AANBEVELING over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds

11.12.2012 - (10209/2012 – C7-0189/2012 – 2010/0310(NLE)) - ***

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Mario Mauro

Procedure : 2010/0310(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0411/2012
Ingediende teksten :
A7-0411/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds

(10209/2012 – C70189/2012 – 2010/0310(NLE))‑

(Goedkeuring)

Het Europees Parlement,

–   gezien het ontwerp van besluit van de Raad (10209/2012),

–   gezien het ontwerp voor een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (05784/2011)

–   gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens de artikelen 79, lid 3, 91, 100, 192, lid 1, 194, 207 en 209, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C70189/2012),

–   gezien artikel 81 en artikel 90, lid 7, van zijn Reglement,

–   gezien de aanbeveling van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie internationale handel (A7-0411/2012),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Republiek Irak.

TOELICHTING

Op 23 maart 2006 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren over een handels- en samenwerkingsovereenkomst met Irak. Tijdens hun zevende onderhandelingsronde kwamen Irak en de EU overeen de status van de ontwerpovereenkomst op te waarderen tot "partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst" door een samenwerkingsraad in te stellen die regelmatig op ministerieel niveau zou samenkomen. Deze partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Irak is de allereerste overeenkomst waarin contractuele betrekkingen tussen beide partijen worden vastgelegd. De overeenkomst, die voor tien jaar wordt gesloten (en vervolgens kan worden verlengd), wil een solide grondslag leggen voor de versterking van de banden tussen Irak en de EU.

De overeenkomst kent drie onderdelen. Het eerste is politiek van aard en betreft de instelling van een jaarlijkse dialoog op ministerieel en hoog ambtenarenniveau over vrede, buitenlands en veiligheidsbeleid, nationale dialoog en verzoening, democratie, de rechtsstaat, mensenrechten, goed bestuur en regionale stabiliteit en integratie. In de overeenkomst zijn bepalingen opgenomen inzake de strijd tegen terrorisme, het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens en de bestrijding van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens. In het bijzonder ten aanzien de van de mensenrechten bevat de overeenkomst een zeer belangrijke, specifieke bepaling betreffende samenwerking voor de toetreding van Irak tot het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof en een bepaling betreffende samenwerking voor de bevordering en doeltreffende bescherming van mensenrechten in Irak; een belangrijk voorbehoud is dat als Irak nalaat de mensenrechten te beschermen, te bevorderen en te eerbiedigen, dit een nadelige invloed zal hebben op programma's voor samenwerking en economische ontwikkeling. Deze aanpak is zonder meer toe te juichen, hoewel met striktere voorwaarden meer nadruk was gelegd op het belang van wezenlijke vooruitgang op het gebied van mensenrechten. Het is aan te bevelen om in de bilaterale gesprekken met Iraakse autoriteiten de aandacht te vestigen op het bijzondere belang dat de EU hecht aan de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele individuele vrijheden, ook jegens religieuze en etnische minderheden en kwetsbare groepen in de Iraakse samenleving, zoals vrouwen, vluchtelingen en ontheemden. Wat de toetreding van Irak tot het Internationaal Strafhof betreft, moet de EU het land zo veel mogelijk steunen.

Ten aanzien van handel en investeringen, zijn de basisregels van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) in de niet-preferentiële overeenkomst opgenomen, hoewel Irak nog geen WHO-lid is. De overeenkomst voorziet in een aantal substantiële preferentiële elementen, met name voor overheidsopdrachten, diensten en investeringen.

De geplande samenwerkingsactiviteiten inzake sociale en menselijke ontwikkeling van de EU zijn gericht op armoedebestrijding en op het tegemoetkomen aan de basisbehoeften inzake gezondheid, onderwijs en werkgelegenheid, waarvan de Iraakse regering een prioriteit maakt. De tenuitvoerlegging van deze activiteiten dient gericht te zijn op capaciteitsopbouw en institutionele opbouw, met inachtneming van de beginselen van inclusiviteit, transparantie en goed bestuur.

De overeenkomst tussen de EU en Irak is van grote historische betekenis. Zij komt op een cruciaal moment voor wat betreft de begeleiding van het Iraakse democratiseringsproces in de komende jaren, de uitdagingen van wederopbouw en ontwikkeling, het herstel van de Iraakse soevereiniteit en de normalisering van betrekkingen in de internationale gemeenschap. De EU dient zich volledig in te zetten voor het Iraakse volk en zijn overheid, die voor grote uitdagingen staan, met name wat de veiligheid en stabiliteit van het land betreft. De Iraakse strijdkrachten hebben in het veld aan bekwaamheid gewonnen, maar de interne cohesie laat te wensen over, en een juridisch kader en democratische controle ontbreken. Het geweld blijft daarnaast een dreigende realiteit in het dagelijks leven, ook al is de situatie aanzienlijk verbeterd. Het risico bestaat nog steeds dat de situatie uit de hand loopt of dat er opnieuw een burgeroorlog uitbreekt. Religieuze minderheden - met name de Christelijke minderheid - lopen het meest gevaar. Nationale verzoening moet dan ook een prioriteit zijn, niet alleen van de Iraakse politieke leiders, maar ook van de internationale gemeenschap. De consolidering van een op inclusiviteit gericht politiek en institutioneel bestuur in het kader van de democratische, federale, pluralistische staat, gebaseerd op eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat, moet ten volle worden ondersteund. De komende jaren zullen ook in het teken staan van het streven naar ontwikkeling van een land dat ondanks zijn ruime olievoorraad een van de armste ter wereld is, een land waar het grootste deel van de bevolking geen toegang heeft tot basisbehoeften (drinkbaar water, elektriciteit, gezondheidszorg, …). Een democratisch, stabiel en pluralistisch Irak, dat zich inzet voor de sociaaleconomische ontwikkeling van zijn burgers en op krachtige democratische instellingen kan bogen, zal een bepalende rol spelen in de stabiliteit van een regio die van cruciaal belang is voor de internationale veiligheid. Het gaat hier om een strategische visie op lange termijn, die het beleid van de Unie ten aanzien van Irak voor de komende jaren moet sturen. De sleutel tot de stabiliteit van Irak is niet alleen krachtige ondersteuning van duurzame, volledig democratische en pluralistische instellingen, maar ook voortdurende technische bijstand om de duurzaamheid en doelmatigheid van de Iraakse economie te verzekeren, met een volledige, deugdelijke uitvoering van het internationaal contractrecht, doeltreffende procedures voor het plaatsen van opdrachten, een functionerende bureaucratie en een doeltreffend kader ter bestrijding van de corruptie. Dit zal een proces in gang zetten waarbij steeds grotere groepen van de Iraakse samenleving toegang krijgen tot de economie en tot economische zelfstandigheid. De toekomst van Irak hangt ook af van de nadruk die wordt gelegd op interreligieuze dialoog en verzoening.

De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst getuigt weliswaar van de vastberadenheid van de EU om een rol van betekenis te spelen in het overgangsproces in Irak, maar de toezeggingen van de Unie moeten in praktijk worden gebracht door een terbeschikkingstelling van personele en financiële middelen die in overeenstemming zijn met de getoonde politieke ambitie en met het strategische belang van de regio.

ADVIES van de Commissie internationale handel (7.11.2012)

aan de Commissie buitenlandse zaken

over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds
(10209/2012 – C7‑0189/2012 – 2010/0310(NLE))

Rapporteur voor advies: Maria Badia i Cutchet

BEKNOPTE MOTIVERING

In het oorspronkelijke mandaat van de Raad van 2006 werd de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren over een "handels- en samenwerkingsovereenkomst met Irak". Irak en de EU kwamen in 2009 in Bagdad overeen om de status van de ontwerpovereenkomst op te waarderen tot "partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst". De nieuwe overeenkomst bevat nochtans een aanzienlijk aantal bepalingen inzake handel, met een volledig hoofdstuk dat gewijd is aan "Handel en investeringen".

De rapporteur verwelkomt de overeenkomst, waarin voor het eerst contractuele betrekkingen tussen de EU en Irak worden vastgelegd, en die in de juiste richting gaat. De niet-preferentiële handelsovereenkomst die in de PSO is opgenomen, omvat de basisregels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hoewel Irak nog geen WTO-lid is. Zij bevat voorts een mechanisme voor de efficiënte beslechting van geschillen, met panels die bindende uitspraken doen en nalevingsprocedures.

Zowel de Irakezen als de Europeanen hebben belang bij een stabiel en democratisch Irak. De rapporteur meent dat handelsbevordering een goede manier is om bij te dragen tot de stabiliteit en de welvaart die het land nu zo nodig heeft. De rapporteur stelt dan ook voor dat het Europees Parlement zijn goedkeuring hecht aan de overeenkomst. De rapporteur wil echter ook onderstrepen dat de overeenkomst volgens haar een eerste stap is, en dat Irak technische en logistieke steun nodig heeft om zoveel mogelijk voordeel te kunnen halen uit de overeenkomst, met name het handelsgedeelte. De rapporteur hoopt dan ook dat de Commissie onze partners zal voorzien van de nodige middelen en knowhow om gebruik te kunnen maken van de voordelen van de overeenkomst, en om ook aan hun verplichtingen te kunnen voldoen.

*******

De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie ontwikkelingssamenwerking het Parlement voor te stellen zijn goedkeuring te hechten aan de overeenkomst.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

6.11.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

21

3

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

William (The Earl of) Dartmouth, Maria Badia i Cutchet, Marielle de Sarnez, Yannick Jadot, Metin Kazak, Franziska Keller, Bernd Lange, David Martin, Paul Murphy, Franck Proust, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Helmut Scholz, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Gianluca Susta, Henri Weber, Jan Zahradil

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Josefa Andrés Barea, Catherine Bearder, George Sabin Cutaş, Béla Glattfelder, Syed Kamall, Pablo Zalba Bidegain

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Edite Estrela, Jean-Paul Gauzès, Oldřich Vlasák

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

3.12.2012

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

47

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Sir Robert Atkins, Frieda Brepoels, Arnaud Danjean, Marietta Giannakou, Andrzej Grzyb, Anna Ibrisagic, Anneli Jäätteenmäki, Jelko Kacin, Ioannis Kasoulides, Tunne Kelam, Nicole Kiil-Nielsen, Evgeni Kirilov, Maria Eleni Koppa, Andrey Kovatchev, Paweł Robert Kowal, Eduard Kukan, Alexander Graf Lambsdorff, Krzysztof Lisek, Mario Mauro, Francisco José Millán Mon, María Muñiz De Urquiza, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Raimon Obiols, Ria Oomen-Ruijten, Pier Antonio Panzeri, Alojz Peterle, Bernd Posselt, Cristian Dan Preda, Tokia Saïfi, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, György Schöpflin, Werner Schulz, Laurence J.A.J. Stassen, Charles Tannock, Sir Graham Watson

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Laima Liucija Andrikienė, Marije Cornelissen, Elisabeth Jeggle, Agnès Le Brun, Carmen Romero López, Marietje Schaake, Helmut Scholz, Ivo Vajgl, Luis Yáñez-Barnuevo García, Paweł Zalewski, Janusz Władysław Zemke

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Danuta Jazłowiecka, Giovanni La Via