VERSLAG over de aantrekkelijkheid van investeren in Europa
5.6.2012 - (2011/2288(INI))
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur voor advies: Rodi Kratsa-Tsagaropoulou
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de aantrekkelijkheid van investeren in Europa
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 3, 4, 49, 50, 119, 219 en 282,
– gezien het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) – (COM(2011) 0121),
– gezien de OESO-verklaring inzake internationale investeringen en multinationale ondernemingen, evenals de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen (bijgewerkt op 25 mei 2011),
– gezien het op 9 mei 2010 gepubliceerde verslag-Monti over "Een nieuwe strategie voor de interne markt",
– gezien het World Investment Report 2011 van de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Naar een algemeen Europees internationaal investeringsbeleid" (COM(2010)0343),
– gezien het werkprogramma van de Commissie voor 2012 (COM(2011)0777),
– gezien de conclusies van de 3133e bijeenkomst van de Raad over het forum voor de interne markt,
– gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied[1],
– gezien Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied[2],
– gezien Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[3],
– gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden[4],
– gezien Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[5],
– gezien Verordening (EU) nr. 1311/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad, met betrekking tot een aantal bepalingen betreffende het financieel beheer ten aanzien van bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden op het gebied van financiële stabiliteit[6],
– gezien Richtlijn 2011/85/EU van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten[7],
– gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese durfkapitaalfondsen (COM(2011)0860),
– gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat (COM(2011)0453),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Jaarlijkse groeianalyse 2012" (COM(2011)0815),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Single Market Act – Twaalf hefbomen om de groei aan te jagen en het vertrouwen te versterken – Samenwerken om nieuwe groei te creëren" (COM(2011)0206),
– gezien de mededeling van de Commissie over een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (COM(2010)2020),
– gezien de mededeling van de Commissie over een actieplan ter verbetering van de toegang tot financiering voor kmo's (COM(2011)0870),
– gezien het verslag van de Commissie aan de Europese Raad over handels- en investeringsbelemmingeringen 2011 (COM(2011)0114),
– gezien zijn resolutie van 13 december 2011 over handels- en investeringsbelemmeringen[8]
– gezien het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijk stelsel van belasting op financiële transacties en tot wijziging van Richtlijn 2008/7/EG, (COM(2011)0594),
– gezien de mededeling van de Commissie over de haalbaarheid van de invoering van stabiliteitsobligaties (COM(2011)0818),
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over een begroting voor Europa 2020 (COM(2011)0500, delen I en II),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie over de effecten van tijdelijke staatssteunregels die zijn vastgesteld in de context van de financiële en economische crisis (SEC(2011)1126),
– gezien het verslag van het directoraat-generaal Economische en financiële zaken van de Commissie getiteld "Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in Europa, 2011",
– gezien de rapporten van de OESO, de WTO en de UNCTAD over handels- en investeringsmaatregelen van de G20 (medio oktober 2010 tot april 2011),
– gezien het onderzoek naar kredietverlening in het eurogebied voor januari 2012 van de Europese Centrale Bank,
– gezien de macro-economische prognoses voor het eurogebied van de Europese Centrale Bank (december 2011),
– gezien het verslag van de Europese Centrale Bank betreffende financiële integratie in Europa (mei 2011),
– gezien het beleidskader voor investeringen van de OESO,
– gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (2014 – 2020) (COM (2011)0834),
– gezien zijn resolutie van 19 april 2012 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)[9],
– gezien het verslag van de Commissie getiteld "Ondernemingsdynamiek: opstarten, bedrijfsoverdrachten en faillissement" (januari 2011),
– gezien het verslag van de Wereldbank "Zaken doen 2012: zakendoen in een transparantere wereld",
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld "Erasmus voor iedereen: het EU-programma voor onderwijs, opleiding, jongeren en sport" (COM (2011)0787),
– gezien het verslag van de Commissie getiteld "Tussentijdse beoordeling van het proefproject/de voorbereidende actie Erasmus voor jonge ondernemers (2011)",
– gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het gunnen van overheidsopdrachten (COM(2011)0896),
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0190/2012),
A. overwegende dat de economische, financiële en begrotingscrisis in de EU de economische en sociale ongelijkheid tussen lidstaten en regio's aanzienlijk heeft vergroot, hetgeen heeft geleid tot een ongelijke verdeling van inkomende en uitgaande investeringen binnen de Europese Unie;
B. overwegende dat het noodzakelijk is om een consistent kader voor stabiliteit te scheppen binnen het monetaire, het begrotings- en het handelsbeleid, teneinde de stroom van directe investeringen in alle lidstaten en regio's van de EU te bevorderen en aldus bij te dragen aan het verhelpen van de macro-economische onevenwichtigheden in de EU;
C. overwegende dat op de informele bijeenkomst van de leden van de Europese Raad op 23 mei 2012 is benadrukt dat het EU-beleid moet worden ingezet om de groei optimaal te bevorderen, dat intensievere inspanningen nodig zijn om de economie door middel van investeringen te financieren, en dat de werkgelegenheid moet worden versterkt;
D. overwegende dat de EU volgens de laatste tussentijdse prognoses van de Commissie kampt met een zwakke groei en dat de groeicijfers binnen de EU naar verwachting sterk uiteen zullen lopen, hetgeen verder wordt versterkt door aanhoudende onzekerheid en een gebrekkig consumenten- en marktvertrouwen;
E. overwegende dat de Unie haar sterke punten, zoals de hoge niveaus van consumptie, onderwijs en levenskwaliteit, haar onderzoeks- en innovatiecapaciteit, de grote arbeidsefficiëntie en -productiviteit en een gunstig en motiverend ondernemersklimaat, beter zou moeten benutten om de begrotingscrisis aan te pakken en de groei en werkgelegenheid te bevorderen;
F. overwegende dat de financiering van het overheidstekort van de lidstaten ten koste gaat van middelen voor investeringen, groei en werkgelegenheid, terwijl kapitaalvlucht uit bepaalde lidstaten naar bepaalde andere lidstaten en naar derde landen een verslechtering van de betalingsbalans van de EU tot gevolg kan hebben;
G. overwegende dat kredietverstrekking door banken - die in het eurogebied de belangrijkste financieringsbron vormen en meer financieringen voor hun rekening nemen dan de aandelen- en obligatiefinanciering bij elkaar, terwijl in de VS en andere regio's in de wereld de bankkredieten een kleiner percentage van de totale financiering vertegenwoordigen - ernstig is getroffen door de recente ontwikkelingen;
H. overwegende dat het groeipotentieel van sectoren als groene technologie, gezondheid en zorg, onderwijs en sociale economie, investeringen kan ontketenen en bevorderen door de wederzijdse vraag te verhogen, hetgeen een stimulans biedt voor investeringen;
I. overwegende dat de effecten en de tenuitvoerlegging van de financiële regelgeving van de EU moeten worden gevolgd en geëvalueerd om ervoor te zorgen dat zij geen onnodige administratieve lasten met zich meebrengt en de directe buitenlandse investeringen in de EU niet belemmert;
J. overwegende dat uit het recentste verslag van de UNCTAD blijkt dat de EU nog steeds over een groot potentieel beschikt om directe buitenlandse investeringen aan te trekken;
K. overwegende dat interne investeringen binnen de Unie de markten voor directe buitenlandse investeringen aanzienlijk kunnen uitbreiden door middel van verbeteringen op het vlak van duurzame infrastructuur voor ondernemingen, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling;
L. overwegende dat investeringen uit twee pijlers bestaan - overheidsinvesteringen en particuliere investeringen - en dat de particuliere pijler bestaat uit binnenlandse en buitenlandse investeringen;
M. overwegende dat bestrijding van de buitensporige afhankelijkheid van de invoer van aardolie, aardgas en andere niet-hernieuwbare hulpbronnen grote investeringen in hernieuwbare energie en in energie- en hulpbronnenefficiëntie vereist;
N. overwegende dat de Europese overheidsschuld en doorrolrisico's, evenals tekortkomingen en belemmeringen voor de handel en de voltooiing van de interne markt, met inbegrip van niet-tarifaire belemmeringen en gegevensbeperkingen, wellicht het vermogen van het EU-gebied beperken om zowel Europese als internationale investeerders aan te trekken;
O. overwegende dat de voornaamste uitdagingen voor ondernemingen in de Unie op het gebied van concurrentievermogen en ondernemerschap nog steeds betrekking hebben op de moeilijke toegang tot financiering voor KMO´s, zwakke ondernemingszin (slechts 45% van de Europeanen burgers zou zelfstandige willen zijn, tegenover 55% in bijvoorbeeld de Verenigde Staten), een ondernemersklimaat dat niet bevorderlijk is voor startende ondernemingen en groei en dat wordt gekenmerkt door aanhoudende versplintering van de regelgeving en bureaucratie, het beperkte vermogen van kmo´s om zich aan te passen aan een energie- en hulpbronnenefficiënte economie en hun activiteiten uit te breiden naar markten buiten hun thuisland, zowel binnen de interne markt als daarbuiten;
P. overwegende dat de lidstaten van de EU volgens de laatste "Zakendoen"-index van de Wereldbank slechts 40% vormen (en de landen van de eurozone slechts 26%) van de landen in de top 35 voor ondernemerschap op mondiaal niveau;
Q. overwegende dat, zoals uit het Waarschuwingsmechanismeverslag van de Commissie (COM (2012)0068) is gebleken, budgettaire beperkingen op nationaal niveau en hoge werkloosheidscijfers de noodzaak blootleggen om doeltreffende structurele hervormingen door te voeren, in het bijzonder met betrekking tot de lopende rekeningen, exportmarktaandelen, particuliere schuld en overheidsschuld, teneinde het ondernemersklimaat te verbeteren, de bureaucratische rompslomp te beperken en de toegevoegde waarde van de structuurfondsen en de activiteiten van de Europese Investeringsbank te optimaliseren, ook in de landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen;
R. overwegende dat gerichte sociale investeringen van cruciaal belang zijn om op de lange termijn een hoog werkgelegenheidsniveau te waarborgen, om de economie te stabiliseren, het menselijke kapitaal te versterken en het concurrentievermogen van de EU te vergroten;
S. overwegende dat trends op het gebied van directe buitenlandse investeringen een van de kernindicatoren vormen die de Commissie gebruikt bij het scorebord voor het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden;
T. overwegende dat door het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) en de IAO uitgevoerde studies laten zien dat investeringen in het creëren van menselijk kapitaal van essentieel belang zijn om investeringen aan te trekken in de sectoren van de groene economie en om het grote groeipotentieel van deze sectoren te benutten;
U. overwegende dat directe buitenlandse investeringen in de EU, in het bijzonder als zij erop zijn gericht de ongelijkheden tussen de lidstaten te verminderen, niet alleen een positieve invloed hebben op de reële economie en de betalingsbalans, op het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de sociale cohesie, maar ook een positieve stimulans vormen met betrekking tot technologische ontwikkelingen, innovatie, vaardigheden en de mobiliteit op de arbeidsmarkt;
V. overwegende dat de bepaling van jaarlijkse nationale substreefcijfers die, overeenkomstig de OESO-parameters, gebieden omvatten die de grondslag vormen voor een aantrekkelijk en concurrerend klimaat voor internationale investeerders, zal helpen nationale sterke en zwakke punten voor het voetlicht te brengen, evenals mogelijkheden voor doelgerichte ingrepen;
W. overwegende dat de doelstelling van het eurogebied en van de ECB om het inflatiecijfer in het eurogebied net onder de 2% te houden, bijdraagt aan de totstandbrenging van een stabiel kader dat het gemakkelijker maakt om investeringen aan te trekken;
X. overwegende dat de ontwikkeling van de Europese obligatiemarkten voor een groot deel afhankelijk is van een uitbreiding van de investeringen;
Y. overwegende dat de Commissie in haar voorstel betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) niet voorziet in een verdere harmonisatie van vennootschapsbelastingtarieven, die onder de bevoegdheid van de lidstaten moeten blijven vallen, en er dus verdere stappen nodig zijn om het belastingstelsel in de Unie transparanter en minder complex te maken voor buitenlandse investeerders en tegelijkertijd de verschillende belastingstelsels in Europa te coördineren;
Z. overwegende dat handelsprotectionisme wereldwijd toeneemt en dat de EU daarom, als marktleider op het gebied van binnenkomende buitenlandse investeringen, in het kader van de bescherming van haar concurrentievoordelen moet blijven onderhandelen over vrijhandelsovereenkomsten die open eerlijke handel, evenals internationale normen op het gebied van sociale en milieubescherming, bevorderen;
A bis. overwegende dat er in de Europese Unie nog steeds aanzienlijke belemmeringen bestaan voor de verlening van grensoverschrijdende diensten, hetgeen de werking van de vrije markt in de weg staat;
A ter. overwegende dat het gemeenschappelijke handelsbeleid, met inbegrip van directe buitenlandse investeringen, krachtens de EU-Verdragen tot de exclusieve bevoegdheid van de EU behoort en dat het Europees Parlement en de Raad op dat beleidsdomein op gelijke voet samenwerken aangezien de gewone wetgevingsprocedure wordt toegepast;
1. benadrukt dat de EU wereldwijd nog steeds de belangrijkste bestemming voor directe buitenlandse investeringen is en dat zij daarom moet blijven beantwoorden aan de verwachtingen van de investerende en begunstigde landen, waarbij zij tegelijkertijd de bredere economische, sociale en milieubeleidsdoelstellingen van de EU in acht dient te nemen, om zo haar leidende rol op Europees en nationaal niveau te beschermen;
2. is ervan overtuigd dat het cohesiebeleid van essentieel belang is om macro-economische en regionale onevenwichtigheden op Europees niveau aan te pakken, en een belangrijk onderdeel van het beleid met betrekking tot de interne markt zou moeten zijn om concurrentievermogen, productiviteit, groei en werkgelegenheid te bevorderen, hetgeen er op zijn beurt toe kan bijdragen dat investeren in de EU aantrekkelijker wordt; benadrukt dat de aantrekkelijkheid voor mogelijke investeerders aanzienlijk kan worden verhoogd door in het kader van het cohesiebeleid te investeren in infrastructuur en vaardigheden voor de arbeidsmarkt;
3. dringt er bij de Commissie op aan de internationale samenwerking op het gebied van regelgeving, onder meer in multilaterale fora, te verbeteren en de voorschriften beter op elkaar af te stemmen op basis van internationale normen, en indien mogelijk een dialoog over regelgeving aan te gaan teneinde de bestaande of mogelijk toekomstige handelsbelemmeringen het hoofd te bieden en aldus geschillen en de hiermee gepaard gaande handelskosten te vermijden;
4. is van mening dat er bij de consolidatie en stabilisering van de begroting evenals bij de voltooiing van de interne markt een evaluatie moet worden gemaakt van de toegevoegde waarde die zij kunnen bieden; is van oordeel dat een hechte samenwerking tussen economische instanties, evenals de totstandbrenging van meer complementariteit tussen EU-economieën, kunnen helpen om de regionale ongelijkheid op het gebied van buitenlandse investeringen te verminderen, teneinde de industriële basis van Europa te versterken en duurzame groei op de lange termijn te bevorderen, hetgeen een cruciale voorwaarde vormt voor succesvolle en effectieve begrotingsconsolidatie;
5. benadrukt dat het cruciaal is om ervoor te zorgen dat belangrijke Europese investeerders hun activiteiten in de EU willen blijven voortzetten, aangezien de bredere mondiale financiële en economische crisis in combinatie met de negatieve gevoelens en de onzekerheid als gevolg van de schuldencrisis en het uitblijven van snelle antwoorden hierop ertoe leiden dat investeerders hun belangen in de regio verminderen; benadrukt dat het ontbreken van gecoördineerde binnenlandse investeringen op de lange termijn de toekomstige aantrekkelijkheid van investeringen in de EU voor deze investeerders aanzienlijk zal schaden; erkent dat een meerlagige benadering ten aanzien van de beleidsaansturing, waarbij de plaatselijke gemeenschap in alle fases bij het proces wordt betrokken, van essentieel belang is om te waarborgen dat investeringen zijn gericht op het aanpakken van de specifieke behoeften van elke regio en elke lidstaat;
6. dringt er bij de Commissie op aan een mededeling op te stellen over de aantrekkelijkheid van investeren in Europa in vergelijking tot zijn belangrijkste partners en concurrenten, waarin de belangrijkste voordelen en zwakke punten van de EU als investeringsklimaat worden benoemd, alsmede met een geïntegreerde strategie te komen, met inbegrip van specifieke beleidsmaatregelen en aanbevelingen en, indien nodig, wetgevingsvoorstellen, teneinde het investeringsklimaat in de EU te verbeteren;
7. is ervan overtuigd dat de EU haar positie als 's werelds grootste gemeenschappelijke markt (met inbegrip van haar hoge levensstandaard, haar grote arbeidsproductiviteit, haar rechtszekerheid en haar onderzoeks- en innovatiecapaciteit), en als buitenlandse investeerder en handelaar ten volle moet benutten om de begrotingscrisis aan te pakken, en onderstreept dat efficiëntere instrumenten en methoden, nieuwe financieringsmechanismen en beleggingsregelingen, zoals EU-projectobligaties, nodig zijn teneinde de concurrentievoordelen van Europa en de complementariteit tussen haar lidstaten te benutten en de uitdagingen die voortvloeien uit de recessie en de trage groei het hoofd te bieden;
8. dringt er bij de EU op aan om investeringen te introduceren als essentieel onderdeel van alle vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie, teneinde tegemoet te komen aan de dringende behoefte aan groei en werkgelegenheid, en de belangrijke rol van investeringen bij de aanpak van de begrotingscrisis te benutten; roept de Commissie en de lidstaten met name op een ambitieuze, milieuefficiënte en duurzame industriële strategie voor de EU uit te werken teneinde de productiecapaciteit in de gehele EU te herstellen en binnen de EU hoogwaardige banen te scheppen;
9. wijst in het bijzonder op het enorme potentieel om directe buitenlandse investeringen aan te trekken door onderwijs, onderzoek en ontwikkeling te bevorderen en werkgelegenheid te creëren op het vlak van de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen, de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en vergroting van de energie-efficiëntie teneinde de Europa 2020-doelstellingen te verwezenlijken en van de EU een wereldleider op het gebied van groene technologie te maken;
10. herinnert eraan dat indien de overheidsinvesteringen als gevolg van de begrotingscrisis niet middels duurzame financiering worden verhoogd of zelfs worden verlaagd in essentiële sectoren, zoals gezondheidszorg, onderwijs, onderzoek en infrastructuur, dit negatieve gevolgen kan hebben voor het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid voor investeerders, met name wanneer dit op de lange termijn een patroon wordt; benadrukt dan ook dat de overheidsinvesteringen op duurzame wijze moeten worden verhoogd;
11. ondersteunt het recent voorgestelde programma "Erasmus voor iedereen", dat een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan het vrijmaken van meer middelen voor mobiliteit en de ontwikkeling van kennis, opleidingen en vaardigheden, teneinde de persoonlijke ontwikkeling van jongeren en hun vooruitzichten op een baan te bevorderen en zo bij te dragen aan de versterking van het menselijke potentieel en de aanpak van het probleem van de hoge werkloosheid onder jongeren in Europa; steunt "Erasmus voor ondernemingen" en in het bijzonder het uitwisselingsprogramma "Erasmus voor jonge ondernemers", dat het opstarten van ondernemingen, grensoverschrijdende overdracht van kennis, samenwerking tussen kleine bedrijven, innovatie en het scheppen van banen beoogt te bevorderen;
12. stelt voor om de statistische databank voor directe investeringen te verbeteren en te verruimen, overeenkomstig de internationale modellen van de OESO en de Wereldbank, en om op nationaal niveau aanvullende investeringsdoelstellingen en indicatoren (stedelijk milieu, sociale infrastructuur) vast te stellen, teneinde de geboekte vooruitgang bij de totstandbrenging van een aantrekkelijk investeringsklimaat voor het voetlicht te brengen, en tegelijkertijd een evaluatie te maken van het investeringsbeleid en de positieve effecten daarvan op de reële economie en de werkgelegenheid in de verschillende landen en regio's;
13. is ervan overtuigd dat elke strategie die erop is gericht buitenlandse en lokale investeringen aan te trekken, moet worden gekoppeld aan de voltooiing van de interne markt, grensoverschrijdende investeringen en geldstromen, open markten, verbeterde markttoegang en eerlijke concurrentie voor vrije beroepen, gezien de hoeveelheid en de verscheidenheid aan nieuwe mogelijkheden; is in dit verband van mening dat de EU de trans-Europese netwerken en de mobiliteit van werknemers, studenten en onderzoekers moet bevorderen en de samenwerking en complementariteit tussen EU-economieën moet versterken;
14. benadrukt dat het dringend noodzakelijk is fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende werknemers en werkgevers te beperken, teneinde de mobiliteit van burgers te bevorderen en grensoverschrijdende investeringen te stimuleren;
15. dringt er bij de EU op aan om op mondiaal niveau en in het kader van de WTO, de G20 en de G8, te onderhandelen over de invoering van gemeenschappelijke regels die een eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld waarborgen in het licht van internationale macro-economische onevenwichtigheden met betrekking tot financiële regulering en belastingen, teneinde het concurrentievermogen van de EU te beschermen en de eerbiediging van de sociale en milieudoelstellingen van de Unie af te dwingen; roept de Unie op een beslissende rol te spelen bij de onderhandelingen over en sluiting van alomvattende vrijhandelsovereenkomsten met belangrijke partners, teneinde nieuwe markten te openen voor goederen en diensten, meer investeringsmogelijkheden te creëren, open en eerlijke handel te faciliteren en een beter voorspelbaar beleidsklimaat te bevorderen; benadrukt dat het van groot belang is onderhandelingen te stimuleren over een belasting op financiële transacties op mondiaal niveau;
16. is van mening dat de oprichting van een ad hoc Europees Waarnemingscentrum voor directe buitenlandse investeringen, binnen het kader van de Europese Commissie, zou kunnen bijdragen aan een betere coördinatie tussen het beleid van de lidstaten op dat gebied, en tegelijkertijd zou kunnen zorgen voor een beter toezicht op de ten uitvoer gelegde beleidsmaatregelen en de macro-economische effecten daarvan, teneinde Europa op de kaart te zetten als bestemming voor investeringen;
17. dringt er bij de Commissie op aan het economisch, fiscaal en sociaal beleid van de lidstaten beter op elkaar af te stemmen teneinde buitenlandse investeringen aan te trekken, daarbij rekening houdend met de economische en sociale verschillen die tussen de landen van de eurozone en tussen de EU-lidstaten zijn geconstateerd;
18. is van mening dat de EU en haar lidstaten met name maatregelen moeten nemen ter verbetering van het gebruik van de middelen uit de structuurfondsen en het cohesiefonds als katalysator voor het aantrekken van aanvullende middelen van de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en andere internationale financiële instellingen, alsmede van de private sector, en dat zij tevens initiatieven op basis van publiek-private partnerschappen (PPP) moeten stimuleren, zoals EU-projectobligaties; wijst erop dat met name kmo's kunnen profiteren van investeringen die de capaciteit, de infrastructuur en het menselijk kapitaal versterken; erkent het potentieel dat wordt geboden door de uitbreiding van het toepassingsgebied van innovatieve financieringsinstrumenten zodat deze beter gebruikt kunnen worden om toegang te krijgen tot financiering als aanvulling op traditionele financieringsmethoden; benadrukt dat de revolverende aard van de financieringsinstrumenten en een flexibele benadering ten aanzien van de integratie van zulke instrumenten op regionaal niveau het rendement van de EU-begroting zouden kunnen vergroten, publiek-private partnerschappen zouden kunnen stimuleren, alternatieve financieringsbronnen zouden kunnen aanboren en een aanzienlijke nieuwe financieringsstroom op gang zouden kunnen brengen voor strategische investeringen, ter ondersteuning van duurzame investeringen op de lange termijn in tijden van budgettaire krapte;
19. is ingenomen met de langerlopende herfinancieringstransacties (LTRO) van de ECB; dringt bij de ECB aan op een daadkrachtige aanpak van de huidige schuldencrisis in het eurogebied door vast te houden aan prijsstabiliteit en tegelijkertijd de negatieve overloopeffecten die de liquiditeitsproblemen in de bankensector zouden kunnen veroorzaken voor de reële economie en de investeringen, tot een minimum te beperken; is van mening dat de bankensector de noodzakelijke maatregelen moet nemen om zijn structurele tekortkomingen aan te pakken met het oog op liquiditeitsrisico´s op de langere termijn, teneinde het vertrouwen van investeerders te herstellen en te voorkomen dat de ECB in de toekomst opnieuw op dusdanig grootscheepse wijze moet ingrijpen; is van mening dat het operationele kader van banken moet worden vormgegeven op een manier die het mogelijk maakt dat een gedeelte van de subsidies wordt vrijgemaakt voor ontwikkelingsdoelstellingen en de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen;
20. vindt dat de komende hervorming van de richtlijn betreffende kapitaalvereisten ervoor moet zorgen dat de toename van kapitaalreserves om de stabiliteit van de bankensector op de lange termijn te bevorderen banken er niet van weerhoudt liquiditeit in de reële economie te injecteren, hetgeen van cruciaal belang is voor investeringen;
21. benadrukt dat het noodzakelijk is de Europese kapitaalmarkten te verdiepen teneinde de toegang tot financiering uit andere bronnen dan banken te waarborgen;
22. neemt kennis van de nieuwe voorstellen van de Commissie ter verbetering van de regelgeving betreffende de markt van ratingbureaus, in het bijzonder de wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus, en tot coördinatie van de wetten, verordeningen en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen, in het licht van het bovenmatige vertrouwen in kredietwaardigheidsbeoordelingen, en wijst op de noodzaak verdere stappen te ondernemen om een gezond ondernemersklimaat en eerlijke concurrentie te waarborgen;
23. verzoekt de Commissie om de vele resterende belemmeringen voor het verlenen en ontvangen van grensoverschrijdende diensten in afzonderlijke lidstaten, te evalueren;
24. wijst op het belang van de voorstellen van de Commissie om de Europese markt voor overheidsopdrachten te moderniseren; benadrukt dat een dynamische pan-Europese markt voor overheidsopdrachten belangrijke zakelijke kansen kan bieden voor Europese ondernemingen en aanzienlijk kan bijdragen aan de bevordering van een concurrerende Europese industrie, het aantrekken van investeringen en de stimulering van economische groei;
25. is bezorgd over de trend onder institutionele beleggers in het eurogebied om van aandelen in het eurogebied over te stappen op aandelen die elders in de wereld worden uitgegeven, met het oog op (i) hun groeiende rol in de financiële sector in het eurogebied en (ii) de afname van de totale deelnemingen van beleggingsfondsen in de vorm van aandelen en andere effecten die door ingezetenen van het eurogebied worden uitgegeven van 26% in 2009 naar 23% in 2010;
26. onderstreept de rol van staatsinvesteringsfondsen uit derde landen en benadrukt hoe belangrijk het is de beginselen van transparantie en verantwoordingsplicht te versterken, teneinde de synergieën tussen de EU en staatsinvesteringsfondsen te bevorderen;
27. verzoekt de Commissie en de lidstaten institutionele beleggers aan te sporen om deel te nemen aan Europese durfkapitaalfondsen en Europese sociaalondernemerschapsfondsen, en de beperkingen voor durfkapitaalfinanciering voor kleine en middelgrote ondernemingen op te heffen;
28. is van mening dat grensoverschrijdend ondernemerschap aanzienlijke voordelen oplevert voor zowel de EU-regio's, doordat het bijdraagt aan hun economische ontwikkeling, als voor individuele ondernemingen, doordat het hun toegangsmogelijkheden biedt tot nieuwe en grotere markten en toeleveringsbronnen, alsook tot nieuw kapitaal, nieuwe arbeidskrachten en nieuwe technologie;
29. uit zijn bezorgdheid over de hoge werkloosheidscijfers onder jongeren in diverse lidstaten en de sombere vooruitzichten ten aanzien van de werkgelegenheid; stelt bezorgd vast dat de Europese Unie slechts in beperkte mate in staat is menselijk kapitaal van hoge kwaliteit aan te trekken, terwijl er vanuit de EU een aanzienlijke uitstroom van menselijk kapitaal plaatsvindt in de richting van landen in de derde wereld; erkent dat de Europese Unie een groot potentieel herbergt op het gebied van menselijk kapitaal van hoge kwaliteit en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan zich intensiever in te spannen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken door middel van actieprogramma´s en concrete maatregelen op Europees en nationaal niveau; verwelkomt in dit verband de verklaring van de Europese Raad waarin de lidstaten worden opgeroepen nationale regelingen in te voeren naar het voorbeeld van de "jeugdgarantie", en verzoekt de lidstaten aan deze oproep gehoor te geven en op nationaal niveau snelle en concrete maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat jongeren ofwel een degelijke baan hebben, ofwel degelijk onderwijs of degelijke (om)scholing krijgen; is van mening dat de Europese Unie haar inspanningen moet intensiveren om de werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te verwezenlijken, met inbegrip van lagere belastingen op arbeid teneinde meer investeringen aan te trekken in de arbeidsintensieve sectoren van de economie;
30. wijst op de uitdaging waaraan de Unie in haar geheel en de lidstaten afzonderlijk het hoofd moeten bieden met betrekking tot de vergrijzing van de bevolking; dringt er bij de lidstaten op aan consistente strategieën te ontwikkelen om de demografische uitdaging het hoofd te bieden en eventuele negatieve effecten te compenseren;
31. steunt de doelstellingen van de Innovatie-Unie; dringt er bij de lidstaten op aan zich te richten op investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie vanwege de positieve effecten die dit op middellange en lange termijn kan hebben op groei en ontwikkeling; is een voorstander van slimme specialisatie als een belangrijk beleidsbeginsel en een concept voor innovatiebeleid en een sterkere samenhang tussen onderzoek en ondernemerschap, bijvoorbeeld op het gebied van groene technologie;
32. wijst erop dat de strijd tegen belastingontduiking een topprioriteit van de Europese Unie dient te zijn, zeker in de huidige crisissituatie waarin belastingontduiking een enorme verliespost vormt voor nationale begrotingen, terwijl extra inkomsten zouden kunnen worden gebruikt voor meer overheidsinvesteringen; wijst op de noodzaak van een soepele samenwerking en coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten teneinde dubbele belasting, dubbele niet-belasting, belastingfraude, belastingontduiking en fiscale dumping tegen te gaan en het gebruik van belastingparadijzen voor illegale doeleinden te bestrijden; dringt, meer in het algemeen, aan op een betere coördinatie van het begrotingsbeleid, zowel voor wat betreft de inkomsten als de uitgaven en met inbegrip van een soepele samenwerking en coördinatie tussen de belastingstelsels van de lidstaten; dringt voorts aan op vermindering van de zware administratieve lasten en de hoge fiscale nalevingskosten waar Europese bedrijven mee te maken hebben en die een ontmoedigende werking hebben met betrekking tot investeringen in de Europese Unie; is ingenomen met de wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), en kijkt uit naar de aanneming van de richtlijn door de Raad;
33. wijst erop dat moeilijkheden met betrekking tot de toegang tot financiering nog steeds tot de belangrijkste zorgen voor kmo's behoren; is met name bezorgd over het feit dat gezonde bedrijven niet de financiering kunnen krijgen waar zij op rekenen; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan spoedig actie te ondernemen en regelgeving ten uitvoer te leggen om financiering voor kmo's te vergemakkelijken, zoals is voorgesteld in het Europees actieplan ter verbetering van de toegang tot financiering voor kmo's; benadrukt dat groei op plaatselijk niveau vaak in stand wordt gehouden door kmo's en sociale ondernemingen en dat financiering uit hoofde van het cohesiebeleid, die wordt verstrekt via een krachtige meerlagige bestuursbenadering, ervoor kan zorgen dat kmo's en sociale ondernemingen hun potentieel benutten en een waardevolle bijdrage aan het concurrentievermogen van de EU blijven leveren;
34. benadrukt de noodzaak van een alomvattende evaluatie van de economische effecten van de financiële regelgeving van de EU om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging ervan evenredig is en geen belemmering vormt voor investeringen;
35. is ingenomen met het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo's (COSME) dat door de Commissie werd voorgesteld voor de periode 2014-2020 als instrument om een cultuur van ondernemerschap te bevorderen en het oprichten van kmo's te stimuleren, hoofdzakelijk in nieuwe sectoren zoals diensten op het gebied van sociale media, groene economie en toerisme;
36. dringt aan op nieuwe, efficiënte faillissementswetgeving, met inbegrip van instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing, teneinde een tweedekansbeleid tot stand te brengen dat erop is gericht ondernemerschap en het doorstarten van ondernemingen te stimuleren, aangezien het tweedekans-project van de EU (Second Chance) niet voldoende wordt erkend in de nationale wetgeving van de lidstaten; wijst op het belang van meer netwerkmogelijkheden tussen ondernemers en doorstartende ondernemers teneinde het tweedekans-project te bevorderen en op de noodzaak financieringsmoeilijkheden van doorstartende ondernemers aan te pakken;
37. verzoekt de Unie om de investeringsmogelijkheden in de EU en daarbuiten die voortvloeien uit het Europees nabuurschapsbeleid en de macroregionale strategieën ten volle te benutten;
38. verzoekt de Commissie om alle relevante indicatoren voor het meten van macro-economische onevenwichtigheden en hun effecten op de regio´s van de EU, mee te nemen in het scorebord;
39. herinnert aan het belang van een verdere ontwikkeling van partnerschappen die zijn gericht op milieusectoren die in toenemende mate in de belangstelling van investeerders staan, daarbij rekening houdend met de middelen en de capaciteit van de EU;
40. is ingenomen met het feit dat het aantal ondernemingen dat in de EU wil investeren in 2011 met 5% is toegenomen; betreurt evenwel dat het gemiddelde aantal nieuwe banen per investeringsproject gelijk is gebleven;
41. dringt bij de Commissie en de lidstaten aan op de tenuitvoerlegging van het Europese actieplan inzake e-overheid, dat zij kunnen aanwenden voor een doeltreffendere en goedkopere verlening van e-overheidsdiensten - onder meer aan bedrijven -, zowel op lokaal als op grensoverschrijdend niveau;
42. onderstreept dat de EU en haar lidstaten, willen zij meer investeringen aantrekken:
a) het historische erfgoed van de EU moeten benutten door de culturele sectoren, sport en toerisme te bevorderen als groeiende en aantrekkelijke markten;
b) de trans-Atlantische economie moeten bevorderen, die voor de EU op dit moment het belangrijkste partnerschap op het vlak van handel en buitenlandse directe investeringen vormt, waarbij de stromen van gekwalificeerde banen tussen beide continenten beter moeten worden benut en er moet worden voortgebouwd op het potentieel om de innovatie-economie te versterken;
43. is verheugd over het voorstel van de Commissie voor een programma dat is gericht op het concurrentievermogen van ondernemingen en kmo´s; is ingenomen met de recente toename van durfkapitaal en kapitaal van particuliere investeerders in veel lidstaten, maar wijst er nogmaals op dat de EU de regelgeving en de toegang tot financiering voor kmo's en andere economische actoren moet vereenvoudigen, door effectieve systemen voor het aantrekken van durfkapitaal en kapitaal van particuliere investeerders in heel de EU te bevorderen en door de rol van particuliere en publieke risicokapitaalinvesteringen bij de financiering van bedrijfsgroei op de lange termijn te versterken; dringt er bij de Commissie op aan actiever met internationale financiële instellingen samen te werken bij het ontwikkelen van innovatieve mechanismen voor het financieren van kmo's;
44. onderstreept het belang van het bevorderen van normen die bijdragen aan het ontwikkelen van innovatie in nieuwe producten en diensten, aan het voltooien van de interne markt en aan het aantrekken van investeringen in de EU, en van het harmoniseren van de Europese normen met internationale normen;
45. stelt nogmaals voor dat de Commissie, in samenwerking met de EIB (gezien de kwaliteit van de personele middelen van die laatste en haar ervaring met het financieren van grote infrastructuurprojecten), een strategische analyse met betrekking tot investeringsfinanciering uitvoert, zonder daarbij mogelijke scenario's terzijde te schuiven en waarbij onder meer wordt ingegaan op subsidies, het vrijgeven van bedragen die door de lidstaten zijn ingeschreven op het kapitaal van de EIB, de EU-inschrijvingen op het kapitaal van de EIB, leningen, innovatieve instrumenten, financieringsinstrumenten voor langetermijnprojecten die niet onmiddellijk rendement opleveren, de ontwikkeling van garantiestelsels, de oprichting van een investeringsafdeling binnen de EU-begroting, financiële consortia van Europese, nationale en plaatselijke autoriteiten, en publiek-private partnerschappen;
46. verwelkomt de kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie getiteld "Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering", "Een innovatie-Unie" en "Efficiënt gebruik van hulpbronnen", en merkt op dat de Europa 2020-strategie zal helpen investeringen in de EU aantrekkelijker te maken, banen in de EU te creëren en het internationale concurrentievermogen van de EU te handhaven;
47. benadrukt dat het cohesiebeleid van de EU, gezien de huidige lage groeiniveaus en hoge werkloosheidscijfers, een belangrijke bijdrage levert aan de Europese economie, alsook aan het Europese onderzoek en de innovatie; onderstreept voorts dat het cohesiebeleid de belangrijkste uitgavenpost op de EU-begroting vormt voor investeringen in de reële economie en dat het aldus bijdraagt aan versterking van de economische, sociale en territoriale cohesie door regionale verschillen te verkleinen en aan de tenuitvoerlegging van de EU-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, die een aanzienlijke hefboomwerking biedt voor publieke en private investeringen op EU-, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau;
48. benadrukt dat een discriminerende aanpak ten aanzien van grote bedrijven innovatie zou kunnen belemmeren en het concurrentievermogen van andere ondernemingen in de EU, in het bijzonder van kmo's, zou kunnen verminderen, doordat zij op deze manier worden afgesloten van vitale mondiale partnerschappen voor op samenwerking gebaseerde innovatie en worden beperkt in hun toegang tot geavanceerde technologie;
49. onderschrijft de economische redenering achter een lokaal/regionaal plaatsgebonden ontwikkelingsbeleid dat zijn wortels heeft in de fundamentele logica dat de interesse voor de minder ontwikkelde regio's van de Unie waarschijnlijk zal toenemen indien zij comparatieve voordelen op het gebied van concurrentievermogen (toereikende infrastructuur, gekwalificeerde personele middelen, enz.) en degelijke stimulansen kunnen bieden; verzoekt de Commissie in dit verband de lidstaten en regio's te ondersteunen in hun streven naar een eigen beleid ter stimulering van investeringen, vooral met betrekking tot langetermijninvesteringen, en zeker ook op grensoverschrijdend niveau, waarbij de nadruk moet liggen op infrastructuurprojecten; stelt teleurgesteld vast dat de minder ontwikkelde regio's van de EU steeds minder aantrekkelijk worden in vergelijking tot derde landen; verzoekt de bevoegde autoriteiten urgente maatregelen uit te werken om de huidige investeringen te behouden en nieuwe investeringen aan te trekken;
50. benadrukt dat de Europese steden over een enorm potentieel beschikken en dat grootschalige infrastructuurprojecten en innovatieve bedrijvenparken in de steden de grootste aantrekkingskracht op investeerders uitoefenen; dringt er bij de lidstaten op aan om op grote schaal te investeren in infrastructuur, nieuwe technologie en O&O, onder meer op het gebied van multimodale vervoersstelsels, teneinde de leefbaarheid en het concurrentievermogen van Europese steden te vergroten door voort te bouwen op hun traditioneel sterke punten en er tegelijkertijd voor te zorgen dat deze investeringen niet ten koste gaan van werkelijke territoriale cohesie en evenwichtige plattelandsontwikkeling;
51. benadrukt dat onderzoek en onderwijs niet alleen op lokaal niveau moeten worden verspreid en toegepast, maar dat hierin tevens op lokaal niveau moet worden geïnvesteerd; wijst erop dat het beschikbare menselijke potentieel - onderzoekers en academische stichtingen op plaatselijk niveau - volledig moet worden benut om zowel binnenlandse als directe buitenlandse investeringen aan te trekken; acht het in dit verband ook van belang dat er rekening wordt gehouden met de mobiliteit van docenten, onderzoekers en studenten;
52. is van mening dat onderontwikkelde regio's moeten blijven profiteren van aanzienlijke EU-financiering om investeerders naast lagere arbeidskosten, ook andere plaatselijke concurrentievoordelen te kunnen bieden;
53. merkt op dat de infrastructuur moet worden versterkt om de regionale samenhang en het concurrentievermogen van de regio's te bevorderen; benadrukt in dit verband het belang van de trans-Europese netwerken en het gebruik van aanvullende financieringsinstrumenten zoals projectobligaties en publiek-private partnerschappen;
54. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
- [1] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.
- [2] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8.
- [3] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.
- [4] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
- [5] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 33.
- [6] PB L 337 van 20.12.2011, blz. 5.
- [7] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41.
- [8] Aangenomen tekst P7_TA-PROV(2011)0565.
- [9] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0135.
TOELICHTING
Inleiding
De wereldeconomie is de weg naar herstel weer ingeslagen, maar er is slechts beperkt bewegingsruimte en een gestaag economisch herstelproces vereist een omzichtig beleid op internationaal, Europees en nationaal niveau. Hoewel er tekenen van stabilisatie zichtbaar zijn in de eurozone en de VS, vormen de hoge schuldenlast in ontwikkelde markten en de stijgende olieprijzen belangrijke risico's voor de toekomst. Het internationale economische klimaat wordt nog steeds gekenmerkt door ongelijke prestaties, zwakke groei van ontwikkelde economieën en een sterkere maar trager wordende ontwikkeling van opkomende markten. Structurele problemen, onvoldoende mondiaal evenwichtsherstel, een aanhoudende kloof op het gebied van ontwikkeling, toenemende werkloosheid, een hoge schuldenlast in de publieke en particuliere sector en onzekerheid blijven een negatieve invloed uitoefenen op de mondiale groeivooruitzichten. De volatiliteit op de internationale financiële markten is weliswaar afgenomen, maar blijft nog steeds hoog en om die reden zijn maatregelen vereist, teneinde neerwaartse risico's verder te verminderen.
De rapporteur is van mening dat Europa op adequate wijze moet reageren op de uitdagingen om de internationale economie te stabiliseren, teneinde de mogelijkheden die wereldwijd geboden worden, optimaal te benutten. De EU moet haar zwakke punten aanpakken en de sterke punten van alle landen en regio's verder versterken om lokale en internationale investeringen aan te trekken die een bijdrage zullen leveren aan een evenwichtige groei en cohesie in de EU. De EU is het grootste handelsblok in de wereld en buitenlandse handel heeft tot dusver een dynamische rol gespeeld in een sterke groei, met name in de dienstensector.
De rapporteur wijst erop dat Europa de grootste bestemming voor buitenlandse directe investeringen (BDI) blijft. Een kwart van de totale consumptie en investeringen ter wereld wordt binnen Europa's dynamische grenzen gerealiseerd, hoewel dit aandeel aanzienlijk kleiner is vergeleken met het verleden. BDI-stromen blijven grotendeels geconcentreerd bij de ontwikkelde wereldeconomieën. De EU-stromen worden gedomineerd door de VS, die in 2008 meer dan een derde van de uitgaande BDI van de EU vertegenwoordigden; dat cijfer was 25 maal hoger dan hetzelfde cijfer voor China. Zwitserland en Canada namen eveneens een belangrijk aandeel in de BDI-stromen van de EU voor hun rekening (zowel uitgaand als inkomend). Europa moet met het oog op de toenemende concurrentie van ontwikkelingslanden echter zijn zwakke punten aanpakken en gebruikmaken van zijn concurrentievoordelen. Dat moet centraal staan bij de hervormingen en strategieën van de EU op het gebied van investeringen, zowel op Europees als op nationaal niveau. Op mondiaal niveau moet de EU haar inspanningen voortzetten om bilaterale en multilaterale vrijhandelsovereenkomsten te sluiten, en bovendien actief deelnemen aan mondiaal economisch bestuur.
Investeerders willen voornamelijk vanwege de hoge kwaliteit en de diversiteit van het menselijk kapitaal, de nadruk op maatschappelijk verantwoord ondernemen, het relatief voorspelbare ondernemingsklimaat en het grote potentieel op het gebied van onderzoek en innovatie investeren in de Europese markt. Desondanks maken investeerders zich zorgen over de zwakke economische groei, de hoge belastingen en de grote toename van de overheidsschuld in Europa, en die zorgen kunnen verder toenemen als gevolg van de mondiale concurrentie, met name van opkomende economieën, en door een gebrek aan mogelijkheden om het potentieel van de Unie ten volle te benutten. De rapporteur dringt er derhalve bij de Commissie op aan om een mededeling op te stellen waarin de aantrekkelijkheid van investeren in Europa wordt beoordeeld en bevorderd en die beleidsaanbevelingen voor de lidstaten bevat ter verbetering van het investeringsklimaat in de EU.
Om investeringen in Europa aan te trekken, zijn maatregelen en hervormingen noodzakelijk, zowel op Europees als op nationaal niveau. De waarborging dat bedrijven open en eerlijk kunnen concurreren, is van essentieel belang als het erom gaat Europa tot een aantrekkelijke plek te maken om te investeren en te werken. De interne markt is een van de belangrijkste prioriteiten van de EU bij de ontwikkeling van een vriendelijk en motiverend klimaat voor bedrijven en consumenten. Dat is bijzonder belangrijk in een geglobaliseerde economie, waar bedrijven enige mate van flexibiliteit hebben ten aanzien van de keuze voor de plek waar ze hun activiteiten uitoefenen. De regelgeving moet verder worden verbeterd om bedrijven in Europa de kans te bieden hun concurrentievermogen en hun mogelijkheden om te groeien en banen te creëren te vergroten. Ten aanzien van de productiviteit en de arbeidskosten per eenheid was 2010 het begin van een hernieuwde groei van de arbeidsproductiviteit die, voor het eerst sinds 1996, gepaard ging met een verlaging van de arbeidskosten per eenheid in de EU en het eurogebied.
De EU blijft een van de belangrijkste spelers op de wereldmarkt van financiële diensten. Meer bepaald verlenen de financiële markten van de VS en de EU circa driekwart van de mondiale financiële diensten, hoewel dit op een lager algeheel activiteitenniveau gebeurt, waarbij ze stevige concurrentie ondervinden van opkomende economieën, zoals China en India. Hoewel de aandelenmarkten in het eurogebied minder ernstig getroffen werden door de crisis, hebben banken te kampen met problemen op het gebied van financiering als gevolg van onzekerheid en een gebrek aan vertrouwen. Bovendien wordt de reële economie getroffen door budgettaire consolidatiemaatregelen en dat gaat gepaard met terughoudendheid van bedrijven om te lenen bij banken, teneinde hun balans op orde te krijgen. Bovendien laat de huidige trend in Europa zien dat bedrijven steeds minder op banken vertrouwen als hun belangrijkste financieringsbron. Het is daarom noodzakelijk om ingrijpende stappen te ondernemen in de richting van de verdere ontwikkeling en de integratie van de financiële markten in Europa.
Het betreft hier een mondiale crisis waar een internationaal antwoord op moet komen. De rapporteur is daarom van mening dat de G20 beschouwd moet worden als het belangrijkste forum voor een gecoördineerde aanpak op mondiaal niveau ter verbetering van het internationaal financieel toezicht, crisismanagement en beleidscoördinatie op het gebied van belastingen en macro-economische onevenwichtigheden. Europa heeft tot dusver een belangrijke rol gespeeld bij de bevordering van de mondiale agenda en het zou er alles aan moeten blijven doen om deze te implementeren en daarbij zijn concurrentievermogen te beschermen. Bovendien is de rapporteur een voorstander van dialogen over regelgeving met de belangrijkste handelspartners van de EU, te weten de VS en Japan, maar ook met de opkomende financiëledienstenmarkten in China, India, Rusland en Brazilië. Harmonisering van de regelgeving op het gebied van financiële diensten tussen de EU en de rest van de wereld moet eveneens worden bevorderd in het kader van de onderhandelingen over nieuwe verregaande en alomvattende vrijhandelsovereenkomsten met derde landen en de bestrijding van handelsprotectionisme.
De rapporteur onderstreept het feit dat er in het aantrekken van investeringen onderscheid moet worden gemaakt tussen twee niveaus: (i) van Europa een aantrekkelijke bestemming voor buitenlandse investeerders maken en (ii) ondernemerschap aantrekkelijk maken voor lokale ondernemers. Hervormingen, zowel op nationaal als op Europees niveau, zijn noodzakelijk om de werking van de interne markt te verbeteren en om de middelen uit de structuurfondsen optimaal te kunnen benutten.
De rapporteur benadrukt de voordelen en mogelijkheden die een gemeenschappelijke munt biedt op economisch en op politiek gebied. De euro biedt als gemeenschappelijke munt een enorm voordeel voor de stabiliteit en de macht van de Unie en om investeringen aan te trekken. Met het oog op de schuldencrisis in het eurogebied onderstreept de rapporteur de noodzaak van stabiliteit en coördinatie tussen landen in en buiten de eurozone, teneinde economische en sociale ongelijkheden te voorkomen en de regionale cohesie te versterken.
Om de aantrekkelijkheid van de Europese markt als bestemming voor investeringen te verhogen, is het noodzakelijk de macro-economische en sociale onevenwichtigheden efficiënter aan te pakken. De EU heeft een samenhangend beleids-, economisch en regelgevingskader nodig, dat is gebaseerd op doelstellingen inzake duurzame groei en de communautaire methode, teneinde haar ambities uit te breiden zoals in de Europa 2020-strategie is voorzien.
(i) Optimale benutting van de voordelen van het cohesiebeleid
Het cohesiebeleid levert in Europa een beslissende bijdrage aangezien het de belangrijkste financieringsbron van de Unie is voor investeringen in de reële economie, omdat het wezenlijk bijdraagt aan overheidsinvesteringen, op nationaal, regionaal en lokaal niveau. In de wetenschap dat de EU niet over voldoende mechanismen voor economische coördinatie, evenwichtige groei en solidariteit beschikt, is het cohesiebeleid middels de structuurfondsen en andere instrumenten van cruciaal belang. Een versterking van het cohesiebeleid draagt eraan bij dat de comparatieve voordelen en innovatiemogelijkheden van de regio's worden aangetoond, evenals hun betekenis voor groei, investeringen en werkgelegenheid.
Het cohesiebeleid kan aanvullende financieringsbronnen in de particuliere en de publieke sector vrijmaken om investeringen te stimuleren. De rapporteur pleit uitdrukkelijk voor een adequate financiering van het cohesiebeleid door flexibiliteit te bieden voor een doeltreffende toewijzing van middelen, evenals een snelle reactie van de Unie op onvoorziene omstandigheden. Bovendien zijn structurele hervormingen in de lidstaten noodzakelijk voor een betere coördinatie tussen de Europese en nationale beleidsmaatregelen ten aanzien van het complementair gebruik en de evaluatie ervan. De rapporteur is daarom van mening dat adequate financiering en een passend gebruik van de middelen uit de fondsen van de EU als katalysator kan werken bij het aantrekken van aanvullende middelen van de EIB, de EBWO, andere internationale financiële instellingen en de particuliere sector.
(ii) Tegemoetkoming aan de behoeften aan menselijk kapitaal
Bescherming van het menselijk kapitaal in de EU, evenals modernisering van de arbeidsmarkten en onderwijsstelsels is van cruciaal belang om aantrekkelijkheid en toegevoegde waarde te bieden. Lidstaten moeten om die reden flexizekerheidsstrategieën integreren en het kwalificatieniveau van werknemers stelselmatig verbeteren. Bovendien wijst de rapporteur erop dat discriminatie moet worden aangepakt, teneinde diversiteit en gelijkheid te bevorderen en om de mogelijkheden van de beroepsbevolking ten volle te benutten. Het feit dat de deelname van hoogopgeleide vrouwen aan de arbeidsmarkt niet in overeenstemming is met hun vaardigheden, zowel wat betreft hun aantal als hun functieniveau, heeft negatieve gevolgen voor de winstgevendheid van bedrijven. Door kwalitatief hoogstaand onderwijs en hervormingen te bevorderen, zullen het vertrouwen in en de aantrekkelijkheid van de Europese universiteiten op internationaal niveau toenemen, waardoor ze ervoor kunnen zorgen studenten binnen de Unie te houden. Tegelijkertijd moeten onderwijs en opleiding een grotere bijdrage leveren aan het welslagen van de interne markt door de mobiliteit van studenten, onderzoekers, docenten en werknemers te vergroten.
(iii) Waarborging van de stabiliteit en verbetering van de toegang tot financiering
De toename van buitensporige risico's in het financiële stelsel en de risico's voor de stabiliteit en duurzaamheid van de eurozone zijn de belangrijkste oorzaken voor de kredietcrisis die volgde op de instorting van de financiële markten in het najaar van 2008. Sindsdien heeft de ECB een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het verminderen van de risico's als gevolg van de crisis door staatsobligaties te kopen van lidstaten die in financiële en budgettaire moeilijkheden verkeren, en door liquiditeit in de financiële sector te pompen. Nu is het echter volstrekt duidelijk dat de EU-economie een financiële sector nodig heeft die in dienst van de reële economie staat, die stabiliteit biedt en in staat is tegemoet te komen aan de financiële behoeften van huishoudens en bedrijven. Om dit te bereiken, moeten we binnen de interne markt een gelijk speelveld waarborgen en het concurrentievermogen van de financiële sector in de EU ten opzichte van de rest van de wereld bevorderen door rekening te houden met nieuw ontwikkelde handelsplatformen en activiteiten. De rapporteur dringt er bij de Unie op aan om een actievere houding aan te nemen en te streven naar een op mondiaal niveau gecoördineerde regelgevingsreactie en nauwere grensoverschrijdende samenwerking, en zodoende het hoofd te bieden aan alle uitdagingen die voortvloeien uit de financiële globalisering. Bovendien moet de ECB een grotere rol toebedeeld krijgen, zonder dat daarbij haar onafhankelijkheid en haar streven naar prijsstabiliteit worden aangetast.
Het is duidelijk dat de druk op de markten voor staatsobligaties de verdere vooruitgang in de richting van stabiele marktomstandigheden tegenhield. Om die reden is de rapporteur ingenomen met de aanneming van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus en met de recente herziening daarvan. Volgende herzieningen moeten ervoor zorgen dat staatsschuldratings van EU-lidstaten een betrouwbare indicatie zijn van het risico van het uit hebben staan van staatsobligaties en niet het gevolg zijn van speculatie.
De rapporteur is bezorgd over de toenemende moeilijkheden voor kmo's om toegang tot financiering te krijgen. In het licht van het feit dat de liquiditeit van banken wegvloeit, onderstreept de rapporteur de dringende noodzaak tot het vinden van potentiële liquiditeitsbronnen en kapitaalmiddelen.
De rapporteur is derhalve ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie betreffende Europese durfkapitaalfondsen en benadrukt dat er gestreefd moet worden naar een bredere deelname van institutionele beleggers in Europese durfkapitaalfondsen, gezien de grote verscheidenheid onder de beleggers in durfkapitaal in Europa en gezien hun forse verschillen in ontwikkeling en omvang. De rapporteur pleit eveneens voor intensievere maatregelen ten behoeve van een gemeenschappelijk kader voor staatsinvesteringsfondsen, aangezien hun rol binnen de markten naar verwachting groter zal worden, en om daarbij voldoende transparantie en verantwoordingsplicht te garanderen, en ze onderstreept de noodzaak tot harmonisering van stimuleringsprogramma's, aangezien het ontbreken van een gemeenschappelijke gedragslijn binnen de EU wellicht kan leiden tot verschillende nationale beleidsmaatregelen. De rapporteur wijst er tevens op dat de toegang van bedrijven uit derde landen tot de Europese markten gebonden is aan nationale regelingen, hetgeen bijdraagt aan ongelijke concurrentieverhoudingen en een ongelijke verdeling van de voordelen onder beleggers.
(iv) Bevordering van synergieën voor vervoers-, infrastructuur- en energieprojecten - projectobligaties
Infrastructuren en netwerken die bijdragen aan cohesie in de EU en aan nabuurschap zijn een eerste vereiste om investeerders aan te trekken en investeringen een toegevoegde waarde te geven. Met name door de aandacht te vestigen op hernieuwbare energie en duurzaam vervoer, kunnen er nieuwe mogelijkheden worden gecreëerd en kan het concurrentievermogen worden verbeterd. De rapporteur vestigt de aandacht op de opmerkelijke interesse bij investeerders voor schone technologieën en groene sectoren en onderstreept de intensieve investeringsactiviteiten in ontwikkelingslanden met betrekking tot technologieën op het gebied van hernieuwbare energie. Er moet echter speciale aandacht worden geschonken aan de diversificatie van bevoorradingsbronnen, de beschikbaarheid en de stabiliteit van de prijzen van deze bronnen.
Bovendien zijn er ter bevordering van efficiënte synergieën prikkels nodig om buitenlandse investeerders aan te trekken op basis van publiek-private partnerschappen (PPP), waar de Europese Investeringsbank, indien mogelijk, bij betrokken wordt. De rapporteur benadrukt dat een intensiever gebruik van innovatieve financiële instrumenten de reikwijdte van de EU-begroting kan vergroten. Bovendien steunt de rapporteur het initiatief inzake projectobligaties om de markt voor projectobligaties te doen herleven en individuele infrastructuurprojecten sterk te stimuleren, teneinde schuldfinanciering op lange termijn vanuit de particuliere sector aan te trekken. Met een dergelijk initiatief komt er een instrument om de risico's te beperken voor externe investeerders die op zoek zijn naar investeringskansen op langere termijn. Het zal dan ook als katalysator fungeren om weer beweging te krijgen in de schuldkapitaalmarkt als een belangrijke financieringsbron in de infrastructuursector.
(v) Bevordering van onderzoek en innovatie
Investeringen in onderzoek en innovatie kunnen een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van de zogeheten kenniseconomie. Dergelijke investeringen zullen een belangrijke bijdrage leveren aan de versterking van de capaciteiten, de verbetering van de infrastructuur en de ontwikkeling van menselijk kapitaal, waarbij ze met name gericht zullen zijn op kmo's en startende ondernemingen, gebieden met behoorlijke vooruitzichten ten aanzien van groei en concurrentievermogen. De grootste uitdaging voor de EU en haar lidstaten is wellicht de waarborging van een meer strategische aanpak van onderzoek en innovatie en in dit verband steunt de rapporteur de aanpak zoals deze in de Innovatie-Unie is gepland. Het is duidelijk dat Europa niet te kampen heeft met een gebrek aan potentieel en het is derhalve noodzakelijk om een sterkere samenhang tussen onderzoek, de bedrijfswereld en de interne markt tot stand te brengen. Wij moeten echter onze troeven uitspelen en onze zwakke punten uit de weg ruimen, zoals onvoldoende investeringen in onze kennisbasis vergeleken met landen zoals de VS en Japan, onbevredigende kadervoorwaarden, zoals slechte toegang tot financiering, hoge kosten voor intellectuele-eigendomsrechten en een ondoelmatig gebruik van overheidsopdrachten, evenals te veel versnippering en kostbaar dubbel werk. De rapporteur beschouwt de overeenkomst inzake het Gemeenschapsoctrooi als een belangrijke stap vooruit. De bescherming en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zijn in dit verband van wezenlijk belang voor het vermogen van de EU om te concurreren in de wereldeconomie.
(vi) Versterking van territoriale samenwerking
Het is uitermate bemoedigend dat een van de belangrijkste doelstellingen van de Europa 2020-strategie het aanboren van nieuwe bronnen van groei is die tegelijkertijd bijdragen aan meer sociale en territoriale cohesie in de EU, alsook het verbeteren van het regelgevend kader voor steun met het oog op territoriale cohesie. Er moet worden opgemerkt dat territoriale cohesie een toegevoegde waarde aan het concurrentievermogen van diverse sectoren en regio's geeft en bijdraagt aan de groei van kmo's, evenals een optimale benutting van hun comparatieve voordelen. De rapporteur is van mening dat macroregionale strategieën maar ook het Europees nabuurschapsbeleid kunnen leiden tot diverse investeringskansen en -voordelen.
(vii) Macro-economische onevenwichtigheden verhelpen
Ter bevordering van de investeringen is het van wezenlijk belang om zwakheden te verhelpen als gevolg van structurele trends op middellange en lange termijn, die voortvloeien uit verschillen die binnen de Unie ontstaan (en met name binnen het eurogebied), alsook uit sociale en economische onevenwichtigheden tussen de regio's. Er zijn reeds maatregelen genomen in het kader van het nieuwe pakket op het gebied van economisch bestuur, in het bijzonder de verordening betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden. De rapporteur dringt erop aan andere variabelen in het scorebord op te nemen om het investeringsklimaat in de lidstaten op adequate wijze te kunnen meten, zoals externe onevenwichtigheidsaspecten in de sfeer van handels- en investeringsstromen en -overdrachten.
De rapporteur pleit er tevens voor investeringen te introduceren als een essentieel onderdeel van alle kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie, teneinde in te spelen op de dringende noodzaak tot groei en werkgelegenheid en de rol van investeringen bij het oplossen van de begrotingscrisis onder de aandacht te brengen. Zij stelt bovendien voor om de databank met statistische gegevens inzake directe investeringen te verbeteren en uit te breiden in overeenstemming met OESO- en VN-modellen, en om substreefcijfers en indicatoren voor investeringen op nationaal niveau te introduceren, teneinde de vooruitgang in het creëren van een aantrekkelijk investeringsklimaat te kunnen vaststellen en beleidsmaatregelen inzake investeringen en de positieve invloed daarvan op de reële economie en de werkgelegenheid te beoordelen.
In het licht hiervan stelt de rapporteur voor in de Commissie een Europees waarnemingscentrum voor buitenlandse directe investeringen op te richten dat een betere monitoring van de bestemming van investeringen binnen de interne markt, van de toegepaste beleidsmaatregelen en van de vooruitzichten biedt om Europa te bevorderen als een bestemming voor investeringen.
(viii) Versterking van de interne markt
De belangrijkste problemen op het gebied van belastingen waar Europeanen in grensoverschrijdende situaties mee te maken krijgen, zijn discriminatie, dubbele belasting, problemen bij het vragen van teruggaaf van belastingen en bij het inwinnen van informatie over buitenlandse belastingregels. De rapporteur is van mening dat belastingcoördinatie integraal deel moet uitmaken van een groeistrategie en dat in het Euro Plus-pact terecht het belang van belastinghervormingen centraal staat. Ten aanzien van vennootschapsbelasting is de rapporteur van mening dat een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) ertoe zal bijdragen dat enkele belangrijke fiscale obstakels voor groei van de interne markt, die een ontmoedigingseffect op investeringen in de EU hebben, worden weggenomen. Elke strategie om de aantrekkelijkheid van de EU voor buitenlandse investeerders te bevorderen, moet derhalve gebaseerd zijn op een beoordeling van de successen en tekortkomingen met betrekking tot de voltooiing van de interne markt.
ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (26.3.2012)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake de aantrekkelijkheid van investeren in Europa
(2011/2288(INI))
Rapporteur voor advies: Jürgen Creutzmann
SUGGESTIES
De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. is ingenomen met het feit dat het aantal bedrijven dat in de EU wil investeren in 2011 met 5% is toegenomen; betreurt echter dat het gemiddelde aantal nieuwe banen per investeringsproject gelijk is gebleven;
2. benadrukt dat verbeterde raamvoorwaarden voor fabrikanten en producenten in de EU een belangrijke stimulans zouden bieden voor investeringen;
3. onderstreept dat de Europese interne markt met 500 miljoen consumenten belangrijke voordelen biedt voor beleggers die verder ontwikkeld moeten worden; dringt in dit verband aan op verdieping van de interne markt, op harmonisatie daar waar van toepassing, op coördinatie van de regelgeving voor producten en diensten, en op het verder afbouwen van onnodige bureaucratie voor ondernemingen die internationaal actief zijn; roept de Commissie op om de mededingingsregels en de basisvrijheden die in het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn vastgelegd, consequent te handhaven om vrije en eerlijke concurrentie en octrooibescherming te kunnen garanderen op de interne markt; steunt het gebruik van belasting- en fiscale regelingen die het eenvoudiger en aantrekkelijker maken om te investeren, in het bijzonder op de lange termijn, bijvoorbeeld in infrastructuurprojecten, en van belastingfaciliteiten voor onderzoek en ontwikkeling;
4. is van mening dat beleggers met een natuurlijke langetermijnvisie, zoals verzekerings- en pensioenfondsen, in staat gesteld en aangemoedigd moeten worden om investeringen op langere termijn te doen in infrastructuurvoorzieningen, in het bijzonder op de gebieden energie, communicatie en vervoer; is bezorgd dat de eisen uit de EU-regelgeving voor liquiditeit en kapitaaltoereikendheid langetermijninvesteringen in dergelijke infrastructuurvoorzieningen kunnen ontraden; stelt voor om de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving die op dergelijke beleggers van toepassing is nauwkeurig te monitoren en indien nodig aan te passen;
5. is van oordeel dat de EU op de lange termijn alleen interessant kan blijven voor investeerders indien het concurrentievermogen van alle regio's wordt ontwikkeld, indien in vaardigheden en innovatiecapaciteit wordt geïnvesteerd en indien aanpassingsvermogen wordt bevorderd;
6. respecteert de subsidiariteit van de lidstaten ten aanzien van fiscale aangelegenheden, maar beveelt de lidstaten aan om te bekijken of hun belastingstelsels voldoende stimulansen bieden voor langetermijninvesteringen; merkt eveneens op dat stabiele en zekere beleidsbeslissingen van essentieel belang zijn voor het aanmoedigen van investeringen, in het bijzonder investeringen in infrastructuurprojecten op de langere termijn;
7. is van mening dat de toekomstige aantrekkingskracht van de EU voor investeringen ook gelegen zal zijn in haar vermogen om:
- haar reputatie te behouden op het vlak van kwaliteit, specialisatie, innovatiecapaciteit, en hooggeschoolde en gediversifieerde arbeidskrachten,
- onderwijsbegrotingen te handhaven en de onderwijsstelsels te kalibreren om de productieniveaus te verhogen,
- een flexibel ondernemingsklimaat te waarborgen en de administratieve lasten voor bedrijven te reduceren, teneinde hen in staat te stellen hun doeltreffendheid en concurrentievermogen te vergroten;
8. verzoekt de Commissie en de lidstaten om het Europese actieplan inzake e-overheid toe te passen, dat zij kunnen aanwenden om ook voor ondernemingen op een doeltreffendere en goedkopere manier e-overheidsdiensten te verlenen, zowel op lokaal als op grensoverschrijdend niveau;
9. wijst op de behoefte aan vereenvoudiging en harmonisatie van de regelgeving en de uitwerking van fiscale stimulansen om een Europese ruimte voor durfkapitaal te creëren die investeringen kan aantrekken en de oprichting van hoogtechnologische startende ondernemingen kan bevorderen;
10. wijst op de behoefte aan een gelijke behandeling van handelspartners zoals China om de eenrichtingsstroom van kennis en productiecapaciteit een halt toe te roepen en constructieve samenwerking aan te moedigen;
11. benadrukt dat voortgezette investeringen in menselijk kapitaal en de mobiliteit van vakmensen voorwaarden zijn om over geschoolde arbeidskrachten te kunnen beschikken;
12. onderstreept dat slimme regelgeving een belangrijke bijdrage levert aan het vereenvoudigen en reduceren van administratieve en bedrijfskosten, in het bijzonder op het niveau van kleine en middelgrote ondernemingen;
13. wijst op het belang van een onderzoeksinfrastructuur op hoog niveau in de EU om de aantrekkingskracht in essentiële sectoren de komende jaren te behouden;
14. onderstreept dat de EU en haar lidstaten, willen zij meer investeringen aantrekken:
a) betere kadervoorwaarden voor onderzoek en innovatie moeten bieden, met name voor sleuteltechnologieën, groene en informatietechnologieën, digitale infrastructurvoorzieningen en energie-efficiëntie, en nog meer aandacht moeten besteden aan het bereiken van leiderschap op gebieden waar grote maatschappelijke uitdagingen kansen bieden op groei van toekomstige mondiale markten,
b) economische en doeltreffende bescherming van intellectuele eigendomsrechten moeten bieden om de EU aantrekkelijker te maken voor innovatiegerichte bedrijven, in het bijzonder via een snelle invoering van een kmo-vriendelijk Europees octrooistelsel;
c) moeten investeren in het omzetten van de resultaten van Europees onderzoek en ontwikkeling in succesvolle innovatieve producten en ondernemingsmodellen die de Europese economieën en maatschappijen ten goede zouden komen;
d) investeringen die innovatiegerichte bedrijven in staat stellen commercieel succesvol te zijn, moeten aanmoedigen en faciliteren, en daar waar mogelijk aan moeten deelnemen, bijvoorbeeld door steun te geven aan innovatieve bedrijvenparken met incubatie-eenheden, teneinde de overdracht van technologie en kennis, en het uitwisselen van apparatuur en vaardigheden, te versnellen, met name voor kmo's en alle andere ondernemers, waarbij synergie-effecten worden gestimuleerd tussen wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en innovatie;
e) stimulansen moeten bieden en mechanismen moet ondersteunen voor bedrijven die externe markten willen aanboren en naar externe markten willen uitbreiden;
f) door moeten gaan met het bevorderen van de gecoördineerde uitbreiding van infrastructuurvoorzieningen op de gebieden vervoer, telecommunicatie en energie, met inbegrip van trans-Europese netwerken en de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, in alle regio's van de EU, in het bijzonder die waar dergelijke infrastructuurvoorzieningen ontbreken;
g) de betrouwbaarheid, duurzaamheid en betaalbaarheid van de voorziening met energie en niet-energetische grondstoffen moeten garanderen, waaronder door de voorkeur te geven aan hergebruik, recycling en onderzoek naar alternatieven, om te bevorderen dat de EU uitgroeit tot een aantrekkelijke industriebasis;
h) de bestaande belemmeringen voor de interne markt moeten blijven wegwerken door het vrij verkeer van kapitaal, arbeid, producten en diensten te bevorderen, voort te bouwen op de aantrekkingskracht van een markt van 500 miljoen Europeanen en het mededingingsvermogen van ondernemingen te stimuleren;
i) het derde energiepakket volledig ten uitvoer moeten leggen om ondernemingen en huishoudens die willen deelnemen aan de Europese energiemarkt toegang tot die markt te verschaffen;
j) meer moeten investeren in onderzoek en innovatie, ondanks het economische klimaat, aangezien zij de basis vormen voor economische en sociale ontwikkeling;
k) bedrijfsinvesteringen door zowel niet-financiële bedrijven als door financiële beleggers moeten aanmoedigen en mogelijk moet maken;
l) maatregelen moeten treffen om de arbeidsmarkten flexibeler te maken en beter te laten inspelen op nieuwe investeringen;
m) verder moeten werken aan een sterke basis voor overheidsonderzoek in nauwe samenwerking met de industrie en de maatschappij in het algemeen, ter ondersteuning van technologische innovatie en particuliere investeringen in O&O;
n) het kader voor overheidssteun voor innovatieve industriële ontwikkelingen opnieuw moeten formuleren en open innovatie en hoogwaardige productie in de Europese regio's moeten bevorderen;
o) prioriteit moeten geven aan het behoud van een sterke productiebasis in de EU, in het bijzonder in sectoren waarin Europa traditioneel een sterke positie bekleedt, en in nieuwe hoogtechnologische gebieden waar een sterke basis in de industrie van belang is voor de innovatie van producten, processen en diensten, en voor het scheppen van banen;
p) de binnenlandse vraag in de kerneconomieën moeten stimuleren om investeringen, zowel in de kern als in de periferie, aantrekkelijker te maken voor buitenlandse beleggers;
q) moeten erkennen dat lange tijdsschema's en onzekerheid in de beslissingen ten aanzien van planning en ontwikkeling investeringen kunnen ontraden;
r) het historische erfgoed van de EU moeten benutten door de culturele sectoren, sport en toerisme te bevorderen als groeiende en aantrekkelijke markten;
s) de trans-Atlantische economie moeten bevorderen als onze belangrijkste handelspartner en partner op het vlak van buitenlandse directe investeringen op dit moment, waarbij ze de stromen van gekwalificeerde banen in beide continenten beter moeten benutten en moeten putten uit het potentieel voor het versterken van de innovatie-economie;
t) nieuwe faillissementswetten moeten uitwerken om een tweedekansenbeleid aan te moedigen dat gericht is op het bevorderen van ondernemerschap en de doorstart van nieuwe ondernemingen, uitgaand van het voordeel dat de opgedane ervaring van ondernemers die failliet zijn gegaan, biedt;
15. is verheugd over het voorstel van de Commissie voor een programma gericht op het concurrentievermogen van (kleine en middelgrote) ondernemingen; is ingenomen met recente toenames in durfkapitaal en kapitaal van business angels in een groot aantal lidstaten van de EU, maar wijst er eens te meer op dat de EU de regelgeving en de toegang tot financiering voor kmo's en andere marktdeelnemers moet vereenvoudigen, door effectieve systemen voor het aantrekken van durfkapitaal en kapitaal van business angels in heel de EU aan te moedigen en door private- en public-equityinvesteringen een grotere rol toe te bedelen bij de financiering van langetermijngerichte bedrijfsgroei; vraagt de Commissie actiever met internationale financiële instellingen samen te werken bij het ontwikkelen van creatieve mechanismen voor het financieren van kmo's;
16. erkent dat veel beleggers mogelijk overwegen om buiten de EU te investeren als alternatief voor investeringen in de lidstaten van de EU; beveelt aan om, wanneer voorstellen voor nieuwe EU-wetgeving of voor herziening van bestaande EU-wetgeving worden gelanceerd, een effectbeoordeling voor te bereiden waarin deze voorstellen vergeleken worden met equivalente wetgeving in belangrijke rechtsstelsels buiten de EU om zo de mogelijke impact ervan op investeringen in lidstaten van de EU te evalueren;
17. onderstreept het belang van het bevorderen van normen die bijdragen aan het ontwikkelen van innovatie in nieuwe producten en diensten, aan het voltooien van de interne markt en aan het aantrekken van investeringen in de EU, en van het harmoniseren van de Europese normen met internationale normen;
18. herhaalt zijn eerdere voorstel dat de Commissie, in samenwerking met de EIB (met het oog op de kwaliteit van de personele middelen van die laatste en haar ervaring met het financieren van grote infrastructuurprojecten), een strategische analyse van investeringsfinanciering moet aanvatten, zonder daarbij mogelijke scenario's terzijde te schuiven, zoals subsidies, de vrijgave van bedragen die door de lidstaten zijn ingeschreven op het kapitaal van de EIB, de EU-inschrijvingen op het kapitaal van de EIB, leningen, innovatieve instrumenten, financieringsinstrumenten voor langetermijnprojecten die niet onmiddellijk rendement opleveren, het ontwikkelen van garantiestelsels, het oprichten van een investeringsafdeling in de EU-begroting, financiële consortia van Europese, nationale en plaatselijke autoriteiten, en publiek-private partnerschappen;
19. is verheugd over de vlaggenschipinitiatieven van Europa 2020 getiteld "Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering", "Een innovatie-Unie" en "Efficiënt gebruik van hulpbronnen", en merkt op dat de Europa 2020-strategie zal helpen investeringen aantrekkelijker te maken, banen in de EU te creëren en haar internationale concurrentievermogen te handhaven.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
21.3.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
52 0 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Gabriele Albertini, Josefa Andrés Barea, Jean-Pierre Audy, Zigmantas Balčytis, Jan Březina, Reinhard Bütikofer, Maria Da Graça Carvalho, Giles Chichester, Jürgen Creutzmann, Christian Ehler, Vicky Ford, Gaston Franco, Adam Gierek, Norbert Glante, András Gyürk, Fiona Hall, Jacky Hénin, Romana Jordan, Krišjānis Kariņš, Lena Kolarska-Bobińska, Béla Kovács, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Marisa Matias, Judith A. Merkies, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Vittorio Prodi, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Michèle Rivasi, Jens Rohde, Paul Rübig, Salvador Sedó i Alabart, Francisco Sosa Wagner, Britta Thomsen, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Marita Ulvskog, Vladimir Urutchev, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras, Henri Weber |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
António Fernando Correia de Campos, Jolanta Emilia Hibner, Yannick Jadot, Seán Kelly, Bernd Lange, Werner Langen, Alajos Mészáros, Mario Pirillo, Alyn Smith, Hannu Takkula, Silvia-Adriana Ţicău |
||||
ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (2.5.2012)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake de aantrekkelijkheid van investeren in Europa
(2011/2288(INI))
Rapporteur voor advies: Oldřich Vlasák
SUGGESTIES
De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. benadrukt dat het cohesiebeleid van de EU gezien de huidige lage groeiniveaus en hoge werkloosheidscijfers een belangrijke bijdrage levert aan de Europese economie, alsook aan het Europese onderzoek en de innovatie, en dat het de belangrijkste uitgavenpost op de EU-begroting vormt voor investeringen in de reële economie en zorgt voor versterking van de economische, sociale en territoriale cohesie door regionale verschillen weg te werken en de EU-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei in de praktijk te brengen, die een aanzienlijke hefboomwerking biedt voor publieke en private investeringen op EU-, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau;
2. wijst erop dat in de Europese Unie de kmo's en de sociale ondernemingen, waaronder ook grote bedrijven, verantwoordelijk zijn voor meer dan 50% van de totale export en dus een aanzienlijk deel van de toegevoegde waarde van de bedrijfssector genereren; is van mening dat het hoofdcriterium voor op geografische ligging gebaseerde steun niet de bedrijfsomvang moet zijn, maar de kwaliteit en vereiste duurzaamheid van het project en de bijdrage die het kan leveren aan het scheppen van werkgelegenheid, aan het economisch herstel en aan de verbetering van het concurrentievermogen;
3. wijst op de belangrijke bijdrage van op geografische ligging gebaseerde steun aan het welslagen van een territoriale ontwikkelingsstrategie en merkt op dat het van fundamenteel belang is dat alle soorten bedrijven voor die steun in aanmerking kunnen komen; herinnert er echter aan dat het cohesiebeleid voornamelijk gericht is op kmo's, in het besef dat zij van groot belang zijn voor een harmonieuze regionale planning en voor de diversificatie van de plaatselijke economie;
4. benadrukt dat een discriminerende aanpak van grote bedrijven innovatie zou kunnen belemmeren en het concurrentievermogen van andere ondernemingen in de EU, in het bijzonder van kmo's, zou kunnen beperken, doordat deze zo worden afgesloten van vitale mondiale partnerschappen voor collaboratieve innovatie en beperkt worden in hun toegang tot geavanceerde technologie;
5. verzoekt de Commissie en de lidstaten specifieke maatregelen uit te werken om alle ondernemingen die banen scheppen te ondersteunen, in overeenstemming met de Europa 2020-strategie en met nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën, en om er tevens voor te zorgen dat beslissingen inzake financiering op de kwaliteit van het project en de waarde ervan voor de EU en voor EU-, nationale, regionale en plaatselijke strategieën worden gebaseerd;
6. is van mening dat de mogelijkheid dat er via cohesiebeleid steun wordt verleend in de huidige context van de wereldwijde mededinging van groot belang is voor het aantrekken van buitenlandse investeringen, aangezien dat een meerwaarde kan opleveren voor bedrijven die moeten beslissen in welke regio in de wereld ze hun productiecapaciteiten willen ontwikkelen en naar welke regio ze hun knowhow willen overdragen; beseft dat investeringen van derde landen kunnen bijdragen tot het verlichten van de gevolgen van de economische crisis en tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het cohesiebeleid; wijst op het belang van deze investeringen voor die regio's die het moeilijk hebben, omdat daarmee banen worden gecreëerd en buitenlandse investeringen worden aangetrokken; wijst erop dat het verschaffen van diensten ter ondersteuning van het bedrijfsleven, financiële instrumentering en technologieoverdracht de aantrekkelijkheid van investeren in Europa verder verhogen;
7. onderschrijft de economische redenering achter een plaatselijk/regionaal plaatsgebonden ontwikkelingsbeleid dat zijn wortels heeft in de fundamentele logica dat de aantrekkelijkheid van de minder ontwikkelde regio's in de Unie naar alle waarschijnlijkheid zal toenemen indien zij concurrentiekrachtige comparatieve voordelen (toereikende infrastructuur, gekwalificeerde personele middelen, enz.) en degelijke stimulansen kunnen aanbieden; verzoekt de Commissie in dit verband de lidstaten en regio's te steunen bij het nastreven van een eigen beleid ter stimulering van investeringen, vooral voor langetermijninvesteringen, en zeker ook op grensoverschrijdend niveau, met de nadruk op infrastructuurprojecten; stelt tot zijn teleurstelling vast dat de minder ontwikkelde regio's van de EU steeds meer aan aantrekkelijkheid inboeten in vergelijking tot derde landen; verzoekt de bevoegde autoriteiten om dringende maatregelen uit te werken om de huidige investeringen te behouden en nieuwe investeringen aan te trekken;
8. onderstreept dat hoge belastingen en staatsschulden de belangrijkste bekommernissen zijn voor bedrijven die in Europa investeren;
9. is van mening dat de beschikbaarheid van infrastructuur die concurrentiekrachtig is in de context van de nieuwe uitdagingen waaraan we het hoofd moeten bieden, een eerste vereiste is voor het aantrekken van investeerders; wijst erop dat het, om de groei van investeringen en daardoor ook van de Europese economie te handhaven, nodig is om de bestaande infrastructuur te blijven moderniseren, en dat het cohesiebeleid daarin een bijzonder belangrijke rol te spelen heeft, in het bijzonder in de nieuwe lidstaten;
10. is van mening dat er om het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van de regio's te waarborgen niet alleen goede infrastructuur moet zijn, maar dat er ook gerichte inspanningen moeten worden gedaan om onderzoek, innovatie en technologische ontwikkeling te bevorderen en na te gaan of er passende hoogwaardige programma's voor beroepsopleiding in de Europese regio's beschikbaar zijn;
11. benadrukt dat de steden een enorm sterke troef voor de EU vormen en dat grootschalige stedelijke infrastructuurprojecten en innovatieve bedrijvenparken de grootste aantrekkingskracht op investeerders uitoefenen; dringt er bij de lidstaten op aan om grootscheeps te investeren in infrastructuur, nieuwe technologie en O&O, onder meer op het gebied van multimodale vervoersstelsels, om de leefbaarheid en het concurrentievermogen van Europese steden te vergroten door voort te bouwen op hun traditioneel sterke punten en er tegelijkertijd voor te zorgen dat deze investeringen niet ten koste gaan van werkelijke territoriale cohesie en evenwichtige plattelandsontwikkeling;
12. is van mening dat investeringen in vervoer, energie, breedbandinfrastructuur en in de ontwikkeling van menselijk kapitaal van cruciaal belang zijn om groeibevorderende maar milieuvriendelijkere investeringen aan te trekken, teneinde een duurzame ontwikkeling tot stand te brengen, in overeenstemming met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie;
13. benadrukt dat onderzoek en onderwijs niet alleen moeten worden verspreid en toegepast op het plaatselijke niveau, maar daar ook moeten worden geproduceerd; wijst erop dat het beschikbare menselijke potentieel - onderzoekers en academische stichtingen op plaatselijk niveau - volledig moet worden benut om zowel binnenlandse als rechtstreekse buitenlandse investeringen aan te trekken: acht het in dit verband ook van belang dat er rekening wordt gehouden met de mobiliteit van docenten, onderzoekers en studenten;
14. benadrukt de noodzaak van horizontale en verticale coördinatie waarmee steden in staat worden gesteld om samen te werken met andere bestuursniveaus en hun samenwerking te consolideren door netwerken met andere steden op te bouwen;
15. is van mening dat de lidstaten en de regio's in de komende periode hun doelstellingen zo moeten bepalen dat zij de behoeften van investeerders vooropstellen en tegelijkertijd passende en toegankelijke financiering garanderen, waarbij voor de structuurfondsen een essentiële rol is weggelegd;
16. is van mening dat er behoefte is aan een bestuursstructuur die gebaseerd is op responsabilisering van de burgers, deelname van alle relevante partners en innovatief gebruik van maatschappelijk kapitaal;
17. is van mening dat onderontwikkelde regio's moeten blijven profiteren van aanzienlijke EU-financiering om investeerders naast lagere arbeidskosten ook andere plaatselijke concurrentievoordelen te kunnen bieden;
18. merkt op dat de infrastructuur versterkt moet worden om de regionale samenhang en het concurrentievermogen van de regio's te bevorderen; benadrukt in dit verband het belang van de trans-Europese vervoersnetten en het gebruik van aanvullende financieringsinstrumenten zoals projectobligaties en publiek-private partnerschappen.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
26.4.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
32 4 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
François Alfonsi, Luís Paulo Alves, Jean-Paul Besset, Victor Boştinaru, John Bufton, Alain Cadec, Nikos Chrysogelos, Rosa Estaràs Ferragut, Danuta Maria Hübner, Filiz Hakaeva Hyusmenova, María Irigoyen Pérez, Seán Kelly, Constanze Angela Krehl, Petru Constantin Luhan, Ramona Nicole Mănescu, Vladimír Maňka, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Ana Miranda, Jens Nilsson, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Markus Pieper, Tomasz Piotr Poręba, Monika Smolková, Ewald Stadler, Georgios Stavrakakis, Nuno Teixeira, Lambert van Nistelrooij, Joachim Zeller, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Jens Geier, Ivars Godmanis, Karin Kadenbach, Maurice Ponga, Patrice Tirolien, Giommaria Uggias |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Julie Girling |
||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
31.5.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
34 3 4 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Burkhard Balz, Elena Băsescu, Udo Bullmann, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Rachida Dati, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Elisa Ferreira, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Othmar Karas, Wolf Klinz, Jürgen Klute, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Philippe Lamberts, Werner Langen, Astrid Lulling, Arlene McCarthy, Ivari Padar, Alfredo Pallone, Olle Schmidt, Edward Scicluna, Peter Simon, Ivo Strejček, Kay Swinburne, Sampo Terho, Marianne Thyssen, Ramon Tremosa i Balcells, Pablo Zalba Bidegain |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Sophie Auconie, Thijs Berman, Roberto Gualtieri, Danuta Maria Hübner, Olle Ludvigsson, Mario Mauro, Theodoros Skylakakis |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Margrete Auken |
||||