VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit
9.11.2012 - (COM(2011)0335 – C7‑0155/2011 – 2011/0146(COD)) - ***I
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur voor advies: Timothy Kirkhope
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit
(COM(2011)0335 – C7‑0155/2011 – 2011/0146(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0335),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 338, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0155/2011),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0365/2012),
1. verwerpt het voorstel van de Commissie;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel in te trekken en een nieuw voorstel in te dienen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
TOELICHTING
Inleiding
Gemeenschappelijke statistieken voor de gehele EU zijn een belangrijke basis voor de ontwikkeling van EU-beleid. Dit geldt des te meer in de sfeer van het strafrecht als een gemengde bevoegdheid (artikel 4 VWEU), waar de EU gebonden is aan het subsidiariteitsbeginsel (artikel 5 VEU) en waarbij het strafrecht raakt aan de interpretatie van de essentiële grondrechten in een vrije samenleving. Daarom moeten passende en noodzakelijk EU-instrumenten alleen op basis van degelijke en coherente gemeenschappelijke statistische gegevens en achtergrondinformatie worden ontwikkeld en vastgesteld. Het belang van statistieken is al meerdere keren belicht, zoals in het Haags programma ten aanzien van misdaadpreventie[1], maar ook in het recente programma van Stockholm[2], waarbij dit programma stelt dat "adequate, betrouwbare en (zowel in de tijd als tussen lidstaten en regio's) vergelijkbare statistische gegevens … een noodzakelijke voorwaarde [zijn ], onder meer voor empirisch onderbouwde beslissingen over de vraag of maatregelen moeten worden genomen, over de tenuitvoerlegging van beslissingen en over de doeltreffendheid van genomen maatregelen"(punt 4.3.3.). Tevens zijn twee actieplannen voorgesteld en aangenomen, het actieplan 2006-2010[3] en het nieuwste actieplan 2011-2015[4].
De noodzaak van dergelijke gegevens betekent echter geen "carte blanche" met betrekking tot de aanvaarding van een voorgesteld instrument. Elke voorgestelde instrument moet methodologisch verantwoord en samenhangend zijn, en gebaseerd op een adequate kosten-batenanalyse met betrekking tot de gebruikte middelen en de verwachte resultaten. In dat opzicht is de meerderheid van mening dat het voorstel een aantal essentiële vragen oproept die de Commissie onbeantwoord heeft gelaten, hoewel er uitgebreid overleg heeft plaatsgevonden en de Commissie vragen zijn gesteld door de rapporteur en de schaduwrapporteurs in het kader van de LIBE-vergaderingen en speciale bijeenkomsten, georganiseerd door de rapporteur.
Methode
Het voorstel roept vragen op over de gebruikte methodologie, met name wat betreft de aard van de gestelde vragen, aangezien sommige gevoelig liggen en men zich moeilijk de toegevoegde waarde of de waarheidsgetrouwheid van antwoorden kan voorstellen. Bijvoorbeeld de vragen over eventuele drugsproblemen van een respondent, het bezit van een pistool en angst voor terrorisme zouden aanleiding kunnen geven tot verkeerde interpretaties. Zonder een debat te willen openen over statistische methodologie in het algemeen, is de rapporteur van mening dat het de verantwoordelijkheid van de Commissie is een coherent en duidelijk instrument voor te stellen dat niet op het eerste gezicht al methodologische problemen en incoherenties oproept. Enquêtes over victimisatie zijn een 'subjectief' soort onderzoek dat de victimisatie van een persoon en gevoelens over misdaad meet. De vragen als zodanig moeten op duidelijke en precieze wijze worden gesteld zodat er zo duidelijk mogelijke antwoorden kunnen worden gegeven, waarvan de analyse gebruikt worden voor de ontwikkeling van toekomstig beleid. De antwoorden moeten zo min mogelijk ruimte laten voor uiteenlopende interpretaties, daar "statistische angst voor misdaad" snel verkeerd kan worden geïnterpreteerd. Dit soort kwesties zijn door de leden aan de orde gesteld tijdens de verschillende gemeenschappelijke en bilaterale bijeenkomsten met de Commissie en Eurostat. De meerderheid vond de gegeven uitleg helaas onbevredigend. Voorts had een aantal leden twijfels over het willekeurige karakter van het onderzoek.
Een toegevoegde waarde kan alleen worden bereikt indien deze enquêtes in alle lidstaten van de EU worden uitgevoerd, zonder bepaalde uitzonderingen, zoals nu het geval is (zie artikel 3, waarin staat dat "Frankrijk en Ierland niet [worden] verplicht om gegevens over geweld tussen leden van hetzelfde huishouden te verzamelen"). Volgens de meerderheid is het houden van een duur en ingewikkeld onderzoek, zonder een uitgebreide enquête in alle EU-lidstaten, twijfelachtig. Bovendien had de meerderheid vragen over de werkelijke toegevoegde waarde van de enquête in verband met het gebrek aan concrete informatie over de manier waarop de resultaten zullen worden gebruikt in toekomstige wetgevingsvoorstellen. Er is nooit een duidelijk antwoord gekomen op de vraag wat het voordeel van de enquête voor de EU-instellingen zou zijn.
Financiering
Tegelijkertijd ontbreekt een duidelijke en adequate uitleg over de aangegeven uitgaven van 12 000 000 euro. In dit verband zou de Commissie gegevens moeten tonen over het aantal lidstaten dat reeds dergelijke enquêtes uitvoert en over de kosten van dergelijk onderzoek in deze lidstaten en de toegevoegde waarde en de kosten van eerdere enquêtes, die medegefinancierd zijn door de Commissie, zoals het European Crime and Safety Survey (EU ICS)[5], om de vraag naar mogelijke coördinatie te beantwoorden zonder een wetgevingshandeling (bijvoorbeeld via de Eurostat-werkgroep, enz.). De huidige uitleg in het financieel memorandum, dat "ervaring (…) bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan", geeft geen bevredigend antwoord. Met zo'n vage indicatie moet een duidelijke motivering worden verstrekt voor het aangegeven bedrag van 12 000 000 EUR, vooral in een tijd van financiële crisis en problemen, waarin de EU-instellingen een voorbeeld moeten stellen van een goede kosten-batenanalyse in de publieke sector.
Conclusie
De argumenten ter ondersteuning van de enquête zijn weinig overtuigend geweest, en derhalve stelt de rapporteur, op basis van uitgebreid overleg met zijn schaduwrapporteurs en van het besluit van de meerderheid van de fracties, voor het hiervoor genoemde wetgevingsvoorstel te verwerpen. Hij verwacht dat de Commissie ingaat op de aangegeven problemen en vragen bij het opstellen van een nieuw wetgevingsvoorstel over genoemd onderwerp.
PROCEDURE
Titel |
Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0335 – C7-0155/2011 – 2011/0146(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
8.6.2011 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
LIBE 9.6.2011 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
BUDG 9.6.2011 |
|
|
|
|
Geen advies Datum besluit |
BUDG 6.7.2011 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Timothy Kirkhope 19.9.2011 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
12.1.2012 |
11.10.2012 |
6.11.2012 |
|
|
Datum goedkeuring |
6.11.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
31 1 19 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jan Philipp Albrecht, Edit Bauer, Mario Borghezio, Rita Borsellino, Emine Bozkurt, Arkadiusz Tomasz Bratkowski, Simon Busuttil, Philip Claeys, Carlos Coelho, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Ioan Enciu, Frank Engel, Cornelia Ernst, Tanja Fajon, Monika Flašíková Beňová, Hélène Flautre, Kinga Gál, Kinga Göncz, Nathalie Griesbeck, Ágnes Hankiss, Anna Hedh, Salvatore Iacolino, Sophia in ‘t Veld, Timothy Kirkhope, Juan Fernando López Aguilar, Svetoslav Hristov Malinov, Véronique Mathieu, Anthea McIntyre, Nuno Melo, Louis Michel, Claude Moraes, Antigoni Papadopoulou, Georgios Papanikolaou, Jacek Protasiewicz, Judith Sargentini, Birgit Sippel, Csaba Sógor, Nils Torvalds, Wim van de Camp, Axel Voss, Renate Weber, Josef Weidenholzer, Cecilia Wikström, Tatjana Ždanoka, Auke Zijlstra |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Michael Cashman, Stanimir Ilchev, Jean Lambert, Antonio Masip Hidalgo, Kārlis Šadurskis |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Martina Anderson |
||||
Datum indiening |
9.11.2012 |
||||