VERSLAG over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2012

12.10.2012 - (2012/2150 (INI))

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Jean-Paul Gauzès
Rapporteur voor advies(*): Marije Cornelissen, Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies - Artikel 50 van het Reglement


Procedure : 2012/2150(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0312/2012
Ingediende teksten :
A7-0312/2012
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2012

2012/2150 (INI).

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn resolutie van 1 december 2011 over het Europees Semester voor economische beleidscoördinatie[1],

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van 28 en 29 juni 2012,

–   gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136 juncto artikel 121, lid 2, daarvan,

–   gezien Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[2],

   gezien Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten[3],

–   gezien Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied[4],

   gezien Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad van 8 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[5],

–   gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden[6],

   gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied[7],

–   gezien zijn resolutie van 15 december 2011 over het scorebord voor het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden: geplande initiële opzet[8];

–   gezien Bijlage I bij de conclusies van de Europese Raad van 24-25 maart 2011 met als titel "Euro Plus-pact: een betere coördinatie van het economische beleid met het oog op meer concurrentiekracht en convergentie"[9],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 23 november 2011 over de jaarlijkse groeianalyse 2012 (COM(2011)0815),

–   gezien zijn resolutie van 15 februari 2012 over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012[10],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 inzake de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten die de euro als munt hebben[11],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2011-2016[12],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2012-2015[13],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Bulgarije met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Bulgarije voor de periode 2012-2015[14],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Cyprus met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Cyprus voor de periode 2012-2015[15],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Tsjechië, met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Tsjechië voor de periode 2012-2015[16],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Denemarken met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2012-2015[17],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Estland met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Estland voor de periode 2012-2015[18],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Finland met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Finland voor de periode 2012-2015[19],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Frankrijk met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Frankrijk voor de periode 2012-2016[20],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Duitsland met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Duitsland voor de periode 2012-2016[21],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Griekenland[22],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Hongarije met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Hongarije voor de periode 2012-2015[23],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Ierland met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Ierland voor de periode 2012-2015[24],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Italië met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2012-2015[25],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Letland met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Letland voor de periode 2012-2015[26],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Litouwen met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2012-2015[27],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Luxemburg met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2012-2015[28],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Malta met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Malta voor de periode 2012-2015[29],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Nederland, met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Nederland voor de periode 2012-2015[30],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Polen met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Polen voor de periode 2012-2015[31],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Portugal met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Portugal voor de periode 2012-2016[32],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Roemenië met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Roemenië voor de periode 2012-2015[33],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Slowakije met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Slowakije voor de periode 2012-2015[34],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Slovenië met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Slovenië voor de periode 2012-2015[35],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Spanje met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Spanje voor de periode 2012-2015[36],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Zweden met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2012-2015[37],

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012 over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van het Verenigd Koninkrijk met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van het Verenigd Koninkrijk voor de periode 2012-2017[38],

–   gezien zijn resolutie van 14 juni 2012 over de toekomst van de Single Market Act[39],

–   gezien zijn resolutie van 20 mei 2010 over het verwezenlijken van een interne markt voor consumenten en burgers[40],

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Begrotingscommissie, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie constitutionele zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0312/2012),

A. overwegende dat de economische, sociale, financiële en overheidsschuldencrises nog niet zijn verminderd;

B.  overwegende dat de huidige economische toestand heeft aangetoond dat een betere coördinatie tussen het macro-economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten noodzakelijk is om een beter geïntegreerde en evenwichtiger economische unie te verwezenlijken;

C. overwegende dat het kader van het Europees semester uiteindelijk is vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1175/2011 van 16 november 2011 (het verslag-Wortmann-Kool) en dat dit kader als een van de hoekstenen van het economisch en governancepakket van essentieel belang is om de Unie door de volgende stappen van de voltooiing van de economische en monetaire unie (EMU) heen te loodsen;

D. overwegende dat de crisis en de toename van de verschillen in concurrentievermogen sinds de invoering van de euro duidelijk hebben gemaakt dat een betere coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid en een verbetering van de begrotingsprocedures noodzakelijk zijn;

E.  overwegende dat het Europees semester voor het eerst volledig is uitgevoerd en dat hieruit lering moet worden getrokken om het volledige potentieel ervan te benutten;

F.  overwegende dat de Europese Raad zich er nadrukkelijk toe heeft verbonden op elk governanceniveau in de EU alle hefbomen, instrumenten en beleidsregels te mobiliseren om slimme, duurzame, inclusieve, hulpbronnenefficiënte en banenscheppende groei te stimuleren door het pact voor groei en banen goed te keuren;

G. overwegende dat in de conclusies van de Raad van Europa van 30 januari 2012 het volgende wordt verklaard: 'Groei en werkgelegenheid zullen pas weer opbloeien als we een consequente aanpak volgen die steunt op een brede basis, die een combinatie is van een slimme begrotingsconsolidatie die blijft investeren in toekomstige groei, van gezond macro-economisch beleid en van een actieve werkgelegenheidsstrategie die de sociale cohesie in stand houdt', en overwegende dat de EU de lidstaten dient te ondersteunen bij het creëren van een dynamische omgeving voor economische groei en welvaart via duurzaam beleid;

H. overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 15 februari 2012 aanbevelingen heeft gedaan inzake werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012[41], waarin het de Raad heeft verzocht de volgende prioriteiten op te nemen in zijn advies voor het Europees semester 2012: waarborgen van samenhang en vergroten van de ambitie om de Europa 2020-doelstellingen te behalen, steunen van het scheppen van duurzame werkgelegenheid via investeringen en belastinghervorming, verbeteren van de kwaliteit van werkgelegenheid en voorwaarden voor verhoogde arbeidsparticipatie, aanpakken van jeugdwerkloosheid, aanpakken van armoede en maatschappelijke uitsluiting met de nadruk op groepen met geen of beperkte aansluiting op de arbeidsmarkt en versterken van democratische legitimiteit, verantwoording en betrokkenheid;

I.   overwegende dat het Europees semester aan belang heeft gewonnen en het proces ervan nu diverse door de lidstaten in te dienen documenten of subdocumenten omvat (nationale hervormingsprogramma's (NHP's), stabiliteits- en convergentieprogramma's (SCP's), nationale sociale rapporten (NSR's) en nationale banenplannen), en overwegende dat in deze documenten een toenemend aantal doelstellingen moet worden aangepakt; overwegende dat de hoeveelheid documenten evenals de overlapping ertussen de transparantie en samenhang van het proces van het Europees semester doen afnemen; overwegende dat de kwaliteit van de door de lidstaten ingediende documenten en het niveau van betrokkenheid van belanghebbenden en nationale parlementen bij de opstelling ervan sterk variëren,

J.   overwegende dat het werkloosheidspercentage van de EU-27 tussen 2008 en halverwege 2012 is toegenomen van circa 7% tot 10,4%, wat neerkomt op circa 25 miljoen personen zonder werk;

K. overwegende dat meer dan een op de vijf jongeren in de EU geen werk heeft (22%) en een aantal lidstaten kampt met een jeugdwerkloosheidspercentage van meer dan 50%;

L.  overwegende dat 8,3 miljoen Europeanen jonger dan 25 jaar geen onderwijs genieten, noch een opleiding volgen of werken (NEET) en overwegende dat deze cijfers nog steeds toenemen;

M. overwegende dat meer dan 115 miljoen mensen in de EU-27 met sociale uitsluiting worden bedreigd, omdat zij een hoog risico op armoede lopen, ernstig materieel gedepriveerd zijn of in huishoudens met een zeer lage arbeidsparticipatie leven;

N. overwegende dat de interne markt nu meer dan ooit nodig is als middel om de Europese economie nieuw leven in te blazen door een concreet antwoord op de crisis te bieden en als instrument om het concurrentievermogen te bevorderen en de sociale voorzieningen in stand te houden;

1.  verheugt zich over de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad voor het eurogebied; herinnert eraan dat die aanbevelingen wegens de uitvoering van het nieuwe economische en governancepakket voor het eerst een macro-economisch scenario omvatten voor het gehele eurogebied en merkt op dat ze gedetailleerder zijn dan ooit; is van oordeel dat de aanbevelingen hun volledige potentieel nog niet hebben bereikt;

2.  herinnert eraan dat het Europees semester het juiste kader is voor de effectieve economische en governancestructuur voor de lidstaten van het eurogebied die verbonden worden door een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, waarin het multilaterale toezicht op het begrotings- en macro-economisch beleid en de uitvoering van de Europese strategie voor groei en werkgelegenheid die zijn opgenomen in de EU 2020-strategie, worden verenigd;

3.  maakt zich zorgen over het feit dat in vele lidstaten de nationale parlementen, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld niet betrokken waren bij het proces van het Europees semester; dringt er daarom bij de Commissie op aan om ervoor te zorgen dat het proces een grotere democratische legitimiteit verkrijgt door de nationale parlementen, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld erbij te betrekken;

4.  dringt er bij de Commissie op aan geen standaardaanpak toe te passen op de aanbevelingen aan de lidstaten en ervoor te zorgen dat dergelijke aanbevelingen worden gedaan volgens de specifieke behoeften van de betrokken lidstaat;

5.  herinnert eraan dat het Europees semester de noodzakelijke controle en coördinatie ex ante in de context van het eurogebied mogelijk maakt, zowel via het uitwisselen van ontwerpbegrotingsplannen als via het vooraf bespreken van alle belangrijke voorgenomen economische beleidshervormingen, wat het mogelijk maakt mogelijke negatieve overloopeffecten als gevolg van nationale maatregelen op andere landen of op het eurogebied als geheel terug te dringen en/of te elimineren;

6.  verheugt zich over de maatregelen die zijn voorgesteld en is van oordeel dat deze maatregelen geleidelijk moeten worden verbeterd om gezonde en duurzame overheidsfinanciën te realiseren, de macro-economische onevenwichtigheden te minimaliseren en de concurrentiekracht te versterken, en uiteindelijk zullen leiden tot meer groei en werkgelegenheid; beklemtoont dat het noodzakelijk is om voor een goede samenhang binnen en tussen de aanbevelingen van de lidstaten te zorgen, beter gebruik te maken van het macro-economisch scorebord en de negatieve overloopeffecten van het economisch beleid van de afzonderlijke lidstaten in aanmerking te nemen;

7.  wijst erop dat de Commissie erop aandringt om groei- en concurrentiebevorderende structurele hervormingen voor Europa door te voeren teneinde de crisis aan te pakken en Europa's vooraanstaande plaats in de wereldeconomie terug te krijgen; steunt nadrukkelijk de inspanningen van de Commissie om de macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied te corrigeren; verzoekt de Commissie om deze werkzaamheden nog te intensiveren;

8.  ziet uit naar de specifieke studie van de Commissie over de verhoudingen tussen tekorten en overschotten in het eurogebied die in het najaar 2012 klaar moet zijn;

9.  merkt op dat de structurele hervormingen zijn toegespitst op een klein aantal gebieden, zoals de arbeidsmarkten (met inbegrip van de loonvorming), het belastingssysteem, de banksector, de pensioensstelsels, de dienstensector (door opheffing van ongerechtvaardigde beperkingen inzake gereglementeerde sectoren en beroepen), de liberalisering van bepaalde industrietakken, de verhoging van de efficiëntie en kwaliteit van overheidsuitgaven, de vermindering van de bureaucratie, het schrappen van onnodige bestuursniveaus, de bestrijding van belastingontduiking en de hervorming van de hypotheek- en onroerendgoedmarkt; erkent dat er nog een lange weg moet worden afgelegd en is van oordeel dat de juiste fundamenten moeten worden gelegd en dat er nog steeds ruimte is voor verbetering;

10. spreekt haar bezorgdheid uit over het feit dat de lidstaten met een programma voor financiële bijstand geen aanbevelingen inzake de EU 2020-doelstellingen hebben ontvangen; verzoekt de Commissie de gevolgen van de economische aanpassingsprogramma's op de vorderingen in de richting van de Europa 2020-kerndoelstellingen te beoordelen en wijzigingen voor te stellen om het aanpassingsprogramma in overeenstemming te brengen met de Europa 2020-doelstellingen;

11. stemt ermee in dat de Commissie de nadruk legt op hervormingen van de arbeidsmarkt als middel om het concurrentievermogen van het eurogebied te vergroten; is van mening dat loonsverhogingen in overeenstemming moeten zijn met de productiviteit; stemt er eveneens mee in dat de Commissie zoveel belang hecht aan de houdbaarheid op de lange termijn van de pensioensstelsels;

12. vraagt de Commissie om in haar aanbevelingen explicieter, diepgaander en coherenter te zijn, toezicht te blijven houden op de in het verleden gedane aanbevelingen, onder meer door middel van een gedetailleerde verklaring voor en beoordeling van die gevallen waarin een land volgens de Commissie de aanbevelingen maar deels heeft opgevolgd, en ten volle rekening te houden met de specifieke economische en sociale omstandigheden van elke lidstaat; is van mening dat de Commissie aanbevelingen moet doen aan de lidstaten over de manier waarop zij de overloopeffecten van hun binnenlands beleid kunnen beperken en de naleving voor andere lidstaten kunnen vergemakkelijken;

13. merkt op dat de Commissie er in de landenspecifieke aanbevelingen voor dit jaar bij een aantal lidstaten op aandringt dat zij hun nationale systemen voor loonvorming herstructureren en/of de nationale loonniveaus verlagen; benadrukt dat de autonomie van de sociale partners essentieel is voor een goede werking van de arbeidsmarkt en dat deze autonomie in acht moet worden genomen:

14. herhaalt dat de Commissie in de unieke positie verkeert om een werkelijk gedetailleerd Europees macro-economisch plan op te stellen om de groei en de werkgelegenheid te versterken en dringt er bij de Commissie op aan aanpassingen van specifieke aanbevelingen mogelijk te maken wanneer blijkt dat deze ontoereikend zijn om de omschreven doelstellingen te bereiken; is van oordeel dat de Commissie met het oog op het nastreven van een dergelijk plan moet voorstellen dat de Europese fondsen zo doeltreffend mogelijk worden ingezet en moet zoeken naar manieren om deze aan te passen aan de huidige behoeften van de EU, hetgeen adequate financiering vereist;

15. benadrukt dat het met het oog op de vergroting van de efficiëntie van het proces noodzakelijk is dat het tijdschema voor de publicatie van de jaarlijkse groeianalyse (dat gericht is op de EU-27 als geheel) en het waarschuwingsmechanismeverslag, dat wordt geïntroduceerd door het "six-pack" (dat alleen gericht is op bepaalde lidstaten), wordt geharmoniseerd;

16. onderstreept het feit dat de jaarlijkse groeianalyse gebaseerd is op de prognoses die de Commissie in het najaar heeft opgesteld; benadrukt daarom dat het noodzakelijk is rekening te houden met potentiële prognosefouten, aangezien deze gevolgen kunnen hebben voor de begrotingsaanpassing die van de lidstaten wordt verlangd;

17. wijst erop dat structurele hervormingen alleen op middellange tot lange termijn vruchten kunnen afwerpen en niet noodzakelijkerwijs een oplossing op zich vormen voor de recessiespiraal waarin de EU zich momenteel bevindt;

18. verzoekt de Commissie de EU 2020-strategie – onder meer beleidsmaatregelen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid en de armoede – in het Europees semester op te nemen en ervoor te zorgen dat deze strategie beter tot uiting komt in de landenspecifieke aanbevelingen; stelt vast dat er in vele landen weinig tot geen vooruitgang wordt geboekt bij het bereiken van de sociale en milieudoelstellingen van de EU 2020-strategie, wat betekent dat de EU als geheel niet goed op weg is om de EU 2020-doelstellingen te halen;

19. is ingenomen met het belangrijke initiatief van de Commissie van 27 juni 2012 om de strijd tegen belastingfraude en -ontduiking te intensiveren; beklemtoont dat de extra inspanningen op dit gebied – zowel op nationaal en EU-niveau als ten opzichte van derde landen – een essentieel onderdeel moeten zijn van programma's die gericht zijn op de consolidatie van de openbare financiën; vindt het wenselijk dat het verhoogde ambitieniveau dat uit het initiatief blijkt volledig wordt verwezenlijkt in toekomstige wetsvoorstellen en duidelijk tot uiting komt in de lopende werkzaamheden in het kader van het Europees semester;

20. moedigt de lidstaten aan de door het "six-pack" gewijzigde regels van het stabiliteits- en groeipact nauwgezet te volgen door een gedifferentieerde groeivriendelijke fiscale consolidatie na te streven, rekening houdend met landenspecifieke omstandigheden, hun overheidsfinanciën meer veerkracht te geven, ervoor te zorgen dat de Europese economie duurzamer wordt en de druk vanuit de banksector te doen afnemen; is een overtuigd voorstander van een versterking van de duurzaamheid van de begrotingsdiscipline en begrotingsinstellingen, zowel op nationaal als op subnationaal niveau, en vindt dat overheidsuitgaven meer gericht moeten worden op langetermijninvesteringen, die duurzame groei zouden bevorderen; verzoekt de lidstaten ongewenste negatieve overloopeffecten te vermijden door naleving door andere lidstaten te vergemakkelijken, met name rekening houdend met de aanbevelingen die worden gedaan aan andere lidstaten bij het opstellen van hun eigen beleid;

21. verheugt zich erover dat de procedures bij buitensporige tekorten voor enkele lidstaten zijn beëindigd; hoopt dat in de nabije toekomst meer zulke procedures kunnen worden stopgezet; dringt er bij alle politieke leiders op aan dergelijke inspanningen te verrichten en hun verplichtingen na te komen en daarbij naar behoren rekening te houden met de macro-economische context;

22. erkent dat van alle Europese burgers de afgelopen jaren bijzonder grote inspanningen zijn gevraagd;

23. neemt er nota van dat een groeiend aantal van de 25 lidstaten die het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie hebben ondertekend, het ook heeft geratificeerd; roept alle andere lidstaten op het verdrag zo spoedig mogelijk te ratificeren; juicht het positieve resultaat van het Iers referendum over dit verdrag toe;

24. roept alle betrokken partijen op spoedig tot een vergelijk te komen over het "two-pack" om de huidige wetgeving die volgens de medebeslissingsprocedure werd aangenomen, aan te vullen;

25. vraagt dat de partijen die hebben deelgenomen aan de besluitvorming door de Raad, ervan afzien deze besluiten kort na de goedkeuring ervan opnieuw in vraag te stellen;

26. is zeer tevreden over de economische dialoog die tot nu toe gevoerd werd tussen het Europees Parlement en nationale vertegenwoordigers; beklemtoont het belang van deze dialoog voor de totstandbrenging van een volledig operationeel kader voor het Europees semester en voor het bereiken van het noodzakelijke niveau van democratische verantwoording voor alle betrokken partijen; onderstreept nogmaals bereid te zijn zulke dialogen te blijven houden en is van mening dat deze dialogen een belangrijk onderdeel moeten vormen van een intensiever debat op Europees niveau over economische en sociale prioriteiten en instrumenten; is van mening dat economische dialogen een mijlpaal vormen op weg naar een grotere democratische verantwoording met betrekking tot het toezicht op het economisch beleid en de coördinatie in de EMU;

27. merkt bezorgd op dat het Europees Parlement continu buitenspel is gezet bij belangrijke economische beslissingen ten aanzien van de crisis, en is van oordeel dat het bij dergelijke beslissingen moet worden betrokken om de legitimiteit van deze beslissingen, die gevolgen hebben voor alle burgers, te verhogen;

28. beschouwt het van essentieel belang dat het semester meer legitimiteit krijgt, dat de resterende juridische onduidelijkheden worden weggenomen om institutionele conflicten zoals het overlappen van bevoegdheden in de toekomst te voorkomen, en dat de onduidelijkheid en de verhoogde complexiteit van het institutionele kader van de EU worden aangepakt;

29. betreurt dat het parlementaire toezicht slechts een kleine rol speelt in het proces, en benadrukt dat het Europees semester de rechten en bevoegdheden van het Europees Parlement en de nationale parlementen op geen enkele manier in gevaar mag brengen;

30. benadrukt de noodzaak om de werkmethodes van de Eurogroep te versterken teneinde haar algehele verantwoording tegenover het Europees Parlement te versterken; is voorts van mening dat het noodzakelijk is om naar een sterkere communautaire aanpak over te stappen;

31. is van oordeel dat de economische dialoog moet worden uitgebreid naar het voorbeeld van de monetaire dialoog met de ECB, waarbij regelmatig overleg plaatsvindt tussen het Europees Parlement, de Commissie en de Ecofin-voorzitter over de voorbereiding en follow-up van de jaarlijkse groeianalyse en de landspecifieke aanbevelingen;

32. herhaalt de noodzaak het Europees Parlement, de enige supranationale Europese instelling die over electoraal draagvlak beschikt, te betrekken bij economische beleidcoördinatie

33. wijst erop dat het Europees Parlement moet worden erkend als het passend Europees democratisch forum voor de uitvoering van een algemene evaluatie aan het einde van het Europees semester; meent dat vertegenwoordigers van de EU-instellingen en de bij het proces betrokken economische organen, als blijk van deze erkenning, de leden van het Europees Parlement op aanvraag van informatie moeten voorzien;

34. herhaalt zijn dringende oproep om actie te ondernemen teneinde de stabiliteit van het financieel stelsel in het eurogebied te verbeteren, de oprichting van een echte economische en monetaire unie op basis van een grotere democratische legitimiteit en verantwoording te bevorderen en de EU 2020-strategie uit te voeren; herinnert eraan dat een dergelijk ingrijpen noodzakelijk is om de stabiliteit wereldwijd te herstellen aangezien de Unie een belangrijke speler in de wereldeconomie is; dringt er bij alle politieke leiders op aan de nodige maatregelen te treffen voor de verwezenlijking van deze doelstelling;

35. brengt in herinnering dat de aanbevelingen van de Commissie een bijdrage zijn tot de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad;

36. herinnert eraan dat een eventuele beslissing van de Raad om de aanbevelingen van de Commissie niet op te volgen naar behoren moet worden toegelicht en vergezeld moet gaan van een uitgebreide motivering; is ingenomen met het beginsel 'naleven of motiveren' dat met betrekking tot landenspecifieke aanbevelingen wordt geïntroduceerd door het 'six-pack'; is van mening dat een dergelijke bepaling de transparantie en het toezicht in het kader van het proces van het Europees semester zal vergroten;

37. is van mening dat de Commissie moet voortbouwen op het Europees semester voor economische beleidscoördinatie (zoals vastgelegd in verordening (EG) nr. 1466/97) en een kaderverordening moet voorleggen waarin de rol van de lidstaten en de EU-instellingen tijdens de verschillende fasen van de semesters en de bijbehorende tijdschema's worden gepreciseerd;

Sectorale bijdragen betreffende het Europees semester 2012

Werkgelegenheid en sociaal beleid

38. is ingenomen met de mededeling 'Op weg naar een banenrijk herstel' (COM(2012)0173) van de Commissie en de werkdocumenten van haar diensten; verzoekt de Commissie de exploitatie van het banenscheppend potentieel van de groene economie, maatschappelijke en gezondheidszorg en de ICT-sector tot hoofdprioriteiten te verheffen in de AGS van 2013;

39. betreurt het feit dat, ondanks hun politieke toezegging tijdens de Europese Raad in het voorjaar van 2012 en het advies van de Commissie in het werkgelegenheidspakket, de meeste lidstaten geen nationaal banenplan als onderdeel van hun NHP's van 2012 hebben ingediend; betreurt dat de Commissie dit niet tot een verplichting heeft verheven waaraan de lidstaten zich moeten houden, en dringt er bij de Commissie op aan de lidstaten te verzoeken hun NHP's zo snel mogelijk in te leveren; verzoekt voorts dat in de NHP's allesomvattende maatregelen worden uiteengezet voor het scheppen van banen en groene werkgelegenheid, een verband tussen werkgelegenheidsbeleid en financiële instrumenten, arbeidsmarkthervormingen, een duidelijk tijdschema voor de uitvoering van de meerjarige hervormingsagenda in de komende 12 maanden en een indicatie van zowel de terreinen als de regio's met tekorten en overschotten aan specialisaties; verzoekt de Commissie gevolg te geven aan haar plannen voor een op objectieve gegevens gebaseerd monitoringsysteem voor de arbeidsmarkt, alsmede aan haar plannen voor een individueel traceringssysteem voor landen die niet aan de landspecifieke aanbevelingen voldoen;

40. stelt voor dat de Commissie toezicht houdt op de voorbereiding van NHP's;

41. wijst erop dat ondernemingen uit de sociale economie deel uitmaken van het Europees sociaal model en de interne markt en derhalve grote erkenning en steun verdienen, en dat hun specifieke karakter in aanmerking moet worden genomen bij het ontwerpen van Europees beleid; herhaalt haar verzoek aan de Commissie om een kader voor de sociale economie uit te werken, waarin de componenten ervan worden onderkend en waarbij zowel de lidstaten als de belanghebbenden worden betrokken teneinde de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen, omdat dit een belangrijk element van het Europees sociaal model en de interne markt is;

42. benadrukt het belang van het waarborgen van grotere sociale cohesie, zonder afbreuk te doen aan de medewerking van bedrijven bij het bereiken van dit doel, hetgeen met name kan worden bevorderd door deze bedrijven toe te staan hun innovatieve en effectieve maatregelen in sociale kwesties te promoten middels etikettering, hetgeen nieuwe investeerders aantrekt en de ontwikkeling van een Europees sociaal model op de lange termijn bevordert;

43. is ingenomen met de erkenning van het belang van toegang tot financiering voor kmo's, aangezien deze bedrijven de hoeksteen van werkgelegenheid en het scheppen van banen in de EU zijn en aanzienlijk potentieel hebben om jeugdwerkloosheid en genderverschillen aan te pakken; dringt er bij de lidstaten op aan om in hun nationale groeiplannen absolute prioriteit te geven aan toegang tot financiering voor kmo's;

44. betreurt dat de Raad het verzoek van het Parlement om in zijn advies voor 2012 met name aandacht te schenken aan arbeidskwaliteit, niet in acht heeft genomen; is het er met de Commissie over eens dat alle arbeidsovereenkomsten werknemers toegang moeten geven tot een reeks kernrechten waaronder pensioenrechten, sociale bescherming en toegang tot een leven lang leren; verzoekt de Commissie arbeidskwaliteit, opleiding en geavanceerde opleiding, de rechten van kernarbeidskrachten en ondersteuning van de mobiliteit van de arbeidsmarkt, zelfstandig ondernemerschap en grensoverschrijdende mobiliteit door vergroting van de veiligheid van werknemers in een overgangsfase tussen banen, op te nemen in de AGS van 2013;

45. verzoekt de lidstaten het bestaan en de toename van slechte arbeidsovereenkomsten en schijnzelfstandigheid te bestrijden, en ervoor te zorgen dat personen met tijdelijke of deeltijdarbeidsovereenkomsten, of zelfstandig ondernemers, passende sociale bescherming ontvangen en een opleiding kunnen volgen en, indien haalbaar, een geavanceerde opleiding, en gerelateerde kaderovereenkomsten ten uitvoer te leggen;

46. dringt erop aan de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te verbeteren door moderne typen arbeidsovereenkomsten te introduceren; erkent dat deeltijdwerk vaak de keuze van de werknemer is, met name onder vrouwen;

47. is ingenomen met de aanbevelingen betreffende de geringe deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt; merkt evenwel op dat er behoefte is aan een breder gendergelijkheidsperspectief dat verder reikt dan arbeidsparticipatie; verzoekt de Commissie arbeidsmarktsegregatie, ongelijke verdeling van zorgverantwoordelijkheden en de gevolgen van begrotingsconsolidatie voor vrouwen in haar beleidsadvies op te nemen;

48. verzoekt de Commissie en de lidstaten de lage arbeidsmarktparticipatie van achtergestelde groepen aan te pakken, inclusief van personen die tot minderheden behoren (bijv. Roma), afkomstig zijn uit de armste microregio's of een handicap hebben; verzoekt de Commissie en de lidstaten tevens de ongelijke verdeling van banen tussen regio's en sociale groepen alsmede de gevolgen van begrotingsconsolidatie op kwetsbare sociale groepen aan te pakken;

49. merkt op dat een aantal lidstaten aanbevelingen op het gebied van loon hebben ontvangen; benadrukt dat loon bovenal het inkomen is waar werknemers van moeten leven; benadrukt dat de door de Commissie toegepaste praktijk van loonvorming en loonniveaus in programmalanden het risico op armoede onder werkenden of loonongelijkheden kan vergroten, hetgeen nadelig is voor lage inkomensgroepen; verzoekt de Commissie haar beleidsadvies voor de lidstaten waar de lonen ten opzichte van productiviteitsniveaus zijn gestagneerd, uit te breiden, met inachtneming van de autonomie van de sociale partners, zoals is neergelegd in de artikelen 152 en 153, lid 5, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU);

50. is ingenomen met de toegenomen aandacht van de Commissie en de Raad voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid; verzoekt de Commissie zonder vertraging een bindende Europese jeugdgarantie voor te stellen, onverminderd de nationale wetgevingen, teneinde de situatie van jongeren die geen onderwijs genieten, noch een opleiding volgen of werken (NEET) op doeltreffende wijze te verbeteren en het probleem van jeugdwerkloosheid in de EU geleidelijk te overwinnen; benadrukt dat voor de Europese jeugdgarantie specifieke Europese financiële steun nodig is, met name in de lidstaten met de hoogste jeugdwerkloosheidscijfers, en wenst dat een gedeelte van de onuitgegeven structurele fondsen voor dit doel wordt gebruikt; verzoekt de Raad spoedig tot een besluit te komen inzake de voorstellen in het werkgelegenheidspakket;

51. is ingenomen met de opname van de aanbeveling in het advies voor 2012 om de maatschappelijke gevolgen van de crisis aan te pakken en de verhoogde aandacht voor de bestrijding van armoede in de landenspecifieke aanbevelingen; is echter zeer bezorgd over de toenemende armoede (inclusief armoede onder werkenden en armoede onder ouderen) en werkloosheid in de EU; verzoekt de lidstaten zich ambitieuzer op te stellen, hun maatregelen ter bestrijding van armoede te versterken en de aanbevelingen van de Commissie nauwgezet te volgen; verzoekt de Commissie uitdrukkelijk om armoede onder werkenden, armoede onder mensen met beperkte of geen aansluiting op de arbeidsmarkt en armoede onder ouderen aan te pakken in de AGS van 2013; benadrukt dat artikel 9 van het VWEU een volwaardige plaats moet krijgen in het gehele Europees semester;

52. herhaalt de noodzaak om aanvullende toezeggingen op sociaal vlak van de lidstaten te eisen, door de EU de verantwoordelijkheid te geven voor de uitvoering van de prioriteiten die zijn gekozen in een context van groei en sociale cohesie op de interne markt;

53. benadrukt de dringende behoefte aan de ontwikkeling van nieuwe instrumenten om sociale onevenwichtigheden en werkloosheid in Europa te bestrijden;

54. verzoekt de lidstaten en de Europese Raad om ministers van sociale zaken en volksgezondheid te betrekken bij het proces van het Europees semester en bij alle stadia van het NHP-proces, aangezien dit een versterking van de rol van de Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO) met zich meebrengt, hetgeen noodzakelijk is omdat de thema's pensioen, loonbeleid en de belastingwig op arbeid binnen de werkingssfeer van deze raad vallen;

55. verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de toepassing van een gemeenschappelijke, uniforme reeks criteria in de gehele EU voor de beoordeling van de NHP's; benadrukt dat normen en gegevens moeten uitgaan van sociale inclusie en milieuduurzaamheid, in aanvulling op economische gegevens; verzoekt de Commissie de lidstaten aan te moedigen sociale indicatoren en gegevens te gebruiken die voortgang en ontwikkeling meten en verdergaan dan de bbp-maatregel, aangezien dit van cruciaal belang is om de vorderingen in de richting van de Europa 2020-doelstellingen te meten;

Begrotingsbeleid

56. dringt er bij de Commissie op aan om in haar volgende jaarlijkse groeianalyse de rol van de EU-begroting in het proces van het Europees semester uitgebreid te belichten en te onderstrepen, door concreet feitenmateriaal te verschaffen over de effecten van die begroting (als initiator, katalysator, synergiebevorderaar en complementaire financieringsbron) op de totale overheidsuitgaven op lokaal, regionaal en nationaal niveau; is voorts van mening dat financiering op EU-niveau besparingen voor de begroting van de lidstaten kan opleveren en dat daar de nadruk op moet worden gelegd; is van mening dat aan de EU-begroting een cruciale rol toekomt als het gaat om het stimuleren van de groei en het scheppen van meer banen alsmede om het succesvol verminderen van de macro-economische onevenwichtigheden in de Unie;

57. dringt er bij de Raad op aan om tijdens de onderhandelingen over de EU-begroting 2013 een politiek en openbaar debat te accepteren over de hoogte van de middelen die nodig zijn voor de uitvoering van het Pact voor groei en banen, dat de Europese Raad in juni 2012 heeft goedgekeurd; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het herhaaldelijk door de Raad ingenomen standpunt inzake een kunstmatige verlaging van de in de EU-begroting beschikbare betalingskredieten, waardoor het vermogen van de EU om aan haar juridische en politieke verplichtingen te voldoen, in gevaar zou komen; verzoekt de Raad opnieuw met het Parlement en de Commissie tot overeenstemming te komen over een gemeenschappelijke methode voor de beoordeling van de reële betalingsbehoeften; onderstreept dat de situatie nijpend is, met name in de rubrieken 1A en 1B (concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid / cohesie voor groei en werkgelegenheid) en in de fondsen voor plattelandsontwikkeling;

58. verzoekt de lidstaten ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden waarover in het Pact voor groei en banen overeenstemming is bereikt, en een herschikking van de middelen in hun nationale toewijzing uit de structuurfondsen en het Cohesiefonds (55 miljard euro) te overwegen om daarmee onderzoek en innovatie, kmo's (inclusief gemakkelijker toegang tot EU-gelden) en banen voor jongeren te ondersteunen; verzoekt de Commissie in haar in november 2012 te publiceren jaarlijkse groeianalyse 2013 een volledig beeld te geven van wat er in dat opzicht is bereikt;

59. benadrukt bovendien dat het Pact voor groei en banen een uitdrukkelijke uitnodiging aan de lidstaten bevat om een deel van hun structuurfondstoewijzing te gebruiken om samen met de EIB te werken aan kredietrisico- en kredietgarantiefaciliteiten voor kennis en vaardigheden, efficiënt hulpmiddelengebruik, strategische infrastructuur en de toegang van kmo's tot financiering; is van mening dat de autoriteiten van de lidstaten maximaal profijt moeten trachten te trekken van het groeipotentieel dat wordt geboden door andere, reeds bestaande EU-initiatieven die uit de EU-begroting worden gefinancierd, zoals de proeffase voor projectobligaties, de diverse innovatieve financiële instrumenten van de EU die sinds 2007 bestaan op het gebied van onderzoek en innovatie, steun voor kmo's en microkredietregelingen; wijst er verder op dat de EIB in de periode 2012-2015 meer ruimte heeft om leningen te verstrekken; is van mening dat al deze maatregelen, mits goed gecombineerd en geïmplementeerd, het fundament kunnen vormen voor een investeringsprogramma van de EU voor de komende jaren met een enorm positief effect op het bbp en de werkgelegenheid in de EU-27, waarbij sommige academici een bbp-stijging van 0,56% ramen en uitgaan van 1,2 miljoen extra banen;

60. verzoekt daarom de lidstaten om hun bni-bijdrage aan de EU-begroting niet als een aanpassingsvariabele in hun consolidatie-inspanningen te beschouwen en er evenmin naar te streven om – in tegenstelling tot de politieke toezeggingen die zij op het hoogste niveau hebben gedaan – de omvang van de groeibevorderende uitgaven uit de EU-begroting kunstmatig te verlagen; is zich evenwel bewust van de economische spanning tussen de noodzaak van consolidering van de overheidsfinanciën op korte termijn en een potentiële verhoging van de op het bni gebaseerde bijdrage van sommige lidstaten als gevolg van een verhoging van het betalingsniveau in de EU-begroting; herhaalt daarom zijn luide roep om hervorming van de financiering van de EU-begroting – waarover in de onderhandelingen over het MFK voor de periode 2014-202 een akkoord moet worden bereikt – door het aandeel van de op het bni gebaseerde bijdragen van de lidstaten in de EU-begroting tot 2020 terug te brengen tot 40% en daarmee een bijdrage te leveren aan hun consolidatie-inspanningen[42];

61. verzoekt bovendien de Commissie na te gaan of het mogelijk is de op het bni gebaseerde bijdrage aan de EU-begroting buiten beschouwing te laten bij de berekening van het structurele tekort, zoals omschreven in het "two-pack";

62. waarschuwt dat een verlaging van de EU-begroting, die als katalysator voor investeringen werkt, in het kader van de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader voor 2014-2020 nadelige gevolgen zou hebben voor het creëren van groei en banen in de Unie;

Interne markt

63. vraagt de Commissie van de governance van de interne markt een topprioriteit te maken, aangezien deze aanzienlijk bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees semester, namelijk duurzame economische groei en werkgelegenheid; is van mening dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Commissie de lidstaten tegelijk meer praktische oplossingen voor een betere werking van de interne markt moeten bieden, zodat de voltooiing van de interne markt op meer steun kan rekenen van de publieke opinie en de politiek;

64. vraagt de Raad en de Commissie het Europees semester aan de Single Market Act te koppelen met het oog op de samenhang van het Europees economisch beleid en de totstandbrenging van duurzame groei;

65. benadrukt dat de initiatieven in het kader van de Single Market Act consistent moeten zijn met en moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de zeven "vlaggenschipinitiatieven" in het kader van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei;

66. vraagt de Commissie het jaarverslag over de integratie van de interne markt te coördineren met andere instrumenten om de interne markt te monitoren, zoals het scorebord van de interne markt, om overlapping te voorkomen, doeltreffende en duidelijke aanbevelingen te doen en de samenhang van het Europees economisch beleid te garanderen;

67. looft in dit verband het voorstel van de Commissie om landenspecifieke aanbevelingen betreffende de interne markt te doen, met name betreffende de correcte omzetting van de wetgeving en de omzettingstermijnen; vraagt de Commissie actiever toe te zien op de correcte tenuitvoerlegging en handhaving van de EU-wetgeving in de lidstaten door resoluut gebruik te maken van al haar bevoegdheden;

68. vraagt de Commissie en de lidstaten prioriteit te geven aan de goedkeuring van de twaalf kernmaatregelen van de Single Market Act, als belangrijke bijdrage aan een allesomvattende en evenwichtige versterking van de interne markt;

Constitutionele zaken

69. meent dat nauwe samenwerking tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen, overeenkomstig artikel 9 van protocol nr. 1, cruciaal is voor de nodige democratische legitimiteit van het semesterproces en de eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten daarvoor; roept op tot een versterking van de dialoog tussen het Europese en de nationale niveaus, waarbij de taakverdeling tussenbeide wordt geëerbiedigd;

70. vindt dat er niet alleen moet worden gezorgd voor samenwerking tussen de parlementen, maar ook meer inspanningen moeten worden geleverd om met de burgers te communiceren en hen actief bij het proces te betrekken;

71. is van oordeel dat de nationale parlementen een actievere rol in het proces moeten spelen om zorgen over legitimiteit weg te nemen, en stelt voor dat de lidstaten hun interne procedures aanpassen zodat de nationale parlementen kunnen deelnemen aan discussies over de belasting- en hervormingsplannen van hun land voordat deze bij de EU worden ingediend;

Rechten van de vrouw en gendergelijkheid

72. dringt er opnieuw bij de lidstaten op aan om een gendergelijkheidsperspectief in het proces van het Europees semester op te nemen, en binnen het arbeidsmarktbeleid sterker de nadruk te leggen op opleiding, door bij de uitvoering van de in het kader van de jaarlijkse groeianalyse verstrekte beleidsrichtsnoeren rekening te houden met de behoeften en de situatie van vrouwen; prijst de lidstaten die de genderdimensie een volwaardige plaats hebben gegeven in hun nationale hervormingsprogramma's, maar betreurt dat veel lidstaten dit onderwerp niet eens vermelden; verzoekt de Commissie om de lidstaten een voorstel te doen voor een uniform formaat en criteria voor de integratie van een gendergelijkheidsperspectief in de nationale hervormingsprogramma´s;

73. verzoekt de lidstaten om in hun nationale hervormingsprogramma´s specifieke kwantitatieve streefdoelen vast te stellen in overeenstemming met de werkgelegenheidsstatistieken voor vrouwen, alsook om specifieke maatregelen te treffen voor kwetsbare groepen vrouwen (zoals jonge vrouwen, vrouwelijke migranten, gehandicapte vrouwen en alleenstaande moeders);

74. brengt in herinnering dat de loonverschillen tussen vrouwen en mannen in de EU nog altijd een probleem vormen en dat deze verschillen ook een negatief effect hebben op de hoogte van het pensioen dat vrouwen na hun loopbaan ontvangen, hetgeen er bijgevolg toe kan leiden dat vrouwen onder de armoedegrens terecht komen; verzoekt de lidstaten daarom in hun nationale hervormingsprogramma's kwalitatieve streefdoelen vast te leggen teneinde de loonkloof tussen vrouwen en mannen te dichten, en aldus paal en perk te stellen aan zowel de oneerlijke behandeling van vrouwelijke gepensioneerden als de armoedegevoeligheid van oudere vrouwen;

75. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad en de regeringen van de lidstaten, de Europese Commissie, de nationale parlementen, alsmede aan de ECB.

  • [1]  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0542.
  • [2]  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.
  • [3]  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41.
  • [4]  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8.
  • [5]  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 33.
  • [6]  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
  • [7]  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.
  • [8]  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0583.
  • [9]  http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ec/120296.pdf.
  • [10] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0048.
  • [11]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 95.
  • [12]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 1.
  • [13]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 5.
  • [14]  OJ C 219, 24.7.2012, p. 9.
  • [15]  OJ C 219, 24.7.2012, p. 13.
  • [16]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 17.
  • [17]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 21.
  • [18]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 25.
  • [19]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 28.
  • [20]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 31.
  • [21]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 35.
  • [22]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 38.
  • [23]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 40.
  • [24]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 44.
  • [25]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 46.
  • [26]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 50.
  • [27]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 54.
  • [28]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 58.
  • [29]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 61.
  • [30]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 88.
  • [31]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 65.
  • [32]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 69.
  • [33]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 72.
  • [34]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 74.
  • [35]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 77.
  • [36]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 81.
  • [37]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 85.
  • [38]  PB C 219 van 24.7.2012, blz. 91.
  • [39]  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0258.
  • [40]  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0186.
  • [41]  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0047.
  • [42]  Aangenomen teksten, P7-TA(2012)0245.

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken(*) (20.9.2012)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2012
(2012/2150(INI))

Rapporteur voor advies (*): Marije Cornelissen

(*) Medeverantwoordelijke commissie – artikel 50 van het Reglement

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat de economische context onzeker blijft en overwegende dat de lidstaten zich in 2010 hebben verbonden aan de Europa 2020-doelstellingen voor de ontwikkeling van een slimme, duurzame en inclusieve EU-economie; overwegende dat de EU echter niet op schema ligt met de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen, aangezien de gecombineerde nationale doelstellingen te laag zijn en de genomen maatregelen niet tot aanzienlijke vooruitgang hebben geleid voor wat bijna alle doelstellingen betreft, met name die met betrekking tot energie-efficiëntie, werkgelegenheid, armoedebestrijding en onderzoek en ontwikkeling;

B.  overwegende dat in de conclusies van de Raad van Europa van 30 januari 2012 het volgende wordt verklaard: 'Groei en werkgelegenheid zullen pas weer opbloeien als we een consequente aanpak volgen die steunt op een brede basis, die een combinatie is van een slimme begrotingsconsolidatie die blijft investeren in toekomstige groei, van gezond macro-economisch beleid en van een actieve werkgelegenheidsstrategie die de sociale cohesie in stand houdt', en overwegende dat de EU de lidstaten dient te ondersteunen bij het creëren van een dynamische omgeving voor economische groei en welvaart via duurzaam beleid;

C. overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 15 februari 2012 aanbevelingen heeft gedaan inzake werkgelegenheid en sociale aspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2012[1], waarin het de Raad heeft verzocht de volgende prioriteiten op te nemen in zijn advies voor het Europees semester 2012: waarborgen van samenhang en vergroten van de ambitie om de Europa 2020-doelstellingen te behalen, steunen van het scheppen van duurzame werkgelegenheid via investeringen en belastinghervorming, verbeteren van de kwaliteit van werkgelegenheid en voorwaarden voor verhoogde arbeidsparticipatie, aanpakken van jeugdwerkloosheid, aanpakken van armoede en maatschappelijke uitsluiting met de nadruk op groepen met geen of beperkte aansluiting op de arbeidsmarkt en versterken van democratische legitimiteit, verantwoording en betrokkenheid;

D. overwegende dat de maatschappelijke gevolgen van de eurocrisis in veel lidstaten zeer ernstig zijn, en overwegende dat de verdere voorgestelde maatregelen een aantal problemen zullen verergeren, zoals het stijgende aantal faillissementen en huisuitzettingen en forse bezuinigingen in de gezondheidszorg, invalidenzorg en het speciaal onderwijs;

E.  overwegende dat het Europees semester aan belang heeft gewonnen en het proces ervan nu diverse door de lidstaten in te dienen documenten of subdocumenten omvat (nationale hervormingsprogramma's (NHP's), stabiliteits- en convergentieprogramma's (SCP's), nationale sociale rapporten (NSR's) en nationale banenplannen), en overwegende dat in deze documenten een toenemend aantal doelstellingen moet worden aangepakt; overwegende dat de hoeveelheid documenten evenals de overlapping ertussen de transparantie en samenhang van het proces van het Europees semester doen afnemen; overwegende dat de kwaliteit van de door de lidstaten ingediende documenten en het niveau van betrokkenheid van belanghebbenden en nationale parlementen bij de opstelling ervan sterk variëren,

F.  overwegende dat het werkloosheidspercentage van de EU-27 tussen 2008 en halverwege 2012 is toegenomen van circa 7% tot 10,4%, wat neerkomt op circa 25 miljoen personen zonder werk;

G. overwegende dat meer dan een op de vijf jongeren in de EU geen werk heeft (22%) en een aantal lidstaten kampt met een jeugdwerkloosheidspercentage van meer dan 50%;

H. overwegende dat 8,3 miljoen Europeanen jonger dan 25 jaar geen onderwijs genieten, noch een opleiding volgen of werken (NEET) en overwegende dat deze cijfers nog steeds toenemen;

I.   overwegende dat meer dan 115 miljoen mensen in de EU-27 met sociale uitsluiting worden bedreigd, omdat zij een hoog risico op armoede lopen, ernstig materieel gedepriveerd zijn of in huishoudens met een zeer lage arbeidsparticipatie leven;

Vorderingen in de richting van Europa 2020

1.  betreurt dat, ondanks de bevinding van de Commissie dat de door de lidstaten in hun nationale hervormingsprogramma's (NHP's) vastgestelde toezeggingen ontoereikend zijn om de meeste Europa 2020-doelstellingen te behalen, geen enkele lidstaat in de landenspecifieke aanbevelingen werd aangespoord de nationale doelstellingen te verhogen; verzoekt de Commissie en de Raad het gebrek aan nationale ambitie in de jaarlijkse groeianalyse (AGS) van 2013 aan te pakken en ervoor te zorgen dat de nationale doelstellingen in de NHP's van 2013 van het niveau zijn dat nodig is om alle Europa 2020-kerndoelstellingen te behalen;

Scheppen van duurzame werkgelegenheid

2.  is ingenomen met de mededeling 'Op weg naar een banenrijk herstel' (COM(2012)0173) van de Commissie en de werkdocumenten van haar diensten; verzoekt de Commissie de exploitatie van het banenscheppend potentieel van de groene economie, maatschappelijke en gezondheidszorg en de ICT-sector tot hoofdprioriteiten te verheffen in de AGS van 2013;

3.  betreurt het feit dat, ondanks hun politieke toezegging tijdens de Europese Raad in het voorjaar van 2012 en het advies van de Commissie in het werkgelegenheidspakket, de meeste lidstaten geen nationaal banenplan als onderdeel van hun NHP's van 2012 hebben ingediend; betreurt dat de Commissie dit niet tot een verplichting heeft verheven waaraan de lidstaten zich moeten houden, en dringt er bij de Commissie op aan de lidstaten te verzoeken hun NHP's zo snel mogelijk in te leveren; verzoekt voorts dat in de NHP's allesomvattende maatregelen worden uiteengezet voor het scheppen van banen en groene werkgelegenheid, een verband tussen werkgelegenheidsbeleid en financiële instrumenten, arbeidsmarkthervormingen, een duidelijk tijdschema voor de uitvoering van de meerjarige hervormingsagenda in de komende 12 maanden en een indicatie van zowel de terreinen als de regio's met tekorten en overschotten aan specialisaties; verzoekt de Commissie gevolg te geven aan haar plannen voor een op objectieve gegevens gebaseerd monitoringsysteem voor de arbeidsmarkt, alsmede aan haar plannen voor een individueel traceringssysteem voor landen die niet aan de landspecifieke aanbevelingen voldoen;

4.  stelt voor dat de Commissie toezicht houdt op de voorbereiding van NHP's;

5.  is ingenomen met de aanbeveling om belasting te verschuiven van arbeid naar activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu, waarbij het belastingsysteem op de langere termijn wordt vereenvoudigd en aangepast aan de economische en maatschappelijke situatie in de lidstaten; verzoekt de lidstaten deze aanbeveling uit te voeren en ervoor te zorgen dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de lagere inkomens;

6.  is ingenomen met de nadruk die wordt gelegd op hulpbronnenefficiënte programma's, die een aanzienlijk werkgelegenheidspotentieel hebben, gunstig voor het milieu zijn, duurzame banen opleveren en voor zowel openbare als private financiering een duidelijk rendement op investeringen bieden;

7.  is ingenomen met de nadruk die wordt gelegd op het aan banden leggen van de belastingontduiking, omdat dit een probleem is dat alle lidstaten treft en de nationale belastinginkomsten, die noodzakelijk zijn voor economisch herstel, aanzienlijk kan verminderen;

8.  wijst erop dat ondernemingen uit de sociale economie deel uitmaken van het Europees sociaal model en de interne markt en derhalve grote erkenning en steun verdienen, en dat hun specifieke karakter in aanmerking moet worden genomen bij het ontwerpen van Europees beleid; herhaalt haar verzoek aan de Commissie om een kader voor de sociale economie te ontwikkelen, waarin de componenten ervan worden onderkend en waarbij zowel de lidstaten als de belanghebbenden worden betrokken teneinde de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen, omdat dit een belangrijk element van het Europees sociaal model en de interne markt is;

9.  benadrukt het belang van het waarborgen van grotere sociale cohesie, zonder afbreuk te doen aan de medewerking van bedrijven bij het bereiken van dit doel, hetgeen met name kan worden bevorderd door deze bedrijven toe te staan hun innovatieve en effectieve maatregelen in sociale kwesties te promoten middels etikettering, hetgeen nieuwe investeerders aantrekt en tevens de ontwikkeling van een Europees sociaal model op de lange termijn bevordert;

10. is ingenomen met de erkenning van het belang van toegang tot financiering voor kmo's, aangezien deze bedrijven de hoeksteen van werkgelegenheid en het scheppen van banen in de EU zijn en aanzienlijk potentieel hebben om jeugdwerkloosheid en genderverschillen aan te pakken; dringt er bij de lidstaten op aan om in hun nationale groeiplannen absolute prioriteit te geven aan toegang tot financiering voor kmo's;

Kwaliteit van werkgelegenheid

11. betreurt dat de Raad het verzoek van het Parlement om in zijn advies voor 2012 met name aandacht te schenken aan arbeidskwaliteit, niet in acht heeft genomen; is het er met de Commissie over eens dat alle arbeidsovereenkomsten werknemers toegang moeten geven tot een reeks kernrechten waaronder pensioenrechten, sociale bescherming en toegang tot een leven lang leren; verzoekt de Commissie arbeidskwaliteit, opleiding en geavanceerde opleiding, de rechten van kernarbeidskrachten en ondersteuning van de mobiliteit van de arbeidsmarkt, zelfstandig ondernemerschap en grensoverschrijdende mobiliteit door vergroting van de veiligheid van werknemers in een overgangsfase tussen banen, op te nemen in de AGS van 2013;

12. verzoekt de lidstaten het bestaan en de toename van slechte arbeidsovereenkomsten en schijnzelfstandigheid te bestrijden, en ervoor te zorgen dat personen met tijdelijke of deeltijdarbeidsovereenkomsten, of zelfstandig ondernemers, passende sociale bescherming ontvangen en een opleiding kunnen volgen en, indien haalbaar, een geavanceerde opleiding, en gerelateerde kaderovereenkomsten ten uitvoer te leggen;

13. dringt erop aan de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te verbeteren door moderne typen arbeidsovereenkomsten te introduceren; erkent dat deeltijdwerk vaak de keuze van de werknemer is, met name onder vrouwen;

14. is ingenomen met de aanbevelingen betreffende de geringe deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt; merkt evenwel op dat er behoefte is aan een breder gendergelijkheidsperspectief dat verder reikt dan arbeidsparticipatie; verzoekt de Commissie arbeidsmarktsegregatie, ongelijke verdeling van zorgverantwoordelijkheden en de gevolgen van begrotingsconsolidatie voor vrouwen in haar beleidsadvies op te nemen;

15. verzoekt de Commissie en de lidstaten de lage arbeidsmarktparticipatie van achtergestelde groepen aan te pakken, inclusief van personen die tot minderheden behoren (bijv. Roma), afkomstig zijn uit de armste microregio's of een handicap hebben; verzoekt de Commissie en de lidstaten tevens de ongelijke verdeling van banen tussen regio's en sociale groepen alsmede de gevolgen van begrotingsconsolidatie op kwetsbare sociale groepen aan te pakken;

16. verzoekt de Commissie en de lidstaten de impact van hervormingen van de zorgstelsels te volgen en hierover verslag uit te brengen, zoals aanbevolen in de AGS van 2012; benadrukt dat bij het nastreven van de hervorming en modernisering van zorgstelsels hervormingen inclusief moeten zijn, preventieve en vroege interventiemethoden prioriteit dienen te krijgen en gelijke toegang moet worden geboden;

17. merkt op dat een aantal lidstaten aanbevelingen op het gebied van loon hebben ontvangen; benadrukt dat loon bovenal het inkomen is waar werknemers van moeten leven; benadrukt dat de door de Commissie toegepaste praktijk van loonvorming en loonniveaus in programmalanden het risico op armoede onder werkenden of loonongelijkheden kan vergroten, hetgeen nadelig is voor lage inkomensgroepen; verzoekt de Commissie haar beleidsadvies voor de lidstaten waar de lonen ten opzichte van productiviteitsniveaus zijn gestagneerd, uit te breiden, met inachtneming van de autonomie van de sociale partners, zoals is neergelegd in de artikelen 152 en 153, lid 5, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU);

18. is ingenomen met de nadruk op slimme regelgeving en vereenvoudiging, die gericht is op doeltreffende EU-wetgeving wanneer die van meerwaarde is en op voldoende flexibiliteit voor de lidstaten wanneer nationale wetgeving passender is; herhaalt het gevaar van de administratieve lasten die groei en het scheppen van banen tegenhouden, en de noodzaak om ervoor te zorgen dat alle regelgeving geschikt is voor het beoogde doel;

Bestrijding van jeugdwerkloosheid

19. is ingenomen met de toegenomen aandacht van de Commissie en de Raad voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid; verzoekt de Commissie zonder vertraging een bindende Europese jeugdgarantie voor te stellen, onverminderd de nationale wetgevingen, teneinde de situatie van jongeren die geen onderwijs genieten, noch een opleiding volgen of werken (NEET) op doeltreffende wijze te verbeteren en het probleem van jeugdwerkloosheid in de EU geleidelijk te overwinnen; benadrukt dat voor de Europese jeugdgarantie specifieke Europese financiële steun nodig is, met name in de lidstaten met de hoogste jeugdwerkloosheidscijfers, en wenst dat een gedeelte van de onuitgegeven structurele fondsen voor dit doel wordt gebruikt; verzoekt de Raad spoedig tot een besluit te komen inzake de voorstellen in het werkgelegenheidspakket;

Armoede en sociale uitsluiting

20. is ingenomen met de opname van de aanbeveling in het advies voor 2012 om de maatschappelijke gevolgen van de crisis aan te pakken en de verhoogde aandacht voor de bestrijding van armoede in de landenspecifieke aanbevelingen; is echter zeer bezorgd over de toenemende armoede (inclusief armoede onder werkenden en armoede onder ouderen) en werkloosheid in de EU; verzoekt de lidstaten zich ambitieuzer op te stellen, hun maatregelen ter bestrijding van armoede te versterken en de aanbevelingen van de Commissie nauwgezet te volgen; verzoekt de Commissie uitdrukkelijk om armoede onder werkenden, armoede onder mensen met beperkte of geen aansluiting op de arbeidsmarkt en armoede onder ouderen aan te pakken in de AGS van 2013; benadrukt dat artikel 9 van het VWEU een volwaardige plaats moet krijgen in het gehele Europees semester;

21. herhaalt de noodzaak om aanvullende toezeggingen op sociaal vlak van de lidstaten te eisen, door de EU de verantwoordelijkheid te geven voor de uitvoering van de prioriteiten die zijn gekozen in een context van groei en sociale cohesie op de interne markt;

Werkgelegenheid en sociale aspecten van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden

22. verzoekt de Commissie en de Raad het scorebord voor de correctie van macro-economische onevenwichtigheden te herzien en de sociale en werkgelegenheidsdimensie ervan te versterken door onder meer:

–   opname van indicatoren inzake inkomensongelijkheid en onderwijsuitgaven;

–   toevoeging van een indicatieve lagere drempelwaarde voor nominale arbeidskosten per eenheid, teneinde buitensporige loonmatiging te voorkomen;

–   verlaging van de maximale indicatieve drempelwaarde voor een gemiddelde werkloosheidsduur van drie jaar;

–   toepassing van symmetrische indicatieve drempelwaarden op de balans van de lopende rekening;

23. verzoekt de Commissie een sterk sociaal programma te presenteren, in combinatie met nauwlettend toezicht, met inbegrip van een lijst met gemeenschappelijke prioriteiten en doelstellingen in het kader van de Europa 2020-strategie;

Maatschappelijke gevolgen van economische aanpassingsprogramma's in de lidstaten in financiële moeilijkheden

24. spreekt haar bezorgdheid uit over het feit dat de lidstaten met een programma voor financiële bijstand geen aanbevelingen inzake de EU 2020-doelstellingen hebben ontvangen; verzoekt de Commissie de gevolgen van de economische aanpassingsprogramma's op de vorderingen in de richting van de Europa 2020-kerndoelstellingen te beoordelen en wijzigingen voor te stellen om het aanpassingsprogramma in overeenstemming te brengen met de Europa 2020-doelstellingen;

25. verzoekt de Commissie samen te werken met de lidstaten om ervoor te zorgen dat soberheidsprogramma's maatregelen voor het scheppen van banen niet in de weg staan en dat groeibevorderende beleidsinitiatieven worden nagestreefd;

26. verzoekt de Raad spoedig tot overeenstemming te komen met het Parlement en onmiddellijk te beginnen met de toepassing van het voorstel om het toezicht op lidstaten met ernstige problemen te versterken, met inbegrip van een beoordeling van de maatschappelijke effecten en volledige samenhang tussen de aanpassingsprogramma's en de algemene richtsnoeren voor het economisch beleid;

27. verzoekt om de uitvoering van een nieuwe manier van werken aan het Europees semester, door sociale prioriteiten in combinatie met economische en begrotingsprioriteiten te bespreken en deze aan elkaar te koppelen;

28. benadrukt de dringende behoefte aan de ontwikkeling van nieuwe instrumenten om sociale onevenwichtigheden en werkloosheid in Europa te bestrijden;

29. verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang in verband met het door het Parlement in zijn verordening van 1 december 2011 inzake het Europees semester voor economische beleidscoördinatie[2] uitgebrachte verzoek aan 'de Commissie om het maatschappelijke middenveld en de sociale partners te vragen bij te dragen aan een jaarlijks schaduwrapport over de voortgang van de lidstaten ten aanzien van de basisdoelstellingen en de implementatie van de maatregelen zoals voorgesteld in de NHP's';

Verbetering van de democratische legitimiteit, verantwoording en kwaliteit van het proces van het Europees semester

30. verzoekt de Commissie en de Raad tot overeenstemming te komen over concrete maatregelen ter verbetering van de deelname en betrokkenheid van sociale partners, ngo's en plaatselijke autoriteiten bij de formulering en tenuitvoerlegging van duurzaam beleid in het kader van het Europees semester, zowel op nationaal als op Europees niveau; is ingenomen met het feit dat het Cypriotische voorzitterschap deze uitdaging tot een van haar prioriteiten heeft uitgeroepen;

31. verzoekt de lidstaten en de Europese Raad om ministers van sociale zaken en volksgezondheid te betrekken bij het proces van het Europees semester en bij alle stadia van het NHP-proces, aangezien dit een versterking van de rol van de Raad EPSCO met zich meebrengt, hetgeen noodzakelijk is omdat de thema's pensioen, loonbeleid en de belastingwig op arbeid binnen de werkingssfeer van deze raad vallen;

32. herhaalt haar verzoek om verhoogde democratische legitimiteit voor het Europees semester; betreurt dat de Raad de door het Parlement geuite bezorgdheden niet in acht heeft genomen bij het vaststellen van zijn beleidsadvies voor 2012; wijst erop dat het gebrek aan parlementaire betrokkenheid bij het opstellen van beleidsadvies een groot democratisch gebrek is;

33. verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de toepassing van een gemeenschappelijke, uniforme reeks criteria in de gehele EU voor de beoordeling van de NHP's; benadrukt dat normen en gegevens moeten uitgaan van sociale inclusie en milieuduurzaamheid, in aanvulling op economische gegevens; verzoekt de Commissie de lidstaten aan te moedigen sociale indicatoren en gegevens te gebruiken die voortgang en ontwikkeling meten en verdergaan dan de bbp-maatregel, aangezien dit van cruciaal belang is om de vorderingen in de richting van de Europa 2020-doelstellingen te meten;

34. verzoekt de Commissie tot overeenstemming te komen met het Parlement over een AGS-format dat het Parlement vóór goedkeuring door de Raad kan wijzigen, teneinde ervoor te zorgen dat een transparant, interinstitutioneel besluitvormingsproces leidt tot een gemeenschappelijk overeengekomen, democratisch legitiem beleidsadvies;

35. verzoekt de Commissie de kwaliteit, transparantie en democratische verantwoording van het Europees semester te verbeteren door voorstellen te doen voor wetgeving tot vaststelling van de vormvereisten voor het formaat en de timing van de door de lidstaten in te dienen documenten als onderdeel van het Europees semester, inclusief specifieke verplichtingen inzake het toezicht op de vorderingen in de richting van de Europa 2020-doelstellingen en democratische en transparante procedures die leiden tot de formulering van landspecifieke aanbevelingen;

36. verzoekt de lidstaten tot overeenstemming te komen over procedures die de bevordering van de sociale dialoog, een eerlijk parlementair debat en de betrokkenheid van belanghebbenden bij de formulering en tenuitvoerlegging van NHP's mogelijk maken, en om een gedetailleerd overzicht in hun NHP's op te nemen waarin wordt uiteengezet wie op welke manier bij het proces was betrokken; verzoekt de Commissie de verschillende nationale praktijken met betrekking tot parlementaire procedures en betrokkenheid van belanghebbenden in het Europees semester te evalueren, en de bevindingen tegen januari 2013 in een rapport te publiceren.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

18.9.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

33

4

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Edit Bauer, Heinz K. Becker, Pervenche Berès, Vilija Blinkevičiūtė, Philippe Boulland, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Derek Roland Clark, Marije Cornelissen, Emer Costello, Frédéric Daerden, Sari Essayah, Thomas Händel, Marian Harkin, Nadja Hirsch, Stephen Hughes, Ádám Kósa, Jean Lambert, Veronica Lope Fontagné, Olle Ludvigsson, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Csaba Őry, Siiri Oviir, Licia Ronzulli, Elisabeth Schroedter, Jutta Steinruck, Traian Ungureanu, Andrea Zanoni, Inês Cristina Zuber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Kinga Göncz, Richard Howitt, Jan Kozłowski, Svetoslav Hristov Malinov, Anthea McIntyre, Birgit Sippel, Csaba Sógor

ADVIES van de Begrotingscommissie (19.9.2012)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2012
(2012/2150(INI))

Rapporteur voor advies: Catherine Trautmann

Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 50 van het Reglement

BEKNOPTE MOTIVERING

Het Europees semester is primair een instrument voor de coördinatie van de begrotingen en hervormingsprogramma's van de lidstaten. In de huidige omstandigheden, waarin alle lidstaten tot budgettaire beperkingen gedwongen zijn om uitvoering van de wetgeving in het "six-pack" af te dwingen, kan en moet de EU-begroting een anticyclische rol vervullen. In de Verdragen is bepaald dat de EU-begroting geen tekort mag vertonen; het is een investeringsbegroting die alle 27 lidstaten ten goede komt (meer dan 85% van de toegewezen middelen vloeit terug naar de lidstaten). Doordat de EU-begroting initieert en een hefboomeffect heeft, met name waar het gaat om inclusieve en duurzame groei, zoals bij het regionaal en cohesiebeleid, kan zij een bijdrage leveren aan meer groei en concurrentiekracht en zo de lidstaten helpen bij het realiseren van hun economische doelstellingen, zoals overeengekomen in hun nationale hervormingsprogramma's (Europa 2020-strategie), en de landenspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees semester worden gedaan.

De uitvoering van alle beleidsmaatregelen in het kader van het MFK 2007-2013 is inmiddels flink gevorderd. Waar de uitvoering nog achterloopt, zoals bij de structuurfondsen en het Cohesiefonds (om diverse redenen is een zorgvuldige analyse vereist), hebben Commissie en Raad afgesproken alles op alles te zetten. Een van de pijlers van het "Pact voor groei en banen", waarvoor de Europese Raad in juni 2012 zijn steun heeft uitgesproken, houdt in dat de middelen uit de structuurfondsen en het Cohesiefonds die tot dusverre niet volledig zijn vastgelegd (naar schatting 55 miljard euro) zullen worden besteed voor steun aan kmo's, onderzoek en innovatie en banen voor jongeren.

Dit is opnieuw een stap in de goede richting en een meer dan welkome verschuiving in de prioriteitenstelling binnen het economisch beleid van de EU. Het is duidelijk een aanvulling op de belangrijke maatregelen die Raad en Parlement in 2010-2011 hebben ondersteund om de medefinancieringsregels tijdelijk te versoepelen voor de lidstaten die het meest te lijden hadden onder de huidige crisis. Voor de lidstaten die profiteren van een programma voor financiële bijstand, zijn de medefinancieringspercentages tijdelijk opgetrokken om ervoor te zorgen dat noodzakelijke investeringen toch worden uitgevoerd ondanks de zeer krappe nationale begrotingen.

Maar willen deze maatregelen succes hebben, moet er tijdig voor worden gezorgd dat zij volledig tot uiting komen in de jaarlijkse begroting van de EU. Tijdens de onderhandelingen over de begrotingen voor 2011 en 2012 heeft de Raad – dwars tegen de wil van het EP in – een zeer laag niveau aan betalingsverplichtingen doorgedrukt. Met zijn stelselmatige weigering om, uitgaande van reële en concrete behoeften, een adequaat bedrag aan betalingen beschikbaar te stellen, brengt de Raad het economische herstel in gevaar, want begunstigden in de lidstaten, zoals regionale overheden, universiteiten en kmo's, kunnen niet tijdig betaald worden en staan voor enorme cashflowproblemen.

Positief is dat tijdens het Europees semester 2012 een heel belangrijk akkoord kon worden bereikt over een proeffase (2012-2013) voor projectobligaties ter stimulering van de financiering van essentiële infrastructuurprojecten die voor groei in de lidstaten kunnen zorgen op het gebied van vervoer, energie en ICT. De Europese Investeringsbank begint in juli 2012 met de uitvoering hiervan. Uw rapporteur is van mening dat dit slechts een eerste stap is in de richting van een dringend noodzakelijk investeringsprogramma van de EU voor de komende jaren.

SUGGESTIES

De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  betreurt dat het ontbreekt aan een breed, geloofwaardig en openhartig openbaar debat over het Europees semester; is van mening dat dit niet aansluit bij de praktijk in de lidstaten, waar openlijk en democratisch wordt gedebatteerd over de richting van het economisch beleid; waarschuwt met name dat de jaarlijkse groeianalyse niet mag worden uitgevoerd als bureaucratische maatregel die niet door het Europees Parlement is goedgekeurd, en onderstreept dat het Europees semester moet worden gedemocratiseerd door zowel aan de nationale parlementen als aan het Europees Parlement een sterkere rol toe te kennen in alle fasen van het Europees semester; herinnert eraan dat het EP heeft voorgesteld dat de EU-instellingen een interinstitutioneel akkoord sluiten; herinnert eraan dat artikel 13 van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU voorziet in het organiseren van een parlementaire conferentie met de bevoegde commissies van het EP en vertegenwoordigers van de nationale parlementen; onderstreept dat de Begrotingscommissie een van bovenbedoelde bevoegde commissies van het EP is;

2.  dringt erop aan dat de Commissie de volgende jaarlijkse groeianalyse 2013 uitvoert aan de hand van degelijke, ambitieuze en onvertekende economische gegevens die de feitelijke macro-economische situatie in de lidstaten weerspiegelen alsmede de onderlinge macro-economische onevenwichtigheden;

3.  verzoekt de lidstaten waar de politieke meerderheid verandert als gevolg van parlementsverkiezingen tijdens het Europees semester, hun nationale hervormingsprogramma tijdig aan te passen om het politieke karakter van de hervormingen te onderstrepen en de garantie te bieden dat de nieuwe regering zich daaraan committeert;

4.  dringt er bij de Commissie op aan om in haar volgende jaarlijkse groeianalyse de rol van de EU-begroting in het proces van het Europees semester uitgebreid te belichten en te onderstrepen, door concreet feitenmateriaal te verschaffen over de effecten van die begroting (als initiator, katalysator, synergiebevorderaar en complementaire financieringsbron) op de totale overheidsuitgaven op lokaal, regionaal en nationaal niveau; is voorts van mening dat financiering op EU-niveau besparingen voor de begroting van de lidstaten kan opleveren en dat daar de nadruk op moet worden gelegd; is van mening dat aan de EU-begroting een cruciale rol toekomt als het gaat om het stimuleren van de groei en het scheppen van meer banen alsmede om het succesvol verminderen van de macro-economische onevenwichtigheden in de Unie;

5.  dringt er bij de Raad op aan om tijdens de onderhandelingen over de EU-begroting 2013 een politiek en openbaar debat te accepteren over de hoogte van de middelen die nodig zijn voor de uitvoering van het Pact voor groei en banen, dat de Europese Raad in juni 2012 heeft goedgekeurd; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het herhaaldelijk door de Raad ingenomen standpunt inzake een kunstmatige verlaging van de in de EU-begroting beschikbare betalingskredieten, waardoor het vermogen van de EU om aan haar juridische en politieke verplichtingen te voldoen, in gevaar zou komen; verzoekt de Raad opnieuw met het EP en de Commissie tot overeenstemming te komen over een gemeenschappelijke methode voor de beoordeling van de reële betalingsbehoeften; onderstreept dat de situatie nijpend is, met name in de rubrieken 1A en 1B (concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid / cohesie voor groei en werkgelegenheid) en in de fondsen voor plattelandsontwikkeling;

6.  verzoekt de lidstaten ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden waarover in het Pact voor groei en banen overeenstemming is bereikt, en een herschikking van de middelen in hun nationale toewijzing uit de structuurfondsen en het Cohesiefonds (55 miljard euro) te overwegen om daarmee onderzoek en innovatie, kmo's (inclusief gemakkelijker toegang tot EU-gelden) en banen voor jongeren te ondersteunen; verzoekt de Commissie in haar in november 2012 te publiceren jaarlijkse groeianalyse 2013 een volledig beeld te geven van wat er in dat opzicht is bereikt;

7.  benadrukt bovendien dat het Pact voor groei en banen een uitdrukkelijke uitnodiging aan de lidstaten bevat om een deel van hun structuurfondstoewijzing te gebruiken om samen met de EIB te werken aan kredietrisico- en kredietgarantiefaciliteiten voor kennis en vaardigheden, efficiënt hulpmiddelengebruik, strategische infrastructuur en de toegang van kmo's tot financiering; is van mening dat de autoriteiten van de lidstaten maximaal profijt moeten trachten te trekken van het groeipotentieel dat wordt geboden door andere, reeds bestaande EU-initiatieven die uit de EU-begroting worden gefinancierd, zoals de proeffase voor projectobligaties, de diverse innovatieve financiële instrumenten van de EU die sinds 2007 bestaan op het gebied van onderzoek en innovatie, steun voor kmo's en microkredietregelingen; wijst er verder op dat de EIB in de periode 2012-2015 meer ruimte heeft om leningen te verstrekken; is van mening dat al deze maatregelen, mits goed gecombineerd en geïmplementeerd, het fundament kunnen vormen voor een investeringsprogramma van de EU voor de komende jaren met een enorm positief effect op het bbp en de werkgelegenheid in de EU-27, waarbij sommige academici een bbp-stijging van 0,56% ramen en uitgaan van 1,2 miljoen extra banen;

8.  verzoekt daarom de lidstaten om hun bni-bijdrage aan de EU-begroting niet als een aanpassingsvariabele in hun consolidatie-inspanningen te beschouwen en er evenmin naar te streven om – in tegenstelling tot de politieke toezeggingen die zij op het hoogste niveau hebben gedaan – de omvang van de groeibevorderende uitgaven uit de EU-begroting kunstmatig te verlagen; is zich evenwel bewust van de economische spanning tussen de noodzaak van consolidering van de overheidsfinanciën op korte termijn en een potentiële verhoging van de op het bni gebaseerde bijdrage van sommige lidstaten als gevolg van een verhoging van het betalingsniveau in de EU-begroting; herhaalt daarom zijn luide roep om hervorming van de financiering van de EU-begroting – waarover in de onderhandelingen over het MFK voor de periode 2014-202 een akkoord moet worden bereikt – door het aandeel van de op het bni gebaseerde bijdragen van de lidstaten in de EU-begroting tot 2020 terug te brengen tot 40% en daarmee een bijdrage te leveren aan hun consolidatie-inspanningen[1];

9.  verzoekt bovendien de Commissie na te gaan of het mogelijk is de op het bni gebaseerde bijdrage aan de EU-begroting buiten beschouwing te laten bij de berekening van het structurele tekort, zoals omschreven in het "two-pack";

10. waarschuwt dat een verlaging van de EU-begroting, die als katalysator voor investeringen werkt, in het kader van de onderhandelingen over het MFK 2014-2020 nadelige gevolgen zou hebben voor het creëren van groei en banen in de Unie;

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

19.9.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

27

2

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Richard Ashworth, Francesca Balzani, Zuzana Brzobohatá, Andrea Cozzolino, James Elles, Göran Färm, Eider Gardiazábal Rubial, Salvador Garriga Polledo, Ivars Godmanis, Lucas Hartong, Jutta Haug, Monika Hohlmeier, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Ivailo Kalfin, Sergej Kozlík, Jan Kozłowski, Alain Lamassoure, Giovanni La Via, George Lyon, Barbara Matera, Claudio Morganti, Juan Andrés Naranjo Escobar, Dominique Riquet, Alda Sousa, Derek Vaughan, Angelika Werthmann

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

François Alfonsi, Alexander Alvaro, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Paul Rübig, Peter Šťastný

  • [1]  EP-resolutie P7_TA 2012/245, juni 2012, paragraaf 3.

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (19.9.2012)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2012
(2012/2150(INI))

Rapporteur voor advies: Malcolm Harbour

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

–   gezien zijn resolutie van 14 juni 2012 over de toekomst van de Single Market Act[1],

–   gezien zijn resolutie van 20 mei 2010 over het verwezenlijken van een interne markt voor consumenten en burgers[2],

A. overwegende dat de interne markt nu meer dan ooit nodig is als middel om de Europese economie nieuw leven in te blazen door een concreet antwoord op de crisis te bieden en als instrument om het concurrentievermogen te bevorderen en de sociale voorzieningen in stand te houden;

1.  is van mening dat het Europees semester vooral tot doel moet hebben slimme, duurzame en inclusieve groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid en territoriale en sociale cohesie te bevorderen door interne onevenwichtigheden weg te werken en een convergerende dynamiek tussen de economieën van de lidstaten tot stand te brengen;

2.  onderstreept dat bij de uitvoering van het Europese semester ten volle rekening moet worden gehouden met de Europa 2020-strategie;

3.  vraagt de Commissie van de governance van de interne markt een topprioriteit te maken, aangezien deze aanzienlijk bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees semester, namelijk duurzame economische groei en werkgelegenheid; is van mening dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Commissie de lidstaten tegelijk meer praktische oplossingen voor een betere werking van de interne markt moeten bieden, zodat de voltooiing van de interne markt op meer steun kan rekenen van de publieke opinie en de politiek;

4.  vraagt de Raad en de Commissie het Europees semester aan de Single Market Act te koppelen met het oog op de samenhang van het Europees economisch beleid en de totstandbrenging van duurzame groei;

5.  benadrukt dat de initiatieven in het kader van de Single Market Act consistent moeten zijn met en moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de zeven "vlaggenschipinitiatieven" in het kader van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei;

6.  is ingenomen met het voorstel van de Commissie om in het kader van het Europees semester jaarlijks een verslag over de integratie van de interne markt op te stellen om de werking van de interne markt te meten, de voornaamste beleidsuitdagingen in kaart te brengen en prioriteiten voor maatregelen te stellen; meent dat dit een level playing field in de hele Unie zal helpen garanderen;

7.  benadrukt dat bij deze beoordeling moet worden onderzocht hoe de interne markt zowel burgers, werknemers, consumenten als bedrijven ten goede komt, en dat belemmeringen voor de werking ervan moeten worden aangepakt; erkent dat de dialoog met de sociale partners, de nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld essentieel is om het vertrouwen in de interne markt te herstellen; verzoekt burgers en bedrijven daarom suggesties te doen over hoe de voltooiing van de interne markt het beste kan worden aangepakt;

8.  vraagt de Commissie het jaarverslag over de integratie van de interne markt te coördineren met andere instrumenten om de interne markt te monitoren, zoals het scorebord van de interne markt, om overlapping te voorkomen, doeltreffende en duidelijke aanbevelingen te doen en de samenhang van het Europees economisch beleid te garanderen;

9.  looft in dit verband het voorstel van de Commissie om landenspecifieke aanbevelingen betreffende de interne markt te doen, met name betreffende de correcte omzetting van de wetgeving en de omzettingstermijnen; vraagt de Commissie actiever toe te zien op de correcte tenuitvoerlegging en handhaving van de EU-wetgeving in de lidstaten door resoluut gebruik te maken van al haar bevoegdheden;

10. herhaalt dat de achterstand bij de omzetting van de internemarktrichtlijnen moet worden verkleind en benadrukt dat een volledige, uniforme, tijdige en correcte omzetting essentieel is om burgers en bedrijven ten volle profijt te laten trekken van de interne markt; steunt de oprichting van een door de Commissie gecoördineerd netwerk van ambtenaren op het niveau van de lidstaten dat op de omzetting van alle nieuwe EU-wetgeving moet toezien om de algemene kwaliteit van de tenuitvoerlegging te verbeteren;

11. vraagt de Commissie en de lidstaten prioriteit te geven aan de goedkeuring van de twaalf kernmaatregelen van de Single Market Act, als belangrijke bijdrage aan een allesomvattende en evenwichtige versterking van de interne markt.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

17.9.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

27

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Adam Bielan, Jorgo Chatzimarkakis, Birgit Collin-Langen, Lara Comi, Anna Maria Corazza Bildt, Cornelis de Jong, Vicente Miguel Garcés Ramón, Małgorzata Handzlik, Malcolm Harbour, Sandra Kalniete, Toine Manders, Hans-Peter Mayer, Phil Prendergast, Mitro Repo, Heide Rühle, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Catherine Stihler, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Gino Trematerra, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Regina Bastos, Constance Le Grip, Olga Sehnalová, Sabine Verheyen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Silvia Costa, Jutta Steinruck

ADVIES van de Commissie constitutionele zaken (19.9.2012)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2012
(2012/2150(INI))

Rapporteur voor advies: Paulo Rangel

SUGGESTIES

De Commissie constitutionele zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is van oordeel dat het Europees semester de economische coördinatie tussen de lidstaten volgens de communautaire methode versterkt, en daarmee voor een betere economische beleidsaansturing met een toegevoegde waarde voor Europa zorgt;

2.  is ingenomen met het feit dat het Europees semester een officiële status heeft gekregen op grond van Verordening (EU) nr. 1175/2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid;

3.  is echter van oordeel dat de legitimiteit, transparantie en doeltreffendheid van het Europees semester moeten worden verbeterd;

4.  beschouwt het van essentieel belang dat het semester meer legitimiteit krijgt, dat de resterende juridische onduidelijkheden worden weggenomen om institutionele conflicten zoals het overlappen van bevoegdheden in de toekomst te voorkomen, en dat de onduidelijkheid en de verhoogde complexiteit van het institutionele kader van de EU worden aangepakt;

5.  betreurt dat het parlementaire toezicht slechts een kleine rol speelt in het proces, en benadrukt dat het Europees semester de rechten en bevoegdheden van het Europees Parlement en de nationale parlementen op geen enkele manier in gevaar mag brengen;

6.  merkt bezorgd op dat het Europees Parlement continu buitenspel is gezet bij belangrijke economische beslissingen ten aanzien van de crisis, en is van oordeel dat het bij dergelijke beslissingen moet worden betrokken om de legitimiteit van deze beslissingen, die gevolgen hebben voor alle burgers, te verhogen;

7.  meent dat het Europees Parlement een passend platform voor economische dialoog en samenwerking tussen de parlementen van de lidstaten en de EU-instellingen is;

8.  herhaalt dat de bepalingen over de economische dialoog en het nieuwe coördinatiemechanisme in Verordening (EG) nr. 1466/97 volledig ten uitvoer moeten worden gelegd, en dat het Europees semester in alle stadia aan een volledige democratische controle moet worden onderworpen;

9.  is van oordeel dat de economische dialoog moet worden uitgebreid naar het voorbeeld van de monetaire dialoog met de ECB, waarbij regelmatig overleg plaatsvindt tussen het Europees Parlement, de Commissie en de Ecofin-voorzitter over de voorbereiding en follow-up van de jaarlijkse groeianalyse en de landspecifieke aanbevelingen;

10. herinnert eraan dat transparantie en toegang tot informatie, met het oog op democratische legitimiteit, een belangrijk aspect van het proces moeten zijn, en dat het Europees semester en de economische dialoog als een onderdeel van het institutionele EU-kader moeten worden beschouwd en de communautaire methode moeten bevorderen, door de instellingen van de Unie bij alle stadia te betrekken;

11. herinnert aan het verslag dat Herman van Rompuy heeft ingediend tijdens de vergadering van 28 en 29 juni 2012 met de titel "Naar een echte economische en monetaire unie", waarin hij oproept tot een beter afdwingbaar kader voor beleidscoördinatie in de context van het Europees semester;

12. meent dat nauwe samenwerking tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen, overeenkomstig artikel 9 van protocol nr. 1, cruciaal is voor de nodige democratische legitimiteit van het semesterproces en de eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten daarvoor; roept op tot een versterking van de dialoog tussen het Europese en de nationale niveaus, waarbij de taakverdeling tussenbeide wordt geëerbiedigd;

13. vindt dat er niet alleen moet worden gezorgd voor samenwerking tussen de parlementen, maar ook meer inspanningen moeten worden geleverd om met de burgers te communiceren en hen actief bij het proces te betrekken;

14. is van oordeel dat de nationale parlementen een actievere rol in het proces moeten spelen om zorgen over legitimiteit weg te nemen, en stelt voor dat de lidstaten hun interne procedures aanpassen zodat de nationale parlementen kunnen deelnemen aan discussies over de belasting- en hervormingsplannen van hun land voordat deze bij de EU worden ingediend;

15. pleit voor nauwere betrokkenheid en actieve deelname van het Europees Parlement aan het proces, en meent dat de Commissie en de Raad op grond van artikel 121, lid 5 VWEU, verantwoording moeten afleggen aan het Parlement over de aangenomen landspecifieke aanbevelingen;

16. verzoekt de Commissie met klem haar beleidsaanbevelingen naar behoren te motiveren, onderscheid te maken tussen beleidsmaatregelen in verschillende landen en hier prioriteiten voor vast te stellen, om de Raad een duidelijker beeld te geven van welke landen bijzondere aandacht verdienen;

17. acht het belangrijk dat de Raad eventuele afwijkingen zijnerzijds van de aanbevelingen van de Commissie blijft rechtvaardigen, met het oog op het behoud van de geloofwaardigheid van de jaarlijkse groeianalyse waarop de Commissie haar aanbevelingen baseert en de transparantie van het Europees semester;

18. herinnert eraan dat beleidscoördinatie in het kader van het Europees semester gebaseerd moet zijn op artikel 5 VWEU, en dat de door het semester vastgestelde prioriteiten volledig in overeenstemming moeten zijn met de doelstellingen en vereisten zoals omschreven in artikel 3, lid 3 VWEU, en andere verdragsbepalingen, met bijzondere verwijzing naar artikel 121 VWEU (globale richtsnoeren voor het economisch beleid), artikel 126 VWEU (buitensporige overheidstekorten) en artikel 148 VWEU (werkgelegenheidsbeleid);

19. wijst erop dat het Europees Parlement moet worden erkend als het passend Europees democratisch forum voor de uitvoering van een algemene evaluatie aan het einde van het Europees semester; meent dat vertegenwoordigers van de EU-instellingen en de bij het proces betrokken economische organen, als blijk van deze erkenning, de leden van het Europees Parlement op aanvraag van informatie moeten voorzien;

20. is van mening dat het Europees Parlement zijn organisatorische structuur aan het pas ingevoerde Europees semester moet aanpassen, bijvoorbeeld door een tijdelijke/ad-hoccommissie of een werk- of stuurgroep op te richten voor de jaarlijkse controle van het Europees semester.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

17.9.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Andrew Henry William Brons, Carlo Casini, Andrew Duff, Roberto Gualtieri, Enrique Guerrero Salom, Zita Gurmai, Gerald Häfner, Daniel Hannan, Stanimir Ilchev, Constance Le Grip, Paulo Rangel, Algirdas Saudargas, József Szájer, Rafał Trzaskowski, Manfred Weber, Luis Yáñez-Barnuevo García

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Zuzana Brzobohatá, Luis de Grandes Pascual, Isabelle Durant, Marietta Giannakou, Anneli Jäätteenmäki, György Schöpflin

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (21.9.2012)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2012
(2012/2150(INI))

Rapporteur voor advies: Barbara Matera

SUGGESTIES

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat in tijden van economische crisis de versterking van de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt en economische onafhankelijkheid niet alleen een morele verplichting vormen, maar tevens een economische noodzaak; overwegende dat er meer inspanningen nodig zijn om de obstakels voor een gelijke arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen weg te nemen teneinde de in de EU 2020-strategie opgenomen kerndoelstelling inzake de verhoging van de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt tot 75% te kunnen verwezenlijken, aangezien dit: a) tot het vrijkomen van een aanzienlijke hoeveelheid onbenut talent zou leiden, met name op het gebied van wetenschap en technologie, en b) zou bijdragen tot economische efficiëntie, een grotere productiviteit en een grotere belastinggrondslag in het geval de loonverschillen tussen vrouwen en mannen worden verminderd, en tenminste 20 miljoen mensen een uitweg zou bieden uit armoede en sociale uitsluiting of het risico daarop, met aandacht voor de specifieke situatie van vrouwen en mannen;

B.  overwegende dat de toekomstige economische concurrentiekracht en welvaart van Europa sterk afhankelijk zijn van Europa´s vermogen om zijn arbeidspotentieel volledig te benutten, onder meer door de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te verhogen en ervoor te zorgen dat zij beter toegang tot hooggekwalificeerde banen krijgen; overwegende dat het een van de prioriteiten van de Europa 2020-strategie is om vóór 2020 een arbeidsparticipatie van vrouwen van 75% te verwezenlijken; overwegende dat naar verhouding meer vrouwen dan mannen een parttimebaan of een tijdelijk contract hebben en derhalve gemakkelijker kunnen worden ontslagen in tijden van crisis, en dat er een risico is dat de huidige recessie vorderingen in de richting van gendergelijkheid zal vertragen - of zelfs ongedaan zal maken;

C. overwegende dat de toegang tot kapitaal ernstig wordt beperkt door de bankencrisis, een probleem dat vrouwelijke ondernemers waarschijnlijk in onevenredige mate zal treffen, aangezien steeds meer vrouwen zich als zelfstandige vestigen teneinde werk en gezin beter te kunnen combineren;

1.  dringt er opnieuw bij de lidstaten op aan om een gendergelijkheidsperspectief in het proces van het Europees semester op te nemen, en binnen het arbeidsmarktbeleid sterker de nadruk te leggen op opleiding, door bij de uitvoering van de in het kader van de jaarlijkse groeianalyse verstrekte beleidsrichtsnoeren rekening te houden met de behoeften en de situatie van vrouwen; prijst de lidstaten die de genderdimensie een volwaardige plaats hebben gegeven in hun nationale hervormingsprogramma's, maar betreurt dat veel lidstaten dit onderwerp niet eens vermelden; verzoekt de Commissie om de lidstaten een voorstel te doen voor een uniform formaat en criteria voor de integratie van een gendergelijkheidsperspectief in de nationale hervormingsprogramma´s;

2.  verzoekt de Commissie om de gevolgen van de nationale hervormingsprogramma´s en de nationale stabiliteits- en convergentieprogramma´s voor de gendergelijkheid, de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt en de armoede onder vrouwen stelselmatig te beoordelen;

3.  verzoekt de lidstaten om in hun nationale hervormingsprogramma´s specifieke kwantitatieve streefdoelen vast te stellen in overeenstemming met de werkgelegenheidsstatistieken voor vrouwen, alsook om specifieke maatregelen te treffen voor kwetsbare groepen vrouwen (zoals jonge vrouwen, vrouwelijke migranten, gehandicapte vrouwen en alleenstaande moeders);

4.  dringt er bij de lidstaten op aan om genderbewuste budgettering te introduceren teneinde niet alleen programma´s die specifiek op vrouwen zijn gericht, maar alle overheidsprogramma´s en beleidsmaatregelen te analyseren met betrekking tot het effect ervan op de toewijzing van middelen en de bijdrage die zij leveren aan de gelijkheid tussen vrouwen en mannen;

5.  benadrukt dat het noodzakelijk is te zorgen voor een ononderbroken financiering van de programma´s ter bevordering van gendergelijkheid en bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren, teneinde de diepgewortelde stereotypen in onze samenleving aan te kunnen pakken;

6.  verzoekt de Commissie om de gevolgen van de economische aanpassingsprogramma´s van de lidstaten die financiële steun ontvangen voor de gendergelijkheid, de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt en de armoede onder vrouwen te beoordelen;

7.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om het gendereffect van de economische en financiële crisis te beoordelen door middel van gendereffectbeoordelingen en daaropvolgende genderbudgetteringsmaatregelen; dringt er bij de Commissie op aan in het kader van het toezicht op de vorderingen in verband met de EU 2020-doelstellingen gebruik te maken van gendergevoelige indicatoren, en om de EU 2020-doelstellingen en -indicatoren zoveel mogelijk naar gender op te splitsen; verzoekt de Commissie gevolg te geven aan de aanbevelingen van de studie van de beleidsondersteunende afdeling van het Parlement getiteld "Gegevens voor de evaluatie van het proces van het Europees semester vanuit een gendergelijkheidsperspectief"[1];

8.  brengt in herinnering dat de loonverschillen tussen vrouwen en mannen in de EU nog altijd een probleem vormen en dat deze verschillen ook een negatief effect hebben op de hoogte van het pensioen dat vrouwen na hun loopbaan ontvangen, hetgeen er bijgevolg toe kan leiden dat vrouwen onder de armoedegrens terecht komen; verzoekt de lidstaten daarom in hun nationale hervormingsprogramma's kwalitatieve streefdoelen vast te leggen teneinde de loonkloof tussen vrouwen en mannen te dichten, en aldus paal en perk te stellen aan zowel de oneerlijke behandeling van vrouwelijke gepensioneerden als de armoedegevoeligheid van oudere vrouwen;

9.  benadrukt dat begrotingsconsolidatie zonder rekening te houden met gendergelijkheid dreigt te leiden tot een grotere segregatie tussen vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt, meer onzekere arbeidsverhoudingen voor vrouwen, grotere loonverschillen tussen vrouwen en mannen, een verdere feminisering van armoede en meer moeilijkheden bij het combineren van werk en zorgtaken;

10. benadrukt dat een inkomen en hoogwaardig betaald werk voor vrouwen de sleutel blijven vormen voor hun economische onafhankelijkheid en voor grotere gelijkheid van mannen en vrouwen in de maatschappij als geheel; herinnert eraan dat de meeste deeltijdwerkers vrouwen zijn, hetgeen, wanneer zij hier niet voor hebben gekozen, hun economische onafhankelijkheid sterk beperkt, en ernstige nadelige gevolgen heeft voor vrouwen in kwetsbare situaties zoals alleenstaande moeders; verzoekt de Commissie en de lidstaten daarom om zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de arbeidsparticipatie van vrouwen te volgen, dat wil zeggen het aantal werkuren per week, het soort arbeidscontract en bijgevolg het vermogen van vrouwen om hun financiële onafhankelijkheid te waarborgen; dringt er bij de lidstaten op aan gezinsvriendelijke maatregelen te nemen, zoals flexibele werktijden en telewerken, en om betaalbare kinderopvang en toegankelijke naschoolse faciliteiten verder uit te breiden; vraagt de lidstaten een sterke genderdimensie toe te voegen aan alle maatregelen en initiatieven ter bevordering van handel, zelfstandig ondernemerschap en ondernemerschap van vrouwen;

11. benadrukt dat vrouwen ertoe moeten worden aangemoedigd om hun beroepskeuze te diversifiëren teneinde toegang te krijgen tot sectoren met het hoogste werkgelegenheidspotentieel die hoofdzakelijk worden gedomineerd door mannen, zoals onder andere de koolstofarme en hulpbronnenefficiënte economie ("groene banen") of de digitale economie; dringt in dit verband en overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie aan op maatregelen om de koppeling tussen beroepsopleidingen voor vrouwen en de arbeidsmarkt te verbeteren; benadrukt dat banen in de gezondheidssector en de sociale sector ("witte banen"), waarin veel vrouwen werkzaam zijn, meer erkenning moeten krijgen, zowel voor wat het type arbeidscontract als voor wat de salarissen betreft; verzoekt de Commissie deze zaak aan de orde te stellen in de aanstaande jaarlijkse groeianalyse;

12. wijst erop dat de toegang van vrouwen tot hoger gekwalificeerde banen eveneens moet worden bevorderd, en wel zonder stereotypen, vooroordelen of discriminatie op grond van geslacht, teneinde de productiviteitskloof tussen de EU en andere delen van de wereld te verkleinen en zo de concurrentiekracht van de EU op de mondiale markten te versterken.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

19.9.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

25

3

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Andrea Češková, Marije Cornelissen, Edite Estrela, Iratxe García Pérez, Zita Gurmai, Mikael Gustafsson, Mary Honeyball, Lívia Járóka, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Nicole Kiil-Nielsen, Silvana Koch-Mehrin, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Astrid Lulling, Barbara Matera, Krisztina Morvai, Norica Nicolai, Antonyia Parvanova, Joanna Senyszyn, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Marina Yannakoudakis, Anna Záborská, Inês Cristina Zuber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Minodora Cliveti, Silvia Costa, Mariya Gabriel, Sylvie Guillaume, Christa Klaß, Ana Miranda, Doris Pack, Antigoni Papadopoulou, Licia Ronzulli, Angelika Werthmann

  • [1]  http://www.europarl.europa.eu/committees/en/studiesdownload.html?languageDocument=EN&file=72951

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

9.10.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

8

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Burkhard Balz, Elena Băsescu, Jean-Paul Besset, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Diogo Feio, Markus Ferber, Elisa Ferreira, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Astrid Lulling, Arlene McCarthy, Sławomir Witold Nitras, Ivari Padar, Alfredo Pallone, Anni Podimata, Olle Schmidt, Peter Simon, Theodor Dumitru Stolojan, Ivo Strejček, Sampo Terho, Marianne Thyssen, Ramon Tremosa i Balcells, Corien Wortmann-Kool, Pablo Zalba Bidegain

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Jean-Pierre Audy, Ashley Fox, Robert Goebbels, Sophia in ‘t Veld, Olle Ludvigsson, Sirpa Pietikäinen, Emilie Turunen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Timothy Kirkhope