AANBEVELING            over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de staat Israël, anderzijds, inzake conformiteitsbeoordeling en de aanvaarding van industrieproducten (CA)

26.9.2012 - (12428/2012 – C7‑0205/2012 – 2009/0155(NLE)) - ***

Commissie internationale handel
Rapporteur voor advies: Vital Moreira


Procedure : 2009/0155(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0289/2012

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de staat Israël, anderzijds, inzake conformiteitsbeoordeling en de aanvaarding van industrieproducten (CA)

(12428/2012 – C7‑0205/2012 – 2009/0155(NLE))

(Goedkeuring)

Het Europees Parlement,

–   gezien het ontwerp van besluit van de Raad (12428/2012),

–    gezien de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de staat Israël, anderzijds, ("de associatieovereenkomst"), die op 20 november 1995 in werking is getreden,

–   gezien het ontwerpprotocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de staat Israël, anderzijds, inzake conformiteitsbeoordeling en de aanvaarding van industrieproducten (CA) (05212/2010),

–   gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 207 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v, en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0205/2012),

-    gezien de door de Commissie internationale handel en de Commissie buitenlandse zaken ingediende mondelinge vraag O-000129/2012, waarbij de commissaris werd gevraagd de reikwijdte van de territoriale bevoegdheid van de Israëlische verantwoordelijke instantie te definiëren,

-    gezien de antwoorden op de vraag voor mondeling antwoord die door commissaris De Gucht werden gegeven tijdens de plenaire vergadering op 3 juli 2012 en waarmee de Commissie alle door de commissies INTA en AFET aan de orde gestelde vraagstukken heeft verduidelijkt,

–   gezien artikel 81 en artikel 90, lid 7 van zijn Reglement,

–   gezien de aanbeveling van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A7-0289/2012),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van het protocol;

2.   roept de Commissie op om op regelmatige basis verslag uit te brengen aan het Parlement over de voortgang van de uitvoering van het protocol;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten en de staat Israël.

ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (13.6.2012)

aan de Commissie internationale handel

inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, betreffende conformiteitsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten (CA)
(05190/2010 – C7‑0126/2010 – 2009/0155(NLE))

Rapporteur voor advies: Véronique De Keyser

BEKNOPTE MOTIVERING

De Commissie buitenlandse zaken (AFET) is verzocht advies uit te brengen krachtens de goedkeuringsprocedure over het aanvullend protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, betreffende conformiteitsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten (CA) aan de Commissie internationale handel.

De bilaterale betrekkingen tussen de EU en Israël zijn gebaseerd op de associatieovereenkomst en het actieplan.

Het protocol stelt de EU-exporteurs in staat om desgewenst hun industriële producten vóór de uitvoer eenmalig te testen en te certificeren, met inachtneming van dezelfde geharmoniseerde voorschriften en normen, en vervolgens toegang tot de Israëlische markt te hebben zonder verdere procedures voor conformiteitsbeoordeling te hoeven doorlopen. De procedure geldt vice versa, gebaseerd op dezelfde voorschriften en normen.

De Commissie buitenlandse zaken (AFET) is gevraagd een beoordeling te geven van de politieke context waarin het protocol, mits het wordt gesloten, wordt toegepast, alsmede van de mogelijke gevolgen voor de EU-verplichtingen wat betreft de naleving van de internationale en communautaire wetgeving, en van de samenhang met de algemene Uniedoelstellingen voor haar externe optreden, een expliciete eis van het Verdrag van Lissabon.

Op dit moment past Israël alle overeenkomsten met de EU toe op het gehele "grondgebied van de staat Israël", zoals gedefinieerd in de Israëlische nationale wetgeving, met inbegrip van de sinds 1967 bezette gebieden. De EU erkent niet de toepassing door Israël op de bezette gebieden, noch Israëlische wetgeving die leidt tot annexatie van deze gebieden en de vestiging van nederzettingen (bijv. de Basiswet: Jeruzalem, hoofdstad van Israël, waarin Oost-Jeruzalem wordt geannexeerd en die op 30 juli 1980 door de Knesset is aangenomen), die zij in strijd acht met het internationaal recht. Daarom mogen de autoriteiten van de EU geen enkele uitvoering geven aan de overeenkomsten, aangezien dit verboden is door de huidige communautaire wetgeving en de internationale verplichtingen van de EU.

In dit verband zouden de voorwaarden van de voorgestelde tekst Israël toestaan het protocol toe te passen op grond van zijn nationale wet die de territoriale werkingssfeer van de binnenlandse markt definieert, dus met inbegrip van de gebieden die het sinds 1967 bezet en die niet onder het Palestijnse economische bestuur vallen. Als dat zou gebeuren, zou de EU niet aan het communautaire recht en de verplichtingen uit hoofde van het internationale recht voldoen.

Bovendien mag de EU bij de uitvoering van haar buitenlands beleid niet afwijken van de bepalingen van het Verdrag van Lissabon, die expliciet vereisen dat de EU moet zorgen voor samenhang tussen de verschillende gebieden van haar externe optreden en tussen de terreinen van het extern beleid en de overige beleidsterreinen. Vanuit dit perspectief moet het gemeenschappelijk handelsbeleid van de EU worden uitgevoerd in het kader van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, in de geest van de beginselen waarop de EU is gegrondvest, waaronder eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden[1]. Deze verplichtingen gelden ook voor het herziene nabuurschapsbeleid van de EU, dat gebaseerd is op positieve conditionaliteit ("meer voor meer"). Tegen deze achtergrond geeft het huidige beleid van de Israëlische regering, in het bijzonder gezien de voortgezette bouw van woningen en uitbreiding van de nederzettingen in Oost-Jeruzalem en op de Westelijke Jordaanoever en de blokkade van de Gazastrook, maar ook de situatie van de Arabische burgers van Israël en de toenemende druk op mensenrechtenorganisaties in het land, aanleiding tot ernstige bezorgdheid over de politieke context van deze overeenkomst.

******

De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel in te stemmen, mits de juridische voorwaarden die worden genoemd in de brief van 23 mei 2012 van haar voorzitter, de heer Elmar Brok, aan de commissaris voor handel, de heer Karel De Gucht, zijn vervuld.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

7.6.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

41

2

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Pino Arlacchi, Franziska Katharina Brantner, Elmar Brok, Jerzy Buzek, Michael Gahler, Marietta Giannakou, Ana Gomes, Maria Eleni Koppa, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Eduard Kukan, Vytautas Landsbergis, Krzysztof Lisek, Ulrike Lunacek, Kyriakos Mavronikolas, Francisco José Millán Mon, María Muñiz De Urquiza, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Raimon Obiols, Kristiina Ojuland, Ria Oomen-Ruijten, Pier Antonio Panzeri, Alojz Peterle, Hans-Gert Pöttering, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, Werner Schulz, Adrian Severin, Marek Siwiec, Charles Tannock, Kristian Vigenin, Sir Graham Watson, Boris Zala

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Laima Liucija Andrikienė, Véronique De Keyser, Andrew Duff, Hélène Flautre, Kinga Gál, Peter Liese, Baroness Sarah Ludford, Marietje Schaake, Ivo Vajgl, Janusz Władysław Zemke

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Patrick Le Hyaric, Marian-Jean Marinescu, Teresa Riera Madurell, Ioannis A. Tsoukalas

  • [1]  "De Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben." (VEU art. 6, lid 1).

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

18.9.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

15

13

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

William (The Earl of) Dartmouth, Laima Liucija Andrikienė, Nora Berra, David Campbell Bannerman, María Auxiliadora Correa Zamora, Christofer Fjellner, Metin Kazak, Franziska Keller, Bernd Lange, David Martin, Vital Moreira, Paul Murphy, Cristiana Muscardini, Franck Proust, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Niccolò Rinaldi, Helmut Scholz, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Gianluca Susta, Henri Weber, Jan Zahradil, Paweł Zalewski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Amelia Andersdotter, George Sabin Cutaş, Syed Kamall, Marietje Schaake, Jarosław Leszek Wałęsa, Pablo Zalba Bidegain

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Linda McAvan, Emilio Menéndez del Valle, Raimon Obiols