heeft. Momenteel houden de regels inzake dienstreizen niet doeltreffend rekening met die situatie. Deze regels moeten derhalve worden aangepast, om in die gevallen een forfaitaire vergoeding te betalen die gebaseerd is op de gemiddelde lokale verblijfkosten.

Amendement  6

Voorstel voor een verordening

Overweging 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(20) Er moeten overgangsmaatregelen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de nieuwe regels en maatregelen geleidelijk worden toegepast, terwijl de verworven rechten en legitieme verwachtingen van de personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingen van het statuut in dienst zijn getreden, worden geëerbiedigd.

(20) Er moeten overgangsmaatregelen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de nieuwe regels en maatregelen geleidelijk worden toegepast, terwijl de verworven rechten en legitieme verwachtingen van de personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van dit gewijzigde statuut in dienst zijn getreden, worden geëerbiedigd.

Amendement  7

Voorstel voor een verordening

Overweging 21

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(21) Ten behoeve van vereenvoudiging en de samenhang van het personeelsbeleid moeten de regels die door de Commissie ter uitvoering van het statuut worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing zijn op de agentschappen. Omdat de agentschappen in een specifieke situatie verkeren, moeten zij echter het recht hebben om indien nodig de toestemming van de Commissie te vragen voor de vaststelling van uitvoeringsbepalingen die afwijken van die welke de Commissie heeft vastgesteld, of om de regels van de Commissie in het geheel niet toe te passen.

(21) Ten behoeve van vereenvoudiging en de samenhang van het personeelsbeleid moeten de regels die door de Commissie ter uitvoering van het statuut worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing zijn op de agentschappen. Omdat de agentschappen in een specifieke situatie verkeren, moeten zij echter het recht hebben om indien nodig de toestemming van de Commissie te vragen voor de vaststelling van uitvoeringsbepalingen die afwijken van die welke de Commissie heeft vastgesteld.

Amendement  8

Voorstel voor een verordening

Overweging 22

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(22) Het Hof van Justitie van de Europese Unie moet een register invoeren en beheren van alle regels die zijn vastgesteld om aan het statuut uitvoering te geven. Dit register, dat door alle instellingen en agentschappen kan worden geraadpleegd, zal de transparantie verhogen en bevorderen dat het statuut op samenhangende wijze wordt toegepast.

(22) Het Hof van Justitie van de Europese Unie moet een register invoeren en beheren van alle regels die zijn vastgesteld om aan het statuut uitvoering te geven, met inbegrip van de goedgekeurde afwijkingen. Dit register, dat door alle instellingen en agentschappen kan worden geraadpleegd, zal de transparantie verhogen en bevorderen dat het statuut op samenhangende wijze wordt toegepast.

Amendement  9

Voorstel voor een verordening

Overweging 26

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(26) Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen moet de Commissie ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig, gelijktijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden,

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Amendement  10

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 2 – letter a

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 5 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De ambten waarop dit statuut van toepassing is, zijn in functiegroepen ingedeeld naar gelang van de aard en het niveau van de werkzaamheden waarmee zij overeenkomen, te weten de functiegroep "administrateurs" (hierna "AD"), de functiegroep "assistenten" (hierna "AST") en de functiegroep "secretariaats- en kantoormedewerkers" (hierna "AST/SC").

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Amendement  11

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 5 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 11 bis – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 bis. Artikel 11 bis, lid 1, wordt vervangen door de volgende tekst:

 

"1. Tenzij hierna anders is bepaald, mag een ambtenaar bij de uitoefening van zijn functie geen aangelegenheden behandelen waarbij hij, direct of indirect, enig persoonlijk belang, met name van familiale of financiële aard, heeft dat zijn onafhankelijkheid in het gedrang zou kunnen brengen, of enig ander belangenconflict dat o.a. verband houdt met werkzaamheden die de ambtenaar in de voorafgaande vijf jaar heeft verricht. Alle nieuwbenoemde ambtenaren moeten vóór de aanvang van hun werkzaamheden bij de instelling waartoe zij behoren, een uitgebreide "belangenverklaring" invullen en overleggen die gegevens bevat over hun eerdere werkgevers en eerdere klanten in de voorafgaande periode van ten minste vijf jaar.

 

Onder "belangenconflict" wordt, in aansluiting op de definitie die de OESO voorstaat, verstaan een conflict tussen de openbare taken en de privébelangen van een ambtenaar, waarbij deze ambtenaar in zijn hoedanigheid van particulier persoon belangen heeft die een ongewenste invloed kunnen hebben op de vervulling van zijn officiële taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast wordt een belangenconflict ook geacht te bestaan in situaties waarin voormalige ambtenaren van insider-kennis, know-how, invloed en contacten die zij tijdens hun werkzaamheid voor de instellingen hebben verworven, gebruik zouden kunnen maken ten behoeve van hun eigen financiële belangen of die van hun latere werkgevers of klanten.

Motivering

Het statuut moet worden aangescherpt op het punt van preventie van en omgang met belangenconflicten en moet minder ruimte voor interpretatie bieden. De huidige formulering leidt tot een gebrek aan consistentie in de maatregelen die de instellingen op dit gebied nemen, waardoor het vertrouwen van de EU-burgers in de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU wordt ondergraven.

Amendement  12

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 5 ter (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 12 ter – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 ter. Artikel 12 ter, lid 1, komt als volgt te luiden:

 

"1. Onverminderd het bepaalde in artikel 15, moet de ambtenaar die voornemens is om, al dan niet tegen beloning, enige nevenactiviteit uit te oefenen of enigerlei opdracht buiten de Unie te vervullen, daartoe machtiging vragen aan het tot aanstelling bevoegde gezag. Deze machtiging wordt alleen geweigerd wanneer de activiteit of opdracht van dien aard is dat de ambtenaar erdoor wordt gehinderd in de uitoefening van zijn functie of wanneer de activiteit of opdracht twijfel doet rijzen omtrent zijn onafhankelijkheid en loyaliteit jegens de instelling of niet verenigbaar is met de belangen van de instelling.

Motivering

De afgelopen jaren zijn er tal van berichten verschenen over gevallen van al dan niet vermeende belangenconflicten in de EU-instellingen. Het statuut moet worden aangescherpt op het punt van preventie van en omgang met belangenconflicten en moet minder ruimte voor interpretatie bieden.

Amendement  13

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 6 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 22 quater (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

6 bis. Na artikel 22 ter wordt het volgende artikel ingevoegd:

 

"Artikel 22 quater

 

Elke instelling stelt een onafhankelijke procedure in voor de behandeling van klachten van ambtenaren over de wijze waarop zij zijn behandeld nadat en/of naar aanleiding van het feit dat zij hun verplichtingen uit hoofde van artikel 22 bis en/of artikel 22 ter zijn nagekomen. De betrokken instelling ziet erop toe dat deze klachten binnen twee maanden vertrouwelijk worden behandeld. Indien die termijn niet in acht kan worden genomen, stelt de betrokken instelling de klager(s) schriftelijk op de hoogte van de redenen voor de vertraging.

 

Elke instelling stelt interne richtsnoeren inzake klokkenluiders vast, waarin o.a. voorschriften zijn opgenomen betreffende:

 

– het verstrekken aan de in artikel 22 bis, lid 1, en/of artikel 22 ter bedoelde ambtenaren ("klokkenluiders") van informatie over de behandeling van de door hen gemelde aangelegenheden,

 

– de bescherming van de legitieme belangen en de persoonlijke levenssfeer van klokkenluiders, en

 

– de in de eerste alinea vermelde onafhankelijke procedure voor de behandeling van klachten.

 

In die interne richtsnoeren worden de in bijlage A vervatte beginselen geëerbiedigd.

 

Bijlage A

 

Artikel 1

 

1. 1. De ambtenaar die tijdens de uitoefening van zijn functie of in verband daarmee kennis krijgt van, of oprecht meent dat er sprake is van het bestaan van wetsovertredingen, het door andere ambtenaren niet nakomen van verplichtingen die voortvloeien uit ethische grondbeginselen, verkwisting en/of risico's waardoor de belangen van de Europese Unie worden geschaad, heeft het recht dit te melden en ondersteunende informatie te verstrekken aan zijn directe chef of aan zijn directeur-generaal of een persoon in een vergelijkbare functie, dan wel rechtstreeks aan het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), als de aangelegenheid onder de bevoegdheden van OLAF valt. Elke instelling moet ook over een communicatiekanaal beschikken waarlangs bilateraal anoniem gecommuniceerd kan worden overeenkomstig dit artikel.

 

2. Elke instelling draagt er zorg voor dat een ambtenaar die een melding, als bedoeld in lid 1, doet ("klokkenluider"), onverwijld een ontvangstbevestiging ontvangt en binnen vier weken te horen krijgt hoeveel tijd er ongeveer gemoeid zal zijn met het onderzoek van zijn melding, dat niet langer dan zes maanden mag duren. Bij overschrijding van deze termijn wordt de klokkenluider op de hoogte gesteld van de redenen voor de noodzakelijk geworden verlenging en de geraamde totale duur. Hetzelfde geldt voor elke volgende periode van drie maanden.

 

3. Indien een eerste analyse uitwijst dat de aangelegenheid terreinen betreft die onder de bevoegdheden van OLAF vallen, wordt de zaak aan OLAF overgedragen. De klokkenluider wordt onverwijld op de hoogte gesteld van deze overdracht. Ten aanzien van de klokkenluider en de behandeling van diens melding heeft OLAF dezelfde verplichtingen als de primaire ontvanger en diens instelling.

 

4. Elke instelling zorgt ervoor dat de identiteit van de klokkenluider zo vertrouwelijk mogelijk wordt behandeld. De betrokken instelling en/of OLAF zijn er ook verantwoordelijk voor dat de klokkenluider onmiddellijk op de hoogte wordt gesteld van een schending van de anonimiteit en vertrouwelijkheid of een desbetreffend risico.

 

5. Elke instelling draagt er zorg voor dat elke melding van een klokkenluider wordt onderzocht. Het onderzoek is onpartijdig en adequaat, wordt onverwijld uitgevoerd, behoorlijk gedocumenteerd, door competente organen uitgevoerd en kan niet worden beïnvloed door personen die door de klokkenluider zijn beschuldigd of worden verdacht. De klokkenluider heeft het recht om behoorlijk te worden geïnformeerd en gehoord alvorens een onderzoek wordt afgerond. De klokkenluider wordt ook op de hoogte gesteld van het eindresultaat en heeft recht op inzage in de desbetreffende documenten.

 

6. De procedurele, privacy- en gegevensbeschermingsrechten van alle betrokkenen alsmede de geheimhoudingsbehoeften van de instellingen worden gedurende de behandeling van de door klokkenluiders gemelde gevallen in acht genomen.

 

7. Een ambtenaar mag geen nadelige gevolgen ondervinden van zijn melding of de behandeling daarvan door de betrokken instelling, en wordt door die instelling beschermd tegen dergelijke gevolgen die zich door daden van andere ambtenaren of derden voordoen of kunnen voordoen. Indien de klokkenluider nadelige gevolgen ondervindt waarvan niet kan worden uitgesloten dat deze verband houden met zijn melding, is de instelling verplicht te bewijzen dat er geen verband bestaat.

 

8. Ongepaste inmenging door een ambtenaar in de behandeling van een melding (bijvoorbeeld in de vorm van manipulatie van een onderzoek of enige daad die de klokkenluider nadeel berokkent) stelt deze ambtenaar aan tuchtmaatregelen bloot. Een ambtenaar die de mogelijkheid van een melding misbruikt, stelt zich ook bloot aan een tuchtmaatregel, als kan worden aangetoond dat de ambtenaar bewust ongerechtvaardigde bezorgdheid heeft gewekt of bewust onjuiste informatie heeft verstrekt.

 

9. De instellingen voeren een systeem voor interne ondersteuning in dat onafhankelijk, vertrouwelijk advies biedt aan potentiële klokkenluiders, en lichten hun personeel op transparante en constructieve wijze in over hun klokkenluidersbeleid. Er worden mechanismen in het leven geroepen om klokkenluiders anoniem op de hoogte brengen van succesvolle maatregelen in concrete gevallen, zoals opsporing van risico's, vermijding van overtredingen, sanctionering van overtreders, vermijding van represailles en bestraffing van kwaadwillige meldingen.

 

10. De instellingen bewaken en evalueren regelmatig de toepassing van deze bepalingen, en zij nemen proactieve maatregelen en verzorgen opleidingen over risicobewustzijn en klokkenluiden om een optimale toepassing van deze bepalingen te bevorderen. Behoudens het bepaalde in lid 6 wordt er een gecoördineerd registratie-, volg- en traceringssysteem voor onthullingen opgezet.

 

11. Dit artikel geldt ook voor gevallen waarin een ambtenaar gebruikmaakt van zijn rechten uit hoofde van artikel 21 bis van het statuut of waarin een ambtenaar verplicht is om melding te maken van de in lid 1 vermelde aangelegenheden.

 

Artikel 2

 

1. De klokkenluider die oprecht meent dat zijn rechten uit hoofde van artikel 22 bis van het statuut niet zijn geëerbiedigd of dat er sprake is van wetsovertredingen door ambtenaren in of boven de rang AD14 en/of leden van zijn instelling of van OLAF, heeft het recht dit te melden en ondersteunende informatie te verstrekken aan de voorzitter van de Commissie, of, indien de kwestie op het bevoegdheidsterrein van de Rekenkamer ligt, aan de voorzitter van de Rekenkamer, of aan de voorzitter van de Raad, of aan de voorzitter van het Europees Parlement of aan de Europese Ombudsman.

 

2. De klokkenluider die oprecht meent dat zijn rechten uit hoofde van artikel 22 ter, leden 1 en 3, niet zijn geëerbiedigd, heeft het recht om aan elk lid van het Europees Parlement en, indien de kwestie op het bevoegdheidsterrein van de Rekenkamer ligt, aan die instelling melding te maken van en ondersteunende informatie te verstrekken omtrent vermoedelijke onwettige activiteiten waardoor de belangen van de EU worden geschaad, of vermoedelijke strafbare feiten door ambtenaren en/of leden van zijn instelling begaan.

 

3. De in artikel 22 bis van het statuut genoemde respectieve rechten en verplichtingen gelden voor de klokkenluider en de ontvangers van informatie genoemd in artikel 22 ter van het statuut. Bedoelde ontvanger heeft het recht bij eerder betrokken informatieontvangers en/of instellingen navraag te doen naar de wijze waarop de melding is behandeld, en wordt van de informatie voorzien die hij voor zijn onderzoek nodig heeft.

 

4. Wanneer bij Uniewetgeving aan andere organen buiten de instellingen van de Unie de nodige bevoegdheden voor de vertrouwelijke beoordeling van voor onthullingen door ambtenaren vatbare aangelegenheden (binnen instellingen) zijn toegekend, kan een ambtenaar zich ook tot deze organen wenden onder de in dit artikel genoemde voorwaarden.

 

5. De informatieontvangers bedoeld in de leden 1, 2 en 4 zijn tevens gerechtigd het publiek te informeren indien zij dat nodig achten.

 

6. Wanneer tegen een klokkenluider een tucht- of andere procedure is ingesteld omdat hij andere dan de in artikel 22 bis of artikel 22 ter genoemde personen heeft geïnformeerd en/of bijvoorbeeld informatie heeft gegeven aan de media en/of het publiek, wordt bij de tegen hem te nemen maatregelen in aanmerking genomen of de door hem verstrekte informatie juist was dan wel of de klokkenluider deze voor juist hield. Ook wordt rekening gehouden met het algemeen belang dat met de zaak is gemoeid."

Amendement  14

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 6 ter (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 24 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

6 ter. De volgende zin wordt toegevoegd aan de tweede alinea van artikel 24:

 

"Dit geldt niet voor kosten die voor de ambtenaar ontstaan als gevolg van onderzoekingen door OLAF."

Motivering

De kosten die voor een ambtenaar ontstaan als gevolg van onderzoekingen door OLAF, mogen niet ten laste komen van de belastingbetaler.

Amendement  15

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 8

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 27 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De aanwerving is erop gericht de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van vakbekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke geografische spreiding. Geen enkel ambt mag worden bestemd voor onderdanen van een bepaalde lidstaat.

De aanwerving is erop gericht de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van vakbekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke geografische spreiding. Geen enkel ambt mag direct of indirect worden bestemd voor onderdanen van een bepaalde lidstaat.

Amendement  16

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 8

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 27 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Op grond van het beginsel van gelijkheid van alle burgers van de Unie kan elke instelling corrigerende maatregelen treffen, wanneer een langdurige en aanzienlijke onevenwichtigheid tussen de nationaliteiten van de ambtenaren wordt vastgesteld, die niet op grond van objectieve criteria gerechtvaardigd is. Deze corrigerende maatregelen mogen er nooit toe leiden dat andere aanwervingscriteria gelden dan die welke op verdienste zijn gebaseerd. Voordat dergelijke corrigerende maatregelen worden getroffen, stelt het tot aanstelling bevoegde gezag van de betrokken instelling voor dit lid algemene uitvoeringsbepalingen vast overeenkomstig artikel 110.

Op grond van het beginsel van gelijkheid van alle burgers van de Unie kan elke instelling corrigerende maatregelen treffen, wanneer een langdurige en aanzienlijke onevenwichtigheid tussen de nationaliteiten van de ambtenaren of tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke ambtenaren wordt vastgesteld, die niet op grond van objectieve criteria gerechtvaardigd is. Deze corrigerende maatregelen mogen er nooit toe leiden dat andere aanwervingscriteria gelden dan die welke op verdienste zijn gebaseerd. Voordat dergelijke corrigerende maatregelen worden getroffen, stelt het tot aanstelling bevoegde gezag van de betrokken instelling voor dit lid algemene uitvoeringsbepalingen vast overeenkomstig artikel 110.

Amendement  17

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 9

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 29 – lid 1 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

"Zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat de grote meerderheid van de ambtenaren op basis van algemene vergelijkende onderzoeken wordt aangeworven, kan het tot aanstelling bevoegde gezag in afwijking van punt b) besluiten om een vergelijkend onderzoek binnen de instelling te organiseren, dat ook openstaat voor de arbeidscontractanten in de zin van de artikelen 3 bis en 3 ter van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.;

"Zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat de grote meerderheid van de ambtenaren op basis van algemene vergelijkende onderzoeken wordt aangeworven, kan het tot aanstelling bevoegde gezag in afwijking van punt b) besluiten om een vergelijkend onderzoek binnen de instelling te organiseren, dat ook openstaat voor de arbeidscontractanten in de zin van de artikelen 3 bis en 3 ter van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

 

Arbeidscontractanten mogen aan deze interne vergelijkende onderzoeken deelnemen mits zij kunnen aantonen over een grondige kennis van één van de talen van de Unie en een bevredigende kennis van twee andere talen van de Unie te beschikken, voor zover zulks nodig is voor de uitoefening van hun taken.";

Motivering

Dit amendement moet ervoor zorgen dat arbeidscontractanten die aan interne vergelijkende onderzoeken deelnemen, hun taken in ten minste drie talen kunnen uitvoeren, zodat voor hen dezelfde voorwaarden gelden als voor ambtenaren.

Amendement  18

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 9 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 29 – lid 2 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

9 bis. In artikel 29 bis wordt het volgende lid toegevoegd:

 

"2 bis. Vergelijkende onderzoeken die op de aanwerving van een bepaalde persoon zijn toegesneden, zijn niet geoorloofd.";

Amendement  19

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 14 – letter a bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 43 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(a bis) In de eerste alinea wordt na de eerste zin de volgende zin toegevoegd:

 

"Dit rapport wordt opgesteld volgens een door de instellingen vastgesteld transparant, begrijpelijk systeem voor de beoordeling van prestaties.";

Motivering

Volgens het statuut worden bekwaamheid, prestaties en gedrag in de dienst ten minste om de twee jaar beoordeeld. In het amendement wordt aangedrongen op een transparant en begrijpelijk beoordelingssysteem.

Amendement  20

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 14 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 44 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

14 bis. In artikel 44 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

 

De ambtenaar die een anciënniteit van drie dienstjaren in een salaristrap van zijn rang heeft, gaat automatisch over naar de volgende salaristrap van die rang. Vanaf de rang AD 12 vindt deze automatische overgang alleen plaats als de bepalingen van de tweede alinea op de ambtenaar van toepassing zijn.";

Motivering

De automatische, niet-prestatiegebonden bevordering om de twee jaar met een salarisverhoging die oploopt tot 650 EUR, gaat met aanzienlijke kosten gepaard. Verlenging van deze periode tot drie jaar is gerechtvaardigd, omdat de afzonderlijke salaristrappen niet worden aangetast. Het koppelen van bevorderingen vanaf AD 12 aan een managementfunctie is een prestatiegerichte maatregel die gerechtvaardigd is voor functies in deze salarisschalen (vanaf 10.000 EUR per maand).

Amendement  21

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 20

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 52 – letter b – tweede alinea

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De ambtenaar kan echter op eigen verzoek en op voorwaarde dat het tot aanstelling bevoegde gezag van oordeel is dat het verzoek in het belang van de dienst is, doorwerken tot de leeftijd van 67 jaar, in welk geval hij automatisch op de laatste dag van de maand waarin hij die leeftijd bereikt, op pensioen zal worden gesteld";

De ambtenaar kan echter op eigen verzoek en op voorwaarde dat het tot aanstelling bevoegde gezag hiertegen geen gegronde bezwaren naar voren brengt, doorwerken tot de leeftijd van 67 jaar, in welk geval hij of zij automatisch op de laatste dag van de maand waarin hij die leeftijd bereikt, op pensioen zal worden gesteld";

Amendement  22

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 21 – letter d

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 55 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling kan flexibele werktijdregelingen invoeren. De ambtenaren op wie de bepalingen van artikel 44, tweede alinea, van toepassing zijn, beheren hun werktijd zonder op dergelijke regelingen een beroep te doen.";

4. Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling kan flexibele werktijdregelingen invoeren. Overwerk wordt gecompenseerd in de vorm van verlof, en mag niet meer dan acht uur per kalendermaand bedragen. Het verrichten van overwerk moet vooraf worden goedgekeurd door het desbetreffende directoraat-generaal alsmede door het directoraat-generaal voor personeelsbeheer. In aanvragen voor het verrichten van overwerk moeten de redenen voor de uitzonderlijke situatie worden vermeld, alsmede de omstandigheden die compensatie rechtvaardigen, het aantal betrokken werknemers en de geschatte hoeveelheid overwerk.

 

De ambtenaren op wie de bepalingen van artikel 44, tweede alinea, van toepassing zijn, en ambtenaren vanaf de rang AD/AST 9 beheren hun werktijd zonder op grond van dergelijke regelingen recht te hebben op compensatieverlof.";

Motivering

Op basis van de huidige praktijk zou dit voorstel kunnen leiden tot 1,2 miljoen extra vrije dagen. Met dit amendement worden de voorwaarden duidelijk omschreven en wordt de hoeveelheid mogelijke vrije dagen gehalveerd. Het amendement moet er verder voor zorgen dat vanaf de rang AD/AST 9 (7100 EUR) overuren niet met vrije tijd worden gecompenseerd. Vanaf deze rang zijn overwerkuren in de bezoldiging verdisconteerd. Het aantal mogelijke vrije dagen daalt daarmee tot circa 170 000.

Amendement  23

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 23

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 56 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

"De door ambtenaren in de rangen SC 1 tot en met SC 6 en de rangen AST 1 tot en met AST 4 verrichte overuren geven, overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI, recht op compensatie in vrije tijd of, indien het belang van de dienst niet toestaat compensatie in vrije tijd te verlenen in de maand volgende op die waarin de overuren werden verricht, op beloning.";

"De door ambtenaren in de rangen SC 1 tot en met SC 6 en de rangen AST 1 tot en met AST 4 verrichte overuren geven, overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI, recht op compensatie in vrije tijd of, indien het belang van de dienst niet toestaat compensatie in vrije tijd te verlenen in de twee maanden volgende op die waarin de overuren werden verricht, op beloning.";

Amendement  24

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 27

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 61

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

27. In artikel 61 worden de woorden "de instellingen" vervangen door "de als tot aanstelling bevoegde gezag optredende instanties van de instellingen";

27. Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

 

(a) De woorden "de instellingen" worden vervangen door "de als tot aanstelling bevoegd gezag optredende instanties van de instellingen".

 

(b) De volgende alinea wordt toegevoegd:

 

"De feestdagen en kantoorsluitingsdagen mogen samen niet meer dan 14 werkdagen bedragen.";

Motivering

Momenteel zijn er in totaal 18 wettelijke feestdagen en kantoorsluitingsdagen. In 2012 zijn hiervan negen dagen geen wettelijke feestdagen en dus aanvullend betaald verlof. In het amendement wordt voorgesteld vier dagen te schrappen. Elk van deze extra betaalde vrije dagen in alle instellingen van de EU kost 24 miljoen EUR.

Amendement  25

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 39 bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 86

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

39 bis. In artikel 86 komt lid 2 als volgt te luiden:

 

"2. Wanneer het tot aanstelling bevoegde gezag of OLAF kennis krijgen van gegevens die het bestaan van een verzuim in de zin van lid 1 doen vermoeden, kunnen zij een administratief onderzoek instellen teneinde na te gaan of er inderdaad sprake is van een dergelijk verzuim. Indien een administratief onderzoek niet binnen vijf jaar nadat het vermoede verzuim aan het tot aanstelling bevoegde gezag respectievelijk OLAF ter kennis is gebracht, is afgerond, treedt verjaring op en wordt het onderzoek beëindigd.

 

Indien een ambtenaar als gevolg van een administratief onderzoek gedurende meer dan zes maanden van zijn functies wordt ontheven, is het tot aanstelling bevoegde gezag gemachtigd tot het inleiden van een tuchtprocedure.";

Motivering

Administratieve onderzoeken tegen personeelsleden van de EU duren soms jarenlang, zonder dat het tot een rechterlijke uitspraak komt. Met dit amendement wordt voor het eerst een bepaling ingevoerd waardoor dergelijke gevallen verjaren. Bovendien opent dit amendement de mogelijkheid om los van de uitkomst van zulke administratieve onderzoeken tuchtrechtelijke stappen te ondernemen. Daardoor wordt het personeel van de EU beschermd, want hetzij moeten er passende sancties worden opgelegd hetzij moet het onderzoek worden afgesloten.

Amendement  26

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 41

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 110 – lid 2 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De uitvoeringsbepalingen treden bij de agentschappen in werking negen maanden na hun inwerkingtreding bij de Commissie of negen maanden na de datum waarop de Commissie de vaststelling van de betreffende uitvoeringsbepaling ter kennis van de agentschappen heeft gebracht, naargelang welke datum de laatste is. Onverminderd het voorgaande kan een agentschap besluiten dat deze uitvoeringsbepalingen op een vroegere datum in werking zullen treden.

De uitvoeringsbepalingen treden bij de agentschappen in werking zes maanden na hun inwerkingtreding bij de Commissie of zes maanden na de datum waarop de Commissie de vaststelling van de betreffende uitvoeringsbepaling ter kennis van de agentschappen heeft gebracht, naargelang welke datum de laatste is. Onverminderd het voorgaande kan een agentschap besluiten dat deze uitvoeringsbepalingen op een vroegere datum in werking zullen treden.

Amendement  27

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 41

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 110 – lid 2 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In afwijking van het voorgaande kan een agentschap vóór het verstrijken van de hierboven vermelde termijn van negen maanden en na raadpleging van zijn personeelscomité, uitvoeringsbepalingen die verschillen van die welke door de Commissie zijn vastgesteld, ter goedkeuring bij de Commissie indienen. Onder dezelfde voorwaarden kan een agentschap verzoeken dat de Commissie ermee instemt dat sommige van deze uitvoeringsbepalingen niet worden toegepast. In dat laatste geval kan de Commissie in plaats van het verzoek te aanvaarden of af te wijzen, van het agentschap verlangen dat het uitvoeringsvoorschriften die verschillen van die welke door de Commissie zijn vastgesteld, bij haar ter goedkeuring indient.

In afwijking van het voorgaande kan een agentschap op basis van een naar behoren gemotiveerd verzoek vóór het verstrijken van de hierboven vermelde termijn van zes maanden en na raadpleging van zijn personeelscomité, uitvoeringsbepalingen die verschillen van die welke door de Commissie zijn vastgesteld, ter goedkeuring bij de Commissie indienen. Onder dezelfde voorwaarden kan een agentschap verzoeken dat de Commissie ermee instemt dat sommige van deze uitvoeringsbepalingen niet worden toegepast. In dat laatste geval kan de Commissie in plaats van het verzoek te aanvaarden of af te wijzen, van het agentschap verlangen dat het uitvoeringsvoorschriften die verschillen van die welke door de Commissie zijn vastgesteld, bij haar ter goedkeuring indient.

Amendement  28

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 41

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 110 – lid 2 – alinea 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De in de vorige alinea's bedoelde periode van negen maanden wordt opgeschort vanaf de datum waarop het agentschap om de toestemming van de Commissie heeft verzocht, tot de datum waarop de Commissie haar standpunt heeft meegedeeld.

De in de vorige alinea's bedoelde periode van zes maanden wordt opgeschort vanaf de datum waarop het agentschap om de toestemming van de Commissie heeft verzocht, tot de datum waarop de Commissie haar standpunt heeft meegedeeld.

Amendement  29

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 42

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Artikel 110 ter (nieuw) – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad en stelt zij het Hof van Justitie op de hoogte.

Amendement  30

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 47

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Bijlage V – artikel 7 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het vakantieverlof van ambtenaren die recht hebben op de ontheemdingstoelage of de toelage voor verblijf in het buitenland, wordt verlengd met een aantal reisdagen, berekend op basis van de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst, volgens onderstaande regels:

Het vakantieverlof van ambtenaren die recht hebben op de ontheemdingstoelage of de toelage voor verblijf in het buitenland, wordt verlengd met een aantal reisdagen, berekend op basis van de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst, volgens onderstaande regels:

250 tot 600 km: één reisdag;

250 tot 1000 km: één reisdag;

– 601 tot 1200 km: twee reisdagen;

– meer dan 1000 km: twee reisdagen.

– meer dan 1 200 km: drie reisdagen.

 

Motivering

Drie reisdagen voor ambtenaren om naar de plaats van herkomst in de EU te reizen, zijn niet in overeenstemming met de snelheid en de beschikbaarheid van moderne vervoersmiddelen. Ambtenaren die in derde landen werken, krijgen voor de reis naar hun plaats van herkomst slechts twee dagen. Wat voor de reis vanaf iedere willekeurige plaats ter wereld kan worden verlangd, moet ook aanvaardbaar zijn voor mensen die in Brussel werken.

Amendement  31

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 49 – punt d bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Bijlage VII – artikel 12 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d bis) In artikel 12 komt lid 2 als volgt te luiden:

 

"2. Reizen per vliegtuig

 

Indien de reisafstand per spoor heen en terug 800 km of meer bedraagt, kunnen de ambtenaren worden gemachtigd per vliegtuig te reizen. Bij vluchten met een duur van minder dan acht uur worden slechts de kosten van een reisbiljet in de economyclass vergoed.";

Motivering

Aanpassing aan wat in de lidstaten gebruikelijk is.

Amendement  32

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 51 – punt -a (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Bijlage IX – artikel 1 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-a) In artikel 1 komt lid 2 als volgt te luiden:

 

"2. In gevallen waarin voor het onderzoek absolute geheimhouding is vereist of waarin gebruik moet worden gemaakt van onderzoekprocedures die onder de bevoegdheid van een nationale gerechtelijke instantie vallen, kan de nakoming van de verplichting om de ambtenaar van de instelling te vragen zijn oordeel te geven, na kennisgeving aan het tot aanstelling bevoegde gezag worden opgeschort. In dat geval kan geen tuchtprocedure worden ingeleid voordat de betrokken ambtenaar zijn oordeel heeft kunnen geven.";

Motivering

Aanpassing van het statuut aan OLAF-verordening 1073/99, waarover momenteel met Raad en Commissie wordt onderhandeld.

Amendement  33

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 51 – punt b bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Bijlage IX – artikel 25

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b bis) Artikel 25 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 25

 

Indien tegen de ambtenaar naar aanleiding van dezelfde feiten een strafrechtelijke vervolging is ingesteld, wordt zijn positie pas definitief geregeld nadat de rechterlijke beslissing onherroepelijk is geworden. Indien nodig en mogelijk krijgt het tot aanstelling bevoegde gezag de bevoegdheid om disciplinaire maatregelen tegen de ambtenaar te nemen tegen wie een onderzoek loopt, voordat door de rechter definitief vonnis wordt gewezen.";

Amendement  34

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 52 – punt -a (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Bijlage X – artikel 8 – alinea 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-a) Aan artikel 8 wordt de volgende alinea toegevoegd:

 

"Ambtenaren die overeenkomstig artikel 24 bis van het statuut aan bij- en nascholingsactiviteiten in Brussel deelnemen en aan wie overeenkomstig de eerste alinea van dit artikel ontspanningsverlof is verleend, combineren hun opleidingsverblijf in Brussel als regel met hun ontspanningsverlof.";

Motivering

Het amendement is gericht op het combineren van bijzonder verlof wegens bijzondere zware levensomstandigheden in derde landen (maximaal vijfmaal een week extra) met bijscholingscursussen in Brussel. Zowel voor dit verlof als voor de deelname aan cursussen worden de vliegtickets vergoed. Doel van dit amendement is het om door het combineren van reizen te bereiken dat medewerkers minder vaak afwezig zijn van hun werkplek in een derde land.

Amendement  35

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 52 – punt -a (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Bijlage X – artikel 9

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-a) Artikel 9 komt als volgt te luiden:

 

"1. Het vakantieverlof kan in zijn geheel of in delen worden opgenomen, al naar de wens van de ambtenaar en met inachtneming van het belang van de dienst. Het moet evenwel ten minste éénmaal een periode van 14 werkdagen bevatten. Het jaarlijks vakantieverlof bedraagt hoogstens 37 dagen, verlengd met de reisdagen als bedoeld in artikel 7 van bijlage V.

 

2. Het in artikel 8 bedoelde ontspanningsverlof kan inclusief reisdagen niet meer bedragen dan een periode van 15 werkdagen per jaar."

Motivering

Doel van dit amendement is het om te bereiken dat EU-medewerkers in derde landen minder vaak afwezig zijn van hun werkplek.

Amendement  36

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 52 – punt b bis (nieuw)

Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie

Bijlage X – artikel 20

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b bis) Artikel 20 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 20

 

De ambtenaar heeft voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoot en personen te zijnen laste die bij hem inwonen, recht op vergoeding van de aan het ontspanningsverlof verbonden reiskosten van zijn standplaats naar de plaats die voor het doorbrengen daarvan werd goedgekeurd.

 

De vergoeding van deze kosten geschiedt bij bijzonder besluit en ongeacht de afstand tegen overlegging van de vliegbiljetten wanneer er geen spoorverbinding bestaat of deze onbruikbaar is. Bij vluchten met een duur van minder dan acht uur worden slechts de kosten van een reisbiljet in de economyclass vergoed.";

Motivering

Aanpassing aan wat in de lidstaten gebruikelijk is.

PROCEDURE

Titel

Statuut van de ambtenaren, alsmede de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de EU

Document- en procedurenummers

COM(2011)0890 – C7-0507/2011 – 2011/0455(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

JURI

19.1.2012

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

CONT

19.1.2012

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Ingeborg Gräßle

12.1.2012

 

 

 

Behandeling in de commissie

28.2.2012

29.2.2012

 

 

Datum goedkeuring

20.3.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

26

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Jean-Pierre Audy, Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Andrea Cozzolino, Ryszard Czarnecki, Tamás Deutsch, Martin Ehrenhauser, Jens Geier, Gerben-Jan Gerbrandy, Ingeborg Gräßle, Iliana Ivanova, Bogusław Liberadzki, Monica Luisa Macovei, Jan Mulder, Eva Ortiz Vilella, Crescenzio Rivellini, Paul Rübig, Petri Sarvamaa, Theodoros Skylakakis, Bart Staes, Georgios Stavrakakis, Søren Bo Søndergaard, Michael Theurer

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Zuzana Brzobohatá, Jorgo Chatzimarkakis, Derk Jan Eppink, Christofer Fjellner, Monika Hohlmeier, Ivailo Kalfin, Derek Vaughan

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (24.4.2012)

aan de Commissie juridische zaken

inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie
(COM(2011)0890 – C7‑0507/2011 – 2011/0455(COD))

Rapporteur voor advies: Silvana Koch-Mehrin

BEKNOPTE MOTIVERING

Gelijkheid tussen mannen en vrouwen is een fundamenteel, verdragsmatig vastgelegd beginsel van de Europese Unie en is een van haar doelstellingen[1]. Het aspect gelijkheid van mannen en vrouwen integreren in alle communautaire activiteiten en in haar eigen organen is een belangrijk doel van de Unie. De EU-instellingen moeten het voorbeeld geven op het gebied van gendergelijkheid en gelijke deelname van mannen en vrouwen. Het combineren van werk en privéleven, ook vermeld in de Europa 2020-strategie, is cruciaal voor de kwaliteit van de arbeid en groei van de werkgelegenheid, en dat geldt ook voor het eigen ambtenarenapparaat van de EU. In feite is het een essentiële voorwaarde om goed te presteren. De doelstelling van 75% werkgelegenheid voor beide geslachten kan alleen gehaald worden indien er instrumenten voorhanden zijn om een juist evenwicht te vinden tussen werk en privéleven. Willen de EU-instellingen een efficiënt antwoord geven op de uitdagingen van de toekomst dan is het van fundamenteel belang dat zij het in de EU aanwezige talent optimaal benutten, de creativiteit en de zin voor innovatie van hun personeel ten volle gebruiken en zodoende het potentieel van zowel mannen als vrouwen in aanmerking nemen.

Het Commissievoorstel beoogt een wijziging van het ambtenarenstatuut van de Europese Unie. Het doel is een totaalpakket goed te keuren waarmee kan worden bespaard op administratieve uitgaven en dat zorgt voor een stabiel kader voor salaris en loopbaan. De rapporteur verwelkomt het voorstel van de Commissie, dat na uitvoerig overleg met de betrokken partijen en belanghebbenden tot stand is gekomen. In dit voorstel wordt, in deze tijd van begrotingsbezuinigingen, naar een evenwicht gezocht tussen de noodzakelijke besparingen en een goede werking van het openbaar ambt, dat in hooggekwalificeerde vakmensen moet kunnen aantrekken en behouden die bereid zijn te verhuizen en te werken in een multinationale omgeving ten behoeve van de Europese belangen.

In 2004 heeft de EU haar openbaar ambt hervormd en kreeg ze een zeer vooruitstrevend ambtenarenstatuut. Er werd een nieuwe prestatiegerichte en op verdiensten gebaseerde loopbaanstructuur geïntroduceerd, een nieuwe arbeidsovereenkomst voor het personeel dat niet-kerntaken uitoefent, een hervorming van het pensioenstelsel, nieuwe werkmethodes en een aantal gezinsvriendelijke arbeidsvoorwaarden, zoals regelingen voor ouderschapsverlof, bepalingen inzake verlof om gezinsredenen en nieuwe bepalingen inzake het recht op deeltijdwerk.

In 1986 werd in de Commissie voor het eerst een flexibele arbeidstijdregeling ingevoerd, die verder werd aangepast in 1991. Maar in feite duurde het tot 2007 voor er in de Commissie echt gebruik werd gemaakt van de flexibele werktijdregeling. Wat telewerken betreft waren er diverse proefprojecten om het gebruik van telewerken in te voeren bij de Commissie. Het duurde evenwel tot 18 december 2009 voor de Commissie een besluit goedkeurde inzake de implementatie van een regeling voor telewerken in haar afdelingen van 2010 tot 2015.

De rapporteur meent dat het, ondanks al deze inspanningen, noch met de in 2004 ingevoerde veranderingen noch met het huidige voorstel van de Commissie mogelijk is te zorgen voor een succesvolle combinatie van werk en gezinstaken, een wenselijke voorwaarde voor het welzijn van het personeel en dus voor een effectieve werking en verdere modernisering van het openbaar ambt van de EU.

De flexibele werktijdregelingen zijn toegespitst op resultaatgericht beheer en doelgerichte prestaties en geven de werknemers meer vrijheid in het organiseren van hun werktijd. Momenteel staan deze optionele werktijdregelingen evenwel niet open voor alle EU-ambtenaren.

Daarom stelt uw rapporteur voor advies voor dat alle EU-instellingen verplicht worden flexibele werktijdregelingen mogelijk te maken, ook voor leidinggevend personeel. Het evenwicht tussen werk en privéleven betreft alle leden van het personeel en er is dan ook geen objectieve reden om het leidinggevend personeel van deze regeling uit te sluiten. Van de leiding wordt verwacht dat zij het voorbeeld geven. Een dergelijke uitzondering zou indruisen tegen de gelijke behandeling van alle personeelsleden. Bovendien kan er gerust van worden uitgegaan dat het aantal kandidaturen van vrouwen voor leidinggevende functies zou dalen indien de kandidaten hun recht op flexibele werktijden zouden verliezen door hun benoeming op een leidinggevende post. Vrouwen moeten integendeel worden aangespoord om zich kandidaat te stellen voor posten in het leidinggevend kader en het middenkader.

Bovendien moet het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling als optionele werktijdregeling telewerken invoeren, aangezien bewezen is dat dit zeer voordelig is. De voordelen zijn onder meer: een hoge mate van autonomie, meer eigen verantwoordelijkheid, minder stress, meer motivatie voor betere prestaties en kortere reistijden met minder vervuiling tot gevolg. Telewerken is ook nuttig om de kosten te drukken en om te zorgen voor een goede band tussen werknemers en bedrijf en een betere combinatie van werk en gezin.

Wat betreft de lijst van personen die deeltijd mogen werken meent de rapporteur dat ook alleenstaande ouders het recht moeten hebben om deeltijd te mogen werken, ongeacht de leeftijd van het kind, en dat deze categorie dus in de lijst moet worden opgenomen.

Mannen actief gebruik doen maken van en betrekken bij maatregelen die gericht zijn op de combinatie van werk en gezin, is essentieel om werk en privéleven in evenwicht te brengen, aangezien zowel vrouwen als mannen profijt kunnen hebben van gezinsvriendelijke arbeidsmaatregelen en van een gelijke verdeling van onbetaald werk en huishoudelijke taken. In dit verband moet extra aandacht gaan naar het bestrijden van genderstereotypen bijvoorbeeld voor het opnemen van het ouderschapsverlof. Ontoereikende bepalingen inzake ouderschapsverlof hebben nog steeds nadelige gevolgen voor een loopbaan . Momenteel zijn het vooral vrouwen die met dit probleem geconfronteerd worden. Daarom stelt de rapporteur een andere benadering van het ouderschapsverlof voor. De rapporteur stelt ook voor de ouderschapstoelage te verhogen om beide ouders aan te sporen actief gebruik te maken van maatregelen die gericht zijn op de combinatie van werk en gezin.

AMENDEMENTEN

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een verordening

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) Er moet bijgevolg een kader worden vastgesteld om op een zo ruim mogelijke geografische basis uit de burgers van de lidstaten personeelsleden aan te werven die qua prestaties en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, en om ervoor te zorgen dat die personeelsleden hun taken zo doeltreffend en doelmatig mogelijk kunnen uitvoeren.

(2) Er moet bijgevolg een kader worden vastgesteld om op een zo ruim mogelijke geografische basis en met volledige inachtneming van het genderevenwicht uit de burgers van de lidstaten personeelsleden aan te werven die qua prestaties en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, en om ervoor te zorgen dat die personeelsleden hun taken zo doeltreffend en doelmatig mogelijk kunnen uitvoeren.

Motivering

In de overweging dat 51% van de Europese bevolking vrouwen zijn voegt dit amendement naast de geografische dimensie ook het genderevenwicht toe als objectief criterium voor aanwerving. Zo wordt gezorgd voor een gelijke deelname van mannen en vrouwen, terwijl de beginselen die gebaseerd zijn op kwalificaties en de hoogste eisen van prestatie gehandhaafd blijven.

Amendement  2

Voorstel voor een verordening

Overweging 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis) Gendergelijkheid en non-discriminatie zijn kernwaarden voor de werking van de instellingen van de Unie en een beter genderevenwicht tussen vrouwen en mannen moet tot stand worden gebracht op alle niveaus van het personeel. Om de doelstellingen van gendergelijkheid en non-discriminatie te halen moet efficiënter beleid worden ontwikkeld, dat effect heeft op de aanwerving bij, de opleiding binnen en de dagelijkse werking van de diverse instellingen.

Amendement  3

Voorstel voor een verordening

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9) De algemeen aanvaarde actuariële praktijk vereist dat voor de rentepercentages en de salaristoename waarnemingen over een periode van twintig tot veertig jaar worden gebruikt, zodat het evenwicht van de pensioenregelingen wordt gegarandeerd. De voortschrijdende gemiddelden voor de rentepercentages en de salaristoename moeten derhalve worden verlengd tot dertig jaar, met een overgangsperiode van acht jaar.

(9) De algemeen aanvaarde actuariële praktijk vereist dat voor de rentepercentages en de salaristoename waarnemingen over een periode van twintig tot veertig jaar worden gebruikt, zodat het evenwicht van de pensioenregelingen wordt gegarandeerd. De voortschrijdende gemiddelden voor de rentepercentages en de salaristoename moeten derhalve worden verlengd tot dertig jaar, met een overgangsperiode van acht jaar. Bij de hervorming van de pensioenregeling moet rekening worden gehouden met reeds bestaande pensioenkloof tussen vrouwen en mannen en het potentiële effect van de hervorming op de pensioenen van vrouwen, in het bijzonder in de laagste rangen.

Amendement  4

Voorstel voor een verordening

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Flexibele werktijdregelingen zijn een wezenlijk onderdeel van een moderne en efficiënte overheidsadministratie: zij maken gezinsvriendelijke arbeidsvoorwaarden mogelijk en garanderen een evenwicht tussen mannen en vrouwen in de instellingen. Daarom moet in het statuut een uitdrukkelijke verwijzing naar deze regelingen worden opgenomen.

(15) Flexibele werktijdregelingen en toegang tot telewerkregelingen zijn wezenlijke onderdelen van een moderne en efficiënte overheidsadministratie: zij maken gezinsvriendelijke arbeidsvoorwaarden mogelijk, met name in het geval van eenoudergezinnen, en garanderen een effectief evenwicht tussen mannen en vrouwen in de instellingen. Daarom moet in het statuut een uitdrukkelijke verwijzing naar deze regelingen worden opgenomen.

Motivering

Telewerken is een van de vernieuwende trends in organisaties en instellingen: het is meer toegespitst op resultaatgericht beheer en doelgerichte prestaties en het maakt flexibeler werken mogelijk, waardoor werk en privéleven beter gecombineerd kunnen worden. De voordelen zijn onder meer: een grote mate van zelfstandigheid, de vrijheid om de werktijd zelf in te delen, meer verantwoordelijkheid, minder stress, meer motivatie voor betere prestaties en kortere reistijden met minder vervuiling tot gevolg. Telewerken is ook nuttig om de kosten te drukken en te zorgen voor een goede band tussen werknemers en bedrijf.

Amendement  5

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt -1 (nieuw)

Statuut

Artikel 1 quinquies – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-1. In artikel 1 quinquies, lid 1, wordt aan de eerste alinea de volgende zin toegevoegd:

 

"Hiertoe zijn de instellingen verplicht ervoor te zorgen dat 40% van de AD-posten worden bezet door vrouwen.";

Amendement  6

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 1 bis (nieuw)

Statuut

Artikel 1 sexies – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis. Artikel 1 sexies, lid 1, komt als volgt te luiden:

 

"1. Ambtenaren in actieve dienst hebben toegang tot door de instellingen genomen maatregelen van sociale aard, met inbegrip van specifieke maatregelen om werk en gezin te combineren, zoals kinderopvang, en tot de door de in artikel 9 genoemde sociale diensten geboden dienstverlening. De gewezen ambtenaar kan aanspraak hebben op bepaalde sociale maatregelen.";

Motivering

Dit amendement introduceert een specifieke verwijzing naar maatregelen om werk en gezin te combineren, zoals kinderopvang, om te zorgen voor gezinsvriendelijke arbeidsvoorwaarden als voorwaarde voor het effectief functioneren en de verdere modernisering van het ambtelijke apparaat van de EU.

Amendement  7

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 8

Statuut

Artikel 27 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De aanwerving is erop gericht de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van vakbekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke geografische spreiding. Geen enkel ambt mag worden bestemd voor onderdanen van een bepaalde lidstaat.

De aanwerving is erop gericht de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van vakbekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke geografische spreiding en met volledige inachtneming van het genderevenwicht. Geen enkel ambt mag worden bestemd voor onderdanen van een bepaalde lidstaat.

Motivering

In de overweging dat 51% van de Europese bevolking vrouwen zijn voegt dit amendement naast de geografische dimensie ook het genderevenwicht toe als objectief criterium voor aanwerving. Zo wordt gezorgd voor een gelijke deelname van mannen en vrouwen, terwijl de beginselen die gebaseerd zijn op kwalificaties en de hoogste eisen van prestatie gehandhaafd blijven.

Amendement  8

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 13

Statuut

Artikel 42 bis

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

13. Artikel 42 bis wordt als volgt gewijzigd:

13. Artikel 42 bis wordt vervangen door:

 

"Artikel 42 bis

(a) In de eerste alinea worden in de tweede zin de woorden "de instellingen" vervangen door "het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling";

Iedere ambtenaar heeft, voor elk van zijn kinderen, recht op onbezoldigd ouderschapsverlof van ten hoogste zes maanden, dat moet worden opgenomen binnen een periode van twaalf jaar na de geboorte of de adoptie van het kind. De duur van het ouderschapsverlof kan worden verdubbeld voor alleenstaande ouders die krachtens de door het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling vastgestelde uitvoeringsbepalingen als zodanig zijn erkend en voor ouders van kinderen ten laste met een handicap of ernstige ziekte die door de raadgevend arts is erkend. Het verlof kan in verschillende perioden van ten minste één maand worden opgenomen.

(b) In de derde alinea wordt het woord "aanpassingscoëfficiënten" vervangen door "coëfficiënten voor de actualisering";

Gedurende het ouderschapsverlof blijft de ambtenaar bij het socialezekerheidsstelsel aangesloten. Hij blijft pensioenrechten verwerven en behoudt het recht op de kindertoelage en de schooltoelage. Hij blijft in zijn ambt gehandhaafd en behoudt het recht om in een hogere salaristrap te worden geplaatst of naar een hogere rang te worden bevorderd. Het verlof kan worden opgenomen in de vorm van volledige werkonderbreking of in de vorm van werkzaamheid op basis van halve werktijd. In laatstgenoemd geval wordt de in de eerste alinea bedoelde maximumperiode verdubbeld. Tijdens het ouderschapsverlof heeft de ambtenaar recht op een toelage van 60% van zijn basissalaris per maand, begrensd tot een maximumbedrag van 2.552,40 EUR, of op de helft daarvan als op basis van halve werktijd wordt gewerkt; hij mag in die periode evenwel geen andere bezoldigde beroepsbezigheden verrichten. De bijdragen in de socialezekerheidsregelingen als bedoeld in de artikelen 72 en 73 komen volledig ten laste van de instelling en worden berekend over het basissalaris van de ambtenaar. In het geval van werkzaamheid op basis van halve werktijd worden de bijdragen berekend over het verschil tussen het volledige basissalaris en het proportioneel verminderde basissalaris. Voor de berekening van de bijdragen over het werkelijk uitbetaalde gedeelte van het basissalaris worden de percentages toegepast die voor volledige werktijd gelden.

 

Voor een alleenstaande ouder en een ouder van een kind ten laste met een handicap of ernstige ziekte die door de raadgevend arts is erkend als bedoeld in de eerste alinea, en wanneer het ouderschapsverlof door de vader tijdens het moederschapsverlof, dan wel door de vader of de moeder onmiddellijk na het moederschapsverlof, of tijdens of onmiddellijk na het adoptieverlof wordt opgenomen, bedraagt de toelage die wordt berekend volgens de in de tweede alinea genoemde wijze gedurende de eerste drie maanden van het verlof ten minste 1.592,50 EUR per maand of de helft van dat bedrag in geval van werkzaamheid op basis van halve werktijd.

 

Het ouderschapsverlof kan met zes maanden worden verlengd, met een toelage die beperkt is tot 50% van het in lid 2 genoemde bedrag . Voor een alleenstaande ouder als bedoeld in de eerste alinea kan het ouderschapsverlof worden verlengd met twaalf maanden, met een toelage die beperkt is tot 50% van het in lid 3 genoemde bedrag.

 

Op de in dit artikel genoemde bedragen worden dezelfde coëfficiënten voor de actualisering toegepast als op de bezoldigingen.";

Amendement  9

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 21 – letter d

Statuut

Artikel 55 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

"4. Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling kan flexibele werktijdregelingen invoeren. De ambtenaren op wie de bepalingen van artikel 44, tweede alinea, van toepassing zijn, beheren hun werktijd zonder op dergelijke regelingen een beroep te doen.";

"4. Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling voert flexibele werktijdregelingen in.";

Motivering

Met soepele werktijdregelingen wordt het voor de personeelsleden mogelijk om werk en privéleven op elkaar af te stemmen en kan in de instellingen een passend evenwicht tussen mannen en vrouwen worden gevonden, terwijl de verplichtingen in verband met de verplichte werktijd worden geëerbiedigd. Alle EU-instellingen en -organen moeten het systeem van flexibele werktijdregelingen invoeren. Het evenwicht tussen werk en privéleven betreft alle personeelsleden; er is geen objectieve reden om leidinggevend personeel van deze regelingen uit te sluiten. Van de leiding wordt verwacht dat zij het voorbeeld geven. Een dergelijke uitzondering zou indruisen tegen de gelijke behandeling van alle personeelsleden.

Amendement  10

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 21 – letter d bis (nieuw)

Statuut

Artikel 55 – alinea 4 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d bis) Het volgende lid wordt toegevoegd:

 

"Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling voert een specifieke regeling in om de ambtenaar die uit moederschapsverlof terugkeert, in staat te stellen borstvoeding te geven of melk af te kolven door ervoor te zorgen dat zij voor dit doel ten minste twee uur per dag van werk wordt vrijgesteld.

 

Deze regeling geldt voor elke dag dat de volledige dag wordt gewerkt. Als een ambtenaar kortere dagen werkt, wordt de tijd dat zij wordt vrijgesteld van werk om borstvoeding te geven of melk af te kolven verminderd tot minimum een uur.

 

Het tot aanstelling bevoegd gezag van elke instelling stelt een aangepaste omgeving voor borstvoeding of het afkolven van melk ter beschikking.";

Amendement  11

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 21 – letter d ter (nieuw)

Statuut

Artikel 55 – alinea 4 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d ter) Het volgende lid wordt toegevoegd:

 

"4 ter. Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling voert telewerken in als optionele werktijdregeling.";

Motivering

Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling moet telewerken invoeren als optionele werktijdregeling aangezien bewezen is dat dit zeer voordelig is. De voordelen zijn onder meer: een grote mate van zelfstandigheid, de vrijheid om de werktijd zelf in te delen, meer verantwoordelijkheid, minder stress, meer motivatie voor betere prestaties en kortere reistijden met minder vervuiling tot gevolg. Telewerken is ook nuttig om de kosten te drukken en om te zorgen voor een goede band tussen werknemers en bedrijf en een betere combinatie van werk en gezin.

Amendement  12

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 22 – letter -a (nieuw)

Artikel 55 bis – lid 2– letter b bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-a) In de eerste alinea van lid 2 wordt het volgende punt ingevoegd na punt b):

 

"(b bis) om te zorgen voor een kind ingeval de ambtenaar een alleenstaande ouder is, ongeacht de leeftijd van het kind,";

Motivering

Alleenstaande ouders moet het recht hebben om deeltijds te mogen werken ongeacht de leeftijd van het kind: dit is in overeenstemming met de resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 over de situatie van alleenstaande moeders.

Amendement  13

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 22 – letter -a bis (nieuw)

Statuut

Artikel 55 bis – lid 2– letter b ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-a bis) In lid 2 wordt in de eerste alinea het volgende punt ingevoegd:

 

"(b ter) om te zorgen voor een kind jonger dan 14 jaar (in dat geval mag de normale arbeidsduur met niet meer dan 5% worden verminderd). In dit geval is artikel 3 van bijlage IV bis niet van toepassing.";

Amendement  14

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 26 bis (nieuw)

Statuut

Artikel 58

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

26 bis. Artikel 58 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 58

 

Behalve op het in artikel 57 vermelde verlof, hebben ambtenaren, na overlegging van een medisch attest, recht op een moederschapsverlof van twintig weken. Dat moederschapsverlof gaat ten vroegste in zes weken vóór de in het attest aangegeven vermoedelijke datum van de bevalling, en eindigt ten vroegste veertien weken na de datum van de bevalling. In geval van geboorte van een meerling, voortijdige bevalling of geboorte van een kind met een handicap of ernstige ziekte, wordt een verlof van vierentwintig weken toegekend. In de zin van dit artikel wordt onder voortijdige bevalling een bevalling verstaan die vóór het einde van de 34ste week van de zwangerschap plaatsvindt.

 

De totale kosten van de betalingen met betrekking tot moederschapsverlof voor alle ambtenaren en personeelsleden, inclusief de medewerkers van leden van het Europees Parlement, worden vanaf de eerste dag van het verlof gedragen door de gemeenschappelijke socialezekerheidsregeling van de instellingen.

 

Het contract van ambtenaren en andere personeelsleden, inclusief geaccrediteerde parlementaire medewerkers, mag tijdens de zwangerschap niet worden opgezegd. Het contract van vrouwen met zwangerschapsverlof, inclusief geaccrediteerde parlementaire medewerkers, mag niet worden opgezegd tot het einde van de periode van het moederschapsverlof.";

Amendement  15

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 32 bis (nieuw)

Statuut

Artikel 67 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

32 bis. In artikel 67 komt lid 3 als volgt te luiden:

 

"3. De kindertoelage kan bij een bijzonder met redenen omkleed besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag worden verdubbeld op grond van medische bewijsstukken waaruit blijkt dat het desbetreffende kind een handicap of een langdurige ziekte heeft die voor de ambtenaar een zware last is.";

Amendement  16

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 46 bis (nieuw)

Statuut

Bijlage V – artikel 6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

46 bis) In bijlage V komt artikel 6 als volgt te luiden:

 

"Artikel 6

 

Behalve vakantieverlof kan aan de ambtenaar,op zijn verzoek, buitengewoon verlof worden verleend. Onderstaande gevallen geven in het bijzonder recht op dit verlof binnen de daarbij aangegeven grenzen:

 

– huwelijk van de ambtenaar: 4 dagen

 

– verhuizing van de ambtenaar: ten hoogste 2 dagen

 

– ernstige ziekte van de echtgenoot: ten hoogste 3 dagen

 

– overlijden van de echtgenoot: 4 dagen

 

– ernstige ziekte van een bloedverwant in opgaande lijn: ten hoogste 2 dagen

 

– overlijden van een bloedverwant in opgaande lijn: 2 dagen

 

– huwelijk van een kind: 2 dagen

 

– geboorte van een kind: tien dagen, op te nemen binnen veertien weken na de geboorte

 

– geboorte van een kind met een handicap of een ernstige ziekte: 20 dagen, op te nemen binnen veertien weken na de geboorte

 

– overlijden van de echtgenote tijdens het moederschapsverlof: een aantal dagen dat gelijk is aan het nog resterende moederschapsverlof; wanneer de echtgenote geen ambtenaar is, worden voor de berekening van de duur van het nog resterende moederschapsverlof de bepalingen van artikel 58 van het Statuut toegepast

 

– ernstige ziekte van een kind: ten hoogste 2 dagen

 

– bijzonder ernstige ziekte van een kind, gestaafd door een medisch attest, of opname in een ziekenhuis van een kind van ten hoogste twaalf jaar: ten hoogste vijf dagen

 

– overlijden van een kind: 4 dagen

 

– adoptie van een kind: 20 weken; 24 weken in geval van adoptie van een gehandicapt kind:

 

De adoptie van een kind kan slechts recht geven op één periode van buitengewoon verlof, die over de adoptieouders kan worden verdeeld als beiden ambtenaar zijn. Het verlof wordt alleen toegestaan als de echtgenoot van de ambtenaar ten minste halftijds een bezoldigde activiteit uitoefent. Als de echtgenoot buiten de instellingen van de Unie werkzaam is en recht heeft op soortgelijk verlof, wordt een overeenkomstig aantal dagen op het verlof van de ambtenaar in mindering gebracht.

 

Het tot aanstelling bevoegde gezag kan de adoptieouders extra buitengewoon verlof toekennen wanneer volgens de wetgeving van het land waar de adoptieprocedure plaatsvindt (een ander land dan dat van de standplaats van de ambtenaar), een verblijf ter plaatse van een van de adoptieouders vereist is.

 

Aan de ambtenaar die geen recht heeft op het bovenbedoelde buitengewoon verlof van 20 of 24 weken kan een buitengewoon verlof van tien dagen worden toegekend; dit extra buitengewoon verlof wordt slechts één keer per adoptie toegekend.

 

Bovendien kan de Instelling buitengewoon verlof verlenen in het geval van bij- en nascholing, binnen de grenzen van het door de Instelling krachtens artikel 24 bis, van het Statuut vastgestelde bij- en nascholingsprogramma.

 

In de zin van dit artikel wordt de ongetrouwde partner van een ambtenaar als de echtgenoot beschouwd indien aan de eerste drie voorwaarden van artikel 1, lid 2, onder c), van bijlage VII is voldaan.";

Amendement  17

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 – punt 49 – letter -a (nieuw)

Bijlage VII – artikel 1 – lid 2 – letter c – punt iv

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-a) Artikel 1, lid 2, letter c), punt iv) van bijlage VII wordt geschrapt;

Motivering

Deze bepaling creëert een discriminerende situatie voor geregistreerde partners die wel een burgerlijk huwelijk kunnen afsluiten volgens de nationale wet maar die, aangezien de wetgeving ook voorziet in een geregistreerd partnerschap, voor deze laatste optie kiezen.

Amendement  18

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 19

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Artikel 47

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

19. In artikel 47 komt punt a) als volgt te luiden:

19. Artikel 47 komt als volgt te luiden:

 

"Artikel 47

 

Behalve door overlijden eindigt de dienst van tijdelijk functionaris:

aan het einde van de maand waarin de functionaris de leeftijd van 65 jaar bereikt, of, bij wijze van uitzondering, op de datum die overeenkomstig artikel 52, onder b), tweede alinea, van het statuut is vastgesteld; of"

(a) aan het einde van de maand waarin de functionaris de leeftijd van 65 jaar bereikt, of, indien van toepassing, op de overeenkomstig artikel 50 quater, lid 2, vastgestelde datum; of

 

(b) bij overeenkomsten voor onbepaalde tijd:

 

i) op het tijdstip, in de overeenkomst bepaald;

 

ii) na afloop van de opzeggingstermijn die in de overeenkomst is vastgesteld en op grond waarvan de functionaris of de instelling de mogelijkheid heeft de overeenkomst op te zeggen voordat de geldigheidsduur ervan is verstreken. Deze opzeggingstermijn moet ten minste één maand per volbracht dienstjaar bedragen, met een minimum van één maand en een maximum van drie maanden. Voor tijdelijke functionarissen van wie de overeenkomst verlengd is, mag de opzeggingstermijn ten hoogste zes maanden bedragen. De opzeggingstermijn mag evenwel niet ingaan tijdens een naar behoren met een medisch attest vastgestelde zwangerschap, tijdens een moederschapsverlof, of tijdens een ziekteverlof voor zover dit niet langer dan drie maanden duurt. Voorts wordt de opzeggingstermijn gedurende deze zwangerschap en deze verloven binnen bovengenoemde grens geschorst. Bij opzegging van de overeenkomst door de instelling heeft de functionaris recht op een vergoeding gelijk aan een derde van zijn basissalaris over het tijdvak tussen de datum waarop zijn dienst eindigt en die waarop de geldigheidsduur van zijn overeenkomst verstrijkt;

 

iii) wanneer hij niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 12, lid 2, onder a), met dien verstande dat een uitzondering op die bepaling kan worden toegestaan. Als een dergelijke uitzondering niet wordt toegestaan, is de in punt ii) bedoelde opzeggingstermijn van toepassing; of

 

c) bij overeenkomsten voor onbepaalde tijd:

 

i) na afloop van de in de overeenkomst vastgestelde opzeggingstermijn; deze moet ten minste één maand per volbracht dienstjaar bedragen, met een minimum van drie maanden en een maximum van tien maanden. De opzeggingstermijn mag evenwel niet ingaan tijdens een naar behoren met een medisch attest vastgestelde zwangerschap, tijdens een moederschapsverlof, of tijdens een ziekteverlof voor zover dit niet langer dan drie maanden duurt. Voorts wordt de opzeggingstermijn gedurende deze zwangerschap en deze verloven binnen bovengenoemde grens geschorst; of

 

ii) wanneer hij niet meer voldoet aan de in artikel 12, lid 2, onder a), vastgestelde voorwaarden, onverminderd de eventuele toepassing van de in dat artikel bedoelde uitzondering. Als een dergelijke uitzondering niet wordt toegestaan, is de in punt c), i) bedoelde opzeggingstermijn van toepassing.";

Amendement  19

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – punt 33 bis (nieuw)

Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Artikel 139 – lid 1 – letter d

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

33 bis. In artikel 139, lid 1, komt punt d) als volgt te luiden:

 

"d) rekening houdend met het feit dat vertrouwen de basis vormt van de beroepsrelatie tussen het lid en zijn geaccrediteerde parlementaire medewerker, na afloop van de opzeggingstermijn die is vastgesteld in de overeenkomst en op grond waarvan de geaccrediteerde parlementaire medewerker of het Europees Parlement, handelend op verzoek van het lid of de leden van het Europees Parlement ter assistentie van wie de geaccrediteerde parlementaire medewerker is aangeworven, het recht heeft de overeenkomst op te zeggen voordat de geldigheidsduur ervan is verstreken. Deze opzeggingstermijn moet ten minste één maand per volbracht dienstjaar bedragen, met een minimum van één maand en een maximum van drie maanden. De opzeggingstermijn mag evenwel niet ingaan tijdens een naar behoren met een medisch attest vastgestelde zwangerschap, tijdens een moederschapsverlof, of tijdens een ziekteverlof voor zover dit niet langer dan drie maanden duurt. Voorts wordt de opzeggingstermijn gedurende deze zwangerschap en deze verloven binnen bovengenoemde grens geschorst:";

PROCEDURE

Titel

Statuut van de ambtenaren, alsmede de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de EU

Document- en procedurenummers

COM(2011)0890 – C7-0507/2011 – 2011/0455(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

JURI

19.1.2012

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

FEMM

19.1.2012

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Silvana Koch-Mehrin

25.1.2012

 

 

 

Behandeling in de commissie

27.3.2012

24.4.2012

 

 

Datum goedkeuring

24.4.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

5

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Emine Bozkurt, Andrea Češková, Iratxe García Pérez, Zita Gurmai, Mikael Gustafsson, Mary Honeyball, Sophia in 't Veld, Lívia Járóka, Nicole Kiil-Nielsen, Silvana Koch-Mehrin, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Astrid Lulling, Barbara Matera, Elisabeth Morin-Chartier, Angelika Niebler, Siiri Oviir, Antonyia Parvanova, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Marc Tarabella, Britta Thomsen, Marina Yannakoudakis, Anna Záborská, Inês Cristina Zuber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Franziska Katharina Brantner, Christa Klaß, Ana Miranda, Mariya Nedelcheva, Katarína Neveďalová

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Tamás Deutsch

  • [1]  Zie artikelen 2 en 3, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

PROCEDURE

Titel

Statuut van de ambtenaren, alsmede de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de EU

Document- en procedurenummers

COM(2011)0890 – C7-0507/2011 – 2011/0455(COD)

Datum indiening bij EP

13.12.2011

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

JURI

19.1.2012

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

BUDG

19.1.2012

CONT

19.1.2012

AFCO

19.1.2012

FEMM

19.1.2012

Geen advies

       Datum besluit

AFCO

28.2.2012

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Dagmar Roth-Behrendt

11.4.2011

 

 

 

Behandeling in de commissie

25.1.2012

1.3.2012

27.3.2012

 

Datum goedkeuring

25.4.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

3

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Raffaele Baldassarre, Luigi Berlinguer, Sebastian Valentin Bodu, Françoise Castex, Christian Engström, Marielle Gallo, Giuseppe Gargani, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Sajjad Karim, Klaus-Heiner Lehne, Jiří Maštálka, Alajos Mészáros, Evelyn Regner, Francesco Enrico Speroni, Dimitar Stoyanov, Rebecca Taylor, Alexandra Thein, Rainer Wieland, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Piotr Borys, Cristian Silviu Buşoi, Vytautas Landsbergis, Eva Lichtenberger, Dagmar Roth-Behrendt

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Alejandro Cercas

Datum indiening

3.5.2012