VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering
6.6.2012 - (COM(2011)0789 – C7‑0433/2011 – 2011/0372(COD)) - ***I
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur voor advies: Bas Eickhout
PR_COD_1amCom
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering
(COM(2011)0789 – C7‑0433/2011 – 2011/0372(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0789),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0433/2011),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 28 maart 2012[1],
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van ...[2],
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0191/2012),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) Besluit 1/CP.15 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC ("Besluit 1/CP.15" of het "akkoord van Kopenhagen") en Besluit 1/CP.16 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC ("Besluit 1/CP.16" of de "overeenkomsten van Cancún") hebben aanzienlijk bijgedragen tot de vooruitgang wat betreft de gebalanceerde aanpak van de uitdagingen van de klimaatverandering. Bij die besluiten zijn nieuwe bewakings- en rapportageverplichtingen geïntroduceerd die van toepassing zijn op de uitvoering van ambitieuze emissiereducties waartoe de EU en haar lidstaten zich geëngageerd hebben, en is ondersteuning geboden aan ontwikkelingslanden. Die besluiten erkenden ook het belang van de aanpak van aanpassing met dezelfde prioriteit als matiging. Besluit 1/CP.16 vereist ook dat ontwikkelde landen koolstofarme ontwikkelingsstrategieën of -plannen uitwerken. Dergelijke strategieën of plannen moeten bijdragen aan een koolstofarme samenleving en zorgen voor aanhoudende hoge groeicijfers en duurzame ontwikkeling. Deze verordening moet, via de gedelegeerde handelingen ervan, de uitvoering van deze en toekomstige bewakings- en rapportageverplichtingen die voortvloeien uit verdere beslissingen of de goedkeuring van een internationale overeenkomst in het kader van het UNFCCC vereenvoudigen. |
(4) Besluit 1/CP.15 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC ("Besluit 1/CP.15" of het "akkoord van Kopenhagen") en Besluit 1/CP.16 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC ("Besluit 1/CP.16" of de "overeenkomsten van Cancún") hebben aanzienlijk bijgedragen tot de vooruitgang wat betreft de gebalanceerde aanpak van de uitdagingen van de klimaatverandering. Bij die besluiten zijn nieuwe bewakings- en rapportageverplichtingen geïntroduceerd die van toepassing zijn op de uitvoering van ambitieuze emissiereducties waartoe de EU en haar lidstaten zich geëngageerd hebben, en is ondersteuning geboden aan ontwikkelingslanden. Die besluiten erkenden ook het belang van de aanpak van aanpassing met dezelfde prioriteit als matiging. Besluit 1/CP.16 vereist ook dat ontwikkelde landen koolstofarme ontwikkelingsstrategieën of -plannen uitwerken. Dergelijke strategieën of plannen moeten bijdragen aan een koolstofarme samenleving en zorgen voor aanhoudende hoge groeicijfers en duurzame ontwikkeling. Zij moeten voorts ruimtelijk worden gedetailleerd, en moeten passen in het kader van een kostenefficiënt traject om de klimaatdoelstelling op de lange termijn te verwezenlijken, nl. een vermindering van de uitstoot in de EU met tenminste 40% tegen 2030 en 60% tegen 2040 in vergelijking met het niveau van 1990. Deze verordening moet, via de gedelegeerde handelingen ervan, de uitvoering van deze en toekomstige bewakings- en rapportageverplichtingen die voortvloeien uit verdere beslissingen of de goedkeuring van een internationale overeenkomst in het kader van het UNFCCC vereenvoudigen. |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Het in 2009 vastgestelde klimaat- en energiepakket, in het bijzonder Beschikking nr. 406/2009/EG van 23 april 2009 betreffende de inspanningen van de lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen teneinde de verplichtingen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de Gemeenschap tegen 2020 te behalen en Richtlijn 2009/29/EG van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden, vormt nog een vaste toezegging door de EU en de lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk te verminderen. Het systeem van de EU voor de bewaking en rapportage van emissies dient ook te worden bijgewerkt in het licht van nieuwe verplichtingen in het kader van die wetgeving. |
(5) Het in 2009 vastgestelde klimaat- en energiepakket, in het bijzonder Beschikking nr. 406/2009/EG van 23 april 2009 betreffende de inspanningen van de lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen teneinde de verplichtingen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de Gemeenschap tegen 2020 te behalen en Richtlijn 2009/29/EG van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden, vormt nog een vaste toezegging door de EU en de lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk te verminderen. Het systeem van de EU voor de bewaking en rapportage van emissies dient ook te worden bijgewerkt in het licht van nieuwe verplichtingen in het kader van die wetgeving. De rapportage uit hoofde van deze verordening moet ook gebaseerd zijn op informatie die door de lidstaten is verstrekt ingevolge de toepassing van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen1 en Richtlijn 2012/.../EU van het Europees Parlement en de Raad [inzake energie-efficiëntie]2. |
|
______________ |
|
1 PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16. |
|
2 PB L ... |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(7 bis) Cyprus en Malta zijn opgenomen in bijlage I van het Protocol van Kyoto, respectievelijk krachtens besluit CP.17 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC (vanaf 1 januari 2013 of een latere datum) en besluit 3/CP.15 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC (vanaf 26 oktober 2010). |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 10 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(10 bis) Met het oog op een doeltreffend bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen moet worden vermeden dat de lidstaten nog meer financiële en administratieve lasten moeten dragen dan nu al het geval is. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) De Unie en haar lidstaten moeten ernaar streven de meest actuele informatie over hun broeikasgasemissies te verstrekken, in het bijzonder in het kader van de Europa 2020-strategie en de vastgelegde tijdlijnen. Deze verordening moet ervoor zorgen dat dergelijke ramingen in de kortst mogelijke tijd kunnen worden gemaakt met behulp van statistische en overige informatie. |
(12) De Unie en haar lidstaten moeten ernaar streven de meest actuele informatie over hun broeikasgasemissies te verstrekken, in het bijzonder in het kader van de Europa 2020-strategie en de vastgelegde tijdlijnen, alsook in het kader van het Europees ruimtevaartbeleid en de Europese ruimtevaartstrategie die een antwoord moeten bieden op belangrijke uitdagingen zoals natuurrampen, hulpbronnen en monitoring van de klimaatverandering, in het belang van de burgers van de Unie. Ruimteobservatiegegevens zijn dan ook van cruciaal belang als toezichtsinstrumenten voor de Unie en de lidstaten, omdat ze een beter algemeen inzicht geven in CO2- en CH4-emissies en in LULUCF. Het GMES-programma (wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid) en andere satellietsystemen moeten zoveel mogelijk worden gebruikt om te zorgen voor actuele emissierapportage (dagelijkse wereldwijde meting van natuurlijke en door de mens veroorzaakte CO2- en CH4‑emissies en CO2-putten) en onafhankelijke verificatie van de gerapporteerde berekende emissies. Deze verordening moet ervoor zorgen dat dergelijke ramingen in de kortst mogelijke tijd kunnen worden gemaakt met behulp van statistische en overige informatie. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) Verplichtingen inzake de bewaking en rapportage van emissies afkomstig van zeevervoer door de lidstaten moeten worden overgenomen op een manier die complementair en consistent is met door het UNFCCC goedgekeurde verplichtingen of, in de mate van het mogelijke, met verplichtingen van toepassing op schepen zoals bepaald in de context van de Internationale Maritieme Organisatie ("IMO") of door een maatregel van de Unie betreffende broeikasgasemissies afkomstig van zeevervoer. Dergelijke bewaking en rapportage zouden een beter begrip van deze emissies mogelijk maken en de doeltreffende uitvoering van het beleid ondersteunen. |
(13) Om de gegevens over verontreiniging door schepen te verbeteren en inefficiëntie ingevolge een gebrek aan transparantie bij de informatieverstrekking te voorkomen, moeten verplichtingen inzake de bewaking en rapportage van voor het klimaat relevante informatie over het zeevervoer door scheepseigenaars en ‑exploitanten worden vastgesteld, op een manier die complementair en consistent is met door het UNFCCC goedgekeurde verplichtingen of, in de mate van het mogelijke, met verplichtingen van toepassing op schepen zoals bepaald in de context van de Internationale Maritieme Organisatie ("IMO") of door een maatregel van de Unie betreffende broeikasgasemissies afkomstig van zeevervoer. Dergelijke bewaking en rapportage zouden een beter begrip van deze emissies mogelijk maken en de doeltreffende uitvoering van het beleid ondersteunen. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(14 bis) Krachtens artikel 6 van het Protocol van Kyoto moeten de lidstaten erop toezien dat het gebruik van flexibele Kyotomechanismen een aanvulling vormt op de binnenlandse maatregelen, teneinde de verschillen in emissies per hoofd van de bevolking tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden te verkleinen. Ten minste de helft van de absolute reducties die verder gaan dan de historische referentie-emissies moet binnen de Unie worden gerealiseerd. De wetgeving van de Unie bevat ook specifieke bepalingen inzake bepaalde soorten projectkredieten in verband met het mechanisme voor schone ontwikkeling, die in de registers en de rapportage van de lidstaten uitdrukkelijk moeten worden vermeld. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 16 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 bis) Het is belangrijk ook informatie te verkrijgen over particuliere financieringsbronnen voor klimaatmaatregelen, die moeten worden onderscheiden van projectfinanciering via flexibele mechanismen waar kredieten worden gebruikt met het oog op het nakomen van de verplichtingen inzake broeikasgasreductie in geïndustrialiseerde landen. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 16 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 ter) De bijdrage van de Unie tot de internationale financiering van klimaatmaatregelen in ontwikkelingslanden moet in toenemende mate via de EU-begroting worden verleend. Alle inkomsten uit maatregelen om emissies van internationaal vervoer op te nemen in de EU-klimaatdoelstellingen moeten worden gecentraliseerd en aan de internationale klimaatfinanciering worden toegewezen via het door de Commissie voorgestelde Wereldklimaat- en biodiversiteitsfonds. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 17 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(17 bis) Bij een komende herziening van Richtlijn 2003/87/EG moet de Commissie zich buigen over de toepassing van de bepalingen inzake het gebruik en de rapportage van veilingopbrengsten en overwegen om een deel van die inkomsten toe te wijzen aan het Wereldklimaat- en biodiversiteitsfonds en klimaatmaatregelen binnen de Unie. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 20 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(20 bis) De bestaande UNFCCC-richtsnoeren inzake broeikasgasrapportage bevelen aan de uitstoot van methaan te rapporteren over een periode van 100 jaar. Gezien de hoge GWP-waarde en de relatief korte atmosferische levensduur van methaan, moet de Commissie nagaan welke impact de vaststelling van een periode van 20 jaar voor methaan zou hebben op het beleid en de maatregelen wat de EU‑klimaatdoelstellingen op de middellange en lange termijn betreft. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(22) De luchtvaart heeft een effect op het mondiale klimaat door de uitstoot van kooldioxide (CO2), maar ook door andere emissies en mechanismen, waaronder de uitstoot van stikstofoxiden en de bevordering van cirruswolken. In het licht van het snel ontwikkelende wetenschappelijke inzicht in deze effecten, moet in de context van deze verordening regelmatig een bijgewerkte beoordeling van de niet-CO2-effecten van de luchtvaart op het mondiale klimaat worden uitgevoerd. |
(22) De luchtvaart heeft een effect op het mondiale klimaat door de uitstoot van kooldioxide (CO2), maar ook door andere emissies en mechanismen, waaronder de uitstoot van stikstofoxiden en de bevordering van cirruswolken. In het licht van het snel ontwikkelende wetenschappelijke inzicht in deze effecten, moet in de context van deze verordening regelmatig een bijgewerkte beoordeling van de niet-CO2-effecten van de luchtvaart op het mondiale klimaat worden uitgevoerd en moeten aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot haalbare beleidsopties om deze effecten te bestrijden. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 25 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(25) Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van artikel 20, lid 5, van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Teneinde geharmoniseerde rapportageverplichtingen voor de bewaking van broeikasgasemissies en andere informatie die relevant is voor het beleid inzake klimaatverandering vast te stellen, moet de bevoegdheid om instrumenten conform artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan te nemen aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot het wijzigen van bijlage I van deze verordening, rapportage door de lidstaten over LULUCF en zeevervoer, nationale systemen van de lidstaten, de beoordeling door deskundigen van de inventarisgegevens van de lidstaten, de gedetailleerde verplichtingen betreffende de inhoud, structuur, indeling en indieningsprocedures van de rapporten door lidstaten en de intrekking en wijziging van bepaalde verplichtingen overeenkomstig deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding overleg pleegt, onder meer met deskundigen. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend. |
(25) Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van artikel 20, lid 5, van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren1. |
|
(25 bis) Teneinde geharmoniseerde rapportageverplichtingen voor de bewaking van broeikasgasemissies en andere informatie die relevant is voor het beleid inzake klimaatverandering vast te stellen, moet de bevoegdheid om instrumenten conform artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan te nemen aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot het wijzigen van bijlage I van deze verordening, rapportage door de lidstaten over LULUCF en zeevervoer, nationale systemen van de lidstaten, de beoordeling door deskundigen van de inventarisgegevens van de lidstaten, de gedetailleerde verplichtingen betreffende de inhoud, structuur, indeling en indieningsprocedures van de rapporten door lidstaten en de intrekking en wijziging van bepaalde verplichtingen overeenkomstig deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op passende wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. |
|
__________________ |
|
1 PB L 55 van 28.02.11, blz. 13. |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) bewaking en rapportage van roetuitstoot, rekening houdend met de resolutie van het Europees Parlement van 14 september 2011 over een brede aanpak van niet-CO2-gerelateerde maar voor het klimaat relevante antropogene emissies1; |
|
__________________ |
| |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 – letter e | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(e) de rapportage van CO2-emissies afkomstig van zeevervoer; |
(e) de rapportage van broeikasgasemissies afkomstig van zeevervoer; |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 – letter g | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(g) de bewaking en rapportage van de door lidstaten genomen maatregelen voor aanpassing aan de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering; |
(g) de bewaking en rapportage van de door lidstaten genomen maatregelen voor een kostenefficiënte aanpassing aan de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering; |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) de koolstofarme ontwikkelingsstrategieën van de Unie en haar lidstaten en bijwerkingen ervan overeenkomstig Besluit 1/CP.16; |
(a) de koolstofarme ontwikkelingsstrategieën en de gekwantificeerde emissiereductiedoelstellingen voor de gehele economie van de Unie en haar lidstaten en bijwerkingen ervan overeenkomstig Besluit 1/CP.16; |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) de broeikasgasemissies van zeeschepen die aanmeren in zeehavens van de lidstaten; |
(d) voor het klimaat relevante informatie over zeeschepen die aanmeren in zeehavens van de lidstaten; |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1 – letter e bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(e bis) de maatregelen van de Unie en de lidstaten voor de reductie van niet-CO2-gerelateerde maar voor het klimaat relevante antropogene emissies, rekening houdend met de resolutie van het Europees Parlement van 14 september 2011 over een brede aanpak van niet-CO2-gerelateerde maar voor het klimaat relevante antropogene emissies1; |
|
__________________ |
| |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten en de Commissie namens de Unie ontwerpen en implementeren elk een koolstofarme ontwikkelingsstrategie, met als doel bij te dragen tot: |
1. De lidstaten en de Commissie namens de Unie ontwerpen en implementeren elk een koolstofarme ontwikkelingsstrategie, in overeenstemming met de internationale bepalingen inzake rapportage in het kader van het UNFCCC-proces, met als doel bij te dragen tot: |
(a) de transparante en nauwgezette bewaking van de feitelijke en verwachte vorderingen van de lidstaten, met inbegrip van de door maatregelen van de Unie tot stand gebrachte bijdrage, bij het nakomen van de verplichtingen van de Unie en de lidstaten met betrekking tot de beperking of vermindering van de antropogene emissies van broeikasgassen uit hoofde van het UNFCCC; |
(a) de transparante en nauwgezette bewaking van de feitelijke en verwachte vorderingen van de lidstaten, met inbegrip van de door maatregelen van de Unie tot stand gebrachte bijdrage, bij het nakomen van de verplichtingen van de Unie en de lidstaten met betrekking tot de beperking of vermindering van de antropogene emissies van broeikasgassen uit hoofde van het UNFCCC; |
(b) het nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen van de lidstaten in het kader van Beschikking nr. 406/2009/EG en het bereiken van een verminderde uitstoot en verbeterde verwijdering per put van broeikasgassen op lange termijn in alle sectoren, overeenkomstig de doelstelling van de Unie om de emissies tegen 2050 met 80 tot 95 % te verminderen in vergelijking met het niveau van 1990, in de context van de noodzakelijke verminderingen, volgens het IPCC, door ontwikkelde landen als groep. |
(b) het nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen van de lidstaten in het kader van Beschikking nr. 406/2009/EG en het bereiken van een verminderde uitstoot en verbeterde verwijdering per put van broeikasgassen op lange termijn in alle sectoren, overeenkomstig de doelstelling van de Unie om de emissies tegen 2050 met 80 tot 95 % te verminderen in vergelijking met het niveau van 1990, dit via een kostenefficiënt traject, inclusief concrete streefcijfers voor reducties binnen de Unie tegen 2030 en 2040, in de context van de noodzakelijke verminderingen, volgens het IPCC, door ontwikkelde landen als groep. |
2. De lidstaten moeten hun koolstofarme ontwikkelingsstrategie één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening of in overeenstemming met een tijdschema dat internationaal werd overeengekomen in de context van de UNFCCC-procedure bij de Commissie indienen. |
2. De lidstaten moeten hun ruimtelijk gedetailleerde koolstofarme ontwikkelingsstrategie 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening of in overeenstemming met een tijdschema dat internationaal werd overeengekomen in de context van de UNFCCC-procedure bij de Commissie indienen. |
|
2 bis. Ten minste om de vijf jaar worden de respectieve koolstofarme ontwikkelingsstrategieën door de lidstaten en de Commissie namens de Unie herzien en indien nodig aangepast. |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten zorgen in voor het vaststellen, opzetten en voortdurend verbeteren van nationale inventarisatiesystemen om een raming te maken van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening en te zorgen voor de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van hun broeikasgasinventarissen. |
1. De lidstaten zorgen voor het vaststellen, opzetten en voortdurend verbeteren van nationale inventarisatiesystemen overeenkomstig de ter zake geldende UNFCCC-voorschriften om een raming te maken van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening en te zorgen voor de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van hun broeikasgasinventarissen. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) gebruikmaken van de rapportagesystemen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 842/2006 ter verbetering van de raming van fluorgassen in de broeikasgasinventarissen; |
(a) waar nodig gebruikmaken van de rapportagesystemen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 842/2006 ter verbetering van de raming van fluorgassen in de broeikasgasinventarissen; |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1 – alinea 1 – letter n | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(n) een beschrijving van eventuele veranderingen in het nationale inventarisatiesysteem; |
(n) een beschrijving van de veranderingen in het nationale inventarisatiesysteem; |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 1 – alinea 1 – letter o | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(o) een beschrijving van eventuele veranderingen in het nationale register; |
(o) een beschrijving van de veranderingen in het nationale register; |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten dienen uiterlijk op 15 april van elk jaar bij het secretariaat van het UNFCCC een nationale inventaris in die identieke informatie bevat als die welke overeenkomstig lid 2 van dit artikel bij de Commissie werd ingediend. |
3. De lidstaten dienen uiterlijk op 15 april van elk jaar bij het secretariaat van het UNFCCC een nationale inventaris in die de informatie bevat die overeenkomstig lid 2 van dit artikel bij de Commissie werd ingediend. |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 5 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) stoffen toe te voegen aan of te verwijderen uit de lijst met broeikasgassen in bijlage I bij deze verordening; |
(a) op grond van de in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto genomen besluiten of van het belang van de betrokken broeikasgassen stoffen toe te voegen aan of te verwijderen uit de lijst met broeikasgassen in bijlage I bij deze verordening; |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 7 – lid 5 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) bewakings- en rapportageverplichtingen voor LULUCF vast te stellen, in overeenstemming met eventuele nieuwe internationale overeenkomsten of een wetgevingshandeling die is vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Beschikking nr. 406/2009/EG. |
(b) bewakings- en rapportageverplichtingen voor LULUCF vast te stellen, in overeenstemming met eventuele nieuwe internationale overeenkomsten of een wetgevingshandeling die is vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Beschikking nr. 406/2009/EG teneinde de milieu-integriteit van de bijdrage van de sector tot de emissiebeperkingen in de Unie te verzekeren. |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie voert een initiële controle uit van de gegevens die zijn ingediend door de lidstaten krachtens artikel 7, lid 1, van deze verordening, op volledigheid en potentiële problemen. Ze verzendt de resultaten binnen 6 weken na de termijn voor indiening van de gegevens naar de lidstaten. De lidstaten reageren voor 15 maart op eventuele vragen in het kader van de initiële controle, samen met de indiening van de finale inventaris voor het jaar X-2. |
1. De Commissie voert een initiële controle uit van de gegevens die zijn ingediend door de lidstaten krachtens artikel 7, lid 1, van deze verordening, op volledigheid en potentiële problemen. Ze verzendt de resultaten binnen 6 weken na de termijn voor indiening van de gegevens naar de lidstaten. De lidstaten reageren voor 15 maart op alle ter zake dienende vragen in het kader van de initiële controle, samen met de indiening van de finale inventaris voor het jaar X-2. |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. In het geval dat een lidstaat de vragen van de Commissie niet beantwoordt of geen volledige inventarisramingen indient die vereist zijn voor het opstellen van de inventaris van de Unie voor 15 maart, voert de Commissie ramingen uit die in plaats van de desbetreffende ramingen moeten worden gebruikt in de inventaris van de lidstaat. De Commissie hanteert hiervoor methoden die overeenstemmen met de richtsnoeren voor het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen. |
2. In het geval dat een lidstaat geen volledige inventarisramingen indient die vereist zijn voor het opstellen van de inventaris van de Unie voor 15 maart, voert de Commissie in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaat ramingen uit die in plaats van de desbetreffende ramingen moeten worden gebruikt in de inventaris van de lidstaat. De Commissie hanteert hiervoor methoden die overeenstemmen met de richtsnoeren voor het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen. |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Rapportage van CO2-emissies afkomstig van zeevervoer |
Rapportage van voor het klimaat relevante informatie over zeevervoer |
1. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van de verplichtingen voor de bewaking en rapportage van CO2-emissies afkomstig van zeevervoer met betrekking tot zeeschepen die aanmeren in zeehavens van de lidstaten. De vastgestelde bewakings- en rapportageverplichtingen stemmen overeen met de verplichtingen overeengekomen bij het UNFCCC en, in de mate van het mogelijke, met de verplichtingen van toepassing op schepen in de context van de IMO of via EU-wetgeving betreffende de uitstoot van broeikasgassen afkomstig van zeevervoer. In de mate van het mogelijke blijven de bewakings- en rapportageverplichtingen de werkbelasting van de lidstaten tot een minimum beperkt, onder meer door het centraal verzamelen en beheren van gegevens. |
1. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 29 van deze verordening een gedelegeerde handeling vast met betrekking tot de vaststelling van de verplichtingen voor de bewaking en rapportage van voor het milieu relevante informatie over zeevervoer met betrekking tot zeeschepen die aanmeren in zeehavens van de lidstaten, en dit uiterlijk op de datum vermeld in overweging 3 van Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden1. De vastgestelde bewakings- en rapportageverplichtingen stemmen overeen met de methodologieën overeengekomen bij het UNFCCC en met de methodologieën van toepassing op schepen in de context van de IMO of de door de EU-wetgeving opgelegde vereisten betreffende de uitstoot van broeikasgassen afkomstig van zeevervoer. In de mate van het mogelijke blijven de bewakings- en rapportageverplichtingen de werkbelasting van de lidstaten tot een minimum beperkt, onder meer door het centraal verzamelen, beheren en publiceren van gegevens. |
|
Deze verplichtingen zijn van toepassing op schepen die verantwoordelijk zijn voor aanzienlijke emissies, waaronder ten minste tankers, bulkcarriers, standaardvrachtschepen en containerschepen, met vaststelling van passende minimumwaarden voor afmetingen en vervoer. |
2. In het geval dat een handeling is vastgesteld overeenkomstig lid 1, bepalen de lidstaten de CO2-emissies afkomstig van zeevervoer overeenkomstig die handeling en brengen hier verslag over uit aan de Commissie voor 15 januari van elk jaar ("jaar X") voor het jaar X-2. |
2. Na vaststelling van een gedelegeerde handeling overeenkomstig lid 1, verzamelen de lidstaten de voor het klimaat relevante informatie over het zeevervoer en doen deze voor 15 januari van elk jaar ("jaar X") voor het jaar X-2 toekomen aan de Commissie en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA). Zij maken deze informatie tevens toegankelijk voor het publiek, op een manier die nuttig is voor de bevrachters en gebruikers van dergelijke schepen. |
|
2 bis. Het EMSA verricht een analyse van het algemene effect van het zeevervoer op het wereldklimaat aan de hand van de overeenkomstig lid 2 verstrekte informatie, waaronder ook niet-CO2-effecten zoals bijvoorbeeld de uitstoot van roet of aërosolen, en stelt in voorkomend geval vooruitzichten vast, onder meer aan de hand van modellen en beschikbare verkeersgegevens. Het EMSA past de gebruikte modellen regelmatig aan op grond van de wetenschappelijke vooruitgang. |
|
Het EMSA formuleert ook voorstellen voor de invoering van prestatielabels. |
|
_______ |
|
1 PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63. |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Zij dienen de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid te garanderen van de informatie die is gerapporteerd over beleidsinitiatieven en maatregelen en prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, als bedoeld in artikel 14 en 15 van deze verordening, met inbegrip van het gebruik en de toepassing van gegevens, methoden en modellen, en de uitvoering van activiteiten op het gebied van kwaliteitsevaluatie en kwaliteitsborging en gevoeligheidsanalyse. |
2. Zij dienen de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid te garanderen van de informatie die is gerapporteerd over beleidsinitiatieven en maatregelen en prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, als bedoeld in artikel 14 en 15 van deze verordening, in voorkomend geval met inbegrip van het gebruik en de toepassing van gegevens, methoden en modellen, en de uitvoering van activiteiten op het gebied van kwaliteitsevaluatie en kwaliteitsborging en gevoeligheidsanalyse. |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 – letter c – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) informatie over de nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en over de uitvoering van de beleidsinitiatieven en maatregelen van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijdering door putten, voor ieder broeikasgas per sector in bijlage I bij deze verordening opgenomen. Deze informatie bevat verwijzingen naar toepasselijke nationale beleidsinitiatieven of beleidsinitiatieven van de Unie, in het bijzonder beleidsinitiatieven betreffende luchtkwaliteit, en omvat: |
(c) informatie over de nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en over de uitvoering van de beleidsinitiatieven en maatregelen van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron, ter intensivering van de verwijdering door putten, ter verhoging van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen of ter vermindering van het bruto-eindverbruik van energie, voor ieder broeikasgas per sector in bijlage I bij deze verordening opgenomen. Deze informatie bevat verwijzingen naar toepasselijke nationale beleidsinitiatieven of beleidsinitiatieven van de Unie, in het bijzonder beleidsinitiatieven betreffende luchtkwaliteit, en omvat: |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 – letter c – punt vi | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(vi) ramingen van de geschatte kosten van beleidsinitiatieven en maatregelen, en indien nodig ramingen van de gerealiseerde kosten van beleidsinitiatieven en maatregelen; |
(vi) ramingen van de geschatte kosten en baten van beleidsinitiatieven en maatregelen, en indien nodig ramingen van de gerealiseerde kosten en baten van beleidsinitiatieven en maatregelen; |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 – letter f bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f bis) informatie over de mate waarin de maatregelen van de lidstaat in overeenstemming zijn met een kostenefficiënt traject om de EU‑klimaatdoelstelling voor de lange termijn te verwezenlijken. |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie stelt elke raming van de kosten en effecten van nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en alle informatie over de uitvoering van beleidsinitiatieven of maatregelen van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijderingen per put, samen met eventuele technische verslagen die aan de basis liggen van deze ramingen, in elektronische vorm ter beschikking van het publiek. Deze omvatten beschrijvingen van de gebruikte modellen en methodologische benaderingen, definities en onderliggende veronderstellingen. |
2. De Commissie stelt elke beschikbare raming van de kosten en effecten van nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en alle informatie over de uitvoering van beleidsinitiatieven of maatregelen van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijderingen per put, in voorkomend geval samen met de technische verslagen die aan de basis liggen van deze ramingen, in elektronische vorm ter beschikking van het publiek.. Deze omvatten beschrijvingen van de gebruikte modellen en methodologische benaderingen, definities en onderliggende veronderstellingen. |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Wanneer een lidstaat geen volledige prognoses indient voor 15 maart van elk jaar, kan de Commissie ramingen opstellen zoals vereist voor het opstellen van prognoses voor de Unie. |
2. De lidstaten dienen de meest recente beschikbare prognoses in. Wanneer een lidstaat geen volledige prognoses indient of de prognoses niet in overeenstemming zijn met lid 1 vóór 15 maart van elk jaar, kan de Commissie ramingen opstellen zoals vereist voor het opstellen van prognoses voor de Unie. |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten rapporteren vóór 15 maart van elk jaar informatie over hun uitgevoerde of geplande maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering, in het bijzonder over nationale of regionale aanpassingsstrategieën en aanpassingsmaatregelen aan de Commissie. Deze informatie omvat de begrotingstoewijzing per beleidssector en, voor elke aanpassingsmaatregel, de hoofddoelstelling, het type instrument, de status van de tenuitvoerlegging en de categorie van het effect op de klimaatverandering (zoals overstroming, stijging van de zeespiegel, extreme temperaturen, droogtes en extreme weersomstandigheden). |
De lidstaten rapporteren vóór 15 maart informatie van elk tweede jaar over hun uitgevoerde of geplande maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering, in het bijzonder over nationale of regionale aanpassingsstrategieën en aanpassingsmaatregelen aan de Commissie. Deze informatie omvat de begrotingstoewijzing per beleidssector en, voor elke aanpassingsmaatregel, de hoofddoelstelling, het type instrument, de status van de tenuitvoerlegging en de categorie van het effect op de klimaatverandering (zoals overstroming, stijging van de zeespiegel, extreme temperaturen, droogtes, stormen, orkanen en andere extreme weersomstandigheden). |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten rapporteren, op basis van de beste beschikbare gegevens, uiterlijk op 15 maart van elk jaar ("jaar X") aan de Commissie over: |
De lidstaten rapporteren, op basis van de beste beschikbare gegevens en met gebruikmaking van een gemeenschappelijk model, bij voorkeur overeengekomen in het kader van het UNFCCC, uiterlijk op 15 maart van elk jaar ("jaar X") aan de Commissie over: |
(a) informatie over financiële ondersteuning die is vastgelegd en vrijgegeven aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC voor het jaar X-1, over financiële ondersteuning die is vastgelegd voor het jaar X en over geplande ondersteuning. De ingediende informatie omvat: |
(a) informatie over financiële ondersteuning die is vastgelegd en vrijgegeven aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC voor het jaar X-1, over financiële ondersteuning die is vastgelegd voor het jaar X en over geplande ondersteuning. De ingediende informatie omvat: |
(i) de mededeling of de financiële middelen die de lidstaat aan ontwikkelingslanden ter beschikking heeft gesteld nieuw zijn en een aanvulling vormen in de context van het UNFCCC en hoe dit werd berekend; |
(i) de mededeling of de financiële middelen die de lidstaat aan ontwikkelingslanden ter beschikking heeft gesteld nieuw zijn en een aanvulling vormen op de doelstelling om de officiële ontwikkelingshulp (ODA) tot 0,7% van het bruto nationaal inkomen te laten groeien overeenkomstig het UNFCCC, en hoe dit werd berekend; |
(ii) informatie over eventuele financiële middelen die zijn toegekend door de lidstaat met betrekking tot de uitvoering van het UNFCCC per type kanaal zoals bilaterale, regionale of andere multilaterale kanalen; |
(ii) informatie over eventuele financiële middelen die zijn toegekend door de lidstaat overeenkomstig het UNFCCC per type financieringsinstrument en kanaal zoals bilaterale, regionale of andere multilaterale kanalen; |
(iii) kwantitatieve informatie over geldstromen op basis van de zogenaamde "Rio-indicatoren voor steun ter verzachting van de klimaatverandering en steun voor aanpassing aan de klimaatverandering" (de "Rio-indicatoren") die zijn geïntroduceerd door de OESO-commissie voor ontwikkelingsbijstand en methodologische informatie met betrekking tot de uitvoering van de methodiek met Rio-indicatoren voor klimaatverandering; |
(iii) kwantitatieve informatie over geldstromen, via project- of begrotingssteun, op basis van de zogenaamde "Rio-indicatoren voor steun ter verzachting van de klimaatverandering en steun voor aanpassing aan de klimaatverandering" (de "Rio-indicatoren") die zijn geïntroduceerd door de OESO-commissie voor ontwikkelingsbijstand en methodologische informatie met betrekking tot de uitvoering van de methodiek met Rio-indicatoren voor klimaatverandering, met afzonderlijke vermelding van de financiering voor de reductie van broeikasgasemissies ten gevolge van ontbossing en bosdegradatie (REDD+); |
(iv) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, voor ontwikkelingslanden die bijzonder kwetsbaar zijn voor de effecten van klimaatverandering bij het aanpassen aan die effecten van klimaatverandering; |
(iv) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, voor ontwikkelingslanden die bijzonder kwetsbaar zijn voor de effecten van klimaatverandering bij het aanpassen aan die effecten van klimaatverandering, uitgesplitst naar ontvangend land, sector en soort activiteit; |
(v) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, aan ontwikkelingslanden ter bestrijding van broeikasgasemissies; |
(v) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, aan ontwikkelingslanden ter bestrijding van broeikasgasemissies, gespecificeerd naar ontvangend land, sector en soort activiteit; |
|
( v bis) gedetailleerde informatie over nieuwe en aanvullende particuliere geldstromen uit bilaterale klimaatfinanciering voor beschermings- en aanpassingsactiviteiten in ontwikkelingslanden en over beleid en maatregelen ter bevordering van particuliere investeringen in beschermings- en aanpassingsactiviteiten in ontwikkelingslanden die lid zijn van het UNFCCC, met inbegrip van de bedragen, het gebruik van dergelijke middelen voor aanpassing, klimaatbescherming of REDD+, het ontvangende land , de sector en het soort activiteit, alsook het soort financiering of de instrumenten om deze financiering te verschaffen; |
(b) informatie over activiteiten van de lidstaat met betrekking tot de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC en over technologieën die worden overgedragen voor het jaar X-1, informatie over geplande activiteiten met betrekking tot de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC en over technologieën die worden overgedragen voor het jaar X en daaropvolgende jaren. Dit moet informatie bevatten over de vraag of de overgedragen technologie werd gebruikt voor het verzachten van of aanpassen aan de effecten van de klimaatverandering, het ontvangende land, de hoeveelheid verstrekte ondersteuning en het type overgedragen technologie. |
(b) informatie over activiteiten van de lidstaat met betrekking tot de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden overeenkomstig het UNFCCC en over technologieën die worden overgedragen voor het jaar X-1, informatie over geplande activiteiten met betrekking tot de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden en over technologieën die worden overgedragen voor het jaar X en daaropvolgende jaren. Dit moet informatie bevatten over de vraag of de overgedragen technologie werd gebruikt voor het verzachten van of aanpassen aan de effecten van de klimaatverandering, het ontvangende land, de hoeveelheid verstrekte ondersteuning, de financieringsbron in de openbare of particuliere sector, de betrokken sector en het type overgedragen technologie, met afzonderlijke vermelding van de activiteiten van de openbare en particuliere sector. |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 17 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 17 bis |
|
Rapportage van de Commissie over financiële ondersteuning van en technologieoverdracht naar ontwikkelingslanden |
|
De Commissie stelt richtsnoeren en een gemeenschappelijk model in tabelformaat vast in overeenstemming met de in het kader van de UNFCCC geldende verplichtingen inzake rapportage, teneinde de vergelijkbaarheid van de overeenkomstig dit artikel verstrekte informatie te verzekeren. |
|
De Commissie brengt uiterlijk op 15 maart van elk jaar ("jaar X") met gebruikmaking van het gemeenschappelijk model bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de financiële steun en technologieoverdracht naar ontwikkelingslanden via de begroting, instrumenten en fondsen van de Unie, met name het Wereldklimaat- en biodiversiteitsfonds. |
|
Teneinde de transparantie van alle financieringsverbintenissen van de Unie te verzekeren, publiceert de Commissie uiterlijk op 15 juni van elk jaar de volledige informatie voor de Unie met betrekking tot het jaar X-1 op een gemeenschappelijk internetplatform. |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) een gedetailleerde verantwoording zoals genoemd in artikel 6, lid 2, van Beschikking nr. 406/2009/EG; |
(a) het bedrag van de overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Beschikking nr. 406/2009/EG gebruikte kredieten en de in die zelfde bepaling vereiste gedetailleerde verantwoording. |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) informatie als genoemd in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking nr. 406/2009/EG en informatie over hoe hun aankoopbeleid de tenuitvoerlegging van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering verbetert. |
(d) informatie als genoemd in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking nr. 406/2009/EG, bewijs van naleving van artikel 11 bis, lid 6, van richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot projectactiviteiten voor de opwekking van waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW en informatie over hoe hun aankoopbeleid de tenuitvoerlegging van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering verbetert. |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) informatie over hoe het gebruik van kredieten aanvullend is ten opzichte van interne inspanningen voor reducties die verder gaan dan de historische referentie-emissies. |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De Commissie stelt gemeenschappelijke modellen vast voor de rapportage overeenkomstig de letters b), c) en d) van de vorige alinea, teneinde volledige transparantie en vergelijkbaarheid van de rapportage te verzekeren. |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten stellen de rapporten die zijn ingediend bij de Commissie op grond van dit artikel ter beschikking van het publiek. |
4. De lidstaten stellen de rapporten die zijn ingediend bij de Commissie op grond van dit artikel ter beschikking van het publiek. De Commissie stelt de volledige informatie over de Unie in een gemakkelijk toegankelijke vorm ter beschikking van het publiek. |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie voert vanaf de gegevens die zijn ingediend voor het jaar 2013 jaarlijks een beoordeling door deskundigen uit van de nationale inventarisgegevens die zijn ingediend door de lidstaten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze verordening met de bedoeling na te gaan of de lidstaten hun broeikasgasemissies verminderen of beperken overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 406/2009/EG en eventuele andere doelstellingen ter vermindering of beperking van broeikasgassen als vastgesteld in de wetgeving van de Unie nakomen. |
2. De Commissie voert vanaf de gegevens die zijn ingediend voor het jaar 2013 jaarlijks een beoordeling door deskundigen uit van de nationale inventarisgegevens die zijn ingediend door de lidstaten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze verordening met de bedoeling na te gaan of de lidstaten hun broeikasgasemissies verminderen of beperken overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 406/2009/EG en eventuele andere doelstellingen ter vermindering of beperking van broeikasgassen als vastgesteld in de wetgeving van de Unie nakomen. De lidstaten nemen ten volle aan dat proces deel. |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 3 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) indien van toepassing, berekening van de resulterende noodzakelijke technische correcties. |
(c) indien van toepassing, berekening van de resulterende noodzakelijke technische correcties in overleg met de lidstaten. |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 20 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De Commissie stelt een uitvoeringsbesluit vast om de totale som van emissies voor het desbetreffende jaar te bepalen voortvloeiend uit de gecorrigeerde inventarisgegevens van elke lidstaat bij voltooiing van de desbetreffende jaarlijkse beoordeling. |
5. De Commissie stelt uitvoeringsbesluiten vast om de totale som van emissies voor het desbetreffende jaar te bepalen voortvloeiend uit de gecorrigeerde inventarisgegevens van elke lidstaat bij voltooiing van de desbetreffende jaarlijkse beoordeling. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie beoordeelt jaarlijks, op basis van de informatie in artikel 7, 8, 11 en 15 tot 18 van deze verordening, en in overleg met de lidstaten, de vorderingen die zijn gemaakt door de Unie en haar lidstaten bij het nakomen van het volgende, teneinde te bepalen of voldoende vooruitgang werd geboekt: |
1. De Commissie beoordeelt jaarlijks, op basis van de informatie in artikel 7, 8, 11, 14 en 15 tot 18 van deze verordening, en in overleg met de lidstaten, de vorderingen die zijn gemaakt door de Unie en haar lidstaten bij het nakomen van het volgende, teneinde te bepalen of voldoende vooruitgang werd geboekt: |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) de klimaatdoelstelling op de lange termijn en een kostenefficiënt traject voor reducties binnen de Unie, inclusief concrete streefcijfers voor 2030 en 2040. |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De Commissie beoordeelt tweejaarlijks de algemene impact van de luchtvaart op het mondiale klimaat met inbegrip van niet-CO2-emissies, zoals van stikstofoxiden en effecten, zoals de bevordering van cirruswolken, op basis van de emissiegegevens die zijn ingediend door de lidstaten overeenkomstig artikel 7 van deze verordening, en verbetert deze kwantificatie met verwijzing naar de ontwikkeling van de wetenschap en luchtverkeersgegevens, indien van toepassing. |
2. De Commissie beoordeelt tweejaarlijks de algemene impact van de luchtvaart op het mondiale klimaat met inbegrip van niet-CO2-emissies, zoals van stikstofoxiden en effecten, zoals de bevordering van cirruswolken, op basis van de emissiegegevens die zijn ingediend door de lidstaten overeenkomstig artikel 7 van deze verordening, en verbetert deze kwantificatie aan de hand van modellen en luchtverkeersgegevens. De Commissie past de gebruikte modellen regelmatig aan, met name op grond van de wetenschappelijke vooruitgang. |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De Commissie dient uiterlijk op 31 oktober van elk jaar een verslag in met een samenvatting van de conclusies van de beoordelingen als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel bij het Europees Parlement en de Raad. |
3. De Commissie dient uiterlijk op 31 oktober van elk jaar een verslag in met een samenvatting van de conclusies van de beoordelingen als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel bij het Europees Parlement en de Raad. In het eerste verslag en indien nodig in de daaropvolgende verslagen, gaat de Commissie na welke impact de vaststelling van een periode van 20 jaar voor methaan zou hebben op het beleid en de maatregelen wat de EU‑klimaatdoelstellingen op de middellange en lange termijn betreft. |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Artikel 28 |
Schrappen |
Intrekking of wijziging van verplichtingen |
|
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen tot intrekking van de artikelen 4 tot 7, 10 tot 12, 14, 15, 17 en 19 van deze verordening, of een gedeelte daarvan, of tot wijziging van die artikelen, als blijkt dat internationale of andere ontwikkelingen aanleiding geven tot een situatie waarin de verplichtingen overeenkomstig die artikelen niet langer nodig zijn, niet in verhouding zijn tot de bijbehorende voordelen of niet overeenstemmen of overlappen met rapportageverplichtingen in het kader van het UNFCCC. Overeenkomstig dit artikel vastgestelde handelingen maken Europese en internationale rapportageverplichtingen in hun geheel niet méér verplichtend voor lidstaten. |
|
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 30 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Bijlage 1 – kopje 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Roetuitstoot |
TOELICHTING
Tijdige, betrouwbare en nauwkeurige gegevens over de emissie van broeikasgassen zijn van essentieel belang om te beoordelen of de EU en de lidstaten op de goede weg zijn om hun doelstellingen te halen en een krachtig nieuw beleid te ontwikkelen om de klimaatuitdaging het hoofd te bieden. De verordening betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen vervangt het bewakingssysteem van beschikking nr. 280/2004/EG. Hoewel de meeste bepalingen van het nieuwe bewakings- en rapportagesysteem gelijk lopen met de verplichtingen van beschikking nr. 280/2004/EG, heeft de Commissie een aantal verbeteringen voorgesteld. Het Commissievoorstel stelt de verplichtingen voor rapportage op nationaal niveau vast en vereist geen bijkomende inzameling van gegevens door het mkb of de industrie.
De voorgestelde wijziging heeft met name tot doel:
- lidstaten bij te staan bij de tenuitvoerlegging van het klimaat- en energiepakket;
- de tijdige indiening, transparantie en vergelijkbaarheid van de gerapporteerde gegevens te verbeteren;
- ervoor te zorgen dat de Unie en haar lidstaten de geldende internationale verplichtingen inzake bewaking en rapportage nakomen, met inbegrip van de rapportage over de steun aan ontwikkelingslanden;
- de ontwikkeling van nieuwe EU-instrumenten om de klimaatverandering aan te pakken.
De rapporteur is absoluut voorstander van de voorgestelde verbeteringen om de EU‑voorschriften voor de rapportage en bewaking van broeikasgasemissies te stroomlijnen en te verbeteren en om de geloofwaardigheid van de EU ten aanzien van ontwikkelingslanden te verbeteren door transparante en volledige informatie te verstrekken over het soort en de omvang van de geboden ondersteuning.
De rapporteur stelt voor het Commissievoorstel op verschillende punten te versterken.
- Om de samenhang tussen de verschillende doelstellingen van het klimaat- en energiepakket te verzekeren, worden de bepalingen inzake rapportage en bewaking uitgebreid tot het aandeel van hernieuwbare energiebronnen en het bruto-eindverbruik van energie.
- De overeenkomsten van Cancún (Besluit 1/CP.16) vereisen ook dat ontwikkelde landen strategieën voor koolstofarme ontwikkeling uitwerken. Dit is opgenomen in het Commissievoorstel, dat bepaalt dat de lidstaten dergelijke strategieën ontwerpen en implementeren met als doel de klimaatdoelstelling van de Unie op de lange termijn te halen. De strategieën moeten passen in het kader van een kostenefficiënt traject op weg naar de klimaatdoelstelling op de lange termijn zoals bedoeld in de routekaart koolstofarme economie, namelijk 25 % reductie binnen de EU tegen 2010, 40 % tegen 2030 en 60 % tegen 2040 in vergelijking met het niveau van 1990.
- Het zeevervoer speelt een aanzienlijke rol in de wereldwijde emissie van broeikasgassen. De wetgevers hebben zich ertoe verbonden om bij gebrek aan internationale maatregelen de EU-reductiedoelstellingen in de sector te introduceren, maar de gegevens die momenteel worden ingezameld zijn ontoereikend om een duidelijk inzicht in de milieu-impact van de sector te krijgen.
In overeenstemming met eerdere standpunten van het Europees Parlement over het gebruik van inkomsten uit de veiling van emissierechten, stelt de rapporteur voor om nauw toezicht te houden op de geldende bepalingen inzake het oormerken van middelen.
ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (24.4.2012)
aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering
(COM(2011)0789 – C7‑0433/2011 – 2011/0372(COD))
Rapporteur voor advies: Åsa Westlund
BEKNOPTE MOTIVERING
Er moet scherp worden gelet op de manier waarop financiële additionaliteit door donorregeringen wordt gedefinieerd om erop toe te zien dat er voldoende financiering naar de aanpak van klimaatverandering gaat zonder dat er gelden worden overgeheveld uit vastleggingen voor ontwikkelingshulp. Zodra de financiële additionaliteit is veiliggesteld, vervalt de noodzaak om ODA als belangrijkste financieringsbron aan te wenden. In dit licht is het belangrijk dat lidstaten specificeren of de nieuwe en aanvullende financiering bovenop de 0,7% van de GINI/ODA-doelstelling komt of niet, zodat duidelijk is waar de financiering vandaan komt. Verder kan programmatische financiële steun het traceren van geldstromen van klimaatfinanciering bemoeilijken, omdat financiële middelen direct in het nationale financieel stelsel van het ontvangende land terechtkomen. Daarom is het belangrijk dat een nieuwe, aanvullende financieringsbron voor de aanpak van klimaatverandering gemakkelijk kan worden getraceerd en aan de geldstromen van programmatische ontwikkelingshulp worden gekoppeld. Daarop wordt ook de tracering van het uitgavenpatroon van de ontvangende regeringen des te belangrijker.
AMENDEMENTEN
De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) In het kader van Besluit 1/CP.15 hebben de Unie en de lidstaten zich verbonden tot een aanzienlijke klimaatfinanciering ter ondersteuning van aanpassings- en verzachtingsmaatregelen in ontwikkelingslanden. Conform paragraaf 40 van Besluit 1/CP.16 moet elk ontwikkeld land dat partij is bij het UNFCCC de rapportage van financiële ondersteuning, technologische ondersteuning en ondersteuning ter versterking van hun capaciteiten aan ontwikkelingslanden uitbreiden. Uitgebreidere rapportage is van essentieel belang om de inspanningen van de Unie en de lidstaten bij het nakomen van hun verplichtingen te erkennen. Besluit 1/CP.16 stelde ook een nieuw technologiemechanisme vast om de internationale overdracht van technologie te vereenvoudigen. Deze verordening is erop gericht belangrijke actuele informatie over activiteiten betreffende de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden beschikbaar te maken. |
(16) In het kader van Besluit 1/CP.15 hebben de Unie en de lidstaten zich verbonden tot een aanzienlijke klimaatfinanciering ter ondersteuning van aanpassings- en verzachtingsmaatregelen in ontwikkelingslanden. Conform paragraaf 40 van Besluit 1/CP.16 moet elk ontwikkeld land dat partij is bij het UNFCCC de rapportage van financiële ondersteuning, technologische ondersteuning en ondersteuning ter versterking van hun capaciteiten aan ontwikkelingslanden uitbreiden. Uitgebreidere rapportage is van essentieel belang om de inspanningen van de Unie en de lidstaten bij het nakomen van hun verplichtingen te erkennen, in het bijzonder de verbintenissen met het oog op beleidssamenhang in de ontwikkelingssamenwerking, overeenkomstig artikel 208 VWEU. Besluit 1/CP.16 stelde ook een nieuw technologiemechanisme vast om de internationale overdracht van technologie te vereenvoudigen. Deze verordening is erop gericht belangrijke actuele informatie over activiteiten betreffende de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden beschikbaar te maken. |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter a – punt i | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(i) de mededeling of de financiële middelen die de lidstaat aan ontwikkelingslanden ter beschikking heeft gesteld nieuw zijn en een aanvulling vormen in de context van het UNFCCC en hoe dit werd berekend; |
(i) de mededeling of de financiële middelen die de lidstaat aan ontwikkelingslanden ter beschikking heeft gesteld nieuw zijn en een aanvulling vormen op de doelstelling om de officiële ontwikkelingshulp (ODA) tot 0,7% van het bruto nationaal inkomen te laten groeien in de context van het UNFCCC en hoe dit werd berekend; |
Motivering | |
De verwijzing naar 0,7% van het ODA/GINI is noodzakelijk om te garanderen dat aan de financiële verplichtingen in het kader van klimaatverandering kan worden voldaan zonder dat dit ten koste gaat van internationale overheidsmiddelen bestemd voor langetermijnverplichtingen in het kader van ontwikkelingshulp aan arme landen. | |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter a – punt ii | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(ii) informatie over eventuele financiële middelen die zijn toegekend door de lidstaat met betrekking tot de uitvoering van het UNFCCC per type kanaal zoals bilaterale, regionale of andere multilaterale kanalen; |
(ii) informatie over eventuele financiële middelen die zijn toegekend door de lidstaat met betrekking tot de uitvoering van het UNFCCC per type financieringsinstrument en kanaal zoals bilaterale, regionale of andere multilaterale kanalen; |
Motivering | |
De verwijzing naar de aanvulling op de 0,7% van het GINI/ODA wordt versterkt door het verzoek om informatie over het type financieringsinstrument waardoor de hulp geleverd zal worden. Het achterhalen waar de financiering vandaan komt wordt hierdoor vergemakkelijkt, of het nu om het budget van ontwikkelingshulp gaat of niet. | |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – letter a – punt iii | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(iii) kwantitatieve informatie over geldstromen op basis van de zogenaamde "Rio-indicatoren voor steun ter verzachting van de klimaatverandering en steun voor aanpassing aan de klimaatverandering" (de "Rio-indicatoren") die zijn geïntroduceerd door de OESO-commissie voor ontwikkelingsbijstand en methodologische informatie met betrekking tot de uitvoering van de methodiek met Rio-indicatoren voor klimaatverandering; |
(iii) kwantitatieve informatie over geldstromen, via of project- of begrotingsondersteuning, op basis van de zogenaamde "Rio-indicatoren voor steun ter verzachting van de klimaatverandering en steun voor aanpassing aan de klimaatverandering" (de "Rio-indicatoren") die zijn geïntroduceerd door de OESO-commissie voor ontwikkelingsbijstand en methodologische informatie met betrekking tot de uitvoering van de methodiek met Rio-indicatoren voor klimaatverandering; |
Motivering | |
De internationale financiële overheidssteun aan ontwikkelingslanden beweegt zich in de richting van meer "programmatische" vormen van uitbetaling, waarbij een verschuiving plaatsvindt van projectmatige hulp naar begrotingsondersteuning. De OESO/Commissie voor ontwikkelingsbijstand laat alleen tracering per project of per sector toe van geldstromen bestemd voor de aanpak van klimaatverandering. Die geldstromen vallen niet te traceren bij algemene begrotingsondersteuning. Aangezien klimaatgerelateerde ontwikkelingshulp steeds meer programmatische vormen aanneemt, kan deze ontwikkeling zich in de toekomst nog verder doorzetten. | |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter a – punt iv | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(iv) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, voor ontwikkelingslanden die bijzonder kwetsbaar zijn voor de effecten van klimaatverandering bij het aanpassen aan die effecten van klimaatverandering; |
(iv) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, voor ontwikkelingslanden die bijzonder kwetsbaar zijn voor de effecten van klimaatverandering bij het aanpassen aan die effecten van klimaatverandering, met vermelding van het ontvangende land, de sector en de soort activiteit; |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter a – punt v | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(v) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, aan ontwikkelingslanden ter bestrijding van broeikasgasemissies; |
(v) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, aan ontwikkelingslanden ter bestrijding van broeikasgasemissies, met vermelding van het ontvangende land, de sector en de soort activiteit; |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) informatie over activiteiten van de lidstaat met betrekking tot de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC en over technologieën die worden overgedragen voor het jaar X-1, informatie over geplande activiteiten met betrekking tot de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC en over technologieën die worden overgedragen voor het jaar X en daaropvolgende jaren. Dit moet informatie bevatten over de vraag of de overgedragen technologie werd gebruikt voor het verzachten van of aanpassen aan de effecten van de klimaatverandering, het ontvangende land, de hoeveelheid verstrekte ondersteuning en het type overgedragen technologie. |
(b) informatie over activiteiten van de lidstaat met betrekking tot de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC en over technologieën die worden overgedragen voor het jaar X-1, informatie over geplande activiteiten met betrekking tot de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC en over technologieën die worden overgedragen voor het jaar X en daaropvolgende jaren. Dit moet informatie bevatten over de vraag of de overgedragen technologie werd gebruikt voor het verzachten van of aanpassen aan de effecten van de klimaatverandering, het ontvangende land, de hoeveelheid verstrekte ondersteuning, de financieringsbron en het type overgedragen technologie. |
Motivering | |
Dit dient wederom om vast te stellen of de geldbron uit een ODA-begroting komt. | |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) informatie over het gebruik van inkomsten tijdens het jaar X-1 van de lidstaat uit de veiling van emissierechten overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG. Deze informatie omvat ook specifieke en gedetailleerde informatie over het gebruik van 50 % van de inkomsten, en resulterende genomen maatregelen, met vermelding van de categorie van dergelijke genomen maatregelen overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG en opgave van het begunstigde land of de begunstigde regio; |
(b) informatie over het gebruik van inkomsten tijdens het jaar X-1 van de lidstaat uit de veiling van emissierechten overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG. Deze informatie omvat ook specifieke en gedetailleerde informatie over het gebruik van 50 % van de inkomsten, en resulterende genomen maatregelen, met vermelding van de categorie en de additionaliteit van dergelijke genomen maatregelen overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG en opgave van het begunstigde land of de begunstigde regio; |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) informatie als genoemd in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking nr. 406/2009/EG en informatie over hoe hun aankoopbeleid de tenuitvoerlegging van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering verbetert. |
(d) informatie als genoemd in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking nr. 406/2009/EG en informatie over hoe hun aankoopbeleid de tenuitvoerlegging van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering verbetert. Bij het geven van goedkeuring voor projectactiviteiten voor de opwekking van waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW, dienen de lidstaten erop toe te zien dat de desbetreffende internationale criteria en richtsnoeren, met name het Hydropower Sustainability Assessment Protocol zoals in november 2010 gepubliceerd door de International Hydropower Association, bij de ontwikkeling van dergelijke projectactiviteiten worden nageleefd. |
PROCEDURE
Titel |
Bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0789 – C7-0433/2011 – 2011/0372(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ENVI 30.11.2011 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
DEVE 19.1.2012 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Åsa Westlund 5.12.2011 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
27.3.2012 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
24.4.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
24 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Thijs Berman, Michael Cashman, Ricardo Cortés Lastra, Véronique De Keyser, Leonidas Donskis, Charles Goerens, Catherine Grèze, Filip Kaczmarek, Gay Mitchell, Bill Newton Dunn, Maurice Ponga, Birgit Schnieber-Jastram, Michèle Striffler, Alf Svensson, Eleni Theocharous, Ivo Vajgl, Anna Záborská |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Santiago Fisas Ayxela, Judith Sargentini |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Sergio Gutiérrez Prieto, Emilio Menéndez del Valle, Katarína Neveďalová, Claudiu Ciprian Tănăsescu |
||||
ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (9.5.2012)
aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering
(COM(2011)0789 – C7‑0433/2011 – 2011/0372(COD))
Rapporteur voor advies: Takis Hadjigeorgiou
BEKNOPTE MOTIVERING
1. Wijst erop dat het voorstel van de Commissie om Beschikking nr. 280/2004/EG te vervangen door een verordening een oplossing kan zijn om de uitvoering ervan te vergemakkelijken door de bestaande bewakings- en uitvoeringsmechanismen te verbeteren. De bepalingen van de Gemeenschapsregeling op het gebied van de bewaking, rapportage en verificatie van emissies moeten in het licht van de ervaring worden verbeterd.
2. Benadrukt dat het UNFCCC de Gemeenschap en haar lidstaten verplicht tot het ontwikkelen, regelmatig informeren, openbaar maken en aan de Conferentie der Partijen rapporteren van nationale inventarissen van antropogene emissies per bron alsook van verwijderingen per put van alle broeikasgassen die niet vallen onder het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, met gebruikmaking van vergelijkbare, door de Conferentie der Partijen overeengekomen methodieken.
3. Wijst erop dat de uiteindelijke doelstelling van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), dat namens de Europese Gemeenschap werd goedgekeurd bij Besluit 94/69/EG van de Raad, erin bestaat de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau te stabiliseren waarbij gevaarlijke, door de mens teweeggebrachte effecten op het klimaatsysteem worden voorkomen. Om deze doelstelling te halen mag de algehele stijging van het mondiale jaarlijkse gemiddelde van de oppervlaktetemperatuur niet hoger uitkomen dan 2 °C boven het pre-industriële niveau. Dit betekent dat de activiteiten van de Gemeenschap moeten worden opgevoerd, dat de ontwikkelde landen snel bij de emissiereductie moeten worden betrokken en dat de deelname van ontwikkelingslanden aan dit proces moet worden gestimuleerd.
AMENDEMENTEN
De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) Besluit 1/CP.15 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC ("Besluit 1/CP.15" of het "akkoord van Kopenhagen") en Besluit 1/CP.16 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC ("Besluit 1/CP.16" of de "overeenkomsten van Cancún") hebben aanzienlijk bijgedragen tot de vooruitgang wat betreft de gebalanceerde aanpak van de uitdagingen van de klimaatverandering. Bij die besluiten zijn nieuwe bewakings- en rapportageverplichtingen geïntroduceerd die van toepassing zijn op de uitvoering van ambitieuze emissiereducties waartoe de EU en haar lidstaten zich geëngageerd hebben, en is ondersteuning geboden aan ontwikkelingslanden. Die besluiten erkenden ook het belang van de aanpak van aanpassing met dezelfde prioriteit als matiging. Besluit 1/CP.16 vereist ook dat ontwikkelde landen koolstofarme ontwikkelingsstrategieën of -plannen uitwerken. Dergelijke strategieën of plannen moeten bijdragen aan een koolstofarme samenleving en zorgen voor aanhoudende hoge groeicijfers en duurzame ontwikkeling. Deze verordening moet, via de gedelegeerde handelingen ervan, de uitvoering van deze en toekomstige bewakings- en rapportageverplichtingen die voortvloeien uit verdere beslissingen of de goedkeuring van een internationale overeenkomst in het kader van het UNFCCC vereenvoudigen. |
(4) Besluit 1/CP.15 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC ("Besluit 1/CP.15" of het "akkoord van Kopenhagen") en Besluit 1/CP.16 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC ("Besluit 1/CP.16" of de "overeenkomsten van Cancún") hebben aanzienlijk bijgedragen tot de vooruitgang wat betreft de gebalanceerde aanpak van de uitdagingen van de klimaatverandering. Bij die besluiten zijn nieuwe bewakings- en rapportageverplichtingen geïntroduceerd die van toepassing zijn op de uitvoering van ambitieuze emissiereducties waartoe de EU en haar lidstaten zich geëngageerd hebben, en is ondersteuning geboden aan ontwikkelingslanden. Die besluiten erkenden ook het belang van de aanpak van aanpassing met dezelfde prioriteit als matiging. Besluit 1/CP.16 vereist ook dat ontwikkelde landen koolstofarme ontwikkelingsstrategieën of -plannen uitwerken. Dergelijke strategieën of plannen moeten op een kostenefficiënte wijze bijdragen aan een koolstofarme samenleving en zorgen voor aanhoudende hoge groeicijfers en duurzame ontwikkeling. Volgens de mededeling van de Commissie van 8 maart 2011 met als titel "Een routekaart voor een concurrerende koolstofarme economie in 2050" zou een vermindering van de uitstoot in de EU van 40% en 60% ten opzichte van de niveaus van 1990 een kostenefficiënt traject zijn tegen respectievelijk 2030 en 2040. Deze verordening moet, via de gedelegeerde handelingen ervan, de uitvoering van deze en toekomstige bewakings- en rapportageverplichtingen die voortvloeien uit verdere beslissingen of de goedkeuring van een internationale overeenkomst in het kader van het UNFCCC vereenvoudigen. |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Het in 2009 vastgestelde klimaat- en energiepakket, in het bijzonder Beschikking nr. 406/2009/EG van 23 april 2009 betreffende de inspanningen van de lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen teneinde de verplichtingen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de Gemeenschap tegen 2020 te behalen en Richtlijn 2009/29/EG van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden, vormt nog een vaste toezegging door de EU en de lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk te verminderen. Het systeem van de EU voor de bewaking en rapportage van emissies dient ook te worden bijgewerkt in het licht van nieuwe verplichtingen in het kader van die wetgeving. |
(5) Het in 2009 vastgestelde klimaat- en energiepakket, in het bijzonder Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de inspanningen van de lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen teneinde de verplichtingen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de Gemeenschap tegen 2020 te behalen, Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden en Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen1, vormt nog een vaste toezegging door de EU en de lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk te verminderen. Het systeem van de EU voor de bewaking en rapportage van emissies dient ook te worden bijgewerkt in het licht van nieuwe verplichtingen in het kader van die wetgeving. |
|
_____________ |
|
1 PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(7 bis) Cyprus en Malta zijn opgenomen in bijlage I van het Protocol van Kyoto, respectievelijk krachtens besluit CP17 (vanaf 1 januari 2013 of een latere datum) en besluit 3/CP15 (vanaf 26 oktober 2010). |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 10 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(10 bis) Met het oog op een doeltreffend bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen moet worden vermeden dat de lidstaten nog meer financiële en administratieve lasten moeten dragen dan nu al het geval is. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) De Unie en haar lidstaten moeten ernaar streven de meest actuele informatie over hun broeikasgasemissies te verstrekken, in het bijzonder in het kader van de Europa 2020-strategie en de vastgelegde tijdlijnen. Deze verordening moet ervoor zorgen dat dergelijke ramingen in de kortst mogelijke tijd kunnen worden gemaakt met behulp van statistische en overige informatie. |
(12) De Unie en haar lidstaten moeten ernaar streven de meest actuele informatie over hun broeikasgasemissies te verstrekken, in het bijzonder in het kader van de Europa 2020-strategie en de vastgelegde tijdlijnen, alsook in het kader van het Europees ruimtevaartbeleid en de Europese ruimtevaartstrategie die een antwoord moeten bieden op belangrijke uitdagingen zoals natuurrampen, hulpbronnen en monitoring van de klimaatverandering, in het belang van de burgers van de Unie. Ruimteobservatiegegevens zijn dan ook van cruciaal belang als toezichtsinstrumenten voor de Unie en de lidstaten, omdat ze een beter algemeen inzicht geven in CO2- en CH4-emissies en in LULUCF. Het GMES-programma (wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid) en andere satellietsystemen moeten zoveel mogelijk worden gebruikt om te zorgen voor actuele emissierapportage (dagelijkse wereldwijde meting van natuurlijke en door de mens veroorzaakte CO2- en CH4‑emissies en CO2-putten) en onafhankelijke verificatie van de gerapporteerde berekende emissies. Deze verordening moet ervoor zorgen dat dergelijke ramingen in de kortst mogelijke tijd kunnen worden gemaakt met behulp van statistische en overige informatie. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 25 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(25 bis) De aan de Commissie verleende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen om stoffen toe te voegen aan of te verwijderen uit de lijst met broeikasgassen in bijlage I bij deze verordening moet in overeenstemming zijn met elke nieuwe internationale overeenkomst. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten en de Commissie namens de Unie ontwerpen en implementeren elk een koolstofarme ontwikkelingsstrategie, met als doel bij te dragen tot: |
1. De lidstaten en de Commissie namens de Unie ontwerpen en implementeren elk een koolstofarme ontwikkelingsstrategie, met als doel bij te dragen tot: |
(a) de transparante en nauwgezette bewaking van de feitelijke en verwachte vorderingen van de lidstaten, met inbegrip van de door maatregelen van de Unie tot stand gebrachte bijdrage, bij het nakomen van de verplichtingen van de Unie en de lidstaten met betrekking tot de beperking of vermindering van de antropogene emissies van broeikasgassen uit hoofde van het UNFCCC; |
(a) de transparante en nauwgezette bewaking van de feitelijke en verwachte vorderingen van de lidstaten, met inbegrip van de door maatregelen van de Unie tot stand gebrachte bijdrage, bij het nakomen van de verplichtingen van de Unie en de lidstaten met betrekking tot de beperking of vermindering van de antropogene emissies van broeikasgassen uit hoofde van het UNFCCC; |
(b) het nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen van de lidstaten in het kader van Beschikking nr. 406/2009/EG en het bereiken van een verminderde uitstoot en verbeterde verwijdering per put van broeikasgassen op lange termijn in alle sectoren, overeenkomstig de doelstelling van de Unie om de emissies tegen 2050 met 80 tot 95 % te verminderen in vergelijking met het niveau van 1990, in de context van de noodzakelijke verminderingen, volgens het IPCC, door ontwikkelde landen als groep. |
(b) het nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen van de lidstaten in het kader van Beschikking nr. 406/2009/EG en het bereiken van een verminderde uitstoot en verbeterde verwijdering per put van broeikasgassen op lange termijn in alle sectoren, overeenkomstig de doelstelling van de Unie om de emissies tegen 2050 met 80 tot 95 % te verminderen in vergelijking met het niveau van 1990, dit via een kostenefficiënt traject, inclusief concrete streefcijfers voor reducties binnen de Unie tegen 2030 en 2040, in de context van de noodzakelijke verminderingen, volgens het IPCC, door ontwikkelde landen als groep. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten moeten hun koolstofarme ontwikkelingsstrategie één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening of in overeenstemming met een tijdschema dat internationaal werd overeengekomen in de context van de UNFCCC-procedure bij de Commissie indienen. |
2. De lidstaten moeten hun koolstofarme ontwikkelingsstrategie twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening of in overeenstemming met een tijdschema dat internationaal werd overeengekomen in de context van de UNFCCC-procedure bij de Commissie indienen. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Nadat de toetsing van hun nationale inventaris in het kader van het Protocol van Kyoto voor ieder jaar van de eerste verplichtingsperiode van het Protocol van Kyoto is voltooid en eventuele vragen met betrekking tot de uitvoering zijn opgelost, boeken lidstaten van het register de AAU's, RMU's, ERU's en CER's af die overeenstemmen met hun netto-emissies in de loop van dat jaar. |
1. Nadat de toetsing van hun nationale inventaris in het kader van het Protocol van Kyoto voor ieder jaar van de eerste verplichtingsperiode van het Protocol van Kyoto is voltooid en eventuele vragen met betrekking tot de uitvoering zijn opgelost, boeken lidstaten van het register de gebruikte AAU's, RMU's, ERU's en CER's af die overeenstemmen met hun netto-emissies in de loop van dat jaar. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Met betrekking tot het laatste jaar van de verplichtingsperiode van het Protocol van Kyoto, boeken lidstaten eenheden van het register af voor het einde van de aanvullende periode voor het nakomen van hun verplichtingen die zijn vastgesteld in Besluit 11/CMP.1 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen. |
2. Met betrekking tot het laatste jaar van de verplichtingsperiode van het Protocol van Kyoto, boeken lidstaten de gebruikte eenheden van het register af voor het einde van de aanvullende periode voor het nakomen van hun verplichtingen die zijn vastgesteld in Besluit 11/CMP.1 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 15 maart van elk jaar ("jaar X") het volgende in: |
1. De lidstaten kunnen uiterlijk op 15 maart van elk jaar ("jaar X") het volgende bij de Commissie indienen: |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten rapporteren ten laatste op 15 maart van elk jaar ("jaar X") nationale prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, ingedeeld per gas en per sector aan de Commissie. Die prognoses omvatten kwantitatieve ramingen voor een reeks van vier komende jaren eindigend op 0 of 5 onmiddellijk na jaar X. Nationale prognoses houden rekening met eventuele beleidsinitiatieven en maatregelen vastgesteld op het niveau van de Unie en omvatten: |
1. De lidstaten rapporteren om de twee jaar ten laatste op 15 maart van het desbetreffende jaar ("jaar X") nationale prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, ingedeeld per gas en per sector aan de Commissie. Die prognoses omvatten kwantitatieve ramingen voor een reeks van vier komende jaren eindigend op 0 of 5 onmiddellijk na jaar X. Nationale prognoses houden rekening met eventuele beleidsinitiatieven en maatregelen vastgesteld op het niveau van de Unie en omvatten: |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Artikel 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten rapporteren vóór 15 maart van elk jaar informatie over hun uitgevoerde of geplande maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering, in het bijzonder over nationale of regionale aanpassingsstrategieën en aanpassingsmaatregelen aan de Commissie. Deze informatie omvat de begrotingstoewijzing per beleidssector en, voor elke aanpassingsmaatregel, de hoofddoelstelling, het type instrument, de status van de tenuitvoerlegging en de categorie van het effect op de klimaatverandering (zoals overstroming, stijging van de zeespiegel, extreme temperaturen, droogtes en extreme weersomstandigheden). |
De lidstaten rapporteren om de twee jaar vóór 15 maart van het desbetreffende jaar informatie over hun uitgevoerde of geplande maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering, in het bijzonder over nationale of regionale aanpassingsstrategieën en aanpassingsmaatregelen aan de Commissie. Deze informatie omvat de begrotingstoewijzing per beleidssector en, voor elke aanpassingsmaatregel, de hoofddoelstelling, het type instrument, de status van de tenuitvoerlegging en de categorie van het effect op de klimaatverandering (zoals overstroming, stijging van de zeespiegel, extreme temperaturen, droogtes en extreme weersomstandigheden). |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten rapporteren, op basis van de beste beschikbare gegevens, uiterlijk op 15 maart van elk jaar ("jaar X") aan de Commissie over: |
Op basis van de beste beschikbare gegevens rapporteren de lidstaten om de twee jaar uiterlijk op 15 maart van het desbetreffende jaar ("jaar X") aan de Commissie over: |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter a – punt iv | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(iv) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, voor ontwikkelingslanden die bijzonder kwetsbaar zijn voor de effecten van klimaatverandering bij het aanpassen aan die effecten van klimaatverandering; |
(iv) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, voor ontwikkelingslanden die bijzonder kwetsbaar zijn voor de effecten van klimaatverandering bij het aanpassen aan die effecten van klimaatverandering, uitgesplitst naar ontvangend land, sector en soort activiteit; |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter a – punt v | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(v) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, aan ontwikkelingslanden ter bestrijding van broeikasgasemissies; |
(v) gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, aan ontwikkelingslanden ter bestrijding van broeikasgasemissies, uitgesplitst naar ontvangend land, sector en soort activiteit; |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) informatie als genoemd in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking nr. 406/2009/EG en informatie over hoe hun aankoopbeleid de tenuitvoerlegging van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering verbetert. |
(d) informatie als genoemd in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking nr. 406/2009/EG en informatie over hoe hun aankoopbeleid de tenuitvoerlegging van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering verbetert. Ten aanzien van de opwekking van waterkracht met een vermogen van meer dan 20 MW delen de lidstaten mede hoe zij bij de verlening van goedkeuring voor projecten hebben gewaarborgd dat de desbetreffende internationale criteria en richtsnoeren, met name het Hydropower Sustainability Assessment Protocol 2010, bij de ontplooiing van de projectactiviteiten zullen worden nageleefd. |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – lid 1 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) de klimaatdoelstelling op de lange termijn en een kostenefficiënt traject, inclusief concrete streefcijfers voor reducties binnen de Unie tegen 2030 en 2040. |
PROCEDURE
Titel |
Bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0789 – C7-0433/2011 – 2011/0372(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ENVI 30.11.2011 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
ITRE 30.11.2011 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Takis Hadjigeorgiou 15.2.2012 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
8.5.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
52 3 4 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Amelia Andersdotter, Josefa Andrés Barea, Jean-Pierre Audy, Zigmantas Balčytis, Ivo Belet, Bendt Bendtsen, Jan Březina, Maria Da Graça Carvalho, Giles Chichester, Jürgen Creutzmann, Pilar del Castillo Vera, Dimitrios Droutsas, Vicky Ford, Adam Gierek, Norbert Glante, Robert Goebbels, András Gyürk, Fiona Hall, Edit Herczog, Kent Johansson, Romana Jordan, Krišjānis Kariņš, Lena Kolarska-Bobińska, Béla Kovács, Philippe Lamberts, Judith A. Merkies, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Aldo Patriciello, Vittorio Prodi, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Michèle Rivasi, Paul Rübig, Salvador Sedó i Alabart, Francisco Sosa Wagner, Konrad Szymański, Britta Thomsen, Evžen Tošenovský, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Marita Ulvskog, Vladimir Urutchev, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras, Henri Weber |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Ioan Enciu, Françoise Grossetête, Takis Hadjigeorgiou, Roger Helmer, Jolanta Emilia Hibner, Bernd Lange, Werner Langen, Zofija Mazej Kukovič, Silvia-Adriana Ţicău, Inês Cristina Zuber |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Anne E. Jensen, Nicole Kiil-Nielsen, Norica Nicolai |
||||
PROCEDURE
Titel |
Bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0789 – C7-0433/2011 – 2011/0372(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
23.11.2011 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ENVI 30.11.2011 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
DEVE 19.1.2012 |
ITRE 30.11.2011 |
TRAN 30.11.2011 |
|
|
Geen advies Datum besluit |
TRAN 19.12.2011 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Bas Eickhout 25.1.2012 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
22.3.2012 |
25.4.2012 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
30.5.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
48 1 4 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Kriton Arsenis, Sophie Auconie, Pilar Ayuso, Sergio Berlato, Lajos Bokros, Martin Callanan, Chris Davies, Esther de Lange, Anne Delvaux, Bas Eickhout, Edite Estrela, Jill Evans, Elisabetta Gardini, Matthias Groote, Cristina Gutiérrez-Cortines, Satu Hassi, Jolanta Emilia Hibner, Karin Kadenbach, Christa Klaß, Corinne Lepage, Peter Liese, Kartika Tamara Liotard, Zofija Mazej Kukovič, Linda McAvan, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė, Vladko Todorov Panayotov, Andres Perello Rodriguez, Mario Pirillo, Pavel Poc, Anna Rosbach, Oreste Rossi, Dagmar Roth-Behrendt, Kārlis Šadurskis, Carl Schlyter, Richard Seeber, Theodoros Skylakakis, Bogusław Sonik, Salvatore Tatarella, Anja Weisgerber, Åsa Westlund, Glenis Willmott, Sabine Wils |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Inés Ayala Sender, Gaston Franco, James Nicholson, Eva Ortiz Vilella, Vittorio Prodi, Britta Reimers, Michèle Rivasi, Alda Sousa, Bart Staes, Marita Ulvskog, Andrea Zanoni |
||||
Datum indiening |
6.6.2012 |
||||