VERSLAG inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013

26.6.2012 - (2012/2016(BUD))

Begrotingscommissie
Rapporteur: Giovanni La Via


Procedure : 2012/2016(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0215/2012

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013

(2012/2016(BUD))

Het Europees Parlement,

–   gezien de ontwerpbegroting voor het begrotingsjaar 2013, die de Commissie op 25 april 2012 heeft goedgekeurd (SEC(2012)270),

–   gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (hierna IIA genoemd),

–   gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

   gezien zijn resolutie van 14 maart 2012 over de algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2013[1],

   gezien de conclusies van de Raad van 21 februari 2012 over de begrotingsrichtsnoeren voor 2013,

   gezien titel II, hoofdstuk 7, van zijn Reglement,

   gezien de conclusies van de interinstitutionele vergadering over betalingen van 30 mei 2012,

–   gezien de brief van de Commissie visserij,

–   gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie internationale handel, de Commissie begrotingscontrole, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, de Commissie constitutionele zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid(A7-0215/2012),

Ontwerpbegroting 2013 - algemene evaluatie

1.  herinnert eraan dat het Parlement in zijn resolutie van 14 maart 2012 de bevordering van groei en werkgelegenheid als eerste prioriteit heeft genoemd, in overeenstemming met de Europa 2020-strategie en daarbij in het bijzonder heeft gepleit voor het toespitsen van de middelen op maatregelen en programma's die van nut zijn gebleken voor het halen van deze doelstellingen, met name ter ondersteuning van kmo's en jongeren; is blij dat de ontwerpbegroting van de Commissie voor 2013 in diezelfde richting gaat voor wat betreft de te versterken prioriteiten;

2.  erkent de aanhoudende economische en budgettaire beperkingen op nationaal niveau, alsook de noodzaak van begrotingsconsolidatie; drukt echter nogmaals zijn overtuiging uit dat de EU-begroting een gemeenschappelijk en doeltreffend investerings- en solidariteitsinstrument is waaraan momenteel bijzondere behoefte is om de economische groei, het concurrentievermogen en het scheppen van banen in de 27 lidstaten weer op gang te brengen; benadrukt dat de EU-begroting, ondanks haar beperkte omvang, namelijk niet meer dan 2% van de totale overheidsuitgaven in de Unie, een reële economische impact heeft gehad en tot dusver met succes de herstelmaatregelen van de lidstaten heeft aangevuld;

3.  wil dan ook een lans breken voor een voldoende niveau van middelen voor de begroting van volgend jaar, zoals bepaald in de ontwerpbegroting, en verzet zich tegen elke poging om te snoeien in de middelen, met name voor maatregelen die zorgen voor groei en werkgelegenheid; meent dat de EU-begroting, die altijd in evenwicht moet zijn, niet het slachtoffer mag worden van onsuccesvol economisch beleid op nationaal vlak; merkt op dat verscheidene lidstaten in 2012 de omvang van hun nationale begroting vergroten;

4.  is ervan overtuigd dat met name in een crisisperiode financiële verantwoordelijkheid van essentieel belang is; meent dan ook dat de middelen moeten worden toegespitst op die gebieden waar de EU-begroting een toegevoegde waarde kan bieden, terwijl zou kunnen worden bezuinigd in sectoren waar sprake is van ongerechtvaardigde vertragingen en geringe opnamecapaciteit, om daar waar er problemen waren met de tenuitvoerlegging te kunnen bezuinigen op de begrotingslijnen; is van mening dat echte bezuinigingen mogelijk zijn door overlappingen en ondoelmatigheden binnen de begrotingslijnen op te sporen; is van plan om op deze basis samen met haar gespecialiseerde commissies zowel positieve als negatieve prioriteiten voor 2013 vast te stellen; verzoekt de Commissie met het oog hierop om de twee takken van de begrotingsautoriteit snel, regelmatig en volledig op de hoogte te stellen van de uitvoering van de diverse programma's en initiatieven op basis van resultaatindicatoren, en te beoordelen in hoeverre ze hebben bijgedragen aan de politieke doelstellingen van de EU;

5.  merkt op dat de door de Commissie voorgestelde ontwerpbegroting van de EU voor 2013 150 931,7 miljoen EUR aan vastleggingskredieten (VK) bedraagt (d.w.z. +2% in vergelijking met de begroting 2012) en 137 924,4 miljoen EUR aan betalingskredieten (BK) (d.w.z. +6,8% in vergelijking met de begroting 2012); stelt vast dat deze bedragen respectievelijk 1,13% en 1,03% van het voorziene BNI van de EU voor 2013 vertegenwoordigen; herinnert eraan dat het meerjarig financieel kader (MFK) voorziet in plafonds van 152 502 miljoen EUR aan VK en 143 911 miljoen EUR aan BK, in lopende prijzen; wijst op de aanhoudende verschillen tussen de vastleggings- en de betalingskredieten die tot een verdere groei van de openstaande verplichtingen (RAL) leiden zullen;

6.  begrijpt dat de Commissie aan het einde van de programmeringsperiode de nadruk legt op de kant van de betalingen aangezien zij voornemens is een oplossing te zoeken voor het voortdurend stijgende niveau van de openstaande verplichtingen; stemt in met deze aanpak, maar is bijzonder verontrust over de voorgestelde bevriezing van de vastleggingskredieten op het niveau van het geraamde inflatiepercentage voor volgend jaar; benadrukt dat vastleggingen van belang zijn om politieke prioriteiten te bepalen en er zodoende voor te zorgen dat uiteindelijk de nodige investeringen worden gedaan om groei en werkgelegenheid te bevorderen; is van plan zorgvuldig te analyseren of met een dergelijk niveau van vastleggingen nog gezorgd kan worden voor een goede tenuitvoerlegging van cruciaal EU-beleid, is van mening dat ook al presenteren de Commissie en de lidstaten het bevriezen van vastleggingskredieten als een gedeeltelijke oplossing voor het probleem van de RAL, dit niet beschouwd kan worden als een aanvaardbare strategie om het niveau van de RAL onder controle te houden;

7.  beschouwt de voorgestelde stijging van 6,8% aan betalingskredieten ten opzichte van 2012 als een eerste reactie op de vraag van het Parlement om een verantwoordelijke en realistische begroting; merkt op dat de stijgingen in betalingen toegespitst zijn op de terreinen concurrentievermogen en cohesie omdat van de lopende projecten op deze terreinen een hoger niveau van aanvragen wordt verwacht; steunt deze stijging ten volle, die niet alleen het gevolg is van vroegere vastleggingen die moeten worden geëerbiedigd, maar ook van de feitelijke uitvoering van programma's die naar verwachting in het laatste jaar van het huidige MFK op kruissnelheid zal zijn gekomen; roept de Commissie op om samen met de lidstaten na te gaan of hun huidige verzoeken om hogere betalingen wel juist en realistisch zijn;

8.  blijft evenwel kritisch over de vraag of het voorgestelde niveau van betalingskredieten in 2013 zal volstaan om de reële behoeften voor volgend jaar te dekken, met name in rubrieken 1b en 2; zal de situatie rond de betalingen in 2012 zorgvuldig volgen en met name letten op alle voorgestelde overdrachten en herschikkingen; waarschuwt er ook voor dat het ontoereikende niveau van betalingen voor 2012 in combinatie met het niveau dat de Commissie voor 2013 voorstelt onvoldoende zou kunnen zijn om de bij de Commissie ingediende aanvragen te honoreren en daardoor alleen al in het kader van het cohesiebeleid zou kunnen resulteren in miljarden aan weggevallen betalingsverplichtingen; onderstreept dat het huidige voorstel het algemene niveau van betalingen voor de periode 2007-2013 op 859,4 miljard EUR zou brengen, d.w.z. ongeveer 66 miljard EUR lager dan de overeengekomen MFK-plafonds;

9.  herinnert eraan dat al in 2011 een groot aantal legitieme aanvragen, met name op het terrein van het cohesiebeleid, niet kon worden uitbetaald door de Commissie; merkt op dat deze aanvragen ook zullen moeten worden gedekt door de begroting 2012, die al te kampen heeft met een tekort aan middelen als gevolg van de beperkte verhoging van de betalingskredieten wegens het standpunt dat de Raad gedurende de hele begrotingsprocedure van vorig jaar heeft ingenomen; vraagt daarom aan de Commissie om zo snel mogelijk een voorontwerp van gewijzigde begroting in te dienen teneinde deze situatie recht te trekken en te vermijden dat betalingen van 2012 naar volgend jaar worden doorgeschoven, omdat dit zou leiden tot een onhoudbaar niveau van betalingen in 2013; vraagt de Commissie en de Raad voorts om constructief samen te werken met het Parlement om herhaling van deze situatie bij toekomstige begrotingscycli te voorkomen door de manier van voorspellen te verbeteren en overeenstemming te bereiken over realistische begrotingsramingen;

10. betreurt dat het voorzitterschap van de Raad aarzelt om deel te nemen aan de interinstitutionele politieke vergadering over betalingen die door het Parlement is voorgesteld als vervolg op de begrotingsbemiddeling van vorig jaar; beschouwt deze gedraging als een onverantwoordelijke poging de kwestie van het tekort aan betalingen en de openstaande verplichtingen te negeren; beschouwt een dergelijke vergadering als een ideaal platform voor de twee takken van de begrotingsautoriteit om tot een consensus te komen - nog vóór hun respectieve standpunten over de ontwerpbegroting - over de beschikbare gegevens inzake implementatie en absorptiecapaciteit en om de betalingsbehoeften voor 2012 en 2013 correct in te schatten; herinnert eraan dat de betalingskredieten die de Commissie in haar ontwerpbegroting heeft voorgesteld, gebaseerd zijn op de schattingen van de lidstaten zelf; is er derhalve vast van overtuigd dat eventuele twijfels of bedenkingen - die een aantal delegaties van de Raad hebben uitgesproken - over de cijfers en berekeningen van de Commissie zo snel mogelijk moeten worden medegedeeld, onderzocht en opgehelderd, zodat ze geen beletsel vormen voor het bereiken van een akkoord tijdens de bemiddeling van dit jaar;

11. beklemtoont dat volgens de gegevens die onlangs tijdens de interinstitutionele vergadering van 30 mei 2012 door de Commissie zijn gepresenteerd elke verlaging van het niveau van betalingskredieten onder het door de Commissie voorgestelde niveau ook zou leiden tot een verdere verhoging van de openstaande verplichtingen, die eind 2011 al het nooit eerder vertoonde niveau van 207 miljard EUR hebben bereikt; verzoekt derhalve de Raad nogmaals om verantwoordelijk te handelen en niet over te gaan tot kunstmatige bezuinigingen door a priori te besluiten over het algemene niveau van betalingen zonder rekening te houden met de beoordeling van de reële behoeften voor het bereiken van de door de EU overeengekomen doelstellingen en vastleggingen; vraagt de Raad om, indien dit toch zou gebeuren, duidelijk en openbaar aan te geven welke EU-programma's of -projecten moeten worden uitgesteld of volledig geschrapt, en deze keuze te rechtvaardigen;

12. merkt op dat volgens de schatting van de Commissie in totaal 43,7% van de ontwerpbegroting 2013 (d.w.z. 64,5 miljard EUR) wordt uitgetrokken voor de doelstellingen van Europa 2020, wat een verhoging van 0,2% betekent in vergelijking met de begroting die voor 2012 is aangenomen; is tevreden dat voor het eerst de begrotingslijnen en programma's die tot deze doelstellingen bijdragen, duidelijk zijn aangegeven in de ontwerpbegroting;

13. neemt kennis van de totale marge van 2,4 miljard EUR aan VK in de ontwerpbegroting 2013 en is vastbesloten deze - alsook de andere flexibiliteitsmechanismen waarin het IIA voorziet - ten volle te benutten wanneer dit nodig blijkt voor de financiering van doelstellingen en prioriteiten die voortvloeien uit politieke voornemens en besluiten, met name in het kader van de Europa 2020-strategie;

14. neemt kennis van het feit dat er, behalve voor administratieve uitgaven, geen kredieten zijn opgevoerd in de ontwerpbegroting voor de toetreding van Kroatië in juli 2013; verwacht dat de herziening van het MFK snel zal worden aangenomen, in overeenstemming met punt 29 van het IIA, en verzoekt de Commissie haar voorstel voor de overeenkomstige bijkomende kredieten door middel van een gewijzigde begroting in te dienen zodra alle lidstaten de toetredingsakte geratificeerd hebben; herinnert eraan dat nieuwe uitgaven moeten worden gefinancierd met extra middelen, in plaats van herschikkingen tijdens de tweede helft van 2013;

15. herinnert eraan dat de jaarlijkse begroting 2013 de laatste begroting zal zijn van het huidige meerjarig financieel kader, maar herhaalt dat de MFK-plafonds voor 2013, zoals vastgelegd in het IIA van 17 mei 2006, het referentiepunt zullen blijven voor tenminste de plafonds van het financieel kader 2014 indien er geen overeenkomst wordt bereikt, zoals bepaald in punt 30 van het IIA van 17 mei 2006;

Rubriek 1a

16. neemt kennis van het voorstel van de Commissie om de vastleggingen in het kader van deze rubriek met 4,1% te verhogen (tot 16 032 miljoen EUR) in vergelijking met de begroting 2012; merkt op dat het voorstel van vastleggingskredieten onder de mogelijkheden van financiële programmering (d.w.z. TEN-T, EIT, Progress) een verhoogde marge laat van 90,9 miljoen EUR in vergelijking met de 47,7 miljoen EUR waarin de financiële programmering voorziet; is ermee ingenomen dat de hoogste stijgingen in VK geconcentreerd zijn in rubriek 1a, waar de meeste beleidsmaatregelen en programma's die zorgen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid zijn ondergebracht en dat zij de prioriteiten weerspiegelen waarop het Parlement voor 2013 de nadruk heeft gelegd;

17. is vooral tevreden over de verhogingen voor de programma's FP7-EC (+6,1%), CIP (+7,3%) en TEN-T (+6,4%), die het meest bijdragen aan de doelstellingen van Europa 2020; betreurt evenwel dat met de door de Commissie voorgestelde bedragen twee kernprogramma's zoals FP7 en TEN-T effectief minder VK zullen besteden dan in hun rechtsgrondslagen is vastgelegd (FP: -258,8 miljoen EUR en TEN-T: -122,5 miljoen EUR) voor het laatste jaar van het huidige MFK; betreurt ook dat het voorstel van de Commissie niet voorziet in de volledige implementatie van het programma "Intelligente energie voor Europa";

18. meent dat de sterke stijging in betalingen met 17,8% (tot 13.552 miljoen EUR) in vergelijking met de begroting 2012 een realistische schatting is van de betalingen die in het kader van deze rubriek noodzakelijk zijn, met name voor het dekken van de aanvragen voor volgend jaar voor onderzoeksprojecten die voortvloeien uit de contractuele verplichtingen van de Unie; meent dat het niveau van betalingen dat de Commissie voorstelt, het minimumniveau is dat voor rubriek 1a vereist is;

19. neemt kennis van de beweegreden van de Commissie voor het voorstellen van reducties ten aanzien van de financiële programmering, die volgens de Commissie geleid heeft tot het vaststellen van mogelijke besparingen binnen onderbestede lijnen van - onder meer - FP7, TEN-T, Marco Polo, Progress, Statistical programme, Customs en Fiscalis; is vastbesloten de resultaten van elk van deze programma's zorgvuldig te onderzoeken om na te gaan of de voorgestelde bezuinigingen opportuun zijn en om te vermijden dat ze negatieve gevolgen hebben op de desbetreffende programma's;

20. herinnert aan de Gemeenschappelijke Verklaring van 1 december 2011 over de financiering van de extra kosten van het ITER-project voor 2012-2013, waarin het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ook overeenkomen 360 miljoen EUR aan VK ter beschikking te stellen in de begrotingsprocedure voor 2013, "met volledige toepassing van de regels van het Financieel Reglement en het IIA van 17 mei 2006, en met uitsluiting van verdere herzieningen in verband met ITER in het MFK"; is bezorgd over het feit dat de Commissie voorstelt dit extra bedrag alleen via een herschikking uit begrotingslijnen van het FP7-programma te financieren, in weerwil van het vaste standpunt van het Parlement over deze kwestie; houdt ten volle rekening met het argument van de Commissie dat dit bedrag voortkomt uit operationele besparingen binnen het FP7, en dat deze kortingen op administratieve lijnen de werking van het programma niet zullen schaden; is voornemens dit argument verder te onderzoeken en ook op zoek te gaan naar andere middelen die in het kader van het IIA en het Financieel Reglement voor dit doel beschikbaar zijn;

21. benadrukt de noodzaak van voldoende personeelsbezetting voor Fusion for Energy (F4E), de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER, om te zorgen voor een zorgvuldig beheer en de juiste uitvoering van de bijdrage van de EU aan het ITER-project; is bezorgd over de huidige, door de Commissie voorgestelde personeelsbezetting;

22. erkent de essentiële rol van de kleine en middelgrote ondernemingen als motoren van de EU-economie en als scheppers van 85% van de banen in de laatste tien jaar; wijst op de moeilijkheden die kmo's traditioneel ondervinden om toegang te krijgen tot kapitaalmarkten voor onderzoeks- en innovatieprojecten, en die met de huidige financiële crisis nog zijn verergerd; is er vast van overtuigd dat de EU-begroting moet bijdragen aan het verhelpen van deze markttekortkoming door ervoor te zorgen dat innoverende kmo's gemakkelijker toegang krijgen tot schuld- en aandelenfinanciering en verwelkomt het recente voorstel van de Commissie om een speciale regeling op te nemen voor kmo's onder de bestaande RSFF; steunt ook de voorgestelde verhoging voor de financiële instrumenten in het kader van het CIP-EIP-programma (met 14,7 miljoen EUR), die in overeenstemming is met de positieve resultaten die zij tot dusver hebben opgeleverd en de gestegen vraag naar deze instrumenten van de kant van kmo's;

23. betreurt ten zeerste dat in tijden van economische crisis en van hoge jeugdwerkloosheid in het bijzonder de kredieten voor het PROGRESS-programma met 5,3 miljoen EUR verminderd zijn vergeleken met de financiële programmering en praktisch tot het niveau van 2012 zijn teruggevallen, ondanks de goede resultaten van dit programma tot dusver, met inbegrip van de onderdelen inzake gendergelijkheid en antidiscriminatie; herhaalt zijn standpunt dat het sociale programma's van de EU van vitaal belang zijn bij het realiseren van de sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie; betreurt dat de Commissie zelfs niet in het laatste jaar van het huidige MFK de gelegenheid heeft benut om aan dit programma het bedrag van 60 miljoen EUR terug te geven, dat herschikt was ten behoeve van de Progress-microfinancieringsfaciliteit, zoals toegezegd in 2010;

24. verwelkomt het besluit van de Commissie om in de ontwerpbegroting voor het derde opeenvolgende jaar betalingskredieten (ter hoogte van 50 miljoen EUR) op te nemen voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG); onderstreept dat dit niet alleen de zichtbaarheid van het fonds vergroot, maar ook vermijdt dat overdrachten nodig zijn van andere begrotingslijnen die andere doelen nastreven en andere behoeften dekken; benadrukt bovendien de noodzaak van verdere vereenvoudiging van de praktische uitvoering van de procedure, met name in het kader van de lopende onderhandelingen over de nieuwe EFG-verordening;

25. betreurt dat de bijdrage voor het kerninitiatief Jeugd in beweging lichtjes verminderd is tegenover vorig jaar; onderstreept in dit verband de toegevoegde waarde van de programma's Levenslang leren, Erasmus en Erasmus Mundus, die ondanks hun bescheiden financiële dimensie een groot rendement hebben in termen van effectieve uitvoering en positieve beeldvorming van de Unie onder haar burgers; herinnert eraan dat jongeren in vele lidstaten zwaar worden getroffen door de economische en financiële crisis, en dat in dit verband een gerichte inzet van voldoende middelen voor onderwijs- en mobiliteitsprogramma's en programma's voor levenslang leren van groot belang is met het oog op de modernisering van het onderwijs- en opleidingsstelsel, en de verbetering van het vaardighedenniveau, de mobiliteit en het aanpassingsvermogen van jongeren, en daarmee bijdraagt aan een innovatief, slim en inclusief op kennis gebaseerd Europa; is dan ook sterk voor de bevordering van gelijke kansen, zodat alle jongeren, ongeacht het onderwijs dat zij hebben genoten, van de diverse EU-programma's en acties ten behoeve van jongeren kunnen profiteren; verzet zich dan ook tegen de voorgestelde vermindering van 10,2 miljoen EUR ten opzichte van de begroting 2012 voor het programma Levenslang leren, en is in overeenstemming met zijn vaste standpunt in de laatste begrotingsprocedure en gezien de uitstekende prestatie van dit programma, voornemens de vastleggingskredieten voor de desbetreffende begrotingslijn te verhogen;

26. benadrukt dat het TEN-T-programma, door investeringen in infrastructuur met een grote Europese toegevoegde waarde, een cruciale rol speelt voor het bereiken van de doelstellingen in de Europa 2020-strategie; beschouwt dit programma als essentieel voor de versterking van het concurrentievermogen van de EU in haar geheel, aangezien dit programma ontbrekende infrastructuur tot stand brengt en knelpunten wegneemt binnen de interne markt; onderstreept dat infrastructuurprojecten ook rechtstreeks bijdragen tot groei doordat zij de werkgelegenheid tijdens het uitvoeringsstadium bevorderen; beklemtoont de rol van het TEN-T-programma bij het bereiken van de doelstellingen met betrekking tot de aanpassing aan de klimaatverandering door te zorgen voor de toekomstige duurzaamheid van de EU-vervoersnetwerken; is tevreden over de door de Commissie voorgestelde verhoging van ongeveer 85 miljoen EUR ten opzichte van de begroting 2012, maar vraagt nadere toelichting bij de voorgestelde vermindering van 118 miljoen EUR in vergelijking met de financiële programmering; herinnert eraan dat het voornaamste deel van het TEN-T-programma in 2011 volledig is uitgevoerd en wijst erop dat de manier waarop toezeggingen zijn nagekomen en uitbetaald aan projecten in het financieel kader 2007-2013 pas in 2017 definitief kan worden beoordeeld;

27. gelooft dat het programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid voor 2013 voldoende financiering moet ontvangen; benadrukt teleurgesteld te zijn over het ontbreken van een begrotingslijn voor toerisme en betreurt het dat steeds minder middelen uit de begroting worden toegewezen aan verkeersveiligheid;

28. benadrukt dat dringend innovatieve oplossingen nodig zijn om meer particuliere of publieke middelen te mobiliseren en het scala aan financiële instrumenten dat beschikbaar is voor infrastructuurprojecten te verbreden; ondersteunt ten volle de proeffase van het projectobligatie-initiatief als middel om de investeringscapaciteit op het gebied van de Europese vervoers-, informatie, en communicatienetwerken te vergroten; juicht toe dat in de ontwerpbegroting kredieten zijn opgenomen voor de proeffase, ook al worden deze kredieten in feite herschikt binnen de betrokken begrotingslijnen (CIP - TEN-T - TEN -E), zoals goedgekeurd door wetgevingsautoriteit;

29. betreurt ten zeerste dat de Commissie een vermindering heeft voorgesteld voor de Europese toezichthoudende autoriteiten in vergelijking met wat aanvankelijk was gepland in de financiële programmering, een vermindering die indruist tegen de herhaalde oproep van het Europees Parlement om voldoende middelen voor deze autoriteiten uit te trekken; vindt dat het huidige niveau van kredieten onvoldoende is om deze agentschappen in staat te stellen hun taken, met name waar het gaat om het aantrekken van hoog gekwalificeerde deskundigen, efficiënt uit te voeren; is van mening dat de extra taken voor de ETA's gepaard moeten gaan met een beoordeling van de kosten; spreekt daarom zijn krachtige voornemen uit om de kredieten voor de Europese Bankautoriteit (EBA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB) ten minste op het niveau van 2012 terug te brengen, alsook de Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) verder te versterken gezien de nieuwe taken die haar zijn toevertrouwd;

Rubriek 1b

30. merkt op dat de ontwerpbegroting 2013 voorziet in een stijging in VK van 3,3% in vergelijking met de begroting 2012 (tot 54 498 miljoen EUR), waarvan 42 144 miljoen EUR bestemd zijn voor de structuurfondsen (EFRO en ESF) en 12 354 miljoen EUR voor het Cohesiefonds; onderstreept dat de verlaging van het niveau van vastleggingen voor technische bijstand in de ontwerpbegroting in vergelijking met wat aanvankelijk gepland was in de financiële programmering, heeft geleid tot een verhoging van de marge tot 25 miljoen EUR in vergelijking met de eerste raming van 0,4 miljoen EUR;

31. betreurt de voorgestelde bezuinigingen op technische bijstand voor macroregionale strategieën; wijst er nogmaals op dat doorlopende administratieve en technische bijstand onontbeerlijk zijn voor de uitvoering van de strategieën en met het oog op startkapitaal voor nieuwe projecten, zoals blijkt uit de hoge implementatiegraad in 2011;

32. benadrukt dat het cohesiebeleid reeds lang zijn meerwaarde heeft bewezen als investeringsinstrument dat op doeltreffende wijze zorgt voor groei en nieuwe banen, dit door accuraat in te spelen op de investeringsbehoeften van de regio's en zo niet alleen bij te dragen tot het wegwerken van de verschillen tussen de regio's, maar ook tot het economisch herstel en de ontwikkeling van de gehele Unie; beschouwt de structuurfondsen tevens, zowel gezien de financiële omvang als de doelstellingen ervan, als een essentieel instrument om het economisch herstel van de EU te versnellen en de in de Europa 2020-strategie verankerde doelstellingen van groei en werkgelegenheid te bereiken; verwelkomt dan ook het initiatief van de Commissie om in voorkomende gevallen 82 miljard EUR aan niet-toegewezen structuurfondsen te herprogrammeren in een aantal lidstaten ten behoeve van kmo's en werkgelegenheid voor jongeren, in overeenstemming met de prioriteiten van het Parlement voor 2013; merkt op dat volgens de Commissie in dit verband 7,3 miljard EUR aan EU-middelen zijn aangemerkt voor versnelde terbeschikkingstelling of herbestemming; wenst op de hoogte te worden gehouden van de uitvoering van dit initiatief op nationaal niveau, de verwachte impact ervan op groei en banen en de mogelijke gevolgen ervan voor de begroting 2013;

33. is uiterst bezorgd over de betalingssituatie van cohesieprojecten onder deze rubriek en merkt op dat twee derden van het geheel van openstaande verplichtingen eind 2011 (d.w.z. 135,8 miljard EUR) toe te schrijven zijn aan onbetaalde projecten in het kader van het cohesiebeleid; herinnert eraan dat de Commissie eind 2011 niet in staat was een bedrag van ongeveer 11 miljard EUR aan door projectbegunstigden ingediende legitieme betalingsaanvragen terug te betalen omdat er in de begroting onvoldoende betalingskredieten waren opgevoerd; wijst erop dat deze toestand heeft geleid tot een aanzienlijke betalingsachterstand, die zal moeten worden aangepakt met voldoende beschikbare betalingskredieten in 2012; wijst er met kracht op dat het niet zal accepteren dat deze situatie zich in 2013 opnieuw voordoet;

34. herinnert er in dit verband aan dat 2013 het laatste jaar is van het huidige MFK, waarin de uitvoering van medegefinancierde projecten op kruissnelheid ligt en naar verwachting nog verder zal versnellen en het grootste deel van de betalingsaanvragen naar verwachting in de tweede helft van het jaar de Commissie zullen bereiken; verzoekt de Raad en de Commissie samen met het Parlement onmiddellijk de cijfers en de behoeften te analyseren en te beoordelen opdat de uitvoering voor 2013 niet in het gedrang komt; wijst erop dat een tekort aan betalingskredieten programma's kan bedreigen die momenteel goed functioneren; onderstreept bovendien dat 2013 een jaar zal zijn waarin, als gevolg van het vervallen van de N+3 regel, de door de 12 lidstaten ingediende betalingsaanvragen zullen moeten worden ingediend voor twee jaarlijkse vastleggingstranches (de tranches voor 2010 en 2011 onder de N+3 regel en N+2 regel respectievelijk); beschouwt dan ook de voorgestelde stijging van betalingskredieten met 11,7% (tot 48 975 miljoen EUR) in vergelijking met vorig jaar, als een minimum aangezien deze, zoals vermeld door de Commissie, uitsluitend op 2013 betrekking heeft en gaat ervan uit dat de betalingsbehoeften van de vorige jaren gedekt zullen zijn;

35. beschouwt deze verhoging in betalingen slechts als een eerste stap om de reële behoeften van lopende projecten te dekken en herhaalt zijn bezorgdheid over een mogelijk tekort aan fondsen op het gebied van cohesiebeleid; verzoekt de Raad en de Commissie tevens de reële betalingsbehoeften in rubriek 1b voor 2013 zorgvuldig te beoordelen, geen onrealistische bezuinigingen door te voeren en geen besluiten te nemen die ingaan tegen de ramingen van de lidstaten zelf en als basis dienen voor de ontwerpbegroting van de Commissie; zal zich dan ook verzetten tegen eender welke korting op het niveau van betalingen in vergelijking met het in de ontwerpbegroting 2013 opgenomen voorstel;

36. richt eveneens een verzoek zowel aan de Commissie als de Raad om, indien de betalingskredieten niet volstaan om de reële behoeften te dekken tijdens dit jaar, tijdig een gewijzigde begroting in te dienen en goed te keuren en zo te voldoen aan de gezamenlijke toezegging die is vastgelegd in de interinstitutionele verklaring van december 2011;

Rubriek 2

37. merkt op dat in de ontwerpbegroting 2013 wordt voorgesteld de VK met 0,6% te verhogen (tot 60 307 miljoen EUR) en de BK met 1,6% ( tot 57 964 miljoen EUR) in vergelijking met de begroting 2012; wijst erop dat deze niveaus onder de verhoging blijven die de Commissie voor de begroting als geheel voorstelt; merkt op dat deze verhogingen gedeeltelijk het gevolg zijn van de aanhoudende invoering van rechtstreekse betalingen aan nieuwe lidstaten en extra uitgaven die nodig zijn voor plattelandsontwikkeling; onderstreept dat de voorgestelde middelen voor marktinterventies 419 miljoen EUR lager liggen voor 2013 in vergelijking met de begroting 2012;

38. merkt op dat de geplande marge van 809 miljoen EUR voor het submaximum van rubriek 2 in verband met marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse steun, een aanzienlijke verhoging is in vergelijking met 2012, hetgeen volgens de Commissie voornamelijk het resultaat is van een eenmalig effect van de opheffing van het Fonds voor de suikerherstructurering; spreekt zijn voldoening uit dat wegens deze marge het mechanisme voor financiële discipline niet zal worden toegepast in 2013; onderstreept dat een voldoende marge noodzakelijk is onder deze rubriek om een eventuele crisis in de landbouwsector te verlichten, zoals onlangs is gebleken met de EHEC-crisis;

39. benadrukt dat 2013 het laatste jaar is van de huidige programmeringsperiode en dat derhalve moet worden gezorgd voor een voldoende niveau van betalingskredieten onder rubriek 2 om met name de behoeften van de lopende projecten voor plattelandsontwikkeling en LIFE+ te dekken;

40. merkt op dat rubriek 2 nuttig is om de duurzame groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de EU 2020-strategie te realiseren, met name via de programma's voor plattelandsontwikkeling; onderstreept de noodzaak om steun te verlenen aan kmo's in plattelandsgebieden, als belangrijke scheppers van banen met extra aandacht voor jongeren; verwelkomt in dit verband de voorgestelde verhoging van VK met 1,3% (tot 14 808 miljoen EUR) voor plattelandsontwikkeling;

41. merkt op dat de kredieten voor rubriek 2 lager liggen dan de geraamde behoeften, omdat de bestemmingsontvangsten voor het ELGF naar verwachting hoger zullen zijn in 2013 (1 332,8 miljoen EUR) dan in 2012 (1 010 miljoen EUR); merkt op dat dit verschil voortvloeit uit de overgebleven middelen van het Fonds voor de suikerherstructurering (647,8 miljoen EUR), terwijl de bestemmingontvangsten uit besluiten inzake goedkeuring van de rekeningen naar verwachting minder zullen bedragen dan in 2012 (400 miljoen EUR in de ontwerpbegroting 2013 ten opzichte van 600 miljoen EUR in de begroting 2012); herinnert eraan dat de huidige ramingen op basis van de reële behoeften zullen worden aangepast in de herfst via de nota van wijzigingen landbouw;

42. herinnert eraan dat prijzenvolatiliteit in deze sector een groot probleem is en hecht zijn steun aan maatregelen ter bestrijding van speculatie met landbouwproducten; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan de ontwikkelingen op de landbouwmarkten nauwlettend te volgen; herinnert de Commissie in dit verband aan het verzoek van het Parlement om een "Observatiepost voor landbouwprijzen en marges" in te stellen om beter prijzen te kunnen vergelijken en te komen tot grotere transparantie bij het vaststellen van voedselprijzen, een verzoek waaraan tot dusver geen gevolg is gegeven;

43. stelt vast dat de voorgestelde verhoging van rechtstreekse steun voornamelijk verband houdt met de geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen in de EU-12, waarvoor een extra bedrag van 860 miljoen EUR op de begroting drukt, terwijl wordt verwacht dat de uitgaven voor marktinterventie zullen dalen als gevolg van hogere ontvangsten en de gunstige marktomstandigheden voor de meeste sectoren;

44. merkt op dat de bedragen toegewezen aan sommige begrotingslijnen, waaronder het schoolmelkprogramma, aanzienlijk zijn gedaald en vraagt de Commissie het Parlement te laten weten wat hiervan de reden is;

45. benadrukt dat het EU-beleid en de EU-begroting cruciaal zijn voor de realisering van de Europa 2020-doelstellingen; is in dit verband van mening dat klimaatacties en milieudoelstellingen beleidsoverschrijdend zijn en dat die moeten worden omgezet in concrete maatregelen in het kader van de uiteenlopende programma's en beleidsmaatregelen van de EU, om een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan duurzame groei en grote uitdagingen, zoals grondstoffenschaarste en klimaatverandering, doeltreffend te kunnen aanpakken;

46. wijst op de voorgestelde lichte stijging van VK met 3,3% tot 366,6 miljoen EUR voor LIFE+, maar betreurt dat het krediet 10,55 miljoen EUR onder het niveau van de financiële programmering van januari 2012 ligt; zal tegen deze achtergrond alle bepalingen als omschreven in paragraaf 37 van het Interinstitutioneel Akkoord bestuderen;

47. is tevreden over de door de Commissie voorgestelde bedragen voor het programma voor de voedselverstrekking aan de meest hulpbehoevenden (MDP); roept de Raad op om de eind 2011 gezamenlijk genomen beslissing over het behoud van de financiering van dit programma voor 2012 en 2013, na te leven;

48. betreurt dat de subsidiëring van de tabaksproductie in de EU voortduurt, wat in strijd is met de doelstellingen van het gezondheidsbeleid van de EU;

49. acht het belangrijk de financiële ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) te handhaven met het oog op de aanstaande hervorming ervan; benadrukt met name de noodzaak van steun aan kmo's in de visserijsector en van toegang tot banen voor jongeren in deze sector, met waarborging van het duurzame karakter van het GVB, evenals maatregelen ter waarborging van de levensvatbaarheid van de bedrijfstak op economisch, maatschappelijk en milieugebied; verwelkomt in dit verband de voorgestelde stijging voor het Europees Visserijfonds met respectievelijk 2,2% ( tot 687,2 miljoen EUR) en 7,3% (tot 523,5 miljoen EUR) aan BK ten opzichte van de begroting 2012; betreurt echter de geplande verlaging op het gebied van de governance van het GVB, de instandhouding, het beheer en de exploitatie van visbestanden, en de controle en de handhaving van het GVB;

Rubriek 3a

50.  wijst erop dat de totale verhoging van de middelen die in de ontwerpbegroting 2013 wordt voorgesteld voor maatregelen onder deze rubriek - respectievelijk 1 392,2 en 928 miljoen EUR in vastleggingen en betalingen - vergeleken met de begroting 2012 1,8% bedraagt (met 24,42 miljoen EU) aan VK en 11,1% aan BK; meent dat dit in overeenstemming is met de groeiende ambities van de EU in het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid;

51. onderstreept de noodzaak om de kredieten voor cyberbeveiliging in de IT-sector te verhogen, gezien de enorme schade die de stijgende criminele activiteit op dit gebied veroorzaakt voor de economieën van de lidstaten; stelt met nadruk dat een versterkte bestrijding van cybercriminaliteit op het niveau van de Unie via het op te richten Europees centrum inzake cybercriminaliteit een toereikende financiering vergt en betreurt daarom in dit verband de door de Commissie voorgestelde bezuinigingen voor Europol, aangezien de door de Commissie vastgestelde taken van het centrum niet kunnen worden uitgevoerd met de huidige menselijke en financiële middelen van Europol; merkt op dat wordt voorgesteld om, in tegenstelling tot de financiële programmering, het budget voor het programma betreffende "Preventie en bestrijding van criminaliteit" met 64,4 miljoen EUR te verlagen ten opzichte van de begroting 2012, ofschoon dit programma was opgezet om ook cybercriminaliteit en illegaal gebruik van het internet te dekken;

52. vraagt de steun voor FRONTEX te handhaven, alsook voor de verschillende onlangs opgerichte agentschappen onder deze rubriek (met name het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken en het agentschap voor grootschalige IT-systemen); merkt op dat de bijdrage voor de Europese Politiedienst (Europol) met 8,9% (- 7,3 miljoen EUR) verlaagd is ten opzichte van de begroting 2012 en verwacht dat de Commissie nadere uitleg geeft bij deze voorgestelde bezuiniging;

53. merkt op dat de vermindering van 30 miljoen EUR voor het VIS-programma en de stopzetting van EURODAC ( -0,5 miljoen EUR) gecompenseerd zullen worden door de overdracht van deze taken en de daarmee gepaard gaande begrotingskredieten naar het nieuwe agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen;

54. neemt kennis van de aanzienlijke toename van de vastleggingen en het relatief lage niveau van betalingen voor SIS II; wijst erop dat volgens de vastgestelde algemene planning de ontwikkelings- en migratiefase van SIS II in 2013 afgerond moet worden en dat het IT-agentschap tezelfdertijd het beheer van het systeem moet overnemen; maakt derhalve bezwaar tegen de aanzienlijke budgetverhoging in dit late stadium, die ver boven de oorspronkelijke financiële planning ligt, net voordat de SIS II operationeel moet worden; beveelt aan om een aanzienlijk deel van het budget voor SIS II in reserve te houden totdat is aangetoond dat operationele vooruitgang is geboekt en de financiële planning wordt nageleefd;

55. is tevreden over de stijging met 9,8 miljoen EUR ten opzichte van de begroting 2012 die de Commissie voorstelt voor het Europees Vluchtelingenfonds, wat in overeenstemming is met de lijn die de vorige jaren is gevolgd en de huidige tenuitvoerlegging van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel; neemt kennis van de stijging met 19% van de begrotingstoewijzing voor het Buitengrenzenfonds tot 415,5 miljoen EUR, wat betekent dat deze slechts de helft bedragen van wat is vastgelegd in de financiële programmering; dringt nogmaals met klem aan op een passend en evenwichtig antwoord op de uitdagingen om de legale migratie te beheren en de illegale migratiestromen in te dammen;

56. wijst erop dat maatregelen tegen gendergerelateerd geweld voldoende moeten worden gefinancierd; benadrukt de belangrijke rol van het Daphne-programma ter voorkoming en bestrijding van alle vormen van geweld bij de uitbanning van geweld tegen vrouwen en meisjes in de EU en onderstreept dat de financiering voor dit programma in 2013 moet worden verhoogd;

Rubriek 3b

57. herinnert eraan dat rubriek 3b weliswaar de kleinste rubriek van het MFK is wat betreft het totaal aan kredieten, maar dat deze rubriek betrekking heeft op een aantal onderwerpen die de Europese burgers nauw aan het hart liggen, zoals jongeren, programma's op het gebied van onderwijs en cultuur, volksgezondheid, consumentenbescherming, het instrument voor civiele bescherming en communicatiebeleid; betreurt dan ook dat voor 2013 de totale kredieten onder deze rubriek in vergelijking met de begroting 2012 opnieuw zouden worden verminderd met een daling van VK van 1,2% (26,08 miljoen EUR) en van 0,4% van BK, met uitzondering van het Solidariteitsfonds;

58. verwelkomt de stijging in 2013, op basis van de goede uitvoering in de vorige jaren, van de financiering van het programma "Jeugd in actie" tot 140,45 miljoen EUR, wat een stijging betekent van 0,8 miljoen EUR vergeleken met de begroting 2012 en van 16,5 miljoen EUR in vergelijking met de financiële programmering;

59. is ingenomen met de stijgingen in de vastleggingen ten opzichte van de begroting 2012 voor het programma Cultuur (+1,4%), Media 2007 (+1,1%) en het optreden van de Unie op het gebied van gezondheid (+3,1%), maar betreurt de bezuinigingen op de kredieten voor Europa voor de burgers, met name in het Europees Jaar van de burger, alsmede voor het optreden van de Unie op het gebied van consumentenbeleid en Media Mundus;

60. betreurt de aanzienlijke verlaging van de kredieten voor communicatieactiviteiten vergeleken met de begroting 2012 op een moment dat de kloof tussen de Europese Unie en haar burgers groter is dan ooit, zoals blijkt uit de voortdurend dalende opkomst bij de Europese verkiezingen; is ervan overtuigd dat er extra inspanningen moeten worden geleverd voor communicatie en dat daarvoor ook middelen moeten worden uitgetrokken, om de instellingen van de Europese Unie zichtbaar te maken en te tonen dat zij bijdragen aan de oplossing van de economische en financiële crisis;

61. onderstreept dat er dit jaar opnieuw een zeer beperkte marge (25,6 miljoen EUR) overblijft in deze rubriek, wat een smalle manoeuvreerruimte laat indien er behoefte is aan nieuwe acties of besluiten inzake financieringsprioriteiten die direct relevant zijn voor de burgers;

Rubriek 4

62. merkt op dat de in de ontwerpbegroting 2013 gepresenteerde vastleggingskredieten en de betalingskredieten een stijging van 0,7% en 5,1% vertonen in vergelijking met de begroting 2012, tot 9 467,2 en 7 311,6 miljoen EUR respectievelijk; wijst erop dat deze verhogingen onder de stijging blijven die de Commissie voor de begroting als geheel voorstelt;

63. herinnert eraan dat de inspanningen voor de financiering van externe acties van de Unie en de lidstaten beter gecoördineerd moeten worden en meer samenhang moeten vertonen om overlappingen en dubbel gebruik van de beperkte middelen te vermijden; onderstreept de noodzaak van betere samenwerking en onderlinge afstemming van activiteiten met andere internationale, plaatselijke en regionale donoren om de middelen optimaal te benutten en synergieën te creëren; meent dat het in tijden van economische crisis ook belangrijk is de flexibiliteit bij de programmering en uitvoering van de instrumenten te vergroten en beperkte middelen aan te vullen met instrumenten met een hefboomeffect die het gebruik en het hergebruik van geïnvesteerde en gegenereerde middelen mogelijk maken;

64. neemt kennis van de aanzienlijke stijging van 272,3 miljoen EUR in de voorgestelde marge voor rubriek 4 in vergelijking met de financiële programmering voor 2013 (van 119,6 miljoen EUR tot 391,9 miljoen EUR), wat het netto-effect is van een verhoging in vastleggingen voor het ENPI (verhoogd met 51,7 miljoen EUR), ICI en ICI+ (0,3 miljoen EUR meer dan de financiële programmering) en het verminderen van de toename in vastleggingen voor het Garantiefonds (-104,5 miljoen EUR), het instrument voor pretoetredingssteun (-99.3 miljoen EUR), macrofinanciële bijstand (-37,4 miljoen EUR), het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (-28,6 miljoen EUR), en het stabiliteitsinstrument (- 41,4 miljoen EUR); verzoekt de Commissie voldoende toe te lichten waarom een aantal programma's zoveel moesten worden afgeslankt ten opzichte van de financiële programmering; benadrukt dat het weliswaar instemt met het beginsel dat onderbestede projecten moeten worden afgeslankt indien dit tot efficiëntiewinst leidt, maar dat de kredieten niet over de hele linie standaard mogen worden verminderd; waarschuwt dat het gebruik van een artificieel grote marge als onderhandelingsinstrument in de begrotingsprocedure niet kan worden beschouwd als een goede begrotingspraktijk;

65. betreurt met name de continue afname van middelen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking; vraagt zich af hoe dit verenigbaar is met de internationale vastleggingen die de EU is aangegaan om tegen 2015 0,7% van het BNP toe te wijzen aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling; betreurt het dat de totale vastleggingskredieten in het kader van het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) in de ontwerpbegroting voor 2013 met minder dan het geschatte inflatiepercentage worden verhoogd en dat de voorgestelde betalingskredieten voor het DCI onder het niveau van 2012 blijven; verzoekt de Commissie te zorgen voor een coherenter, realistischer en beter geplande benadering van de financiering van het DCI;

66. neemt kennis van het voorstel om de kredieten in het kader van het Europese nabuurschapsinstrument te verhogen om zo in te spelen op de behoeften van landen die worden geconfronteerd met grote politieke en economische veranderingen; verheugt zich over de aandacht voor het Oostelijk Partnerschap, en spreekt nogmaals zijn steun uit voor de landen die de zuidelijke component van dit partnerschap vormen, aangezien zij geconfronteerd worden met historische uitdagingen, in de nasleep van de Arabische lente; acht de rapportage van de Commissie over het "meer voor meer"-beginsel onvoldoende, en verzoekt haar duidelijke criteria te ontwikkelen over de uitvoering van dit beginsel;

67. meent dat de financiële steun van de EU aan de Palestijnse Autoriteit en de UNRWA op een voldoende hoog niveau gehandhaafd moet blijven om adequaat en omvattend te kunnen reageren op de politieke en humanitaire situatie in het Midden Oosten en het vredesproces; benadrukt de zeer moeilijke situatie van UNWRA op dit moment, met name als gevolg van de gebeurtenissen in Syrië; neemt kennis van het feit dat het netto-effect van een verhoging in vastleggingen voor het ENP voornamelijk het gevolg is van de handhaving van de steun aan de bezette Palestijnse gebieden op het niveau van de ontwerpbegroting 2012;

68. benadrukt dat dankzij de sterke inzet van het Parlement de jaarlijkse bijdrage van de EU aan de Palestijnse autoriteit, de UNRWA en het vredesproces in het Midden-Oosten de afgelopen jaren ten minste 300 miljoen euro bedraagt en herinnert eraan dat de begrotingsautoriteit in de loop van het begrotingsoverleg heeft ingestemd met een toewijzing van 200 miljoen euro voor 2012, op voorwaarde van een verdere verhoging met 100 miljoen euro voor het begrotingsjaar 2011, afkomstig van niet-gebruikte kredieten; dringt erop aan dat de EU zich reeds bij het begin van het begrotingsjaar vastlegt op een financiering die overeenstemt met de feitelijke behoeften, om te verzekeren dat de EU duurzame vredesopbouw effectief kan steunen; dringt erop aan dat er strikte financiële controles worden opgelegd en dat een uitgebreide specificatie en evaluatie van de uitgaven wordt voorgelegd aan het Parlement;

69. accepteert dat met de toetreding van Kroatië tot de Unie de IPA-toewijzingen met 67,6 miljoen EUR zullen worden verminderd; maakt zich evenwel zorgen over het voorstel van de Commissie voor een grotere vermindering dan verwacht van de steun voor het opbouwen van institutionele capaciteit in de kandidaat-lidstaten, met de vermindering van IPA-toewijzingen aan Kroatië (-29,14 miljoen EUR in totaal ten opzichte van 2012), terwijl diezelfde lijn voor mogelijke kandidaat-landen wordt versterkt (+10,5 miljoen EUR in vergelijking met 2012); herinnert eraan dat institutionele capaciteit van essentieel belang is voor het rechtmatig gebruik van EU-middelen en evenzeer belangrijk is voor kandidaat-landen en mogelijke kandidaat-landen; is verheugd over de voorgestelde stijging in VK voor de IPA-afdeling plattelandsontwikkeling met 10,2% ten opzichte van de begroting 2012;

70. herhaalt dat met name in tijden van besparingen de vastleggingskredieten voor elke GBVB-begrotingslijn zorgvuldig moeten worden gepland om te waarborgen dat het geld van de EU wordt besteed aan de maatregelen die dit geld het hardst nodig hebben, zoveel mogelijk rekening houdend met de flexibiliteit en de onvoorspelbaarheid van GBVB-operaties; is in deze context verheugd over verzoeken voor meer synergie, onder andere door het samenvoegen, delen en integreren van functies en via verbeterde prestaties, planning en uitvoering van missies en operaties; verwelkomt inspanningen voor een transparant en volledig overzicht van alle GBVB-missies; zal de stijging van 9,2% van VK voor het GBVB in 2013 zorgvuldig onderzoeken;

71. beseft dat moet worden gereageerd op transregionale uitdagingen op het gebied van de georganiseerde misdaad, mensenhandel, de bescherming van kritieke infrastructuur, bedreigingen voor de volksgezondheid en de strijd tegen het terrorisme; vraagt evenwel dat de Commissie argumenten voorlegt waarom een stijging van 50% nodig is voor deze maatregelen in 2013;

Rubriek 5

72. merkt op dat de totale administratieve uitgaven voor alle instellingen geraamd wordt op 8.544,4 miljoen EUR, wat overeenkomt met een verhoging van 3,2% ten opzichte van 2012 en een marge laat van 636,6 miljoen EUR, met inbegrip van de bijkomende uitgaven die verbonden zijn aan de toetreding van Kroatië;

73. erkent dat de meeste instellingen, waaronder het Europees Parlement, inspanningen hebben gedaan om de stijging van hun administratieve budgetten te beperken tot minder dan de verwachte inflatie, met uitzondering van de kosten voor de uitbreiding met Kroatië; benadrukt in deze context de behoefte aan rationalisatie op lange termijn van administratieve middelen en houdt vast aan de behoefte om de samenwerking tussen instellingen te versterken op gebieden als personeel, vertaling, vertolking, gebouwen en informatietechnologie;

74. beklemtoont dat de stijging van 3,2% ten opzichte van 2012 vooral het gevolg is van wettelijke of contractuele verplichtingen zoals pensioen- of salarisaanpassingen; merkt evenwel op dat de Commissie zich heeft gehouden aan en zelfs verder is gegaan dan haar belofte om de nominale stijging van haar administratieve kredieten binnen rubriek 5 onder de geraamde inflatie van 1,9% ten opzichte van 2012 te houden, zoals toegelicht in de brief van 23 januari 2012 van de commissaris voor Begroting en financiële programmering;

75. begrijpt dat dit gerealiseerd is door al voor 2013 het aantal posten in haar personeelsformaties met meer dan 1% te verminderen, met name in administratieve ondersteuning, begrotingbeheer en fraudebestrijding, alsook door verder te besparen op andere posten van administratieve uitgaven; vraagt nadere uitleg over de eigenlijke noodzaak om tot dergelijke inkrimpingen van het personeelsbestand over te gaan en daarmee de administratieve uitgaven in reële termen te bevriezen, wanneer de Commissie erin geslaagd is haar administratieve uitgaven in nominale termen in 2012 te bevriezen zonder personeelsverminderingen;

76. verwelkomt deze inspanning voor begrotingsconsolidatie in de administratieve uitgaven op een moment van economische en budgettaire beperkingen op nationaal niveau; erkent de noodzaak dat alle EU-instellingen de inspanningen van deze consolidatie gemeenschappelijk dragen; is echter bezorgd over het nadelige effect dat zulke maatregelen kunnen hebben op de snelle, regelmatige en doeltreffende uitvoering van de acties en programma's van de EU, in het bijzonder met het oog op de noodzaak om goede prestaties en een hoogwaardige dienstverlening te belonen, rekening houdend met het geografisch evenwicht, met name in een tijd waarin de bevoegdheden van de EU blijven toenemen en nieuwe lidstaten tot de Unie toetreden; verwelkomt de informatie die is verstrekt over de gebieden waar meer personeel is aangeworven, zoals Europese economische governance, de interne markt en veiligheid en rechtvaardigheid maar vraagt dat dergelijke informatie ook wordt verstrekt over de beleidsgebieden en de soorten posten waar het personeel werd verminderd ten opzichte van 2012;

77. herhaalt dat tegen deze achtergrond voor iedere inkrimping van het personeelsbestand vooraf een effectbeoordeling moet worden uitgevoerd en onder meer rekening moet worden gehouden met de wettelijke verplichtingen van de Unie, de prioriteiten van de EU alsook met de uit de Verdragen voortvloeiende nieuwe bevoegdheden en uitgebreide taken van de instellingen; benadrukt dat bij een dergelijke beoordeling zorgvuldig rekening moet worden gehouden met de gevolgen voor de verschillende directoraten-generaal en diensten, met name in het licht van hun omvang en hun werklast, alsook voor de verschillende soorten van posten zoals gepresenteerd in de jaarlijkse doorlichting van de personele middelen van de Commissie (beleidsvorming, programmabeheer, administratieve bijstand, begrotingsbeheer, fraudebestrijding, taalkundige diensten, enz.);

78. benadrukt dat er voor vele gebieden van EU-optreden moet worden gezorgd voor voldoende personeel, gezien de fase van uitvoering van programma's, nieuwe prioriteiten en andere ontwikkelingen; zal dan ook zorgvuldig toezien op de algemene evolutie van de hoeveelheid personeel in de verschillende DG's en diensten, ook in het licht van de in dit verslag voorgestelde prioriteiten; vraagt de Commissie in dit verband niet alleen nadere uitleg, maar ook een uitvoerige beoordeling van de gevolgen van de voorgestelde algemene inkrimping van het personeelsbestand, ook rekening houdend op de lange termijn met nog verdere vermindering van het personeel van de Commissie, en daarover verslag uit te brengen in het Parlement; onderstreept dat dit een voorwaarde is voor de begrotingsautoriteit om afhankelijk van het resultaat te overwegen de personeelsvermindering van 1% voor 2013 te accepteren;

79. is van mening dat vragen blijven bestaan over het hoge aantal dure managementfuncties in hoge rangen onder het personeel van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO); verzoekt de EDEO derhalve aanvullende informatie te verstrekken in het bijzonder ten aanzien van de significante stijging (+9,2%) in AD 14-functies die in de ontwerpbegroting wordt voorgesteld; vraagt eveneens meer informatie over de grote stijging van de voorgestelde kredieten voor beveiliging en bewaking van de gebouwen (+57,2%);

80. is ervan overtuigd dat preventie en bemiddeling behoren tot de meest kostenefficiënte manieren om conflicten te beheersen en te voorkomen dat ze escaleren in geweld; is dan ook ingenomen met het voorstel om in de EDEO-begroting een begrotingslijn ten bedrage van 500 000 EUR in te voeren voor conflictpreventie- en bemiddelingsondersteuningsdiensten, na de succesvolle afronding aan het eind van dit jaar van een voorbereidende actie voorgesteld door het Parlement;

81. is van mening dat voldoende financiering beschikbaar moet zijn voor de Europese scholen om rekening te houden met de specifieke situatie van de kinderen van personeelsleden van de EU-instellingen; neemt kennis van de voorgestelde totale toewijzing van 180,7 miljoen EUR, wat een stijging van 6,8% betekent tegenover 2012 en boven de bedragen van de financiële programmering ligt; zal desondanks zorgvuldig toezien op de begrotingslijnen voor elk van de Europese Scholen en zal in zijn lezing elke wijziging voorstellen die het passend acht;

Proefprojecten - voorbereidende acties

82. onderstreept hoe essentieel proefprojecten en voorbereidende acties zijn voor het formuleren van politieke prioriteiten en om de weg vrij te maken voor nieuwe langetermijninitiatieven op zowel regionaal als EU-niveau die kunnen uitmonden in EU-activiteiten en -programma's die het leven van de EU-burgers verbeteren; is voornemens een evenwichtig pakket van PP-VA's vast te stellen op basis van de beoordeling en de aanbevelingen van de Commissie en zorgvuldig de duurzaamheid van de behaalde resultaten te toetsen;

83. zal overeenkomstig bijlage II, deel D van het IIA een eerste voorlopige lijst van mogelijke PP's en VA's voor de begroting 2013 aan de Commissie doen toekomen; verwacht dat de Commissie een doortimmerde analyse overlegt van de indicatieve voorstellen van het Parlement; onderstreept dat deze voorlopige lijst niet in de plaats komt van de formele indiening en goedkeuring van amendementen inzake proefprojecten en voorbereidende acties tijdens de lezing van de begroting door het Parlement;

84. herinnert eraan dat in het kader van de begroting 2012 een totaal van 70 proefprojecten en voorbereidende acties werden goedgekeurd voor een bedrag van 105,45 miljoen EUR aan VK in alle rubrieken; benadrukt dat indien de begrotingsautoriteit voor 2013 proefprojecten en voorbereidende acties zou goedkeuren op hetzelfde niveau en met een zelfde verdeling over de rubrieken, 54% van de marge onder rubriek 1a, 27% van de marge onder rubriek 3a en 37% onder rubriek 3b al zou zijn opgebruikt;

85. neemt kennis van de voorstellen van de Commissie voor vier voorbereidende acties en twee proefprojecten voor een totaal bedrag van 15,5 miljoen EUR aan VK; is voornemens de doelstellingen en de inhoud van deze voorstellen zorgvuldig te onderzoeken en de gevraagde bedragen te controleren;

Agentschappen

86. neemt kennis van het totale bedrag van 748 miljoen EUR (d.w.z. 0,5% van de totale EU-begroting) dat voor de gedecentraliseerde agentschappen wordt uitgetrokken in de ontwerpbegroting 2013, hetgeen resulteert in een stijging van de totale bijdrage van de EU (met inbegrip van bestemmingsontvangsten) ten opzichte van de begroting 2012 van 24 miljoen EUR, of +3,2%; is zich ervan bewust dat deze stijging voornamelijk afkomstig is van de acht opstartende agentschappen, waarvoor voldoende middelen beschikbaar moeten zijn, en van de zeven agentschappen die een ruimer takenpakket hebben gekregen, zodat zij niet in hun werking worden belemmerd; merkt op dat de bijdrage van de EU aan de agentschappen die op kruissnelheid zijn gekomen, daalt in nominale termen ofschoon er een verhoging is van het personeelsbestand met 1,2%; merkt op dat de agentschappen nu in het totaal 5 115 posten in hun personeelsformatie hebben, d.w.z. een stijging met 257 posten die vooral gaan naar agentschappen met nieuwe taken of agentschappen in hun opstartfase;

87. merkt op dat de Commissie voor de eerste keer gekort heeft op de begrotingsaanvragen van bijna alle agentschappen, die toch in overeenstemming waren met de totale bedragen in de financiële programmering; dit houdt ook de agentschappen in die tot de prioriteiten van het Parlement behoren, en omvat een totaalbedrag van ongeveer 44 miljoen EUR; herinnert eraan dat een grondige analyse van de methode, de beweegreden en de mogelijke gevolgen van dergelijke besparingen nodig is met betrekking tot een aantal resoluties, waarvan de meest recente de kwijtingsresolutie voor 2010 betreft, waarin wordt benadrukt dat de huidige herbeoordeling van de agentschappen door de IWG zou moeten leiden tot structurele verbeteringen in zowel de impact en kostenefficiëntie van de agentschappen, onder meer door vast te stellen waar sprake is van dubbel werk en overlappende activiteiten tussen de bestaande agentschappen; benadrukt nogmaals dat de begrotingstoewijzingen voor EU-agentschappen beslist niet uitsluitend uit administratieve uitgaven bestaan, maar een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen van Europa 2020 en de doelstellingen van de EU in het algemeen, terwijl naar besparingen op nationaal niveau wordt gestreefd, zoals vastgesteld door de wetgevingsautoriteit;

88. is van mening dat onderstaande kwesties van bijzonder belang zijn voor de trialoog die op 9 juli 2012 zal plaatsvinden:

- ondersteuning van groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid, met name voor kmo's en jongeren, in de begroting 2013,

- toereikend niveau van betalingskredieten om de toenemende behoeften van lopende projecten, met name in de rubrieken 1a, 1b en 2, aan het einde van de programmeringsperiode te dekken,

- het probleem van openstaande verplichtingen (RAL),

- een gewijzigde begroting voor 2012 ter dekking van vroegere en huidige betalingsbehoeften en ter voorkoming van het verschuiven van betalingen van 2012 naar 2013, zoals dit jaar het geval was,

- een toereikend niveau van vastleggingskredieten - meer Europa in tijden van crisis,

- een interinstitutionele vergaderingen over betalingen,

- financiering van ITER op de begroting 2013,

- het verschil tussen de financiële programmering en OB 2013 voor wat betreft rubriek 4;

-o0o-

89. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.

BIJLAGE: BEGROTINGSTRIALOOG VAN 26 MAART - ONTWERPCONCLUSIES: "Data voor de begrotingsprocedure en regels voor de werking van het bemiddelingscomité in 2012"

BEGROTINGSTRIALOOG

26 maart 2012

ONTWERPCONCLUSIES

Data voor de begrotingsprocedure en regels voor de werking van het bemiddelingscomité in 2012

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie herinneren eraan dat in hun gezamenlijke verklaring van 30 november 2009 betreffende overgangsmaatregelen, waarin een tijdschema voor de begrotingsprocedure voor 2010 is opgenomen, bepaald is dat voor begrotingsprocedures in daaropvolgende jaren een soortgelijk tijdschema moet worden aangehouden, tenzij anders wordt overeengekomen. Het tijdschema voor de begrotingsprocedure voor 2013 moet derhalve worden aangepast.

A.     In dit verband zijn voor 2012 de volgende belangrijke data vastgesteld:

1.      Op 9 juli wordt in de ochtend, voorafgaand aan de vaststelling van het standpunt van de Raad, een trialoogvergadering belegd.

2.      De Raad voltooit zijn lezing uiterlijk in week 30 (eind juli);

3.      De Begrotingscommissie van het Europees Parlement neemt uiterlijk aan het eind van week 41 (begin oktober) amendementen op het standpunt van de Raad aan;

4.      Op 17 oktober wordt na de middag, voorafgaand aan de lezing door het Europees Parlement, een trialoogvergadering belegd;

5.      Het Europees Parlement stelt in week 43 in plenaire vergadering zijn lezing vast;

6.      De bemiddelingsperiode start op 24 oktober; Indien nodig duurt de bemiddeling, overeenkomstig artikel 314, punt 4, onder c), van het VWEU, tot en met 13 november 2012;

7.      Het bemiddelingscomité vergadert op 26 oktober, na de middag, in het Europees Parlement, en op 9 november in het Raadsgebouw; de bijeenkomsten van het bemiddelingscomité worden voorbereid tijdens trialogen op 31 oktober ('s ochtends) en 7 november ('s ochtends); tijdens de bemiddelingsperiode van 21 dagen kunnen nog verdere trialoogvergaderingen worden belegd.

B.     Zij onderschrijven de regels voor de werking van het bemiddelingcomité in de bijlage.

BIJLAGE

Regels voor de werking van het bemiddelingscomité in 2012

1.      Indien het Europees Parlement amendementen aanneemt op het standpunt van de Raad, neemt de voorzitter van de Raad tijdens dezelfde plenaire vergadering nota van de verschillende opvattingen van beide instellingen en stemt hij ermee in dat de voorzitter van het Europees Parlement onverwijld het bemiddelingscomité bijeenroept. De brief waarbij het bemiddelingscomité wordt bijeengeroepen, wordt verzonden op dezelfde dag dat de plenaire stemming heeft plaatsgevonden; de bemiddelingsperiode begint de daaropvolgende dag. De periode van 21 dagen wordt berekend overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden.

2.      Mocht de Raad niet met alle door het Europees Parlement aangenomen amendementen kunnen instemmen, dan bevestigt hij dit in een brief die wordt verzonden vóór de datum waarop de eerste onder punt A.7 bedoelde vergadering van het bemiddelingscomité is gepland. In dat geval gaat het bemiddelingscomité volgens de in de onderstaande alinea's vastgestelde procedure te werk.

3.      Het bemiddelingscomité krijgt een gemeenschappelijk dossier (de basisdocumentatie) ter beschikking, waarin de verschillende fasen van de begrotingsprocedure worden vergeleken[1]. Het bevat bedragen per begrotingsonderdeel[2], totaalbedragen per rubriek van het financiële kader en een vergelijkend document waarin zowel bedragen als toelichtingen, met wijzigingen per begrotingsonderdeel, zijn opgenomen voor alle begrotingsonderdelen die in technische zin nog niet als afgesloten worden beschouwd. Deze documenten worden ingedeeld volgens de begrotingsnomenclatuur.

Er worden ook andere documenten toegevoegd aan de basisdocumentatie ten behoeve van het bemiddelingscomité[3].

4.      Met het oog op een akkoord aan het einde van de bemiddelingsperiode worden in de trialoogvergaderingen de volgende aspecten behandeld:

o afbakening van het terrein voor de onderhandelingen over de te bespreken begrotingsvraagstukken;

o bespreking van de onder het eerste streepje geselecteerde openstaande vraagstukken met het oog op akkoorden die door het bemiddelingscomité moeten worden goedgekeurd;

o behandeling van thematische vraagstukken, onder meer per rubriek van het meerjarig financieel kader.

Tijdens of onmiddellijk na iedere trialoog worden de voorlopige conclusies en de agenda voor de volgende vergadering opgesteld. De instelling waar de trialoogvergadering plaatsvindt zal de definitieve versie van deze conclusies opstellen, die na 24 uur worden geacht voorlopig te zijn goedgekeurd, onverminderd het definitieve besluit van het bemiddelingscomité.

5.      De conclusies van de trialogen, alsook een document met de begrotingsonderdelen waarover tijdens de trialogen voorlopige overeenstemming is bereikt, zullen tijdens de bijeenkomsten van het bemiddelingscomité ter beschikking worden gesteld met het oog op mogelijke bekrachtiging.

6.      Het in artikel 314, punt 5, van het VWEU bedoelde gemeenschappelijk ontwerp wordt opgesteld door de secretariaten van het Europees Parlement en de Raad, met steun van de Commissie. Het ontwerp bestaat uit een begeleidende brief aan de voorzitters van het Europees Parlement en de Raad, waarin staat vermeld op welke datum het bemiddelingscomité een akkoord heeft bereikt, en uit bijlagen die de volgende gegevens bevatten:

o bedragen per begrotingsonderdeel voor alle begrotingsposten[4] en samenvattende cijfers per rubriek van het financiële kader,

o een geconsolideerd document, met bedragen en de definitieve tekst van overeengekomen wijzigingen in de ontwerpbegroting[5] of in het standpunt van de Raad.

Het bemiddelingscomité kan tevens zijn goedkeuring hechten aan mogelijke gezamenlijke verklaringen met betrekking tot de begroting voor 2013.

7.      Het gemeenschappelijk ontwerp wordt vertaald in alle talen (door de diensten van het Europees Parlement), en binnen een termijn van veertien dagen te rekenen vanaf de dag volgend op de dag waarop een akkoord is bereikt over het conform punt 6 opgestelde gemeenschappelijk ontwerp, ter goedkeuring voorgelegd aan de twee takken van de begrotingsautoriteit.

Nadat het gemeenschappelijk ontwerp is goedgekeurd, wordt de begroting juridisch en taalkundig bijgewerkt, waarbij de bijlagen van het gemeenschappelijk ontwerp worden samengevoegd met de begrotingsonderdelen die tijdens de bemiddelingsprocedure niet zijn gewijzigd.

8.      De instelling waar de trialoog of de bijeenkomst van het bemiddelingscomité plaatsvindt, stelt vertolkingsfaciliteiten ter beschikking voor alle talen van de talenregeling zoals die geldt voor de vergaderingen van het bemiddelingscomité, alsmede vertolking op ad-hocbasis voor de trialogen.

De productie en de distributie van de vergaderdocumenten worden verzorgd door de instelling waar de vergadering plaatsvindt.

De diensten van de drie instellingen werken samen bij het coderen van de resultaten van de onderhandelingen ten behoeve van de opstelling van het gemeenschappelijk ontwerp.

  • [1]  Deze fasen omvatten: begroting 2012 (met inbegrip van gewijzigde begrotingen); de oorspronkelijke ontwerpbegroting; het standpunt van de Raad met betrekking tot de ontwerpbegroting; de amendementen van het Europees Parlement op het standpunt van de Raad alsmede de door de Commissie ingediende nota's van wijzigingen . Om vergelijking mogelijk te maken bevat de oorspronkelijke ontwerpbegroting enkel de nota's van wijzigingen die zowel tijdens de lezing van de Raad als tijdens de lezing van het Europees Parlement in behandeling zijn genomen.
  • [2]  Begrotingsonderdelen die in technische zin als afgesloten worden beschouwd, worden in de basisdocumentatie gemerkt. Een in technische zin afgesloten begrotingsonderdeel is een onderdeel waarover geen verschil van mening bestaat tussen het Europees Parlement en de Raad en waarvoor geen nota van wijzigingen is ingediend , zonder vooruit te lopen op de uiteindelijke beslissing van het bemiddelingscomité.
  • [3]  Waaronder een uitvoerbaarheidsnota van de Commissie over het standpunt van de Raad en de amendementen van het Europees Parlement; een nota van wijzigingen voor landbouw (en mogelijkerwijs andere gebieden); eventueel de door de Commissie opgestelde Budget Forecast Alert Note (begrotingswaarschuwingsnota van het najaar); en eventuele nota's van andere instellingen over het standpunt van de Raad en de amendementen van het Europees Parlement.
  • [4]     Begrotingsonderdelen die ten opzichte van de ontwerpbegroting of van het standpunt van de Raad niet zijn gewijzigd, worden gemerkt.
  • [5]     Met inbegrip van nota's van wijzigingen die zowel tijdens de lezing van de Raad als tijdens de lezing van het Europees Parlement in behandeling zijn genomen.

ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (24.5.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Anneli Jäätteenmäki

SUGGESTIES

De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst er nogmaals op dat de EU-begroting voldoende middelen moet bevatten om de EU in staat te kunnen stellen een actieve rol op het wereldtoneel te spelen, in het bijzonder in de context van de uitbreiding van taken die de Unie op het gebied van extern optreden zijn toevertrouwd; herinnert eraan dat in een tijd waarin streng bezuinigd wordt in de nationale begrotingen van alle lidstaten, de begrotingsprocedure 2013 onderdeel moet zijn van de algemene inspanning naar beheersing van de overheidsuitgaven en het streven naar synergieën; is van mening dat de EU zich, om een voorbeeld te stellen en solidariteit te betuigen, op een vergelijkbare manier moet inzetten voor verlaging of beheersing van de financiering van programma's die geen Europese toegevoegde waarde bijdragen; is van mening dat er mogelijkheden zijn om een efficiënter gebruik te maken van de beschikbare middelen, en dat er in rubriek 4 gerichte besnoeiingen op uitgaven kunnen worden uitgevoerd indien deze inefficiënt of ineffectief blijken, of niet in overeenstemming met de politieke prioriteiten; wijst er echter op dat besparingen echter niet de verbintenissen van de EU en haar capaciteit om mondiale uitdagingen op te pakken in gevaar mogen brengen;

2.  heeft in dit verband begrip voor het voorstel van de Commissie om programma's die niet op een bevredigende manier zijn uitgevoerd terug te schroeven, maar is bezorgd over het gebrek aan uitleg over de aanzienlijke inperking van bepaalde programma's en over het voorstel om de marge onder rubriek 4, in verhouding tot de financiële programmering, te verhogen om het komende begrotingsoverleg te vergemakkelijken, hetgeen kan leiden tot gewijzigde begrotingen gedurende het begrotingsjaar en niet als een goede begrotingspraktijk kan worden beschouwd; is van mening dat alle betrokken partijen, met het oog op de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer, de reële financiële behoeften van het extern optreden van de Unie moeten erkennen, en wijst nogmaals op zijn punten van zorg in dit opzicht, zoals het reeds heeft verwoord in paragraaf 17 van zijn resolutie over de algemene richtsnoeren voor de begroting 2013[1]; wijst er nogmaals op dat de financiering van het extern optreden van de EU en de lidstaten beter gecoördineerd moet worden en coherenter, transparanter en meer zichtbaar moet zijn, om overlapping te vermijden;

3.  neemt kennis van het voorstel om de kredieten in het kader van het Europese nabuurschapsinstrument te verhogen om zo in te spelen op de behoeften van landen die worden geconfronteerd met grote politieke en economische veranderingen; verheugt zich over de aandacht voor het Oostelijk Partnerschap, en spreekt nogmaals zijn steun uit voor de landen die de zuidelijke component van dit partnerschap vormen, aangezien zij geconfronteerd worden met historische uitdagingen, in de nasleep van de Arabische lente; acht de rapportage van de Commissie over het "meer voor meer"-beginsel onvoldoende, en verzoekt haar duidelijke criteria te ontwikkelen over de uitvoering van dit beginsel;

4.  benadrukt dat dankzij de sterke inzet van het Parlement de jaarlijkse bijdrage van de EU aan de Palestijnse autoriteit, de UNRWA en het vredesproces in het Midden-Oosten de afgelopen jaren ten minste 300 miljoen euro bedraagt en herinnert eraan dat de begrotingsautoriteit in de loop van het begrotingsoverleg heeft ingestemd met een toewijzing van 200 miljoen euro voor 2012, op voorwaarde van een verdere verhoging met 100 miljoen euro voor het begrotingsjaar 2011, afkomstig van niet-gebruikte kredieten; dringt erop aan dat de EU zich reeds bij het begin van het begrotingsjaar vastlegt op een financiering die overeenstemt met de feitelijke behoeften, om te verzekeren dat de EU duurzame vredesopbouw effectief kan steunen; dringt erop aan dat er strikte financiële controles worden opgelegd en dat een uitgebreide specificatie en evaluatie van de uitgaven wordt voorgelegd aan het Europees Parlement;

5.  herinnert eraan dat het belangrijk is voor de EU om het beleid inzake de Arctische en Noordelijke dimensie, het beleid voor het hoge noorden en haar betrekkingen met Latijns-Amerika en de BRIC-landen te bevorderen; zegt opnieuw zijn steun toe aan alle bestaande mechanismen voor de versterking van deze samenwerking; wijst erop hoe belangrijke het is de potentiële mogelijkheden van nieuwer technologieën op alle beleidsterreinen te integreren en de mogelijke bedreigingen van deze technologieën tegen te gaan;

6.  benadrukt dat verdere inspanningen moeten worden geleverd om zinnige en gebruiksvriendelijke informatie, met name on-line, te verstrekken over de programma's en acties van de Unie om de effectiviteit en de zichtbaarheid van de EU-steun te vergroten; is van mening dat de Commissie moet beginnen met jaarlijkse verslagen waarin informatie wordt geconsolideerd over alle externe financiering in brede zin (dat wil zeggen alle financiering voor externe doelen of die nu wel of niet onder rubriek IV vallen) en waarin de uitgaven worden gespecificeerd, onder meer naar begunstigd land, algemeen toepassingsgebied van de gelden, gebruik van financiële instrumenten, vastleggingen en betalingen en het deelnamepercentage van de partner;

7.  uit opnieuw zijn zorgen over de parlementaire behandeling en transparantie van de GBVB-begroting; is er vast van overtuigd dat een duidelijke opsplitsing moet worden gemaakt van alle onderdelen die gefinancierd worden uit de GBVB-begroting, met inbegrip van elke EVDB-operatie, elke speciale vertegenwoordigers van de EU en elk ander ondersteunend beleid, vanuit de overtuiging dat dit geen afbreuk zal doen aan de flexibiliteit en responssnelheid die het GBVB nodig heeft; verzoekt de Commissie onverwijld de beweegreden te geven waarom zij kredieten uit de GBVB-begroting, en niet de begroting van de Europese Dienst voor extern optreden, heeft gebruikt voor het financieren van de uitgaven voor de speciale vertegenwoordigers van de EU; is ervan overtuigd dat elke korting van de kredieten voor GBVB-missies slechts na een zorgvuldige effectbeoordeling van deze korting mag worden doorgevoerd;

8.  verheugt zich over de substantiële bezuinigingen op de uitgaven die door de Europese Dienst voor extern optreden in 2012 zijn gerealiseerd en over de voortzetting van deze ontwikkeling in 2013 zoals geraamd in de begroting; is in dit verband van mening dat een uitgavenstijging die verhoudingsgewijs hoger ligt dan de stijging die door de andere instellingen wordt voorzien, weliswaar kan worden verklaard doordat de dienst moet worden opgezet, maar dat er toch vragen zijn ten aanzien het grote aantal dure managementposten in hoge rangen; verzoekt de EDEO daarom om aanvullende informatie, in the bijzonder over de aanzienlijke stijging (+9,2%) van AD 14-posten in de ontwerpbegroting; dringt eveneens aan op verdere informatie over de grote stijgingen van de voorgestelde kredieten voor veiligheid en bewaking van gebouwen (+57,2%);

9.  is ervan overtuigd dat preventie en bemiddeling onder meer de meest kostefficiënte middelen zijn om met conflicten om te gaan daar zo wordt voorkomen dat deze escaleren in geweld; is derhalve ingenomen met het voorstel om een begrotingslijn te introduceren met een bedrag van 500 000 euro voor diensten inzake conflictpreventie en bemiddeling in de EDEO-begroting, na de geslaagde afronding aan het eind van dit jaar van een voorbereidende actie die is voorgesteld door het Europees Parlement.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

24.5.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

55

5

5

Bij de eindstemming aanwezige leden

Pino Arlacchi, Bastiaan Belder, Franziska Katharina Brantner, Frieda Brepoels, Elmar Brok, Jerzy Buzek, Arnaud Danjean, Michael Gahler, Marietta Giannakou, Ana Gomes, Andrzej Grzyb, Richard Howitt, Anna Ibrisagic, Liisa Jaakonsaari, Anneli Jäätteenmäki, Jelko Kacin, Ioannis Kasoulides, Tunne Kelam, Nicole Kiil-Nielsen, Maria Eleni Koppa, Andrey Kovatchev, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Eduard Kukan, Alexander Graf Lambsdorff, Vytautas Landsbergis, Krzysztof Lisek, Sabine Lösing, Ulrike Lunacek, Barry Madlener, Mario Mauro, Kyriakos Mavronikolas, Willy Meyer, Francisco José Millán Mon, María Muñiz De Urquiza, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Raimon Obiols, Pier Antonio Panzeri, Ioan Mircea Paşcu, Alojz Peterle, Bernd Posselt, Cristian Dan Preda, Fiorello Provera, Libor Rouček, Tokia Saïfi, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Nikolaos Salavrakos, György Schöpflin, Adrian Severin, Marek Siwiec, Charles Tannock, Geoffrey Van Orden, Sir Graham Watson, Boris Zala

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Nikolaos Chountis, Véronique De Keyser, Diogo Feio, Kinga Gál, Elisabeth Jeggle, Barbara Lochbihler, Norbert Neuser, Jacek Protasiewicz, Marietje Schaake, Alf Svensson, Ivo Vajgl

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Leonidas Donskis

  • [1]  P7_TA-PROV(2012)0077, Resolutie van 14 maart 2012 over algemene richtsnoeren voor de begroting 2013 - Afdeling III - Commissie.

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (5.6.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Gay Mitchell

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  waarschuwt de Commissie en de lidstaten dat zij, wanneer er geen extra geld voor ontwikkelingshulp wordt verstrekt, hun internationale verplichtingen met betrekking tot de millenniumontwikkelingsdoelen (MDG) waarschijnlijk niet kunnen nakomen en de collectieve EU-verbintenis om 0,7% ODA/BNI in 2015 te bereiken bij lange na niet zullen halen, en dat de meeste lidstaten hun individuele ODA/BNI-verbintenissen in hetzelfde jaar niet bereiken;

2.  betreurt het dat de totale vastleggingskredieten in het kader van het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) volgens de voorstellen van de Commissie in de ontwerpbegroting voor 2013 met minder dan het geschatte inflatiepercentage worden verhoogd en dat de voorgestelde betalingskredieten voor het DCI onder het niveau van 2012 blijven;

3.  onderstreept dat de EU en de lidstaten hun partnerschap met de ontwikkelingslanden die steun uit het DCI ontvangen serieus moeten nemen, en dat voorspelbaarheid op de lange termijn een essentieel onderdeel is van dit partnerschap; benadrukt dat de armste en meest kwetsbare bevolkingsgroepen van de landen die steun uit het DCI ontvangen niet alle gevolgen te dragen mogen krijgen van de aanzienlijke verhogingen van de gelden voor het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, in reactie op de Arabische lente; herinnert aan de verplichting die is aangegaan in het kader van de Agenda voor Verandering om de EU-programma's die nog aan de gang zijn in landen met een gemiddeld inkomen geleidelijk af te bouwen met ingang van het volgende meerjarige financieel kader (2014-2020);

4.  betreurt in het bijzonder de omvangrijke besnoeiingen op de geografische DCI-programma's in Azië, Centraal-Azië, Irak, Iran en Jemen; is van mening dat deze programma's, gezien de moeite die het kost om de beoogde resultaten op het gebied van armoedereductie en democratie en mensenrechten te halen, meer aandacht en financiële steun verdienen in plaats van minder;

5.  steunt de aanzienlijke verhoging van kredieten voor het thematische DCI-programma inzake milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen; begrijpt dat de Commissie naar extra steun streeft voor de bevordering van duurzame energie voor ontwikkelingslanden in de aanloop naar de VN-conferentie Rio+20 in 2012 en voor de financiering van het onlangs aangekondigde EU-initiatief "Energising Development", dat een aanpak beoogt van de ongelijkheid op energiegebeid in de ontwikkelingslanden; wijst er echter nogmaals op dat financiering van klimaatmaatregelen toegevoegd moet worden aan de reeds geprogrammeerde ontwikkelingsgelden en dat geld voor de belangrijkste MDG-sectoren zoals basisonderwijs en gezondheid niet mag worden besteed aan klimaatacties; verwelkomt de voorgestelde verhoging voor de begrotingslijn voor "Investeren in mensen" en herinnert de Commissie aan de bestaande EU-benchmarks en de verplichtingen die sinds het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) van 2005 zijn aangegaan om ten minste 20% van het DCI te bestemmen voor gezondheid en basisonderwijs, met bijzondere aandacht voor de voortgang die is geboekt in de richting van de MDO's die het minst op koers liggen;

6.  verzoekt de Commissie te zorgen voor een beter gecontroleerde en coherente benadering van de financiering van de bestrijding van de klimaatverandering door middel van steun aan alternatieve energie, om te vermijden dat de EU indirect acties subsidieert die aanleiding geven tot prijsverstoringen en speculatie in verband met grondstoffen voor voeding of landroof in de hand werken;

7.  dringt erop aan dat de Commissie financiële steun verleent aan gerichte maatregelen van ontwikkelingssamenwerking om het almaar toenemende verschijnsel van landroof te voorkomen en te bestrijden, en werk maakt van een gedragscode op EU- en internationaal niveau;

8.  dringt er bij de Commissie op aan significante middelen te bestemmen voor verbetering van de toegang tot billijke zorg- en pensioenregelingen, gebaseerd op onderlinge en non-profit verzekeringssystemen volgens modellen van een sociale economie; spoort de Commissie aan partnerlanden te steunen bij de invoering van brede verzekeringsstelsels, die ook dekking bieden aan de armste en meest kwetsbare bevolkingsgroepen, onder meer door ondersteuning van de microfinanciële dienstverlening; is ervan overtuigd dat dergelijke stelsels, mits goed opgezet, niet alleen de mensen uit de armoede kunnen halen en de weerbaarheid van de meest kwetsbare groepen vergroten door bescherming van hun bezit, maar ook een grotere maatschappelijke cohesie en meer inclusieve groei kunnen bevorderen;

9.  dringt erop aan dat de Commissie ervoor zorgt dat de steun doeltreffend is en een direct effect heeft op het uitroeien van de armoede, menselijke ontwikkeling en de sociale cohesie; verzoekt de Commissie als onderdeel van de maatregelen voor capaciteitsopbouw van niet-overheidsactoren, regelingen in te voeren voor de financiering van kleinschalige projecten, waarbij ook particuliere actoren, zoals kmo's, coöperatieve bedrijven en plaatselijke organisaties worden betrokken;

10. dringt erop aan dat de Europese Consensus over Ontwikkeling de leidraad blijft voor de EU-beleid van bijstand en ontwikkelingshulp, in het bijzonder wat gezondheid en onderwijs betreft; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking een relevant en doeltreffend middel blijft voor de tenuitvoerlegging van de Europese Consensus over Ontwikkeling, in het bijzonder op het gebied van de ondersteuning en de integratie van gezondheidszorg, onderwijs en relevante horizontale thema's zoals gendergelijkheid en hiv/aids;

11. acht het belangrijk dat wordt gezorgd voor een duurzaam financieringsniveau voor de begrotingslijnen voor humanitaire hulp en de reserve voor noodhulp; dringt er op aan dat, gezien de forse toename van de frequentie, de ernst en de omvang van de humanitaire crisissen en de natuurrampen gedurende de jongste jaren, de EU klaar moet zijn om snel financiële middelen vrij te maken om op deze crisissen buiten de EU in te spelen;

12. uit zijn bezorgdheid over de voorgestelde besnoeiingen in de administratieve uitgaven, onder meer voor technische bijstand, evaluaties en controles, zowel op het hoofdkwartier als in de EU-delegaties in derde landen, aangezien deze activiteiten van cruciaal belang zijn voor het in stand houden van de strengste evaluatie- en controlenormen; maakt zich, gezien het feit dat de Commissie in 2011 aangedrongen heeft op 18 extra voltijdse personeelsleden voor 2012 om degelijk financieel beheer van de talrijke kleine leningen uit hoofde van het DCI[1] te waarborgen, zorgen over de voorgestelde aanzienlijke herschikking van DCI-personeel naar activiteiten van het ENPI, en wijst op de mogelijke risico's voor de kwaliteit van het financieel beheer van het DCI als gevolg van deze afzwakking van het personeelsbestand.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

4.6.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

25

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Thijs Berman, Ricardo Cortés Lastra, Corina Creţu, Véronique De Keyser, Nirj Deva, Leonidas Donskis, Charles Goerens, Eva Joly, Filip Kaczmarek, Gay Mitchell, Norbert Neuser, Birgit Schnieber-Jastram, Michèle Striffler, Alf Svensson, Keith Taylor, Ivo Vajgl, Iva Zanicchi

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Emer Costello, Enrique Guerrero Salom, Fiona Hall, Edvard Kožušník, Judith Sargentini, Horst Schnellhardt, Patrizia Toia

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Marisa Matias

  • [1]  Ontwerp van algemene begroting van de Europese Commissie voor het begrotingsjaar 2012 - Werkdocument deel II - Personeel Commissie, COM(2011)300, mei 2011, blz. 87

ADVIES van de Commissie internationale handel (30.5.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Peter Šťastný

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt dat in de begroting van de Unie rekening moet worden gehouden met de prioriteiten zoals geformuleerd voor het gemeenschappelijk handelsbeleid in het kader van de EU 2020-strategie, alsmede met haar strategische belangen op lange termijn, en wijst in dit verband op de conclusies in het document "Global Trends 2030" opgesteld door het European Strategy Policy Analysis System (ESPAS); brengt in herinnering dat het nodig is de financiering te regelen voor de herziening van de strategie van het EU-handelsbeleid in 2013;

2.  brengt in herinnering de hernieuwde toezeggingen van de EU om de internationalisering en concurrentiekracht van het midden- en kleinbedrijf (MKB) te bevorderen; erkent dat het nodig is om de doelmatigheid van bestaande instrumenten op dit gebied te verbeteren en is van mening dat het aantal EU-centra voor het MKB verder uitgebreid moet worden om nieuwe, prioritaire markten te bestrijken; steunt de financiering voor bedrijfsbeurzen voor mkb-bedrijven om ze te helpen bij het leggen van eerste zakelijke contacten en het vinden van partners, zoals klanten, tussenpersonen en leveranciers op derde markten, alsmede bij het verwezenlijken of versterken van hun aanwezigheid op die markten;

3.  benadrukt het belang om adequate technische ondersteuning en assistentie beschikbaar te stellen aan de oostelijke en zuidelijke buurlanden van Europa, met volledige inachtneming van het beginsel "meer voor meer", met name in het kader van onderhandelingen over vergaande en omvattende vrijhandelsovereenkomsten die van grote invloed zijn op hun wet- en regelgeving;

4.   steunt de verlenging tot 2013 van de voorbereidende actie "Euromed innoverende ondernemers voor verandering", die vorig jaar is goedgekeurd en momenteel wordt uitgevoerd; deze voorbereidende actie dient ter versterking van netwerken voor innovatie en investeringen van jonge ondernemingen uit de Unie en vier geassocieerde landen in het Middellandse Zeegebied, te weten Egypte, Libanon, Tunesië en Marokko; is van mening dat het leggen van dergelijke contacten van wezenlijk belang is voor de economische en politieke vooruitzichten in deze landen en in overeenstemming is met het standpunt van het Parlement zoals weergegeven in het verslag "Handel voor verandering: handels- en investeringsbeleid van de EU voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied in aansluiting op de Arabische lente";

5.  is van mening dat voldoende middelen ter beschikking moeten worden gesteld om ten volle profijt te trekken van bestaande dialogen op hoog niveau met de VS, China, Japan en Rusland en om strategische partnerschappen op te bouwen met opkomende, snelgroeiende handelsmachten zoals Brazilië en India;

6.  wijst erop dat de verantwoordelijkheid van de EU voor de verbetering van de op integratie gerichte handel en de bevordering van de internationale economische samenwerking tot uitdrukking moet komen in de begrotingen van programma's zoals Hulp voor Handel, het instrument voor geïndustrialiseerde landen (ICI) en het instrument inzake macrofinanciële bijstand (MFB);

7.   wijst erop dat regelingen voor eerlijke en ethische handel en met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht, zoals de "Fair Trade"-regeling, ook de positie van kleine producenten ten opzichte van grote ondernemingen op de wereldwijde markt beschermen; roept de Unie daarom op om de bestaande regelingen verder te ontwikkelen, om daarmee een positief signaal af te geven voor de ondersteuning van eerlijke handel;

8.  verzoekt publieke communicatiecampagnes op te zetten om ervoor te zorgen dat Europese burgers goed geïnformeerd zijn over het handelsbeleid van de Unie; benadrukt de behoefte - met name in crisistijd - om passende financiering te waarborgen voor beleidsmaatregelen van de Unie op het gebied van interne structurele aanpassingen;

9.   benadrukt dat de opname van het project voor een coördinatieplatform ter ondersteuning van de internationalisatie van bedrijven in de Unie in het kader van ICI+ vereist dat de financiering de komende jaren op consistente wijze wordt verhoogd;

10. herinnert eraan dat gezorgd moet worden voor voldoende financiering om de Unie in staat te stellen te voldoen aan haar verplichtingen inzake juridische en taalkundige controle en vertaling in het kader van de ondertekening van handelsovereenkomsten, om een zo spoedig mogelijke parafering, ondertekening en uitvoering van die overeenkomsten te waarborgen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.5.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

21

5

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

William (The Earl of) Dartmouth, Laima Liucija Andrikienė, Maria Badia i Cutchet, Daniel Caspary, María Auxiliadora Correa Zamora, Christofer Fjellner, Yannick Jadot, Metin Kazak, Franziska Keller, Vital Moreira, Niccolò Rinaldi, Helmut Scholz, Robert Sturdy, Gianluca Susta, Iuliu Winkler, Jan Zahradil, Paweł Zalewski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Josefa Andrés Barea, George Sabin Cutaş, Silvana Koch-Mehrin, Elisabeth Köstinger, Emma McClarkin, Miloslav Ransdorf, Tokia Saïfi, Jarosław Leszek Wałęsa, Pablo Zalba Bidegain

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Zuzana Roithová

ADVIES van de Commissie begrotingscontrole (31.5.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Christofer Fjellner

SUGGESTIES

De Commissie begrotingscontrole verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat Europa geconfronteerd wordt met een ernstige economische, financiële en budgettaire crisis, en dat alle mogelijke maatregelen moeten worden genomen om de EU-begroting, met het oog op economisch herstel, zo doelmatig mogelijk uit te voeren;

B.  overwegende dat in de huidige moeilijke situatie een van de grootste uitdagingen het bewerkstelligen van groei en het scheppen van banen is, met name in het midden- en kleinbedrijf (MKB) en voor jongeren;

C. betreurt dat het Parlement van de lidstaten nooit jaarlijkse overzichten heeft ontvangen zoals bedoeld in punt 44 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1); verwacht dat de Commissie de jaarlijkse overzichten vanaf 2007 officieel aan het Parlement doet toekomen;

D. overwegende dat de inning van btw en douanerechten rechtstreeks invloed heeft op de economieën van de lidstaten en de begroting van de EU;

1.  brengt in herinnering dat niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen ongebruikte vastleggingskredieten zijn en dat zij hoofdzakelijk voortvloeien uit meerjarenprogramma's (bijv. cohesie) waarbij de vastleggingen worden gedaan in de eerste jaren van de programmeringsperiode, terwijl de bijbehorende betalingen geleidelijk en gedurende de gehele programmeringsperiode plaatsvinden;

2.  merkt op dat als gevolg van de economische crisis, een hoog niveau van niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen kan duiden op moeilijkheden waar de lidstaten tegenaan lopen bij de absorptie van de vastgelegde bedragen;

3.  wijst erop dat de Rekenkamer in 2010 heeft geconstateerd dat deze niet-afgewikkelde vastleggingen met bijna 10% zijn toegenomen tot 194 miljard euro, hetgeen overeenkomt met de uitgaven van bijna drie jaar, uitgaande van het huidige uitgavenpatroon (jaarverslag 2010, punt 1.43);

4.  is van mening dat de kwestie van niet-afgewikkelde vastleggingen grondig moet worden aangepakt in het kader van de begroting voor 2013 en in de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader om ervoor te zorgen dat de begroting zo doelmatig en doeltreffend mogelijk wordt uitgevoerd;

5.  merkt op dat verschillende typen inkomsten verschillende averechtse effecten hebben en roept de Commissie op de alternatieve opbrengsten van de inning van ontvangsten voor de verschillende inkomstenbronnen nader te bekijken.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.5.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

2

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Jean-Pierre Audy, Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Andrea Češková, Tamás Deutsch, Martin Ehrenhauser, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, Cătălin Sorin Ivan, Iliana Ivanova, Jan Mulder, Eva Ortiz Vilella, Crescenzio Rivellini, Paul Rübig, Petri Sarvamaa, Theodoros Skylakakis, Bart Staes, Michael Theurer

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Zuzana Brzobohatá, Jorgo Chatzimarkakis, Derk Jan Eppink, Véronique Mathieu

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Joachim Zeller

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (1.6.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Philippe Boulland

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt dat de begroting 2013 de doelstellingen van de Europa 2020-strategie moet ondersteunen en verzoekt om een ambitieuze financiering van de vlaggenschipinitiatieven "Jeugd in beweging", "Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen", "Europees platform tegen armoede" en "Innovatie-Unie"; verlangt dat vooral de nadruk wordt gelegd op banengroei door middel van de oprichting en consolidatie van nieuwe bedrijven en op de centrale rol die deze spelen in de verwezenlijking van de arbeidsparticipatiedoelstelling van 75% tegen 2020;

2.  benadrukt dat de strijd tegen de jeugdwerkloosheid, met name bij jongeren uit sociaal zwakkere groepen, financiële middelen behoeft, en dat een dynamisch, innovatiebevorderend en ondernemersvriendelijk klimaat nodig is om opnieuw kwalitatieve banen te creëren; verzoekt de Commissie duidelijk aan te geven welke bedragen zij hiervoor beoogt te reserveren; herinnert eraan dat een passende financiering moet worden gevonden voor alle instrumenten die gericht zijn op de groei van de werkgelegenheid;

3.  verlangt tevens financiële ondersteuning van werkgelegenheidsprogramma's voor diegenen met een slechte positie op de arbeidsmarkt, zoals langdurig werklozen, personen met een handicap en minderheden;

4.  benadrukt dat de micro-ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf in Europa veel werknemers in dienst hebben en dat de gebrekkige toegang tot financiering een van de voornaamste obstakels is om banen te creëren en in stand te houden; stelt dan ook voor om de microfinancieringsfaciliteit te versterken;

5.  is van mening dat in de begroting voor 2013 ook middelen moeten worden gereserveerd voor de concrete maatregelen die door de Commissie zijn voorgesteld met het oog op banengroei, met name door aandacht voor de vraagzijde en door aan te geven hoe de lidstaten de aanwerving van personeel kunnen stimuleren door de belasting op arbeid te verlagen – op een begrotingsneutrale manier en zonder gevolgen voor de sociale zekerheid – en meer steun te verlenen aan startende bedrijven;

6.  verzoekt de lidstaten om de niet-verleende subsidies uit het ESF en de andere structuurfondsen te besteden aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid door het midden- en kleinbedrijf (en met name micro-ondernemingen gezien het feit dat 90% van het MKB uit dit soort ondernemingen bestaat) te ondersteunen bij het scheppen van nieuwe banen en het opzetten van beroepsopleidingsprogramma's; dringt erop aan, gezien het naderende einde van het lopende meerjarig financieel kader, in de begroting 2013 rekening te houden met de verhoogde en geheroriënteerde programmering van het ESF;

7.  verzoekt de lidstaten de niet-verleende steun uit de structuurfondsen te besteden aan de verbetering van de bestaande condities voor startende ondernemers zodat hun grote potentieel om nieuwe, duurzame banen te scheppen, beter wordt benut;

8.  verzoekt om een duurzame begrotingsinspanning voor opleidingen en omscholingen, ook voor oudere werknemers die anders van de arbeidsmarkt dreigen te worden uitgesloten, in samenwerking met de sociale partners in de bedrijfstakken die te kampen hebben met een personeelstekort en daarbij rekening houdend met de EU 2020- doelstellingen en de sleutelsectoren met een hoge capaciteit voor banengroei, zoals de groene economie, gezondheidszorg en ICT, zoals vermeld in de mededeling van de Commissie getiteld "Naar een banenrijk herstel" (COM(2012)0173); dringt aan op een beter gebruik van het ESF en op een herwaardering van het EFG door zijn samenhang, duurzaamheid en complementariteit te vergroten om het besluitvormingsproces te verkorten en te vereenvoudigen;

9.  benadrukt dat de huidige herziening van de verordening tot uitvoering van de EFG moet leiden tot een verhoogde doelmatigheid, met name voor wat betreft de financiële aspecten van de inzet ervan; verzoekt de lidstaten optimaal gebruik te maken van het EFG en met name hun inspanningen te verhogen om de bekendheid van dit instrument te vergroten;

10. verzoekt om een betere informatievoorziening aan de betrokken burgers over de bestaande programma's zoals EURES, de proefprojecten "Je eerste EURES-baan" en "Maatschappelijke solidariteit voor een sociale integratie", en de microfinancieringsfaciliteit;

11. verzoekt de Commissie het Europees Parlement stelselmatig en uitgebreid te informeren over de uitvoeringsfasen van de proefprojecten;

12. benadrukt dat de Europese begroting steun moet bieden aan inspanningen ter bevordering van de voltooiing van de interne markt, het concurrentievermogen en de sociale convergentie, de ontwikkeling van een beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en het toezicht op de naleving van wettelijke sociale normen door bedrijven om het scheppen van fatsoenlijke banen te waarborgen, dat wil zeggen duurzame banen, met behoorlijke arbeidsvoorwaarden en een salaris dat toereikend is voor elementaire goederen en diensten.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.5.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

38

4

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Heinz K. Becker, Jean-Luc Bennahmias, Phil Bennion, Pervenche Berès, Vilija Blinkevičiūtė, Philippe Boulland, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Derek Roland Clark, Minodora Cliveti, Marije Cornelissen, Frédéric Daerden, Karima Delli, Sari Essayah, Thomas Händel, Marian Harkin, Nadja Hirsch, Ádám Kósa, Jean Lambert, Veronica Lope Fontagné, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Csaba Őry, Konstantinos Poupakis, Elisabeth Schroedter, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Jutta Steinruck, Inês Cristina Zuber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Tamás Deutsch, Richard Howitt, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Iliana Malinova Iotova, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Svetoslav Hristov Malinov, Ramona Nicole Mănescu, Anthea McIntyre, Ria Oomen-Ruijten, Antigoni Papadopoulou, Evelyn Regner, Csaba Sógor

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Jens Nilsson

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (1.6.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Reinhard Bütikofer

SUGGESTIES

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is van oordeel dat de EU-begroting vooral moet worden ingezet voor maatregelen en programma's die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het herstel van duurzame groei in de Unie en aan het aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen;

2.  onderstreept het belang van langetermijninvesteringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I) en van het waarborgen van een passend niveau van financiering in 2013 voor de overgang op een koolstofarme, groene economie;

3.  Is van oordeel dat er maatregelen moeten worden genomen om vrouwen in de arbeidsmarkt te integreren en het combineren van werk en privéleven mogelijk te maken;

4.  herinnert eraan dat de begroting van de Europese Unie een belangrijk instrument vormt om de solidariteit tussen de lidstaten en tussen de generaties te waarborgen, alsook om het concurrentievermogen van Europa te vergroten; is ervan overtuigd dat de EU-begroting over synergiepotentieel beschikt voor het ten uitvoer leggen van beleid dat niet door de lidstaten alleen kan worden geïmplementeerd; dringt erop aan maximaal gebruik te maken van de bestaande EU-financiering door de nadruk te leggen op Europese toegevoegde waarde, meer economische, sociale en territoriale cohesie, doeltreffende stroomlijning en hefboomeffecten;

5.  begrijpt de bezorgdheid van de Raad betreffende de economische en begrotingsproblemen op het niveau van de lidstaten ten gevolg van de wereldwijde crisis die de economische groei en de financiële stabiliteit van de lidstaten heeft aangetast en voor een verslechtering van hun schuldenpositie heeft gezorgd, maar is van oordeel dat in 2013 maatregelen ter vergroting van solidariteit en ter bevordering van duurzame groei en werkgelegenheid moeten worden genomen, teneinde tot economisch herstel te komen;

6.  onderstreept dat de Commissie en de lidstaten nieuwe, kwalitatief hoogwaardige en duurzame banen moeten creëren en faciliteren door middel van de ontwikkeling in de EU van milieuvriendelijke industrieën en efficiënt groen vervoer en efficiënte groene energie, maar ook van moderne, innovatieve diensten;

7.  wijst erop dat de jaarlijkse begroting van de EU (met de hefboomwerking die ervan uitgaat) de op herstel gerichte maatregelen van de lidstaten moet ondersteunen, en erkent de financiering versterkt, gecoördineerd en op één lijn gebracht dient te worden met de Europa 2020-strategie voor groei en banen; is van oordeel dat de plafonds onder rubriek 1a in het bestaande financieel kader te restrictief zijn om de beleidsprioriteiten van de EU te kunnen verwezenlijken; is verheugd met het voorstel voor de terbeschikkingstelling van meer middelen voor duurzame groei, in het bijzonder voor het zevende kaderprogramma en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie; onderstreept dat in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan de implementatie van de prioriteiten van de EP-begrotingen van de voorgaande jaren op de gebieden industriebeleid, onderzoek en energie;

8.  is in dit verband van oordeel dat er grotere nadruk moet worden gelegd op ontwikkelingsprojecten op de gebieden onderzoek en innovatie, teneinde de kloof te dichten tussen onderzoeksresultaten en commercialisering, hetgeen het Europees concurrentievermogen ten goede komt;

9.  verzoekt de Commissie in 2013 voor voldoende financiering te zorgen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van speciale GNSS-toepassingen en diensten;

10. wijst op de sleutelrol die toekomstige EU-vlaggenschipprogramma's zoals Horizon 2020, COSME en de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen kunnen spelen voor het herstel van de EU-economie indien hen voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld; is van oordeel dat de begroting 2013 moet voorzien in een soepele overgang op de oprichting van deze nieuwe programma's; dringt aan op de terbeschikkingstelling van meer middelen, in synergie met het cohesiebeleid, voor het vergroten van het duurzame karakter van de Europese economie als een cruciale stuwende kracht voor toekomstig concurrentievermogen, industriële ontwikkeling en veerkracht;

11. onderstreept het belang van EU-steun voor mediapluralisme, in het bijzonder door middel van onderzoek, onderwijs en voorlichtingsactiviteiten; onderstreept de waardevolle rol die kan worden gespeeld door het onlangs opgerichte Centrum voor mediapluralisme en mediavrijheid;

12. vestigt de aandacht op het feit dat 85% van de netto nieuwe banen in de EU in de periode 2002-2010 is gecreëerd door kleine en middelgrote ondernemingen[1]; vindt dat de EU meer steunmaatregelen, programma's en middelen voor kleine en middelgrote ondernemingen moet nemen c.q. ter beschikking moet stellen, teneinde hun groeipotentieel volledig te benutten, bijvoorbeeld door de participatie van kleine en middelgrote ondernemingen in openbare aanbestedingen te faciliteren, te zorgen voor investeringen in innovatie, nieuwe bedrijven te steunen, te helpen bij het elimineren van administratieve hordes, ondernemersgeest te bevorderen en te zorgen voor een laagdrempeliger toegang tot financiering, met inbegrip van risicokapitaal; is verheugd over de extra middelen voor het ondernemerschaps- en innovatieprogramma voor steun voor innovatie in kleine en middelgrote ondernemingen; betreurt het evenwel dat het voorstel van de Commissie niet voorziet in de volledige implementatie van het programma "Intelligente energie voor Europa";

13. herinnert de Commissie aan de behoefte aan een grotere doelgerichtheid van en de terbeschikkingstelling van meer financiële middelen aan de programma's voor de verwezenlijking van de doelstellingen in de "Small Business Act", waarin tien beginselen zijn opgenomen die moeten resulteren in een mkb-vriendelijker bedrijfsklimaat;

14. feliciteert de Commissie met het succes van de voorbereidende actie "Erasmus voor jonge ondernemers" en steunt het besluit om het programma in het Programma voor concurrentievermogen en innovatie op te nemen; betreurt tegelijkertijd het feit dat het programma niet kan worden uitgebreid vanwege de geringe hoeveelheid middelen die er voor ter beschikking worden gesteld, hetgeen erin resulteert dat geïnteresseerde en capabele partners moeten worden afgewezen; verzoekt de Commissie in dit verband dan ook financiering ter beschikking te stellen die het programma in staat stelt in 2012 en 2013 naar behoren te groeien;

15. onderkent dat het belangrijk is te voorkomen dat kleine en middelgrote ondernemingen minder gaan investeren, in het bijzonder in onderzoek en ontwikkeling; vindt dat meer EIB-steun voor kleine en middelgrote ondernemingen en infrastructuur als sleutelprioriteit moet worden beschouwd, hetgeen inhoudt dat ook de benutting van deze middelen door kleine en middelgrote ondernemingen moet worden verbeterd;

16. geeft zijn volledige steun aan het proefinitiatief voor projectobligaties, dat gericht is op het mobiliseren van particuliere spaartegoeden en het verruimen van het scala aan financiële instrumenten dat beschikbaar is voor infrastructuurprojecten in de sectoren energie, vervoer en ICT; onderstreept dat adequaat gebruik moet worden gemaakt van de duurzaamheidscriteria van de EIB, en dat ze op voet van gelijkheid met de financiële criteria moeten worden geplaatst;

17. dringt aan op de ontwikkeling van specifieke financiële instrumenten ter ondersteuning van EIF-initiatieven met het oog op het opbouwen van een Europese financieringsinfrastructuur voor maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, teneinde die sector te creëren als een gelijke economische sector in Europa;

18. herinnert eraan dat tussen nu en 2020 ongeveer een triljoen EUR in ons energiesysteem moet worden geïnvesteerd om de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken, en dat er voor wat energietransmissienetwerken betreft een gaat gaapt van ongeveer 100 miljard EUR;

19. betreurt dat onvoldoende financiering ter beschikking wordt gesteld voor initiatieven gericht op aanscherping van de prioritaire energiedoelstellingen van de EU en dat het SET-plan nog altijd te weinig geld ontvangt, ondanks de herhaalde verzoeken van het Europees Parlement om meer financiële middelen;

20. is van oordeel dat de EU meer moet investeren om de toegang van Europa tot ruimte- en orbitale infrastructuur te waarborgen;

21. herinnert eraan dat 2013 het laatste jaar van de huidige programmeringsperiode is en maakt zich zorgen over de mogelijke bezuinigingen op het niveau van de betalingskredieten; onderstreept dat het van uitermate groot belang is dat de EU zich houdt aan haar beloften aan lopende projecten en steunt de voorgestelde verhoging bij betalingen, zoals voorgesteld door de Commissie in haar ontwerpbegroting;

22. is verheugd over het akkoord van december 2011 betreffende de financiering van de aanvullende kosten van ITER, maar is van mening dat de zoektocht naar het benodigde bedrag van 360 miljoen EUR in de begroting 2013 de succesvolle implementatie van ander EU-beleid niet in gevaar mag brengen, in het bijzonder beleid dat bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU 2020-strategie tijdens dit laatste jaar van de huidige programmeringsperiode, en is in het bijzonder tegen herschikkingen die deze begrotingsprioriteit in het gedrang brengen;

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.5.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

50

0

7

Bij de eindstemming aanwezige leden

Gabriele Albertini, Amelia Andersdotter, Josefa Andrés Barea, Jean-Pierre Audy, Zigmantas Balčytis, Ivo Belet, Jan Březina, Reinhard Bütikofer, Giles Chichester, Jürgen Creutzmann, Pilar del Castillo Vera, Dimitrios Droutsas, Christian Ehler, Vicky Ford, Gaston Franco, Adam Gierek, Norbert Glante, András Gyürk, Fiona Hall, Edit Herczog, Kent Johansson, Romana Jordan, Krišjānis Kariņš, Lena Kolarska-Bobińska, Marisa Matias, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Vittorio Prodi, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Jens Rohde, Paul Rübig, Salvador Sedó i Alabart, Francisco Sosa Wagner, Patrizia Toia, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Marita Ulvskog, Vladimir Urutchev, Adina-Ioana Vălean, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras, Henri Weber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Maria Badia i Cutchet, Ioan Enciu, Françoise Grossetête, Satu Hassi, Roger Helmer, Jolanta Emilia Hibner, Ivailo Kalfin, Seán Kelly, Eija-Riitta Korhola, Holger Krahmer, Zofija Mazej Kukovič, Vladimír Remek

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Franziska Keller

  • [1]  Mededeling van de Commissie van 25 juni 2008 aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Denk eerst klein", Een "Small Business Act" voor Europa, COM(2008) 394.

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (31.5.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Georgios Stavrakakis

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is van mening dat de begrotingsconsolidatie in evenwicht moet zijn met de investeringen die nodig zijn om enerzijds de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken en anderzijds de negatieve gevolgen van de crisis op te vangen;

2.  wijst erop dat de lidstaten en de organen van de EU in de huidige moeilijke situatie waarin de Europese economie verkeert samen over de opstelling van een "groeiagenda" moeten nadenken om het begrotingsconsolidatiebeleid meer inhoud te geven en geloofwaardiger te maken; is van mening dat de inschakeling van EU-instrumenten - zowel de structuurfondsen als de Europese Investeringsbank - in deze context een belangrijke bijdrage aan de verwezenlijking van deze doelstelling kan leveren;

3.  benadrukt dat het cohesiebeleid reeds lang zijn meerwaarde heeft bewezen als investeringsinstrument dat op doeltreffende wijze zorgt voor groei en nieuwe banen, dit door accuraat in te spelen op de investeringsbehoeften van de regio's en zo niet alleen bij te dragen tot het wegwerken van de verschillen tussen de regio's, maar ook tot het economisch herstel en de ontwikkeling van de gehele Unie;

4.  stelt met bezorgdheid vast dat de snellere uitvoering van de meeste programma's in rubriek 1b eind 2011 een aanzienlijke betalingsachterstand met zich heeft gebracht, die zal moeten worden aangepakt met voldoende beschikbare betalingskredieten in 2012;

5.  vreest verder dat deze achterstand in 2013 nog erger zal worden omdat de uitvoering in rubriek 1b naar verwachting nog sneller zal verlopen; verzoekt de Raad en de Commissie samen met het Parlement onmiddellijk de cijfers en de behoeften te analyseren en te beoordelen opdat de uitvoering voor 2013 niet in het gedrang komt; wijst erop dat een tekort aan betalingskredieten programma's kan bedreigen die momenteel goed functioneren en de verwezenlijking kan belemmeren van de doelstellingen die met deze programma's worden beoogd;

6.  verzoekt de Raad en de Commissie tevens de reële betalingsbehoeften in rubriek 1b voor 2013 zorgvuldig te beoordelen, geen onrealistische of onvoldoende gerechtvaardigde besnoeiingen door te voeren en geen besluiten te nemen die ingaan tegen de ramingen van de lidstaten zelf en als basis dienen voor de ontwerpbegroting van de Commissie; benadrukt hierbij dat het zich zal verzetten tegen elke verlaging van de betalingskredieten die afwijkt van de daarop gebaseerde behoeftenraming door de Commissie.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

29.5.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

39

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

François Alfonsi, Luís Paulo Alves, Jean-Paul Besset, Victor Boştinaru, Alain Cadec, Nikos Chrysogelos, Tamás Deutsch, Rosa Estaràs Ferragut, Danuta Maria Hübner, Vincenzo Iovine, María Irigoyen Pérez, Seán Kelly, Mojca Kleva, Constanze Angela Krehl, Petru Constantin Luhan, Ramona Nicole Mănescu, Vladimír Maňka, Riikka Manner, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Ana Miranda, Jens Nilsson, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Markus Pieper, Monika Smolková, Ewald Stadler, Georgios Stavrakakis, Nuno Teixeira, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Hermann Winkler, Joachim Zeller, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Ivars Godmanis, Lena Kolarska-Bobińska, Ivari Padar, László Surján, Giommaria Uggias

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (31.5.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Esther de Lange

SUGGESTIES

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  merkt op dat, gezien de bezuinigingsmaatregelen die in veel lidstaten zijn vastgesteld om de nationale begrotingen weer in evenwicht te brengen en de overheidsschuld terug te dringen, een realistische EU-begroting nodig is waarin positieve en negatieve prioriteiten zijn opgenomen; merkt op dat de vastleggingen voor landbouw en plattelandsontwikkeling licht zijn gestegen, met een verhoging van de vastleggingskredieten met respectievelijk 0,4% en 1,3% in vergelijking met 2012, en een stijging van de betalingen met respectievelijk 0,5% en 5,4%, resulterend in een totale stijging van de betalingen van rubriek 2 met 1,6%, ruim onder de voorgestelde begrotingsverhoging van 6,8%; verzoekt de Commissie het zoeken naar mogelijke besparingen op de begroting voort te zetten, vooral door de administratieve uitgaven te beperken en uitsluitend financiering te verstrekken voor reële behoeften;

2.  merkt op dat de geplande marge van 809 miljoen EUR voor het submaximum van rubriek 2 in verband met marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse steun, een aanzienlijke verhoging is in vergelijking met 2012, hetgeen volgens de Commissie voornamelijk het resultaat is van een eenmalig effect van de opheffing van het Fonds voor de suikerherstructurering; spreekt zijn voldoening uit dat gezien deze marge het mechanisme voor financiële discipline niet zal worden toegepast in 2013;

3.  verwacht, gelet op de aanstaande toetreding van Kroatië op 1 juli 2013, dat de herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) snel zal worden aangenomen in overeenstemming met punt 29 van het IIA ("Aanpassing van het financiële kader in verband met de uitbreiding"), en verzoekt de Commissie haar voorstel voor de overeenkomstige bijkomende kredieten in te dienen zodra alle lidstaten de toetredingsakte geratificeerd hebben;

4.  merkt op dat er sprake is van een verhoging van 5,4% aan betalingskredieten voor plattelandsontwikkeling; verzoekt de Commissie na te gaan of deze verhoging correct is en overeenstemt met de reële behoeften van de lidstaten; dringt er bij de Commissie op aan toe te zien op de juiste uitvoering van projecten voor plattelandsontwikkeling om de legitimiteit van de EU-uitgaven te waarborgen; wijst erop dat de programma's van de tweede pijler van het GLB een belangrijke motor voor plattelandsontwikkeling vormen en dat zij moeten worden ingeschakeld om groei, toegevoegde waarde en werkgelegenheid in plattelandsgebieden te stimuleren;

5.  stelt vast dat de voorgestelde verhoging van rechtstreekse steun voornamelijk verband houdt met de geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen in de 12 EU-lidstaten, waarvoor een extra bedrag van 860 miljoen euro op de begroting drukt, terwijl wordt verwacht dat de uitgaven voor marktinterventie zullen dalen als gevolg van hogere ontvangsten en de gunstige marktomstandigheden voor de meeste sectoren;

6.  uit zijn bezorgdheid over de schommelingen op de landbouwmarkten die bij landbouwers en landbouwbedrijven onzekerheid teweegbrengen; verzoekt de Commissie de ontwikkelingen op de landbouwmarkten te monitoren en indien nodig zo snel en doeltreffend mogelijk te reageren; dringt er bij de Commissie op aan om crisisinstrumenten ter beschikking te stellen en om het kennisniveau van landbouwers te verhogen zodat zij weten hoe zij op de marktschommelingen moeten reageren;

7.  is verontrust over de voortdurende problemen in de fruit- en groentesector vanwege de slechte weersomstandigheden, en herhaalt daarom dat er bijkomende middelen nodig zijn voor maatregelen voor crisispreventie en -beheer door telersorganisaties; merkt op dat deze sector in sommige lidstaten al sinds 2011 met ernstige problemen te kampen heeft vanwege de nasleep van de EHEC-uitbraak; wijst op de belangrijke rol die promotiemaatregelen kunnen spelen in de verbetering van de gezondheid van de sector;

8.  merkt op dat de bedragen die zijn toegewezen aan sommige begrotingslijnen, waaronder het schoolmelkprogramma, aanzienlijk zijn gedaald en vraagt de Commissie het Parlement te laten weten wat hiervan de reden is;

9.  merkt op dat de Commissie een aantal door het Parlement gevraagde proefprojecten niet is gestart: "Europese observatiepost voor landbouwprijzen en marges", "Maatregelen tegen speculatie met landbouwproducten" en "Uitwisseling van beste praktijken voor vereenvoudiging van randvoorwaarden"; herhaalt dat deze kwesties nog steeds prioriteiten zijn van het Parlement en verwacht dat de Commissie een uitvoerige verklaring kan geven waarom zij de proefprojecten niet heeft uitgevoerd en hoe zij van plan is deze prioriteiten in de toekomst aan te pakken;

10. wijst op het voortdurend verstoorde evenwicht in de voedseldistributieketen, waarin de positie van de primaire producenten aanzienlijk zwakker is dan die van de andere actoren; dringt er bij de Commissie op aan om actie te ondernemen ter verbetering van de doorzichtigheid van de prijzen en de marges in de voedseldistributieketen; wijst op het belang van een proefproject op dit terrein.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.5.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, José Bové, Luis Manuel Capoulas Santos, Michel Dantin, Paolo De Castro, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Julie Girling, Béla Glattfelder, Sergio Gutiérrez Prieto, Martin Häusling, Esther Herranz García, Peter Jahr, Elisabeth Jeggle, Jarosław Kalinowski, Elisabeth Köstinger, George Lyon, James Nicholson, Georgios Papastamkos, Marit Paulsen, Britta Reimers, Alfreds Rubiks, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Alyn Smith, Marc Tarabella

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Luís Paulo Alves, Pilar Ayuso, María Auxiliadora Correa Zamora, Esther de Lange, Christa Klaß, Astrid Lulling, Hans-Peter Mayer

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Bill Newton Dunn

ADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (31.5.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Salvatore Iacolino

SUGGESTIES

De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  betreurt dat de door de Commissie voorgestelde ontwerpbegroting, ondanks de groeiende ambities van de EU met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en het huidige meerjarig financieel kader, slechts een geringe stijging van de vastleggingskredieten voor subrubriek 3a laat zien ten opzichte van 2012;

2.  merkt op dat het begrotingsjaar 2013, ondanks de economische crisis en de rationalisering van uitgaven, een overgangsjaar vormt naar het nieuwe meerjarig financieel kader; is derhalve van mening dat met het oog op het financieel kader voor 2014-2020 voor de begroting 2013 passende middelen moeten worden uitgetrokken;

3.  wijst erop dat het belangrijk is om de EU-begroting toe te spitsen op de toegevoegde waarde van de EU en om de doelmatigheid van nationale financiering op gebieden van gemeenschappelijk belang te maximaliseren;

4.  betreurt de bezuinigingen die de Commissie wil doorvoeren op het programma voor preventie en bestrijding van criminaliteit en wijst daarbij op het belang van dit beleidsgebied voor de EU, zoals ook blijkt uit de recente oprichting van de Bijzondere Commissie georganiseerde misdaad, corruptie en witwassen, en benadrukt dat er middelen beschikbaar moeten zijn voor misdaadpreventie;

5.  betreurt dat slechts een kleine stijging wordt voorgesteld voor het programma voor grondrechten en burgerschap en dat de begroting voor het Europees Jaar van de burgers de kleinste begroting ooit is die aan een Europees Jaar is toegekend; dringt er derhalve op aan voldoende middelen uit te trekken voor de bevordering en bescherming van de grondrechten en burgerrechten en voor de strijd tegen discriminatie, met name gezien de toenemende intolerantie als gevolg van de financiële crisis;

6.  is ingenomen met de stijging van de begroting voor de vier fondsen die vallen onder het programma Solidariteit en beheer van de migratiestromen ten opzichte van de begroting voor 2012; betreurt echter ten zeerste het ontbreken van evenwicht tussen de verschillende fondsen en dat er prioriteit wordt gegeven aan het Buitengrenzenfonds en het Europees Terugkeerfonds; benadrukt dat een evenwichtig deel van de financiële middelen moet worden toegewezen aan het Vluchtelingenfonds en het Integratiefonds; is van oordeel dat voldoende financiële middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor de hervestiging van migranten binnen de EU, op basis van solidariteit met lidstaten die onevenredige druk van migrantenstromen ondervinden;

7.  is van mening dat er uit de betreffende begrotingslijnen middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor cyberveiligheid, aangezien cyberveiligheid een van de prioriteiten van de internetveiligheidsstrategie van de EU is, en dat daarbij ten volle gebruik moet worden gemaakt van mogelijke synergieën tussen bestaande programma's; beklemtoont dat intensivering van de bestrijding van cybercriminaliteit op het niveau van de Unie via het op te richten Europees centrum inzake cybercriminaliteit een toereikende financiering vergt en betreurt in dit verband de door de Commissie voorgestelde bezuinigingen op Europol, aangezien deze dienst de aan haar door de Commissie opgedragen taken niet kan uitvoeren met de momenteel beschikbare personele en financiële middelen;

8.  acht het noodzakelijk dat het programma voor preventie en bestrijding van criminaliteit een positieve reserve bevat ter ondersteuning van acties om de bestrijding van cybercriminaliteit door de verschillende agentschappen, waaronder het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA), beter te coördineren;

9.  neemt kennis van de aanzienlijke stijging van de vastleggingen en het relatief lage niveau van de betalingen voor SIS II; wijst erop dat volgens de vastgestelde algemene planning de ontwikkelings- en migratiefase van SIS II in 2013 afgerond moet worden en dat het IT-agentschap tezelfdertijd het beheer van het systeem moet overnemen; trekt deze aanzienlijke stijging van middelen zo kort voor het moment waarop SISI II operationeel moet worden dan ook in twijfel; beveelt aan een aanzienlijk deel van de begroting voor SIS II in reserve te houden totdat er operationele vooruitgang wordt geboekt en wordt voldaan aan de financiële planning;

10. benadrukt dat de agentschappen, afhankelijk van hun prestaties en resultaten en rekening houdend met de algemene situatie van de openbare financiën in de EU, passende financiering en voldoende personeel toegewezen moeten krijgen om hun taken te kunnen uitvoeren;

11. betreurt dat in de ontwerpbegroting van de Commissie onvoldoende personele en financiële middelen beschikbaar worden gesteld om de verdere ontwikkeling en het functioneren van het EASO te waarborgen; merkt op dat het EASO een belangrijke rol zal gaan spelen, met name bij de succesvolle tenuitvoerlegging van een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing, paraatheid en crisisbeheer, zoals voorzien in de conclusies van de Raad van 8 maart 2012;

12. is van oordeel dat Frontex op grond van het grotere aantal taken in zijn nieuwe mandaat, met name op het gebied van de mensenrechten en met betrekking tot de tenuitvoerlegging van Eurosur, zo spoedig mogelijk een grondrechtenfunctionaris moet benoemen en dat extra middelen voor nieuwe posten in de reserve moeten worden geplaatst totdat die post bezet is; dringt er bij de Commissie op aan bij noodsituaties snel specifieke financiering beschikbaar te stellen en deze toe te wijzen naargelang de situatie;

13. dringt erop aan specifieke financiering beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling van beschermingsgevoelige grenscontroles waarbij de grondrechten van migranten en het Handvest van de grondrechten van de EU volledig geëerbiedigd worden, onder meer in het kader van Frontex-operaties;

14. is ingenomen met de rol van EU-financiering bij het stimuleren - tussen de lidstaten onderling en met derde landen - van solidariteit op het gebied van migratie en asiel.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

31.5.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

48

5

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jan Philipp Albrecht, Mario Borghezio, Rita Borsellino, Emine Bozkurt, Arkadiusz Tomasz Bratkowski, Simon Busuttil, Philip Claeys, Carlos Coelho, Ioan Enciu, Cornelia Ernst, Monika Flašíková Beňová, Hélène Flautre, Kinga Göncz, Nathalie Griesbeck, Anna Hedh, Salvatore Iacolino, Sophia in ‘t Veld, Lívia Járóka, Timothy Kirkhope, Juan Fernando López Aguilar, Baroness Sarah Ludford, Svetoslav Hristov Malinov, Véronique Mathieu, Anthea McIntyre, Jan Mulder, Georgios Papanikolaou, Jacek Protasiewicz, Carmen Romero López, Judith Sargentini, Birgit Sippel, Csaba Sógor, Renate Sommer, Rui Tavares, Wim van de Camp, Axel Voss, Renate Weber, Cecilia Wikström, Auke Zijlstra

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Alexander Alvaro, Vilija Blinkevičiūtė, Birgit Collin-Langen, Dimitrios Droutsas, Evelyne Gebhardt, Stanimir Ilchev, Iliana Malinova Iotova, Franziska Keller, Ádám Kósa, Juan Andrés Naranjo Escobar, Hubert Pirker, Zuzana Roithová, Salvador Sedó i Alabart, Marie-Christine Vergiat

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Adam Bielan, Françoise Castex, Marielle Gallo, Esther Herranz García, Seán Kelly

ADVIES van de Commissie constitutionele zaken (30.5.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Enrique Guerrero Salom

SUGGESTIES

De Commissie constitutionele zaken verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. gezien de situatie van de overheidsfinanciën op nationaal niveau, en overwegende dat de begroting van de Unie onder meer een instrument is dat als katalysator voor investeringen kan fungeren, dat in crisistijden moet worden versterkt;

B.  gezien zijn resolutie van 14 maart 2012 over algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2013 - afdeling III - Commissie[1], en zijn resolutie van 8 juni 2011 over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa[2];

1.  is van mening dat 2013 een keerpunt voor een uitweg uit de crisis kan en moet zijn en dat het begrotingsbeleid op zich geen remmende factor mag zijn voor het vooruitzicht van een heropleving van de groei; is daarom van mening dat het volgende meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 een beter evenwicht moet vinden tussen beperkende maatregelen en maatregelen die het creëren van banen en de terugkeer naar werkgelegenheid stimuleren, waarbij ter dege rekening moet worden gehouden met het gendermainstreamingbeleid;

2.  benadrukt dat 2013 een jaar is dat de Europese verkiezingen voorafgaat, waarin evenwichtig moet worden gecommuniceerd om de burgers in te lichten over hun electorale rechten en over de inzet van de Europese verkiezingen;

3.  betreurt dat voor 2013, dat is uitgeroepen tot Jaar van de Europese burger, niet meer kredieten in de begroting van de Unie zijn opgenomen, en verzoekt de Commissie bij de uitvoering van het beleid van de Unie daadwerkelijk rekening te houden met de doelstellingen van dat jaar;

4.  benadrukt dat de Commissie en het Europees Parlement met het oog op een doeltreffende uitvoering van het Europees burgerinitiatief in passende en billijke financiering voor openbare hoorzittingen moeten voorzien;

5.  is van mening dat de Europese politieke partijen en de Europese stichtingen over voldoende financiering moeten beschikken om de rol te vervullen die de Verdragen de partijen toekent om een Europees politiek bewustzijn te ontwikkelen en de wil van de burgers tot uiting te brengen; kijkt uit naar het voorstel van de Commissie om in het Financieel Reglement een nieuwe titel in te voeren die uitsluitend gewijd is aan en specifiek gericht is op de financiering van de Europese politieke partijen en Europese stichtingen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.5.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

14

3

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alfredo Antoniozzi, Andrew Henry William Brons, Andrew Duff, Ashley Fox, Roberto Gualtieri, Enrique Guerrero Salom, Gerald Häfner, Stanimir Ilchev, Paulo Rangel, Algirdas Saudargas, Rafał Trzaskowski, Manfred Weber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

John Stuart Agnew, Zuzana Brzobohatá, Dimitrios Droutsas, Anneli Jäätteenmäki, György Schöpflin

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (1.6.2012)

aan de Begrotingscommissie

inzake het mandaat voor de trialoog over de ontwerpbegroting 2013
(2012/2016(BUD))

Rapporteur voor advies: Mary Honeyball

SUGGESTIES

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt dat uit hoofde van artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen een grondbeginsel van de Europese Unie is; onderstreept dat op alle beleidsterreinen en op alle niveaus van het begrotingsproces rekening moet worden gehouden met het thema gendergelijkheid;

2.  erkent dat in tijden van bezuiniging bedachtzaam met geld moet worden omgegaan, en benadrukt daarom het belang van doeltreffende EU-financiering die alle projecten een toegevoegde waarde biedt; wijst erop dat het juist in tijden van crisis en economische kwetsbaarheid noodzakelijker en urgenter dan ooit is de rechten van degenen die rechtstreeks door de gevolgen van deze crisis worden getroffen, en met name vrouwen, resoluut te beschermen; wijst erop dat gendergelijkheid niet alleen een kwestie van rechtvaardigheid is, maar ook een positief effect op de economie blijkt te hebben;

3.  herhaalt daarom het verzoek om te streven naar genderbewust budgetteren bij de beoordeling en herstructurering van alle begrotingsprogramma's, -maatregelen en -beleidslijnen, bij de bepaling van de mate waarin middelen al dan niet genderneutraal worden toebedeeld en uiteindelijk bij het bewerkstelligen van genderneutraliteit, waarbij ieder individu, ongeacht gender, gelijk wordt behandeld;

4.  benadrukt dat voldoende middelen moeten worden toegekend voor de maatregelen die worden beschreven in de strategie van de Commissie voor gelijkheid van mannen en vrouwen 2010-2015, ook gezien de meervoudige discriminatie waarmee onder meer vrouwelijke migranten, Romavrouwen, vrouwen met een handicap, lesbiennes en oudere vrouwen te maken hebben, en pleit voor genderbewust budgetteren in zowel Europese als nationale strategieën voor een doeltreffendere bevordering van gendergelijkheid; onderstreept dat de Commissie zich bij al haar maatregelen moet blijven inzetten voor gendermainstreaming;

5.  onderstreept dat er meer middelen moeten worden gereserveerd voor de strijd tegen alle vormen van discriminatie tegen vrouwen; verzoekt de Commissie in het bijzonder financiële middelen beschikbaar te stellen voor gericht sectoraal onderzoek, voor opleidingsprojecten en informatie- en bewustzijnscampagnes over de kloof tussen de salarissen van mannen en vrouwen, en voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen;

6.  herinnert de lidstaten eraan de binnen het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) beschikbare middelen te gebruiken voor de bevordering van gendergelijkheid, met name op het gebied van werkgelegenheid, en niet alleen door het toepassen van gendermainstreaming; benadrukt dat maatregelen gericht moeten zijn op kwetsbare groepen vrouwen, waarbij naar behoren rekening moet worden gehouden met de effecten van de economische crisis, door te investeren in kwalitatief hoogwaardige openbare voorzieningen en voornamelijk door te zorgen voor een passend aanbod van betaalbare en goede kinderopvang, bejaardenzorg en zorg voor andere afhankelijke personen; vestigt speciaal de aandacht op het ESF, dat voldoende capaciteit moet krijgen voor de bevordering van een beleid dat gericht is op gelijkheid, vaste banen van hoge kwaliteit en een eerlijke herverdeling van inkomens; dringt aan op de verwerking van een genderperspectief in de reglementering en toepassing van alle EU-fondsen, alsmede op daadwerkelijke begrotingstransparantie;

7.  is ingenomen met het besluit van de Commissie wetgevende maatregelen te nemen om het lage aantal vrouwen in bestuursfuncties op te schroeven; verzoekt de Commissie passende begrotingsrubrieken op te stellen en door te voeren in haar wetgevingsvoorstellen om te zorgen voor een hoger aantal vrouwen in bestuursfuncties binnen bedrijven; verzoekt de Commissie ook maatregelen te ontwikkelen voor meer vrouwen in leidinggevende functies in alle domeinen van het leven, en met name voor meer vrouwen in de politiek;

8.  wijst erop dat maatregelen tegen gendergerelateerd geweld voldoende moeten worden gefinancierd; benadrukt de belangrijke rol van het Daphne-programma ter voorkoming en bestrijding van alle vormen van geweld bij de uitbanning van geweld tegen vrouwen en meisjes in de Europese Unie en onderstreept dat er in 2013 voldoende financiering voor dit programma moet worden vrijgemaakt;

9.  erkent het besluit van de Commissie om onder de rubrieken justitie, rechten en burgerschap een flexibeler financieringsprogramma te creëren voor maatregelen van DG JUST; verzoekt de Commissie met klem te overwegen het plafond voor de financiering van de uitbanning van geweld tegen vrouwen te verlagen om de duurzaamheid van toekomstige maatregelen op dit vlak te waarborgen;

10. wijst op de belangrijke rol die de rubrieken gendergelijkheid en discriminatiebestrijding van het Progress-programma hebben gespeeld bij de bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen en de bestrijding van discriminatie in de Europese Unie; wenst dat in het laatste jaar van het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2007-2013 niet op deze begrotingslijnen wordt bezuinigd en dat maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat financiering in het volgende MFK voor 2014-2020 is gewaarborgd;

11. wijst opnieuw op het belang van aanvullende financiering voor het Europees Instituut voor gendergelijkheid om dit instituut te steunen bij het verwezenlijken van zijn algemene doelstellingen, namelijk de bevordering van gendergelijkheid en de ondersteuning van de werkzaamheden van de EU-instellingen, het roulerende voorzitterschap van de Raad en de lidstaten, door hen te voorzien van belangrijke onderzoeksresultaten, gegevens en statistieken met betrekking tot het genderbeleid in Europa;

12. betreurt dat een hoog aantal vrouwen nog altijd in armoede leeft of door armoede wordt bedreigd, in het bijzonder vrouwen met specifieke behoeften, zoals gehandicapte vrouwen, vrouwelijke immigranten, vrouwen die tot minderheden behoren, oudere vrouwen en alleenstaande moeders; verzoekt de Commissie met klem middelen te reserveren voor de aanpak van dit probleem, zowel bij het opstellen en het uitvoeren van de desbetreffende begrotingsrubrieken, als bij het uitvoeren van de aangenomen maatregelen;

13. verzoekt de Commissie proefprojecten te lanceren op de volgende gebieden:

–   maatregelen voor het vaststellen van de in Europa beschikbare financiële steun voor eenoudergezinnen,

–   maatregelen voor de ontwikkeling van indicatoren voor het evalueren van de tenuitvoerlegging van het "Europees Handvest voor gelijkheid van vrouwen en mannen" en de verwezenlijking van de daarin vervatte doelstellingen,

–   maatregelen ter bestrijding van vrouwenhandel en prostitutie, waaronder met name doeltreffende maatregelen ter bescherming van de slachtoffers die dergelijke situaties aan het licht brengen, waarbij zij banen met gegarandeerde arbeidsrechten krijgen geboden en hun sociale integratie wordt bevorderd, evenals maatregelen ter bestrijding van mensenhandelaars en ter bevordering van de ontwikkelingshulp in de landen waar de slachtoffers vandaan komen,

–   maatregelen voor het werven van vrouwen voor "groene banen" en ecologische transformatie;

14. is ingenomen met de openbare raadpleging van de Commissie voor de activiteiten in het kader van het Jaar van het burgerschap 2013; verzoekt de Commissie om binnen de begroting voor het Jaar van het burgerschap middelen te reserveren voor genderspecifieke activiteiten, zoals maatregelen om de politieke participatie van vrouwen op lokaal, nationaal en Europees niveau te verhogen, met een bijzondere nadruk op vrouwen uit minderheidsgroepen, vrouwen met een handicap, oudere vrouwen en alleenstaande moeders, die vaak het slachtoffer zijn van meervoudige discriminatie;

15. benadrukt de belangrijke rol van de sociale partners bij het ontwerp en de uitvoering van doeltreffende EU-projecten voor de bevordering van gelijkheid en de uitbanning van discriminatie; brengt in herinnering dat veel ngo's die actief zijn op verschillende niveaus een belangrijke bijdrage leveren op Europees niveau, door te helpen bij de ontwikkeling van beleidslijnen voor de algemene doelstellingen van het Daphne- en het Progress-programma;

16. benadrukt de behoefte aan voldoende middelen voor maatregelen ter bevordering van gendergelijkheid in derde landen, op voorwaarde dat zij de mensenrechten, fundamentele vrijheden en democratie blijven bevorderen; onderstreept de behoefte aan door de EU gefinancierde maatregelen ter bestrijding van mensenhandel en gendergerelateerd geweld in derde landen, met name de genitale verminking van vrouwen, en aan programma's voor een grotere participatie van vrouwen in het onderwijs, minder analfabetisme onder vrouwen, meer betrokkenheid van vrouwen bij alle niveaus van besluitvormingsprocessen en meer vrouwelijk ondernemerschap;

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.5.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

21

2

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Andrea Češková, Iratxe García Pérez, Mikael Gustafsson, Mary Honeyball, Lívia Járóka, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Nicole Kiil-Nielsen, Silvana Koch-Mehrin, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Astrid Lulling, Elisabeth Morin-Chartier, Siiri Oviir, Antonyia Parvanova, Joanna Senyszyn, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Britta Thomsen, Angelika Werthmann, Inês Cristina Zuber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Vilija Blinkevičiūtė, Minodora Cliveti, Ana Miranda, Norica Nicolai, Antigoni Papadopoulou

BIJLAGE: BRIEF VAN DE COMMISSIE VISSERIJ

Commissie visserij

De voorzitter

IPOL-COM.PECH D(2012) 24881

Aan de heer Alain Lamassoure

Voorzitter van de Begrotingscommissie

ASP 13E205

Betreft: Begrotingsprioriteiten voor 2013 van de commissie PECH - resolutie inzake het mandaat voor de trialoog

Mijnheer de Voorzitter,

Geachte collega,

In het kader van de begrotingsprocedure 2013 is de gespecialiseerde commissies verzocht een bijdrage te leveren aan de vaststelling van het mandaat voor de komende trialoog. Gezien de activiteitenkalender van de commissie PECH en de vastgestelde termijnen is onze commissie niet in staat een advies in de daarvoor bestemde vorm in te dienen. Daarom verzoek ik u een aantal punten in overweging te nemen die onze sectorale prioriteiten voor 2013 weergeven.

Deze brief is tot stand gekomen na overleg met alle fractiecoördinatoren van onze commissie en met onze rapporteur voor advies voor de begroting 2013, dhr. Crescenzio Rivellini. Tevens wordt rekening gehouden met de conclusies van de gestructureerde dialoog over de politieke en wetgevende prioriteiten voor 2013, die de commissie PECH op 20 maart 2012 heeft gevoerd met commissaris Maria DAMANAKI.

De prioriteiten van de commissie PECH kunnen in de volgende 5 punten worden samengevat:

1.  De eerste prioriteit betreft het handhaven van de consistentie tussen de jaarlijks toe te wijzen vastleggings- en betalingskredieten ter ondersteuning van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), met het oog op de aanstaande hervorming ervan, en op het mogelijk maken van de integratie van Kroatië in het maritieme en visserijbeleid. Een verlaging van de kredieten ten opzichte van de begroting 2012 zou daarom onaanvaardbaar zijn .

2.  De kredieten voor het Europees visserijfonds (EVF) moeten aanzienlijk worden verhoogd om de volgende redenen:

–   er moet meer steun worden verleend aan de ontwikkeling van een duurzame aquacultuur, kustvisserij, ambachtelijke visserij en familiebedrijven, alsmede aan kleine en middelgrote ondernemingen in de sector. De onophoudelijk stijgende administratieve en productiekosten drukken zwaar op de inkomens en de werkgelegenheid, waardoor de toekomst van de traditionele zeevisserij wordt bedreigd. Daarom moet lokale werkgelegenheid worden gestimuleerd, om het bestaande netwerk van kleinschalige kustvisserij, ambachtelijke visserij en familiebedrijven in deze sector te behouden;

–   bovendien is het van wezenlijk belang er door middel van steun en stimulerende maatregelen voor te zorgen dat jongeren aan de slag kunnen in de sector, teneinde een zo goed mogelijk socio-economisch evenwicht te bereiken ter verwezenlijking van de doelstelling van Europa-2020 op het gebied van werkgelegenheid;

–   tevens moeten, in het kader van de toetreding van Kroatië, extra middelen worden uitgetrokken voor de modernisering van de vloot door verbeteringen op het gebied van gezondheid en veiligheid door te voeren, met het oog op betere arbeidsomstandigheden aan boord van schepen. Naast het verbeteren van de arbeidsomstandigheden zullen de middelen vooral gericht zijn op het verminderen van de visserij-inspanningen door middel van selectievere technieken ter voorkoming van teruggooi, alsmede op verhoging van de voedselveiligheid door de omstandigheden waarin visserijproducten worden opgeslagen te verbeteren.

3.  Ook moeten voldoende kredieten worden toegewezen aan wetenschappelijk onderzoek en het vergaren van gegevens op het gebied van instandhouding, beheer en duurzame exploitatie van aquatische hulpbronnen (Hoofdstuk 11 07).

4.  Daarnaast moet het belang worden benadrukt van controle (Hoofdstuk 11 08) op visserijactiviteiten en in het bijzonder de belangrijke rol hierbij voor het Europees Bureau voor visserijcontrole. Een vermindering van de kredieten voor dit agentschap zou zeer schadelijke gevolgen hebben voor de sector en de Commissie visserij verzet zich hier dan ook krachtig tegen.

5.  Tot slot achten wij het voorliggende voorstel om geen vastleggingskredieten toe te wijzen aan het geïntegreerd maritiem beleid onacceptabel.

Wij hopen dat de Begrotingscommissie en haar algemeen rapporteur, dhr. Giovanni LA VIA, kunnen instemmen met onze prioriteiten en deze zullen integreren in de resolutie inzake het mandaat voor de trialoog.

Hoogachtend,

Gabriel Mato Adrover                                                                   Crescenzio Rivellini

De voorzitter                                                                                De rapporteur

C.c.: Dhr. Giovanni LA VIA, algemeen rapporteur voor de begroting 2013

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

20.6.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

34

3

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Richard Ashworth, Francesca Balzani, Reimer Böge, Zuzana Brzobohatá, Andrea Cozzolino, James Elles, Eider Gardiazábal Rubial, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, Estelle Grelier, Lucas Hartong, Jutta Haug, Monika Hohlmeier, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Anne E. Jensen, Ivailo Kalfin, Sergej Kozlík, Giovanni La Via, George Lyon, Barbara Matera, Claudio Morganti, Juan Andrés Naranjo Escobar, Nadezhda Neynsky, Dominique Riquet, Alda Sousa, László Surján, Helga Trüpel, Angelika Werthmann

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Alexander Alvaro, Franziska Katharina Brantner, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Jürgen Klute, Jan Mulder, María Muñiz De Urquiza, Georgios Papastamkos, Paul Rübig, Peter Šťastný, Theodor Dumitru Stolojan

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Rosa Estaràs Ferragut, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz