VERSLAG over de aanbeveling van de Raad inzake de benoeming van een lid van de directie van de Europese Centrale Bank
22.10.2012 - (C7‑0195/2012 – 2012/0806(NLE))
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Sharon Bowles
ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de aanbeveling van de Raad inzake de benoeming van een lid van de directie van de Europese Centrale Bank
(C7‑0195/2012 – 2012/0806(NLE))
(Raadpleging)
Het Europees Parlement,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 10 juli 2012[1],
– gezien artikel 283, lid 2, tweede alinea van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Europese Raad is geraadpleegd (C7‑0195/2012),
– gezien artikel 109 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0348/2012),
A. overwegende dat de Europese Raad bij schrijven van 13 juli 2012, dat is ontvangen op 18 juli 2012, het Europees Parlement heeft geraadpleegd over de benoeming van Yves Mersch tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank (ECB) voor een ambtstermijn van acht jaar;
B. overwegende dat zijn Commissie economische en monetaire zaken vervolgens de kwalificaties van de voorgedragen kandidaat heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 283, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vermelde voorwaarden en het uit artikel 130 van het VWEU voortvloeiende gebod van volledige onafhankelijkheid van de ECB op het gebied van monetair beleid; overwegende dat de commissie in het kader van dit onderzoek een curriculum vitae van de kandidaat heeft ontvangen, alsmede de antwoorden op de hem toegezonden schriftelijke vragenlijst;
C. overwegende dat de commissie de kandidaat vervolgens op 22 oktober 2012 heeft gehoord, waarbij deze een openingsverklaring heeft afgelegd en vervolgens heeft geantwoord op vragen van commissieleden;
D. overwegende dat er brede eensgezindheid over bestond dat de kandidaat een persoon is met een erkende reputatie en over de beroepskwalificaties en ervaring op monetair en bancair gebied beschikt die nodig zijn om de taken van een lid van de directie van de ECB uit te oefenen;
E. overwegende dat de kwestie van de vertegenwoordiging van vrouwen in de ECB al voor het einde van de ambtstermijn van mevrouw Tumpel-Gugerell door EP-leden informeel aan de orde is gesteld;
F. overwegende dat er sedert de oprichting van de ECB tot het vertrek van mevrouw Tumpel-Gugerell altijd een vrouwelijk lid deel heeft uitgemaakt van de directie van de ECB;
G. overwegende dat de commissie er conform het beginsel van loyale samenwerking tussen de lidstaten en de Unie, zoals neergelegd in artikel 4, lid 3 VWEU, op heeft toegezien dat de Raad vóór het einde van het mandaat van de heer Gonzalez-Paramo in mei 2012 bij schrijven van 8 mei 2012 aan de voorzitter van de Eurogroep door de commissievoorzitter namens alle fracties in kennis werd gesteld van het gebrek aan verscheidenheid binnen de directie van de ECB en van de noodzaak een vrouwelijke kandidaat voor te dragen;
H. overwegende dat de commissievoorzitter de Eurogroep er in dezelfde brief toe heeft aangespoord op middellange termijn meer vrouwen te benoemen in invloedrijke posities bij de ECB, de nationale centrale banken en de nationale ministeries van Financiën;
I. overwegende dat er op de brief van 8 mei 2012 geen officieel antwoord is ontvangen;
J. overwegende dat in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie het beginsel van gelijkheid tussen vrouwen en mannen is neergelegd;
K. overwegende dat artikel 19 VWEU de Unie bevoegdheden verleent ter bestrijding van discriminatie op grond van geslacht;
L. overwegende dat genderdiversiteit in bestuursraden en regeringen garant staat voor bredere competenties en ruimere perspectieven, en dat alleen maar mannen of vrouwen aanstellen de selectie vernauwt en het risico inhoudt dat potentieel uitstekende kandidaten niet aan bod komen;
M. overwegende dat de ambtstermijn van de huidige ECB-directie loopt tot 2018, zodat de directie tot die tijd van genderdiversiteit verstoken dreigt te blijven;
N. overwegende dat de voorzitter van het Europees Parlement, in aansluiting op een vergadering van de Conferentie van voorzitters, de voorzitter van de Europese Raad bij schrijven van 19 september heeft verzocht toe te zeggen dat hij ervoor zou zorgen dat alle instellingen van de Unie onder zijn verantwoordelijkheid concrete maatregelen zullen treffen om genderevenwicht te garanderen;
O. overwegende dat de Commissie op 21 september 2010 een Strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015 (COM(2010)0491) heeft aangenomen, op 16 april 2012 gevolgd door een verslag over de vooruitgang op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen in 2011 (SWD (2012/0085);
P. overwegende dat het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (de richtlijn kapitaalvereisten (RKV IV) voorzag in de verplichting voor de instellingen tot invoering van een beleid ter bevordering van genderdiversiteit in bestuursraden;
Q. overwegende dat de Europese Raad op 7 maart 2011 voor de periode 2011-2020 het Europees pact voor gendergelijkheid heeft aangenomen;
R. overwegende dat het Parlement op 3 februari 2012 een resolutie heeft aangenomen over vrouwen in de politieke besluitvorming[2], op 8 maart 2011 een resolutie over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie – 2010[3], en op 6 juli 2011 een resolutie over vrouwen en leidinggevende functies in het bedrijfsleven[4];
1. brengt een negatief advies uit inzake de aanbeveling van de Raad om Yves Mersch tot lid van de directie van de ECB te benoemen en wenst dat de aanbeveling wordt ingetrokken en een nieuwe aan het Parlement wordt voorgelegd;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad en de regeringen van de lidstaten.
- [1] PB C 215 van 21.7.2012, blz. 4.
- [2] Aangenomen teksten, (P7_TA(2012)0070).
- [3] Aangenomen teksten, (P7_TA(2011)0085).
- [4] Aangenomen teksten, (P7_TA(2011)0330).
BIJLAGE 1: CURRICULUM VITAE VAN YVES MERSCH
Geboren op 1 oktober 1949 in Luxemburg. Nationaliteit: Luxemburgs
Opleiding
1973 Master of law
Universiteit Paris 1 Panthéon Sorbonne
1974 Postdoctorale graad in internationaal publiekrecht
Master in politieke wetenschappen
Universiteit Paris 1 Panthéon Sorbonne
1975 Postdoctorale graad in politieke wetenschappen
Universiteit Paris 1 Panthéon Sorbonne
Loopbaan
1974 Toegelaten tot de Orde van Advocaten in Luxemburg
Onderwijsassistent in publiek recht
Universiteit Paris-Sud 11
1975 Assistent, ministerie van Financiën
1976 - 1978 Detachering bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF), Washington D.C.
1978 – 1979 Attaché, ministerie van Financiën
1980 - 1981 Financieel adviseur, Permanente Vertegenwoordiging van Luxemburg bij de Verenigde Naties, New York
1981 Adviseur, internationale financiële en monetaire betrekkingen ministerie van Financiën
1983 - 1999 Lid van de Raad van het Luxemburgs Monetair Instituut
(Autoriteit voor bedrijfseconomisch toezicht)
1985 - 1989 Regeringscommissaris voor de Luxemburgse
aandelenbeurs (effectenmarktautoriteit)
1989 - 1998 Directeur van de Schatkist
Persoonlijke vertegenwoordiger van de minister van Financiën tijdens de onderhandelingen over het Verdrag van Maastricht
Vanaf 1 juni 1998 President van de centrale bank van Luxemburg (derde termijn vanaf 11 juni 2010)
Lid van de Raad van Bestuur en van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank
Sinds 2000 Voorzitter van de vereniging zonder winstoogmerk "The Bridge Forum Dialogue a.s.b.l", die in 2000 werd opgericht met de deelname van de in Luxemburg gevestigde instellingen en organen van de Europese Unie
Sinds 2003 Lid van de academische raad van het "Institut Universitaire International Luxembourg" (IUIL)
Sinds 2006 Bestuurslid van de stichting "Luxembourg School of Finance" (LSF)
Sinds 2010 Lid van de "Section des sciences morals et politique de l'Institut Grand-Ducal"
Vicevoorzitter van de Raad van Bestuur van de International Islamic Liquidity Management Corporation (IILM)
Sinds 2011 Gekozen medevoorzitter van de Regionale adviesgroep voor Europa van de Raad voor financiële stabiliteit
Stemgerechtigd lid van de Algemene Raad van het Europees Comité voor systeemrisico's
Lid van de controlecommissie van de ECB
President van de "Fondation de la Banque centrale du Luxembourg" (BCL-stichting) ter bevordering van onderzoek en hoger onderwijs op de activiteitenterreinen van de BCL
Andere officiële posities
Heeft Luxemburg vertegenwoordigd in de volgende organen:
– Monetair Comité van de Europese Gemeenschappen (plaatsvervangend lid van 1982 tot 1985, gewoon lid van 1989 tot 1998)
– Internationaal Monetair Fonds (plaatsvervangend lid Raad van Bestuur)
– Wereldbank (plaatsvervangend lid Raad van Bestuur)
– Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) (plaatsvervangend gouverneur)
– Europese Investeringsbank (EIB) (directielid)
– Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa (directielid)
– Internationaal Fonds voor agrarische ontwikkeling (IFAD) (lid Raad van Bestuur)
Vertegenwoordigt de staat als bestuurder in de bestuursraden van de volgende organen:
– ARBED S.A (staal)
– Société européenne de satellites (SES) (satellietdiensten)
– Nationaal post- en telecombedrijf (Entreprise des Postes et Télécommunications)
– Nationale woningcorporatie (Société Nationale des Habitations à Bon Marché)
– Banque et Caisse d'Epargne de l'Etat
Voorzitter van de nationale delcrederedienst (Office du Ducroire)
Voorzitter van het Fonds voor de bestrijding van narcoticahandel
Vicebestuursvoorzitter van de bank "Société nationale de crédit et d'investissement"
Onderscheidingen
Yves Mersch is officier van het Legioen van Eer (Frankrijk) en grootofficier van de Orde van het Kruis van de Dankbetuiging (Letland).
BIJLAGE 2: ANTWOORDEN VAN YVES MERSCH OP DE VRAGENLIJST
A. Persoonlijke achtergrond en beroepservaring
1. Beschrijf de belangrijkste aspecten van uw beroepservaring op het vlak van monetaire, financiële en bedrijfseconomische aangelegenheden.
2. Beschrijf de belangrijkste aspecten van uw Europese en internationale beroepservaring.
Met betrekking tot zowel vraag 1 als vraag 2:
Gedurende mijn gehele professionele loopbaan heb ik me hoofdzakelijk met monetaire en financiële aangelegenheden bezig gehouden. Dit geldt voor de diverse functies die ik als ambtenaar en als centrale bankier heb vervuld en die alle een Europese en internationale achtergrond hadden.
Sinds mei 1998 ben ik president van de centrale bank van Luxemburg, die werd opgericht in het kader van de invoering van de euro en de oprichting van de ECB en het eurosysteem.
In deze hoedanigheid ben ik ook lid van de Raad van Bestuur en van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank (ECB). Ik ben stemgerechtigd lid van het Europees Comité voor systeemrisico's sinds de oprichting ervan in 2011. De Raad van Bestuur benoemde me in juli 2011 in het auditcomité van de ECB.
Sinds 2011 ben ik gekozen vicevoorzitter van de Regionale Raadgevende Groep voor Europa van het Forum voor financiële stabiliteit.
Ik werd in 2010 benoemd tot plaatsvervangend voorzitter van de International Islamic Liquidity Management Corporation.
In de periode waarin ik als assistent met een onderwijsopdracht werkzaam was aan de universiteit Paris-Sud werd ik toegelaten tot de Orde van Advocaten in Luxemburg. Een jaar later begon ik mijn loopbaan bij het ministerie van Financiën bij de begrotingsafdeling, alvorens naar Washington te vertrekken om bij het Internationaal Monetair Fonds te gaan werken. Na mijn terugkeer bij het ministerie van Financiën hield ik me daar bezig met fiscale aangelegenheden en structurele beleidsmaatregelen.
In 1980 werd ik gedetacheerd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar ik lid werd van de Permanente Vertegenwoordiging van Luxemburg bij de Verenigde Naties in New York. In de daaropvolgende jaren hield ik me als adviseur bij het ministerie van Financiën bezig met monetaire aangelegenheden en internationale financiële betrekkingen. In 1985 werd ik regeringscommissaris voor de aandelenbeurs van Luxemburg en vervolgens in 1989 Directeur van de Schatkist, een functie die ik bijna tien jaar heb uitgeoefend.
Ook heb ik verschillende mandaten vervuld bij bedrijven en instellingen. Ik ben onder meer lid geweest van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank, het Luxemburgs Monetair Instituut, Arbed S.A., Société Européenne de Satellites, de nationale rijksspaarbank (Banque et Caisse d'Epargne de l'Etat), het nationale rijkspost- en telecombedrijf (Entreprise des Postes et Télécommunications), en de nationale woningcorporatie (Société Nationale des Habitations à Bon Marché).
Tevens was ik voorzitter van de nationale delcrederedienst (Office du Ducroire), voorzitter van het Fonds voor de bestrijding van narcoticahandel en vicebestuursvoorzitter van de Luxemburgse nationale ontwikkelingsbank (Société nationale de crédit et d’investissement).
Daarnaast was ik in het verleden directielid van het Internationaal Fonds voor agrarische ontwikkeling en plaatsvervangend lid van de Raad van Bestuur van de Wereldbank alsmede van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling. Ik ben ook lid geweest van het Monetair Comité van de Europese Gemeenschappen en was voorzitter van de groep persoonlijke vertegenwoordigers van de ministers van Financiën van de EU die het verdrag opstelde betreffende de Europese Monetaire Unie, het Verdrag van Maastricht.
Naast mijn professionele loopbaan ben ik voorzitter van de vereniging zonder winstoogmerk "The Bridge Forum Dialogue a.s.b.l", sinds de oprichting van deze vereniging in 2000. De instellingen en organen van de Europese Unie die in Luxemburg gevestigd zijn, nemen deel aan dit forum om standpunten in de context van Europese integratie uit te wisselen.
3. Wat zijn de belangrijkste beslissingen waarbij u tijdens uw carrière betrokken bent geweest?
Ik heb het voorrecht gehad betrokken te zijn geweest bij talrijke onderhandelingen en voorbereide beslissingen over economische en financiële kwesties op nationaal, Europees en internationaal niveau. Ik zal hiervan enkele voorbeelden noemen die ik van groot belang acht.
In mijn hoedanigheid als persoonlijk vertegenwoordiger van de minister van Financiën van Luxemburg was ik voorzitter van de desbetreffende redactionele groep tijdens de onderhandelingen over het Verdrag van Maastricht.
Tijdens mijn periode bij het IMF ben ik getuige geweest van de overgang naar het nieuwe monetaire systeem, zoals vastgesteld in het tweede amendement van de artikelen van het IMF.
Ik ben sinds de oprichting ervan in 1998 president van de centrale bank van Luxemburg.
Sinds de invoering van de euro ben ik zonder onderbreking lid geweest van de Raad van Bestuur en van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank en heb ik bijgedragen aan de vervulling van het mandaat van de ECB.
Ik beschouw met name de uitdagingen die verbonden zijn aan de financiële en staatsschuldencrises als een belangrijke ervaring. Sinds het uitbreken van de crises ben ik betrokken geweest bij de door de Raad van Bestuur van de ECB genomen beslissingen ter vermindering van de consequenties voor de financiële sector en voor de reële economie in de eurozone.
4. Heeft u zaken, financiële belangen of andere verplichtingen waardoor een conflict met uw toekomstige taken zou kunnen optreden, en zijn er verder enige relevante factoren van persoonlijke of andere aard die door het Parlement in aanmerking genomen moeten worden met betrekking tot uw kandidaatstelling?
Neen.
5. Voor welke doelstellingen denkt u zich tijdens uw achtjarig mandaat als lid van de Directie van de Europese Centrale Bank vooral in te zetten?
Ik beschouw het eerst en vooral als mijn taak om volledig te gehoorzamen aan het mandaat dat door het Verdrag aan de ECB is toegewezen.
Volgens het Verdrag is de hoofddoelstelling van de ECB om prijsstabiliteit op de middellange termijn te handhaven voor de gehele eurozone en om ‑ onverminderd prijsstabiliteit ‑ het algemene economische beleid in de Unie te ondersteunen.
Daarnaast heeft de ECB volgens het Verdrag nog een ander belangrijk doel, namelijk om – opnieuw onverminderd prijsstabiliteit – bij te dragen aan de stabiliteit van het financiële stelsel.
Conform de bevoegdheden van de ECB zal ik onafhankelijk en in het algemeen belang van de eurozone en de EU als geheel optreden. Bijgevolg zal ik, in mijn hoedanigheid als directielid van de ECB, niet optreden als een bemiddelaar namens de lidstaat waarvan ik de nationaliteit bezit.
Ook hecht ik bijzonder veel waarde aan bekwaamheid, integriteit, transparantie en verantwoordingsplicht.
Ik ben ervan overtuigd dat de collegiale besluitvorming binnen de ECB en haar zeer professionele houding tot de grootste troeven behoren waarover de bank beschikt.
B. Monetair beleid van de ECB
6. Bent u van mening dat we een punt zouden kunnen bereiken waarop we moeten kiezen tussen lage inflatie en het uiteenvallen van de eurozone? Welke optie zou in een dergelijke situatie uw voorkeur hebben?
De Europese Monetaire Unie berust op het gedeelde standpunt dat een omgeving met lage inflatie de beste bijdrage is die het monetaire beleid kan leveren aan economische groei, het scheppen van banen, sociale cohesie en financiële stabiliteit. Om de steun voor de gemeenschappelijke munt en de integriteit van de eurozone te handhaven is het derhalve van essentieel belang dat de ECB haar mandaat uitvoert om prijsstabiliteit te waarborgen.
Het Verdrag wijst de ECB niet alleen een duidelijk mandaat toe om prijsstabiliteit te handhaven, maar definieert ook duidelijk de grenzen van wat de ECB kan doen. Ik ben van oordeel dat het oplossen van structurele economische problemen of fiscale onevenwichtigheden buiten de macht van een centrale bank ligt en voorwerp zou moeten zijn van passende economische en begrotingsbeleidsmaatregelen.
In dit opzicht hebben de regeringen van de eurozone hun vastbeslotenheid getoond om te doen wat nodig is om de voortdurende staatsschuldencrisis in de eurozone op te lossen en de euro te behouden. Deze vastbeslotenheid wordt bevestigd door de bemoedigende vooruitgang die is geboekt op weg naar het herstel van gezonde begrotingsposities in de gehele eurozone en de uitvoering van structurele hervormingen om het concurrentievermogen te herstellen, in het bijzonder in de kwetsbaardere lidstaten, hoewel verdere daadkrachtige inspanningen vereist zijn. Ook wordt deze vastbeslotenheid weerspiegeld door de bereidheid van Europese leiders om verder te gaan met institutionele hervormingen op Europees niveau teneinde van de EMU een volwaardige monetaire unie te maken.
Tegelijkertijd is het monetaire beleid van de ECB gedurende de crisis doeltreffend geweest wat betreft het voorkomen van slechtere uitkomsten. Ik ben ervan overtuigd dat de monetairbeleidsstrategie van de ECB bijzonder goed toegerust is om een antwoord te bieden op de uitdagingen van de voortdurende crisis. Stevig verankerde verwachtingen ten aanzien van de inflatie op de lange termijn in een omgeving met lage inflatiedruk hebben de ECB in staat gesteld om de rentevoeten tot zeer lage niveaus te verlagen, wat de economische groei ondersteunt. Daarnaast heeft de ECB een aantal bijzondere monetairbeleidsmaatregelen genomen ter ondersteuning van het transmissieproces van monetair beleid met als doel om prijsstabiliteit te handhaven en daarmee de kredietstroom naar de reële economie te ondersteunen alsmede de stabiliteit van het financiële stelsel van de eurozone.
7. Wat is uw opvatting over de heterogene monetaire condities in de eurozone en de gevolgen hiervan voor een uniform monetair beleid van de ECB?
Hoewel een zekere mate van nationale differentiatie in economische en financiële condities een normaal kenmerk is binnen een monetaire unie, is de heterogeniteit in de eurozone tijdens de crisis toegenomen. Met name zijn monetaire condities steeds meer gefragmenteerd geraakt tussen landen. De geldmarkten worden met belemmeringen geconfronteerd, in het bijzonder over nationale grenzen heen. De omkering van grensoverschrijdende financiële stromen heeft de monetaire en kredietontwikkelingen in enkele landen in de eurozone beknot. Dit is een uitdaging voor de uitvoering en transmissie van het gemeenschappelijke monetaire beleid.
De huidige mate van heterogeniteit weerspiegelt begrotings-, macro-economische en financiële onevenwichtigheden die zich in de loop van de tijd hebben opgestapeld in enkele eurozonelanden, alsmede het variërende tempo van het herstel van deze onevenwichtigheden. De onevenwichtigheden houden in het bijzonder verband met hoge schuldenniveaus in de overheids- en particuliere sector en met kwetsbare plekken in de financiële sector. Het herstel van het concurrentievermogen in deze landen vereist aanzienlijke relatieve prijsaanpassingen. Daarnaast zijn verstandige structurele en begrotingsbeleidsmaatregelen nodig om een terugkeer naar een pad van duurzame groei te waarborgen.
Het monetaire beleid van de ECB is gericht op de handhaving van prijsstabiliteit in de eurozone als geheel. Een aantal bijzondere monetairbeleidsmaatregelen die tijdens de crisis zijn aangenomen, hebben bijgedragen aan het waarborgen van een homogener transmissie van monetair beleid in de gehele eurozone met het oog op de handhaving van prijsstabiliteit. Voor de toekomst kan monetair beleid geen blijvende oplossing bieden voor de achterliggende oorzaken van heterogeniteit. Hoewel de beleidsmaatregelen van de ECB kunnen helpen zorgen voor een soepeler aanpassingsproces en tijdelijke hulp kunnen bieden, kan dit geen vervanging zijn voor de noodzakelijke structurele aanpassingen binnen de economieën van de eurozone. Toekomstige beleidsmaatregelen moeten zorgen voor verbeteringen op diverse gebieden en een versterking van het bestuurskader. Het meest dringend nodig is een snelle uitvoering van wat reeds besloten is, zodat de fundamenten voor verdere integratie gelegd worden.
Zoals aangegeven door de President van de ECB tijdens de persconferentie op 2 augustus, is de Raad van Bestuur van oordeel dat financiële fragmentatie de doeltreffende werking van monetair beleid belemmert. In onze bespreking hebben we verschillende symptomen van financiële marktfragmentatie geanalyseerd. Deze hadden onder meer betrekking op het aandeel grensoverschrijdende geldmarktleningen, dat daalde van 60% tot medio 2011 naar 40% op dit moment. De grensoverschrijdende interbancaire deposito's zijn op het laagste niveau sinds begin 2008 voor meerdere landen. Het feit dat in enkele landen in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van liquiditeitverschaffende maatregelen van het eurosysteem is een verdere aanwijzing voor deze segmentatie. Er is een significante toename van het gebruik van binnenlands onderpand bij de herfinancieringstransacties van de ECB. Het aandeel van grensoverschrijdend gebruik van onderpand binnen de eurozone bedraagt momenteel ongeveer 20% in vergelijking met 50% in 2006. Er zijn sinds eind 2011 grote verschillen wat betreft de repo-rentes voor algemeen onderpand tussen de perifere eurozonelanden en de kernlanden. Daarnaast zijn er nog vele andere tekenen van monetaire fragmentatie. Ik ben het met de President van de ECB eens dat we deze fragmentatie moeten corrigeren.
8. Vindt u dat banken in de eurozone te veel hebben vertrouwd op liquiditeitsverschaffing door de ECB?
De ECB heeft in oktober 2008 haar toewijzingsbeleid gewijzigd in een tenderprocedure met een vast rentepercentage en volledige toewijzing, omdat de eurogeldmarkten niet goed functioneerden en het vertrouwen in de financiële markten wereldwijd in een snel tempo aan het afnemen was in de nasleep van het faillissement van de Amerikaanse investeringsbank Lehman Brothers. Bij dit toewijzingsbeleid wordt het bedrag aan reserves dat banken in iedere periode bij de centrale bank aanhouden, bepaald door de totale vraag van banken bij deze veilingen. Een grote vraag naar intermediatie door de centrale banken en de grote mate van aanhoudende onzekerheid heeft geleid tot een grote vraag van banken naar krediet van het Eurosysteem, die de strikte liquiditeitsbehoeften van de bankensector overschrijdt. Op dit moment vertonen de geldmarkten in de eurozone een ongewoon hoge mate van segmentatie, die steeds meer langs nationale grenzen loopt en die heeft geleid tot veel hogere niveaus van intermediatie door centrale banken en een liquiditeitsoverschot van ongeveer 800 miljard euro. Echter, achter dit grote totaalbedrag gaat een aanzienlijke mate van heterogeniteit van banken en zelfs hele bankensystemen schuil. In enkele landen kan in individuele gevallen sprake zijn van een te grote afhankelijkheid van financiering door het Eurosysteem.
In het algemeen ben ik van mening dat er toezicht moet zijn op de afhankelijkheid van Eurosysteemfinanciering op het niveau van de individuele bank, in het bijzonder teneinde de verspreiding van onverstandige bedrijfsmodellen te voorkomen. Kijkend naar het totaalbeeld moet deze afhankelijkheid eerder beschouwd worden als een uitdrukking van de mate van geldmarktsegmentatie en spanningen op de financiële markten, die momenteel erg hoog zijn.
Het is in het bijzonder de band tussen staten en banken waardoor het voor het bankwezen in landen met zwakkere begrotingsposities moeilijk is om tegen betaalbare voorwaarden de markttoegang te behouden of opnieuw te verkrijgen. Derhalve wil ik benadrukken dat geloofwaardige verbeteringen in de begrotingsdynamiek ook van essentieel belang zijn met het oog op het verminderen van de mate waarin het bankwezen in enkele lidstaten afhankelijk is van de centrale bank. Een te grote afhankelijkheid van intermediatie door de centrale bank kan eventueel ook te wijten zijn aan onzekerheden met betrekking tot wijzigingen in wet- en regelgeving.
9. Onverminderd het doel van prijsstabiliteit, hoe zou de ECB volgens u haar secundaire verplichting krachtens het Verdrag moeten vervullen (bijdragen aan economische groei en volledige werkgelegenheid), en welke instrumenten zou de ECB daarbij kunnen gebruiken?
Artikel 127 van het Verdrag definieert het handhaven van prijsstabiliteit als hoofddoelstelling van het Eurosysteem. De Raad van Bestuur van de ECB heeft deze doelstelling gekwantificeerd door te streven naar een inflatie van minder dan, maar dicht bij, 2% op de middellange termijn.
Deze definitie houdt ook rekening met de noodzaak om ondersteuning te geven aan het "[...] algemene economische beleid in de Unie teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 3 van het Verdrag [...] omschreven doelstellingen van de Unie". Ik ben er ten zeerste van overtuigd dat prijsstabiliteit op zich de beste bijdrage is die monetair beleid kan leveren aan het creëren van gunstige voorwaarden voor duurzame economische groei en dat prijsstabiliteit het algemene economische beleid van de Gemeenschap ondersteunt. De werking van het prijsmechanisme wordt erdoor verbeterd en de doeltreffendheid van de toewijzing van middelen wordt bevorderd. Prijsstabiliteit minimaliseert daarnaast de inflatierisicopremie in langetermijnrentetarieven en zorgt voor het behoud van de koopkracht van consumenten, werknemers, gepensioneerden en spaarders.
Ook zorgt de middellangetermijnoriëntatie van het monetair beleid van de ECB ervoor dat de inflatieverwachtingen stevig verankerd zijn, terwijl tegelijkertijd op passende wijze wordt gereageerd op ernstige economische en financiële verstoringen van de eurozone-economie, waarbij ook rekening wordt gehouden met het feit dat het monetair beleid met een bepaalde vertraging de economie bereikt. Een duidelijk voorbeeld van het belang van de middellangetermijnoriëntatie is de uitvoering van monetair beleid tijdens de voortdurende financiële crisis. Ondanks het feit dat de inflatie in de komende maanden boven de 2% zal liggen, heeft de beslissing die de ECB begin juli 2012 nam haar bereidheid aangetoond om de rentevoeten te verlagen tot historisch lage niveaus gezien de verwachte afnemende inflatiedruk tijdens de beleidsrelevante periode.
Tot slot heeft de ECB een aantal bijzondere monetairbeleidsmaatregelen genomen om tekortkomingen in het mechanisme voor de praktische tenuitvoerlegging van het monetaire beleid weg te nemen. Deze maatregelen werden in het bijzonder getroffen in het licht van het feit dat onzekerheden en beperkingen ten aanzien van op de markt gebaseerde financiering van banken een echte bedreiging begonnen te vormen voor de kredietverstrekking door banken en de schuldafbouw onder druk zetten. In dit verband waren de maatregelen van de ECB gericht op het ondersteunen van de kredietstroom naar huishoudens en bedrijven en om haar hoofdmandaat te vervullen, namelijk het handhaven van prijsstabiliteit, maar tegelijkertijd hebben deze maatregelen ook in aanzienlijke mate bijgedragen aan de ondersteuning van economische groei en werkgelegenheid in de eurozone.
10. Welke taken, onderlinge verhoudingen en uitdagingen ziet u voor de ECB en het nieuwe Europees stabiliteitsmechanisme weggelegd? Vindt u dat de ECB nog meer nieuwe instrumenten nodig heeft om de crisis in de eurozone het hoofd te bieden?
De ECB en het toekomstige ESM hebben duidelijk gedefinieerde en afzonderlijke mandaten. De hoofddoelstelling van de ECB, die tevens de hoogste prioriteit heeft, is om de prijsstabiliteit in de eurozone te handhaven, terwijl het ESM verantwoordelijk zal zijn voor het behoud van financiële stabiliteit in de gehele eurozone. De doelstellingen van deze twee instellingen – enerzijds een monetaire en anderzijds een begrotingsdoelstelling – vullen elkaar aan, aangezien prijsstabiliteit een essentiële voorwaarde is voor brede macro-economische stabiliteit, terwijl financiële stabiliteit de soepele transmissie van monetair beleid naar de reële economie ondersteunt, wat tevens aan prijsstabiliteit bijdraagt.
Beide instellingen zijn toegerust met de instrumenten om hun mandaten te vervullen. De ECB handhaaft de prijsstabiliteit via wijzigingen in haar beleidsrente, haar standaard instrument, alsmede bijzondere maatregelen om tekortkomingen in de werking van het mechanisme voor de tenuitvoerlegging van het monetaire beleid te corrigeren. Het ESM beschikt over instrumenten om de financiële stabiliteit te waarborgen en besmetting te voorkomen, met inbegrip van leningen en voorzorgskredietlijnen aan eurozonelanden, op de primaire en secundaire markt verrichte aankopen van staatsobligaties alsmede leningen voor de herkapitalisatie van financiële instellingen. Alle ESM-steun is aan deze voorwaarden onderworpen.
De rol van de ECB binnen het toekomstige ESM-kader wordt duidelijk gedefinieerd in het ESM-verdrag. Voordat een besluit om ESM-steun te verstrekken wordt genomen, is de ECB betrokken bij een beoordeling van de vraag of er een risico voor de financiële stabiliteit van de gehele eurozone bestaat, waarbij de financiële behoeften van het ESM-lid in kwestie worden bepaald en er met andere instellingen wordt samengewerkt bij de onderhandelingen over en de bewaking van memoranda van overeenstemming waarin de beleidsvoorwaarden zijn vastgelegd. Daarnaast zal de ECB beoordelen of er uitzonderlijke verstoringen van de financiële markt en risico's voor de financiële stabiliteit zijn die het activeren van aankopen op de secundaire markt door het ESM rechtvaardigen. De ECB en de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) hebben een agentschapsovereenkomst gesloten die de ECB het mandaat toewijst om namens de EFSF markttransacties te verrichten, en naar verwachting zal een soortgelijke overeenkomst met het ESM gesloten worden.
Wat betreft instrumenten om de eurozonecrisis het hoofd te bieden, heeft de ECB alle instrumenten die nodig zijn om prijsstabiliteit te handhaven overeenkomstig haar mandaat en binnen de grenzen van het Verdrag. Het behandelen van bredere aspecten van de eurozonecrisis valt buiten de opdracht van het monetaire beleid en moet het voorwerp zijn van vastberaden maatregelen van aan de eurozone deelnemende lidstaten.
Tijdens zijn vergadering van 2 augustus zei de Raad van Bestuur van de ECB dat regeringen erop voorbereid moeten zijn om de EFSF/het ESM te activeren op de obligatiemarkt wanneer er op de financiële markt uitzonderlijke omstandigheden heersen en er risico's zijn voor de financiële stabiliteit, waarbij strikte en doeltreffende voorwaarden gelden in overeenstemming met bestaande richtsnoeren.
In dit verband is het een essentiële voorwaarde dat regeringen zich houden aan hun beloften en dat de EFSF en het ESM hun rol vervullen. Zoals de President van de ECB tijdens de persconferentie van 2 augustus verklaarde, kan de Raad van Bestuur, binnen zijn mandaat om prijsstabiliteit op de middellange termijn te handhaven en met inachtneming van zijn onafhankelijkheid bij de vaststelling van monetair beleid, zonder voorbehoud openmarkttransacties verrichten van een omvang die toereikend is om zijn doelstelling te bereiken. In deze context zal worden ingegaan op de zorgen van particuliere beleggers over de rangorde. Ook kan de Raad van Bestuur overwegen om verdere bijzondere maatregelen in verband met het monetaire beleid uit te voeren naar gelang wat nodig is om de transmissie van monetair beleid te herstellen. Iedere overtuigende marktactiviteit is echter afhankelijk van een geloofwaardige routekaart voor verdere integratie op begrotings-, financieel en politiek gebied.
11. Hoe gaat u transparantie garanderen met betrekking tot het programma voor de effectenmarkten (SMP) en het programma voor de aankoop van gedekte obligaties (CBPP)?
De ECB publiceert eenmaal per week de uitstaande bedragen van het SMP en het CBPP2.
12. De ECB heeft in de vier afgelopen jaren bijzondere monetairbeleidsmaatregelen genomen. Vormen deze volgens uw analyse een belangrijke steun voor de bancaire sector? Zo ja, welk bedrag vertegenwoordigen ze? Binnen welk tijdsschema zou de ECB naar uw mening de huidige bijzondere maatregelen moeten beëindigen?
Het belangrijkste doel van de door de ECB getroffen bijzondere maatregelen is om bij te dragen aan een werkend mechanisme voor de transmissie van het monetaire beleid. De ECB had zich bijvoorbeeld ten doel gesteld om herfinancieringssteun beschikbaar te stellen voor de balansen van banken in de eurozone via haar langerlopende herfinancieringstransacties met een looptijd van drie jaar alsmede via haar procedure van volledige toewijzing bij alle transacties. Zoals de President van de ECB reeds verklaard heeft tijdens zijn hoorzitting bij de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement, waren deze maatregelen noodzakelijk geworden gezien de verhoogde liquiditeitsrisicopremies ten gevolge van toegenomen onzekerheid en volatiliteit op de financiële markt en omdat banken in de eurozone zich geconfronteerd zagen met steeds meer uitdagingen wat betreft de herfinanciering van hun activiteiten. De maatregelen van de ECB hebben bijgedragen aan een verlaging van deze premies en hebben de financiering van banken gestabiliseerd, en beide maatregelen kunnen worden gezien als gericht op een vermindering van een marktverstoring.
De bijzondere maatregelen zijn getroffen om de transmissie van het gemeenschappelijke monetaire beleid te waarborgen dat gericht is op het handhaven van prijsstabiliteit in de eurozone. Zoals alle monetairbeleidsmaatregelen hebben ze een effect op de balansen van banken en andere economische actoren, hetgeen onderdeel vormt van het transmissieproces.
De bijzondere maatregelen blijven geldig zo lang als nodig is. Echter, gezien hun sterke invloed op marktprijzen is een zorgvuldige bewaking van hoe de situatie zich ontwikkelt en van hun noodzaak van cruciaal belang om te voorkomen dat mogelijk negatieve neveneffecten van deze maatregelen zich manifesteren. Deze maatregelen zijn tijdelijk van aard en van opzet. Ze worden regelmatig op nut beoordeeld.
13. Welke rol moeten de kredietratings van landen spelen in uw opvatting over het ECB-beleid? Vindt u dat de ECB als regel alle staatsobligaties van de eurozone als effecten moet accepteren?
Het Eurosysteem houdt rekening met vele kenmerken bij het beoordelen van de kredietnormen van beleenbare activa die in aanmerking komen als onderpand bij monetaire beleidstransacties. Ratings van ratingbureaus zijn één belangrijke factor, maar niet de enige input die wordt gebruikt om de kwaliteit van de activa te beoordelen en om een hoge bescherming tegen risico's te waarborgen. In het geval van staten die deelnemen aan een IMF-EU-aanpassingsprogramma, bijvoorbeeld, spelen de beoordeling van dit programma door de ECB en de naleving van het programma door het land een cruciale rol.
Het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem is ontworpen om adequate bescherming tegen risico's te waarborgen voor het Eurosysteem bij de uitvoering van zijn monetairbeleidstransacties. In dit kredietbeoordelingskader zijn de normen vastgelegd die de ECB toepast voor effecten, met inbegrip van staatsobligaties van eurolanden. Het Eurosysteem kan beperkingen opleggen aan het gebruik van effecten, effecten afwijzen of er aanvullende haircuts op toepassen, op basis van alle informatie die relevant wordt geacht, indien dit nodig is om te waarborgen dat het nemen van risico's bij monetairbeleidstransacties aanvaardbaar blijft.
Ik steun de vastbeslotenheid van de G20 om te zorgen voor een verdere vermindering van de afhankelijkheid van ratingbureaus, aangezien dit ook de wens was van de Commissie economische en monetaire zaken van het EP in de context van een herziening van EU-wetgeving inzake ratingbureaus. Voor zover ik weet, werkt het Eurosysteem actief in deze richting, in het bijzonder door de versterking van zijn eigen interne capaciteiten op het gebied van kredietrisicobeoordeling en door de verbetering van zijn due-diligancecapaciteiten met betrekking tot externe kredietbeoordelingssystemen. Dit vereist een geleidelijke benadering, zodat een geloofwaardig en passend alternatief voor de beoordeling van kredietwaardigheid intern kan worden ontwikkeld.
14. Hoe beoordeelt u het succes van het recente initiatief om de particuliere sector te betrekken bij de herstructurering van de Griekse schuld? Hoe kunnen we er zeker van zijn dat dit niet opnieuw nodig zal zijn?
De herstructurering van de Griekse staatsschuld die in maart-april 2012 is uitgevoerd, heeft de uitstaande overheidsschuld verminderd met 106 miljard euro of 50% van het BBP.
Dit resultaat werd mede mogelijk gemaakt door het gebruik van collectieveactieclausules, die hielpen het deelnemingspercentage van 96% te bereiken. Echter, hoewel deze schuldherstructurering heeft bijgedragen aan een herstel van de houdbaarheid van de overheidsschuldpositie in Griekenland, kan deze doelstelling uiteindelijk alleen worden bereikt als de Griekse autoriteiten vasthoudendheid tonen bij de uitvoering van het economische aanpassingsprogramma. Ongelukkigerwijze kwam de uitvoering van het beleid na de goedkeuring van het tweede programma voor Griekenland tot stilstand, terwijl de macro-economische vooruitzichten verslechterden. Deze factoren hebben een negatieve invloed gehad op de schuldhoudbaarheid van Griekenland. De nieuwe regering moet nu als prioriteit hebben om het programma weer op gang te krijgen. Naar mijn oordeel is een debat over een nieuwe ronde van schuldherstructurering in deze fase niet zinvol. Ten eerste zou deze discussie de prikkels voor de Griekse regering om het programma uit te voeren verder ondermijnen. Ten tweede zou het mogelijk een ondermijning zijn van stimulansen voor begrotingsconsolidatie en structurele hervormingen in andere kwetsbare eurolanden.
15. Hoe beoordeelt u de gestegen TARGET2-verplichtingen en -vorderingen van de ECB-leden?
TARGET2-verplichtingen en dienovereenkomstige TARGET2-vorderingen op de balansen van nationale centrale baken in de eurozone zijn aanzienlijk gegroeid tijdens de financiële crisis. Dit komt doordat de banksystemen van enkele landen te maken hebben met uitgaande betalingsstromen die niet overeenstemmen met inkomende betalingsstromen en niet kunnen worden gecompenseerd met middelen die worden aangetrokken op de markt. In plaats daarvan worden ze gecompenseerd door bij de nationale centrale banken te lenen tegen onderpand. Tegelijkertijd zijn bij de landen waar de betalingsstromen naartoe lopen TARGET2-vorderingen te zien.
De TARGET2-saldi zijn een weerspiegeling van de steun van het Eurosysteem die garandeert dat de liquiditeit van kredietwaardige banken niet wordt beperkt en dat kapitaal vrijelijk tussen lidstaten kan stromen. De huidige mate van onevenwichtigheid in TARGET2 zou vermeden kunnen worden als de verstorende band tussen banken en hun regeringen, waarbij zwakke banken regeringen in hun val meesleuren en omgekeerd, wordt opgeheven, dat wil zeggen als banken werkelijk Europees worden. Dit moet een langetermijndoelstelling zijn. Indien een financiëlemarktunie op geloofwaardige wijze tot stand wordt gebracht, begeleid door een goed functionerende begrotingsunie en een procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, zouden de TARGET2-onevenwichtigheden minder uitgesproken worden.
Deze onevenwichtigheden kunnen ook worden beïnvloed door verrekeningsinfrastructuren die op internationaal niveau in een aantal landen operationeel zijn.
16. Wat is uw standpunt omtrent het tempo waarin de nieuwe lidstaten tot de monetaire unie zouden moeten toetreden en de euro moeten invoeren, gelet op alle convergentiecriteria waaraan moet worden voldaan, en met het oog op de deelname aan het wisselkoersmechanisme (ERM II)?
Het Verdrag is zeer duidelijk: een "hoge mate van duurzame convergentie" moet worden bereikt, voordat een land de euro kan invoeren. Dit betekent dat een simpele mechanische lezing van de in artikel 140 van het Verdrag vastgelegde convergentiecriteria niet voldoende is. Wat we nodig hebben, is een beoordeling van de duurzaamheid van de invoering van de euro. Als economische convergentie niet duurzaam is, zullen landen uiteindelijk problemen ondervinden, zoals verlies aan concurrentievermogen en boom-bustcycli. De ervaringen met de eurozone hebben uiterst overtuigend aangetoond hoe belangrijk het is om een zorgvuldige beoordeling te maken van de mate waarin een land klaar is voor de invoering van de euro, op basis van betrouwbare statistieken. Dit is ook van toepassing op de deelname aan het ERM II, die een essentiële basisvoorwaarde is voor de invoering van de euro. Lidstaten moeten aantonen dat zij in staat zijn om prijsstabiliteit, begrotingsdiscipline en concurrentievermogen te behouden zonder ingrijpende wisselkoersaanpassingen.
In het algemeen verschilt het tempo van de invoering van de euro van land tot land, aangezien dit afhankelijk is van de bereikte mate van convergentie. Wat betreft de nieuwe lidstaten die de euro nog niet hebben ingevoerd (namelijk Bulgarije, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië en Tsjechië), hebben de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank hun beoordeling opgenomen in de convergentieverslagen van 2012, die op 30 mei werden gepubliceerd. Op dat moment voldeed geen van deze landen aan alle economische en juridische criteria voor de invoering van de euro.
17. Wat is uw standpunt ten aanzien van het "BBP en verder"-initiatief?
Het is een kerntaak voor beleidmakers om het maximaliseren van het welzijn van hun burgers op een duurzame manier uit te voeren. In dit verband is het essentieel en wenselijk dat doorlopend wordt gestreefd naar de grootst mogelijke mate van welzijn. Zoals wordt weerspiegeld in het debat binnen de Commissie economische en monetaire zaken, zijn er afhankelijk van de doelstelling in kwestie verschillende geschikte maatregelen. Het voordeel van de BBP-maatregel is dat deze relatief goed de macro-economische activiteit van een land dekt. Deze maatregel is geschikt om toegepast te worden in alle gevallen waarin economische activiteit geanalyseerd wordt of in verband wordt gebracht met een andere economische variabele, zoals de overheidsschuldniveaus.
Derhalve zijn statistieken van het BBP (en potentiële output) van essentieel belang. Echter, het lijkt voor de hand te liggen om zuivere outputmaatstaven, zoals het BBP, aan te vullen met andere indicatoren bij de beoordeling van het algemene welzijn van de bevolking, in het bijzonder met het oog op de langere termijn. Dergelijke indicatoren zouden onder meer de toestand van het milieu, sociale inclusie of het gezondheidszorgstelsel kunnen zijn. De gegevens van de momenteel lopende enquête door het Eurosysteem betreffende de financiën en consumptie van huishoudens zullen interessante informatie toevoegen over de verdelingsaspecten van schuld en welvaart.
18. Wat zijn naar uw oordeel de belangrijkste uitdagingen voor het Europees statistisch systeem in de volgende tien jaar?
De recente financiële crisis heeft aangetoond hoe belangrijk het is dat Europese statistieken op het juiste moment beschikbaar zijn, betrouwbaar en van hoge kwaliteit zijn. Het belang van statistieken voor beleidsmakers zal naar alle waarschijnlijkheid verder toenemen. Het waarborgen van de geloofwaardigheid van officiële Europese economische en financiële statistieken zal een noodzakelijke voorwaarde zijn om een geïntegreerd kader voor economisch bestuur in de EU te ondersteunen alsmede wereldwijd macro-economisch toezicht, waarbij duurzame en evenwichtige groei binnen de G20 wordt geëvalueerd. Dit vereist landgegevens die vergelijkbaar, van hoge kwaliteit en meer gedetailleerd zijn. De recentelijk bijgewerkte internationale statistische normen zullen op een gecoördineerde manier in de gehele EU moeten worden ingevoerd. Van even groot belang is de geloofwaardigheid ‑ en onafhankelijkheid ‑ van de instellingen die deze statistieken produceren en dat de resultaten worden gecommuniceerd en gemakkelijk toegankelijk zijn voor het publiek als een gratis openbaar goed.
Europese statistieken worden ontwikkeld, geproduceerd en verspreid door zowel het Europees statistisch systeem (ESS) als het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB). Eurostat en de nationale bureaus voor de statistiek in de EU, het ESS, zullen worden geconfronteerd met de uitdagingen van het versterken van hun kwaliteitbeheersystemen op basis van de praktijkcode Europese statistieken en op basis van hun onafhankelijkheid. Alle EU-landen zullen de voorgenomen vertrouwensverbintenissen moeten ondertekenen. Daarnaast zal het ESS nog nauwer samen moeten gaan werken met het ESCB binnen het succesvolle kader van het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek (CMFB) bij het coördineren en stroomlijnen van de gegevensverzamelings- en gegevensproductieprocessen. Dit zou moeten bijdragen aan een handhaving, of zelfs verbetering, van de kwaliteit van statistieken en tegelijkertijd de totale kosten van de productie van Europese statistieken verlagen.
C. Standpunten over het economisch beleid van de EU
19. Wat moet gedaan worden om de crisis te stoppen?
De crisis moet worden aangepakt op zowel het nationale niveau, via begrotingsconsolidatie en structurele hervormingen om het potentieel te vergroten, als op Europees niveau, via verbeterd bestuur en integratie.
Om de crisis te bestrijden moeten we ons richten op de achterliggende oorzaken: buitensporige overheidsschulden, onvoldoende concurrentievermogen en onwenselijke ontwikkelingen binnen de financiële sector. Daarom moeten overheden met een hoge schuldenlast hun overheidsschuldquotes op de middellange termijn verlagen in volledige overeenstemming met het versterkte bestuurskader van de EU. Dit is te meer belangrijk, omdat hoge overheidsschuldquotes op zich al een negatief effect op groei hebben. Om het negatieve effect op de groei dat in eerste instantie zou kunnen ontstaan te beperken, moet begrotingsconsolidatie gericht zijn op verbeterde doeltreffendheid van uitgaven en ongerechtvaardigde bezuinigingen op overheidsinvesteringen voorkomen. Een dergelijke begrotingsaanpassing voor de middellange termijn zal zorgen voor meer vertrouwen in de financiële markten en leiden tot lagere risicopremies. Dit zal vervolgens een effect hebben op de particuliere sector en uiteindelijk meer groei genereren.
De noodzakelijke, uitgebreide begrotingsconsolidatie in Europa moet in veel sterkere mate begeleid worden door structurele hervormingen die gericht zijn op meer potentiële groei en een verbetering van het vermogen van nationale economieën om ernstige verstoringen op te vangen. De meeste landen die momenteel onder druk van de financiële markten staan, zijn reeds begonnen met de uitvoering van belangrijke hervormingen. Hoewel verdere maatregelen om bestaande inflexibiliteit binnen de product- en arbeidsmarkten te verminderen in politiek opzicht een uitdaging lijken te zijn in een klimaat van gematigde groei, zijn ze onontkoombaar om op de middellange en lange termijn duurzame groei tot stand te brengen.
Derhalve moet de concurrentie binnen de productmarkten verder versterkt worden, niet in het minst door de voltooiing van de interne markt. Ook moeten lonen op een flexibele manier aangepast worden, in overeenstemming met de arbeidsmarktomstandigheden en de productiviteit.
Bovendien moet duurzame productiviteitsgroei bevorderd worden door onder meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling te vergemakkelijken en een hoge kwaliteit van het onderwijs en permanente educatie te waarborgen. Dergelijke instrumenten zijn eveneens nuttig om de niet aan prijs gerelateerde concurrentie te verhogen. Samen met verbeteringen van de prijsconcurrentiekracht is er een grote kans dat dergelijke maatregelen de exportprestaties van lidstaten bevorderen en de prestaties van met import concurrerende bedrijven versterken, waardoor het gemakkelijker wordt om het evenwicht te herstellen in een omgeving waar nog steeds macro-economische onevenwichtigheden heersen.
Om groei, stabiliteit en welvaart op een duurzame manier zeker te stellen is een vastberaden overgang naar een echte Economische en Monetaire Unie noodzakelijk. De voorstellen die door de voorzitter van de Europese Raad zijn gepresenteerd in nauwe samenwerking met de voorzitters van de Commissie en de Eurogroep en de President van de ECB in juni 2012 wijzen in de juiste richting. Hoewel de crisis heeft geleid tot de nodige versterking van het regelgevingskader voor begrotingsbeleid, zijn meer stappen in de richting van een begrotingsunie nodig om te waarborgen dat alle landen die aan de eurozone deelnemen, en eurozone als geheel, te allen tijde duurzaam begrotingsbeleid voeren. De eurozone moet zich ook ontwikkelen in de richting van een geïntegreerd economisch beleidskader teneinde te zorgen voor meer druk tussen landen onderling om de noodzakelijke structurele hervormingen door te voeren.
Daarnaast zijn in de meeste lidstaten hervormingen in de financiële sector nodig. De politieke toezegging om een gezamenlijke regeling in te voeren voor toezicht in overeenstemming met artikel 127, lid 6, van het VWEU moet worden uitgevoerd.
Tot slot is het van groot belang dat verdergaande integratie binnen de EMU verbonden wordt met een grotere verantwoordingsplicht, in het bijzonder tegenover het Europees Parlement, om de democratische legitimiteit van dit proces te waarborgen.
20. Wat zou de uitgifte van stabiliteitsobligaties/euro-obligaties volgens u betekenen voor het economisch bestuur in de eurozone? Zijn er onder de opties die de Commissie in haar groenboek heeft gepresenteerd opties die uw voorkeur hebben?
De invoering van euro-obligaties of enig ander gemeenschappelijk schuldinstrument dat omvangrijke wederzijdse verplichtingen omvat, is in doorslaggevende mate afhankelijk van de juiste volgorde van invoering. Het is alleen haalbaar na overdracht van belangrijke financiële bevoegdheden naar EU-niveau met als doel de totstandbrenging van een echte economische unie in de eurozone. Zonder een dergelijke overdracht van bevoegdheden, waardoor doeltreffend economisch bestuur mogelijk wordt, zou de uitgifte van gemeenschappelijke schuldbewijzen geloofwaardigheid missen, een situatie van morele risico's creëren en mogelijk leiden tot een verzwakking van stimulansen voor verstandige begrotingsbeleidsmaatregelen die van essentieel belang zijn binnen een economische en monetaire unie. Verstandige begrotingsbeleidsmaatregelen dragen tevens bij tot het bereiken van prijsstabiliteit door het Eurosysteem. Niettemin kan, als de juiste volgorde van invoering wordt gekozen, de uitgifte van gemeenschappelijke schuldbewijzen ook potentiële voordelen bieden voor financiële integratie en de werking van de markt alsmede voor financiële stabiliteit. Derhalve zou ik, zodra een geloofwaardige budgettaire unie met passende democratische legitimiteit tot stand is gebracht, een uitgifte van gemeenschappelijke schuldbewijzen door lidstaten die deelnemen aan de eurozone als een mogelijke aanvulling beschouwen.
21. Wat zijn naar uw mening de belangrijkste doelstellingen voor de groei- en werkgelegenheidstrategie tot 2020? Hoe kunnen de ECB en de instrumenten voor de coördinatie van het economisch beleid aan het welslagen van deze strategie bijdragen? Kunt u in volgorde van belang de structurele hervormingen noemen die naar uw mening in de EU prioriteit moeten hebben, en daarbij uw keuze toelichten?
Lidstaten moeten het groeipotentieel van hun economieën, dat de afgelopen jaren in de meeste Europese landen relatief bescheiden en slinkend is geweest, op een duurzame manier vergroten. Om dit te bereiken moet het economische beleid van de lidstaten innovatie ondersteunen, zorgen voor een bedrijfsvriendelijke omgeving en het concurrentievermogen verhogen door de inflexibiliteit van product- en arbeidsmarkten te verminderen. Een dergelijke omgeving zou optimale omstandigheden creëren voor duurzame economische groei en banencreatie.
De overeengekomen Europa 2020-strategie en het Euro Plus-pact, waaraan een groot aantal EU-landen zich hebben verbonden, onderstrepen belangrijke gebieden van structurele hervormingen waarop landen zich moeten richten. De volgorde van belang van de structurele hervormingen is in hoge mate landspecifiek en varieert tussen EU-landen. Desalniettemin is er in de meeste landen behoefte aan groeibevorderende structurele hervormingen, bestaande uit hervormingen die de flexibiliteit en concurrentie in product- en arbeidsmarkten vergroten, en in het bijzonder in de eurozone, waar het belangrijkste aanpassingsmechanisme prijs- en loonflexibiliteit is. Arbeidsmarkthervormingen moeten waarborgen dat de loonontwikkeling in overeenstemming is met de productiviteit, aangezien lonen een direct effect hebben op het concurrentievermogen van landen. Loonflexibiliteit is in het bijzonder nodig in perioden met lagere productiviteitsgroei. Om dit mogelijk te maken moet de automatische indexering van lonen afgeschaft worden, moet wetgeving inzake arbeidsbescherming zorgvuldig worden onderzocht en moeten overeenkomsten op bedrijfsniveau worden versterkt. In aanvulling hierop moeten veranderingen in werkloosheidsverzekeringsstelsels en actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen het mogelijk maken dat middelen worden toegewezen aan de meer competitieve bedrijven en sectoren. Wat betreft productmarkten moet er dringend aandacht worden besteed aan buitensporige pachtgelden, in het bijzonder bij beschermde beroepen. Een doortastende aanpak in gevallen van lobbyen door geprivilegieerde groepen en belangenvertegenwoordigers van de sector is gerechtvaardigd om de concurrentie te vergroten, gesloten beroepen open te stellen en immigratie te liberaliseren. Buitensporige winstmarges komen met name voor in op de binnenlandse markt gerichte dienstensectoren.
Innovatie moet worden ondersteund via investeringen in onderzoek en ontwikkeling, maar ook in hoger onderwijs en permanente educatie. Beroepsopleidingen zijn in bepaalde lidstaten bijzonder succesvol gebleken in het beperken van de jeugdwerkloosheid en dit voorbeeld zou kunnen worden gevolgd door landen die op dit moment hoge werkloosheidspercentages onder jongeren hebben. Ook zou het ondernemingsklimaat in vele lidstaten verbeterd kunnen worden door bureaucratie te verminderen. De uitvoering van deze maatregelen blijft een kernverantwoordelijkheid van de lidstaten. In het licht van de huidige crisis, die onder meer de zwakke punten van de bestaande EU-mechanismen voor coördinatie van economisch beleid aantoonde, moet worden onderzocht op welke manieren kan worden gezorgd voor sterkere stimulansen voor lidstaten om de noodzakelijke structurele hervormingen door te voeren, met inbegrip van manieren om te zorgen voor meer onderlinge druk tussen lidstaten.
Naar mijn mening is de beste manier waarop de ECB kan bijdragen aan duurzame groei en de bevordering van langetermijninvesteringen in de particuliere sector het waarborgen van prijsstabiliteit.
22. Wat is uw mening over het belasten van financiële transacties? Denkt u dat een belasting op valutatransacties met de euro gunstige effecten zou kunnen hebben, bijvoorbeeld stabilisering van de wisselkoersen van landen die zich in de toekomst bij de eurozone willen aansluiten? Wat is uw mening over de mogelijkheid van een invoering van een belasting op financiële transacties in slechts enkele lidstaten?
Er zijn vele verschillende voorstellen voor het belasten van financiële transacties. Het belasten van valutatransacties is met name problematisch, aangezien het een beperking van het vrije verkeer van kapitaal inhoudt. Het laatste voorstel van de Commissie sluit valutatransacties uit, maar ik die nog steeds verschillende nadelen van een belasting op financiële transacties. Voorstanders redeneren dat een belasting op financiële transacties tegelijkertijd (i) de volatiliteit op financiële markten vermindert, (ii) de integriteit van de interne financiële markt zekerstelt en (iii) inkomsten genereert die zouden kunnen dienen om de kosten van de afwikkeling van banken te internaliseren. Hoewel ieder van deze doelstellingen op zich nastrevenswaardig is, betwijfel ik of een belasting op financiële transacties ze kan verwezenlijken. De beoogde vermindering van volatiliteit is bijvoorbeeld niet bevestigd door theoretisch of empirisch onderzoek. Het tegenovergestelde is zelfs het geval: een verhoging van de transactiekosten zou leiden tot een verminderde marktliquiditeit.
Daarbij komt dat voor ieder van de genoemde doelstellingen geschiktere beleidsinstrumenten zijn voorgesteld en worden bediscussieerd. Sommige praktijken op het gebied van algoritmische handel zouden door middel van regulering kunnen worden aangepakt. De kosten van de afwikkeling van banken zouden op een meer passende wijze kunnen worden gefinancierd door middel van een bankenheffing.
Als een belasting op financiële transacties zou worden ingevoerd, dient er nogmaals op gewezen te worden dat een dergelijke belasting, indien niet wereldwijd ingevoerd, te lijden heeft van een zeer elastische belastinggrondslag, die te maken zou hebben met verschillende vormen van ontwijkings- en vermijdingsactiviteiten. Een selectieve invoering van een belasting op financiële transacties zou enkele van de oorspronkelijke doelstellingen onmogelijk maken, in het bijzonder een harmonisatie binnen de interne financiële markt van de EU.
23. Wat is uw opvatting over de respectieve rollen van de Raad en de ECB bij de buitenlandse vertegenwoordiging van de eurozone?
De rollen van de Raad en de ECB op het gebied van buitenlandse vertegenwoordiging zijn afgeleid van hun respectieve, in het Verdrag vastgestelde beleidsbevoegdheden. Dienovereenkomstig heeft de ECB de exclusieve bevoegdheid om het gemeenschappelijke monetaire beleid en haar andere taken te vertegenwoordigen. Het wisselkoersbeleid voor de euro is een bevoegdheid die gedeeld wordt tussen de Raad en de ECB. Economisch beleid daarentegen is grotendeels de verantwoordelijkheid van de lidstaten gebleven, die dit beleid ook naar buiten toe vertegenwoordigen. Dat gezegd zijnde bevindt Europa, en de eurozone in het bijzonder, zich in een proces waarin het bezig is te zorgen voor een aanzienlijke versterking van de Europese governancestructuren. In de loop van de tijd zou dit proces weerspiegeld moeten worden door een versterkte coördinatie van de buitenlandse vertegenwoordiging van deze beleidsgebieden op mondiaal niveau. In deze context voorziet artikel 138 van het VWEU in een procedure om een gemeenschappelijke vertegenwoordiging zeker te stellen voor kwesties die van bijzonder belang zijn voor de EMU binnen internationale fora. Echter, dit is uiteindelijk een politiek vraagstuk, waarover derhalve de lidstaten beslissen.
24. Hoe beoordeelt u de recente ontwikkeling van de wisselkoers tussen de US-dollar en de euro?
Met de verheviging van de staatsschuldcrisis in de eurozone in de tweede helft van 2011 is de euro in waarde gedaald ten opzichte van de US-dollar onder omstandigheden van verhoogde wisselkoersvolatiliteit. Sinds juli 2011 is de waarde van de euro 15% gedaald ten opzichte van de US-dollar. De verzwakking van de euro had hoofdzakelijk te maken met wereldwijd toegenomen risicomijding tegen een achtergrond van spanningen in enkele schuldenmarkten in de eurozone en een verslechtering van de mondiale vooruitzichten voor groei.
Vanuit het langetermijnperspectief bekeken, bleef de euro een opmerkelijk stabiele valuta, ook in vergelijking met andere belangrijke valuta's. Met een koers van 1,20 tot 1,25 US-dollar per euro stond de euro in juli/augustus 2012 dicht bij het langetermijngemiddelde sinds het ontstaan van de euro in 1999. Dit benadrukt het feit dat de voortdurende eurozonecrisis de waarde van de valuta niet in gevaar heeft gebracht, zowel intern als extern.
25. Hoe beoordeelt u de recente ontwikkeling van de wisselkoers tussen de renminbi en de euro?
Denkt u dat de centrale banken de buitensporige volatiliteit doelmatig kunnen bestrijden? Vindt u dat de internationale rol van de euro moet worden aangemoedigd?
Aangezien de Chinese valuta nog steeds verhandeld wordt binnen een relatief krappe bandbreedte ten opzichte van de EU-dollar, is de ontwikkeling van de wisselkoers tussen de Chinese renminbi en de euro grotendeels afhankelijk van de ontwikkeling van de euro ten opzichte van de US-dollar. De appreciatie van de Chinese renminbi van ongeveer 4% tegenover de euro sinds het begin van het jaar was in dit verband een resultaat van de depreciatie van de euro ten opzichte van de US-dollar (5%), terwijl de renminbi meer dan 1% verloor ten opzichte van de US-dollar. Sinds de centrale bank van China, de Volksbank van China, medio april 2012 een verbreding van de dagelijkse fluctuatiebandbreedte van de renminbi ten opzichte van de US-dollar aankondigde, is de stijging van de renminbi tegenover de US-dollar tot stilstand gekomen. Hoewel de aankondiging niet kan worden gezien als een sterkere belofte van de Volksbank van China om een meer uitgesproken appreciatietrend toe te staan, is het besluit welkom vanuit het oogpunt van de eurozone, aangezien grotere valutaflexibiliteit een essentiële voorwaarde is voor de verdere openstelling van de kapitaalrekening van China.
Dit zal hopelijk bijdragen aan een versterking van het prijsbepalings- en risicobeheervermogen van marktdeelnemers en andere dringend nodige sectoriële hervormingen ondersteunen.
Ik steun de neutrale benadering van het Eurosysteem die inhoudt dat het internationale gebruik van de euro noch moet worden belemmerd, noch moet worden aangemoedigd. Het internationale gebruik van valuta's is in wezen het resultaat van een marktgestuurd proces. De internationale gemeenschap heeft een verantwoordelijkheid om te garanderen dat het internationalisatieproces van valuta's soepel verloopt en geen inherente financiële instabiliteit veroorzaakt. Zoals tot uitdrukking komt in de relatief stabiele wisselkoersen van de euro ten opzichte van andere belangrijke reservevaluta's, is de internationale rol van de euro betrekkelijk stabiel gebleven gedurende de gehele staatsschuldcrisis in de eurozone.
26. Hoe beoordeelt u de resultaten van de G20? Wat zijn uw opvattingen over het huidige coördinatieniveau?
De G20 is het belangrijkste forum voor samenwerking van economische beleidsmaatregelen op mondiaal niveau. De G20 heeft in het bijzonder een belangrijke rol gespeeld tijdens de wereldwijde financiële crisis van 2008-2009 en nu tijdens de Europese crisis door een forum te zijn voor uitwisseling en samenwerking in verband met een breed spectrum van economische en financiële onderwerpen. Als zodanig is de G20 over het algemeen succesvol geweest sinds het aannemen van deze rol in 2008.
De inspanningen van de G20 om de werking van het internationale monetaire systeem te versterken zijn welkom evenals de steun van de G20 voor de belangrijkste onderdelen van mondiale hervormingen van wet- en regelgeving door het Bazels Comité en de Raad voor financiële stabiliteit (FSB).
In deze context verwelkom ik in het bijzonder de oprichting van zes regionale adviesgevende groepen door de FSB met als doel om financiële autoriteiten uit FSB-leden en niet-FSB-landen samen te brengen teneinde financiële stabiliteit te bevorderen en standpunten uit te wisselen over kwetsbare punten die financiële systemen beïnvloeden. De FSB kondigde de overeenkomsten in november 2010 aan om de reikwijdte op een formele manier uit te breiden naar niet-leden. Ik heb het voorrecht om op te treden als vicevoorzitter van de Regionale Raadgevende Groep voor Europa, samen met mijn Britse collega.
Echter, het succes van internationale inspanningen zal afhankelijk zijn van de uitvoering op nationaal niveau in overeenstemming met het raamwerk voor sterke, duurzame en evenwichtige groei. Zowel op Europees als op wereldwijd niveau is de daadkrachtige uitvoering van afgesproken beleidsmaatregelen van essentieel belang.
D. Financiële stabiliteit en toezicht
27. Bent u voorstander van een bankenunie? Zo ja, welke vorm zou deze moeten hebben? Moet de ECB een rol spelen in het toezicht op financiële instellingen en zo ja, welke? Zo ja, welke wijzigingen in de verantwoordingsplicht moeten doorgevoerd worden? Moeten enkele toezichtbevoegdheden aan de Europese Bankautoriteit (EBA) worden gedelegeerd?
Om een antwoord te vinden op de structurele zwakke punten van het kader voor financiële stabiliteit, en in het bijzonder om de band tussen de banksector en regeringen te verbreken, heeft de eurozone een bankenunie nodig met binnen de eurozone één autoriteit voor bankentoezicht, aangevuld met Europabrede oplossingen voor afwikkeling in overeenstemming met de kernbeginselen van de FSB en, in de loop van de tijd, een EU-depositogarantiemechanisme.
Tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad en de top over de eurozone in juni 2012 verbonden de staats- of regeringsleiders zich aan de activering van artikel 127, lid 6 van het VWEU en het toevertrouwen van toezichttaken aan de ECB voor de banken van de eurozone.
Naar mijn oordeel moeten aan de ECB toezichtbevoegdheden worden toegewezen in overeenstemming met de volgende beginselen:
Ten eerste moet de uitvoering van toezicht gebaseerd zijn op een duidelijke en doeltreffende scheiding van de uitvoering van het gemeenschappelijke monetaire beleid. De hoofddoelstelling van de ECB zoals vervat in het Verdrag is om prijsstabiliteit in de eurozone te waarborgen.
Ten tweede moeten toezichtverantwoordelijkheden doeltreffend en allesomvattend zijn om potentiële reputatie- en economische risico's tot een minimum te beperken. Dit impliceert dat de reikwijdte van het toezicht door de ECB alle eurozonebanken moet omvatten, terwijl de toezichttaken zelf op een decentrale manier zouden moeten worden georganiseerd.
Ten derde moet de operationele uitvoering van toezichttaken zoveel mogelijk worden gedecentraliseerd naar nationale toezichthoudende instanties. Dit waarborgt de nabijheid bij de entiteiten waarop toezicht wordt gehouden en het is ook in overeenstemming met de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit. Tegelijkertijd moeten nationale toezichttaken worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met het ESCB door de ECB tijdig en op regelmatige basis alle relevante informatie via rapportageprocedures beschikbaar te stellen.
Ten vierde moeten de toezichttaken worden uitgevoerd met de nodige onafhankelijke waarborgen. De onafhankelijkheid van centrale banken is een essentiële voorwaarde voor monetair beleid en kan ook het toezicht beschermen tegen ongepaste inmenging van buitenaf, alsmede tegen het risico van regulatory capture (innige banden tussen regelgevers en sector).
Tot slot moet het toezicht voldoen aan hoge normen van democratische verantwoordingsplicht om het vertrouwen in de uitvoering van deze overheidsfunctie in de eurozone zeker te stellen. De kanalen van verantwoording voor toezicht moeten zoveel mogelijk gescheiden zijn van die voor het monetaire beleid.
Wat betreft de betrekkingen met de EBA zou de ECB het toezicht uitvoeren in overeenstemming met EU-wetgeving en de normen van de EBA. De ECB zou derhalve bepaalde kernactiviteiten van de EBA ondersteunen, zoals activiteiten ter bevordering van de convergentie van toezicht op EU-niveau. De ECB zou geen van de functies van de EBA vervangen, enkel die van nationale toezichthoudende instanties. Dit betekent dat de bevoegdheden van de ECB niet strijdig zouden zijn met de wetgeving van de EU of de rol van de EBA.
28. Wat zijn uw standpunten ten aanzien van het schaduwbankwezen?
Vanuit het oogpunt van behoedzaamheid is het belangrijk dat risico's die inherent zijn aan bancaire activiteiten als zodanig behandeld worden op een allesomvattende en systematische manier in plaats van ze te beschouwen als instellingen die enkel als gereguleerde banken gedefinieerd zijn. Zowel de FSB als de Europese Commissie zijn bezig gebieden te identificeren voor mogelijke regelgevend optreden. Naar mijn opvatting zouden regelgevende initiatieven betrekking kunnen hebben op de volgende onderwerpen.
Ten eerste is het belangrijk om passend risicobeheer door banken voor hun blootstelling aan schaduwbanken te bevorderen en om stimulansen binnen het regelgevingskader te minimaliseren die voordelig zijn voor de handel met schaduwbanken ten nadele van gereguleerde banken.
Ten tweede bestaat er wat betreft geldmarktfondsen nog steeds discussie over de vraag of er een verplichte overgang moet zijn naar variabele intrinsieke waarden om het risico van runs op geldmarktfondsen te beperken. Het Eurosysteem is van oordeel dat er een behoefte bestaat aan aanvullende maatregelen voor de beperking van looptijdtransformatie- en kredietrisico's.
Ten derde moet verder overwogen worden of bepaalde voorschriften van de CRD IV toegepast moeten worden op financiële bedrijven die geen deposito-instelling zijn met als doel de reikwijdte voor toekomstige regelgevingsarbitrage te beperken voor kredietverstrekkers.
Ten vierde heeft een belangrijk deel van het werk van de FSB betrekking op mogelijke initiatieven op het gebied van repo- en effectenbeleningsactiviteiten. In behandeling zijnde onderwerpen zijn onder meer de procyclische aard van margevereisten die worden toegepast bij effectenfinancieringstransacties en de risico's die verbonden zijn aan het herhypothekeren en hergebruiken van de activa van klanten. De FSB zal aan het einde van dit jaar een verslag over deze onderwerpen presenteren. Dit verslag zal de basis vormen voor overwegingen ten aanzien van welke specifieke initiatieven in de EU doorgang moeten vinden.
Wat betreft de repo-markten in het algemeen steun ik het recente voorstel van het Eurosysteem voor passende initiatieven op EU-niveau, als een gezamenlijke inspanning door overheden en de financiële sector, om een centrale databank op te zetten teneinde een beter begrip te verkrijgen van de effectenfinancierings- en repo-markten. Het verkrijgen van meer informatie over repo-marktactiviteiten is belangrijk voor zowel de uitvoering van monetair beleid als financiële stabiliteit.
E. Functioneren van de ECB en democratische verantwoording en transparantie
29. Zouden, naar uw oordeel, de verschillende verantwoordelijkheden van directieleden met de tijd moeten veranderen, overeenkomstig de veranderingen die plaatsvinden in de taken en prioriteiten van de ECB?
Op grond van het kader voor corporate governance dat is vastgesteld door het Verdrag en het statuut van de ECB/het ESCB is de directie van de ECB een orgaan met collegiale besluitvorming. De verantwoordelijkheden zijn ook inderdaad toegewezen aan de directie als zodanig en niet aan de individuele leden. Juist hierdoor kunnen de diverse achtergronden en beroepservaring van de directieleden van bestuur optimaal worden benut. Een dergelijke combinatie van vaardigheden en benaderingen heef zich in het verleden en heden bewezen als een uiterst waardevolle aanwinst voor iedere instelling, te meer in uitdagende tijden zoals de huidige.
Tegelijkertijd zijn er, ter vergemakkelijking van het dagelijkse werk van de ECB, directe rapportagelijnen ingesteld tussen de individuele leden van de directie en de diverse ECB-afdelingen, op grond van de onder de leden afgesproken portefeuilleverdeling. De administratieve toewijzing van beheerverantwoordelijkheden laat de collegiale aard van de besluitvorming door de directie onverlet. De portefeuilleverdeling wordt van tijd tot tijd herzien.
30. Welk systeem is volgens u geschikt om te zorgen voor een rechtvaardige roulatie van lidmaatschap van de ECB-directie, mede met het oog op nationaliteit en gender?
Diversiteit is van grote waarde. Het confronteert en verzoent verschillende benaderingen met elkaar en verrijkt op die manier de besluitvorming. Het is derhalve belangrijk om diversiteit te bevorderen.
Dat gezegd zijnde, hebben de enige in het Verdrag en het ECB/ESCB-statuut voorziene bepalingen voor de benoeming van directieleden van de ECB betrekking op hun beroepservaringen en expertise: "de Directieleden worden gekozen uit personen met een erkende reputatie en beroepservaring op monetair of bancair gebied". Het toepasselijke juridische kader biedt geen ruimte voor de vaststelling van verdere criteria in aanvulling op de in de bestaande Verdragsbepaling vastgestelde criteria.
31. Is het wat u betreft nodig de verscheidenheid aan deskundigheid die is vertegenwoordigd in de ECB-directie, te vergroten en niet uitsluitend afhankelijk te zijn van mensen van centrale banken?
Hoe kijkt u aan tegen de kwestie van "draaideuren" tussen toezichthoudende of regelgevende organen en private instellingen op hetzelfde gebied?
Zoals ik reeds heb opgemerkt in mijn antwoord op de vorige vraag is diversiteit zeer waardevol en verrijkt en versterkt het de besluitvorming. Dit geldt op vergelijkbare wijze voor diversiteit in termen van relevante beroepservaring en expertise: het stimuleert reflectie, verrijkt de meningenvorming en bevordert een verstandige en solide besluitvorming.
Het Verdrag bevat geen beperking van de groep mensen waaruit de ECB-directie wordt gerekruteerd tot een bepaald beroep, maar is, met het oog op de belangen van de ECB zelf, toegespitst op de kennis en ervaring van kandidaten. Het Verdrag vereist inderdaad dat de kandidaten een " erkende reputatie en beroepservaring op monetair of bancair gebied" hebben, ongeacht waar ze hun reputatie en ervaring opgebouwd hebben.
Overigens betekent het feit dat een centrale bankier wordt geselecteerd om ECB-directielid te worden niet dat deze persoon zich gedurende zijn/haar hele loopbaan alleen met centraal bankieren heeft beziggehouden. In feite hebben velen van ons (onder wie ikzelf) eerdere beroepservaring in een ander gebied van de overheidssector (schatkisten) of in de academische en/of particuliere (financiële) sector. Mijn juridische achtergrond en opleiding zorgen wellicht voor een aanvullend aspect van diversiteit binnen de directie van de ECB.
Het risico van belangenconflicten na afloop van het mandaat van een lid van de directie van de ECB komt aan bod in het toepasselijke juridische kader. De gedragscode voor leden van de Raad van bestuur legt bijvoorbeeld een afkoelperiode van een jaar op en in deze periode moeten voormalige leden doorgaan met het vermijden van belangenconflicten die zouden kunnen ontstaan door nieuwe privé- of beroepsmatige activiteiten. Daarnaast is het volgens de arbeidsvoorwaarden voor leden van de ECB-directie niet toegestaan om enige uitvoerende, management-, raadgevende of adviserende functie te aanvaarden, al dan niet vergoed, bij een entiteit die als tegenpartij heeft gefungeerd binnen het monetaire beleid of valutamarktoperaties van het Eurosysteem.
Dit verbod is van toepassing gedurende een jaar na de neerlegging van hun taken, onder voorbehoud van enig besluit van de Raad van bestuur.
32. Waaruit zal bij de ECB uw persoonlijke aanpak van de sociale dialoog bestaan?
Het onderhouden van een vruchtbare dialoog tussen werkgevers en werknemers is niet alleen cruciaal voor de motivatie van personeel, maar ook voor de degelijke governance van een organisatie.
Ik ben me ervan bewust dat de ECB personeelsvertegenwoordigers raadpleegt over wijzigingen in personeelsvoorwaarden en aanverwante beleidsgebieden en ik steun deze praktijk ten volle. Als kandidaat-lid van de ECB-directie verwelkom ik daarnaast de huidige praktijk van de ECB om rechtstreeks met personeelsvertegenwoordigers te overleggen tijdens een jaarlijkse vergadering en bij andere gelegenheden, afhankelijk van de verantwoordelijkheden en omstandigheden. In het algemeen vind ik het belangrijk om vertrouwen en begrip tussen ECB- en personeelsvertegenwoordigers te handhaven.
De ECB voert tevens een dialoog met de personeelsvertegenwoordigers van het ESCB, om ze te informeren over beslissingen die door de besluitvormende organen van de ECB worden genomen met een grote invloed op de werkgelegenheidssituatie binnen de centrale banken.
33. Bent u voorstander van een procedure van bekrachtiging door het Europees Parlement (afgezien van de constitutionele vragen die zo'n verandering zou opwerpen)?
Overeenkomstig artikel 283 van het VWEU is de belangrijkste doelstelling van de procedure voor de benoeming van een lid van de ECB-directie ervoor te zorgen dat "personen met een erkende reputatie en beroepservaring op monetair of bancair gebied" voor deze functie geselecteerd worden. Het Verdrag wijst het recht van benoeming toe aan de Europese Raad, maar alleen nadat deze "het Europees Parlement […] heeft geraadpleegd".
Op grond van eerdere en bestaande benoemingen heeft het huidige systeem op zeer adequate wijze kandidaten opgeleverd die zich op bewonderenswaardige wijze van hun taak hebben gekweten. In dit verband ben ik me niet bewust van sterke aanwijzingen die een herziening van deze praktijk zouden rechtvaardigen. Echter, het is niet aan een centrale bankier om over dergelijke procedurele vragen te beslissen, die terecht strikt onder de bevoegdheid van de partijen bij het Verdrag vallen.
34. Kunt u wat uitgebreider ingaan op uw opvattingen over het begrip democratische verantwoording met betrekking tot de ECB en het centralebankwezen in het algemeen?
Democratische verantwoording is van essentieel belang voor het waarborgen van de legitimiteit en de vervulling van het primaire mandaat van de ECB ten opzichte van het publiek en politieke instanties. Het Europees Parlement, als de enige rechtstreeks verkozen Europese instelling, speelt een fundamentele rol in het ter verantwoording roepen van de ECB. Verantwoordingsmechanismen waarborgen met andere woorden dat de ECB handelt in overeenstemming met haar mandaat. De ECB heeft op grond van het Verdrag een grote mate van onafhankelijkheid gekregen, op basis van bewijs dat een dergelijke regeling het meest geschikt is om prijsstabiliteit te waarborgen.
Tegelijkertijd heeft de ECB voldaan aan de hoogste normen van verantwoording aan het algemene publiek, het Europees parlement en financiëlemarktdeelnemers en gaat de ECB in haar rapportageactiviteiten op regelmatige basis veel verder dan wat wettelijk verplicht is. Het belangrijkst is dat de ECB een jaarlijks verslag publiceert alsmede een maandelijks bulletin, wekelijkse financiële overzichten en een brede selectie van aanvullende rapporten en onderzoeksverslagen, die op de website van de ECB toegankelijk worden gemaakt voor het algemene publiek. De ECB-website voorziet het publiek verder van juridische adviezen van de ECB, besluiten van de ECB, bijvoorbeeld in verband met monetaire beleidsmaatregelen, een uitgebreide verzameling statistieken en gedetailleerde informatie voor gebruikers met speciale interesses. Eens per maand licht de ECB tijdens een persconferentie haar monetaire beleid toe en beantwoordt zij vragen van journalisten, hetgeen een ongeëvenaard open en transparante benadering voor centralebankcommunicatie vormt. De aandacht die de ECB heeft voor verantwoording en transparantie wordt ook geïllustreerd door de talrijke toespraken die door de leden van de Raad van bestuur worden gehouden. Ik ben een groot voorstander van de benadering van de ECB waarbij real-time-, regelmatige en uitgebreide toelichtingen op analyses en beslissingen inzake het monetaire beleid worden gegeven. Informatietechnologieën, zoals het internet, zijn een waardevolle kans om informatie tegen lage kosten voor een groot publiek beschikbaar te maken.
De ECB legt verantwoording af aan het Europees Parlement als het democratisch verkozen orgaan op Europees niveau. Eenmaal per jaar neemt het Europees Parlement een resolutie aan over het jaarverslag van de ECB, dat gepubliceerd wordt op de dag waarop het wordt gepresenteerd aan het Europees Parlement.
In die driemaandelijkse monetaire dialoog doet de president van de ECB verslag van monetaire beleidsmaatregelen. Naar mijn mening is deze dialoog gedurende de crisis een zeer nuttig middel geweest om de beleidsmaatregelen van de ECB uit te leggen. Herhaaldelijk leidden de hoorzittingen tot een breder publiek debat over maatregelen om de economische uitdagingen het hoofd te bieden.
Nationale centrale banken bevinden zich in een soortgelijke positie ten opzichte van nationale parlementen, afhankelijk van hun juridische kader. In mijn hoedanigheid als president van de centrale bank van Luxemburg heb ik ervaring met uitnodigingen van het nationale parlement om standpunten naar voren te brengen met betrekking tot de economische situatie, financiële stabiliteit, de begrotingspositie, structurele kwesties, enz.
35. Welke conclusies trekt u uit de vergelijking tussen het transparantiebeleid dat wordt gevoerd door de Federal Reserve Bank en dat van de ECB? Wat vindt u van het feit dat de Fed en de Bank of England de notulen van hun vergaderingen publiceren? Bent u van mening dat dit beleid door de ECB zou kunnen worden overgenomen?
Een transparant monetair beleid voorziet het publiek van informatie die relevant is om het monetaire beleid van de centrale bank beter te kunnen begrijpen en op waarde te schatten. Transparantie het voor het publiek gemakkelijker de prestaties van de centrale bank te evalueren. Bovendien helpt transparantie het publiek verwachtingen te vormen omtrent de toekomstige beleidskoers van de centrale bank, wat de vervulling van het mandaat van de centrale bank vergemakkelijkt. Om deze redenen worden transparante communicatie en interactie met het publiek vandaag de dag breed erkend als manier om de geloofwaardigheid, voorspelbaarheid en doeltreffendheid van monetair beleid te verbeteren. Vanaf het begin heeft de ECB benadrukt dat transparantie een belangrijk element is van haar benadering voor monetair beleid, waarbij zij haar beleidsbeslissingen op een open, duidelijke en tijdige manier presenteert en toelicht voor het algemene publiek.
De ECB heeft een formele monetaire beleidsstrategie aangekondigd met een kwantitatieve definitie van prijsstabiliteit. Ook worden de beleidsbeslissingen uitgelegd door de president van de ECB tijdens een maandelijkse persconferentie, in persberichten en vele andere publicaties van de ECB. Het si gerechtvaardigd om te zeggen dat de benadering van de Fed voor een groot deel samenvalt met de praktijk van de ECB. In januari 2012 heeft de Fed verduidelijkt dat een inflatiepercentage van 2% op de lange termijn nu beschouwd wordt als meest consistent met het mandaat van de Fed. Deze definitie van prijsstabiliteit lijkt zeer op de definitie van de ECB om het inflatiecijfer onder, maar in de buurt van, 2% te houden. In 2011 begon voorzitter Bernanke ook persconferenties te geven na enkele vergaderingen van de Federal Open Market Committee; een praktijk die de ECB reeds in haar beginjaren instelde, namelijk in 1998 – een weloverwogen besluit dat ik me nog zeer goed herinner.
Transparantie helpt de centrale bank niet alleen om haar mandaat doeltreffender uit te voeren, maar zorgt er tevens voor dat de centrale bank gemakkelijker ter verantwoording kan worden geroepen. Niettemin moeten centrale banken, aangezien er verschillende hulpmiddelen beschikbaar zijn voor centrale banken om hun communicatie te verbeteren, afhankelijk van de omstandigheden het meest geschikte communicatiekanaal kiezen. Met name kunnen commissies inzake monetair beleid onderworpen zijn aan verschillende verantwoordingsmechanismen. Hoewel vele commissies onderworpen zijn aan een systeem van collectieve verantwoording (zoals de Fed en de ECB), zijn enkele andere gebaseerd op individuele verantwoording van beleidsmakers, zoals de Bank of England. Beide benaderingen hebben zowel voor- als nadelen, en een effect op de communicatie van de centrale bank. Hoewel de publicatie van de notulen van discussies over monetair beleid het publiek wellicht kunnen helpen om toekomstige veranderingen van rentevoeten beter te voorspellen, moet dit voordeel worden afgezet tegen het risico dat het publiek in dezelfde situatie ook meer waarde zou kunnen hechten aan individuele meningen dan aan de relevante economische argumenten en het genomen meerderheidsbesluit, in het bijzonder bij afwezigheid van een politiek unie.
Daarbij komt dat, in het geval van de ECB, het Verdrag zelf vertrouwelijkheid voorschrijft voor de vergaderingen van de Raad van bestuur. Deze bepaling is bedoeld om de onafhankelijkheid van de besluitvorming over monetair beleid te garanderen en de collectieve verantwoording van de leden van de Raad van bestuur gezamenlijk te waarborgen. Deze omstandigheden rechtvaardigen dat de ECB informatie verstrekt met de nadruk op de collectieve beoordeling van de Raad van bestuur. De inleidende verklaring van de president bij de persconferentie geeft een brede samenvatting van de beleidsrelevante analyse van de economische ontwikkelingen. De maandelijkse persconferentie die wordt gehouden onmiddellijk na iedere vergadering over monetair beleid, met inbegrip van een vraag-en-antwoordsessie, biedt een platform voor een tijdige toelichting op debatten en beslissingen inzake monetair beleid.
Daarnaast publiceert de ECB aan het einde van elke maand op haar eigen website een korte samenvatting van de beslissingen die door de Raad van bestuur zijn genomen buiten het gebied van monetair beleid. Aangezien via deze kanalen uitgebreide informatie en toelichtingen in real-time aan het publiek beschikbaar worden gesteld, zie ik weinig reden om de huidige praktijk te wijzigen.
36. Wat is uw mening over de monetaire dialoog met het Europees Parlement? Moeten ECB-directieleden het monetaire beleid en de besluiten van de ECB met andere politieke actoren kunnen bespreken of zou dit schadelijk zijn voor de onafhankelijkheid van de bank?
De huidige regelmatig driemaandelijkse hoorzittingen zijn een van belangrijkste mechanismen van democratische verantwoording van de ECB. Ze vergemakkelijken het overleg tussen leden van het EP en de ECB en hebben meer recentelijk in de context van de crisis geleid tot waardevolle discussie over potentiële maatregelen voor het oplossen van de crisis. Ze stellen de ECB tevens in staat om de achterliggende logica en redenen voor de maatregelen van de ECB toe te lichten, hetgeen van cruciaal belang is. Derhalve is de driemaandelijkse monetaire dialoog een belangrijk communicatiehulpmiddel voor het Parlement en ook boor het algemene publiek. Naast het feit dat doeltreffende werkrelaties onderhouden moeten worden met andere politieke organen zoals de Eurogroep en de Raad Ecofin, is het van zeer groot belang dat het Europees Parlement het enige orgaan blijft waaraan de ECB verantwoording aflegt. Gezien het mandaat van de ECB om prijsstabiliteit voor de gehele eurozone te handhaven is het Europees Parlement de aangewezen instelling voor het verlenen van kwijting voor democratische verantwoordelijkheid in de vorm van de monetaire dialoog.
37. Wat zijn volgens u de belangrijkste risico's en uitdagingen waarvoor de ECB zich geplaatst ziet?
De eurozone wordt momenteel geconfronteerd met een crisis met verschillende aspecten en nauw met elkaar verweven elementen, zeer volatiele staatsschuldmarkten, een onstabiele financiële sector en lage of negatieve groei in verschillende lidstaten. De ECB ziet zich dus voor een aantal omvangrijke uitdagingen geplaatst.
In het centrum van het verantwoordelijkheidsgebied van de ECB ligt de uitvoering van monetair beleid met als doel het handhaven van prijsstabiliteit voor de gehele eurozone.
Wat zorgwekkend is, is dat de crisis de correcte omzetting van de ECB-standpunten inzake monetair beleid in de economieën van de lidstaten heeft belemmerd. Meer in het bijzonder worden de in het kader van het monetaire beleid vastgestelde rentevoeten niet op dezelfde manier aan de economie doorgegeven als voorheen. In antwoord hierop heeft de ECB de uitzonderingsmaatregelen voor monetair beleid ingezet met als doel het transmissiemechanisme te handhaven en te waarborgen dat rentevoeten correct worden doorgevoerd in de reële economie. Constante monitoring is geboden en de ECB heeft in voorkomende gevallen daadkrachtige maatregelen genomen om de vervulling van haar mandaat te waarborgen.
Gezien het feit dat de crisis landen in de eurozone op verschillende manieren beïnvloedt, hebben we ook een toename van afwijkingen in economische indicatoren in de gehele eurozone gezien. Binnen deze omgeving van toegenomen heterogeniteit moet de ECB doorgaan met de vervulling van haar mandaat om prijsstabiliteit voor de gehele eurozone te waarborgen. De zorgvuldig ontworpen beleidsrespons van de ECB heeft geholpen om de heterogeniteit in financiële condities te verminderen, maakte een gedifferentieerde invoering van uitzonderingsmaatregelen in de eurozone mogelijk en zorgde voor een soepele uitvoering van monetair beleid. Niettemin zal de heterogeniteit voor de ECB een beleidsuitdaging blijven zo lang als de economieën van de eurozone kwetsbaar blijven.
In het bijzonder blijven de risico's voor de financiële stabiliteit van de eurozone voortbestaan tegen de achtergrond van de voortdurende staatsschuldcrisis en de verbondenheid daarvan met de banksector. In overeenstemming met haar mandaat om prijsstabiliteit te handhaven heeft de ECB snel en besluitvaardig actie ondernomen om liquiditeit te verstrekken aan banken in de eurozone in een periode van verhoogde onzekerheid. Hierdoor is grotendeels voorkomen dat liquiditeitsproblemen in solventieproblemen veranderden en werd de financiële stabiliteit ondersteund. Echter, meer fundamentele onevenwichtigheden in het bancaire systeem moeten de aandacht hebben van de bevoegde autoriteiten. Daadkrachtige actie door beleidsmakers om een financiëlemarktunie tot stand te brengen in de eurozone is nodig om het bancaire systeem een stevig fundament voor de toekomst te geven. De vaststelling van een gemeenschappelijk toezichtmechanisme is in dit verband een belangrijke stap.
Tot slot heeft de huidige crisis zwakke punten van het governancekader van de EMU aan het licht gebracht.
Door Europese regeringen aangenomen beleidsmaatregelen waren inconsistent met het lidmaatschap van een muntunie en hebben in sommige gevallen het vertrouwen ondermijnd van de financiële markten in de houdbaarheid van nationale begrotingen op de lange termijn. In vele gevallen waren de begrotingsconsolidatie en structurele hervormingen voor de crisis ontoereikend. Een ingrijpende versterking van het Europese kader voor economische governance is dringend nodig. In aanvulling op de geboekte vooruitgang – de versterking van het Stabiliteits- en groeipact, de invoering van het Europees semester, de invoering van de Begrotingsunie en de vaststelling van een Europees mechanisme voor crisisbestrijding – moet er nog meer worden gedaan. Naast de totstandbrenging van een financiëlemarktunie moet de eurozone vooruitgang boeken in de richting van geïntegreerde beleidskaders voor begrotings- en economisch beleid evenals in de richting van een politieke unie, om de democratische legitimiteit van dit proces te waarborgen. Uiteindelijk moeten de regeringen van de eurozone veel meer van hun bevoegdheden inzake het economische, begrotings- en financiëlemarktbeleid delen met het Europese niveau.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
22.10.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
20 13 12 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Burkhard Balz, Elena Băsescu, Sharon Bowles, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Markus Ferber, Elisa Ferreira, Ildikó Gáll-Pelcz, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Syed Kamall, Wolf Klinz, Jürgen Klute, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Philippe Lamberts, Werner Langen, Astrid Lulling, Hans-Peter Martin, Ivari Padar, Alfredo Pallone, Anni Podimata, Olle Schmidt, Edward Scicluna, Peter Simon, Theodor Dumitru Stolojan, Kay Swinburne, Sampo Terho, Marianne Thyssen, Corien Wortmann-Kool, Pablo Zalba Bidegain |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Jean-Pierre Audy, Pervenche Berès, Saïd El Khadraoui, Sari Essayah, Robert Goebbels, Roberto Gualtieri, Danuta Maria Hübner, Sophia in 't Veld, Olle Ludvigsson, Thomas Mann, Sirpa Pietikäinen, Gianni Pittella, Nils Torvalds |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Julie Girling, Charles Goerens, Erminia Mazzoni |
||||