VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG
8.2.2013 - (COM(2011)0658 – C7‑0371/2011 – 2011/0300(COD)) - ***I
Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteurs voor advies: António Fernando Correia de Campos
PR_COD_1amCom
- ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
- TOELICHTING
- ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken
- ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
- ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming
- ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme
- ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling
- PROCEDURE
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG
(COM(2011)0658 – C7‑0371/2011 – 2011/0300(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0658),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 172 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0371/2011),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het gemotiveerde advies dat in het kader van protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid is uitgebracht door het Lagerhuis van het Verenigd Koninkrijk, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,
– gezien het advies van het Hof van Justitie van 1 februari 2012[1],
– gezien het advies van de Europese Centrale Bank van 1 februari 2012[2],
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 1 februari 2012[3],
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie internationale handel, de Commissie vervoer en toerisme en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0036/2013),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT[4]*
op het voorstel van de Commissie
---------------------------------------------------------
VERORDENING (EU) nr. .../ 2013
VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van
betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5],
Gezien het advies van het Comité van de Regio's[6],
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[7],
(1) Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad ingestemd met het voorstel van de Commissie voor een nieuwe "Europa 2020"-strategie. Eén van de prioriteiten van de Europa 2020-strategie is duurzame groei die moet worden bereikt door de bevordering van een meer hulpbronnenefficiënte, duurzamere en meer concurrerende economie. In deze strategie wordt energie-infrastructuur centraal gesteld als onderdeel van het vlaggenschipinitiatief "Efficiënt gebruik van hulpbronnen", waarbij de noodzaak werd onderstreept van een urgente modernisering van Europa's netwerken door die op continentaal niveau onderling aan elkaar te koppelen, meer in het bijzonder met het oog op de integratie van hernieuwbare energiebronnen.
(1 bis) De doelstelling om een interconnectieniveau van minstens 10% van hun geïnstalleerde productiecapaciteit te bereiken, die voor alle lidstaten is vastgesteld in de conclusies van de Europese Raad van Barcelona van maart 2020, is nog niet bereikt.
(2) In de mededeling van de Commissie "Prioriteiten voor energie-infrastructuurprojecten voor 2020 en verder - Een blauwdruk voor een Europees geïntegreerd energienetwerk", gevolgd door de Conclusies van de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 28 februari 2011 en de resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2011, wordt de Commissie verzocht een nieuw energie-infrastructuurbeleid uit te werken om de netwerkontwikkeling op Europees niveau voor de periode tot 2020 en verder te optimaliseren en het zo voor de Unie mogelijk te maken haar cruciale beleidsdoelstellingen inzake concurrentiekracht, duurzaamheid en energievoorzieningszekerheid te verwezenlijken.
(3) Op de Europese Raad van 4 februari 2011 wordt de noodzaak beklemtoond van een modernisering en uitbreiding van Europa's energie-infrastructuur en van een interconnectie van de netwerken over de grenzen heen teneinde solidariteit tussen de lidstaten mogelijk te maken, alternatieve voorzienings- of doorvoerroutes te openen en hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen in concurrentie met traditionele energiebronnen. De Raad heeft daarbij beklemtoond dat geen lidstaat na 2015 nog geïsoleerd mag zijn van de Europese gas- en elektriciteitsnetwerken of zijn energievoorziening in gevaar mag zien komen doordat het ontbreekt aan de nodige geschikte interconnecties.
(4) Bij Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006[8] zijn richtsnoeren vastgesteld voor trans-Europese netwerken in de energiesector (TEN-E). Deze richtsnoeren hebben tot doel de voltooiing van de interne energiemarkt van de Unie te ondersteunen en een rationele productie, een rationeel transport, een rationele distributie en een rationeel gebruik van energie te bevorderen, het isolement van minder welvarende en eilandregio's te verminderen, de energievoorziening, -bronnen en -routes van de Unie veilig te stellen en te diversifiëren, ook door samenwerking met derde landen, en bij te dragen tot duurzame ontwikkeling en bescherming van het milieu.
(5) Een evaluatie van het huidige TEN-E-kader heeft duidelijk aangetoond dat dit beleid, hoewel het een positieve bijdrage levert tot de geselecteerde projecten door deze een grotere politieke zichtbaarheid te geven, onvoldoende visie, focus en flexibiliteit heeft om de leemten op het gebied van de infrastructuur te vullen. De Unie moet derhalve haar inspanningen opvoeren om toekomstige uitdagingen op dit gebied het hoofd te bieden, en de nodige aandacht moet worden besteed aan het identificeren van potentiële toekomstige discrepanties tussen energievraag en -aanbod.
(6) Een versnelling van de modernisering van bestaande energie-infrastructuur en de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur is van essentieel belang om de energie- en klimaatdoelstellingen van het EU-beleid te verwezenlijken, dat wil zeggen de interne energiemarkt te voltooien, de energievoorzieningszekerheid, in het bijzonder inzake gas en olie te waarborgen, de uitstoot van broeikasgassen met 20% (30% als aan de nodige voorwaarden is voldaan) te verminderen, het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik tot 20%[9] te vergroten en de energie-efficiëntie met 20% voor 2020 te verhogen, waarbij winsten op het gebied van energie-efficiëntie de behoefte aan nieuw te bouwen infrastructuur kunnen helpen verminderen. Bovendien moet de Unie ervoor zorgen dat haar infrastructuur klaar is voor een koolstofarmer energiesysteem op de langere termijn, namelijk voor 2050. Deze verordening moet derhalve ook de mogelijkheid bieden om de potentiële toekomstige energie- en klimaatbeleidsdoelstellingen van de Unie te helpen verwezenlijken.
(7) In weerwil van het feit dat Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit[10] en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas[11] voorzien in een interne energiemarkt, blijft de markt versnipperd ten gevolge van ontoereikende interconnecties tussen de nationale energienetwerken en de suboptimale benutting van de bestaande energie-infrastructuur. Geïntegreerde netwerken die zich over de hele Unie uitstrekken en de ontwikkeling van slimme netwerken zijn evenwel van levensbelang om een concurrerende en goed functionerende geïntegreerde markt te waarborgen, een optimale benutting van energie-infrastructuur te bereiken, voor meer energie-efficiëntie en integratie van gespreide hernieuwbare energiebronnen en om groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling te bevorderen.
(8) De energie-infrastructuur van de Unie moet worden gemoderniseerd teneinde technische defecten te voorkomen en om de infrastructuur bestendiger te maken tegen dergelijke defecten, alsmede tegen natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, negatieve effecten van de klimaatverandering en bedreigingen voor de veiligheid, met name voor de Europese kritische infrastructuur als omschreven in Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren[12].
(8 bis) Transport van olie via landleidingen in plaats van over het water kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verlagen van het milieurisico dat aan het vervoer van olie is verbonden.
(9) Het belang van slimme netwerken voor het bereiken van de energiedoelstellingen van de Unie is erkend in de mededeling van de Commissie van 12 april 2011 "Slimme netwerken: van innovatie tot invoering".
(9 bis) Faciliteiten voor de opslag van energie en de ontvangst, opslag en hervergassing of decompressie van vloeibaar gemaakt aardgas (LNG) of gecomprimeerd aardgas (CNG) worden steeds belangrijker in de Europese energie-infrastructuur. De uitbreiding van deze energie-infrastructuurfaciliteiten vormt een belangrijke component van een goed functionerende netwerkinfrastructuur.
(10) In haar mededeling "Het energiebeleid van de EU: verbintenissen met partners buiten onze grenzen" van 7 september 2011 heeft de Commissie beklemtoond dat de Unie de bevordering van de ontwikkeling van energie-infrastructuur moet opnemen in haar externe betrekkingen met het oog op de ondersteuning van de sociaaleconomische ontwikkeling buiten de grenzen van de Unie. De Unie moet de uitvoering faciliteren van infrastructuurprojecten die de energienetwerken van de Unie koppelen aan die van derde landen, meer in het bijzonder in nabuurlanden en in landen waarmee de Unie een specifieke samenwerking op energiegebied tot stand heeft gebracht.
(10 bis) Om de spannings- en frequentiestabiliteit te garanderen, dient bijzondere aandacht te worden gegeven aan de stabiliteit van het Europese elektriciteitsnet, dat onderhevig is aan de wisselvallige voorwaarden die ontstaan door de toenemende instroom van variabele elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen.
(11) De investeringsbehoeften op het gebied van de elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur van Europees belang in de periode tot 2020 zijn geraamd op 200 miljard euro. De aanzienlijke toename van de investeringsvolumes in vergelijking met het verleden en de urgentie van de tenuitvoerlegging van nieuwe energie-infrastructuurprioriteiten vergen een nieuwe aanpak voor de regulering en financiering van die infrastructuur, met name bij grensoverschrijdende projecten.
(12) In het aan de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 10 juni 2011 gerichte werkdocument van de diensten van de Commissie met als titel "Investeringsbehoeften en financieringseisen voor de energie-infrastructuur" wordt beklemtoond dat ongeveer de helft van de totale investeringen die vereist zijn in het decennium tot 2020 wellicht niet of niet tijdig zullen plaatsvinden als gevolg van belemmeringen bij de vergunningverlening, regulering en financiering.
(13) Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de tijdige ontwikkeling en de interoperabiliteit van trans-Europese energienetwerken met het oog op de verwezenlijking van de in het Verdrag geformuleerde energiedoelstellingen van de Unie, namelijk een goede werking van de interne energiemarkt en continuïteit van de voorziening van de Unie, bevordering van energie-efficiëntie en -besparing en ontwikkeling van nieuwe en hernieuwbare vormen van energie, alsook bevordering van de onderlinge koppeling van energienetwerken. Door deze doelstellingen na te streven, draagt deze verordening bij tot slimme, duurzame en inclusieve groei en brengt het baten voor de gehele Unie op het gebied van concurrentievermogen en economische, maatschappelijke en territoriale cohesie.
(13 bis) Voor de ontwikkeling van trans-Europese netwerken en de effectieve interoperabiliteit daarvan is het van cruciaal belang dat wordt gezorgd voor operationele coördinatie tussen de transmissiesysteembeheerders (TSBs) voor elektriciteit. Om in dat verband uniforme voorwaarden te garanderen voor de tenuitvoerlegging van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit[13], moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen betreffende de mechanismen voor controle door de lidstaten op de uitoefening door de Commissie van haar uitvoeringsbevoegdheden[14]. Voor de vaststelling van de richtsnoeren voor de uitvoering van de operationele coördinatie tussen TSBs voor elektriciteit op het niveau van de Unie moet de onderzoeksprocedure worden toegepast, gelet op het feit dat deze richtsnoeren algemeen toepasselijk zijn op alle TSBs.
(13 ter) Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators ("het Agentschap"), dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009[15] krijgt uit hoofde van deze verordening belangrijke aanvullende taken toegewezen en krijgt het recht toegekend om voor sommige van deze aanvullende taken vergoedingen te heffen.
(14) Na grondige raadpleging van alle lidstaten en belanghebbenden heeft de Commissie 12 strategische trans-Europese energie-infrastructuurprioriteiten geïdentificeerd waarvan de uitvoering in 2020 essentieel is voor de verwezenlijking van de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie. Deze prioriteiten hebben betrekking op verschillende geografische regio's of thema's op het gebied van elektriciteitstransmissie en -opslag, gastransmissie, aardgasopslag en infrastructuur voor vloeibaar of gecomprimeerd aardgas, transport van kooldioxide en olie-infrastructuur.
(15) De projecten van gemeenschappelijk belang moeten voldoen aan gemeenschappelijke, transparante en objectieve criteria met het oog op de bijdrage ervan tot de doelstellingen van het energiebeleid. Voor elektriciteit en gas moeten de voorgestelde projecten, om in aanmerking te komen voor opneming in de tweede en daaropvolgende Unielijsten, deel uitmaken van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan. In dit plan moet met name rekening worden gehouden met de conclusies van de Europese Raad van 4 februari 2011 inzake de noodzaak van integratie van de perifere energiemarkten.
(16) Er moeten regionale Groepen worden opgericht die als taak hebben projecten van gemeenschappelijk belang voor te stellen en te evalueren, hetgeen resulteert in de vaststelling van regionale lijsten van projecten van gemeenschappelijk belang. Om een brede consensus te waarborgen, moeten deze regionale Groepen een nauwe samenwerking aangaan met lidstaten, nationale regulerende instanties, projectpromotoren en belanghebbenden. De samenwerking moet zoveel mogelijk gebaseerd zijn op bestaande structuren voor regionale samenwerking tussen de nationale regulerende instanties en TSBs en andere door de lidstaten en de Commissie opgerichte structuren. In het kader van deze samenwerking moeten de nationale regelgevende instanties de regionale Groepen indien nodig van advies dienen over onder meer de uitvoerbaarheid van de regelgevingsaspecten van de voorgestelde projecten en over de haalbaarheid van het voorgestelde tijdschema voor formele goedkeuring.
(17) Teneinde te garanderen dat de Uniebrede lijst van projecten van gemeenschappelijk belang ("de Unielijst") beperkt blijft tot die projecten welke het meest bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de strategische prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Unie (VWEU) handelingen vast te stellen tot vaststelling en herziening van de Unielijst, met inachtneming van het recht van de lidstaten om hun goedkeuring te hechten aan projecten van gemeenschappelijk belang op hun grondgebied. Overeenkomstig de in het kader van de ▌effectbeoordeling bij het voorstel uitgevoerde analyse wordt het aantal van dergelijke projecten geraamd op ongeveer 100 op elektriciteitsgebied en 50 op het gebied van gas. Uitgaande van deze raming en de noodzaak om de doelstelling van deze verordening te verwezenlijken, moet het totale aantal projecten van gemeenschappelijk belang beheersbaar blijven en mag het derhalve niet significant hoger zijn dan 220. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
(17 bis) Elke twee jaar moet een nieuwe Unielijst worden vastgesteld. Projecten van gemeenschappelijk belang die voltooid zijn of die niet langer voldoen aan de desbetreffende criteria en vereisten zoals vastgelegd in deze verordening, mogen niet meer op de volgende Unielijst verschijnen. Bestaande projecten van gemeenschappelijk belang die in de volgende Unielijst moeten worden opgenomen, moeten om die reden worden onderworpen aan dezelfde selectieprocedure voor de vaststelling van regionale lijsten en voor de vaststelling van de Unielijst als voorgestelde projecten; er dient evenwel ervoor worden gezorgd dat de daarmee gepaard gaande administratieve formaliteiten tot een minimum worden beperkt, bijvoorbeeld door zoveel mogelijk gebruik te maken van in een eerder stadium ingediende informatie en door rekening te houden met de jaarverslagen van de projectontwikkelaars.
(18) Projecten van gemeenschappelijk belang moeten zo snel mogelijk ten uitvoer worden gelegd en daarbij moeten zij van nabij worden gemonitord en geëvalueerd en moet de administratieve belasting voor de projectpromotoren maximaal worden beperkt. De Commissie moet Europese coördinatoren aanwijzen voor projecten die specifieke moeilijkheden ondervinden.
(19) De vergunningsprocedures mogen niet leiden tot een administratieve belasting die niet in verhouding staat tot de omvang of complexiteit van een project, noch mogen zij de ontwikkeling van trans-Europese netwerken en de markttoegang belemmeren. In de conclusies van de Europese Raad van 19 februari 2009 is de noodzaak onderstreept van het opsporen en uit de weg ruimen van belemmeringen voor investeringen, onder meer door een stroomlijning van de plannings- en raadplegingsprocedures. Deze conclusies zijn bevestigd door de conclusies van de Europese Raad van 4 februari 2011 waarin opnieuw het belang is onderstreept van een stroomlijning en verbetering van de vergunningsprocedures met inachtneming van de nationale bevoegdheden.
(19 bis) De planning en tenuitvoerlegging van Unieprojecten van gemeenschappelijke belang op het gebied van energie-, vervoer- en telecommunicatie-infrastructuur moeten worden gecoördineerd teneinde synergiën te creëren wanneer dit vanuit een algemeen economisch of technisch oogpunt of dat van het milieu of de ruimtelijke ordening zinvol is, en waarbij terdege rekening moet worden gehouden met de relevante veiligheidsaspecten. Aldus kan, wanneer de diverse Europese netwerken worden gepland, voorkeur worden gegeven aan de integratie van vervoers-, communicatie- en energienetwerken om te waarborgen dat zo weinig mogelijk grond wordt gebruikt en er tegelijkertijd, waar mogelijk, voor te zorgen dat bestaande en/of in onbruik geraakte routes opnieuw in gebruik worden genomen om de maatschappelijke, economische, financiële en milieueffecten tot een minimum te beperken.
(20) Om een snelle administratieve behandeling te waarborgen, moeten projecten van gemeenschappelijk belang een "prioriteitsstatus" krijgen op nationaal niveau. Projecten van gemeenschappelijk belang moeten door de bevoegde instanties als projecten van openbaar belang worden beschouwd. Er moet vergunning worden verleend, om dwingende redenen van groot openbaar belang, aan projecten die een negatief effect hebben op het milieu wanneer is voldaan aan alle voorwaarden van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[16] en Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het gebied van het waterbeleid[17] .
(21) De oprichting van een bevoegde instantie of instanties die alle vergunningverleningprocedures bundelt of coördineert ("one-stop shop") moet de complexiteit verminderen, de efficiëntie en transparantie vergroten en de samenwerking tussen de lidstaten versterken. Na de benoeming moet de bevoegde instantie zo spoedig mogelijk operationeel zijn.
(22) Hoewel er duidelijke normen bestaan voor de inspraak van het publiek in de procedures voor besluitvorming op milieugebied, zijn er aanvullende maatregelen nodig om de hoogst mogelijke normen voor transparantie en inspraak van het publiek te waarborgen bij alle relevante kwesties tijdens het vergunningverleningsproces voor projecten van gemeenschappelijk belang.
(23) Een correcte en gecoördineerde tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de beoordeling van de gevolgen van bepaalde openbare en particuliere projecten op het milieu[18], van Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen van bepaalde plannen en programma's voor het milieu[19], voorzover van toepassing, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, ondertekend op 25 juni 1998 te Aarhus[20], (Verdrag van Aarhus) en van het Verdrag van Espoo inzake milieueffectenrapportage in grensoverschrijdend verband (Verdrag van Espoo) moet de harmonisatie waarborgen van de voornaamste beginselen voor de evaluatie van de milieueffecten, inclusief in een grensoverschrijdende context. De lidstaten moeten hun evaluaties voor projecten van gemeenschappelijk belang coördineren en moeten, waar mogelijk, zorgen voor gezamenlijke evaluaties. De lidstaten moeten worden gestimuleerd optimale praktijken uit te wisselen en hun administratieve capaciteit voor vergunningverleningsprocedures te vergroten.
(24) Het is van belang om de vergunningsprocedures te stroomlijnen en te verbeteren. Dit dient plaats te vinden met inachtneming – voorzover mogelijk, rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel – van nationale bevoegdheden en procedures voor de aanleg van nieuwe infrastructuur. Gezien de urgentie van de ontwikkeling van de energie-infrastructuur moet een vereenvoudiging van de vergunningverleningsprocedures vergezeld gaan van een duidelijke uiterste termijn voor de door de respectieve instanties te nemen besluiten met betrekking tot de bouw/aanleg van een project. Deze uiterste termijn moet een stimulans vormen voor een efficiëntere omschrijving en afhandeling van procedures en mag onder geen omstandigheden het hoge niveau van de normen voor milieubescherming en inspraak van het publiek in het gedrang brengen. De lidstaten kunnen niettemin trachten de bij deze verordening vastgestelde maximumtermijnen – indien haalbaar – nog verder te verkorten. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de termijnen in acht worden genomen, en de lidstaten moeten trachten te bewerkstelligen dat wanneer er beroep wordt aangetekend tegen de inhoudelijke of procedurele wettelijkheid van een raambesluit, dit beroep op een zo efficiënt mogelijke wijze wordt afgehandeld.
(24 bis) Wanneer de lidstaten dit passend achten, kunnen zij in het raambesluit ook besluiten opnemen die worden getroffen in het kader van onderhandelingen met individuele landeigenaren over verlening van toegang tot dan wel eigendom of recht tot het gebruiken van onroerend goed; de ruimtelijke ordening die het algemene landgebruik van een bepaald gebied regelt, of ook andere vormen van ontwikkeling omvat zoals snelwegen, spoorwegen, gebouwen, beschermde natuurgebieden, enz., en niet specifiek met het oog op het geplande project is opgesteld; het verlenen van operationele vergunningen. In het kader van de vergunningverleningsprocedures kan voor een project van gemeenschappelijk belang eventueel ook toestemming worden gegeven voor de aanleg van aanverwante infrastructuur, voorzover die essentieel is voor de bouw of werking van het project.
(25) De verordening, met name de bepalingen betreffende vergunningverlening, inspraak van het publiek en de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang, moet worden toegepast onverminderd de toepassing van internationaal recht en het recht van de Unie, inclusief de bepalingen ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid en het bepaalde in het kader van het gemeenschappelijk maritiem en visserijbeleid.
(25 bis) De kosten voor de ontwikkeling, de bouw, de exploitatie en het onderhoud van projecten van gemeenschappelijk belang moeten in de regel volledig worden gedragen door de gebruikers van de infrastructuur. Projecten van gemeenschappelijk belang moeten in aanmerking komen voor grensoverschrijdende kostentoewijzing wanneer uit een analyse van de marktvraag of van de verwachte tariefeffecten is gebleken dat de kosten onmogelijk kunnen worden gedekt via de door de infrastructuurgebruikers betaalde tarieven.
(26) Het vertrekpunt voor de discussie betreffende een passende kostentoewijzing moet de analyse zijn van de kosten en baten van een infrastructuurproject op basis van geharmoniseerde methoden voor de analyse van het gehele energiesysteem, in het kader van de tienjarige netwerkontwikkelingsplannen, opgesteld door de Europese Netwerken van transmissiesysteembeheerders overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 714/2009 en Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten[21], en herzien door het Agentschap. Bij deze analyse kan ook rekening worden gehouden met de indicatoren en de bijbehorende referentiewaarden voor de vergelijking van de investeringskosten per eenheid.
(27) In een steeds meer geïntegreerde interne energiemarkt zijn duidelijke en transparante regels voor de verdeling van de kosten over de grenzen heen noodzakelijk teneinde investeringen in grensoverschrijdende infrastructuur te vergemakkelijken en te versnellen. Op de Europese Raad van 4 februari 2011 is herinnerd aan het belang van de bevordering van een reguleringskader dat aantrekkelijk is voor investeringen in netwerken, met tarieven waarvan het niveau consistent is met de financieringsbehoeften en met een passende kostentoewijzing voor grensoverschrijdende investeringen, waarbij de mededinging en het concurrentievermogen ▌worden bevorderd en rekening wordt gehouden met het effect op de consument. Bij de besluitvorming over grensoverschrijdende kostenallocatie moeten de nationale regelgevende instanties erop toezien dat het effect daarvan op de nationale tarieven geen onevenredige druk op de consument tot gevolg heeft. Bovendien moeten de nationale regelgevende instanties het risico voor dubbele ondersteuning van projecten voorkomen door correcte verrekening van de reële en geraamde kosten en opbrengsten. Deze kosten en opbrengsten mogen slechts in rekening worden gebracht voorzover zij daadwerkelijk bestemd zijn voor het dekken van de desbetreffende kosten en zoveel mogelijk gerelateerd zijn aan de desbetreffende projecten. Wanneer met een investeringsaanvraag voordelen zijn gemoeid die zich uitstrekken tot buiten de grenzen van de betrokken lidstaten, moeten de nationale regelgevende instanties de betrokken TSBs raadplegen omtrent de projectspecifieke kosten-batenanalyse.
(28) Overeenkomstig het huidige recht met betrekking tot de interne energiemarkt moeten de tarieven voor toegang tot de gas- en elektriciteitsnetten de nodige investeringsstimulansen bieden. Wanneer zij het recht met betrekking tot de interne energiemarkt toepassen, moeten de nationale regulerende instanties zorgen voor een stabiel en voorspelbaar regelgevingskader met stimulansen voor projecten van gemeenschappelijk belang, ook voor de lange termijn, die evenredig zijn met het specifieke risiconiveau van het project. Dit geldt met name voor innovatieve elektriciteitstransmissietechnologieën met het oog op een brede integratie van hernieuwbare energiebronnen, een meer decentrale energieproductie en een flexibele vraagrespons binnen geïnterconnecteerde netwerken, alsook voor gastransmissie-infrastructuur die een geavanceerde capaciteit of extra flexibiliteit biedt voor de markt teneinde kortetermijntransacties of back-uplevering in het geval van verstoring van de voorziening mogelijk te maken.
(28 bis) Deze verordening is alleen van toepassing op verlening van vergunningen voor, inspraak van het publiek bij en de regelgevingsbehandeling van projecten van gemeenschappelijk belang in de zin zoals hier uiteengezet. De lidstaten kunnen niettemin uit hoofde van hun nationale wetgeving dezelfde of soortgelijke regels toepassen op andere projecten die binnen de werkingssfeer van deze verordening niet de status hebben van projecten van gemeenschappelijk belang. In het kader van de regelgevingsstimulansen staat het de lidstaten vrij uit hoofde van hun nationale wetgeving dezelfde of soortgelijke regels toe te passen voor projecten van gemeenschappelijk belang die vallen onder de categorie elektriciteitsopslag.
(28 ter) Lidstaten die momenteel in het kader van vergunningverleningsprocedures niet voorzien in de mogelijkheid tot toekenning van een juridische status van het hoogste nationale belang aan energie-infrastructuurprojecten, moeten de invoering van een dergelijke status in overweging nemen, en daarbij met name afwegen of een en ander zou resulteren in een snellere vergunningverleningsprocedure.
(29) Het Europees energieprogramma voor herstel (EEPR), zoals ingesteld bij Verordening (EU)nr. 1233/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010[22], heeft de toegevoegde waarde aangetoond van het hefboomeffect dat substantiële financiële steun van de Unie kan uitoefenen op particuliere investeringen om de uitvoering van projecten van Europees belang mogelijk te maken. Op de Europese Raad van 4 februari 2011 werd erkend dat bepaalde energie-infrastructuurprojecten een beperkte openbare financiering kunnen vergen om grotere investeringen door de particuliere sector los te maken. In het licht van de economische en financiële crisis en de begrotingsbeperkingen moet gerichte steun, via subsidies en financiële instrumenten, worden ontwikkeld in het kader van het meerjarig financieel kader dat het mogelijk maakt nieuwe investeerders in de prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur aan te trekken en daarbij de financiële bijdrage van de Unie tot een minimum te beperken. De desbetreffende maatregelen moeten voortbouwen op de ervaring die wordt opgedaan tijdens de eerste fase na de invoering van projectobligaties voor de financiering van infrastructuurprojecten.
(30) Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van elektriciteit, gas, en kooldioxide moeten – zodra daarvoor dergelijke financieringsmiddelen beschikbaar zijn – in aanmerking komen voor financiële bijstand van de Unie voor studies en, onder bepaalde voorwaarden, werkzaamheden in het kader van de desbetreffende verordening betreffende een Connecting Europe-faciliteit ▌, hetzij in de vorm van subsidies, hetzij in de vorm van innovatieve financiële instrumenten. Dit zal ervoor zorgen dat steun op maat kan worden verleend aan projecten van gemeenschappelijk belang die niet levensvatbaar zijn in het kader van het bestaande reguleringskader en de vigerende marktomstandigheden. Het is van belang dat iedere vorm van verstoring van de mededinging wordt vermeden tussen met name projecten die bijdragen aan de totstandbrenging van dezelfde prioritaire EU-corridor. Dergelijke financiële steun moet de nodige synergiën waarborgen met ▌de Structuurfondsen, waaruit slimme energiedistributienetwerken van lokaal of regionaal belang zullen worden gefinancierd. Voor investeringen in projecten van gemeenschappelijk belang is een drietrapsbenadering van toepassing. In de eerste plaats ligt de prioriteit om te investeren bij de markt. In de tweede plaats moet er, indien de markt niet investeert, worden gekeken naar eventuele regelgevingsoplossingen, waarbij – indien nodig – het desbetreffende regelgevingskader moet worden aangepast en moet worden gewaarborgd dat de relevante regelgeving correct wordt toegepast. In de derde plaats kan er, indien de eerste twee stappen niet volstaan om de nodige investeringen in projecten van gemeenschappelijk belang te realiseren, door de Unie financiële bijstand worden verleend indien het project van gemeenschappelijk belang voldoet aan de vigerende voorwaarden voor subsidiabiliteit.
▌
(32) Aangezien het doel van deze verordening, namelijk de ontwikkeling en interoperabiliteit van trans-Europese energienetwerken en de onderlinge koppeling van dergelijke netwerken, niet op afdoende wijze door de lidstaten kan worden bereikt en derhalve beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
(32 bis) De verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(32 ter) Beschikking nr. 1364/2006/EG moet derhalve worden ingetrokken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK IALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening worden richtsnoeren vastgesteld voor de tijdige ontwikkeling en de interoperabiliteit van de in bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden van de trans-Europese energie-infrastructuur ("prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur").
2. Met name worden/wordt bij deze verordening:
a) de selectie van projecten van gemeenschappelijk belang behandeld die vereist zijn om ▌prioritaire corridors en gebieden ten uitvoer te leggen en die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën op het gebied van elektriciteit, gas en kooldioxide als omschreven in bijlage II ("energie-infrastructuur categorieën");
b) de tijdige uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang vergemakkelijkt door de vergunningverlening te stroomlijnen, nauwer te coördineren en te versnellen en door de inspraak van het publiek te verbeteren;
c) regels en richtsnoeren vastgesteld voor de grensoverschrijdende toewijzing van kosten bij en aan de risico's gerelateerde stimulansen voor projecten van gemeenschappelijk belang;
d) de voorwaarden vastgesteld voor het in aanmerking komen van projecten van gemeenschappelijk belang voor financiële bijstand van de Unie ▌.
Artikel 2Definities
Voor de doeleinden van deze verordening gelden, naast de definities van de Richtlijnen 2009/28/EG, 2009/72/EG en 2009/73/EG en van Verordeningen (EG) nr. 713/2009, 714/2009 en 715/2009, de volgende definities:
1) 'energie-infrastructuur', elke fysieke uitrusting of faciliteit die valt onder de energie-infrastructuur categorieën en die gelegen is binnen de Unie of die de Unie verbindt met één of meer derde landen;
2) 'raambesluit', een door de instantie of instanties van een lidstaat – met uitsluiting van rechterlijke instanties – genomen besluit of verzameling van besluiten, die bepalen of een projectpromotor al of niet een vergunning voor de bouw van de energie-infrastructuur met betrekking tot een project krijgt, onverminderd alle ▌besluiten die worden genomen in de context van een administratief beroep;
3) 'project', één of verscheidene hoogspanningslijnen, pijpleidingen, faciliteiten, uitrustingen of installaties die vallen onder energie-infrastuctuurcategorieën;
4) 'project van gemeenschappelijk belang', een project dat vereist is om de in bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur ten uitvoer te leggen en dat deel uitmaakt van de Unie lijst van projecten van gemeenschappelijk belang als bedoeld in artikel 3;
4 bis) 'knelpunt in de energie-infrastructuur': een beperking van de fysieke stromen in een energiesysteem als gevolg van onvoldoende transmissiecapaciteit, onder andere door het ontbreken van infrastructuur;
5) 'projectpromotor':
a) een transmissie- of distributiesysteembeheerder of een andere exploitant of investeerder die een project van gemeenschappelijk belang ontwikkelt; of
b) als er verscheidene TSBs, distributiesysteembeheerders, andere exploitanten, investeerders, of Groeperingen daarvan bestaan, de entiteit met rechtspersoonlijkheid overeenkomstig de geldende nationale wetgeving die bij contract onder hen is gekozen en die de capaciteit heeft om namens de partijen bij de contractuele overeenkomst wettelijke verplichtingen en financiële aansprakelijkheid aan te gaan;
5 ter) 'slim netwerk': een elektriciteitsnetwerk dat het gedrag en de activiteiten van alle gebruikers die erop zijn aangesloten – marktdeelnemers die generen, consumenten en marktdeelnemers die zowel genereren als consumeren – op een kostenefficiënte manier kan integreren om een economisch efficiënt, duurzaam elektriciteitssysteem te verzekeren met weinig verliezen en een hoog niveau van kwaliteit en voorzieningszekerheid en –veiligheid;
5 quater) 'werkzaamheden': de aanschaf, de levering en het inzetten van componenten, systemen en diensten, inclusief software, en de uitvoering van ontwikkelings-, bouw- en installatieactiviteiten in verband met een project, alsmede de oplevering van de installaties en de inbedrijfstelling van een project;
5 quinquies) 'studies': activiteiten die nodig zijn ter voorbereiding van de uitvoering van projecten, zoals voorbereidende studies, haalbaarheidsstudies, evaluatie-, test- en validatieonderzoeken, met inbegrip van software, en alle andere technische ondersteuningsmaatregelen, met inbegrip van aan de werkzaamheden voorafgaande activiteiten die nodig zijn voor de vaststelling en ontwikkeling van een project en voor de besluitvorming inzake de financiering ervan, zoals verkenningen ter plaatse en het opzetten van het financieringsplan;
5 sexies) 'nationale regulerende instantie': een nationale regulerende instantie die is aangewezen overeenkomstig artikel 35, lid 1, van Richtlijn 2009/72/EG of artikel 39, lid 1, van Richtlijn 2009/73/EG;
5 septies) 'inbedrijfstelling': het proces waarbij een project in werking wordt gesteld na de voltooiing van de bouw.
HOOFDSTUK IIPROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG
Artikel 3
Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang
▌
2. Bij deze verordening worden twaalf regionale Groepen ("Groepen") opgericht als omschreven in bijlage III, afdeling 1. Het lidmaatschap van elke Groep is gebaseerd op elke prioritaire corridor of prioritair gebied en het desbetreffende geografische bereik als opgenomen in bijlage I. De beslissingsbevoegdheden binnen de Groepen zijn voorbehouden aan lidstaten en de Commissie, het zogenaamde besluitvormingsorgaan van de Groepen.
2 bis. Elke Groep stelt zijn eigen reglement van orde vast, met inachtneming van de bepalingen als beschreven in bijlage III.
3. Het besluitvormingsorgaan van elke Groep stelt een regionale lijst van voorgestelde projecten van gemeenschappelijk belang vast, welke is opgesteld overeenkomstig de procedure van afdeling 2 van bijlage III, waarbij de projecten worden gerangschikt naargelang hun bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur ▌en naargelang zij voldoen aan de criteria van Artikel 4.
Wanneer een Groep zijn regionale lijst opstelt:
- vergt elk voorstel voor een project van gemeenschappelijk belang de goedkeuring van de lidstaten op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft; indien een lidstaat besluit geen goedkeuring te verlenen, maakt deze lidstaat zijn voldoende onderbouwde redenen daartoe bekend aan de betrokken Groep;
- houdt deze rekening met het advies van de Commissie, dat ten doel heeft het aantal projecten van gemeenschappelijk belang beheersbaar te houden;
▌
6 bis. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen, waarbij de Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang ("Unielijst") wordt vastgesteld, behoudens het bepaalde in artikel 172, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De Unielijst neemt de vorm aan van een bijlage bij deze verordening.
Bij de uitvoering van haar bevoegdheid ziet de Commissie erop toe dat de Unielijst overeenkomstig de procedure van lid 3 van dit artikel om de twee jaar wordt vastgesteld op basis van de door de besluitvormingsorganen van de Groepen in de zin van punt 1 (1 bis) van bijlage III vastgestelde regionale lijsten. De eerste Unielijst wordt uiterlijk op 31 juli 2013 vastgesteld.
6 ter. Bij de vaststelling van de Unielijst op basis van de regionale lijsten ziet de Commissie erop toe:
- dat daarin alleen projecten worden opgenomen die voldoen aan de criteria van artikel 4;
- dat de transregionale samenhang wordt gewaarborgd, met inachtneming van het advies van het Agentschap, als bedoeld in bijlage III, punt 2 (5 septies);
- dat rekening wordt gehouden met eventuele adviezen van de lidstaten als bedoeld in bijlage III, punt 2 (5 quater); en
- dat ernaar wordt gestreefd het totale aantal projecten van gemeenschappelijk belang op de Unielijst beheersbaar te houden.
7. ▌Projecten van gemeenschappelijk belang die overeenkomstig lid 6 bis van dit artikel zijn geplaatst op de Unielijst, worden een integrerend onderdeel van de desbetreffende regionale investeringsplannen overeenkomstig artikel 12 van de Verordeningen (EG) nr. 714/2009 en nr. 715/2009 en van de desbetreffende nationale tienjarige netwerkontwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 22 van de Richtlijnen 2009/72/EG en 2009/73/EG en zo nodig van andere nationale infrastructuurontwikkelingsplannen. Aan deze projecten wordt binnen elk van die plannen de hoogst mogelijke prioriteit toegekend.
Artikel 4Criteria voor projecten van gemeenschappelijk belang
1. Projecten van gemeenschappelijk belang moeten voldoen aan de volgende algemene criteria:
a) het project is noodzakelijk voor ten minste één van de ▌prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur; ▌
b) de potentiële algemene voordelen van het project, beoordeeld volgens de respectieve specifieke criteria van lid 2, wegen zwaarder dan de kosten ervan, ook die op langere termijn; en
c) het project aan één van de volgende criteria voldoet:
- het heeft betrekking op minimaal twee lidstaten ▌doordat het op directe wijze de grens van twee of meer lidstaten overschrijdt;
- het is gelegen op het grondgebied van één lidstaat en heeft een aanzienlijk grensoverschrijdend effect als bedoeld in bijlage IV, punt 1;
- het overschrijdt de grens van ten minste één lidstaat en een EER-land.
2. Aanvullend zijn de volgende specifieke criteria van toepassing op projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen specifieke categorieën energie-infrastructuur:
a) wat projecten betreft voor elektriciteitstransmissie en -opslag die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d): het project draagt aanzienlijk bij tot minimaal één van de volgende specifieke criteria:
i) marktintegratie, onder meer door de isolatie van ten minste één lidstaat op te heffen en knelpunten in de energie-infrastructuur te verkleinen; mededinging en systeemflexibiliteit;
ii) duurzaamheid, onder meer door de integratie van hernieuwbare energie in het net en de transmissie van hernieuwbare energie naar belangrijke verbruikscentra en opslagfaciliteiten;
iii) voorzieningszekerheid, onder meer door interoperabiliteit, geschikte verbindingen en veilige en betrouwbare exploitatie van het systeem;
b) wat gasprojecten betreft die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën van bijlage II, punt 2: het project draagt aanzienlijk bij tot minimaal één van de volgende specifieke criteria:
i) marktintegratie, onder meer door de isolatie van ten minste één lidstaat op te heffen en knelpunten in de energie-infrastructuur te verkleinen; interoperabiliteit en systeemflexibiliteit;
ii) energievoorzieningszekerheid, onder meer door geschikte verbindingen en diversificatie van leveringsbronnen, tegenpartijen voor levering en leveringsroutes;
iii) mededinging, onder meer door diversificatie van leveringsbronnen, tegenpartijen voor levering en leveringsroutes;
iv) duurzaamheid, onder meer door de emissies te verminderen, stroomopwekking uit fluctuerende hernieuwbare bronnen te ondersteunen en het gebruik van hernieuwbaar gas te vergroten;
c) wat projecten betreft voor slimme elektriciteitsnetwerken die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorie van bijlage II, onder punt 1(e): het project draagt aanzienlijk bij tot alle van de volgende specifieke criteria:
i) integratie van netwerkgebruikers en betrokkenheid van die gebruikers bij nieuwe technische eisen met betrekking tot hun elektriciteitsvoorziening en -vraag;
ii) efficiëntie en interoperabiliteit van elektriciteitstransmissie en -distributie bij dagelijkse netwerkexploitatie;
iii) netwerkveiligheid, toezicht op het systeem en kwaliteit van de voorziening;
iv) geoptimaliseerde planning van toekomstige kosteneffectieve netwerkinvesteringen;
v) marktwerking en klantendiensten;
vi) betrokkenheid van de klanten bij het beheer van hun energieverbruik;
d) wat projecten voor het transport van olie betreft die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën van bijlage II, onder punt 3: het project draagt aanzienlijk bij tot alle van volgende ▌specifieke criteria:
i) energievoorzieningszekerheid door vermindering van de afhankelijkheid van één leverancier of route;
ii) efficiënt en duurzaam gebruik van hulpbronnen door beperking van de risico's voor het milieu;
iii) interoperabiliteit;
e) wat projecten voor het transport van kooldioxide betreft die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën van bijlage II, onder punt 4: het project draagt aanzienlijk bij tot alle van de volgende ▌specifieke criteria:
i) vermijden van kooldioxide-emissies ▌zonder afbreuk te doen aan de energievoorzieningszekerheid;
ii) vergroten van de veerkracht en veiligheid van het kooldioxidetransport;
iii) efficiënt gebruik van hulpbronnen, door het mogelijk te maken meerdere kooldioxidebronnen en opslaglocaties onderling te koppelen via een gemeenschappelijke infrastructuur met minimalisering van milieurisico's en -belasting.
3. Wat de projecten betreft die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën van bijlage II, punt 1 tot en met 3, worden de in dit artikel genoemde criteria beoordeeld overeenkomstig de in bijlage IV, onder punt 2 tot en met 5, vermelde indicatoren.
4. Om de evaluatie van alle projecten die in aanmerking kunnen komen als projecten van gemeenschappelijk belang en die kunnen worden opgenomen in een regionale lijst te vergemakkelijken, dient elke Groep de bijdrage van elk project aan de totstandbrenging van dezelfde prioritaire corridor of hetzelfde prioritaire gebied op een transparante en objectieve manier vast te stellen. Elke Groep stelt zijn beoordelingsmethode vast aan de hand van de geaggregeerde bijdrage aan de in lid 2 bedoelde criteria; deze evaluatie resulteert in een rangschikking van de projecten voor intern gebruik door de Groep. Noch de regionale lijst, noch de Unielijst bevat enigerlei rangschikking, noch mag de rangschikking worden gebruikt voor eventuele latere bestemmingen, behalve in het geval als omschreven in bijlage III, punt 2 (5 nonies).
Bij de beoordeling van projecten dient elke Groep bovendien de nodige aandacht te besteden aan:
a) de urgentie van elk voorgesteld project om te kunnen voldoen aan de energiebeleidsdoelstellingen van de Unie op het gebied van marktintegratie – onder meer door de isolatie van ten minste één lidstaat op te heffen – en van mededinging, duurzaamheid en energievoorzieningszekerheid;
b) het aantal lidstaten dat de invloed van elk project ondergaat, waarbij tegelijkertijd wordt gezorgd voor gelijke kansen voor projecten waarbij perifere lidstaten zijn betrokken;
b bis) de bijdrage van elk project aan de territoriale samenhang en
c) de complementariteit van het project ten aanzien van andere voorgestelde projecten.
Bij projecten voor "slimme elektriciteitsnetwerken" die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorie van bijlage II, onder punt 1(e), worden projecten die van invloed zijn op dezelfde twee lidstaten gerangschikt, en moet ook worden gekeken naar het aantal gebruikers dat de invloed van het project ondergaat, het jaarlijkse energieverbruik en het aandeel van elektriciteitsproductie uit niet-aan/uitschakelbare energiebronnen in het gebied waarin deze gebruikers vertoeven.
Artikel 5Tenuitvoerlegging en monitoring
1. De projectpromotoren stellen een plan voor de tenuitvoerlegging van hun projecten van gemeenschappelijk belang op ("het tenuitvoerleggingsplan"), met inbegrip van een tijdschema voor:
- de haalbaarheids- en ontwerpstudies;
- de goedkeuring door de nationale regulerende instantie of enige andere betrokken autoriteit;
- de bouw en de oplevering;
- het schema voor het vergunningverleningsproces als bedoeld in artikel 11, lid 2, onder b).
1 bis. TSBs, distributiesysteembeheerders en andere exploitanten werken samen om de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang in hun gebied te vergemakkelijken.
2. Het Agentschap en de betrokken Groepen monitoren de bij de tenuitvoerlegging van de projecten van gemeenschappelijk belang geboekte vooruitgang en doen zo nodig aanbevelingen om de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken. De Groepen kunnen verzoeken aanvullende informatie toe te zenden overeenkomstig de leden 3, 4 en 5, beleggen vergaderingen met de relevante betrokken partijen en verzoeken de Commissie de ter plaatste verstrekte informatie te verifiëren.
3. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar volgend op het jaar waarin een project van gemeenschappelijk belang overeenkomstig artikel 3 op de Unie lijst wordt geplaatst, dienen de projectpromotoren, voor elk project dat valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, een jaarverslag in bij de in artikel 9 bedoelde bevoegde instantie, en hetzij bij het Agentschap hetzij, wanneer het project valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3 en 4, bij de desbetreffende Groep. In dit verslag wordt nader ingegaan op:
a) de voortgang bij de ontwikkeling, bouw/aanleg en oplevering van het project, met name wat vergunningverlenings- en raadplegingsprocedures betreft;
b) wanneer relevant, de vertraging die is opgelopen ten opzichte van het tenuitvoerleggingsplan, de redenen voor die vertraging, alsook bijzonderheden over andere moeilijkheden.
b bis) in voorkomend geval een herzien plan om de vertraging in te halen.
4. Binnen drie maanden na ontvangst van de in lid 3 van dit artikel bedoelde jaarverslagen dient het Agentschap bij de Groepen een geconsolideerd verslag in met betrekking tot de projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, met een evaluatie van de geboekte vooruitgang en doet het, wanneer passend, aanbevelingen omtrent de manieren waarop vertragingen kunnen worden goedgemaakt en problemen kunnen worden opgelost. In dat geconsolideerde verslag wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, onder 8) en 9), van Verordening (EG) nr. 713/2009 geëvalueerd hoe de netwerkontwikkelingsplannen voor het geheel van de Unie met betrekking tot de in bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur op een samenhangende manier kunnen worden uitgevoerd.
5. Elk jaar brengen de in artikel 9 bedoelde bevoegde instanties ▌bij de respectieve Groep verslag uit over de stand van en, wanneer relevant, de vertragingen bij de tenuitvoerlegging van de projecten van gemeenschappelijk belang op hun grondgebied met betrekking tot het vergunningverleningsproces, en omtrent de redenen van die vertragingen.
6. Wanneer de oplevering van een project van gemeenschappelijk belang anders dan om doorslaggevende redenen waarover de projectpromotor geen controle heeft vertraging oploopt ten opzichte van het tenuitvoerleggingsplan:
a) zorgen de nationale regulerende instanties ervoor dat de investeringen ten uitvoer worden gelegd, voorzover de in artikel 22, lid 7, onder a), b) of c) van Richtlijn 2009/72/EG en Richtlijn 2009/73/EG bedoelde maatregelen volgens de desbetreffende nationale wetgeving van toepassing zijn;
b) kiest de projectpromotor een derde partij om het project in zijn geheel of ten dele te financieren of uit te voeren indien de maatregelen van de nationale regulerende instanties overeenkomstig punt a) niet van toepassing zijn. De projectpromotor doet dit voordat de vertraging ten opzichte van de opleveringsdatum in het tenuitvoerleggingsplan meer dan twee jaar bedraagt;
b bis) kan de nationale regulerende instantie of de lidstaat, indien er geen derde partij gekozen wordt in overeenstemming met punt b), binnen twee maanden na het verlopen van de onder b) bedoelde termijn een derde partij aanwijzen die het project zal financieren of uitvoeren en die door de projectpromotor moet worden aanvaard.
c) mag de Commissie, voorzover de betrokken lidstaat of lidstaten daarmee akkoord gaan en daaraan volledig meewerken, een uitnodiging tot het indienen van voorstellen bekendmaken, die open staat voor elke derde partij die in staat is projectpromotor te worden teneinde het project overeenkomstig het overeengekomen tijdschema uit te voeren, indien de vertraging ten opzichte van de opleveringsdatum in het tenuitvoerleggingsplan meer dan twee jaar en twee maanden bedraagt;
c bis) wanneer de punten b bis) of c) worden toegepast, verstrekt de systeembeheerder in wiens gebied de investering plaatsvindt, de bij de tenuitvoerlegging betrokken beheerders of investeerders of derde partij alle informatie die nodig is om de investering te realiseren, verbindt hij de nieuwe activa aan het transmissienetwerk en levert hij in het algemeen alle mogelijke inspanningen om de tenuitvoerlegging van de investering en de veilige, betrouwbare en efficiënte exploitatie en het onderhoud van het project van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken.
7. Een project van gemeenschappelijk belang kan overeenkomstig de procedure van artikel 3, lid 6 bis, worden verwijderd van de Unielijst wanneer de opname daarvan in die lijst ▌gebaseerd was op incorrecte informatie die een bepalend element was bij die opneming, of wanneer het project niet in overeenstemming is met het ▌recht van de Unie.
7 bis. Projecten die niet meer op de Unielijst staan, verliezen alle aan de status van project van gemeenschappelijk belang verbonden rechten en verplichtingen die ▌voortvloeien uit deze verordening ▌.
Een project dat niet meer op de Unielijst staat, maar waarvoor een aanvraagdossier voor behandeling door de bevoegde instantie is aanvaard, behoudt evenwel de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit hoofdstuk III, behalve indien het project niet meer op de lijst staat om de redenen die zijn vermeld in lid 7.
7 ter. Dit artikel laat elke financiële bijstand die door de Unie voor een project van gemeenschappelijk belang is toegekend vóór het besluit om het van de Unielijst te verwijderen, onverlet.
Artikel 6Europese coördinatoren
1. Wanneer een project van gemeenschappelijk belang aanzienlijke uitvoeringsmoeilijkheden kent, kan de Commissie, met instemming van de betrokken lidstaten, voor een periode van maximaal één jaar, die twee keer verlengd kan worden, een Europese coördinator aanwijzen.
2. De Europese coördinator moet:
a) de projecten waarvoor hij als Europees coördinator is aangewezen, en de grensoverschrijdende dialoog tussen de projectpromotoren en de betrokken partijen bevorderen;
b) alle partijen waar nodig bijstaan bij de raadpleging van de betrokken partijen en bij het verkrijgen van de vergunningen voor de projecten;
b bis) in voorkomend geval de projectpromotoren van adviseren over de financiering van het project;
c) ervoor zorgen dat de betrokken lidstaten de nodige steun en strategische leiding verlenen voor de voorbereiding en uitvoering van de projecten;
d) ieder jaar en, in voorkomend geval, na de beëindiging van zijn mandaat, een verslag indienen bij de Commissie over de bij de uitvoering van de projecten geboekte vooruitgang en over alle moeilijkheden en hinderpalen die de oplevering van de projecten naar verwachting aanzienlijk kunnen vertragen. De Commissie stuurt dit verslag door naar de betrokken Groepen en naar het Europees Parlement.
3. De Europese coördinator wordt gekozen op basis van zijn ervaring met betrekking tot de aan hem toegewezen specifieke taken voor de het/de project(en) in kwestie.
4. In het besluit houdende aanwijzing van een Europese coördinator wordt de opdracht omschreven, meer bepaald de duur van het mandaat, de specifieke taken en de desbetreffende termijnen en de te hanteren methoden. De coördinatie-inspanning is evenredig met de complexiteit en de geraamde kosten van de projecten.
5. De betrokken lidstaten werken volledig samen met de Europese coördinator bij de uitvoering van zijn in de leden 2 en 4 omschreven taken.
HOOFDSTUK III
VERGUNNINGVERLENING EN INSPRAAK VAN HET PUBLIEK
▌
Artikel 8
'Prioriteitsstatus' van projecten van gemeenschappelijk belang
▌
2. Bij de vaststelling van de Unielijst wordt, met het oog op de toepassing van eventuele besluiten die in het kader van het vergunningverleningsproces worden genomen, de noodzaak van deze projecten vanuit energiebeleidsperspectief vastgesteld, ongeacht de exacte locatie of de route van het traject of de daarbij gebruikte technologie.
3. Om een efficiënte administratieve afhandeling van de aanvraagdossiers met betrekking tot projecten van gemeenschappelijk belang te verzekeren, zorgen projectpromotoren en alle betrokken autoriteiten ervoor dat aan deze dossiers zo snel gevolg wordt gegeven als juridisch mogelijk is.
3 bis. Projecten van gemeenschappelijk belang krijgen – indien het nationale recht in een dergelijke status voorziet – de status van grootst nationaal belang mogelijk en worden als zodanig behandeld in de vergunningverleningsprocedures – ook qua ruimtelijke ordening, voorzover het nationale recht daarin voorziet – inclusief die met betrekking tot milieueffectrapportages, op de wijze waarop in een dergelijke behandeling is voorzien in de voor het desbetreffende type energie-infrastructuur geldende nationale wetgeving.
3 ter. Uiterlijk op ... [23]* brengt de Commissie ten behoeve van de lidstaten niet-bindende richtsnoeren uit voor de vaststelling van adequate wetgevings- en niet-wetgevingsmaatregelen om de milieubeoordelingsprocedures te stroomlijnen en de coherente toepassing te waarborgen van de milieueffectrapportageprocedures die krachtens het recht van de Unie voor projecten van gemeenschappelijk belang zijn vereist.
3 quater. De lidstaten beoordelen met inachtneming van de in lid 3 ter bedoelde richtsnoeren van de Commissie met welke maatregelen de milieubeoordelingsprocedures dienen te worden gestroomlijnd en hoe moet worden gewaarborgd dat zij zo consistent kunnen worden toegepast, en stellen de Commissie in kennis van het resultaat.
3 quinquies. Uiterlijk negen maanden na de datum van bekendmaking van het in lid 3 ter bedoelde richtsnoer nemen de lidstaten de praktische niet-wetgevingsmaatregelen die zij uit hoofde van lid 3 quater hebben vastgesteld.
4. Uiterlijk 24 maanden met ingang van de datum van bekendmaking van de in lid 3 ter bedoelde richtsnoeren nemen de lidstaten de wetgevende maatregelen die zij uit hoofde van lid 3 quater hebben vastgesteld. Deze maatregelen laten de verplichtingen uit hoofde van het recht van de Unie onverlet.
▌
5. Met betrekking tot in artikel 6, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG en artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde milieueffecten worden projecten van gemeenschappelijk belang beschouwd als zijnde van openbaar belang vanuit energiebeleidsoogpunt, en kunnen als "van groot openbaar belang om dwingende redenen " worden beschouwd, op voorwaarde dat aan alle in bovenstaande richtlijnen vervatte voorwaarden is voldaan.
Wanneer het advies van de Commissie overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG vereist is, waken de Commissie en de in artikel 9 van deze verordening bedoelde bevoegde instantie erover dat het besluit betreffende het "groot openbaar belang om dwingende redenen" van een project wordt genomen binnen de in artikel 11, lid 1, van deze verordening genoemde termijn.
Artikel 9Organisatie van het vergunningverleningsproces
1. Uiterlijk ... [24]* wijst elke lidstaat een nationale bevoegde instantie aan die verantwoordelijk wordt voor het vergemakkelijken en coördineren van het vergunningverleningsproces voor projecten van gemeenschappelijk belang ▌.
1 bis. De verantwoordelijkheid van de in lid 1 bedoelde bevoegde instantie en/of de haar toebedeelde taken kunnen per project van gemeenschappelijk belang of per specifieke categorie van projecten van gemeenschappelijk belang worden gedelegeerd aan of uitgevoerd door een andere instantie, op voorwaarde dat:
a) de bevoegde instantie de Commissie van deze delegatie in kennis stelt en de daarin vervatte informatie door hetzij de bevoegde instantie, hetzij de projectpromotor op de in artikel 10, lid 7, bedoelde website wordt gepubliceerd;
b) slechts één instantie per project van gemeenschappelijk belang verantwoordelijk is, het enige aanspreekpunt is voor de projectpromotor in het proces dat resulteert in het raambesluit voor een bepaald project van gemeenschappelijk belang, en de indiening coördineert van alle relevante documenten en informatie.
De bevoegde instantie kan de verantwoordelijkheid houden voor de vaststelling van termijnen, zonder dat daarmee afbreuk mag worden gedaan aan de overeenkomstig artikel 11 vastgestelde termijnen.
2. De bevoegde instantie onderneemt, onverminderd de relevante eisen krachtens het recht van de Unie en internationaal recht, stappen om de vaststelling van het raambesluit te vergemakkelijken. Het raambesluit wordt binnen het tijdsbestek als aangegeven in Artikel 11, lid 1 en lid 1 bis, en overeenkomstig één van de volgende regelingen bekendgemaakt:
a) geïntegreerde regeling: het door de bevoegde instantie vast te stellen raambesluit is het enige juridisch bindende besluit dat resulteert uit de wettelijk voorgeschreven vergunningverleningsprocedure. Wanneer ook andere autoriteiten bij de zaak betrokken zijn, kunnen zij in overeenstemming met het nationaal recht hun advies uitbrengen als input voor de procedure, en met dit advies wordt rekening gehouden door de bevoegde instantie;
b) gecoördineerde regeling: het raambesluit omvat meerdere, elk afzonderlijk juridisch bindende door de diverse betrokken instanties vastgestelde besluiten, die door de bevoegde instantie worden gecoördineerd. De bevoegde instantie kan een werkgroep waarin alle betrokken instanties zijn vertegenwoordigd instellen om overeenkomstig artikel 11, lid 2, onder b), een vergunningverleningsschema op te stellen en om de tenuitvoerlegging daarvan te monitoren en te coördineren. De bevoegde instantie stelt in overleg met de andere betrokken autoriteiten – in voorkomend geval in overeenstemming met het nationaal recht, en zonder afbreuk te doen aan de overeenkomstig artikel 11 vastgestelde termijnen, voor elk afzonderlijk geval een redelijke termijn vast waarbinnen de afzonderlijke besluiten moeten worden getroffen. De bevoegde instantie kan een afzonderlijk besluit vaststellen namens een andere betrokken autoriteit wanneer het door die autoriteit vast te stellen besluit niet binnen de vastgelegde termijn is genomen en de vertraging niet afdoende kan worden gerechtvaardigd, of kan – wanneer aldus bepaald in het recht van een lidstaat en voorzover dit verenigbaar is met het Unierecht – zich op het standpunt stellen dat een andere betrokken nationale autoriteit hetzij haar goedkeuring aan het project heeft gehecht, hetzij weigert daaraan haar goedkeuring te verlenen indien het besluit van die instantie niet binnen de gestelde termijn is getroffen. Wanneer aldus bepaald in het recht van een lidstaat, kan de bevoegde instantie een afzonderlijk besluit van een andere betrokken nationale autoriteit naast zich neerleggen wanneer zij oordeelt dat de door die nationale autoriteit gebruikte argumenten een onvoldoende grondslag vormen voor dit besluit; in dat geval zorgt de bevoegde instantie ervoor dat de relevante eisen overeenkomstig de internationale wetgeving en de wetgeving van de Unie in acht worden genomen en motiveert zij haar besluit.
b bis) samenwerkingsregeling: het raambesluit wordt gecoördineerd door de bevoegde instantie. De bevoegde instantie stelt in overleg met de andere betrokken autoriteiten – in voorkomend geval in overeenstemming met het nationaal recht – en zonder afbreuk te doen aan de overeenkomstig artikel 11 vastgestelde termijnen, voor elk geval afzonderlijk een redelijke termijn vast waarbinnen de afzonderlijke besluiten moeten worden getroffen. Zij ziet toe op de naleving van de termijnen door de betrokken autoriteiten.
Indien een door de betrokken autoriteit vast te stellen individueel besluit naar verwachting niet binnen de vastgelegde termijn wordt genomen, stelt die autoriteit de bevoegde instantie daarvan onverwijld in kennis, alsook van de redenen voor de vertraging. Vervolgens stelt de bevoegde instantie een nieuwe termijn vast waarbinnen dat afzonderlijke besluit moet worden getroffen, waarbij de overeenkomstig artikel 11 vastgestelde globale termijnen worden nageleefd.
De lidstaten kunnen, met inachtneming van de nationale bijzonderheden op het gebied van planning- en vergunningverleningsprocedures, kiezen tussen deze drie regelingen om hun procedures te vergemakkelijken en te coördineren en geven in de praktijk de voorkeur aan de meest effectieve regeling. Wanneer een lidstaat voor de samenwerkingsregeling kiest, stelt hij de Commissie in kennis van de achterliggende redenen. De Commissie neemt in het in artikel 16 bedoelde verslag een evaluatie op van de effectiviteit van de respectieve regelingen.
2 bis. De lidstaten kunnen voor onshore- en offshore-projecten van gemeenschappelijk belang echter ook andere regelingen als bedoeld in lid 2 toepassen.
3. Wanneer er voor een project van gemeenschappelijk belang in twee of meer lidstaten besluiten moeten worden genomen, nemen de respectieve bevoegde instanties alle nodige maatregelen voor een efficiënte en effectieve onderlinge samenwerking en coördinatie, ook wat betreft de in artikel 11, lid 2, bedoelde bepalingen. De lidstaten spannen zich in om te komen tot gezamenlijke procedures, met name voor de beoordeling van de milieueffecten.
▌
Artikel 10Transparantie en inspraak van het publiek
1. Uiterlijk ...[25]* publiceert de lidstaat of de bevoegde instantie, in voorkomend geval in samenwerking met de andere betrokken autoriteiten, een handleiding van procedures voor het proces van vergunningverlening voor projecten van gemeenschappelijk belang. Deze handleiding wordt wanneer nodig geactualiseerd en wordt beschikbaar gesteld aan het publiek. De handleiding omvat minimaal de in punt 1 van bijlage VI gespecificeerde informatie. De handleiding is niet juridisch bindend, maar kan verwijzen naar relevante wettelijke bepalingen of daaruit citeren.
2. Onverminderd de eisen overeenkomstig het Verdrag van Aarhus en het Verdrag van Espoo en het betreffende recht van de Unie, nemen alle bij het vergunningverleningsproces betrokken partijen de beginselen voor inspraak van het publiek in acht als uiteengezet in punt 2 van bijlage VI.
3. Binnen een indicatieve periode van drie maanden na de start van het vergunningverleningsproces overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), werkt de projectpromotor een ontwerp betreffende de inspraak van het publiek uit en dient dit in bij de bevoegde instantie, overeenkomstig de in de handleiding beschreven procedure en conform de in bijlage VI vastgestelde richtsnoeren. De bevoegde instantie verzoekt om wijziging van dit ontwerp voor inspraak van het publiek, of aanvaardt het binnen een termijn van drie maanden; daarbij houdt de bevoegde instantie rekening met elke vorm van inspraak van het publiek of raadpleging die plaatsvond vóór het begin van het vergunningverleningsproces, voorzover die inspraak of raadpleging voldoet aan de eisen van dit artikel.
Wanneer de projectpromotor voornemens is in een goedgekeurd ontwerp ingrijpende wijzigingen aan te brengen, stelt hij de bevoegde instantie daarvan in kennis. In dat geval kan de bevoegde instantie om wijzigingen verzoeken.
4. De projectpromotor of, wanneer dit krachtens het nationaal recht wordt voorgeschreven, de bevoegde instantie organiseert minimaal één openbare raadpleging voordat het definitieve en volledige aanvraagdossier overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), wordt ingediend bij de bevoegde instantie. Dit laat de eventueel na indiening van een vergunningsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2011/92/EU te houden publieksraadpleging onverlet. In het kader van de openbare raadpleging worden de in bijlage VI, onder punt 2 (a), bedoelde belanghebbenden in een vroeg stadium over het project geïnformeerd en wordt aan de hand daarvan de meest geschikte locatie of het meest geschikte traject bepaald, alsmede alle relevante kwesties die in het aanvraagdossier moeten worden behandeld. De minimumvereisten van deze openbare raadpleging zijn gespecificeerd in punt 4 van bijlage VI.
De projectpromotor stelt een verslag op met een overzicht van de resultaten van de activiteiten om het publiek vóór de indiening van het aanvraagdossier bij de zaak te betrekken, met inbegrip van de activiteiten die voor de aanvang van het vergunningverleningsproces hebben plaatsgevonden. De projectpromotor dient dit verslag samen met het aanvraagdossier in bij de bevoegde instantie. In het raambesluit wordt terdege rekening gehouden met deze resultaten.
5. Bij projecten waarbij de grens van twee of meer lidstaten wordt overschreden, vinden de openbare raadplegingen overeenkomstig lid 4 in elk van de betrokken lidstaten plaats binnen een termijn van maximaal twee maanden met ingang van de datum waarop de eerste openbare raadpleging is gestart.
6. Bij projecten die waarschijnlijk aanzienlijke grensoverschrijdende effecten zullen hebben in één of meer aangrenzende lidstaten, waarbij artikel 7 van Richtlijn 2011/92/EU en het Verdrag van Espoo van toepassing zijn, wordt de relevante informatie beschikbaar gesteld aan de bevoegde instantie van de aangrenzende lidstaten. De bevoegde instanties van de aangrenzende lidstaten geven in voorkomend geval bij het kennisgevingsproces aan of zij, dan wel enige andere betrokken instantie, willen deelnemen aan de desbetreffende procedures van openbare raadpleging.
7. De projectpromotor of, wanneer zulks krachtens het nationaal recht wordt voorgeschreven, de bevoegde instantie opent een aan de website van de Commissie gekoppelde website om relevante informatie over het project van gemeenschappelijk belang, die voldoet aan de in bijlage VI, punt 5, gespecificeerde eisen, te publiceren en op gezette tijden te actualiseren. Commercieel gevoelige informatie wordt vertrouwelijk gehouden.
Projectpromotoren publiceren deze informatie eveneens via andere geschikte publicatiekanalen die openbaar zijn voor het publiek.
Artikel 11Duur en verloop van het vergunningverleningsproces
1. Het vergunningverleningsproces bestaat uit twee procedures:
a) de procedure vóór het indienen van de aanvraag, namelijk de periode tussen de start van het vergunningverleningsproces en de aanvaarding van het aanvraagdossier door de bevoegde instantie, vindt plaats binnen een indicatieve periode van twee jaar.
Deze procedure omvat het opstellen van de eventueel door de projectpromotoren voor te bereiden milieurapporten.
Om de start van het vergunningverleningsproces vast te leggen, melden de projectpromotoren het project schriftelijk aan bij de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten en laten de desbetreffende kennisgeving vergezeld gaan van een redelijk gedetailleerde schets van het project. Uiterlijk drie maanden na de ontvangst van de kennisgeving aanvaardt de bevoegde instantie, mede namens de andere betrokken autoriteiten, schriftelijk de kennisgeving of, wanneer zij van oordeel is dat het project onvoldoende is uitgewerkt om het vergunningverleningsproces op te starten, weigert de kennisgeving. In het geval van een weigering motiveert de bevoegde instantie haar besluit, mede namens de andere betrokken autoriteiten. De datum van ondertekening van de aanvaarding van de kennisgeving door de bevoegde instantie dient als startdatum van het vergunningverleningsproces. Wanneer twee of meer lidstaten betroffen zijn, dient de datum van aanvaarding van de laatste kennisgeving van de bevoegde instantie als startdatum van het vergunningverleningsproces.
b) De wettelijk voorgeschreven vergunningverleningsprocedure, namelijk de periode die ingaat bij de datum van aanvaarding van het ingediende aanvraagdossier en eindigt bij de vaststelling van het raambesluit, mag niet langer duren dan één jaar en zes maanden. Wanneer zij dit passend achten, mogen de lidstaten een kortere termijn voorschrijven.
1 bis. De gezamenlijke duur van de twee procedure als bedoeld in lid 1 mag niet meer bedragen dan drie jaar en zes maanden. Wanneer de bevoegde instantie echter van oordeel is dat één of beide procedures van het vergunningverleningsproces niet zal kunnen worden afgerond binnen de termijnen als bedoeld in lid 1, kan zij evenwel besluiten om vóór het verstrijken daarvan en van geval tot geval één of beide termijnen te verlengen met maximaal negen maanden voor de beide procedures samen.
In dat geval stelt de bevoegde instantie de betrokken Groep daarvan in kennis en informeert de Groep over de genomen of te nemen maatregelen om het vergunningverleningsproces met zo weinig mogelijk vertraging te kunnen afronden. De Groep kan de bevoegde instantie verzoeken regelmatig verslag uit te brengen over de in dat verband geboekte vooruitgang.
1 ter. In lidstaten waar de bepaling van een route of locatie, uitsluitend met een gepland project als specifiek doel – inclusief de planning van specifieke netwerkcorridors – geen deel kan uitmaken van de procedure tot vaststelling van het raambesluit, wordt het desbetreffende besluit genomen binnen een afzonderlijke periode van zes maanden, die ingaat op de datum van indiening van het definitieve en volledige aanvraagdossier door de promotor.
In dat geval wordt de verlengingstermijn als bedoeld in lid 1 bis beperkt tot zes maanden, met inbegrip van de in dit lid bedoelde procedure.
2. De aan de aanvraag voorafgaande procedure omvat de volgende stappen:
a) Nadat zij de kennisgeving heeft aanvaard overeenkomstig lid 1, onder a), omschrijft de bevoegde instantie in nauwe samenwerking met de andere betrokken autoriteiten, en in voorkomend geval op basis van een voorstel van de projectpromotor, de inhoud en het niveau van detail van de informatie die als onderdeel van het aanvraagdossier door de projectpromotor moet worden ingediend om het raambesluit aan te vragen. De in punt 1(e) van bijlage VI bedoelde checklist dient als basis voor deze omschrijving. ▌
b) De bevoegde instantie stelt, in nauwe samenwerking met de projectpromotor en de andere betrokken autoriteiten, en rekening houdend met de resultaten van de overeenkomstig lid 2 uitgevoerde activiteiten, een gedetailleerd schema voor het vergunningverleningsproces op, in overeenstemming met het bepaalde in bijlage VI, punt 1 bis.
Bij projecten waarbij de grens van twee of meer lidstaten wordt overschreden, stellen de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten een gemeenschappelijk tijdschema op, waarbij zij trachten hun tijdschema's op elkaar af te stemmen.
c) Na ontvangst van het ontwerpaanvraagdossier verzoekt de bevoegde instantie wanneer nodig, mede namens de andere betrokken autoriteiten, de projectpromotor om toezending van eventuele ontbrekende informatie, die alleen betrekking mag hebben op de onder punt a) omschreven onderwerpen. Binnen drie maanden na de indiening van de ontbrekende informatie gaat de bevoegde instantie over tot aanvaarding en behandeling van de schriftelijk ingediende aanvraag. Verzoeken om aanvullende informatie kunnen alleen worden ingediend indien deze door nieuwe omstandigheden worden gerechtvaardigd.
▌
4. De projectpromotor zorgt ervoor dat het aanvraagdossier volledig en van toereikende kwaliteit is en wint in dat verband in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure vóór het indienen van de aanvraag het advies in van de bevoegde instantie. De projectpromotor werkt volledig samen met de bevoegde instantie teneinde de termijnen in acht te nemen en te voldoen aan het gedetailleerde schema als omschreven in lid 2 (b).
▌
7. De in dit artikel bedoelde termijnen laten verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal recht of het recht van de Unie onverlet, alsook administratieve beroepsprocedures en justitiële verweermiddelen.
HOOFDSTUK IVBEHANDELING OP REGULERINGSGEBIED
Artikel 12Kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem
1. Uiterlijk …[26]* publiceren het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders (ENTSB) voor elektriciteit en het ENTSB voor gas hun respectieve methoden, inclusief inzake netwerk- en marktmodellering, en doen zij deze toekomen aan het Agentschap, de Commissie en de lidstaten voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem van de Unie van de projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, onder a) tot en met d), en punt 2. Deze methoden worden toegepast ter voorbereiding van elk daaropvolgend tienjarig netontwikkelingsplan dat overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 715/2009 wordt ontwikkeld door de ENTSB voor elektriciteit en de ENTSB voor gas. Deze methoden worden uitgewerkt overeenkomstig de in bijlage V omschreven beginselen en stemmen overeen met de in bijlage IV uiteengezette regels en indicatoren.
Voorafgaand aan de indiening van hun respectieve methoden houden de ENTSB's een uitvoerige raadpleging, waarbij tenminste de organisaties moeten worden betrokken die alle relevante belanghebbenden – en indien dat nodig wordt geacht de belanghebbenden zelf – vertegenwoordigen, alsmede de nationale regelgevende instanties en andere nationale autoriteiten.
2. Binnen een termijn van drie maanden na de dag van ontvangst van de methoden, brengt het Agentschap ▌bij de Commissie en de lidstaten advies uit over de methoden en publiceert het dit advies.
3. Binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het advies van het Agentschap brengt de Commissie advies uit over de methoden en kunnen de lidstaten daarover eveneens advies uitbrengen. De adviezen worden voorgelegd aan het ENTSB voor elektriciteit of het ENTSB voor gas.
4. Binnen een termijn van drie maanden na de dag van ontvangst van het laatste uit hoofde van lid 3 ontvangen advies passen het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas hun methoden aan met inachtneming van het advies van de Commissie, het advies van het Agentschap en de van de lidstaten ontvangen adviezen en dienen zij dit vervolgens ter goedkeuring in bij de Commissie.
5. Binnen een termijn van twee weken na de goedkeuring door de Commissie publiceren het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas hun respectieve methoden op hun websites. Op verzoek zenden zij de Commissie en het Agentschap de desbetreffende inputgegevensverzamelingen, als omschreven in punt 1 van bijlage V en andere relevante netwerk-, load flow- en marktgegevens met voldoende nauwkeurigheid en met inachtneming van hun nationale recht en de desbetreffende vertrouwelijkheidsovereenkomsten toe. De gegevens moeten geldig zijn op de datum van het verzoek. De Commissie en het Agentschap waarborgen de vertrouwelijke behandeling van de ontvangen gegevens, zowel door henzelf als door elke partij die op basis van deze gegevens voor hen analyseactiviteiten uitvoert.
6. De methoden wordt op gezette tijden geactualiseerd en verbeterd overeenkomstig de in de leden 1 tot en met 5 omschreven procedure. Het Agentschap kan, op eigen initiatief of op een met redenen omkleed verzoek van de nationale regelgevende instanties of belanghebbenden, en na formele raadpleging van de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen en de Commissie, om dergelijke actualiseringen en verbeteringen verzoeken, met een passende motivering en een tijdsschema. Het Agentschap publiceert de verzoeken van de nationale regelgevende instanties of belanghebbenden en alle relevante niet commercieel gevoelige documenten die aanleiding geven tot een verzoek om actualisering of verbetering van de zijde van het Agentschap.
▌
7 bis. Uiterlijk …[27]* stellen de nationale regelgevende instanties die in het kader van het Agentschap samenwerken een reeks indicatoren met bijbehorende referentiewaarden vast ter vergelijking van de investeringskosten per eenheid voor vergelijkbare projecten van de infrastructuurcategorieën die zijn vermeld in bijlage II, punten 1 en 2, en maken zij deze openbaar toegankelijk. Deze referentiewaarden kunnen door het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas worden gebruikt voor de kosten-batenanalyses die worden opgemaakt voor de daaropvolgende tienjarige netwerkontwikkelingsplannen.
8. Uiterlijk op 31 december 2016 dienen het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas gezamenlijk bij de Commissie en het Agentschap een consistent en onderling samenhangend elektriciteits- en gasmarkt- en -netwerkmodel in, dat zowel betrekking heeft op elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur als op opslag- en LNG-faciliteiten en dat betrekking heeft op de prioritaire in bijlage I genoemde corridors en gebieden en wordt uitgewerkt in overeenstemming met de in bijlage V omschreven beginselen. Na goedkeuring van dit model door de Commissie overeenkomstig de in de leden 2 tot en met 4 omschreven procedure wordt dit model geïntegreerd in de methoden.
Artikel 13Vergemakkelijken van investeringen met grensoverschrijdende effecten
1. De daadwerkelijk gemaakte investeringskosten, onderhoudskosten niet inbegrepen, met betrekking tot een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a), (b) en (d) en punt 2, worden gedragen door de betrokken transmissiesysteembeheerders(s) of de projectpromotor(en) van de transmissie-infrastructuur van de lidstaten waarvoor het project een netto positief effect heeft en worden, inzoverre zij niet reeds worden gedekt door congestielasten en andere heffingen, via de tarieven voor netwerktoegang betaald door de gebruikers in deze lidsta(a)t(en).
1 ter. Voor een project van gemeenschappelijk belang dat onder de categorieën als omschreven in de punten 1 (a), (b) en (d), en punt 2 van bijlage II vallen, zijn de bepalingen van lid 1 alleen van toepassing indien ten minste één projectpromotor de betrokken nationale autoriteiten verzoekt dit artikel voor alle kosten van het project of delen daarvan te laten gelden. Daarnaast zijn voor een project van gemeenschappelijk belang dat onder de categorieën van punt 2 van bijlage II valt, de bepalingen van lid 1 alleen van toepassing indien er reeds een onderzoek naar de marktbehoefte is gedaan en hieruit blijkt dat de daadwerkelijk gemaakte investeringskosten naar verwachting niet via de tarieven kunnen worden gedekt.
Indien het project meerdere promotoren heeft, verzoeken de desbetreffende nationale regulerende instanties alle promotoren onverwijld de investeringsaanvraag gezamenlijk in te dienen overeenkomstig lid 4.
4. Voor een project van gemeenschappelijk belang waarop de bepalingen van lid 1 van toepassing zijn, informeren de projectpromotoren alle betrokken nationale regulerende instanties minstens eenmaal per jaar en totdat het project wordt opgeleverd over de voortgang van het project en de desbetreffende kosten en effecten.
Zodra een dergelijk project ▌voldoende is uitgewerkt, dienen de projectpromotoren, na raadpleging van de TSBs van de lidstaten waarvoor het project duidelijk een netto positief effect heeft, een investeringsverzoek in. Dit investeringsverzoek omvat een aanvraag voor een grensoverschrijdende kostenverdeling en wordt ingediend bij alle betrokken nationale regulerende instanties, vergezeld van:
a) een projectspecifieke kosten-batenanalyse die strookt met de overeenkomstig artikel 12 uitgewerkte methoden en rekening houdt met voordelen buiten de grenzen van de betrokken lidstaat; en
b) een ondernemingsplan met een evaluatie van de financiële levensvatbaarheid van het project, inclusief de gekozen financieringsoplossing en, voor een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorie van bijlage II, punt 2, de resultaten van het marktonderzoek;
b bis) indien de projectpromotoren akkoord gaan, een met motieven onderbouwd voorstel voor een grensoverschrijdende kostenverdeling.
Wanneer een project door verschillende exploitanten en investeerders wordt ondersteund, dienen zij het investeringsverzoek gezamenlijk in.
Voor projecten die zijn opgenomen in de eerste Unielijst dienen de projectpromotoren hun investeringsverzoek uiterlijk op 30 september 2013 in.
Ter informatie sturen de nationale regulerende instanties het Agentschap onverwijld een afschrift van elk investeringsverzoek toe na ontvangst daarvan.
De nationale regulerende instanties en het Agentschap nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.
5. Binnen een termijn van zes maanden na de datum waarop het laatste investeringsverzoek door de laatste betrokken nationale regulerende instantie is ontvangen, nemen de nationale regulerende instanties, na raadpleging van de betrokken projectpromotoren gecoördineerde besluiten inzake de toewijzing van de door elke systeembeheerder voor het project in kwestie te dragen kosten, alsmede over de verwerking daarvan in de tarieven. De nationale regulerende instanties kunnen beslissen slechts een deel van de kosten toe te wijzen of kosten toe te wijzen binnen een pakket van verschillende projecten van gemeenschappelijk belang.
Bij de kostentoewijzing houden de nationale regulerende instanties rekening met de feitelijke of geraamde:
- congestielasten of andere heffingen;
- inkomsten uit de op basis van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 714/2009 ingestelde compensatieregeling tussen transmissiesysteembeheerders.
Bij de besluitvorming over de grensoverschrijdende toewijzing van kosten wordt rekening gehouden met de economische, maatschappelijke en ecologische kosten en baten van de projecten in de betrokken lidstaten en de eventuele behoefte aan financiële ondersteuning.
Bij de beslissing om de kosten over de grenzen heen te verdelen, streven de betrokken nationale regulerende instanties in overleg met de betrokken TSBs naar een onderling akkoord op basis van – maar niet beperkt tot – de in lid 4, onder a) en b), gespecificeerde informatie.
Wanneer een project van gemeenschappelijk belang een mitigerend effect heeft op negatieve externaliteiten zoals loop flows, en dit project wordt uitgevoerd in de lidstaat waar de negatieve externaliteit ontstaat, wordt een dergelijke mitigatie niet beschouwd als een grensoverschrijdend voordeel en dient het derhalve niet als basis voor de toewijzing van kosten aan de transmissiebeheerder van de betrokken lidstaten die de gevolgen van die negatieve externaliteiten ondergaat.
5 bis. Bij de vaststelling of goedkeuring van tarieven overeenkomstig het bepaalde in artikel 37, lid 1, onder a), van Richtlijn 2009/72/EG en artikel 41, lid 1, onder a), van Richtlijn 2009/73/EG houden de nationale regulerende instanties, op basis van de grensoverschrijdende kostenverdeling als bedoeld in lid 5 van dit artikel, rekening met de feitelijke kosten die door een transmissiesysteembeheerder of een andere projectpromotor zijn gemaakt ten gevolge van de ▌investeringen.
Het kostentoewijzingsbesluit wordt door de nationale regulerende instanties onverwijld ter kennis gebracht van het Agentschap, samen met alle relevante informatie met betrekking tot dit besluit. Deze informatie behelst met name gedetailleerde redenen voor de kostenverdeling tussen de lidstaten, zoals:
a) een evaluatie van de vastgestelde effecten, inclusief met betrekking tot netwerktarieven, voor elk van de betrokken lidstaten;
b) een evaluatie van het in lid 4, onder b), bedoelde ondernemingsplan;
c) regionale of voor de gehele Unie geldende externaliteiten die kunnen worden veroorzaakt door het project;
d) de resultaten van de raadpleging van de betrokken projectpromotoren.
Het kostentoewijzingsbesluit wordt gepubliceerd.
6. Wanneer de nationale regulerende instanties geen overeenkomst betreffende het investeringsverzoek hebben bereikt binnen een termijn van zes maanden na de datum waarop het verzoek door de laatste van de betrokken nationale regulerende instanties is ontvangen, stellen zij het Agentschap daarvan onverwijld in kennis.
In een dergelijk geval of op gezamenlijk verzoek van de betrokken nationale regulerende instanties wordt het besluit betreffende het investeringsverzoek, inclusief de in lid 4 bedoelde grensoverschrijdende toewijzing van de kosten alsook de wijze waarop de investeringskosten worden verwerkt in de tarieven, binnen een termijn van drie maanden nadat het verzoek naar het Agentschap is verwezen, door het Agentschap vastgesteld.
Alvorens een dergelijk besluit vast te stellen, raadpleegt het Agentschap de betrokken nationale regulerende instanties en de projectpromotoren. De in de tweede alinea bedoelde termijn van drie maanden kan worden verlengd met een extra periode van twee maanden waarbinnen het Agentschap verdere informatie inwint. Deze extra periode begint op de dag volgende op de datum van ontvangst van de volledige informatie.
Het kostentoewijzingsbesluit wordt gepubliceerd. De artikelen 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 713/2009 zijn hierop van toepassing.
7. Het Agentschap zendt de Commissie onverwijld een afschrift toe van alle kostentoewijzingsbesluiten, met inbegrip van alle relevante informatie in verband met elk besluit. Deze informatie kan in samengevoegde vorm worden verstrekt. De Commissie neemt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.
8. Deze kostentoewijzing doet geen afbreuk aan het recht van de TSBs en van de nationale regulerende instanties om heffingen voor toegang tot netwerken overeenkomstig het bepaalde in artikel 32 van Richtlijn 2009/72/EG en van Richtlijn 2009/73/EG, artikel 14 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 715/2009 toe te passen, respectievelijk goed te keuren.
8 bis. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op projecten van gemeenschappelijk belang waarvoor:
- overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG een afwijking is toegestaan van de artikelen 32, 33, 34 en van artikel 41, leden 6, 8 en 10, van Richtlijn 2009/73/EG, of
- overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009 een afwijking is toegestaan van artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of een afwijking van de artikelen 32 en 37, leden 6 en 10, van Richtlijn 2009/72/EG, of
- een afwijking is toegestaan overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2003/55/EG [28]; of
- een afwijking is toegestaan overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1228/2003[29].
Artikel 14Stimulansen
1. Wanneer een projectpromotor zich blootstelt aan grotere risico's bij de ontwikkeling, bouw/aanleg of exploitatie of bij het onderhoud van een binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 (a), (b) en (d) en punt 2, vallend project van gemeenschappelijk belang ▌in vergelijking met de normale risico's van een infrastructuurproject, zorgen de lidstaten en de nationale regulerende instanties ervoor dat in overeenstemming met artikel 37, lid 8, van Richtlijn 2009/72/EG, artikel 41, lid 8, van Richtlijn 2009/73/EG, artikel 14 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 715/2009 passende stimulansen voor het desbetreffende project worden verleend.
De eerste alinea is niet van toepassing indien voor het project van gemeenschappelijk belang:
- overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG een afwijking is toegestaan van de artikelen 32, 33 en 34 en artikel 41, leden 6, 8 en 10, van Richtlijn 2009/73/EG, of
- overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009 een afwijking is toegestaan van artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of een afwijking van de artikelen 32 en 37, leden 6 en 10, van Richtlijn 2009/72/EG, of
- een afwijking is toegestaan overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2003/55/EG; of
- een afwijking is toegestaan overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1228/2003.
2. In het besluit van de nationale regulerende instanties om dergelijke stimulansen te verlenen wordt rekening gehouden met de resultaten van de kosten-batenanalyse op basis van de overeenkomstig Artikel 12 uitgewerkte methoden en met name de regionale of voor de gehele Unie geldende positieve externaliteiten die het project genereert. De nationale regulerende instanties analyseren verder de specifieke risico's waaraan de projectpromotoren zich blootstellen, de getroffen maatregelen om die risico's te matigen en de motivering van het risicoprofiel in het licht van de netto positieve effecten van het project in vergelijking met een risicoarmer alternatief. Tot de in aanmerking komende risico's behoren onder meer risico's in verband met nieuwe transmissietechnologieën, zowel onshore als offshore, risico's met betrekking tot een ontoereikende terugwinning van de kosten en ontwikkelingsrisico's.
3. De overeenkomstig het besluit verleende stimulansen houden rekening met de specifieke aard van het opgelopen risico en kunnen onder meer omvatten:
a) regels voor anticiperende investeringen; of
b) regels voor de erkenning van op efficiënte wijze gemaakte kosten voordat het project wordt opgeleverd; of
c) regels om een extra return op het voor het project geïnvesteerde kapitaal te waarborgen; of
d) elke andere maatregel die noodzakelijk en passend wordt geacht.
▌
5. Uiterlijk op 31 juli 2013 legt elke nationale regulerende instantie de door haar gebezigde methoden en criteria, voorzover beschikbaar, voor aan het Agentschap ter beoordeling van investeringen in elektriciteits- en gasinfrastructuurprojecten en de daarbij horende grotere risico's.
5 bis. Uiterlijk op 31 december 2013 faciliteert het Agentschap de uitwisseling van optimale praktijken, waarbij het terdege rekening houdt met de informatie die het uit hoofde van lid 5 van dit artikel heeft ontvangen, en doet overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 713/2009 aanbevelingen betreffende:
a) de in lid 1 bedoelde stimulansen op basis van een benchmarking van optimale praktijken door de nationale regulerende instanties;
b) gemeenschappelijke methoden om de opgelopen grotere risico's van investeringen in elektriciteits- en gasinfrastructuurprojecten te evalueren.
5 ter. Uiterlijk op 31 maart 2014 maakt elke nationale regulerende instantie de door haar gehanteerde methoden en criteria bekend ter beoordeling van investeringen in elektriciteits- en gasinfrastructuuprojecten en de daarbij horende grotere risico's.
6. Indien de in de leden 5 bis en 5 ter bedoelde maatregelen onvoldoende zijn om een tijdige uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang te verzekeren, kan de Commissie richtsnoeren betreffende in dit artikel bedoelde stimulansen publiceren ▌.
HOOFDSTUK VFINANCIERING
Artikel 15Projecten die in aanmerking komen voor financiële bijstand van de Unie
1. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder de punten 1, 2 en 4, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie in de vorm van subsidies voor studies en financiële instrumenten ▌.
2. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2, met uitzondering van projecten voor pompopslag van elektriciteit, komen ook in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie in de vorm van subsidies ▌indien zij aan de volgende criteria voldoen:
a) uit de projectspecifieke kosten-batenanalyse overeenkomstig artikel 13, lid 4, onder (a), blijkt duidelijk dat het project aanzienlijke positieve externaliteiten biedt, zoals energievoorzieningszekerheid, solidariteit of innovatie; en
b) er is over het project een besluit betreffende de grensoverschrijdende kostentoewijzing overeenkomstig artikel 13 vastgesteld; of, met betrekking tot projecten van gemeenschappelijk belang die vallen onder categorie 1 (c) van bijlage II en waarvoor dus geen besluit betreffende de grensoverschrijdende kostentoewijzing is vastgesteld, het project is gericht op verlening van grensoverschrijdende diensten, technologische innovatie en waarborging van de veiligheid van grensoverschrijdend netwerkbeheer; en
c) uit het ondernemingsplan en andere evaluaties door met name potentiële investeerders of crediteurs of door de nationale regulerende instantie blijkt dat het project commercieel niet levensvatbaar is. Bij afweging van de commerciële levensvatbaarheid van het project wordt rekening gehouden met het besluit inzake de stimulansen en de motivering daarvan overeenkomstig artikel 14, lid 2;
2 bis. Projecten van gemeenschappelijk belang die worden uitgevoerd in overeenstemming met de procedure als bedoeld in artikel 5, lid 6, onder c), komen eveneens in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie in de vorm van subsidies voor werkzaamheden indien zij aan de criteria van lid 2 van dit artikel voldoen.
3. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(e) en punt 4, komen ook in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie in de vorm van subsidies voor werkzaamheden ▌, mits de betrokken projectpromotoren de aanzienlijke positieve externaliteiten ten gevolge van de projecten en het gebrek aan commerciële levensvatbaarheid daarvan duidelijk kunnen aantonen, naar blijkt uit het ondernemingsplan en andere uitgevoerde evaluaties, met name door potentiële investeerders en crediteuren, dan wel – waar van toepassing – door de nationale regulerende instantie.
Artikel 15 bisRichtsnoeren voor de criteria voor toekenning van financiële bijstand van de Unie
De specifieke criteria van artikel 4, lid 2, en de maatstaven van artikel 4, lid 4, fungeren tevens als doelstellingen voor de vaststelling van criteria voor de toekenning van financiële bijstand van de Unie in de desbetreffende verordening betreffende een Connecting Europe Facility.
Artikel 15 terUitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden toegekend.
2. De in artikel 3 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar met ingang van …[30]* . De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van deze termijn een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn tegen een dergelijke verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5. Een in overeenstemming met artikel 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling\ aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
HOOFDSTUK VISLOTBEPALINGEN
Artikel 16Rapportering en evaluatie
Uiterlijk in 2017 publiceert de Commissie een verslag over de tenuitvoerlegging van de projecten van gemeenschappelijk belang en legt zij dit voor aan het Europees Parlement en de Raad. In dit verslag wordt een evaluatie gegeven van:
a) de voortgang die is bereikt bij de planning, ontwikkeling, bouw/aanleg en oplevering van de overeenkomstig artikel 3 geselecteerde projecten van gemeenschappelijk belang en, wanneer relevant, de eventuele vertragingen bij de tenuitvoerlegging en de andere ondervonden moeilijkheden;
b) de financiële middelen die voor projecten van gemeenschappelijk belang door de Unie zijn vastgelegd en uitbetaald ▌, afgemeten aan de totale waarde van de gefinancierde projecten van gemeenschappelijk belang;
c) wat de elektriciteits- en gassector betreft, de ontwikkeling van het interconnectieniveau tussen de lidstaten, de daarmee verband houdende ontwikkeling van de energietarieven, alsook het aantal keren dat het netwerksysteem heeft gefaald, de redenen daarvan en de desbetreffende economische kosten;
d) wat de vergunningverlening en inspraak van het publiek betreft:
– de gemiddelde en maximale totale duur van de vergunningsprocedures voor projecten van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van de duur voor elke stap van de vergunningsprocedure, vergeleken met het tijdschema dat voorzien was in het oorspronkelijke schema van grote mijlpalen als bedoeld in artikel 11, lid 2;
– de tegenstand tegen projecten van gemeenschappelijk belang (met name het aantal ingediende bezwaarschriften gedurende het openbare raadplegingsproces, het aantal wettelijke beroepsprocedures, enz.);
- een overzicht van optimale en innovatieve praktijken ten aanzien van de betrokkenheid van belanghebbenden en beperking van de milieuschade tijdens het vergunningverleningsproces en de uitvoering van projecten;
- de effectiviteit van de in artikel 9, lid 2, bedoelde regelingen inzake de naleving van de in artikel 11 vastgestelde termijnen.
e) wat de behandeling op regelgevingsgebied betreft:
– het aantal projecten van gemeenschappelijk belang waarvoor een besluit betreffende de grensoverschrijdende kostentoewijzing overeenkomstig artikel 13 is vastgesteld;
– het aantal en het type projecten van gemeenschappelijk belang waarvoor specifieke stimulansen overeenkomstig artikel 14 zijn verleend.
e bis) de doeltreffendheid van deze verordening bij het helpen verwezenlijken van de doelstellingen inzake marktintegratie voor 2014 en 2015, van de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2020 en – op langere termijn – van het streven om in 2050 een koolstofarme economie te realiseren.
Artikel 17Informatie en publiciteit
De Commissie richt uiterlijk zes maanden na de datum van vaststelling van de eerste Unielijst een infrastructuurtransparantieplatform op met laagdrempelige toegang voor het grote publiek, dat ook toegankelijk is via het internet. Dit platform biedt de volgende informatie:
a) algemene, ▌geactualiseerde informatie, inclusief geografische informatie, in verband met elk project van gemeenschappelijk belang;
b) het in artikel 5, lid 1, gedefinieerde tenuitvoerleggingsplan voor elk project van gemeenschappelijk belang;
c) de voornaamste resultaten van de kosten-batenanalyse op basis van de overeenkomstig artikel 12 uitgewerkte methoden voor de betrokken projecten van gemeenschappelijk belang, exclusief alle commercieel gevoelige informatie;
c bis) de Unielijst;
c ter) de door de Unie toegewezen en uitbetaalde financiële middelen voor elk project van gemeenschappelijk belang.
Artikel 18Overgangsbepalingen
Deze verordening heeft geen invloed op de verlening, voortzetting of wijziging van financiële bijstand die door de Commissie op basis van uitnodiging tot het indienen van voorstellen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie[31] is toegezegd aan de in de bijlagen I en III bij Beschikking nr. 1364/2006/EG genoemde projecten of die in het licht van de streefcijfers is gebaseerd op de desbetreffende uitgavencategorieën voor TEN-E als omschreven in Verordening (EG) nr. 1083/2006van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999[32].
Voor projecten van gemeenschappelijk belang in het stadium van het vergunningverleningsproces, waarvoor een projectontwikkelaar vóór …[33]* een aanvraagdossier heeft ingediend, zijn de bepalingen van hoofdstuk III niet van toepassing.
Artikel 18 bisWijzigingen in Verordening (EG) nr. 713/2009
In Verordening (EG) nr. 713/2009 wordt artikel 22, lid 1, als volgt gewijzigd:
"1. Aan het Agentschap is een vergoeding verschuldigd voor het aanvragen van een vrijstellingsbesluit overeenkomstig artikel 9, lid 1, en voor besluiten inzake grensoverschrijdende kostenverdeling die door het Agentschap worden genomen overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. ... / ... van het Europees Parlement en de Raad van ...[34]*+ inzake richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur.
_____________________
* PB L …[35]++ ".
Artikel 18 terWijzigingen in Verordening (EG) nr. 714/2009
Verordening (EG) nr. 714/2009 wordt als volgt gewijzigd:
(1) Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 3 wordt punt a) vervangen door:
"a) gemeenschappelijke netwerkbeheersinstrumenten om te zorgen voor de coördinatie van de netwerkexploitatie onder normale omstandigheden en in noodsituaties, waaronder een gemeenschappelijk indelingsschema voor incidenten, en onderzoeksplannen. In deze instrumenten wordt onder andere het volgende gespecificeerd:
i) de informatie – met inbegrip van de desbetreffende day-ahead, intra-day en real-time informatie – die moet dienen ter verbetering van de operationele coördinatie, alsmede de optimale frequentie voor het verzamelen en uitwisselen van dergelijke informatie;
ii) het technologisch platform voor de uitwisseling van informatie in real time en, in voorkomend geval, de technologische platforms voor de verzameling, verwerking en overdracht van de overige informatie als bedoeld in punt i), alsmede voor de toepassing van de procedures ter verbetering van de operationele coördinatie tussen transmissiesysteembeheerders, zodat deze coördinatie de gehele Unie kan bestrijken;
iii) de wijze waarop transmissieysteembeheerders operationele informatie beschikbaar stellen aan andere transmissiesysteembeheerders of entiteiten die gemachtigd zijn om hen ten behoeve van de operationele coördinatie te ondersteunen, alsmede aan het Agentschap; en
iv) de aanwijzing door de transmissiesysteembeheerders van een contactpunt dat is belast met het beantwoorden van vragen over die informatie van andere transmissiesysteembeheerders of van gemachtigde entiteiten in de zin van punt iii), dan wel van het Agentschap.
Het ENTSB voor elektriciteit legt de met betrekking tot de bovenstaande punten i) tot en met iv) vastgestelde specificaties uiterlijk op ...[36]*. voor aan het Agentschap en de Commissie.
Binnen 12 maanden na de vaststelling van de specificaties brengt het Agentschap een advies uit waarin het aangeeft in hoeverre deze naar zijn opvatting voldoende bijdragen aan de bevordering van de grensoverschrijdende handel en aan het waarborgen van het optimale beheer, de gecoördineerde werking, het efficiënte gebruik en de evenwichtige technische ontwikkeling van het Europese elektriciteitstransmissienetwerk.".
b) in lid 10 wordt punt a) vervangen door:
"a) berust op de nationale investeringsplannen, rekening houdend met de regionale investeringsplannen bedoeld in artikel 12, lid 1, en, in voorkomend geval, met Unie-aspecten van netwerkplanning als omschreven in Verordening (EU) nr. .../... van het Europees Parlement en de Raad van …*[37]+ betreffende richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur; een en ander wordt onderworpen aan een kosten-batenanalyse onder gebruikmaking van de in artikel 12 van die verordening gedefinieerde methoden;
_________________
1 PB L .. [38]++..".
(2) Artikel 11 wordt vervangen door:
"Artikel 11Kosten
De kosten die met de in de artikelen 4 tot en met 12 en in artikel 12 van Verordening (EU) nr. …/…[39]* genoemde werkzaamheden van het ENTSB voor elektriciteit verbonden zijn, worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en worden in aanmerking genomen bij de berekening van de tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten alleen goed indien deze redelijk en evenredig zijn."
(3) In artikel 18 wordt het volgende lid ingevoegd:
"4 bis. De Commissie kan richtsnoeren vaststellen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de operationele coördinatie tussen de transmissiesysteembeheerders op niveau van de Unie. Deze richtsnoeren moeten verenigbaar zijn met, en voortbouwen op de in artikel 6 van deze verordening bedoelde netcodes en voorts op de vastgestelde specificaties en op het in artikel 8, lid 3, onder a), van deze verordening bedoelde advies van het Agentschap. Bij de vaststelling van deze richtsnoeren houdt de Commissie rekening met de uiteenlopende regionale en nationale operationele vereisten.
Deze richtsnoeren worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 23, lid 3.".
(4) In artikel 23 wordt het volgende lid ingevoegd:
"3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen betreffende de mechanismen voor controle door de lidstaten op de uitoefening door de Commissie van haar uitvoeringsbevoegdheden* van toepassing.
__________________
* PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.".
Artikel 18 quaterWijzigingen in Verordening (EG) nr. 715/2009
Verordening (EG) nr. 715/2009 wordt als volgt gewijzigd:
(1) In artikel 8, lid 10, wordt punt a) vervangen door:
"a) berust op de nationale investeringsplannen, rekening houdend met de regionale investeringsplannen bedoeld in artikel 12, lid 1, en, in voorkomend geval, de Unie- aspecten van netwerkplanning als omschreven in Verordening (EU) nr. .../... van het Europees Parlement en de Raad van….*[40]+ betreffende richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur; een en ander wordt onderworpen aan een kosten-batenanalyse onder gebruikmaking van de in artikel 12 van die verordening gedefinieerde methoden.
__________________
* PB L ...[41]++.".
(2) Artikel 11 wordt vervangen door:
"Artikel 11Kosten
De kosten die verband houden met de activiteiten als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 12 van deze Verordening, en in artikel 12 van Verordening (EU) nr. .../..[42]*. genoemde werkzaamheden van het ENTSB voor gas verbonden zijn, worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en worden in aanmerking genomen bij de berekening van de tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten alleen goed indien deze redelijk en evenredig zijn.".
Artikel 19Intrekking
Beschikking nr. 1364/2006/EG wordt hierbij met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken. Deze verordening brengt geen rechten voort voor de in de bijlagen I en III van Beschikking nr. 1364/2006/EG genoemde projecten.
Artikel 20Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van …[43]* met uitzondering van de artikelen 15 en 15 bis, die van toepassing zijn vanaf de datum van toepassing van de desbetreffende verordening betreffende een Connecting Europe Facility.
Deze richtlijn is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te ...,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De Voorzitter De Voorzitter
________________________
BIJLAGE I
PRIORITAIRE CORRIDORS EN GEBIEDEN VOOR ENERGIE-INFRASTRUCTUUR
Deze verordening is van toepassing op de volgende prioritaire corridors en gebieden van de trans-Europese energie-infrastructuur:
1. PRIORITAIRE ELEKTRICITEITSCORRIDORS
(1) Offshore-elektriciteitsnetwerk in de noordelijke zeeën ("NSOG"): ontwikkeling van het geïntegreerd offshore-elektriciteitsnetwerk en de daaraan gekoppelde interconnectoren in de Noordzee, de Ierse Zee, het Kanaal, de Oostzee en de naburige wateren om elektriciteit te transporteren van hernieuwbare offshore-energiebronnen naar centra van verbruik en opslag en om de grensoverschrijdende uitwisseling van elektriciteit te bevorderen.
Betrokken lidstaten: België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Luxemburg, Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk.
(2) Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in West-Europa ("NSI-West Electricity"): interconnecties tussen lidstaten van de regio onderling en met de mediterrane regio, met inbegrip van het Iberisch schiereiland, met name met het oog op de integratie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en de versterking van de interne netwerkinfrastructuren om de marktintegratie in de regio te bevorderen.
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Malta, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk.
(3) Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI–East Electricity"): interconnecties en interne lijnen in de richtingen noord-zuid en oost-west met het oog op de voltooiing van de interne markt en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit.
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Bulgarije, Kroatië[44], Tsjechië, Cyprus, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië.
(4) Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied voor elektriciteit ("BEMIP Electricity"): interconnecties tussen lidstaten in de Oostzeeregio en dienovereenkomstige versterking van de interne netwerkinfrastructuur teneinde het isolement van de Oostzeelanden te beëindigen en de marktintegratie te bevorderen, onder andere door te werken aan de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte energie in de regio;
Betrokken lidstaten: Denemarken, Estland, Finland, Duitsland, Letland, Litouwen, Polen, Zweden.
2. PRIORITAIRE GASCORRIDORS
(5) Noord-zuid gasinterconnecties in West-Europa ("NSI-West Gas"): gasinfrastructuur voor noord-zuid-gasstromen in West-Europa met het oog op een verdere diversificatie van voorzieningsroutes en de verbetering van de leverbaarheid van gas op korte termijn.
Betrokken lidstaten: België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk.
(6) Noord-zuid gasinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI-East Gas"): gasinfrastructuur voor regionale verbindingen tussen en in de Oostzeeregio, de Adriatische en Egeïsche Zee, de oostelijke Middellandse Zee en de Zwarte Zee, en om de diversificatie en de zekerheid van de gasvoorziening te versterken.
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Bulgarije, Kroatië[45], Cyprus, Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië.
(7) Zuidelijke gascorridor ("SGC"): infrastructuur voor de transmissie van gas van het Kaspische Zeebekken, Centraal-Azië, het Midden-Oosten en het bekken van de oostelijke Middellandse Zee naar de Unie teneinde de diversificatie van de gasvoorziening te versterken.
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Bulgarije, Kroatië[46], Tsjechië, Cyprus, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Griekenland, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië;
(8) Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied voor gas ("BEMIP Gas"): gasinfrastructuur om een einde te maken aan het isolement van de drie Oostzeelanden en Finland, alsook hun afhankelijkheid van één leverancier, om de interne netwerkinfrastructuur dienovereenkomstig te versterken en om de diversificatie en de zekerheid van de voorziening in de Oostzeeregio te vergroten.
Betrokken lidstaten: Denemarken, Estland, Finland, Duitsland, Letland, Litouwen, Polen, Zweden.
3. PRIORITAIRE OLIECORRIDOR
(9) Olievoorzieningsverbindingen in middenoostelijk Europa ("OSC"): interoperabiliteit van het oliepijpleidingsnetwerk in middenoostelijk Europa teneinde de voorzieningszekerheid te versterken en de milieurisico's te verminderen.
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Kroatië[47], Tsjechië, Duitsland, Hongarije, Polen, Slowakije.
4. PRIORITAIRE THEMATISCHE GEBIEDEN
(10) Uitrol van slimme netwerken: invoering van technologieën voor slimme netwerken in het geheel van de Unie teneinde het gedrag en de acties van alle met het netwerk verbonden gebruikers op efficiënte wijze te integreren, met name de opwekking van grote hoeveelheden elektriciteit uit hernieuwbare of gedecentraliseerde energiebronnen en vraagrespons van klanten.
Betrokken lidstaten: alle.
(11) Elektriciteitssnelwegen: eerste elektriciteitssnelwegen in 2020 met het oogmerk een elektriciteitssnelwegsysteem in het geheel van de Unie uit te bouwen dat in staat is om:
a) het toenemende surplus aan windenergie in en rond de noordelijke zeeën en de Oostzee en de toenemende hernieuwbare elektriciteitsproductie in Oost- en Zuid-Europa alsmede Noord-Afrika op te vangen;
b) deze nieuwe productiehubs te verbinden met de grote opslagfaciliteiten in de noordelijke landen en de Alpen en andere regio's met grote verbruikscentra, en
c) een steeds variabeler en gedecentraliseerder elektriciteitsaanbod en een flexibele elektriciteitsvraag te ondervangen;
Betrokken lidstaten: alle.
(12) Grensoverschrijdend kooldioxidenetwerk: ontwikkeling van een infrastructuur voor het transport van kooldioxide tussen lidstaten onderling en met naburige derde landen met het oog op de tenuitvoerlegging van kooldioxideafvang en -opslag.
Betrokken lidstaten: alle.
________________________
BIJLAGE IICATEGORIEËN ENERGIE-INFRASTRUCTUUR
De energie-infrastructuurcategorieën die moet worden ontwikkeld om de in bijlage I genoemde prioriteiten qua energie-infrastructuur ten uitvoer te leggen, zijn de volgende:
(1) Elektriciteit:
a) bovengrondse hoogspanningstransmissielijnen, mits zij zijn ontworpen voor een spanning van 220 kV of meer, en ondergrondse of onder de zee lopende transmissiekabels, mits zij zijn ontworpen voor een spanning van 150 kV of meer;
b) wat met name elektriciteitssnelwegen betreft, alle fysieke uitrusting die is ontworpen om het transport van elektriciteit over het hoogspannings- of ultrahoogspanningsnet mogelijk te maken met het oog op de verbinding van grote hoeveelheden elektriciteit, opgewekt of opgeslagen in verscheidene lidstaten of derde landen, met grootschalig elektriciteitsverbruik in één of meer andere lidstaten;
c) elektriciteitsopslagfaciliteiten gebruikt voor de permanente of tijdelijke opslag van elektriciteit in boven- of ondergrondse infrastructuur of geologische locaties, mits zij direct zijn verbonden met hoogspanningstransmissielijnen ontworpen voor een spanning van 110 kV of meer;
d) elke uitrusting of installatie die essentieel is om ervoor te zorgen dat de in a) t/m c) omschreven systemen op een veilige, beveiligde en efficiënte wijze kunnen functioneren, met inbegrip van beschermings-, monitorings- en toezichtssystemen op alle spanningsniveaus en onderstations;
e) elke uitrusting of installatie, zowel op transmissie- als op middenspanningsdistributieniveau, waarmee digitale tweewegscommunicatie, real-time of bijna real-time, interactieve en intelligente monitoring en sturing van elektriciteitsproductie, -transmissie, -distributie en -verbruik binnen een elektriciteitsnetwerk wordt beoogd met het oog op de ontwikkeling van een netwerk dat op een efficiënte wijze het gedrag en de acties van alle met het netwerk verbonden gebruikers – producenten, consumenten en die welke beide doen – integreert om zo een economisch efficiënt en duurzaam elektriciteitssysteem tot stand te brengen met slechts beperkte verliezen, van hoge kwaliteit, met grote voorzieningszekerheid en goed beveiligd.
(2) Gas:
a) transmissiepijpleidingen voor het transport van aardgas en biogas die deel uitmaken van een netwerk dat grotendeels bestaat uit hogedrukpijpleidingen, exclusief hogedrukpijpleidingen die worden gebruikt voor de upstream- of lokale distributie van aardgas;
b) met de hierboven bedoelde hogedrukgaspijpleidingen verbonden ondergrondse opslagfaciliteiten;
c) faciliteiten voor de ontvangst, opslag en hervergassing of decompressie van vloeibaar gemaakt aardgas (LNG) of gecomprimeerd aardgas (CNG);
d) elke uitrusting of installatie die essentieel is voor een veilige, beveiligde en efficiënte exploitatie van het systeem of om een bidirectionele capaciteit mogelijk te maken, met inbegrip van compressorstations;
(3) Olie:
a) pijpleidingen gebruikt voor het transport van ruwe aardolie;
b) pompstations en opslagfaciliteiten die vereist zijn voor de exploitatie van pijpleidingen voor ruwe aardolie;
c) elke uitrusting of installatie die essentieel is om het mogelijk te maken dat het systeem in kwestie op een behoorlijke, veilige en efficiënte wijze functioneert, met inbegrip van beschermings-, monitorings- en toezichtssystemen en reverse-flow-apparatuur.
(4) Kooldioxide:
a) specifieke pijpleidingen, die niet tot het upstream-pijpleidingsnet behoren, gebruikt voor het transport van kooldioxide van menselijke oorsprong uit meer dan één bron, d.w.z. industriële installaties (inclusief elektriciteitscentrales) die kooldioxidegas produceren ten gevolge van verbranding of andere chemische reacties waarbij verbindingen betrokken zijn die koolstof van al dan niet fossiele aard bevatten, met het oog op de permanente geologische opslag van die kooldioxide overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG;
b) faciliteiten voor het vloeibaar maken en voor de bufferopslag van kooldioxide met het oog op het verdere transport ervan. Dit omvat niet de infrastructuur binnen een geologische formatie die wordt gebruikt voor de permanente geologische opslag van kooldioxide overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG en de daarmee verband houdende injectiefaciliteiten en andere faciliteiten aan de oppervlakte;
c) elke uitrusting of installatie die essentieel is om het mogelijk te maken dat het systeem in kwestie op een behoorlijke, veilige en efficiënte wijze functioneert, met inbegrip van beschermings-, monitorings- en toezichtssystemen.
________________________
BIJLAGE III
REGIONALE LIJSTEN VAN PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG
1. REGELS VOOR ▌GROEPEN
(1) In het geval van elektriciteitsprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, nationale regulerende instanties, TSBs, alsmede de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor elektriciteit.
In het geval van gasprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, nationale regulerende instanties, TSBs, alsmede de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor gas.
In het geval van projecten voor het transport van olie en kooldioxide die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3 en 4, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten en de Commissie.
(1 bis) De besluitvormingsorganen van de Groepen kunnen worden samengevoegd. Alle Groepen of besluitvormingsorganen komen bijeen, indien daartoe aanleiding bestaat, om kwesties te bespreken die alle Groepen raken; het kan daarbij onder meer gaan om kwesties die relevant zijn voor de transregionale consistentie of het aantal voorgestelde projecten in de regionale ontwerplijsten dat onbeheersbaar dreigt te worden.
(2) Elke Groep organiseert zijn werkzaamheden in lijn met regionale samenwerkingsinspanningen overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2009/72/EG, artikel 7 van Richtlijn 2009/73/EG, artikel 12 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 715/2009 en andere bestaande regionale samenwerkingsverbanden.
(3) Elke Groep nodigt, naargelang dit nuttig is voor de tenuitvoerlegging van de in bijlage I vastgestelde relevante prioriteiten, promotoren van een project dat eventueel in aanmerking komt voor selectie als project van gemeenschappelijk belang, alsmede vertegenwoordigers uit van nationale administraties, regulerende instanties, ▌en TSBs van EU-kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, de lidstaten van de Europese economische ruimte en de Europese Vrijhandelsassociatie, instellingen en lichamen van de Energiegemeenschap, landen die vallen onder het Europese nabuurschapsbeleid en landen waarmee de Unie een specifieke samenwerking op energiegebied heeft opgezet. Het besluit om vertegenwoordigers van een derde land uit te nodigen wordt genomen op basis van consensus.
(4) Elke Groep raadpleegt de organisaties die de relevante belanghebbenden vertegenwoordigen – en, indien zulks passend wordt geacht, de belanghebbenden zelf – met inbegrip van producenten, distributiesysteembeheerders, leveranciers en consumenten en ▌organisaties voor de bescherming van het milieu. Wanneer dat nuttig is voor de verwezenlijking van zijn taken kan de Groep hoorzittingen of raadplegingsrondes opzetten.
(4 bis) De interne voorschriften, een bijgewerkte lijst van ledenorganisaties, regelmatig bijgewerkte informatie omtrent de voortgang van de werkzaamheden, vergaderagenda's, alsmede de definitieve conclusies en besluiten van elke Groep worden door de Commissie gepubliceerd op het in artikel 17 bedoelde transparantieplatform.
(4 ter) De Commissie, het Agentschap en de Groepen streven naar consistentie tussen de verschillende Groepen. Met het oog daarop zien de Commissie en het Agentschap erop toe dat er waar nodig tussen de betrokken Groepen informatie wordt uitgewisseld over alle werkzaamheden die van interregionaal belang zijn.
De deelname van nationale regulerende instanties en het Agentschap aan de Groepen brengt de verwezenlijking van hun doelstellingen en de vervulling van hun taken overeenkomstig deze verordening of overeenkomstig de artikelen 36 en 37 van Richtlijn 2009/72/EG en de artikelen 40 en 41 van Richtlijn 2009/73/EG, of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 731/2009, niet in gevaar.
2. PROCEDURE VOOR DE OPSTELLING VAN REGIONALE LIJSTEN
(1) Promotoren van een project dat potentieel in aanmerking komt voor selectie als een project van gemeenschappelijk belang waarvoor de status van project van algemeen belang wordt geambieerd, dienen bij de ▌Groep een aanvraag in voor selectie als project van gemeenschappelijk belang, die het volgende omvat:
- een beoordeling van de projecten uit het oogpunt van hun bijdrage tot de tenuitvoerlegging van de in bijlage I genoemde prioriteiten;
- een analyse van de wijze waarop is voldaan aan de in artikel 4 omschreven relevante criteria;
- voor projecten die voldoende zijn uitgewerkt, een project-specifieke kosten-batenanalyse in overeenstemming met het bepaalde in artikel 18 bis en op basis van de methoden die zijn ontwikkeld door de ENTSB's overeenkomstig artikel 12; en
- alle andere relevante informatie voor de beoordeling van het project.
(2) Alle begunstigden nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.
(3) Na de vaststelling van de eerste Unielijst geldt voor alle daarna vastgestelde Unielijsten dat de voorgestelde elektriciteitstransmissie- en -opslagprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a), (b) en (d), een onderdeel vormen van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit, vastgesteld door het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009.
(4) Na de vaststelling van de eerste Unielijst geldt voor alle daarna vastgestelde Unielijsten dat de voorgestelde gasinfrastructuurprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, een onderdeel vormen van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit, vastgesteld door het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 715/2009.
(4 bis) De projectvoorstellen die worden ingediend om voor opname in de eerste Unielijst, en die niet eerder zijn geëvalueerd overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009, moeten op het niveau van het voor de hele Unie geldende systeem worden beoordeeld:
- door het ENTSB voor elektriciteit conform de methoden die zijn toegepast in het kader van het laatst beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor projecten die vallen onder punt 1 (a), (b) en (d) van bijlage II;
- door het ENTSB voor gas of door een derde partij, en wel op een consistente wijze die berust op objectieve methoden voor projecten die vallen onder punt 2 van bijlage II;
- uiterlijk op ...[48]* publiceert de Commissie richtsnoeren over de criteria die door het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas moeten worden toegepast bij de ontwikkeling van de respectieve tienjarige netwerkontwikkelingsplannen als bedoeld in de punten (3) en (4), teneinde gelijke behandeling en transparantie van het proces te waarborgen.
(5) Voorgestelde projecten voor het transport van kooldioxide die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 4, worden ingediend als onderdeel van een door ten minste twee lidstaten uitgewerkt plan voor de ontwikkeling van grensoverschrijdend transport en grensoverschrijdende opslag van kooldioxide, bij de Commissie in te dienen door de betrokken lidstaten of door die lidstaten aangewezen entiteiten.
(5 bis) Voor projectvoorstellen die onder de categorieën in de punten 1 en 2 van bijlage II vallen, zien de nationale regulerende instanties, en zo nodig het Agentschap – eventueel in het kader van de regionale samenwerking (artikel 6 van Richtlijn 2009/72/EG, artikel genoemde 7 van Richtlijn 2009/73/EG) – toe op de consequente toepassing van de criteria c.q. gebezigde methoden voor de kosten-batenanalyse, en evalueren de grensoverschrijdende relevantie daarvan. Zij leggen hun beoordeling voor aan de Groep.
(5 ter) Bij voorgestelde olieprojecten en projecten voor het transport van kooldioxide die vallen binnen de in bijlage II, onder punt 3 en 4, genoemde categorieën, evalueert de Commissie de inachtneming van de criteria van artikel 4. Voor voorgestelde kooldioxideprojecten die vallen binnen de categorie van bijlage II, punt 4, houdt de Commissie tevens rekening met het potentieel voor toekomstige uitbreiding met nieuwe lidstaten. De Commissie legt haar beoordeling voor aan de Groep.
(5 quater) Elke lidstaat op wiens grondgebied een voorgesteld project geen betrekking heeft, maar waarop het voorgestelde project een netto positieve impact of een potentieel significant effect kan hebben, bijvoorbeeld op het milieu of op de werking van de energie-infrastructuur op zijn grondgebied, kan aan de Groep een advies voorleggen met vermelding van zijn bezwaren.
(5 quinquies) Het besluitvormingsorgaan van de Groep onderzoekt op verzoek van een lidstaat of van de Groep de redenen die een lidstaat overeenkomstig artikel 3, lid 3, heeft aangevoerd om een project van gemeenschappelijk belang met betrekking tot zijn grondgebied niet goed te keuren.
(5 sexies) De Groep komt bijeen om de voorgestelde projecten te onderzoeken en te rangschikken, rekening houdend met de beoordeling van de regelgevers of van de beoordeling van de Commissie met betrekking tot projecten voor het vervoer van olie en kooldioxide.
(5 septies) De door de Groepen opgestelde regionale ontwerplijsten van voorgestelde projecten die onder de categorieën in de punten 1 en 2 van bijlage II vallen, moeten samen met eventuele adviezen als bedoeld in punt (5 quater) zes maanden vóór de datum waarop de Unielijst wordt vastgesteld bij het Agentschap worden ingediend. De regionale ontwerplijsten en de bijbehorende adviezen moeten binnen drie maanden na de datum van ontvangst door het Agentschap worden beoordeeld. Het Agentschap brengt een advies uit over de regionale ontwerplijsten, met name over de consistente toepassing van de criteria en de transregionale kosten-batenanalyse. Het advies van het Agentschap wordt goedgekeurd volgens de procedure van artikel 15, lid 1, van Verordening nr. 713/2009.
(5 octies) Binnen een maand na de datum van ontvangst van het advies van het Agentschap, stelt het besluitvormingsorgaan van elke Groep met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, lid 3, zijn definitieve regionale lijst vast op basis van het voorstel van de Groepen en rekening houdend met het advies van het Agentschap en de beoordeling van de nationale regulerende instanties, ingediend conform punt (5 bis), dan wel van de beoordeling van de Commissie betreffende projecten voor het vervoer van olie en kooldioxide die zijn voorgesteld overeenkomstig punt (5 ter). De Groepen leggen de definitieve regionale lijsten voor aan de Commissie, samen met alle adviezen als omschreven in punt (5 quater).
(5 nonies) Indien het totale aantal voorgestelde projecten van gemeenschappelijk belang op de Unielijst, op basis van de ontvangen regionale lijsten en rekening houdend met het advies van het Agentschap, een beheersbaar aantal zou overschrijden, overweegt de Commissie, na raadpleging van iedere betrokken Groep, projecten van de Unielijst die door de betrokken Groep als laagste zijn gerangschikt op de overeenkomstig artikel 4, lid 4, vastgestelde ranglijst niet op te nemen.
BIJLAGE IV
REGELS EN INDICATOREN BETREFFENDE CRITERIA VOOR PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG
(1) Een project met een aanzienlijk grensoverschrijdend effect is een op het grondgebied van een lidstaat uit te voeren project dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
a) bij elektriciteitstransmissie: het project versterkt de transmissiecapaciteit van het net, dan wel de voor commerciële stromen beschikbare capaciteit, aan de grens van die lidstaat met één of meer andere lidstaten of aan elke relevante dwarsdoorsnede van diezelfde transmissiecorridor – waardoor deze grensoverschrijdende nettransmissiecapaciteit wordt verhoogd – met minimaal 500 MW ten opzichte van de situatie zonder uitvoering van het project;
b) bij elektriciteitsopslag: het project voorziet in een geïnstalleerde capaciteit van minimaal 225 MW en heeft een opslagcapaciteit die een jaarlijkse elektriciteitsopwekking van 250 Gigawattuur/jaar mogelijk maakt;
c) bij gastransmissie: het project betreft een investering in bidirectionele capaciteit of een wijziging van de capaciteit om gas te transporteren over de grenzen van de betrokken lidstaten heen met minimaal 10% ten opzichte van de situatie voorafgaand aan de uitvoering van het project;
d) bij gasopslag of vloeibaar/gecomprimeerd aardgas: het project heeft tot doel om op directe of indirecte wijze ten minste twee lidstaten van gas te voorzien of om te voldoen aan de infrastructuurnorm (de "N-1-regel") op regionaal niveau overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 994/2010;
e) bij slimme netwerken: het project is ontworpen voor apparatuur en installaties op hoogspannings- en middenspanningsniveau ontworpen voor een spanning van minimaal 10kV. Bij het project zijn transmissie- en distributiesysteembeheerders van ten minste twee lidstaten betrokken, die minimaal 50 000 gebruikers bedienen die elektriciteit opwekken of verbruiken of die beide doen in een verbruiksgebied van minimaal 300 Gigawattuur/jaar en waarvan ten minste 20% wordt opgewekt door variabele bronnen.
(2) Wat projecten betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d), worden de criteria van Artikel 4 als volgt gehanteerd:
a) de marktintegratie, mededinging en systeemflexibiliteit worden bepaald in lijn met de in het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit voor de gehele Unie gemaakte analyse, meer bepaald door:
– de berekening, voor grensoverschrijdende projecten, van het effect van de netwerktransmissiecapaciteit in beide stroomrichtingen, gemeten als hoeveelheid vermogen (in megawatt) en hun bijdrage aan het bereiken van de minimale interconnectiecapaciteit van 10% van hun geïnstalleerde productiecapaciteit of, voor projecten met aanzienlijke grensoverschrijdende effecten, van het effect op de netwerktransmissiecapaciteit aan de grenzen tussen de betrokken lidstaten, tussen betrokken lidstaten en derde landen of binnen de betrokken lidstaten en het effect op de onderlinge afstemming van vraag en aanbod en de netwerkoperaties in de betrokken lidstaten;
– evaluatie van het effect, voor het analysegebied als gedefinieerd in punt 10 van bijlage V, in termen van de opwekkings- en transmissiekosten voor het gehele energiesysteem en de ontwikkeling en convergentie van de markttarieven ten gevolge van een project overeenkomstig verschillende planningsscenario's, in het bijzonder rekening houdend met de variaties die worden teweeggebracht op de 'merit order' (rangorde van in te zetten capaciteit).
b) de transmissie van hernieuwbare energie naar belangrijke verbruikscentra en opslagfaciliteiten wordt afgewogen in lijn met de in het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit gemaakte analyse, met name:
– bij elektriciteitstransmissie: door raming van de capaciteit voor opwekking uit hernieuwbare energiebronnen (per technologie, in megawatt) die dankzij het project met het netwerk is verbonden en wordt getransporteerd, in vergelijking met de hoeveelheid geplande totale opwekkingscapaciteit uit deze types van hernieuwbare energiebronnen in de betrokken lidstaat in 2020 overeenkomstig de nationale actieplannen voor hernieuwbare energie als gedefinieerd in artikel 4 van Richtlijn 2009/28/EG.
– bij elektriciteitsopslag: door vergelijking van de door het project geleverde nieuwe capaciteit met de totale capaciteit voor dezelfde opslagtechnologie binnen het analysegebied als gedefinieerd in punt 10 van bijlage V.
c) de voorzieningszekerheid, de interoperabiliteit en de veilige exploitatie van het systeem worden afgewogen in lijn met de in het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit gemaakte analyse, met name door evaluatie van de effecten van het project op de Loss-of-Load-Expectation (de probabiliteit dat niet aan de vraag kan worden voldaan) voor het analysegebied als gedefinieerd in punt 10 van bijlage V in termen van adequaatheid van opwekking en transmissie voor een reeks karakteristieke belastingsperiodes, rekening houdend met de verwachte wijzigingen op het gebied van klimaatgerelateerde extreme weersomstandigheden en het effect daarvan op de veerkracht van de infrastructuur. Voorzover van toepassing dient ook de impact van het project in termen van onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van systeembeheer en dienstverlening te worden gemeten.
▌
(3) Wat projecten betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, worden de criteria van artikel 4 als volgt gehanteerd:
a) de marktintegratie en de interoperabiliteit worden bepaald door berekening van de aanvullende waarde van het project voor de integratie van marktgebieden en de tariefconvergentie, alsook voor de algemene flexibiliteit van het systeem, inclusief het aangeboden niveau van capaciteit voor bidirectionele stromen bij diverse scenario's.
b) de mededinging wordt gemeten aan de hand van de diversificatie, met inbegrip van de vergemakkelijking van de toegang tot inheemse voorzieningsbronnen, rekening houdend met achtereenvolgens: de diversificatie van de bronnen; de diversificatie van de tegenpartijen; de diversificatie van de routes; het effect van de nieuwe capaciteit op de HHI-index berekend op capaciteitsniveau voor het analysegebied als gedefinieerd in punt 10 van bijlage V.
c) de gasvoorzieningszekerheid wordt bepaald door berekening van de extra waarde van het project voor de korte- en langetermijnveerkracht van het gassysteem van de Unie en voor de versterking van de resterende flexibiliteit van het systeem om het hoofd te bieden aan onderbrekingen van de voorziening van de lidstaten in diverse scenario's, alsmede de extra capaciteit die dankzij het project wordt geboden wanneer wordt gekeken naar de infrastructuurnorm (de "N-1-regel") op regionaal niveau overeenkomstig artikel 6, lid 3 van Verordening (EU) nr. 994/2010.
d) de duurzaamheid wordt gemeten als de bijdrage van een project aan de vermindering van de emissies, de ondersteuning van de back-up van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen of het transport van elektriciteit-naar-gas en biogas, rekening houdend met de verwachte wijziging van de klimatologische omstandigheden.
(4) Wat projecten betreft die vallen binnen de categorie van bijlage II, onder punt 1(e), wordt elke in artikel 4 genoemde functie afgemeten aan de volgende criteria:
a) duurzaamheidsniveau: de inachtneming van dit criterium wordt gemeten door evaluatie van de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en evaluatie van de milieueffecten van de elektriciteitsnetwerkinfrastructuur;
b) capaciteit van de transmissie- en distributienetten om te koppelen met en elektriciteit te brengen naar en van de gebruiker: dit criterium wordt gemeten door een raming te maken van de geïnstalleerde capaciteit van verspreide energiebronnen in de distributienetwerken, de toegestane maximale injectie van elektriciteit zonder risico op congestie in de transmissienetten, en de energie die niet uit de hernieuwbare bronnen kan worden gehaald ten gevolge van congestie- en/of veiligheidsrisico's;
c) netwerkconnectiviteit en toegang tot alle categorieën van netwerkgebruikers: dit criterium wordt afgewogen door een evaluatie van de methoden die zijn vastgesteld om heffingen en tarieven te berekenen, en door een evaluatie van hun structuur, voor producenten, consumenten en personen die beide doen, en van de operationele flexibiliteit die wordt verkregen dankzij dynamische balancering van elektriciteit in het netwerk;
d) veiligheid en kwaliteit van de voorziening: dit criterium wordt afgewogen door evaluatie van de verhouding van de betrouwbare beschikbare opwekkingscapaciteit ten opzichte van de piekvraag, het aandeel van uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerde elektriciteit, de stabiliteit van het elektriciteitssysteem, de duur en frequentie van stroomonderbrekingen per klant, inclusief klimaatgerelateerde storingen, en de prestaties op het gebied van de kwaliteit van de spanning;
e) efficiëntie en kwaliteit van de dienst bij elektriciteitsvoorziening en exploitatie van het net: dit criterium wordt gemeten door een evaluatie te maken van de verliezen in de transmissie- en distributienetwerken, de verhouding tussen minimum- en maximumelektriciteitsvraag binnen een bepaald tijdsbestek, de door de vraag gestuurde deelname aan de elektriciteitsmarkten en aan energie-efficiëntiemaatregelen, het percentage gebruik (d.w.z. de gemiddelde belasting) van elektriciteitsnetwerkcomponenten, de beschikbaarheid van netwerkcomponenten (gerelateerd aan al dan niet geplande onderhoudswerkzaamheden) en het effect daarvan op de netwerkprestaties, en de feitelijke beschikbaarheid van de netwerkcapaciteit ten opzichte van de standaardwaarde daarvoor;
f) bijdrage tot grensoverschrijdende elektriciteitsmarkten door load-flow-controle teneinde loop-flows te voorkomen en de interconnectiecapaciteit te vergroten: dit criterium wordt gemeten door een raming te maken van de verhouding tussen de interconnectiecapaciteit van een lidstaat en de elektriciteitsvraag daarvan, de exploitatie van de interconnectiecapaciteit en de congestieheffingen bij de relevante interconnecties.
(5) Wat olietransportprojecten betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3, worden de criteria van Artikel 4 als volgt gemeten:
a) de olievoorzieningszekerheid wordt bepaald via een evaluatie van de extra waarde van de nieuwe door het project geleverde capaciteit voor de veerkracht op korte en lange termijn van het systeem en de resterende flexibiliteit van het systeem om het hoofd te bieden aan onderbrekingen van de voorziening in diverse scenario's;
b) de interoperabiliteit wordt gemeten door een evaluatie van de mate waarin het project de functionering van het olienetwerk verbetert, met name door te voorzien in de mogelijkheid van bidirectionele stromen;
c) het efficiënt en duurzaam gebruik van hulpbronnen wordt geëvalueerd door een evaluatie van de mate waarin het project gebruik maakt van reeds bestaande infrastructuur en bijdraagt tot een minimalisering van de milieubelasting, de klimaatverandering en de desbetreffende risico's.
BIJLAGE VKOSTEN-BATENANALYSE VOOR HET GEHELE ENERGIESYSTEEM
De methoden voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem voor projecten van gemeenschappelijk belang moeten voldoen aan de in deze bijlage opgenomen beginselen.
(1) De methoden zijn gebaseerd op een gemeenschappelijke gegevensverzameling met betrekking tot de elektriciteits- en gassystemen van de Unie in de jaren n+5, n+10, n+15 en n+20, waarbij n het jaar is waarin de analyse is uitgevoerd. Bedoelde gegevensverzameling omvat minimaal:
a) voor de elektriciteitssector: scenario's voor de vraag, de productiecapaciteit per brandstoftype (biomassa, geothermisch, waterkracht, gas, kernenergie, olie, vaste brandstoffen, wind, fotovoltaïsch, geconcentreerde zonne-energie, andere hernieuwbare energiebronnen) en de geografische spreiding ervan, brandstofprijzen (inclusief voor biomassa, steenkool, gas en olie), kooldioxidetarieven, de samenstelling van het transmissie- en, wanneer relevant, het distributienet en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe belangrijke projecten voor opwekking (inclusief capaciteit toegerust voor de afvang van kooldioxide), opslag en transmissie waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd aan het eind van het jaar n+5;
b) voor de gassector: scenario's voor de vraag, invoer, brandstofprijzen (inclusief kolen, gas en olie), kooldioxidetarieven, de samenstelling van het transmissienetwerk en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe projecten waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd aan het eind van het jaar n+5;
(2) De gegevensverzameling vormt een weerspiegeling van het Unierecht en het nationaal recht die van kracht zijn op de datum van de analyse. De voor elektriciteit, respectievelijk gas, gebruikte gegevensverzamelingen moeten vergelijkbaar zijn, in het bijzonder wat de aannamen betreft inzake tarieven en volumes op elke markt. De gegevensverzameling wordt uitgewerkt na formele raadpleging van de lidstaten en de organisaties die de relevante belanghebbenden vertegenwoordigen. De Commissie en het Agentschap waarborgen de toegang tot de eventueel vereiste commerciële gegevens van derde partijen.
(3) De methoden vormen een leidraad voor de ontwikkeling en het gebruik van de voor de kosten-batenanalyse vereiste netwerk- en marktmodellering.
(4) De kosten-batenanalyse wordt gebaseerd op een geharmoniseerde evaluatie van de kosten en baten van de verschillende categorieën projecten en heeft minimaal betrekking op de in punt 1 bedoelde periode.
(5) In de kosten-batenanalyse wordt minimaal rekening gehouden met de volgende kosten: kapitaaluitgaven, operationele en onderhoudskosten gedurende de hele levensloop van het project en, wanneer van toepassing, ontmantelings- en afvalbeheerkosten. De methoden vormen een leidraad voor de bij de berekeningen te gebruiken discontovoeten.
(6) Bij elektriciteitstransmissie en -opslag wordt in de kosten-batenanalyse minimaal rekening gehouden met het effect en de vergoedingen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 714/2009, de effecten op de in bijlage IV omschreven indicatoren en de volgende effecten ▌:
▌
b) broeikasgasemissies en transmissieverliezen over de technische levensloop van het project;
c) toekomstige kosten van investeringen voor productie en transmissie over de technische levensloop van het project;
d) operationele flexibiliteit, inclusief optimalisering van de regulering van het vermogen en bijkomende diensten;
e) veerkracht van het systeem, met inbegrip van bestandheid tegen rampen en klimaatomstandigheden, en systeemveiligheid, met name voor Europese kritische infrastructuur als omschreven in Richtlijn 2008/114/EG.
(7) Voor de gassector wordt bij de kosten-batenanalyse minimaal rekening gehouden met de marktonderzoeken, ▌het effect op de in bijlage IV omschreven indicatoren en de volgende effecten:
▌
b) ▌bestandheid tegen rampen en klimaatomstandigheden, en systeemveiligheid, met name voor Europese kritische infrastructuur als omschreven in Richtlijn 2008/114/EG;
▌
e) ▌congestie op het gasnetwerk.
(8) Bij slimme netwerken wordt in de kosten-batenanalyse rekening gehouden met de effecten op de in bijlage IV omschreven indicatoren.
(9) De gedetailleerde methode die wordt gebruikt om rekening te houden met de in de punten 6 t/m 8 bedoelde indicatoren wordt uitgewerkt na formele raadpleging van de lidstaten en de organisaties die alle relevante belanghebbenden vertegenwoordigen.
(10) In de methodologie wordt ▌de analyse omschreven die moet worden uitgevoerd, op basis van de relevante gegevensverzameling, door bepaling van de effecten van de kosten-batenanalyse met en zonder het project. Het analysegebied van een specifiek project omvat alle lidstaten en derde landen op het grondgebied waarvan het project wordt uitgevoerd, alle directe naburige lidstaten en alle andere lidstaten die op aanzienlijke wijze de effecten van het project voelen.
(11) ▌Uit de analyse moet blijken op welke lidstaten het project een positieve impact heeft (begunstigden) en op welke lidstaten het project een negatieve impact heeft (kostendragers). Elke kosten-batenanalyse omvat gevoeligheidsanalyses inzake de inputgegevensverzameling, de opleveringsdatum van verschillende projecten in hetzelfde analysegebied en andere relevante parameters.
(12) De beheerders van transmissiesystemen, opslagsystemen, terminals voor gecomprimeerd en vloeibaar gemaakt aardgas en distributiesystemen wisselen de informatie uit die vereist is voor de uitwerking van de methoden, met inbegrip van de relevante netwerk- en marktmodellering. Elke transmissie- of distributiesysteembeheerder die informatie verzamelt namens andere transmissie- of distributiesysteembeheerders verstrekt de deelnemende transmissie- en distributiesysteembeheerders de resultaten met betrekking tot de gegevensverzameling.
(13) Voor de interne markt voor elektriciteit en gas en het in artikel 12, lid 8, bedoelde netwerkmodel heeft de in punt 1 bedoelde inputgegevensverzameling betrekking op de jaren n+10, n+20 en n+30 en maakt het model een volledige beoordeling mogelijk van de economische, maatschappelijke en milieueffecten, in het bijzonder door opname van de externe kosten zoals die in verband met de uitstoot van broeikasgassen en conventionele verontreinigende stoffen of de voorzieningszekerheid.
BIJLAGE VIRICHTSNOEREN VOOR TRANSPARANTIE EN INSPRAAK VAN HET PUBLIEK
(1) In de in artikel 10, lid 1, bedoelde handleiding ▌worden minimaal de volgende elementen gespecificeerd:
a) het desbetreffende recht waarop de besluiten en adviezen zijn gebaseerd voor de verschillende types projecten van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van de milieurecht;
b) de desbetreffende besluiten en in te winnen adviezen;
c) de namen en contactgegevens van de bevoegde instantie, andere autoriteiten en voornaamste betrokken partijen;
d) de work flow, met een overzicht van alle fasen van het proces, met inbegrip van een indicatief tijdschema en een beknopt overzicht van het besluitvormingsproces;
e) informatie over de omvang, structuur en gedetailleerdheid van de documenten die samen met de aanvragen voor besluiten moeten worden ingediend, inclusief een checklist;
f) de fasen en middelen voor het grote publiek om deel te nemen aan het proces.
(1 bis) Het in artikel 11, lid 2, onder b), bedoelde gedetailleerde schema vermeldt ten minste:
a) de vast te stellen besluiten en in te winnen adviezen;
b) de autoriteiten, belanghebbenden en bevolking die waarschijnlijk betrokken zijn;
c) de afzonderlijke fasen van de procedure en de duur daarvan;
d) de belangrijkste mijlpalen en de desbetreffende termijnen met het oog op het vast te stellen raambesluit;
e) de door de autoriteiten voorziene middelen en de eventuele behoefte aan extra middelen.
(2) Om de inspraak van het publiek bij het vergunningverleningsproces te vergroten en om voorafgaand daaraan voor informatievoorziening en dialoog met het publiek te zorgen, worden de volgende beginselen toegepast:
a) De bij een project van gemeenschappelijk belang betrokken partijen, inclusief de betrokken nationale, regionale en locale autoriteiten, grondeigenaren en in de omgeving van het project wonende burgers, het algemene publiek en de verenigingen, organisaties of groepen daarvan worden in een vroege fase van het project, wanneer met potentiële bezwaren bij het publiek nog rekening kan worden gehouden, uitvoerig geïnformeerd en geraadpleegd op een open en transparante manier. Wanneer van toepassing ondersteunt de bevoegde instantie op actieve wijze de door de projectpromotor opgezette activiteiten.
b) De bevoegde instanties waken erover dat de openbare raadplegingsprocedures voor projecten van gemeenschappelijk belang zo mogelijk worden gegroepeerd. Elke openbare raadpleging moet betrekking hebben op alle aspecten die relevant zijn voor de desbetreffende specifieke fase van de procedure. Een aspect dat relevant is voor een specifieke fase van het project wordt niet behandeld in meer dan één openbare raadpleging; een individuele openbare raadpleging kan echter in meer dan één geografische locatie plaatsvinden. In de kennisgeving van openbare raadpleging worden de bij die raadpleging behandelde aspecten duidelijk omschreven.
c) Opmerkingen en bezwaren worden uitsluitend ingewonnen vanaf het begin van de openbare raadpleging tot het verstrijken van de vastgestelde termijn.
(3) Het ontwerp met betrekking tot de inspraak van het publiek bevat minimaal informatie over:
a) de betrokken belanghebbenden;
b) de geplande maatregelen, waaronder de voorgestelde algemene locaties en data van de geplande bijeenkomsten;
c) de tijdlijn;
d) de personele middelen die voor de respectieve taken worden vrijgemaakt.
(4) In de context van de openbare raadpleging die moet plaatsvinden voordat het aanvraagdossier wordt ingediend, doen de betrokken partijen minimaal het volgende:
a) zij publiceren een informatiefolder van maximaal 15 bladzijden waarin op een duidelijke en beknopte wijze een overzicht wordt gegeven van het doel van het project met een voorlopig tijdschema voor de uitvoering, het nationale netwerkontwikkelingsplan, de bestudeerde alternatieve routes, de verwachte effecten, inclusief van grensoverschrijdende aard, en eventuele matigingsmaatregelen, die voor het begin van de raadpleging moet worden gepubliceerd; De informatiefolder dient voorts een lijst te bevatten van de internetadressen van het in artikel 17 bedoelde transparantieplatform, alsmede de handleiding voor de in punt (1) bedoelde procedures.
b) zij informeren alle betrokken belanghebbenden over het project via de in artikel 10, lid 7, bedoelde website en andere geschikte informatiebronnen;
c) zij nodigen de betrokken belanghebbenden schriftelijk uit op specifieke bijeenkomsten waarop de punten van zorg van die belanghebbenden worden besproken.
(5) Op de website van het project wordt minimaal de volgende informatie verstrekt:
-a) de in punt (4) bedoelde informatiefolder;
a) een niet-technische en op gezette tijden geactualiseerde samenvatting van maximaal 50 bladzijden, met een beeld van de huidige stand van het project en, in het geval van een actualisering, een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van de vorige versies;
b) de planning voor het project en voor de openbare raadpleging, met duidelijke opgave van datum en plaats van openbare raadplegingen en hoorzittingen, en de voorgestelde onderwerpen die voor die hoorzittingen relevant zijn;
c) contactgegevens met het oog op het verkrijgen van het volledige stel aanvraagdocumenten;
d) contactgegevens met het oog op het toezenden van opmerkingen en bezwaren tijdens de openbare raadplegingen;
▌
________________________
- [1] PB C 0000 van 0.0.2012, blz. 0.
- [2] PB C 0000 van 0.0.2012, blz. 0.
- [3] PB C 277 van 13.9.2012, blz. 138.
- [4] * Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.
- [5] PB C 143 van 22.5.2012, blz. 125.
- [6] PB C 277 van 13.9.2012, blz. 143.
- [7] Standpunt van het Europees Parlement van ... (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van....
- [8] PB L 262 van 22.9.2006, blz. 1.
- [9] Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).
- [10] PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55.
- [11] PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94.
- [12] PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75.
- [13] PB L 211 van 14.8.2009, blz. 15.
- [14] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
- [15] PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1.
- [16] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
- [17] PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
- [18] PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1.
- [19] PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30.
- [20] Namens de Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 (PB L 124 van 17.5.2005, blz. 1).
- [21] PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36.
- [22] PB L 200 van 31.7.2009, blz. 31.
- [23] * PB datum invoegen: drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
- [24] * PB datum invoegen: zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
- [25] * PB datum invoegen: 12 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
- [26] * PB datum invoegen: zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
- [27] * PB datum invoegen: twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.
- [28] Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57).
- [29] Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 1).
- [30] * PB datum invoegen: drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
- [31] OJ L 162, 22.6.2007, p. 1.
- [32] PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.
- [33] * PB datum invoegen: zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
- [34] + PB: nummer en publicatiedatum van deze verordening invoegen.
- [35] ++ PB: gelieve de publicatiegegevens van deze verordening invoegen.
- [36] * PB datum invoegen: 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
- [37] + PB: nummer en publicatiedatum van deze verordening invoegen.
- [38] ++ PB: gelieve de publicatiegegevens van deze verordening invoegen.
- [39] * PB: nummer van deze verordening invoegen.
- [40] + PB: gelieve het nummer en publicatiedatum van deze verordening invoegen.
- [41] ++ PB: gelieve de publicatiegegevens van deze verordening invoegen.
- [42] * PB: nummer van deze verordening invoegen.
- [43] * PB datum invoegen: de eerste dag van de maand volgend op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
- [44] Onder voorbehoud van toetreding en vanaf de toetredingsdatum van Kroatië.
- [45] Onder voorbehoud van toetreding en vanaf de toetredingsdatum van Kroatië.
- [46] Onder voorbehoud van toetreding en vanaf de toetredingsdatum van Kroatië.
- [47] Onder voorbehoud van toetreding en vanaf de toetredingsdatum van Kroatië.
- [48] * PB datum invoegen: acht maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
TOELICHTING
Huidige context
Duurzame, veilige en betaalbare energie is een van de grote uitdagingen waarmee alle Europeanen worden geconfronteerd, van maatschappelijk middenveld tot beleidsmakers, bedrijven en milieubeschermers. Desondanks is er slechts langzaam vooruitgang geboekt met het Europese energiebeleid, dat op Europees niveau weinig middelen krijgt toegewezen en pas onlangs aan belang heeft gewonnen in het Verdrag van Lissabon. Hoewel de Commissie op het vlak van concurrentievermogen, voorzieningszekerheid, duurzaamheid en koolstofvrije energie ambitieuze doelstellingen voor het energiebeleid heeft vastgesteld, worden we vandaag de dag nog steeds geconfronteerd met een onvoldoende geïntegreerde interne energiemarkt, een sterkt energie-isolement van bepaalde geografische gebieden, onvoldoende toegang tot gediversifieerde energiebronnen die bijdragen tot de energiezekerheid, en een gebrek aan voelbare voordelen voor consumenten en bedrijven qua prijzen en duurzaamheid. Dit totaalbeeld en de sterke onderlinge afhankelijkheid tussen de lidstaten vragen om een aanpak op Europees niveau. Er moet sneller, besluitvaardiger en eensgezinder worden opgetreden, en Europa moet een grotere rol krijgen in de coördinatie en integratie van de nationale inspanningen.
Beleidscontext
Het Europese energiebeleid omvat duidelijke streefcijfers voor 2020: een vermindering van de broeikasgasemissies met 20%, een aandeel van 20% hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik en een verhoging van de energie-efficiëntie met 20%. De desbetreffende wetgeving omvat de richtlijn inzake de handel in broeikasgasemissierechten[1], de richtlijn inzake hernieuwbare energie[2], de richtlijn inzake de geologische opslag van kooldioxide[3], de verordening inzake de veiligstelling van de gaslevering[4], het derde energiepakket[5] en de energie-efficiëntierichtlijn, waarover momenteel door het Parlement en de Raad wordt onderhandeld. Het derde energiepakket vormde een belangrijke eerste stap in de richting van een meer geïntegreerd Europees energiesysteem. Ook het recente initiatiefverslag over energie-infrastructuurprioriteiten voor 2020 en daarna (2011/2034(INI))[6] was een inspiratiebron voor een allesomvattend voorstel voor het beleid inzake energienetwerken.
Hinderpalen voor een grensoverschrijdende energiemarkt
Hoewel er onlangs enige vooruitgang is geboekt, zijn er nog steeds grote hinderpalen voor een concurrerende markt: de elektriciteitsnetwerken in Midden-Europa vertonen grote hiaten. Hoewel de Raad de lidstaten een interconnectie van 10% van de geïnstalleerde elektriciteitsproductiecapaciteit als streefcijfer tegen 2005 had opgelegd, hadden negen lidstaten dit percentage in 2010 nog steeds niet gehaald. De transmissie van elektriciteit is slechts met half zoveel toegenomen als in de vorige tien jaar. De verschillen tussen de gemiddelde gasprijzen zijn aanzienlijk toegenomen. Alleen al over het tweede energiepakket liepen er begin 2011 ruim 60 inbreukprocedures. De termijn voor de omzetting van het derde energiepakket is op 3 maart 2011 afgelopen en de Commissie heeft zeer onlangs acht met redenen omklede adviezen uitgebracht waarin zij acht lidstaten met klem vraagt aan hun omzettingsverplichtingen te voldoen.
Hinderpalen voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende energie-infrastructuur
Het nieuwe energiebeleid brengt een grote behoefte aan nieuwe infrastructuur met zich. Alleen al in energie-infrastructuur van grensoverschrijdend belang moet tegen 2020 naar schatting 20 miljard euro worden geïnvesteerd. Vaak raken projecten echter geblokkeerd en worden investeerders ontmoedigd door bijzonder lange nationale vergunningverleningsprocedures (die gemiddeld twaalf jaar duren) in een context van sterkere tegenkanting van het publiek en vertragingen. Ook het gebrek aan adequate financieringsinstrumenten in een diepe financiële crisis staat investeringen in de weg.
Kwesties in het voorstel voor een verordening betreffende energie-infrastructuur
De nieuwe verordening is een positief en belangrijk initiatief omdat zij beoogt de voltooiing van de interne energiemarkt te bespoedigen en de doelstellingen van het energie- en klimaatbeleid van de EU te helpen verwezenlijken. Door het aantrekken van grote investeringen kan zij de economische groei en de werkgelegenheid in de EU weer helpen aanzwengelen.
Het voorstel beoogt de energienetwerken te moderniseren en met elkaar te verbinden. Wat elektriciteit betreft, wordt beoogd de marktintegratie, het concurrentievermogen en de systeemveiligheid te vergroten en hernieuwbare energiebronnen te integreren. Gedecentraliseerde en niet-aan/uitschakelbare elektriciteitsopwekking wordt aangepakt met slimme netwerken, verbindingen met opslagfaciliteiten en elektriciteitssnelwegen. Wat gas betreft, kan de voorzieningsveiligheid worden gewaarborgd door diversificatie van de gasaanvoerbronnen en ‑routes, opslag van vloeibaar aardgas (LNG) en tweerichtingspijpleidingen. Het voorstel voorziet ook in steun voor de aanvoer van ruwe aardolie in niet aan zee grenzende landen en de aanleg van pijpleidingen voor koolstofafvang en ‑opslag tussen productie- en opslagfaciliteiten.
In het voorstel worden negen prioritaire geografische corridors en drie prioritaire thematische gebieden omschreven, worden voorschriften vastgesteld om projecten van gemeenschappelijk belang te identificeren en wordt in elke lidstaat één autoriteit ("one-stop shop") aangewezen om toezicht te houden op het vergunningverleningsproces voor projecten van gemeenschappelijk belang en dit te bespoedigen. Er wordt een kosten-batenanalyse voorgesteld voor de rangschikking van de projecten van gemeenschappelijk belang en voor de kostenverdeling van de investeringen naar gelang van de grensoverschrijdende locatie waar de winsten worden opgestreken. Er komen stimulansen voor projecten met een hoger risico en subsidiabiliteitscriteria voor financiële steun van de Unie via de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen.
Deze ontwerpverordening kan op verscheidene punten worden verbeterd:
a) Het selectieproces voor projecten van gemeenschappelijk belang moet de europeanisering van de netwerken tot doel hebben
De indiening van voorstellen door transmissiesysteembeheerders en het onderzoek daarvan door de regionale Groepen verloopt bottom-up. Het begrip projectpromotor is opnieuw gedefinieerd en de rapportage van de projectpromotoren aan de regionale Groepen is verduidelijkt. In het beheer van de regionale Groepen ontbreken bijzonderheden over het machtsevenwicht tussen de stakeholders, het besluitvormingsproces en geschillenbeslechting. Bij recente besprekingen in de Raad over het beheer van de regionale Groepen is de nadruk op de belangen van de lidstaten gelegd om de nationale "strategische belangen" te beschermen. Dit is een belangrijk pijnpunt bij de ontwikkeling van om het even welke Europese infrastructuur.
Bij de selectie van de projecten moet de bescherming van het Europees gemeenschappelijk belang prevaleren boven afzonderlijke belangen. Projecten van gemeenschappelijk belang moeten worden geselecteerd in overeenstemming met het derde wetgevingspakket en het tienjarige netwerkontwikkelingsplan van de EU, met een Europees top-down internemarktperspectief als aanvulling op de ingewortelde sterke bottom-up en nationale aanpak. Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators moet een belangrijke rol spelen en toezien op de coördinatie en de samenhang van de uitbreiding van het netwerk, economisch efficiënte investeringen en de bescherming van de consumentenbelangen. De selectie van de projecten en de samenvoeging tot clusters, eerst op regionaal en vervolgens op EU-niveau, rekening houdend met verscheidene criteria en een kosten-batenanalyse, zal tijdens het selectieproces voor meer objectiviteit en consensus helpen zorgen.
b) Het voorstel moet voorzien in doeltreffende instrumenten voor de aanleg van infrastructuur
De ontwikkeling en aanleg van grensoverschrijdende energienetwerkinfrastructuur is historisch gezien op tal van hindernissen gestuit. Gezien het delicate evenwicht tussen subsidiariteit en Europees gemeenschappelijk belang zal dit naar verwachting ook in de toekomst nog het geval zijn.
In het voorstel wordt geprobeerd een lijn te trekken in dit proces. Een beschrijving van de prioritaire corridors moet de verwachte bijdrage van de verschillende regio's aan de verwezenlijking van de energiedoelstellingen verduidelijken. Besluitvorming bij consensus in de regionale Groepen moet eenzijdige blokkeringen voorkomen. Een efficiëntere vergunningverlening, een termijn van uiterlijk drie jaar en een verplichte one-stop shop waar de nationale instanties vergunningen voor projecten verlenen, zijn essentiële instrumenten voor de procedure. Voorts kan een deel van de problemen worden opgelost door de verlening van bijzondere bevoegdheden aan Europese coördinatoren, die in het licht van al dan niet succesvolle projecten in het verleden toezicht zullen houden op projecten waarvan de uitvoering moeilijk verloopt. Wanneer projectpromotoren er door overmacht niet in slagen een project binnen de geplande termijn uit te voeren en het project grote vertraging oploopt, kunnen er ook duidelijke tijdslimieten en procedures worden opgelegd zodat nieuwe projectpromotoren kunnen instappen of het project kunnen overnemen.
We hebben doeltreffende instrumenten nodig om de toename van de geografische asymmetrie en isolatie te verhelpen en de territoriale cohesie in de Unie te garanderen. Om de doeltreffendheid van de voorgeschreven maatregelen te waarborgen en de hindernissen te overwinnen, moeten er instrumenten komen om de stakeholders achter gemeenschappelijke cohesiedoelstellingen te krijgen en kunstmatige barrières voor grensoverschrijdende netwerken te verminderen.
c) Het voorstel moet de samenwerking en coördinatie tussen netwerkbeheerders verder bevorderen om de verwachte voordelen op te leveren
De verschillende lidstaten hebben in een verschillend tempo vooruitgang geboekt met de verwezenlijking van de Europese beleidsdoelstellingen met betrekking tot meer interconnectie en productie van hernieuwbare energie. EU-steun verlenen aan de lidstaten die weinig hebben gedaan om vooruitgang te boeken, houdt "moral hazard" in, aangezien de achterblijvers er ten opzichte van de voorlopers voordeel bij zouden hebben te wachten tot er stimulansen voor investeringen worden gegeven. Als meerdere beheerders (3 en meer) aan de tenuitvoerlegging van door Europa gefinancierde projecten mochten meedoen, zou de broodnodige samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders in de hand worden gewerkt, zou de verworven knowhow beter worden benut, zou het vertrouwen tussen de marktdeelnemers worden versterkt en zou de marktintegratie worden bevorderd.
Om het gebruik en de exploitatie van de energienetwerken door de transmissiesysteembeheerders te optimaliseren, is er behoefte aan samenwerking en beter systeembeheer. Door de toenemende technische complexiteit van de nieuwe energiemix, die het gevolg is van de bijdrage van hernieuwbare bronnen, is het risico van gebrekkige coördinatie en zelfs stroomonderbrekingen binnen meervoudig afhankelijke netwerken toegenomen. De verzameling en monitoring van informatie over real time grensoverschrijdende uitwisselingen kan een belangrijk instrument worden voor de veilige en efficiënte exploitatie van energienetwerkinfrastructuur en voor de toekomstige planning daarvan. Vanuit het oogpunt van de consument is ook de optimalisering van het gebruik van de infrastructuur is van groot belang. Het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas moeten bij de Commissie voorstellen indienen voor de opzet en de uitvoering van de nodige real time operationele coördinatie van de Europese energie-infrastructuur.
d) Meer investeringen
Het stimuleren van particuliere investeringen is een essentiële factor. Het voorstel voorziet in een mechanisme voor grensoverschrijdende kostenverdeling volgens de voordelen die de betrokken lidstaten genieten. Voor de nationale regelgevende instanties is een rol weggelegd bij het vaststellen van investeringsstimulansen die in verhouding staan tot de risico's die de projectpromotoren lopen. Duidelijkere Europese richtsnoeren of de benchmarking van best practices in Europa kunnen nodig zijn om meer investeringen aan te trekken.
Gebrek aan commerciële levensvatbaarheid blijft een belangrijk criterium om in aanmerking te komen voor financiële steun van de EU. Dit is essentieel om marktverstoring te voorkomen en overheidssteun te beperken tot projecten die positieve externaliteiten hebben maar die anders niet door de markt zouden worden gerealiseerd. Een sterke band met de financieringsinstrumenten van de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, die particuliere financiering voor projecten van gemeenschappelijk belang moeten aantrekken, zal een essentieel instrument zijn, terwijl de Structuurfondsen subsidies zullen verlenen voor slimme energiedistributienetwerken van lokaal of regionaal belang. De twee financieringsbronnen vullen elkaar daarbij aan. Om toegang te krijgen tot de financieringsinstrumenten van de EU in het kader van de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen moeten de lidstaten wel de regels van de Europese energiemarkt naleven.
ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (11.6.2012)
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en houdende intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG
(COM(2011)0658 – C7‑0371/2011 – 2011/0300(COD))
Rapporteur voor advies: Philippe Lamberts
BEKNOPTE MOTIVERING
De rapporteur is blij met de richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur zoals voorgesteld door de Commissie.
Zoals de Commissie aangeeft, worden in het kader van dit initiatief voor de periode tot 2020 en daarná een beperkt aantal prioritaire trans-Europese corridors en gebieden vastgesteld met betrekking tot de elektriciteits- en gasnetwerken en de infrastructuur voor het transport van olie en kooldioxide, waarvoor actie van de Europese Unie het meest gerechtvaardigd is. Doel van dit initiatief is deze prioriteiten ten uitvoer te leggen door:
1. de vergunningverleningsprocedures te stroomlijnen door, voor projecten van gemeenschappelijk belang, de duur ervan aanzienlijk te verkorten en de inspraak van het publiek te versterken en zo de aanvaarding van dergelijke projecten te vergroten;
2. de behandeling op regelgevingsgebied van projecten van gemeenschappelijk belang in de elektriciteits- en gassector te vergemakkelijken door een toewijzing van de kosten naargelang de ontvangen baten en door ervoor te zorgen dat de opbrengst van een project in verhouding staat tot de genomen risico's;
3. te zorgen voor de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang door het verstrekken van de nodige marktgebaseerde en directe financiële steun van de EU. In dat verband legt de voorgestelde verordening de basis voor het in aanmerking nemen van projecten van gemeenschappelijk belang voor financiële steun van de EU in het kader van de Connecting Europe-faciliteit waarvoor een afzonderlijk wetgevingsvoorstel wordt uitgewerkt.
De amendementen beogen een aantal concepten van de verordening te verduidelijken en voor meer samenhang te zorgen met andere EU-wetgeving - in het bijzonder die betreffende de milieueffectbeoordeling en de Structuurfondsen - , alsook met de Europa 2020-strategie (aangezien hierin gerelateerde klimaat- en energiedoelstellingen worden nagestreefd) en andere relevante ontwikkelingsscenario's zoals die genoemd in de Routekaart 2050.
Aangezien de financiële middelen van de EU voor steun voor inspanningen gericht op het implementeren van projecten van gemeenschappelijk belang schaars zijn, wordt met de amendementen geprobeerd de privésector over te halen ook een deel van de financiering voor zijn rekening te nemen.
Een centraal onderdeel van de verordening is de kosten-batenanalyse. De rapporteur stelt voor gedetailleerder vorm te geven aan de bepalingen in de bijlage betreffende de methoden, in het bijzonder door de indicatoren betreffende de kosten en de baten nader uit te werken. Omdat de periode voor de implementatie van de projecten en hun verwachte levensduur erg lang is, zijn de discontovoeten die bij de berekening van deze parameters worden gebruikt van cruciaal belang. Vandaar dat wordt voorgesteld dat de Commissie regelmatig bekendmaakt welke de discontovoeten zijn waarmee rekening moet worden gehouden. Daarnaast zal, teneinde de specifieke externaliteiten van elk project beter te weerspiegelen, aan de discontovoeten een door de projectpromotoren samen met de relevante betrokken partijen vastgestelde risicopremie worden toegevoegd. Op deze wijze zullen de relevante betrokken partijen, in het bijzonder de burgers in de omgeving van de projecten, worden aangespoord deel te nemen aan de discussie.
Alvorens hun respectieve methoden voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het hele energiesysteem op het niveau van de Unie voor te stellen, zullen zowel het ENTSB voor elektriciteit, als het ENTSB voor gas rekening moeten houden met de bijdragen die zij ontvangen van het Europees Milieuagentschap en de Waarnemingspost voor de ruimtelijke ordening van het Europees grondgebied (ESPON). Op deze wijze zullen, in het voortraject van de methoden, parameters in verband met milieuplanning en ruimtelijke ordening worden geïntegreerd.
De inhoud van het verslag van de projectpromotoren is uitgebreid met informatie zoals de bijdrage van de Structuurfondsen aan de tenuitvoerlegging van het project en een overzicht van de geraamde én de daadwerkelijke kosten.
Indien de daadwerkelijke kosten de geraamde kosten met 20% of meer overschrijden, kan de Commissie het project verwijderen van de lijst van in aanmerking komende projecten.
De rapporteur is van mening dat het voorkomen op de lijst van het tienjarenplan voor netwerkontwikkeling geen voorwaarde moet zijn voor een project om als project 'van gemeenschappelijk belang' te worden aangemerkt.
AMENDEMENTEN
De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) Een versnelling van de modernisering van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur is van essentieel belang om de energie- en klimaatdoelstellingen van het EU-beleid te verwezenlijken, meer bepaald voltooiing van de interne energiemarkt, waarborgen van de energievoorzieningszekerheid, met name inzake gas en olie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20%, toename van het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik met 20% en toename van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020. Bovendien moet de Unie ervoor zorgen dat haar infrastructuur klaar is voor een koolstofarmer energiesysteem op de langere termijn, namelijk tegen 2050. |
(6) Een versnelling van de modernisering van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur is van essentieel belang om de energie- en klimaatdoelstellingen van het EU-beleid te verwezenlijken, meer bepaald voltooiing van de interne energiemarkt, waarborgen van de energievoorzieningszekerheid, met name inzake gas en olie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20%, toename van het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik met 20% en toename van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020. Bovendien moet de Unie ervoor zorgen dat haar infrastructuur klaar is voor een koolstofarmer energiesysteem op de langere termijn, namelijk tegen 2050, en die infrastructuur binnen hetzelfde tijdsbestek klaarmaken voor de aansluiting van regio’s met een grote productiecapaciteit voor hernieuwbare energie en een hoog potentieel voor opslag van elektriciteit. |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) De investeringsbehoeften op het gebied van de elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur van Europees belang in de periode tot 2020 zijn geraamd op 200 miljard euro. De aanzienlijke toename van de investeringsvolumes in vergelijking met het verleden en de urgentie van de tenuitvoerlegging van nieuwe prioriteiten qua energie-infrastructuur vergen een nieuwe aanpak voor de regulering en financiering van die infrastructuur, met name bij grensoverschrijdende projecten. |
(11) De investeringsbehoeften op het gebied van de elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur van Europees belang in de periode tot 2020 zijn geraamd op 200 miljard euro. De aanzienlijke toename van de investeringsvolumes in vergelijking met het verleden, die het resultaat is van de snellere en bredere ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en van het nastreven van de EU-doelstellingen om tegen 2020 de uitstoot van broeikasgassen met 20% te verminderen, de energie-efficiëntie met 20% te verhogen en het aandeel van hernieuwbare energie in het energieverbruik met 20% te verhogen, en de urgentie van de tenuitvoerlegging van nieuwe prioriteiten qua energie-infrastructuur vergen een nieuwe aanpak voor de regulering en financiering van die infrastructuur, met name bij grensoverschrijdende projecten. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(14 bis) In een trans-Europees energie-infrastructuursysteem zullen faciliteiten voor energieopslag en installaties voor vloeibaar aardgas (LNG) en gecomprimeerd aardgas (CNG) een belangrijke rol spelen in het waarborgen van de energievoorziening via de verdeling van opgeslagen energie. In dit licht is de snelle ontwikkeling van installaties voor energieopslag noodzakelijk om te komen tot een goed functionerende netwerkinfrastructuur. |
|
Om de concurrentie bij de bouw en de uitvoering van projecten voor de pompopslag van elektriciteit of installaties voor energieopslag ten volle te laten spelen, is het belangrijk dat deze installaties niet worden beschouwd als eindverbruikers, en dat dus aangepaste netwerktarieven worden gehanteerd. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(20) Om een snelle administratieve behandeling te waarborgen, moeten projecten van gemeenschappelijk belang een "prioriteitsstatus" krijgen op nationaal niveau. Projecten van gemeenschappelijk belang moeten door de bevoegde instanties als projecten van openbaar belang worden beschouwd. Er moet vergunning worden verleend, om dwingende redenen van groot openbaar belang, aan projecten die een negatief effect hebben op het milieu wanneer is voldaan aan de voorwaarden van de Richtlijnen 92/43/EG en 2000/60/EG. |
(20) Om een snelle administratieve behandeling te waarborgen, moeten projecten van gemeenschappelijk belang een "prioriteitsstatus" krijgen op nationaal niveau. Deze status kan ook worden toegekend aan regionale of nationale projecten wanneer dit de integratie van hernieuwbare energiebronnen en de concurrentie bevordert. Dit geldt ook voor projecten waarbij derde landen (bijv. Zwitserland) betrokken zijn. Projecten van gemeenschappelijk belang moeten door de bevoegde instanties als projecten van openbaar belang worden beschouwd. Er moet vergunning worden verleend, om dwingende redenen van groot openbaar belang, aan projecten die een negatief effect hebben op het milieu wanneer is voldaan aan de voorwaarden van de Richtlijnen 92/43/EG en 2000/60/EG. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(21) De oprichting van één bevoegde instantie op nationaal niveau die alle vergunningverleningprocedures bundelt of coördineert ("one-stop shop") moet de complexiteit verminderen, de efficiëntie en transparantie vergroten en de samenwerking tussen de lidstaten versterken. |
(21) De oprichting van één bevoegde instantie op nationaal niveau die alle vergunningverleningprocedures bundelt of coördineert ("one-stop shop") moet de complexiteit verminderen, de efficiëntie en transparantie vergroten en de samenwerking tussen de lidstaten versterken. De oprichting van een dergelijke autoriteit mag evenwel niet leiden tot meerkosten voor de belastingbetaler. Ze moet worden gefinancierd door middel van een hertoewijzing van bestaande middelen. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 29 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(29) Het Europees energieprogramma voor herstel heeft de toegevoegde waarde aangetoond van voldoende financiële steun van de Unie om particuliere investeringen te activeren voor de uitvoering van projecten van Europees belang. Op de Europese Raad van 4 februari 2011 werd erkend dat bepaalde energie-infrastructuurprojecten een beperkte openbare financiering kunnen vergen om grotere investeringen door de particuliere sector los te maken. In het licht van de economische en financiële crisis en de begrotingsbeperkingen moet gerichte steun, via subsidies en financiële instrumenten, worden ontwikkeld in het kader van het meerjarig financieel kader dat het mogelijk maakt nieuwe investeerders in de prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur aan te trekken en daarbij de financiële bijdrage van de Unie tot een minimum te beperken. |
(29) Het Europees energieprogramma voor herstel heeft de toegevoegde waarde aangetoond van voldoende financiële steun van de Unie om particuliere investeringen te activeren voor de uitvoering van projecten van Europees belang. Op de Europese Raad van 4 februari 2011 werd erkend dat bepaalde energie-infrastructuurprojecten een beperkte openbare financiering kunnen vergen om grotere investeringen door de particuliere sector los te maken. In het licht van de economische en financiële crisis en de begrotingsbeperkingen moet gerichte steun, via subsidies en financiële instrumenten, worden ontwikkeld in het kader van het meerjarig financieel kader dat het mogelijk maakt nieuwe investeerders in de prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur aan te trekken en daarbij de financiële bijdrage van de Unie tot een minimum te beperken. De desbetreffende maatregelen moeten voortbouwen op de ervaring die wordt verworven tijdens de eerste fase na de invoering van projectobligaties voor de financiering van infrastructuurprojecten. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 30 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(30) Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van elektriciteit, gas en kooldioxide moeten in aanmerking komen voor financiële steun van de Unie voor studies en, onder bepaalde voorwaarden, werkzaamheden in het kader van de voorgestelde verordening voor een Connecting Europe-faciliteit (de "CEF-verordening"), hetzij in de vorm van subsidies, hetzij in de vorm van innovatieve financiële instrumenten. Dit zal ervoor zorgen dat op maat gesneden steun kan worden verleend aan projecten van gemeenschappelijk belang die niet levensvatbaar zijn in het kader van het bestaande reguleringskader en de vigerende marktomstandigheden. Een dergelijke financiële steun moet de vereiste synergieën waarborgen met financiering uit instrumenten van andere beleidstakken van de Unie. Met name zal de Connecting Europe-faciliteit energie-infrastructuur van Europees belang financieren terwijl de Structuurfondsen subsidies zullen verlenen voor slimme energiedistributienetwerken van lokaal of regionaal belang. De twee financieringsbronnen vullen elkaar daarbij aan. |
(30) Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van elektriciteit, gas en kooldioxide moeten in aanmerking komen voor financiële steun van de Unie voor studies en, onder bepaalde voorwaarden, werkzaamheden in het kader van de voorgestelde verordening voor een Connecting Europe-faciliteit (de "CEF-verordening"), hetzij in de vorm van subsidies, hetzij in de vorm van innovatieve financiële instrumenten. Dit zal ervoor zorgen dat op maat gesneden steun kan worden verleend aan projecten van gemeenschappelijk belang die niet levensvatbaar zijn in het kader van het bestaande reguleringskader en de vigerende marktomstandigheden. Hierbij moet iedere vorm van concurrentieverstoring, met name tussen projecten die bijdragen aan de tenuitvoerlegging van een en dezelfde prioritaire EU-corridor, worden vermeden. Een dergelijke financiële steun moet de vereiste synergieën waarborgen met financiering uit instrumenten van andere beleidstakken van de Unie. Met name zal de Connecting Europe-faciliteit energie-infrastructuur van Europees belang financieren terwijl de Structuurfondsen subsidies zullen verlenen voor slimme energiedistributienetwerken van lokaal of regionaal belang. De twee financieringsbronnen vullen elkaar daarbij aan. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 30 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(30 bis) In de huidige economische crisis zouden de grote verschillen inzake kredietwaardigheid tussen de lidstaten kunnen leiden tot een onevenwichtige en voor de financiering van projecten zeer nadelige situatie. Om deze situatie het hoofd te bieden en de verwezenlijking van de aan de doelstellingen van deze verordening bijdragende infrastructuurprojecten niet in het gedrang te brengen, is EU financiële van cruciaal belang, temeer daar het leeuwendeel van de financiering voor energie-infrastructuur in het komende decennium van de privésector zal komen. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 32 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(32 bis) Wanneer de Raad en de Commissie evalueren of er voldoende vooruitgang is geboekt in het streven naar de begrotingsdoelstelling op middellange termijn, en wanneer zij hierbij de stijging van de regeringsuitgaven onderzoeken, moet in de totale uitgaven geen rekening worden gehouden met de rente-uitgaven, de uitgaven in het kader van EU-programma's die volledig met inkomsten uit EU-fondsen worden gefinancierd, en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, zoals vastgesteld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over de versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid1. |
|
____________________ |
|
1PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1 |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Deze verordening geldt onverminderd |
|
- Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten1; |
|
- Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's2; |
|
- Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid3; |
|
- Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna4; |
|
- Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand5; |
|
- het Verdrag van Aarhus; en |
|
- het Verdrag van Espoo. |
|
____________________ |
|
1PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40. |
|
2PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30. |
|
3PB L 327 van 22.12.00, blz. 1. |
|
4PB L 206 van 22.07.92, blz. 7. |
|
5PB L 20 van 26.01.10, blz. 7. |
Motivering | |
Spreekt voor zich. | |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie stelt voor het geheel van de Unie een lijst van projecten van gemeenschappelijk belang vast. Deze lijst wordt elke twee jaar opnieuw geëvalueerd en zo nodig aangepast. De eerste lijst wordt uiterlijk op 31 juli 2013 vastgesteld. |
1. De Commissie stelt voor het geheel van de Unie een lijst van projecten van gemeenschappelijk belang vast. Deze lijst wordt elke twee jaar opnieuw geëvalueerd en aangepast. De eerste lijst wordt uiterlijk op 31 juli 2013 vastgesteld. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie stelt voor het geheel van de Unie een lijst van projecten van gemeenschappelijk belang vast. Deze lijst wordt elke twee jaar opnieuw geëvalueerd en zo nodig aangepast. De eerste lijst wordt uiterlijk op 31 juli 2013 vastgesteld. |
1. De Commissie stelt in overleg met de lidstaten voor het geheel van de Unie een lijst van projecten van gemeenschappelijk belang vast. Deze lijst wordt elke twee jaar opnieuw geëvalueerd en zo nodig aangepast. De eerste lijst wordt uiterlijk op 31 juli 2013 vastgesteld. |
Motivering | |
In alle stadia van dit proces is overleg nodig. | |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Overeenkomstig de procedure van bijlage III, onder punt 2, stelt elke Groep zijn voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang op, waarbij de projecten worden gerangschikt naargelang van hun bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur als genoemd in bijlage I en naargelang zij voldoen aan de criteria van Artikel 4. Elk voorstel voor een project van gemeenschappelijk belang vergt de goedkeuring van de lidstaat of de lidstaten op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft. |
3. Overeenkomstig de procedure van bijlage III, onder punt 2, stelt elke Groep zijn voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang op, waarbij de projecten worden gerangschikt naargelang van hun bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur als genoemd in bijlage I en naargelang zij voldoen aan de criteria van Artikel 4. De Groepen nemen de voorgestelde lijst met een gewone meerderheid van stemmen van hun leden aan. Elk voorstel voor een project van gemeenschappelijk belang vergt de goedkeuring van de lidstaat of de lidstaten op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft. |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) het project is levensvatbaar op economisch, maatschappelijk en milieugebied; en |
(b) het project is op basis van economische, sociale en ecologische criteria levensvatbaar; en |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c bis) het project integreert en eerbiedigt de doelstellingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en meer bepaald de artikelen 170 en 171 daarvan; |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– marktintegratie, mededinging en systeemflexibiliteit; |
– marktintegratie, onder meer door de gevolgen van de isolatie van bepaalde regio’s in de Unie te beperken, mededinging en systeemflexibiliteit; |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– interoperabiliteit en veilige exploitatie van het systeem; |
– energievoorzieningszekerheid, onder meer door interoperabiliteit en veilige exploitatie van het systeem; |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– hoge productiecapaciteit voor hernieuwbare energie en hoog opslagpotentieel; |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter b – streepje 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– marktintegratie, interoperabiliteit en systeemflexibiliteit; |
– marktintegratie, onder meer door de gevolgen van de isolatie van bepaalde regio’s in de Unie te beperken, interoperabiliteit en systeemflexibiliteit; |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Bij de rangschikking van projecten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van eenzelfde prioriteit, moet ook worden gekeken naar de urgentie van elk voorgesteld project om te kunnen voldoen aan de energiebeleidsdoelstellingen van marktintegratie en mededinging, duurzaamheid en energievoorzieningszekerheid, het aantal lidstaten dat de invloed van elk project ondergaat en de complementariteit van het project ten aanzien van andere voorgestelde projecten. Bij projecten die vallen binnen de categorie van bijlage II, onder punt 1(e), moet ook worden gekeken naar het aantal gebruikers dat de invloed van het project ondergaat, het jaarlijkse energieverbruik en het aandeel van elektriciteitsproductie uit niet-aan/uitschakelbare energiebronnen in het gebied waarin deze gebruikers vertoeven. |
4. Bij de rangschikking van projecten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van eenzelfde prioriteit, moet ook worden gekeken naar de urgentie van elk voorgesteld project om te kunnen voldoen aan de energiebeleidsdoelstellingen van marktintegratie, mededinging, duurzaamheid en energievoorzieningszekerheid, naar de systeemflexibiliteit en -soliditeit van het project en de kosteneffectieve meerwaarde ervan voor de doelstellingen inzake werkgelegenheid en naar het aantal lidstaten dat de invloed van elk project ondergaat, naar de complementariteit van het project ten aanzien van andere voorgestelde projecten en tot slot naar het potentieel van het project voor de bevordering van innovatie. Er moet rekening worden gehouden met de indicatoren in punt 5 van bijlage V betreffende de kosten-batenanalyse van het project. Hiertoe kunnen deze indicatoren worden opgenomen in een door de Commissie vast te stellen geharmoniseerd kader. Bij projecten die vallen binnen de categorie van bijlage II, onder punt 1(e), moet ook worden gekeken naar het aantal gebruikers dat de invloed van het project ondergaat, het jaarlijkse energieverbruik en het aandeel van elektriciteitsproductie uit niet-aan/uitschakelbare energiebronnen in het gebied waarin deze gebruikers vertoeven. |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
4 bis. Bij de rangschikking van projecten van gemeenschappelijk belang wordt topprioriteitsstatus toegekend aan projecten waarbij minstens één lidstaat betrokken is die met betrekking tot zijn financiële stabiliteit ernstige moeilijkheden ervaart of verwacht, en/of financiële bijstand in het kader van Verordening (EU) nr. .../2012 ontvangt of heeft aangevraagd. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Het Agentschap en de Groepen monitoren de bij de tenuitvoerlegging van de projecten van gemeenschappelijk belang geboekte vooruitgang. De Groepen kunnen verzoeken aanvullende informatie toe te zenden overeenkomstig de leden 3, 4 en 5, kunnen de verstrekte informatie ter plaatse verifiëren en kunnen vergaderingen samenroepen met de relevante betrokken partijen. De Groepen kunnen het Agentschap ook verzoeken om maatregelen te treffen om de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken. |
2. Het Agentschap en de Groepen monitoren de bij de tenuitvoerlegging van de projecten van gemeenschappelijk belang geboekte vooruitgang. De Groepen kunnen verzoeken aanvullende informatie toe te zenden overeenkomstig de leden 3, 4 en 5, kunnen de verstrekte informatie ter plaatse verifiëren en kunnen vergaderingen samenroepen met de relevante betrokken partijen. De Groepen kunnen het Agentschap ook verzoeken om maatregelen te treffen om de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken. De Groepen besluiten met een gewone meerderheid van stemmen van hun leden of ze dit verzoek indienen. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) de verdeling van de op dat moment reeds gemaakte kosten, en ramingen van de kosten die het project nadien nog zal behelzen, alsook een analyse en een beschrijving van de verhouding tussen deze kosten en de in het oorspronkelijke uitvoeringsplan geraamde kosten; |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – letter b ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b ter) de bijdrage van structuurfondsen en andere EU-fondsen aan het project, met inbegrip van investeringen of waarborgen van de Europese Investeringsbank; |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 7 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) het project niet langer is opgenomen in het tienjarig netwerkontwikkelingsplan; |
Schrappen |
Motivering | |
De rapporteur is van mening dat het voorkomen op de lijst van het tienjarenplan voor netwerkontwikkeling geen voorwaarde moet zijn voor een project om als project 'van gemeenschappelijk belang' te worden aangemerkt. Anders zouden de potentiële projecten die een aanzienlijke Europese toegevoegde waarde opleveren maar die (ten minste) één lidstaat niet interesseren, nooit ten uitvoer worden gelegd. | |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 7 – alinea 1 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) de gemaakte kosten 30% hoger liggen dan de raming in het uitvoeringsplan van de overeenkomstige periode, tenzij kan worden aangetoond dat deze meerkosten het gevolg zijn van factoren waar de projectbeheerders geen vat op hadden. |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. De Commissie stelt het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s jaarlijks in kennis van de in de leden 2 tot en met 7 bedoelde informatie. |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 4 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Met het oog op de inachtneming van de in Artikel 11 omschreven termijnen en de vermindering van de administratieve lasten voor de voltooiing van projecten van gemeenschappelijk belang nemen de lidstaten, binnen een periode van negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, maatregelen om de procedures voor de milieueffectbeoordeling te stroomlijnen. Deze maatregelen laten de verplichtingen uit hoofde van de wetgeving van de Unie onverlet. |
4. Met het oog op de inachtneming van de in Artikel 11 omschreven termijnen en de vermindering van de administratieve lasten voor de voltooiing van projecten van gemeenschappelijk belang nemen de lidstaten, binnen een periode van negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, bindende maatregelen om de procedures voor de milieueffectbeoordeling te stroomlijnen. Deze maatregelen laten de verplichtingen uit hoofde van de wetgeving van de Unie onverlet. |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 4 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening maakt de Commissie richtsnoeren bekend om de lidstaten te helpen bij de vaststelling van adequate maatregelen en om een samenhangende toepassing van de procedures voor de milieueffectbeoordeling, vereist overeenkomstig de EU-wetgeving voor projecten van gemeenschappelijk belang, te waarborgen. |
Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening maakt de Commissie richtsnoeren bekend om de lidstaten te helpen bij de vaststelling van adequate verbindende maatregelen en om een samenhangende toepassing van de procedures voor de milieueffectbeoordeling, vereist overeenkomstig de EU-wetgeving voor projecten van gemeenschappelijk belang, te waarborgen. |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Binnen een termijn van één maand na de inwerkingtreding van deze verordening zenden het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas het Agentschap en de Commissie hun methodologieën, inclusief inzake netwerk- en marktmodellering, toe voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem van de Unie voor projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2. Deze methodologieën worden uitgewerkt overeenkomstig de in bijlage V omschreven beginselen. |
1. Binnen een termijn van één maand na de inwerkingtreding van deze verordening zenden het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas, na overleg met het Europees Milieuagentschap (EEA) en de Waarnemingspost voor de ruimtelijke ordening van het Europees grondgebied (ESPON), het Agentschap en de Commissie hun methoden, inclusief inzake netwerk- en marktmodellering, toe voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem van de Unie voor projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2. |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Binnen een termijn van één maand na de inwerkingtreding van deze verordening zenden het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas het Agentschap en de Commissie hun methodologieën, inclusief inzake netwerk- en marktmodellering, toe voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem van de Unie voor projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2. Deze methodologieën worden uitgewerkt overeenkomstig de in bijlage V omschreven beginselen. |
1. Binnen een termijn van één maand na de inwerkingtreding van deze verordening zenden het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas het Agentschap en de Commissie hun methoden, inclusief inzake netwerk- en marktmodellering, toe voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse, in de desbetreffende ontwikkelingsscenario's, voor het gehele energiesysteem van de Unie voor projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2. Deze methoden worden uitgewerkt overeenkomstig de in bijlage V omschreven beginselen. |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
7. De methodologie wordt gebruikt voor de kosten-batenanalyse voor alle daaropvolgende tienjarige netwerkontwikkelingsplannen voor elektriciteit en gas uitgewerkt door de ENTSB's voor elektriciteit en gas overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en Verordening (EG) nr. 715/2009. |
7. De methoden worden gebruikt voor de kosten-batenanalyse voor alle daaropvolgende tienjarige netwerkontwikkelingsplannen voor elektriciteit en gas uitgewerkt door het ENTSB 's voor elektriciteit en gas overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en Verordening (EG) nr. 715/2009, en de voornaamste resultaten van de kosten-batenanalyses voor de desbetreffende scenario's dienen onderdeel uit te maken van het raadplegingsproces en de definitieve verslaglegging over de tienjarige netwerkontwikkelingsplannen. |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 1 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De investeringskosten met betrekking tot een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2, worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders(s) van de lidstaat/lidstaten waarvoor het project een netto positief effect heeft en worden via de tarieven voor netwerktoegang betaald door de gebruikers. |
1. De investeringskosten met betrekking tot een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(e) en punt 2, worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders(s) van de lidstaat/lidstaten waarvoor het project een netto positief effect heeft en worden via de tarieven voor netwerktoegang betaald door de gebruikers. |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 4 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De promotoren van een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2, informeren alle betrokken nationale regulerende instanties op gezette tijden over de voortgang van het project en de desbetreffende kosten en effecten. Zodra een project van gemeenschappelijk belang, geselecteerd overeenkomstig Artikel 3 en vallend binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2, voldoende tot rijpheid is gekomen, dient de projectpromotor bij de desbetreffende nationale regulerende instanties een investeringsverzoek met een grensoverschrijdende kostenverdeling in, vergezeld van: |
De promotoren van een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(e) en punt 2, informeren alle betrokken nationale regulerende instanties op gezette tijden over de voortgang van het project en de desbetreffende kosten en effecten. Zodra een project van gemeenschappelijk belang, geselecteerd overeenkomstig Artikel 3 en vallend binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(e) en punt 2, voldoende tot rijpheid is gekomen, dient de projectpromotor bij de desbetreffende nationale regulerende instanties een investeringsverzoek met een grensoverschrijdende kostenverdeling in, vergezeld van: |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 5 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bij de besluitvorming over de grensoverschrijdende toewijzing van kosten wordt rekening gehouden met de economische, maatschappelijke en ecologische kosten en baten van het/de project(en) in de betrokken lidstaten en de eventuele behoefte aan financiële ondersteuning. |
Bij de besluitvorming over de grensoverschrijdende toewijzing van kosten wordt rekening gehouden met de economische kosten en baten van het/de project(en) in de betrokken lidstaten en de eventuele behoefte aan financiële ondersteuning. |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 5 – alinea 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
In gevallen waarin de projectkosten in de netwerktarieven zijn verrekend, worden de inkomsten van prijscongestie op transmissielijnen die onderdeel van het project uitmaken, afgetrokken van de netwerktarieven. Bij het toerekenen van de inkomsten van prijscongestie aan de verschillende transmissietarieven wordt dezelfde verdeling gehanteerd als bij de toewijzing van de kosten. |
Motivering | |
Dit kan het debat over de verdeling van de kosten onder projectpromotoren vereenvoudigen, aangezien het bewerkstelligt dat een groot deel van de inkomsten worden verdeeld naar evenredigheid van de kosten. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de bezorgdheid van de nationale regelgevende instanties in verband met het aan de klanten doorberekenen van kosten en de potentiële bevoordeling daardoor van buitenlandse klanten. | |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Wanneer een projectpromotor zich blootstelt aan grotere risico's bij de ontwikkeling, bouw/aanleg of exploitatie of bij het onderhoud van een binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, vallend project van gemeenschappelijk belang, met uitzondering van projecten voor de pompopslag van elektriciteit, in vergelijking met de normale risico's van een infrastructuurproject en wanneer dergelijke risico's niet vallen onder een ontheffingsregeling overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG of artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009, zorgen de nationale regulerende instanties ervoor dat bij de toepassing van artikel 37, lid 8, van Richtlijn 2009/72/EG, artikel 41, lid 8, van Richtlijn 2009/73/EG, artikel 14 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 715/2009 passende stimulansen voor het desbetreffende project worden verleend. |
1. Wanneer een projectpromotor zich blootstelt aan grotere risico's bij de ontwikkeling, bouw/aanleg of exploitatie of bij het onderhoud van een binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, vallend project van gemeenschappelijk belang, met uitzondering van projecten voor de pompopslag van elektriciteit, voorzieningen voor gasopslag en LNG-fabrieken, in vergelijking met de normale risico's van een infrastructuurproject en wanneer dergelijke risico's niet vallen onder een ontheffingsregeling overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG of artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009, zorgen de nationale regulerende instanties ervoor dat bij de toepassing van artikel 37, lid 8, van Richtlijn 2009/72/EG, artikel 41, lid 8, van Richtlijn 2009/73/EG, artikel 14 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 715/2009 passende stimulansen voor het desbetreffende project worden verleend. |
|
Om het concurrentievermogen van projecten voor de pompopslag van elektriciteit, gasopslagfaciliteiten en LNG-installaties niet te ondermijnen, worden deze ten aanzien van de betaling van netwerkkosten niet beschouwd als eindverbruikers. |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. In het besluit van de nationale regulerende instanties om dergelijke stimulansen te verlenen wordt rekening gehouden met de resultaten van de kosten-batenanalyse op basis van de overeenkomstig Artikel 12 uitgewerkte methodologie en met name de regionale of voor de gehele Unie geldende positieve externaliteiten dankzij het project. De nationale regulerende instanties analyseren verder de specifieke risico's waaraan de projectpromotoren zich blootstellen, de getroffen maatregelen om die risico's te matigen en de rechtvaardiging van het risicoprofiel in het licht van de netto positieve effecten van het project in vergelijking met een risicoarmer alternatief. Tot de in aanmerking komende risico's behoren onder meer risico's in verband met nieuwe transmissietechnologieën, zowel onshore als offshore, risico's met betrekking tot een ontoereikende terugwinning van de kosten en ontwikkelingsrisico's. |
2. In het besluit van de nationale regulerende instanties om dergelijke stimulansen te verlenen wordt rekening gehouden met de resultaten van de kosten-batenanalyse op basis van de overeenkomstig Artikel 12 uitgewerkte methoden en met name de regionale of voor de gehele Unie geldende positieve externaliteiten dankzij het project. De nationale regulerende instanties analyseren verder de specifieke risico's waaraan de projectpromotoren zich blootstellen, de getroffen maatregelen om die risico's te matigen en de rechtvaardiging van het risicoprofiel in het licht van de netto positieve effecten van het project in vergelijking met een risicoarmer alternatief. Tot de in aanmerking komende risico's behoren onder meer risico's in verband met nieuwe transmissietechnologieën, zowel onshore als offshore, en ontwikkelingsrisico's. |
Motivering | |
In het geval van transmissieprojecten die onderdeel van de 'regulatory asset base' vormen, waarborgen de nationale regelgevende instanties en de EU-kaders passende remuneratie, waarmee het risico in verband met een ontoereikende terugwinning van kosten wordt vermeden; anders zou het een dure garantie voor commerciële transmissielijnen kunnen vormen. Waar dit als niet geloofwaardig wordt beschouwd, moeten beleidsmakers ernaar streven iets aan deze bezorgdheid te doen door de geloofwaardigheid te vergroten in plaats van hogere rendementen aan te bieden, teneinde de kosten voor de consument te beperken. | |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 3 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) regels om een extra return op het voor het project geïnvesteerde kapitaal te waarborgen; of |
(c) regels om een extra return op het voor het project geïnvesteerde kapitaal te waarborgen of daaraan verbonden risico's aan te pakken; of |
Motivering | |
Indien op basis van goede praktijken tot stand gebrachte regelgevingskaders worden uitgewisseld en verder ontwikkeld, en iets wordt gedaan aan risicofactoren waarop investeerders geen invloed hebben, zou dit zowel investeringen in transmissie-infrastructuur voor een grotere Groep potentiële geïnteresseerden aantrekkelijker kunnen maken, als de returns worden verlaagd die moeten worden geboden om dergelijke investeerders over de streept te trekken. | |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 3 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c bis) op basis van beste praktijken opgestelde richtsnoeren voor de beoordeling van de risico's die zijn verbonden aan het voor het project geïnvesteerde kapitaal; of |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. De Commissie kan richtsnoeren betreffende in dit artikel bedoelde stimulansen publiceren overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, lid 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009. |
6. De Commissie publiceert richtsnoeren betreffende in dit artikel bedoelde stimulansen overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, lid 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009. In dit verband gaat bijzondere aandacht naar de in lid 3, onder c), van dit artikel bedoelde regels betreffende extra return op het geïnvesteerde kapitaal. |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder de punten 1, 2 en 4, komen in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor studies en financiële instrumenten overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit]. |
1. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder de punten 1, 2 en 4, komen in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor studies en financiële instrumenten overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EU) nr. .../... van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit, rekening houdend met: |
|
- de noodzaak dat verstoring van de mededinging wordt vermeden tussen met name projecten die bijdragen aan de totstandbrenging van dezelfde prioritaire EU-corridor; |
|
- het feit dat particuliere financiering of financiering door de betrokken economische actoren de belangrijkste bron van financiering zal zijn. |
|
De aard van de projecten bepaalt de keuze van de financiële instrumenten. Niet elke vorm van financiering is per definitie toepasselijk op elk project. |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2, met uitzondering van projecten voor pompopslag van elektriciteit, komen ook in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor werkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit], op voorwaarde dat zij worden uitgevoerd overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 6, onder (b), of aan de volgende criteria voldoen: |
2. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(e) en punt 2, met uitzondering van projecten voor pompopslag van elektriciteit, komen ook in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor werkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit], op voorwaarde dat zij worden uitgevoerd overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 6, onder (b), of aan de volgende criteria voldoen: |
Motivering | |
Het is niet meer dan logisch dat alle prioritaire infrastructuurprojecten (voor energie en dus elektriciteit) voor financiële steun van de EU in aanmerking komen, met inbegrip van projecten voor de totstandbrenging van zogenaamde 'smart grids'. | |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) uit het ondernemingsplan en andere uitgevoerde evaluaties, met name door potentiële investeerders of crediteurs, blijkt dat het project commercieel niet levensvatbaar is. Wanneer de commerciële levensvatbaarheid van het project wordt afgewogen wordt rekening gehouden met het besluit inzake de stimulansen en de rechtvaardiging daarvan overeenkomstig Artikel 14, lid 3; en |
(b) uit het ondernemingsplan en andere uitgevoerde evaluaties, met name door potentiële investeerders of crediteurs, blijkt dat het project commercieel niet levensvatbaar is. Wanneer de commerciële levensvatbaarheid van het project wordt afgewogen wordt rekening gehouden met het besluit inzake de stimulansen en de rechtvaardiging daarvan overeenkomstig Artikel 14, lid 3; of de projectpromotor kan duidelijk aantonen dat er sprake is van onevenredig hoge financiële kosten of dat het onmogelijk is om toegang te krijgen tot marktfinanciering als gevolg van zware financiële en economische problemen in de lidstaat of de lidstaten waar (een deel van) het project van gemeenschappelijk belang zal worden uitgevoerd; en |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Hoofdstuk V bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Hoofdstuk V bis - Versnelde procedure voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ervaren of verwachten |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 15 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 15 bis |
|
Energie-infrastructuur als onderdeel van macro-economische aanpassingsprogramma's |
|
1. De door de Commissie verleende technische bijstand aan lidstaten die met betrekking tot hun financiële stabiliteit ernstige moeilijkheden ervaren of verwachten, en/of financiële bijstand in het kader van Verordening (EU) nr. .../2012 ontvangen of hebben aangevraagd, houdt onder meer een raadpleging in van de bevoegde autoriteiten en de projectpromotoren in deze lidstaten teneinde: |
|
a) de uitvoering van de in artikel 3 genoemde projecten van gemeenschappelijk belang te bespoedigen in overeenstemming met de urgentiecriteria van artikel 4, lid 4; |
|
b) alle beschikbare middelen te onderzoeken waarmee de financieringsvoorwaarden voor de verschillende belanghebbenden kunnen worden versoepeld. |
|
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), kunnen de termijnen die zijn vastgesteld in artikel 10, lid 3, artikel 11 en artikel 13, leden 5 en 6, worden verkort. |
|
3. Kortere termijnen mogen niet leiden tot een verminderde inspraak van de relevante belanghebbenden. |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(a bis) de bijdrage die de projecten van algemeen belang hebben geleverd aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Uniestrategie voor groei en werkgelegenheid; |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) de financiële middelen die voor projecten van gemeenschappelijk belang door de Unie zijn vastgelegd en uitgekeerd overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit], afgemeten aan de totale waarde van de gefinancierde projecten van gemeenschappelijk belang; |
(b) de financiële middelen die voor projecten van gemeenschappelijk belang door de Unie zijn vastgelegd en uitgekeerd overeenkomstig, enerzijds, het bepaalde in [Verordening (EU) nr. .../... van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit], en, anderzijds, de Structuurfondsen, afgemeten aan de totale waarde van de gefinancierde projecten van gemeenschappelijk belang; |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Bijlage 1 – deel 1 – punt 3 – paragraaf 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI–East Electricity"): interconnecties en interne lijnen in de richtingen noord-zuid en oost-west met het oog op de voltooiing van de interne markt en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit. |
(3) Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI–East Electricity"): interconnecties en interne lijnen in de richtingen noord-zuid en oost-west met het oog op de voltooiing van de interne markt, de openstelling van geïsoleerde insulaire elektrische systemen en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit. |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Bijlage 1 – deel 2 – punt 2 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) Noord-zuid gasinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI-East Gas"): regionale gasverbindingen tussen de Oostzeeregio, de Adriatische en Egeïsche Zee en de Zwarte Zee, met name om de diversificatie en de zekerheid van de gasvoorziening te versterken. |
(2) Noord-zuid gasinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI-East Gas"): regionale gasverbindingen tussen de Oostzeeregio, de Adriatische en Egeïsche Zee, de Zwarte Zee en het bekken van de oostelijke Middellandse Zee, met name om de diversificatie en de zekerheid van de gasvoorziening te versterken. |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Bijlage 1 – deel 4 – punt 11 – paragraaf 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) Elektriciteitssnelwegen: eerste elektriciteitssnelwegen tegen 2020 met het oogmerk een elektriciteitssnelwegsysteem in het geheel van de Unie uit te bouwen. |
(11) Elektriciteitssnelwegen: eerste elektriciteitssnelwegen tegen 2020 met het oogmerk een elektriciteitssnelwegsysteem in het geheel van de Unie uit te bouwen, waarbij met name wordt gestreefd naar de aansluiting van regio's met een hoge duurzame energieproductiecapaciteit en een groot opslagpotentieel; |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Bijlage III – afdeling 2 – punt 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(1 bis) Elke potentiële projectpromoter kan de respectieve Groep een beoordeling van zijn project(en) doen toekomen met betrekking tot de bijdrage daarvan aan de implementatie van de prioriteiten in bijlage I, de naleving van de relevante criteria in artikel 6, alsook enige andere relevante informatie voor de beoordeling van het project/de projecten, en indien het project/de projecten voldoet/voldoen aan de in artikel 4, en de bijlagen II en II vastgelegde criteria, brengt de respectieve Groep binnen een termijn van zes maanden een met redenen omkleed advies uit over de kans dat het project/de projecten de kwalificatie 'van algemeen belang' krijgt/krijgen. |
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Bijlage III – afdeling 2 – punt 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(3 bis) Door relevante betrokken partijen ingediende voorstellen voor projecten voor elektriciteitstransmissie behorend tot de categorieën zoals bedoeld in punt 1, onder a) en b), van bijlage II worden door de respectieve Groepen beoordeeld en in overweging genomen indien ze tenminste voldoen aan de criteria in artikel 4, lid 1 en lid 2, onder a), en bijlage II, punt 1. |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Bijlage III – afdeling 2 – punt 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bij de evaluatie van voorgestelde elektriciteits- en gasprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2, houdt elke Groep, onverminderd de bepalingen van punt 4, rekening met de analyse die, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 7, in verband met voorgestelde elektriciteits- en gasprojecten welke vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2, is gemaakt in het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor gas en elektriciteit, vastgesteld door de ENTSB's voor elektriciteit en gas overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en Verordening (EG) nr. 715/2009. |
Bij de evaluatie van voorgestelde elektriciteits- en gasprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(e) en punt 2, houdt elke Groep, onverminderd de bepalingen van punt 4, rekening met de analyse die, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 7, in verband met voorgestelde elektriciteits- en gasprojecten welke vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(e) en punt 2, is gemaakt in het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor gas en elektriciteit, vastgesteld door de ENTSB's voor elektriciteit en gas overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en Verordening (EG) nr. 715/2009. |
Motivering | |
Met dit amendement wordt beoogt ook 'smart grids' onder het toepassingsgebied te laten vallen. | |
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – punt 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) bij elektriciteitsopslag: het project voorziet in een opslagcapaciteit die een jaarlijkse elektriciteitsopwekking van ten minste 500 gigawattuur mogelijk maakt; |
(b) bij elektriciteitsopslag: het project voorziet in een opslagcapaciteit die een jaarlijkse elektriciteitsopwekking van ten minste 500 gigawattuur of (indien dit cijfer lager ligt) ten minste [x]% van de jaarlijkse elektriciteitsopwekking van de betrokken lidstaat mogelijk maakt; |
Motivering | |
Voor sommige lidstaten is 500 gigawattuur bijzonder veel. Het kan daarom nuttig zijn ook een percentage van de jaarlijkse elektriciteitsopwekking vast te stellen. | |
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – punt 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) bij gasopslag of vloeibaar/gecomprimeerd aardgas: het project heeft tot doel om op directe of indirecte wijze ten minste twee lidstaten van gas te voorzien of om te voldoen aan de infrastructuurnorm (de "N-1-regel") op regionaal niveau overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 994/2010; |
(d) bij gasopslag of LNG/CNG: het project heeft tot doel om op directe wijze of het vermogen om op indirecte wijze ten minste twee lidstaten van gas te voorzien of om te voldoen aan de infrastructuurnorm (de "N-1-regel") op regionaal niveau overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 994/2010; |
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – punt 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) voor de elektriciteitssector: scenario's voor de vraag, de productiecapaciteit per brandstoftype (biomassa, geothermisch, waterkracht, gas, kernenergie, olie, vaste brandstoffen, wind, fotovoltaïsch, geconcentreerde zonne-energie, ander hernieuwbare energiebronnen) en de geografische spreiding ervan, brandstofprijzen (inclusief voor biomassa, steenkool, gas en olie), kooldioxidetarieven, de samenstelling van het transmissie- en, wanneer relevant, het distributienet en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe belangrijke projecten voor opwekking (inclusief capaciteit toegerust voor de afvang van kooldioxide), opslag en transmissie waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd tegen eind van het jaar n+5; |
(a) voor de elektriciteitssector: scenario's voor de vraag (zowel in de lidstaten als in naburige derde landen), de productiecapaciteit per brandstoftype (biomassa, geothermisch, waterkracht, gas, kernenergie, olie, vaste brandstoffen, wind, fotovoltaïsch, geconcentreerde zonne-energie, andere hernieuwbare energiebronnen) en de geografische spreiding ervan, brandstofprijzen (inclusief voor biomassa, steenkool, gas en olie), kooldioxidetarieven, de samenstelling van het transmissie- en, wanneer relevant, het distributienet en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe belangrijke projecten voor opwekking (inclusief capaciteit toegerust voor de afvang van kooldioxide), opslag en transmissie waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd tegen eind van het jaar n+5; |
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – punt 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) voor de elektriciteitssector: scenario's voor de vraag, de productiecapaciteit per brandstoftype (biomassa, geothermisch, waterkracht, gas, kernenergie, olie, vaste brandstoffen, wind, fotovoltaïsch, geconcentreerde zonne-energie, ander hernieuwbare energiebronnen) en de geografische spreiding ervan, brandstofprijzen (inclusief voor biomassa, steenkool, gas en olie), kooldioxidetarieven, de samenstelling van het transmissie- en, wanneer relevant, het distributienet en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe belangrijke projecten voor opwekking (inclusief capaciteit toegerust voor de afvang van kooldioxide), opslag en transmissie waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd tegen eind van het jaar n+5; |
(a) voor de elektriciteitssector: scenario's voor de vraag, de productiecapaciteit per brandstoftype (biomassa, geothermisch, waterkracht, gas, kernenergie, olie, vaste brandstoffen, wind, fotovoltaïsch, geconcentreerde zonne-energie, andere hernieuwbare energiebronnen) en de geografische spreiding ervan, brandstofprijzen (inclusief voor biomassa, steenkool, gas en olie), kooldioxidetarieven, de samenstelling van het transmissie- en, wanneer relevant, het distributienet en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe belangrijke projecten voor opwekking (inclusief capaciteit toegerust voor de afvang van kooldioxide), opslagpotentieel en opslag- en transmissieprojecten waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd tegen eind van het jaar n+5; |
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 5 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(5 ter) Bij het uitvoeren van de in artikel 13, lid 4, onder a), bedoelde kosten-batenanalyse past de projectpromoter op de discontovoeten een risicopremie toe. Deze risicopremie wordt door de projectpromoter vastgesteld na raadpleging van de relevante betrokken partijen op basis van de informatie bedoeld in de punt 4 van bijlage VI. |
Motivering | |
De projectpromoter voegt aan de discontovoeten een risicopremie toe die een weerspiegeling vormt van de wenselijkheid van de projecten voor de relevante betrokken partijen, in het bijzonder burgers. |
PROCEDURE
Titel |
Trans-Europese energie-infrastructuur en intrekking van besluit nr. 1364/2006/EG |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0658 – C7-0371/2011 – 2011/0300(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ITRE 15.11.2011 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
ECON 15.11.2011 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Philippe Lamberts 29.11.2011 |
||||
Behandeling in de commissie |
20.3.2012 |
30.5.2012 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
31.5.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
36 0 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Burkhard Balz, Elena Băsescu, Udo Bullmann, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Elisa Ferreira, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Othmar Karas, Wolf Klinz, Jürgen Klute, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Philippe Lamberts, Werner Langen, Astrid Lulling, Arlene McCarthy, Ivari Padar, Alfredo Pallone, Olle Schmidt, Edward Scicluna, Peter Simon, Ivo Strejček, Sampo Terho, Marianne Thyssen, Ramon Tremosa i Balcells |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Sophie Auconie, Thijs Berman, Philippe De Backer, Roberto Gualtieri, Danuta Maria Hübner, Olle Ludvigsson |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Margrete Auken |
||||
ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (9.5.2012)
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en houdende intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG
(COM(2011)0658 – C7‑0371/2011 – 2011/0300(COD))
Rapporteur voor advies: Pavel Poc
BEKNOPTE MOTIVERING
Inleiding
Op 19 oktober 2011 heeft de Commissie haar voorstel gepresenteerd voor een Verordening betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur. Het voorstel van de Commissie beoogt ervoor te zorgen dat strategische energienetwerken en opslagfaciliteiten in de EU in 2020 gereed zijn. Meer in het bijzonder heeft deze verordening de volledige integratie van de interne energiemarkt ten doel, onder meer door te waarborgen dat geen enkele lidstaat van het Europese netwerk wordt uitgesloten.
De verordening draagt bij aan duurzame ontwikkeling en bescherming van het milieu door de Unie in staat te stellen haar uit de 2020‑strategie voortvloeiende doelstellingen te verwezenlijken, terwijl daarnaast wordt gezorgd voor energievoorzieningszekerheid en solidariteit tussen de lidstaten.
Overeenkomstig de mededeling van de Commissie getiteld "Prioriteiten voor energie-infrastructuurprojecten voor 2020 en verder" dienen de bestaande trans‑Europese netwerken (TEN‑E) te worden herzien en te worden versterkt met instrumenten uit nieuw energie-infrastructuurbeleid, terwijl de ontwikkeling ervan moet worden versneld en er moet worden gezorgd voor passende financiering.
Financiering
De komende tien jaar is circa 200 miljard euro nodig voor de aanleg van gaspijpleidingen en elektriciteitsnetwerken. Meer in het bijzonder is 140 miljard euro nodig voor hoogspannings-elektriciteitstransmissiesystemen, opslag en toepassingen van slimme netwerken, 70 miljard euro voor gaspijpleidingen, opslag, terminals voor vloeibaar aardgas (LNG) en infrastructuur voor bidirectionele stromen, en 2,5 miljard euro voor infrastructuur voor kooldioxidetransport.
Dit betekent dat de huidige investeringsniveaus aanzienlijk moeten worden verhoogd. In vergelijking met de periode 2000‑2010 zou dit resulteren in een toename van de investeringen in de gassector met 30%, terwijl de investeringen in de elektriciteitssector met 100% zouden toenemen ten opzichte van de voorgaande periode.
Vaststelling van de problemen
Problemen met betrekking tot vergunningverleningsprocedures en weerstand bij het publiek behoren tot de voornaamste knelpunten die de tijdige uitvoering van energie-infrastructuurprojecten, met name de aanleg van hoogspanningslijnen, in de weg staan.
De administratieve procedures zijn complex en inefficiënt, in het bijzonder wat de organisatie van procedures en de bevoegdheden van de betrokken partijen betreft, en blijven versnipperd, terwijl het ontbreekt aan duidelijke termijnen en voorafgaande planning alsook aan coördinatie met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving van de EU.
De tegenstand van de belanghebbende bevolking houdt verband met de onduidelijkheid over de toegevoegde waarde van een project, de reële of veronderstelde effecten op het milieu en het landschap, de gezondheids- en veiligheidsrisico's en de laattijdige en ontoereikende inspraak van het publiek en de belanghebbenden.
In sommige lidstaten is tevens sprake van politieke en/of eigendomsgerelateerde speculaties die verband houden met de vergunningsprocedures voor investeringen in infrastructuur.
Effect op het milieu
Energie-infrastructuurvoorzieningen die vandaag worden ontworpen dienen verenigbaar te zijn met de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor de lange termijn en met de verwezenlijking van deze doelstellingen in het energiebeleid van de verschillende lidstaten. De planning van energie-infrastructuurprojecten moet tevens volledig in overeenstemming zijn met het voorzorgsbeginsel.
Het voorstel moet de bestaande milieubeschermingseisen integreren in de context van de energie-infrastructuur. Energiebronnen die geen maatschappelijke en milieukosten met zich meebrengen dienen prioriteit te krijgen.
Naast de kapitaal- en exploitatiekosten zijn ook aanzienlijke milieukosten verbonden aan de bouw, exploitatie en ontmanteling van energie-infrastructuur. Deze milieukosten moeten worden meegewogen in de kosten-batenanalyse door middel van de zogeheten levenscycluskosten-benadering. Het is noodzakelijk dat voor ieder afzonderlijk energie-infrastructuurproject een grondige milieueffectbeoordeling wordt gemaakt teneinde de reële risico's te evalueren waarbij rekening wordt gehouden met lokale en regionale milieuomstandigheden.
Transparantie en inspraak van het publiek
De nieuwe regels bieden burgers meer mogelijkheden om bij een project te worden betrokken en om hun stem te laten horen. De verordening bepaalt dat burgers in een zeer vroeg stadium bij de vergunningsprocedure moeten worden betrokken. Volgens de verordening dient dit te gebeuren voordat de projectontwikkelaar zijn formele vergunningsaanvraag indient. Op deze manier kan in de planningsfase van het project nog rekening worden gehouden met de zorgen van burgers. In veel lidstaten is het op dit moment gebruikelijk dat de openbare raadpleging wordt gehouden na indiening van het dossier bij de autoriteit.
Projecten van gemeenschappelijk belang
Met het oog hierop heeft de Commissie 12 prioritaire corridors en gebieden aangewezen die betrekking hebben op elektriciteit, gas, olie en transportnetwerken voor kooldioxide. De Commissie pleit voor een "stelsel van gemeenschappelijk belang" voor projecten die bijdragen aan de tenuitvoerlegging van deze prioriteiten en die als dusdanig zijn aangemerkt. Projecten van gemeenschappelijk belang zouden baat moeten hebben bij de snellere vergunningsprocedure die maximaal drie jaar mag duren.
Aanbevelingen van de rapporteur
De rapporteur verwelkomt de voorstellen om de besluitvorming inzake infrastructuurvergunningen te versnellen, evenals de nieuwe regels die burgers meer mogelijkheden bieden om bij een project te worden betrokken en om hun stem te laten horen.
Infrastructuurprojecten kunnen evenwel niet van de milieuwetgeving worden uitgezonderd en, overeenkomstig artikel 11 VWEU, dient het voorstel de bestaande milieubeschermingseisen te integreren in de context van de energie-infrastructuur.
De kwaliteit van het publieke debat moet worden gewaarborgd en er moet terdege rekening worden gehouden met de Europese milieuwetgeving.
AMENDEMENTEN
De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) Een versnelling van de modernisering van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur is van essentieel belang om de energie- en klimaatdoelstellingen van het EU-beleid te verwezenlijken, meer bepaald voltooiing van de interne energiemarkt, waarborgen van de energievoorzieningszekerheid, met name inzake gas en olie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20%, toename van het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik met 20% en toename van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020. Bovendien moet de Unie ervoor zorgen dat haar infrastructuur klaar is voor een koolstofarmer energiesysteem op de langere termijn, namelijk tegen 2050. |
(6) Een versnelling van de modernisering van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur is van essentieel belang om de energie- en klimaatdoelstellingen van het EU-beleid te verwezenlijken, meer bepaald voltooiing van de interne energiemarkt, waarborgen van de energievoorzieningszekerheid, met name inzake gas en olie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20%, toename van het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik met 20% en toename van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020. Bovendien moet de Unie ervoor zorgen dat haar infrastructuur klaar is voor een koolstofarmer energiesysteem op de langere termijn, namelijk tegen 2050, en die infrastructuur, in hetzelfde tijdsbestek, klaarmaken voor de aansluiting van regio’s met een grote productiecapaciteit voor hernieuwbare energie en een hoog potentieel voor opslag van elektriciteit. Deze energie- en klimaatsdoelstellingen moeten op de meest kostenefficiënte manier worden gerealiseerd; |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(6 bis) Vanuit milieugerelateerd, sociaal en economisch oogpunt is de beste infrastructuur een reeds bestaande infrastructuur die niet meer hoeft te worden aangelegd. Energie-efficiëntie is daarom van cruciaal belang en er moet ten volle rekening worden gehouden met de waarschijnlijke effecten van de door de Commissie voorgestelde energie-efficiëntierichtlijn (waarvoor de procedure nog loopt) voor wat betreft de vermindering van de behoefte aan toekomstige infrastructuur. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) De interne energiemarkt, als omschreven in Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas, bestaat weliswaar, maar blijft versnipperd ten gevolge van ontoereikende interconnecties tussen de nationale energienetwerken. Geïntegreerde netwerken die zich over de hele Unie uitstrekken, zijn echter van levensbelang om een concurrerende en goed functionerende geïntegreerde markt te waarborgen die groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling bevordert. |
(7) De interne energiemarkt, als omschreven in Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas, bestaat weliswaar, maar blijft versnipperd ten gevolge van ontoereikende interconnecties tussen de nationale energienetwerken. Geïntegreerde netwerken die zich over de hele Unie uitstrekken en de ontwikkeling van een infrastructuur van slimme netwerken die grotere energie-efficiëntie en integratie van gespreide hernieuwbare energiebronnen mogelijk maakt, zijn echter van levensbelang om een concurrerende en goed functionerende geïntegreerde markt te waarborgen die hulpbronnenefficiënte groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling bevordert. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) De energie-infrastructuur van de Unie moet worden gemoderniseerd teneinde door de mens veroorzaakte rampen, negatieve effecten van de klimaatverandering en bedreigingen voor de veiligheid, met name voor de Europese kritische infrastructuur als omschreven in Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren, te voorkomen en er beter weerstand aan te kunnen bieden. |
(8) De energie-infrastructuur van de Unie moet worden gemoderniseerd teneinde door de mens veroorzaakte rampen, negatieve effecten van de klimaatverandering en bedreigingen voor de veiligheid, met name voor de Europese kritische infrastructuur als omschreven in Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren, te voorkomen en er beter weerstand aan te kunnen bieden, door een gedecentraliseerde opzet die erop is gericht lokale deelgebieden zelfvoorzienend te maken op het gebied van energie. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) De investeringsbehoeften op het gebied van de elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur van Europees belang in de periode tot 2020 zijn geraamd op 200 miljard euro. De aanzienlijke toename van de investeringsvolumes in vergelijking met het verleden en de urgentie van de tenuitvoerlegging van nieuwe prioriteiten qua energie-infrastructuur vergen een nieuwe aanpak voor de regulering en financiering van die infrastructuur, met name bij grensoverschrijdende projecten. |
(11) De investeringsbehoeften op het gebied van de elektriciteits- en gastransmissie-infrastructuur van Europees belang in de periode tot 2020 zijn geraamd op 200 miljard euro. De aanzienlijke toename van de investeringsvolumes in vergelijking met het verleden en de urgentie van de tenuitvoerlegging van nieuwe prioriteiten qua energie-infrastructuur vergen een nieuwe aanpak voor de regulering en financiering van die infrastructuur, met name bij grensoverschrijdende projecten. In deze benadering moet niettemin rekening worden gehouden met de fiscale consolidatiemechanismen die overal in de EU plaatsvinden, prioriteit worden gegeven aan projecten van gemeenschappelijk belang met een werkelijke Europese meerwaarde, en worden gekeken wanneer de autoriteiten van de lidstaten en de markt eerder zijn aangewezen om op te treden. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(15) De projecten van gemeenschappelijk belang moeten worden geïdentificeerd op basis van gemeenschappelijke, transparante en objectieve criteria met het oog op de bijdrage ervan tot de doelstellingen van het energiebeleid. Voor elektriciteit en gas moeten de voorgestelde projecten deel uitmaken van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan. In dit plan moet met name rekening worden gehouden met de conclusies van de Europese Raad van 4 februari inzake de noodzaak van integratie van de perifere energiemarkten. |
(15) De projecten van gemeenschappelijk belang moeten worden geïdentificeerd met inachtneming van gemeenschappelijke, transparante en objectieve criteria met het oog op de bijdrage ervan tot de doelstellingen van het energiebeleid. Projecten voor elektriciteit en gas moeten deel uitmaken van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan. In dit plan moet met name rekening worden gehouden met de conclusies van de Europese Raad van 4 februari inzake de noodzaak van integratie van de perifere energiemarkten, en de ontwikkeling van een infrastructuur van slimme netwerken worden geregeld. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 15 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(15 bis) Derde partijen die op dit gebied willen investeren mogen niet worden uitgesloten van de mogelijkheid financiering aan te vragen en te ontvangen voor projecten van gemeenschappelijk belang. Voorts moeten partnerschappen tussen derde partijen en overheidsinstanties met betrekking tot projecten van gemeenschappelijk belang eveneens worden aangemoedigd. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(20) Om een snelle administratieve behandeling te waarborgen, moeten projecten van gemeenschappelijk belang een "prioriteitsstatus" krijgen op nationaal niveau. Projecten van gemeenschappelijk belang moeten door de bevoegde instanties als projecten van openbaar belang worden beschouwd. Er moet vergunning worden verleend, om dwingende redenen van groot openbaar belang, aan projecten die een negatief effect hebben op het milieu wanneer is voldaan aan de voorwaarden van de Richtlijnen 92/43/EG en 2000/60/EG. |
(20) Om een snelle administratieve behandeling te waarborgen, moeten projecten van gemeenschappelijk belang een "prioriteitsstatus" krijgen op nationaal niveau. Projecten van gemeenschappelijk belang moeten door de bevoegde instanties als projecten van openbaar belang worden beschouwd. Er mag alleen vergunning worden verleend, om dwingende redenen van groot openbaar belang, aan projecten die een negatief effect hebben op het milieu wanneer is voldaan aan de voorwaarden van de Richtlijnen 92/43/EG en 2000/60/EG. Er moet, in volgorde van belangrijkheid en met het oog op kostenefficiëntie, worden vastgesteld wanneer de infrastructuur door middel van energie-efficiënte beleidsmaatregelen tot een minimum kan worden beperkt, wanneer bestaande nationale en grensoverschrijdende infrastructuur kan worden verbeterd of gemoderniseerd, en wanneer nieuwe infrastructuur nodig is en naast bestaande energie- of vervoersinfrastructuur kan worden aangelegd. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 22 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(22) Hoewel er duidelijke normen bestaan voor de inspraak van het publiek in de procedures voor besluitvorming op milieugebied, zijn er aanvullende maatregelen nodig om de hoogst mogelijke normen voor transparantie en inspraak van het publiek te waarborgen bij alle relevante kwesties tijdens het vergunningverleningsproces voor projecten van gemeenschappelijk belang. |
(22) Hoewel er duidelijke normen bestaan voor de inspraak van het publiek in de procedures voor besluitvorming op milieugebied, zijn er aanvullende maatregelen nodig om de hoogst mogelijke normen voor transparantie en adequate inspraak van het publiek te waarborgen bij alle relevante kwesties tijdens het vergunningverleningsproces voor projecten van gemeenschappelijk belang. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) de tijdige uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang vergemakkelijkt door de vergunningverlening te versnellen en de inspraak van het publiek te verbeteren; |
(b) de tijdige uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang vergemakkelijkt door de vergunningverlening te versnellen en minimumvereisten te stellen voor inspraak van het publiek; |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie stelt voor het geheel van de Unie een lijst van projecten van gemeenschappelijk belang vast. Deze lijst wordt elke twee jaar opnieuw geëvalueerd en zo nodig aangepast. De eerste lijst wordt uiterlijk op 31 juli 2013 vastgesteld. |
1. De Commissie stelt, in samenwerking met de lidstaten, voor het geheel van de Unie een lijst van projecten van gemeenschappelijk belang vast en rangschikt deze in volgorde van belangrijkheid. Deze lijst wordt elke twee jaar opnieuw geëvalueerd en zo nodig aangepast. De eerste lijst wordt uiterlijk op 31 juli 2013 vastgesteld. Bij vaststelling van de Uniebrede lijst houdt de Commissie tevens rekening met de specifieke kenmerken van kleine insulaire lidstaten, en zij ontwikkelt projecten om ervoor te zorgen dat EU-lidstaten na 2015 niet verstoken blijven van de Europese gas- en elektriciteitsnetwerken of hun energiezekerheid bedreigd zien door het ontbreken van geschikte aansluitingen. De Uniebrede lijst moet ook in dergelijke projecten voorzien. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Met het oog op de identificatie van projecten van gemeenschappelijk belang richt de Commissie een regionale Groep (hierna de "Groep") op als omschreven in bijlage III, onder punt 1, gebaseerd op elke prioritaire corridor of prioritair gebied en het desbetreffende geografische bereik als genoemd in bijlage I. |
2. Met het oog op de identificatie van projecten van gemeenschappelijk belang richt de Commissie twaalf regionale Groepen (hierna "Groepen"), gebaseerd op elke prioritaire corridor of prioritair gebied en het desbetreffende geografische bereik als genoemd in bijlage I. De samenstelling van iedere Groep is gebaseerd op de in bijlage III, onder punt 1, omschreven regels. Iedere Groep verricht haar taken overeenkomstig de van te voren overeengekomen taakomschrijving of procedureregels, met inachtneming van eventuele aanwijzingen die de Commissie hieromtrent verstrekt. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Overeenkomstig de procedure van bijlage III, onder punt 2, stelt elke Groep zijn voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang op, waarbij de projecten worden gerangschikt naargelang van hun bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur als genoemd in bijlage I en naargelang zij voldoen aan de criteria van Artikel 4. Ieder afzonderlijk projectvoorstel moet worden goedgekeurd door de lidstaat of de lidstaten op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft. |
3. Elke Groep stelt haar regionale lijst van projecten van gemeenschappelijk belang vast, opgesteld overeenkomstig de procedure van bijlage III, onder punt 2, waarbij de projecten worden gerangschikt naargelang hun bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur als genoemd in bijlage I en naargelang zij voldoen aan de criteria van Artikel 4. Ieder afzonderlijk projectvoorstel moet worden goedgekeurd door de lidstaat of de lidstaten op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft. |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. Bij elektriciteits- en gasprojecten die vallen binnen de in bijlage II, onder punt 1 en 2, genoemde categorieën, brengt het Agentschap binnen een termijn van twee maanden na de datum van ontvangst van de voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang, als bedoeld in lid 4, eerste alinea, advies uit bij de Commissie over de voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang, waarbij met name rekening is gehouden met de samenhangende toepassing over de Groepen heen van de criteria van Artikel 4 en met de resultaten van de door de ENTSB's voor elektriciteit en gas overeenkomstig punt 2(6) van bijlage III uitgevoerde analyse. |
5. Bij elektriciteits- en gasprojecten die vallen binnen de in bijlage II, onder punt 1 en 2, genoemde categorieën, brengt het Agentschap binnen een termijn van twee maanden na de datum van ontvangst van de voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang, als bedoeld in lid 4, eerste alinea, advies uit bij de Commissie over de voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang, waarbij met name rekening is gehouden met de samenhangende toepassing over de Groepen heen van de criteria van Artikel 4 en met de resultaten van de door de ENTSB's voor elektriciteit en gas overeenkomstig punt 2(6) van bijlage III uitgevoerde analyse. De Commissie voltooit de lijst met projecten van gemeenschappelijk belang, waarbij zij voorziet in een gedetailleerde onderbouwing van haar beslissing over ieder afzonderlijk project. |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(a bis) het project is in overeenstemming met de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie; |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) bij het project zijn minimaal twee lidstaten betrokken, hetzij doordat het op directe wijze de grens van één of meer lidstaten overschrijdt, hetzij doordat het gelegen is op het grondgebied van één lidstaat maar een aanzienlijk grensoverschrijdend effect heeft zoals bedoeld in bijlage IV, punt 1. |
(c) bij het project zijn minimaal twee lidstaten betrokken indien het op directe wijze de land- of zeegrens van één of meer lidstaten overschrijdt of indien het gelegen is op het grondgebied van één lidstaat maar niettemin een aanzienlijk grensoverschrijdend effect heeft of, in het geval van een interne versterking, indien het project van belang is voor een grensoverschrijdende verbinding zoals bedoeld in bijlage IV, punt 1, of indien het tot doel heeft eilanden en perifere gebieden met centrale gebieden van de Unie te verbinden. |
Motivering | |
In lijn met de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen moet de integratie van hernieuwbare elektriciteitsproductie in projecten ter versterking van de interne transmissie worden bevorderd, indien deze projecten overeenkomstig de criteria van bijlage IV bijdragen tot grensoverschrijdende transmissie. | |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) wat projecten betreft voor elektriciteitstransmissie en -opslag die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d): het project draagt aanzienlijk bij tot minimaal één van de volgende specifieke criteria: |
(a) wat projecten betreft voor elektriciteitstransmissie en -opslag die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d): het project draagt bij tot duurzaamheid en in aanzienlijke mate tot minimaal één van de volgende specifieke criteria: |
Motivering | |
Duurzaamheidscriteria mogen geen facultatieve keuze zijn. Een duurzame benadering brengt de doelstelling van de EU van een koolstofarme economie dichterbij en voorkomt ecologische achteruitgang, verlies van biodiversiteit, en niet-duurzaam gebruik van hulpbronnen. | |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– marktintegratie, mededinging en systeemflexibiliteit; |
– marktintegratie, onder meer door de isolatie van bepaalde regio’s in de Europese Unie op te heffen; mededinging en systeemflexibiliteit; |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– duurzaamheid, onder meer door de transmissie van hernieuwbare energie naar belangrijke verbruikscentra en opslagfaciliteiten; |
– integratie van hernieuwbare energie in het net en de transmissie van hernieuwbare energie naar belangrijke verbruikscentra en opslagfaciliteiten; |
Motivering | |
Duurzaamheidscriteria mogen geen facultatieve keuze zijn. Een duurzame benadering brengt de doelstelling van de EU van een koolstofarme economie dichterbij en voorkomt ecologische achteruitgang, verlies van biodiversiteit, en niet-duurzaam gebruik van hulpbronnen. | |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– interoperabiliteit en veilige exploitatie van het systeem; |
– voorzieningszekerheid, onder meer door interoperabiliteit en veilige en betrouwbare exploitatie van het systeem, met name door versterking van de huidige transmissiestabiliteit, vergroting van het vermogen om stroomuitval op te vangen, en veilige integratie van intermitterende productie; |
Motivering | |
Nadere specificatie van de voornaamste doelstellingen waaraan voorzieningszekerheid moet beantwoorden. Een meer specifieke definitie van voorzieningszekerheid is nodig voor een goed begrip van het probleem. | |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
- hoge productiecapaciteit voor hernieuwbare energie en hoog opslagpotentieel; |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter b – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) wat gasprojecten betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 2: het project draagt aanzienlijk bij tot minimaal één van de volgende specifieke criteria: |
(b) wat gasprojecten betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 2: het project draagt aanzienlijk bij tot duurzaamheid en in aanzienlijke mate tot minimaal één van de volgende specifieke criteria: |
Motivering | |
Duurzaamheidscriteria mogen geen facultatieve keuze zijn. Een duurzame benadering brengt de doelstelling van de EU van een koolstofarme economie dichterbij en voorkomt ecologische achteruitgang, verlies van biodiversiteit, en niet-duurzaam gebruik van hulpbronnen. | |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter b – streepje 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– marktintegratie, interoperabiliteit en systeemflexibiliteit; |
– marktintegratie, onder meer door de isolatie van bepaalde regio’s in de Europese Unie op te heffen; interoperabiliteit en systeemflexibiliteit; |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter b – streepje 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– mededinging, onder meer door diversificatie van leveringsbronnen, tegenpartijen voor levering b; |
– mededinging, onder meer door diversificatie van leveringsbronnen, leveringsroutes en tegenpartijen voor levering; |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter b – streepje 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– duurzaamheid; |
Schrappen |
Motivering | |
Duurzaamheidscriteria mogen geen facultatieve keuze zijn. Een duurzame benadering brengt de doelstelling van de EU van een koolstofarme economie dichterbij en voorkomt ecologische achteruitgang, verlies van biodiversiteit, en niet-duurzaam gebruik van hulpbronnen. | |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter c – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) wat projecten betreft voor slimme elektriciteitsnetwerken die vallen binnen de categorie van bijlage II, onder punt 1(e): het project draagt aanzienlijk bij tot de volgende specifieke functies: |
(c) wat projecten betreft voor slimme elektriciteitsnetwerken die vallen binnen de categorie van bijlage II, onder punt 1(e): het project draagt bij tot duurzaamheid en in aanzienlijke mate tot de volgende specifieke functies: |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter d – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) wat projecten voor het transport van olie betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3: het project draagt aanzienlijk bij tot de volgende drie specifieke criteria: |
(d) wat projecten voor het transport van olie betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3: het project draagt bij tot duurzaamheid en in aanzienlijke mate tot de volgende drie specifieke criteria: |
Motivering | |
Duurzaamheidscriteria mogen geen facultatieve keuze zijn. Een duurzame benadering brengt de doelstelling van de EU van een koolstofarme economie dichterbij en voorkomt ecologische achteruitgang, verlies van biodiversiteit, en niet-duurzaam gebruik van hulpbronnen. | |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter e – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(e) wat projecten voor het transport van kooldioxide betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 4: het project draagt aanzienlijk bij tot de volgende drie specifieke criteria: |
(e) wat projecten voor het transport van kooldioxide betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 4: het project draagt bij tot duurzaamheid en in aanzienlijke mate tot de volgende drie specifieke criteria: |
Motivering | |
Duurzaamheidscriteria mogen geen facultatieve keuze zijn. Een duurzame benadering brengt de doelstelling van de EU van een koolstofarme economie dichterbij en voorkomt ecologische achteruitgang, verlies van biodiversiteit, en niet-duurzaam gebruik van hulpbronnen. | |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar volgend op het jaar van selectie van een project van gemeenschappelijk belang overeenkomstig artikel 4, dienen de projectpromotoren, voor elk project dat valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, een jaarverslag in bij het Agentschap of, wanneer het project valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3 en 4, bij de respectieve Groep. In dit verslag wordt nader ingegaan op: |
3. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar volgend op het jaar van selectie van een project van gemeenschappelijk belang overeenkomstig artikel 4, dienen de projectpromotoren, voor elk project dat valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, een jaarverslag in bij de Commissie en het Agentschap of, wanneer het project valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3 en 4, bij de respectieve Groep. In dit verslag wordt nader ingegaan op: |
Motivering | |
Omwille van de transparantie moet de Commissie worden geïnformeerd omtrent de input van het geconsolideerde verslag dat het Agentschap ingevolge lid 4 uitbrengt. | |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Wanneer een project van gemeenschappelijk belang aanzienlijke vertraging oploopt of uitvoeringsmoeilijkheden kent, kan de Commissie voor een periode van maximaal één jaar, twee keer hernieuwbaar, een Europese coördinator aanwijzen. |
1. Wanneer een project van gemeenschappelijk belang aanzienlijke vertraging oploopt of uitvoeringsmoeilijkheden kent, kan de Commissie, met instemming van de betrokken lidstaten, voor een periode van maximaal één jaar, twee keer hernieuwbaar, een Europese coördinator aanwijzen. |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De Europese coördinator wordt gekozen op basis van zijn ervaring met betrekking tot de aan hem toegewezen specifieke taken voor het/de project(en) in kwestie. |
3. De Europese coördinator wordt gekozen op basis van zijn ervaring met betrekking tot de aan hem toegewezen specifieke taken voor het/de project(en) in kwestie, met instemming van de betrokken lidstaten. |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Projecten van gemeenschappelijk belang krijgen de status van grootst nationaal belang mogelijk en worden als zodanig behandeld in de vergunningverleningsprocedures, waar en in de wijze waarop in een dergelijke behandeling is voorzien in de voor het desbetreffende type energie-infrastructuur geldende nationale wetgeving. |
1. Projecten van gemeenschappelijk belang krijgen de status van grootst nationaal belang mogelijk en worden als zodanig behandeld in regionale en ruimtelijke ordeningsprocedures, de vergunningverleningsprocedures, de milieueffectbeoordelings- en de strategische milieueffectbeoordelingsprocedures, waar en in de wijze waarop in een dergelijke behandeling is voorzien in de voor het desbetreffende type energie-infrastructuur geldende nationale wetgeving. |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 4 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening maakt de Commissie richtsnoeren bekend om de lidstaten te helpen bij de vaststelling van adequate maatregelen en om een samenhangende toepassing van de procedures voor de milieueffectbeoordeling, vereist overeenkomstig de EU-wetgeving voor projecten van gemeenschappelijk belang, te waarborgen. |
Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening maakt de Commissie richtsnoeren bekend om de lidstaten te helpen bij de vaststelling en tenuitvoerlegging van adequate maatregelen en om een samenhangende toepassing van de procedures voor de milieueffectbeoordeling, vereist overeenkomstig de EU-wetgeving voor projecten van gemeenschappelijk belang, te waarborgen, en ziet vervolgens toe op de toepassing van die richtsnoeren. |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) gecoördineerde regeling: het raambesluit kan meerdere, elk afzonderlijk juridisch bindende door de bevoegde instantie en andere betrokken autoriteiten vastgestelde besluiten omvatten. De bevoegde instantie stelt geval per geval een redelijke termijn vast waarbinnen de afzonderlijke besluiten moeten worden vastgesteld. De bevoegde instantie kan een afzonderlijk besluit vaststellen namens een andere betrokken autoriteit wanneer het door die autoriteit vast te stellen besluit niet binnen de vastgelegde termijn is genomen en de vertraging niet afdoende kan worden gerechtvaardigd. De bevoegde instantie kan een afzonderlijk besluit van een andere nationale autoriteit annuleren wanneer zij oordeelt dat de door die autoriteit gebruikte argumenten een onvoldoende grondslag vormen voor dit besluit. De bevoegde instantie zorgt ervoor dat de relevante eisen overeenkomstig de internationale wetgeving en de wetgeving van de Unie in acht worden genomen en rechtvaardigt haar besluit. |
(b) gecoördineerde regeling: het raambesluit kan meerdere, elk afzonderlijk juridisch bindende door de bevoegde instantie en andere betrokken autoriteiten vastgestelde besluiten omvatten. De bevoegde instantie stelt geval per geval een redelijke termijn vast waarbinnen de afzonderlijke besluiten moeten worden vastgesteld. De bevoegde instantie kan een afzonderlijk besluit vaststellen namens een andere betrokken autoriteit wanneer het door die autoriteit vast te stellen besluit niet binnen de vastgelegde termijn is genomen en de vertraging niet afdoende kan worden gerechtvaardigd. De bevoegde instantie kan een afzonderlijk besluit van een andere nationale autoriteit annuleren wanneer zij oordeelt dat de door die autoriteit gebruikte argumenten een onvoldoende grondslag vormen voor dit besluit. De bevoegde instantie zorgt ervoor dat de relevante eisen overeenkomstig de internationale wetgeving en de wetgeving van de Unie in acht worden genomen, zij rechtvaardigt haar besluit en maakt het besluit en de bijbehorende motivering, met inbegrip van het relevante bewijsmateriaal, openbaar. |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 2 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) samenwerkingsregeling: het raambesluit kan meerdere, elk afzonderlijk juridisch bindende besluiten omvatten die door de bevoegde instantie en andere betrokken autoriteiten zijn vastgesteld. De bevoegde instantie stelt in overleg met de andere betrokken instanties per geval een redelijke termijn vast waarbinnen de afzonderlijke besluiten kunnen worden vastgesteld, alsmede de daaruit voortvloeiende totale vergunningverleningstermijn. De bevoegde instantie ziet toe op de naleving van de termijnen door de betrokken autoriteiten. Wanneer het door de betrokken autoriteit vast te stellen besluit naar verwachting niet binnen de vastgelegde termijn wordt genomen, stelt die autoriteit de bevoegde instantie daarvan onverwijld in kennis, alsook van de redenen voor de vertraging. |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. Bij projecten die waarschijnlijk aanzienlijke grensoverschrijdende effecten zullen hebben in één of meer aangrenzende lidstaten, waarbij artikel 7 van Richtlijn 85/337/EEG en het Espoo-verdrag van toepassing zijn, wordt de relevante informatie beschikbaar gesteld aan de bevoegde instantie van de aangrenzende lidstaten. De bevoegde instanties van de aangrenzende lidstaten geven aan of zij willen deelnemen aan de desbetreffende procedures van openbare raadpleging. |
6. Bij projecten die waarschijnlijk aanzienlijke grensoverschrijdende effecten zullen hebben in één of meer aangrenzende lidstaten, waarbij artikel 7 van Richtlijn 2001/42/EG, artikel 7 van Richtlijn 85/337/EEG, of het Espoo-verdrag van toepassing zijn, wordt de relevante informatie beschikbaar gesteld aan de bevoegde instantie van de aangrenzende lidstaten. De bevoegde instanties van de aangrenzende lidstaten geven aan of zij willen deelnemen aan de desbetreffende procedures van openbare raadpleging. |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. De lidstaten voeren mechanismen in voor de compensatie van gemeenten die nadelige invloeden ondervinden van de projecten van gemeenschappelijk belang of van andere nationale projecten op het gebied van energie-infrastructuur. |
Motivering | |
Met dit eenvoudige instrument kunnen vergunningsprocedures aanzienlijk worden verkort zonder dat wordt getornd aan het subsidiariteitsbeginsel van de Europese Unie of aan de bevoegdheden van de gemeenten, aangezien het indirect van invloed is op de ruimtelijke ordeningsfase en vertragingen in de vergunningsprocedures juist vooral in dat stadium optreden. Deze financiële compensatie is een krachtig hulpmiddel om lokale instanties (de gemeenten) ertoe te bewegen zich niet te verzetten tegen de aanleg van de beoogde infrastructuur in het kader van nationale, regionale en lokale planningsdossiers voor landinrichtingsbeleid. | |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
7 bis. In lidstaten waar onderdelen van het vergunningverleningsproces, inclusief ruimtelijke ordenings- en milieueffectbeoordelingsprocedures, niet resulteren in een juridisch bindende vergunning, dienen bevoegde autoriteiten erop toe te zien dat de duur van deze onderdelen goed wordt geïntegreerd in de algemene termijnen. |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Binnen een termijn van één maand na de inwerkingtreding van deze verordening zenden het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas het Agentschap en de Commissie hun methodologieën, inclusief inzake netwerk- en marktmodellering, toe voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem van de Unie voor projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2. Deze methodologieën worden uitgewerkt overeenkomstig de in bijlage V omschreven beginselen. |
1. Binnen een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening zenden het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas het Agentschap en de Commissie hun methoden, inclusief inzake netwerk- en marktmodellering, toe voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem van de Unie voor projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2. Deze methoden worden uitgewerkt overeenkomstig de in bijlage V omschreven beginselen en moeten in overeenstemming zijn met de in bijlage IV uiteengezette regels en indicatoren. De ENTSB's organiseren een uitgebreide raadplegingsprocedure waaraan ten minste wordt deelgenomen door organisaties die alle relevante belanghebbenden vertegenwoordigen en – voorzover dit wenselijk wordt geacht – door de belanghebbenden rechtstreeks, alsmede door de nationale regelgevende instanties en andere nationale autoriteiten. |
Motivering | |
De uitwerking van dergelijke methoden zal niet alleen meer dan één maand vergen als gevolg van de interne besluitvorming van het ENTSB voor gas en het ENTSB voor elektriciteit (zie de statuten van de beide ENTSB's), maar bovendien zouden alle vóór de inwerkingtreding van deze verordening door de TSB's gemaakte kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen volgens de door NRI's vastgestelde tarieven. Bovendien zou één maand niet voldoende zijn als er een uitgebreide raadplegingsprocedure moet worden georganiseerd. | |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. De methodologie wordt op gezette tijden geactualiseerd en verbeterd overeenkomstig de in de leden 1 tot en met 5 omschreven procedure. Mits zij daartoe een passende rechtvaardiging en een tijdsschema geven, kunnen het Agentschap, na formele raadpleging van de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen, en de Commissie verzoeken om dergelijke actualiseringen en verbeteringen te verstrekken. |
6. De methoden worden om de twee jaar geactualiseerd en verbeterd overeenkomstig de in de leden 1 tot en met 5 omschreven procedure. |
Motivering | |
Het dient hier te gaan om een duidelijke en vooraf gedefinieerde procedure, ook in termen van tijdsverloop, m.a.w. zij kan niet worden geïnitieerd op basis van een willekeurig verzoek. | |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
7. Het Agentschap zendt de Commissie onverwijld een afschrift toe van alle besluiten, met inbegrip van alle relevante informatie in verband met elk besluit. Deze informatie kan in samengevoegde vorm worden verstrekt. De Commissie neemt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht. |
7. Het Agentschap zendt de Commissie onverwijld een afschrift toe van alle overeenkomstig lid 6 vastgestelde besluiten, met inbegrip van alle relevante informatie in verband met elk besluit. Deze informatie kan in samengevoegde vorm worden verstrekt. De Commissie neemt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht. |
Motivering | |
Om duidelijk te maken welke besluiten worden bedoeld. | |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) uit de projectspecifieke kosten-batenanalyse overeenkomstig artikel 13, lid 4, onder (a), blijkt duidelijk dat het project aanzienlijke positieve externaliteiten biedt, zoals energievoorzieningszekerheid, solidariteit of innovatie; en |
(a) uit de projectspecifieke kosten-batenanalyse overeenkomstig artikel 13, lid 4, onder (a), blijkt duidelijk dat het project aanzienlijke positieve externaliteiten biedt, zoals milieugerelateerde en maatschappelijke voordelen, energievoorzieningszekerheid, solidariteit of innovatie; en |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter -a (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(-a) gegevens omtrent de huidige lijst van prioritaire projecten, een overzicht van de stadia van het besluitvormingsproces, de data en agenda's voor de vergaderingen van de regionale Groepen, alsmede de vervolgens gepubliceerde notulen en eventueel genomen besluiten; |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) algemene, op gezette tijden geactualiseerde informatie, inclusief geografische informatie, in verband met elk project van gemeenschappelijk belang; |
(a) algemene, op gezette tijden geactualiseerde informatie, inclusief de vereiste geografische informatie, in verband met elk project van gemeenschappelijk belang; |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – punt 3 – paragraaf 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI–East Electricity"): interconnecties en interne lijnen in de richtingen noord-zuid en oost-west met het oog op de voltooiing van de interne markt en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit. |
(3) Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI–East Electricity"): interconnecties en interne lijnen in de richtingen noord-zuid en oost-west met het oog op de voltooiing van de interne markt en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit; interconnectie van geïsoleerde insulaire elektrische systemen met het vasteland om te kunnen profiteren van de voordelen van de geïntegreerde elektriciteitsmarkt, de verbreiding van duurzame energiebronnen te vergroten en de overdracht van duurzame energie naar het vasteland mogelijk te maken. |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 4 – punt 11– paragraaf 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) Elektriciteitssnelwegen: eerste elektriciteitssnelwegen tegen 2020 met het oogmerk een elektriciteitssnelwegsysteem in het geheel van de Unie uit te bouwen. |
(11) Elektriciteitssnelwegen: eerste elektriciteitssnelwegen tegen 2020 met het oogmerk een elektriciteitssnelwegsysteem in het geheel van de Unie uit te bouwen, waarbij met name wordt gestreefd naar de aansluiting van regio's met een hoge duurzame energieproductiecapaciteit en een groot opslagpotentieel. |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 1 – punt 1– paragraaf 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) In het geval van elektriciteitsprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, nationale regulerende instanties, transmissiesysteembeheerders die hun verplichting in acht nemen om op regionaal niveau samen te werken overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2009/72/EG en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten, alsmede van de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor elektriciteit. |
(1) In het geval van elektriciteitsprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, nationale regulerende instanties, transmissiesysteembeheerders die hun verplichting in acht nemen om op regionaal niveau samen te werken overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2009/72/EG en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 714/2009, projectpromotoren en andere relevante belanghebbenden, waaronder producenten, distributiesysteembeheerders, leveranciers en milieuorganisaties alsmede consumentenorganisaties die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten, alsmede van de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor elektriciteit. |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 1 – punt 1– paragraaf 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
In het geval van gasprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, nationale regulerende instanties, transmissiesysteembeheerders die hun verplichting in acht nemen om op regionaal niveau samen te werken overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2009/73/EG en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 715/2009 en projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten, alsmede van de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor gas. |
In het geval van gasprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, nationale regulerende instanties, transmissiesysteembeheerders die hun verplichting in acht nemen om op regionaal niveau samen te werken overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2009/73/EG en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 715/2009 en projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten, alsmede van de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor gas. |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 1 – punt 1– paragraaf 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
In het geval van projecten voor het transport van olie en kooldioxide die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3 en 4, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten en de Commissie. |
In het geval van projecten voor het transport van olie en kooldioxide die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3 en 4, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten en de Commissie. |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 1 – punt 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) Elke Groep raadpleegt de organisaties die de relevante belanghebbenden vertegenwoordigen, onder meer producenten, distributiesysteembeheerders, leveranciers en consumenten en, voor de in artikel 5, lid 2, bedoelde taken, organisaties voor de bescherming van het milieu. Wanneer dat nuttig is voor de verwezenlijking van zijn opdracht kan de Groep hoorzittingen of raadplegingsrondes opzetten. |
(4) Elke Groep raadpleegt de organisaties die de relevante belanghebbenden vertegenwoordigen, onder meer producenten, distributiesysteembeheerders, leveranciers en consumenten en organisaties voor de bescherming van het milieu. Wanneer dat nuttig is voor de verwezenlijking van haar opdracht zet de Groep hoorzittingen of raadplegingsrondes op. De Groep informeert het publiek regelmatig en uitgebreid over de stand en de resultaten van haar beraadslagingen en organiseert een hoorzitting of raadplegingsronde voordat zij de door haar voor te stellen lijst als bedoeld in artikel 3, lid 4, indient. |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 2 – punt 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) Voorgestelde elektriciteitstransmissie- en -opslagprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d), vormen een onderdeel van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit, vastgesteld door het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009. |
(3) Voor alle projecten van gemeenschappelijk belang die na 1 augustus 2013 in de Uniebrede lijst zijn opgenomen vormen elektriciteitstransmissie- en -opslagprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d), een onderdeel van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit, vastgesteld door het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009. |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 2 – punt 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) Voor alle na 1 augustus 2013 vastgestelde lijsten van projecten van gemeenschappelijk belang voor het geheel van de Unie vormen de binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, vallende gastransmissie- en -opslagprojecten een onderdeel van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor gas, vastgesteld door het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 715/2009. |
(4) Voor alle na 1 augustus 2013 in de Uniebrede lijst opgenomen projecten van gemeenschappelijk belang vormen de binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, vallende gastransmissie- en -opslagprojecten een onderdeel van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor gas, vastgesteld door het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 715/2009. |
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) bij elektriciteitsopslag: het project voorziet in een opslagcapaciteit die een jaarlijkse elektriciteitsopwekking van ten minste 500 gigawattuur mogelijk maakt; |
(b) bij elektriciteitsopslag: het project voorziet in een opslagcapaciteit die een jaarlijkse elektriciteitsopwekking van ten minste 250 MW aan vermogen en van 250 gigawattuur per jaar mogelijk maakt; |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) voor de elektriciteitssector: scenario's voor de vraag, de productiecapaciteit per brandstoftype (biomassa, geothermisch, waterkracht, gas, kernenergie, olie, vaste brandstoffen, wind, fotovoltaïsch, geconcentreerde zonne-energie, andere hernieuwbare energiebronnen) en de geografische spreiding ervan, brandstofprijzen (inclusief voor biomassa, steenkool, gas en olie), kooldioxidetarieven, de samenstelling van het transmissie- en, wanneer relevant, het distributienet en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe belangrijke projecten voor opwekking (inclusief capaciteit toegerust voor de afvang van kooldioxide), opslag en transmissie waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd tegen eind van het jaar n+5; |
(a) voor de elektriciteitssector: scenario's voor de vraag (zowel in de lidstaten als in naburige derde landen), de productiecapaciteit per brandstoftype (biomassa, geothermisch, waterkracht, gas, kernenergie, olie, vaste brandstoffen, wind, fotovoltaïsch, geconcentreerde zonne-energie, andere hernieuwbare energiebronnen) en de geografische spreiding ervan, brandstofprijzen (inclusief voor biomassa, steenkool, gas en olie), kooldioxidetarieven, de samenstelling van het transmissie- en, wanneer relevant, het distributienet en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe belangrijke projecten voor opwekking (inclusief capaciteit toegerust voor de afvang van kooldioxide), opslagpotentieel en opslag en transmissie waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd tegen eind van het jaar n+5; |
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) voor de gassector: scenario's voor de vraag, invoer, brandstofprijzen (inclusief kolen, gas en olie), kooldioxidetarieven, de samenstelling van het transmissienetwerk en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe projecten waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd tegen eind van het jaar n+5; |
(b) voor de gassector: scenario's voor de vraag, invoer, brandstofprijzen (inclusief kolen, gas en olie), kooldioxideprijzen, de samenstelling van het transmissienetwerk en de ontwikkeling daarvan, rekening houdend met alle nieuwe projecten waarvoor een definitief investeringsbesluit genomen is en die zullen worden opgeleverd tegen eind van het jaar n+5; |
Motivering | |
Ter verduidelijking van de tekst. | |
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) In de kosten-batenanalyse wordt minimaal rekening gehouden met de volgende kosten: kapitaaluitgaven, operationele en onderhoudskosten gedurende de hele levensloop van het project en, wanneer van toepassing, ontmantelings- en afvalbeheerkosten. De methodologie vormt een leidraad voor de bij de berekeningen te gebruiken discontovoeten. |
(5) In de kosten-batenanalyse, die is gebaseerd op de kosten gedurende de hele technische levensloop van het project, wordt minimaal rekening gehouden met de volgende kosten: kapitaaluitgaven, operationele en onderhoudskosten, de milieukosten die zijn verbonden aan de aanleg, exploitatie en ontmanteling van energie-infrastructuurprojecten, alsmede – voorzover van toepassing – de afvalbeheerkosten. De methoden vormen een leidraad voor de bij de berekeningen te gebruiken discontovoeten. |
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 7 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) veerkracht van het systeem, met inbegrip van bestandheid tegen rampen en klimaatomstandigheden, en systeemveiligheid, met name voor Europese kritische infrastructuur als omschreven in Richtlijn 2008/114/EG; |
(b) veerkracht van het systeem, met inbegrip van voorzieningszekerheid, bestandheid tegen rampen en klimaatomstandigheden, en systeemveiligheid, met name voor Europese kritische infrastructuur als omschreven in Richtlijn 2008/114/EG; |
Motivering | |
De voorzieningszekerheid is een van de belangrijkste aspecten in dit verband. |
PROCEDURE
Titel |
Trans-Europese energie-infrastructuur en intrekking van besluit nr. 1364/2006/EG |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0658 – C7-0371/2011 – 2011/0300(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ITRE 15.11.2011 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
ENVI 15.11.2011 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Pavel Poc 20.12.2011 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
20.3.2012 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
8.5.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
51 3 5 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Kriton Arsenis, Sophie Auconie, Pilar Ayuso, Paolo Bartolozzi, Lajos Bokros, Martin Callanan, Nessa Childers, Chris Davies, Esther de Lange, Anne Delvaux, Bas Eickhout, Edite Estrela, Karl-Heinz Florenz, Elisabetta Gardini, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Cristina Gutiérrez-Cortines, Satu Hassi, Jolanta Emilia Hibner, Karin Kadenbach, Christa Klaß, Eija-Riitta Korhola, Holger Krahmer, Jo Leinen, Corinne Lepage, Peter Liese, Kartika Tamara Liotard, Zofija Mazej Kukovič, Linda McAvan, Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė, Antonyia Parvanova, Andres Perello Rodriguez, Mario Pirillo, Pavel Poc, Frédérique Ries, Anna Rosbach, Oreste Rossi, Dagmar Roth-Behrendt, Horst Schnellhardt, Richard Seeber, Bogusław Sonik, Anja Weisgerber, Åsa Westlund, Glenis Willmott, Sabine Wils, Marina Yannakoudakis |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Nikos Chrysogelos, João Ferreira, Filip Kaczmarek, Toine Manders, Judith A. Merkies, James Nicholson, Justas Vincas Paleckis, Alojz Peterle, Michèle Rivasi, Christel Schaldemose, Marita Ulvskog, Vladimir Urutchev, Andrea Zanoni |
||||
ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (31.5.2012)
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en houdende intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG
(COM(2011)0658 – C7‑0371/2011 – 2011/0300(COD))
Rapporteur voor advies: Sandra Kalniete
BEKNOPTE MOTIVERING
De rapporteur wenst de Commissie geluk omdat zij met verstandige richtsnoeren is gekomen voor de ontwikkeling van een trans-Europese energie-infrastructuur - zij beschouwt dit als een essentiële stap naar een verdere versterking van de Europese Unie. Bij het huidige voorstel worden regels vastgesteld voor de tijdige ontwikkeling en interoperabiliteit van trans-Europese energienetwerken teneinde de doelstellingen van het energiebeleid overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te verwezenlijken, meer in het bijzonder: de goede werking van de interne energiemarkt, het waarborgen van de energievoorzieningszekerheid in de Unie, de bevordering van de energie-efficiëntie en de ontwikkeling van nieuwe en betrouwbare vormen van energie en, ten slotte, de bevordering van de energienetwerksynergie. De rapporteur is van mening dat vooral dit een belangrijk veiligheidsaspect voor de Europese Unie is.
Er is nog steeds een aantal lidstaten van de EU dat van één energieleverancier afhankelijk is, wat niet strookt met de beginselen van good governance. Onder zulke omstandigheden bestaat er een grote kans op incidenten, bij voorbeeld wanneer een leverancier met technische moeilijkheden te kampen heeft. Aan deze situatie moet een einde komen en daarom is de rapporteur ook verheugd over de mededeling van de Commissie "Een begroting voor Europa 2020" betreffende het komende meerjarig financieel kader (2014-2020), waarin onder meer wordt voorgesteld een nieuwe financieringsfaciliteit, de "Connecting Europe Facility", in te stellen ter bevordering van de voltooiing van prioritaire infrastructuur op het gebied van energie, vervoer en digitale netwerken, met één fonds van 40 miljard EUR, waarvan 9,1 miljard EUR bestemd is voor energie.
In haar voorstel bepleit de Commissie een beperkt aantal prioritaire projecten vast te stellen met betrekking tot elektriciteits- en gasnetwerken en infrastructuren voor het vervoer van olie en kooldioxide. In totaal wees de Commissie 12 prioritaire infrastructuurprojecten en –gebieden die met energie samenhangen aan.
Uw rapporteur wil er de nadruk op leggen dat het voorstel zich niet tot niet-hernieuwbare energiebronnen beperkt. Onder meer met behulp van deze verordening zal de Unie haar doelstellingen op de gebieden klimaat en energie kunnen bereiken: een vermindering van de broeikasgasemissies met 20%, verhoging van de energie-efficiëntie met 20% en een verhoging met 20% van het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik tegen 2020. Het verheugt de rapporteur dat dit voorstel er nadrukkelijk op gericht is elementen aan te dragen voor de aanpak van de uiterst belangrijke kwestie van een duurzaam en milieuvriendelijk energiebeleid. Uw rapporteur beseft dat duurzaamheid en het ontzien van het milieu niet altijd eenvoudig samengaan, maar vindt toch dat in het Commissievoorstel op dit punt een goed evenwicht is gevonden. In dit verband wil zij ook benadrukken dat projecten die het milieu kunnen schaden geen steun moeten krijgen. Een van de evaluatiecriteria voor de projecten met een algemeen belang is de mate waarin zij een bijdrage aan de duurzaamheid leveren. In hoeverre dit criterium in acht wordt genomen wordt gemeten door evaluatie van de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en beoordeling van de milieueffecten van de elektriciteitsnetwerkinfrastructuur. Uw rapporteur is de mening toegedaan dat de Commissie interne markt en consumentenbescherming zich in haar advies niet voornamelijk op de milieuaspecten moet richten, aangezien de voor deze zaken verantwoordelijke Commissie milieubeheer een eigen advies voorbereidt.
Uw rapporteur ziet de uitvoering van deze projecten als vitaal belangrijk voor het bereiken van de energiebeleidsdoelstellingen die in het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn vastgelegd. Zij is echter ook van mening dat zulks niet tot een verhoging van de energieprijzen mag leiden. Europese burgers hebben een betrouwbare energievoorziening nodig, maar deze betrouwbaarheid mag de energiekosten niet al te nadrukkelijk beïnvloeden. Verder betreurt zij het dat er geen diepgaand onderzoek is gedaan naar de vraag hoe de uitvoering van de projecten van invloed zal zijn op de prijzen van energie. Een daling van de energieprijzen mag echter worden verwacht wanneer goed wordt nagegaan welke projecten het meest noodzakelijk zijn en welke positieve effecten op de mededinging er vanuit zullen uitgaan.
Over het geheel genomen is voor prioriteitsgebieden en projecten in verband met elektriciteits- en gasnetwerken en de infrastructuur voor het transport van olie en kooldioxide naar schatting een bedrag van 200 miljard EUR nodig. De Commissie gaat ervan uit dat het merendeel van deze projecten door particuliere investeerders gefinancierd zal worden omdat zij financieel aantrekkelijk zijn. Een aantal projecten richt zich echter op kleinere lidstaten en in dergelijke gevallen zijn particuliere geldschieters wellicht wegens een te lange amortisatietijd niet geïnteresseerd. Daarom heeft de Commissie 9,1 miljard EUR bestemd voor de financiering van projecten die voor particuliere partijen niet aantrekkelijk zijn, maar wel van belang zijn voor een ononderbroken energievoorziening van de Europese Unie.
In grote lijnen is de rapporteur tevreden over de voorgestelde verordening en spreekt de hoop uit dat zij overeenkomstig het voorgestelde tijdschema van kracht zal worden. De rapporteur appelleert aan de leden van het Parlement, aan de Commissie en aan de Raad van verantwoordelijkheidsbesef blijk te geven en de goedkeuringsprocedure niet tot een politieke zaak te maken, aangezien dit een bedreiging van een beveiligde energievoorziening van de Unie kan vormen.
Met het beperkte aantal amendementen hieronder wordt getracht duidelijk te maken van hoeveel belang de ontwikkeling van de energie-infrastructuur is voor de interne markt in het algemeen, en voor het Europese bedrijfsleven en de consumenten in het bijzonder. Twee ervan hebben betrekking op communicatieaspecten, namelijk de talen waarin het door de Commissie op te richten transparantieplatform toegankelijk moet zijn, en de publicatie van ter zake dienende informatie door projectpromotoren.
AMENDEMENTEN
De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) Een versnelling van de modernisering van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur is van essentieel belang om de energie- en klimaatdoelstellingen van het EU-beleid te verwezenlijken, meer bepaald voltooiing van de interne energiemarkt, waarborgen van de energievoorzieningszekerheid, met name inzake gas en olie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20%, toename van het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik met 20% en toename van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020. Bovendien moet de Unie ervoor zorgen dat haar infrastructuur klaar is voor een koolstofarmer energiesysteem op de langere termijn, namelijk tegen 2050. |
(6) Een versnelling van de modernisering van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur is van essentieel belang om de energie- en klimaatdoelstellingen van het EU-beleid te verwezenlijken, meer bepaald voltooiing van de interne energiemarkt, waarborgen van de energievoorzieningszekerheid, met name inzake gas en olie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20%, toename van het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik met 20%, bijvoorbeeld door de aansluiting van regio's met een grote productiecapaciteit voor hernieuwbare energie en een groot potentieel voor de opslag van elektriciteit, en toename van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020. Bovendien moet de Unie ervoor zorgen dat haar infrastructuur klaar is voor een koolstofarmer energiesysteem op de langere termijn, namelijk tegen 2050. |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) De interne energiemarkt, als omschreven in Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas, bestaat weliswaar, maar blijft versnipperd ten gevolge van ontoereikende interconnecties tussen de nationale energienetwerken. Geïntegreerde netwerken die zich over de hele Unie uitstrekken, zijn echter van levensbelang om een concurrerende en goed functionerende geïntegreerde markt te waarborgen die groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling bevordert. |
(7) De interne energiemarkt, als omschreven in Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas, bestaat weliswaar, maar blijft versnipperd ten gevolge van ontoereikende interconnecties tussen de nationale energienetwerken. Geïntegreerde netwerken die zich over de hele Unie uitstrekken, waarbij de leverings- en productieactiviteiten feitelijk gescheiden zijn van de netwerkexploitatie, zijn echter van levensbelang om een concurrerende en goed functionerende geïntegreerde markt te waarborgen die groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling bevordert. |
Motivering | |
Het derde liberaliseringspakket inzake energie vormt de basis voor een concurrerende energiemarkt in de EU. Om de tenuitvoerlegging van het derde pakket maatregelen op energiegebied te vergemakkelijken en verdere vooruitgang te boeken in de richting van een werkelijk geliberaliseerde energiemarkt in de hele EU is het nodig om aan de hand van de TEN-E-richtsnoeren te zorgen voor daadwerkelijke ontvlechting van productie en levering. | |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 27 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(27) In een steeds meer geïntegreerde interne energiemarkt zijn duidelijke en transparante regels voor de verdeling van de kosten over de grenzen heen noodzakelijk teneinde investeringen in grensoverschrijdende infrastructuur te vergemakkelijken en te versnellen. Op de Europese Raad van 4 februari 2011 is herinnerd aan het belang van de bevordering van een reguleringskader dat aantrekkelijk is voor investeringen in netwerken, met tarieven waarvan het niveau consistent is met de financieringsbehoeften en met een passende kostentoewijzing voor grensoverschrijdende investeringen, waarbij de mededinging en het concurrentievermogen, met name van de betrokken Europese industrie, worden bevorderd en rekening wordt gehouden met het effect op de consument. |
(27) In een steeds meer geïntegreerde interne energiemarkt zijn duidelijke en transparante regels voor de verdeling van de kosten over de grenzen heen noodzakelijk teneinde investeringen in grensoverschrijdende infrastructuur te vergemakkelijken en te versnellen ten behoeve van het bedrijfsleven van de Unie, niet in de laatste plaats kmo's, waarvoor hoge energieprijzen een ernstige belemmering kunnen vormen, en ten voordele van Europese consumenten. Op de Europese Raad van 4 februari 2011 is herinnerd aan het belang van de bevordering van een reguleringskader dat aantrekkelijk is voor investeringen in netwerken, met tarieven waarvan het niveau consistent is met de financieringsbehoeften en met een passende kostentoewijzing voor grensoverschrijdende investeringen, waarbij de mededinging en het concurrentievermogen, met name van de betrokken Europese industrie en van kmo's, worden bevorderd en rekening wordt gehouden met het effect op de consument. |
Motivering | |
Zie ook het hiermee corresponderende amendement op artikel 16, letter c). | |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) het project is levensvatbaar op economisch, maatschappelijk en milieugebied; en |
(b) het project is levensvatbaar op economisch, maatschappelijk en milieugebied en draagt niet bij aan nadelige gevolgen voor de betaalbaarheid voor eindconsumenten of de verstoring van een eerlijke mededinging tussen de actoren op de markt, in overeenstemming met de werking van de interne markt; en |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) bij het project zijn minimaal twee lidstaten betrokken, hetzij doordat het op directe wijze de grens van één of meer lidstaten overschrijdt, hetzij doordat het gelegen is op het grondgebied van één lidstaat maar een aanzienlijk grensoverschrijdend effect heeft zoals bedoeld in bijlage IV, punt 1. |
(c) bij het project zijn minimaal twee lidstaten betrokken, hetzij doordat het op directe wijze de grens van één of meer lidstaten overschrijdt, hetzij doordat het gelegen is op het grondgebied van één lidstaat maar een aanzienlijk grensoverschrijdend effect heeft zoals bedoeld in bijlage IV, punt 1, dan wel doordat het ertoe dient om insulaire en perifere gebieden met de centrale regio's van de Unie te verbinden; |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– interoperabiliteit en veilige exploitatie van het systeem; |
interoperabiliteit, veilige exploitatie van het systeem en voorzieningszekerheid; |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter c – streepje 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– marktwerking en klantendiensten; |
marktwerking en klantendiensten, met name in verband met huishoudens en kmo's; |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Bij de rangschikking van projecten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van eenzelfde prioriteit, moet ook worden gekeken naar de urgentie van elk voorgesteld project om te kunnen voldoen aan de energiebeleidsdoelstellingen van marktintegratie en mededinging, duurzaamheid en energievoorzieningszekerheid, het aantal lidstaten dat de invloed van elk project ondergaat en de complementariteit van het project ten aanzien van andere voorgestelde projecten. Bij projecten die vallen binnen de categorie van bijlage II, onder punt 1(e), moet ook worden gekeken naar het aantal gebruikers dat de invloed van het project ondergaat, het jaarlijkse energieverbruik en het aandeel van elektriciteitsproductie uit niet-aan/uitschakelbare energiebronnen in het gebied waarin deze gebruikers vertoeven. |
4. Bij de rangschikking van projecten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van eenzelfde prioriteit, moet ook worden gekeken naar de urgentie van elk voorgesteld project om te kunnen voldoen aan de energiebeleidsdoelstellingen van marktintegratie en mededinging, duurzaamheid en energievoorzieningszekerheid, het aantal lidstaten dat de invloed van elk project ondergaat en de complementariteit van het project ten aanzien van andere voorgestelde projecten. Bij projecten die vallen binnen de categorie van bijlage II, onder punt 1(e), moet ook worden gekeken naar het aantal gebruikers dat de invloed van het project ondergaat en naar hun omstandigheden, met bijzondere aandacht voor huishoudens, en moet tevens rekening worden gehouden met het jaarlijkse energieverbruik en het aandeel van elektriciteitsproductie uit niet-aan/uitschakelbare energiebronnen in het gebied waarin deze gebruikers vertoeven. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Wanneer een project van gemeenschappelijk belang aanzienlijke vertraging oploopt of uitvoeringsmoeilijkheden kent, kan de Commissie voor een periode van maximaal één jaar, twee keer hernieuwbaar, een Europese coördinator aanwijzen. |
Wanneer een project van gemeenschappelijk belang aanzienlijke vertraging oploopt of uitvoeringsmoeilijkheden kent, kan de Commissie, met instemming van de betrokken lidstaten, voor een periode van maximaal één jaar, twee keer hernieuwbaar, een Europese coördinator aanwijzen. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 7 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Projectpromotoren publiceren deze informatie voorts via andere geschikte publicatiekanalen die openbaar zijn voor het publiek. |
Projectpromotoren publiceren deze informatie voorts via andere geschikte publicatiekanalen die voor het publiek gemakkelijk en gratis toegankelijk zijn. |
Motivering | |
De aanduiding "publicatiekanalen die openbaar zijn" kan misleidend werken vanwege het gebruik daarvan op copyright-gebied. | |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 5 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bij de besluitvorming over de grensoverschrijdende toewijzing van kosten wordt rekening gehouden met de economische, maatschappelijke en ecologische kosten en baten van het/de project(en) in de betrokken lidstaten en de eventuele behoefte aan financiële ondersteuning. |
Bij de besluitvorming over de grensoverschrijdende toewijzing van kosten wordt rekening gehouden met de economische, maatschappelijke en ecologische kosten en baten van het/de project(en) in de betrokken lidstaten, in het bijzonder voor de werking van de interne markt, en de eventuele behoefte aan financiële ondersteuning. |
Motivering | |
De nadruk moet worden gelegd op het belang van een goede energievoorziening voor de interne markt en de Europese economieën. | |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder de punten 1, 2 en 4, komen in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor studies en financiële instrumenten overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit]. |
1. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder de punten 1 en 4, komen in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor studies en financiële instrumenten overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit]. |
|
Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van punt 2 van bijlage II komen in aanmerking voor financiële steun van de EU in de vorm van subsidies voor studies, werkzaamheden en financiële instrumenten overeenkomstig de bepalingen van [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit], indien zij uitgevoerd worden in die delen van de gasdistributiesectoren waar de bepalingen inzake ontvlechting van Richtlijn 2009/73/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas ten uitvoer worden gelegd, met inbegrip van de lidstaten waar er uitzonderingsbepalingen bestaan in dit verband. |
Motivering | |
Het is belangrijk dat het derde liberaliseringspakket inzake energie wordt uitgevoerd, met name als het gaat om de markt voor aardgas. Het is tevens van belang productie- en leveringsactiviteiten op het gebied van gas te scheiden en de bestaande monopolistische netwerken te ontvlechten. Daaraan kan een bijdrage worden geleverd door als voorwaarde te stellen dat uitsluitend projecten van gemeenschappelijk belang die uitgevoerd worden in sectoren van gasinfrastructuur in de lidstaten waar ontvlechting van eigendom reeds een feit is, in aanmerking kunnen komen voor financiële ondersteuning van de EU. | |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) wat de elektriciteits- en gassector betreft, de ontwikkeling van het interconnectieniveau tussen de lidstaten, de daarmee verband houdende ontwikkeling van de energietarieven, alsook het aantal keren dat het netwerksysteem heeft gefaald, de redenen daarvan en de desbetreffende economische kosten; |
(c) wat de elektriciteits- en gassector betreft, de ontwikkeling van het interconnectieniveau tussen de lidstaten, de daarmee verband houdende ontwikkeling van de energietarieven voor consumenten en het Europese bedrijfsleven, en met name kmo's, alsook het aantal keren dat het netwerksysteem heeft gefaald, de redenen daarvan en de desbetreffende economische kosten; |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De Commissie richt een infrastructuurtransparantieplatform op met laagdrempelige toegang voor het grote publiek. Dit platform biedt de volgende informatie: |
De Commissie richt een infrastructuurtransparantieplatform op met laagdrempelige toegang voor het grote publiek, dat informatie in alle talen van de Unie verstrekt. Dit platform biedt de volgende informatie: |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 1 – punt 3 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI–East Electricity"): interconnecties en interne lijnen in de richtingen noord-zuid en oost-west met het oog op de voltooiing van de interne markt en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit. |
(3) Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI–East Electricity"): interconnecties en interne lijnen in de richtingen noord-zuid en oost-west met het oog op de voltooiing van de interne markt en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit. |
|
Aansluiting van de energievoorziening van afgelegen eilanden op die van het vasteland met het oog op de voltooiing van de interne markt voor elektriciteit, een groter gebruik van hernieuwbare energiebronnen en het bevorderen van de transmissie van op het vasteland opgewekte energie uit hernieuwbare energiebronnen. |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 6 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) mededinging in termen van marktmacht van de verschillende marktdeelnemers en convergentie van de tarieven tussen verschillende lidstaten; |
(a) mededinging in termen van de marktpositie van de verschillende marktdeelnemers en convergentie van de tarieven, in het bijzonder die welke voor huishoudens van belang zijn, tussen verschillende lidstaten; |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 7 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) mededinging in termen van marktmacht van de verschillende marktdeelnemers en convergentie van de tarieven tussen verschillende lidstaten; |
(a) mededinging in termen van de marktpositie van de verschillende marktdeelnemers en convergentie van de tarieven, in het bijzonder die welke voor huishoudens van belang zijn, tussen verschillende lidstaten; |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) De transmissie- en distributiesysteembeheerders wisselen de informatie uit die vereist is voor de uitwerking van de methodologie, met inbegrip van de relevante netwerk- en marktmodellering. Elke transmissie- of distributiesysteembeheerder die informatie verzamelt namens andere transmissie- of distributiesysteembeheerders verstrekt de deelnemende transmissie- en distributiesysteembeheerders de resultaten met betrekking tot de gegevensverzameling. Voor de interne markt voor elektriciteit en gas en het in Artikel 12, lid 8, bedoelde netwerkmodel heeft de in punt 1 bedoelde inputgegevensverzameling betrekking op de jaren n+10, n+20 en n+30 en maakt het model een volledige beoordeling mogelijk van de economische, maatschappelijke en milieueffecten, in het bijzonder door opname van de externe kosten zoals die in verband met de uitstoot van broeikasgassen en conventionele verontreinigende stoffen of de voorzieningszekerheid. |
(12) De transmissie- en distributiesysteembeheerders wisselen de informatie uit die vereist is voor de uitwerking van de methoden, met inbegrip van de relevante netwerk- en marktmodellering. Elke transmissie- of distributiesysteembeheerder die informatie verzamelt namens andere transmissie- of distributiesysteembeheerders verstrekt de deelnemende transmissie- en distributiesysteembeheerders de resultaten met betrekking tot de gegevensverzameling. Voor de interne markt voor elektriciteit en gas en het in Artikel 12, lid 8, bedoelde netwerkmodel heeft de in punt 1 bedoelde inputgegevensverzameling betrekking op de jaren n+10, n+20 en n+30 en maakt het model een volledige beoordeling mogelijk van de economische, maatschappelijke en milieueffecten, in het bijzonder voor de werking van de interne markt en door opname van de externe kosten zoals die in verband met de uitstoot van broeikasgassen en conventionele verontreinigende stoffen of de voorzieningszekerheid. |
Motivering | |
De nadruk moet worden gelegd op het belang van een goede energievoorziening voor de interne markt en de Europese economieën. |
PROCEDURE
Titel |
Trans-Europese energie-infrastructuur en intrekking van besluit nr. 1364/2006/EG |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0658 – C7-0371/2011 – 2011/0300(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ITRE 15.11.2011 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
IMCO 15.11.2011 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Sandra Kalniete 24.1.2012 |
||||
Behandeling in de commissie |
19.3.2012 |
25.4.2012 |
30.5.2012 |
|
|
Datum goedkeuring |
31.5.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
26 2 4 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Adam Bielan, Sergio Gaetano Cofferati, Birgit Collin-Langen, Lara Comi, António Fernando Correia de Campos, Cornelis de Jong, Evelyne Gebhardt, Louis Grech, Mikael Gustafsson, Małgorzata Handzlik, Malcolm Harbour, Iliana Ivanova, Sandra Kalniete, Toine Manders, Hans-Peter Mayer, Mitro Repo, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Christel Schaldemose, Catherine Stihler, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Emilie Turunen, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Raffaele Baldassarre, Anna Hedh, María Irigoyen Pérez, Constance Le Grip, Morten Løkkegaard, Antonyia Parvanova, Wim van de Camp, Sabine Verheyen |
||||
ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme (4.6.2012)
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en houdende intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG
(COM(2011)0658 – C7‑0371/2011 – 2011/0300(COD))
Rapporteur voor advies: Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz
BEKNOPTE MOTIVERING
Inleiding
Er zijn grote inspanningen vereist om niet alleen Europa's vervoersinfrastructuur, maar ook zijn energie-infrastructuur te moderniseren en uit te breiden, teneinde de energiebeleidsdoelstellingen van de Unie inzake concurrentiekracht, duurzaamheid en energievoorzieningszekerheid[1] te verwezenlijken en de interne energiemarkt te voltooien, hetgeen de vervoerssector ten goede zal komen. Het voorstel van de Commissie is er specifiek op gericht hiervoor de juiste procedures en voorschriften vast te stellen.
Reeds in 2010[2] drong de Commissie aan op een nieuw energie-infrastructuurbeleid van de EU teneinde de netwerkontwikkeling te coördineren en te optimaliseren, en zij benadrukte de noodzaak om het bestaande beleid betreffende trans-Europese energienetwerken (TEN-E) te vervangen door een doeltreffender regelgevingskader, daarbij rekening houdend met de solidariteit tussen de lidstaten.
In juni 2011 heeft de Commissie haar mededeling betreffende het komende meerjarig financieel kader (2014-2020)[3] vastgesteld, waarin wordt voorgesteld een financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, de "Connecting Europe Facility", in het leven te roepen om de prioritaire infrastructuur op het gebied van energie, vervoer en digitale netwerken te voltooien, met één fonds van 40 miljard euro, waarvan 9,1 miljard euro is bestemd voor energie.
Wat het bevoegdheidsterrein van de Commissie vervoer en toerisme betreft, moet in het voorstel worden benadrukt dat het bij de tenuitvoerlegging van EU-vervoersinfrastructuur (via de trans-Europese vervoersnetwerken) en energie-infrastructuurprojecten nuttig is synergieën te creëren, teneinde vervoers- en energie-infrastructuurprojecten, waar mogelijk, te coördineren en administratieve, vergunnings- en milieuprocedures voor gemeenschappelijke energie- en vervoerscorridors efficiënter te organiseren.
Andere vervoersgerelateerde aspecten van het voorstel houden verband met de wijze waarop olie, gas en elektriciteit naar en binnen de EU worden getransporteerd. Met name olie en gas worden per schip, over de weg of via het spoor vervoerd en juist hier kan een wijziging van het vervoersbeleid een verschil maken.
Tachtig procent van de geïmporteerde ruwe olie wordt aan de EU geleverd door middel van tankers. Een belangrijk kenmerk van het interne olietransportnetwerk van de EU is dat het westelijke gedeelte ervan via pijpleidingen is verbonden met de grote Europese havens, terwijl de raffinaderijen in Centraal- en Oost-Europa (EU-12) vanuit Rusland worden bevoorraad via het oliepijpleidingennetwerk Druzhba (circa 60 miljoen ton per jaar), en dat er beperkte verbindingen zijn tussen de West- en Oost-Europese netwerken. Dit komt hoofdzakelijk omdat de Oost-Europese pijpleidingeninfrastructuur werd ontworpen en gebouwd tijdens de Koude Oorlog. Voorts zal de vraag naar olie in deze landen, in tegenstelling tot in de EU-15, naar verwachting met 7,8% stijgen tussen 2010 en 2020, terwijl olie over het geheel genomen ook na 2020 een belangrijk onderdeel van de energiemix van de EU zal blijven vormen. Dit vergroot de noodzaak om de infrastructuur van oliepijpleidingen te ontwikkelen teneinde de energievoorzieningszekerheid in Centraal- en Oost-Europa te waarborgen.
Het vervoer van olie brengt grote milieurisico's met zich mee. In geval van onderbrekingen van de voorziening via het Druzhba-netwerk zou wegens de beperkte alternatieve bevoorradingsmogelijkheden het tankerverkeer in het vanuit milieuoogpunt kwetsbare Oostzeegebied, de Zwarte Zee en de Turkse zeestraten aanzienlijk toenemen, hetgeen grote zorgen over het mogelijke risico op ongelukken en olievervuiling met zich meebrengt. Iedere maand doorkruisen 3 500 tot 5 000 schepen de wateren van de Oostzee. Bijna 25% van deze schepen zijn tankers die samen ongeveer 170 miljoen ton olie per jaar vervoeren. Beperking van het tankerverkeer zou naast verkleining van het risico op olievervuiling tevens de uitstoot van koolstofdioxide (CO2) en stikstofoxiden (NOx) verminderen.
Ook aardgas speelt een belangrijke rol op energiegebied voor de vervoerssector van de EU, aangezien het een duurzame energiebron met geringe emissie betreft die schone energie levert voor de opwekking van elektriciteit (met name warmtekrachtkoppeling), en die gemakkelijk kan worden aangewend om in vervoersbehoeften te voorzien. Aardgas kan, wanneer het als brandstof (LNG en CNG) wordt gebruikt rechtstreeks worden aangewend om de doelstellingen op het gebied van "schoon vervoer" te verwezenlijken. Tegelijkertijd steunt de EU in grote mate op de invoer van aardgas, terwijl deze invoer in belangrijke mate afhankelijk is van de infrastructuur.
In de groeiende vraag naar energie zou kunnen worden voorzien door meer vloeibaar aardgas (LNG) en gecomprimeerd aardgas (CNG) te gebruiken. Dienovereenkomstig moeten de bestaande en geplande energie-infrastructuurnetwerken beter en efficiënter worden benut.
Met het oog op de voltooiing van de interne gasmarkt dient de EU te beschikken over adequate aardgasinfrastructuur. In dit verband moeten nieuwe transmissiecapaciteiten voor bevoorrading, onderlinge verbindingen tussen lidstaten, evenals nieuwe opslag- en hervergassingsfaciliteiten worden ontwikkeld. Er moeten maatregelen worden genomen om bestaande investeringslacunes te verhelpen, terwijl de nationale transmissienetwerken moeten worden versterkt en ontwikkeld. De nieuwe richtsnoeren dienen tevens de kwestie van "energie-eilanden" en het ontbreken van onderlinge verbindingen tussen nationale aardgasmarkten te beslaan, zichtbaar in bijvoorbeeld het Oostzeegebied en Centraal- en Oost-Europa.
Suggesties
Op basis van bovenstaande wordt aanbevolen de aandacht te richten op:
(1) de bevordering van synergieën tussen infrastructuurprojecten van de EU op het gebied van vervoer en energie, onder meer door de bevoegde autoriteiten aan te sporen gezamenlijke vergunningen af te geven, ook op het gebied van milieu;
(2) de verdere ontwikkeling van het bestaande pijpleidingennetwerk in de EU, teneinde de verbinding tussen de EU-12 en de EU-15 te verbeteren en de continuïteit van de olievoorziening in het EU-12-gebied te waarborgen;
(3) de beperking van het potentiële risico op milieurampen als gevolg van tankerverkeer;
(4) de bevordering van de rol van regionale LNG-terminals met speciale aandacht voor het bunkeren van schepen en voor spoorweg- en vrachtwagenvervoer;
(5) de bevordering van de rol van aardgas als een duurzame energiebron;
(6) de bewerkstelliging van marktintegratie en de doorbreking van de isolatie van energiemarkten;
(7) de ondersteuning van de doelstellingen van de EU met betrekking tot goede en flexibele nationale transmissienetwerken.
AMENDEMENTEN
De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(4 bis) Gezien de geomorfologische verhoudingen en de ligging van de ultraperifere gebieden dient rekening te worden gehouden met de uitdaging van energie-economische autonomie en energievoorziening, met name bij de vastlegging van projecten van gemeenschappelijk belang, omdat deze gebieden bijzonder goede locaties zijn voor de ontwikkeling van energie uit hernieuwbare bronnen, een belangrijke voorwaarde voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de Unie op het gebied van het energie- en klimaatbeschermingsbeleid. |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Een evaluatie van het huidige TEN-E-kader heeft duidelijk aangetoond dat dit beleid, hoewel het een positieve bijdrage levert tot de geselecteerde projecten door deze een grotere politieke zichtbaarheid te geven, onvoldoende visie, focus en flexibiliteit heeft om de leemten op het gebied van de infrastructuur te vullen. |
(5) Een evaluatie van het huidige TEN-E-kader heeft duidelijk aangetoond dat dit beleid, hoewel het een positieve bijdrage levert tot de geselecteerde projecten door deze een grotere politieke zichtbaarheid te geven, onvoldoende visie, focus en flexibiliteit heeft om de leemten op het gebied van de infrastructuur te vullen; in dit verband is het belangrijk om mogelijke toekomstige leemten op het gebied van de energievraag en –aanbod vast te stellen. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(7 bis) De westelijke en oostelijke delen van het interne pijpleidingennetwerk van de Unie moeten verder worden geïntegreerd teneinde in de gehele Unie voorzieningszekerheid te waarborgen. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 7 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(7 ter) De westelijke, oostelijke en zuidoostelijke delen van het interne pijpleidingennetwerk van de Unie moeten verder worden ontwikkeld teneinde in de gehele Unie voorzieningszekerheid te waarborgen. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 8 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(8 bis) Beperking van het gebruik van risicovolle middelen voor het vervoer van olie, zoals tankers, is een belangrijk element bij het terugdringen van de milieurisico's die aan het vervoer van olie zijn verbonden. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 10 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(10 bis) Om de spannings- en frequentiestabiliteit te garanderen, dient bijzondere aandacht te gaan naar de stabiliteit van het Europese elektriciteitsnet dat onderhevig is aan de wisselvallige omstandigheden die ontstaan door de stijgende levering van volatiele hernieuwbare energie. In het onderzoek zijn verdere inspanningen nodig om de schommelingen die ontstaan bij elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te compenseren met behulp van slimme netwerken, opslagcapaciteiten en slimme energiemixconcepten. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 14 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(14 bis) De koppeling van het offshorepotentieel aan het netwerk van de Unie is van zeer groot belang. De integratie van het offshorepotentieel van de Noordzee, de Oostzee en de Zwarte Zee is van cruciaal belang voor de ontwikkeling van de interne energiemarkt van de Unie. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 17 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(17 bis) Om tegemoet te kunnen komen aan de toenemende vraag naar elektriciteit tot 2020, die dubbel zo hoog zal zijn als die naar gas, dienen financiële middelen van de Unie gereserveerd te worden voor elektriciteitsprojecten, om er in overeenstemming met het energiebeleid van de Unie voor de lange termijn voor te zorgen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn, met name voor projecten op het gebied van de elektrificatie van het vervoer. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 bis) De samenwerking in het kader van horizontale projecten op het gebied van energie en vervoer moet worden bevorderd om synergieën met een hoge toegevoegde waarde voor de Unie op te leveren. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 19 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 bis) De planning en tenuitvoerlegging van Unie-projecten op het gebied van energie- en vervoersinfrastructuur moeten worden gecoördineerd teneinde, wanneer dit vanuit een economisch, technisch en milieugerelateerd oogpunt zinvol is, synergieën te creëren, waarbij terdege rekening moet worden gehouden met de relevante veiligheidsaspecten. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 20 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(20 bis) De oprichting van energie-infrastructuurnetwerken mag in geen geval gevolgen hebben voor het Europees erfgoed (op het vlak van kunst, cultuur, toerisme en milieu), zoals ook wordt vereist in de resolutie van het Europees Parlement van 27 september over "Europa, toeristische topbestemming in de wereld: een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa"1, namelijk: "de Europese Commissie en de lidstaten verbinden zich ertoe alle nodige maatregelen te treffen voor het behoud van het Europese erfgoed voor toekomstige generaties." |
|
_____________ |
|
1Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0407. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 21 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(21 bis) De bevoegde autoriteiten moeten overwegen gezamenlijke vergunningen te verlenen voor projecten van gemeenschappelijk belang die synergieën creëren tussen infrastructuurprojecten van de Unie op het gebied van energie en vervoer. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 21 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(21 ter) Bij de planning van trans-Europese netwerken dient de integratie van vervoers-, communicatie- en energienetwerken voorrang te krijgen, waarbij een zo spaarzaam mogelijk gebruik van oppervlakte wordt gewaarborgd en zo mogelijk altijd reeds bestaande of buiten dienst gestelde trajecten opnieuw worden gebruikt teneinde de sociaaleconomische, ecologische en financiële lasten tot een minimum te beperken. |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 24 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(24 bis) Aangezien het om grensoverschrijdende projecten gaat, moeten passende termijnen voor openbare raadpleging in alle lidstaten worden gegarandeerd, waarbij er onder meer rekening mee wordt gehouden dat alle belangrijke informatie in de talen van de betrokken lidstaten beschikbaar moet zijn en waarbij ook rekening wordt gehouden met de uiteenlopende procedures in de respectieve lidstaten, zodat de volledige medewerking van alle betrokkenen (burgers, gemeenten, regio's enz.) gegarandeerd is. |
Motivering | |
Het grensoverschrijdende karakter van veel energie-infrastructuurprojecten (net als bij vervoersprojecten) zorgt voor extra problemen bij openbare raadplegingsprocedures. Om deze problemen het hoofd te bieden en een brede acceptatie van de projecten te bereiken, zonder dat er vertraging wordt opgelopen, moeten er passende raadplegingstermijnen worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat er in de respectieve lidstaten verschillende talen worden gebruikt en uiteenlopende procedures worden gevolgd. | |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 25 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(25 bis) Bij de planning en vaststelling van energie-infrastructuur, met name in verband met vervoersnetwerken, dient te worden afgezien van transporten van koolwaterstoffen door of in de buurt van woongebieden om alle veiligheidsrisico's voor de inwoners uit te sluiten. |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 29 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(29) Het Europees energieprogramma voor herstel heeft de toegevoegde waarde aangetoond van voldoende financiële steun van de Unie om particuliere investeringen te activeren voor de uitvoering van projecten van Europees belang. Op de Europese Raad van 4 februari 2011 werd erkend dat bepaalde energie-infrastructuurprojecten een beperkte openbare financiering kunnen vergen om grotere investeringen door de particuliere sector los te maken. In het licht van de economische en financiële crisis en de begrotingsbeperkingen moet gerichte steun, via subsidies en financiële instrumenten, worden ontwikkeld in het kader van het meerjarig financieel kader dat het mogelijk maakt nieuwe investeerders in de prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur aan te trekken en daarbij de financiële bijdrage van de Unie tot een minimum te beperken. |
(29) Het Europees energieprogramma voor herstel heeft de toegevoegde waarde aangetoond van voldoende financiële steun van de Unie om particuliere investeringen te activeren voor de uitvoering van projecten van Europees belang. Op de Europese Raad van 4 februari 2011 werd erkend dat bepaalde energie-infrastructuurprojecten een beperkte openbare financiering kunnen vergen om grotere investeringen door de particuliere sector los te maken. In het licht van de economische en financiële crisis en de begrotingsbeperkingen moet gerichte steun, via subsidies, financiële instrumenten, en overheidsgaranties, worden ontwikkeld in het kader van het meerjarig financieel kader dat het mogelijk maakt nieuwe investeerders in de prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur aan te trekken en daarbij de financiële bijdrage van de Unie tot een minimum te beperken. |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 30 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(30) Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van elektriciteit, gas en kooldioxide moeten in aanmerking komen voor financiële steun van de Unie voor studies en, onder bepaalde voorwaarden, werkzaamheden in het kader van de voorgestelde verordening voor een Connecting Europe-faciliteit (de "CEF-verordening"), hetzij in de vorm van subsidies, hetzij in de vorm van innovatieve financiële instrumenten. Dit zal ervoor zorgen dat op maat gesneden steun kan worden verleend aan projecten van gemeenschappelijk belang die niet levensvatbaar zijn in het kader van het bestaande reguleringskader en de vigerende marktomstandigheden. Een dergelijke financiële steun moet de vereiste synergieën waarborgen met financiering uit instrumenten van andere beleidstakken van de Unie. Met name zal de Connecting Europe-faciliteit energie-infrastructuur van Europees belang financieren terwijl de Structuurfondsen subsidies zullen verlenen voor slimme energiedistributienetwerken van lokaal of regionaal belang. De twee financieringsbronnen vullen elkaar daarbij aan. |
(30) Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van elektriciteit, gas en kooldioxide, evenals de ontwikkeling en oprichting van energie-infrastructuur met het oog op de vermindering van kooldioxide-emissies in het vervoer moeten in aanmerking komen voor financiële steun van de Unie voor studies en, onder bepaalde voorwaarden, werkzaamheden in het kader van de voorgestelde verordening voor een Connecting Europe-faciliteit (de "CEF-verordening"), hetzij in de vorm van subsidies, hetzij in de vorm van innovatieve financiële instrumenten. Dit zal ervoor zorgen dat op maat gesneden steun kan worden verleend aan projecten van gemeenschappelijk belang die niet levensvatbaar zijn in het kader van het bestaande reguleringskader en de vigerende marktomstandigheden. Een dergelijke financiële steun moet de vereiste synergieën waarborgen met financiering uit instrumenten van andere beleidstakken van de Unie. Met name zal de Connecting Europe-faciliteit energie-infrastructuur van Europees belang financieren terwijl de Structuurfondsen subsidies zullen verlenen voor slimme energiedistributienetwerken van lokaal of regionaal belang. De twee financieringsbronnen vullen elkaar daarbij aan. |
Motivering | |
Volgens het witboek vervoer is de vermindering van de kooldioxide-emissies in het vervoer van de EU een van de doelstellingen die de EU dient te realiseren. Opdat deze doelstelling behaald kan worden, is het nodig om financiële steun te verschaffen voor de ontwikkeling en oprichting van energie-infrastructuur voor elektriciteit, waterstof en andere energiebronnen die bijdragen tot een emissievermindering in dichtbevolkte gebieden en in het vervoer over lange afstand. | |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter c – streepje 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– het scheppen van mogelijkheden voor een veel breder gebruik van met elektriciteit aangedreven apparatuur met lage kooldioxide-emissies, bijvoorbeeld elektrische voertuigen, door middel van geavanceerde technische maatregelen en marktinterventies; |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) wat projecten voor het transport van olie betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3: het project draagt aanzienlijk bij tot de volgende drie specifieke criteria: |
d) wat projecten voor het transport van olie betreft die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3: het project draagt aanzienlijk bij tot de volgende drie specifieke criteria: |
– energievoorzieningszekerheid door vermindering van de afhankelijkheid van één leverancier of route; |
– energievoorzieningszekerheid door vermindering van de afhankelijkheid van één leverancier of route en de verwezenlijking van grotere connectiviteit; |
– efficiënt en duurzaam gebruik van hulpbronnen door beperking van de risico's voor het milieu;
|
– efficiënt en duurzaam gebruik van hulpbronnen door beperking van de risico's voor het milieu, met name door beperking van het gebruik van risicovolle middelen voor het vervoer van olie, zoals tankers; |
– interoperabiliteit; |
– interoperabiliteit; |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Wanneer een project van gemeenschappelijk belang aanzienlijke vertraging oploopt of uitvoeringsmoeilijkheden kent, kan de Commissie voor een periode van maximaal één jaar, twee keer hernieuwbaar, een Europese coördinator aanwijzen. |
1. Wanneer een project van gemeenschappelijk belang aanzienlijke vertraging oploopt of uitvoeringsmoeilijkheden kent, kan de Commissie, wanneer de nationale autoriteiten of de lokale dan wel regionale overheden niet tijdig tot overeenstemming kunnen komen, voor een periode van maximaal één jaar, twee keer hernieuwbaar, een Europese coördinator aanwijzen. |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De Europese coördinator wordt gekozen op basis van zijn ervaring met betrekking tot de aan hem toegewezen specifieke taken voor het/de project(en) in kwestie. |
3. De Europese coördinator wordt gekozen op basis van zijn ervaring met betrekking tot de aan hem toegewezen specifieke taken voor het/de project(en) in kwestie. Vóór zijn aanwijzing dient de Europese coördinator, of dienen de kandidaten voor dit ambt voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement te verschijnen. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 4 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Met het oog op de inachtneming van de in Artikel 11 omschreven termijnen en de vermindering van de administratieve lasten voor de voltooiing van projecten van gemeenschappelijk belang nemen de lidstaten, binnen een periode van negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, maatregelen om de procedures voor de milieueffectbeoordeling te stroomlijnen. Deze maatregelen laten de verplichtingen uit hoofde van de wetgeving van de Unie onverlet. |
Met het oog op de inachtneming van de in Artikel 11 omschreven termijnen en de vermindering van de administratieve lasten voor de voltooiing van projecten van gemeenschappelijk belang nemen de lidstaten, binnen een periode van twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, maatregelen om de procedures voor de milieueffectbeoordeling te stroomlijnen. Deze maatregelen laten de verplichtingen uit hoofde van de wetgeving van de Unie onverlet. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. Bij projecten waarbij de grens van twee of meer lidstaten wordt overschreden, vinden de openbare raadplegingen overeenkomstig lid 4 in elk van de betrokken lidstaten plaats binnen een termijn van maximaal twee maanden na de startdatum van de eerste openbare raadpleging in één van deze lidstaten. |
5. Bij projecten waarbij de grens van twee of meer lidstaten wordt overschreden, vinden de openbare raadplegingen overeenkomstig lid 4 in elk van de betrokken lidstaten plaats binnen een termijn van maximaal vier maanden na de startdatum van de eerste openbare raadpleging in één van deze lidstaten. De raadplegingen worden gehouden in de officiële talen van de betrokken lidstaten. |
Motivering | |
Het grensoverschrijdende karakter van veel energie-infrastructuurprojecten (evenals bij vervoersprojecten) zorgt voor extra problemen bij openbare raadplegingsprocedures. Om een brede acceptatie van de projecten te bereiken, zonder dat er vertraging wordt opgelopen, moeten er bij grensoverschrijdende projecten passende raadplegingstermijnen worden vastgesteld. | |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De Commissie richt een infrastructuurtransparantieplatform op met laagdrempelige toegang voor het grote publiek. Dit platform biedt de volgende informatie: |
De Commissie richt op het internet in alle officiële talen van de EU een infrastructuurtransparantieplatform op met laagdrempelige toegang voor het grote publiek. Dit platform biedt de volgende informatie: |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c bis) informatie over de geactualiseerde lijst met projecten van gemeenschappelijk belang; |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter c ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c ter) informatie over de werkzaamheden van regionale Groepen, met inbegrip van koppelingen naar de werkzaamheden van regionale Groepen; |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 4 – punt -10 (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(-10) Infrastructuurnetwerk voor de beschikbaarstelling van energiebronnen met het oog op de vermindering van kooldioxide-emissies in het vervoer: |
|
ontwikkeling en oprichting van infrastructuurnetwerken voor de energievoorziening die bijdragen tot de vermindering van emissies in het vervoer (waterstof, elektrische auto's, batterijwisselstations) zowel in dichtbevolkte gebieden als in het vervoer over lange afstand. |
|
Betrokken lidstaten: alle. |
Motivering | |
Het is belangrijk dat de TEN-E-richtsnoeren, naast andere thematische gebieden, ook betrekking hebben op de vaststelling en de oprichting van infrastructuur voor de energievoorziening die bijdraagt tot de vermindering van koolstofemissies in het vervoer. Goede voorbeelden daarvan zijn waterstoflaadstations en het systeem voor de wisseling van batterijen dat onlangs werd gesteund door het TEN-E-Fonds (Greening European Transportation Infrastructure for Electric Vehicles). | |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 1 – letter e bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(e bis) de infrastructuur die bedoeld is voor de energievoorziening van elektrische motoren en hybriden; |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Bijlage II – punt 1 – letter e ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(e ter) haveninstallaties voor de toevoer van aan land opgewekte elektriciteit aan schepen in de haven, in plaats van de elektrische energie die wordt opgewekt met gebruik van de motoren aan boord; |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 1 – punt 1– punt 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(3 bis) Elke Groep maakt de agenda's en notulen van zijn bijeenkomsten bekend op het internet. |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 4 – letter f bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f bis) het scheppen van mogelijkheden voor een veel breder gebruik van met elektriciteit aangedreven apparatuur met lage kooldioxide‑emissies, bijvoorbeeld van elektrische voertuigen, door middel van geavanceerde technische maatregelen en marktinterventies. |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 5 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) het efficiënt en duurzaam gebruik van hulpbronnen wordt geëvalueerd door een evaluatie te maken van de mate waarin het project gebruik maakt van reeds bestaande infrastructuur en bijdraagt tot een minimalisering van de milieubelasting, de klimaatverandering en de desbetreffende risico's. |
(c) het efficiënt en duurzaam gebruik van hulpbronnen wordt geëvalueerd door een evaluatie te maken van de mate waarin het project gebruik maakt van reeds bestaande infrastructuur en bijdraagt tot een minimalisering van de milieubelasting, de klimaatverandering en de desbetreffende risico's, bijvoorbeeld door risicovolle transportmiddelen als tankers te vervangen door minder riskante transportmethoden. |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Bijlage VI – punt 3 – letter d bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d bis) de mogelijkheden om bij de bevoegde instanties een klacht in te dienen of beroep aan te tekenen. |
Motivering | |
Ten behoeve van de legitimiteit en een grotere acceptatie van de projecten is het belangrijk de mogelijke rechtsmiddelen en bevoegde instanties te vermelden. |
PROCEDURE
Titel |
Trans-Europese energie-infrastructuur en intrekking van besluit nr. 1364/2006/EG |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0658 – C7-0371/2011 – 2011/0300(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ITRE 15.11.2011 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
TRAN – 15.11.2011 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz 24.1.2012 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
27.3.2012 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
8.5.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
41 0 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Magdi Cristiano Allam, Inés Ayala Sender, Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Philip Bradbourn, Antonio Cancian, Philippe De Backer, Christine De Veyrac, Saïd El Khadraoui, Ismail Ertug, Carlo Fidanza, Knut Fleckenstein, Jacqueline Foster, Mathieu Grosch, Jim Higgins, Juozas Imbrasas, Dieter-Lebrecht Koch, Georgios Koumoutsakos, Werner Kuhn, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Eva Lichtenberger, Marian-Jean Marinescu, Gesine Meissner, Hubert Pirker, Dominique Riquet, Petri Sarvamaa, Vilja Savisaar-Toomast, Olga Sehnalová, Brian Simpson, Keith Taylor, Silvia-Adriana Ţicău, Giommaria Uggias, Thomas Ulmer, Peter van Dalen, Artur Zasada |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Spyros Danellis, Michel Dantin, Eider Gardiazábal Rubial, Sabine Wils, Janusz Władysław Zemke |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Janusz Wojciechowski |
||||
ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (1.6.2012)
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en houdende intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG
(COM(2011)0658 – C7‑0371/2011 – 2011/0300(COD))
Rapporteur voor advies: Wojciech Michał Olejniczak
BEKNOPTE MOTIVERING
De rapporteur is ingenomen met het voorstel van de Commissie en beschouwt het als positief dat daarmee een algehele regeling in het leven wordt geroepen voor trans-Europese energie-infrastructuurprojecten, met name wat betreft projecten van gemeenschappelijk belang. De rapporteur is vooral zeer te spreken over de maatregelen tot stroomlijning en versnelling van het vergunningverleningsproces en is er voorstander van dat deze waar mogelijk ook worden toegepast voor de ontwikkeling van niet-grensoverschrijdende energie-infrastructuurprojecten.
In het voorstel wordt vooral de nadruk gelegd op de regionale dimensie van de energie-infrastructuur, met name gelet op de directe gevolgen daarvan voor de burgers, die vaak onvoldoende worden gecompenseerd door de verwachte positieve resultaten van de respectieve projecten in termen van continuïteit van de energievoorziening, duurzaamheid, of efficiëntie van de infrastructuur. Daarom moet ook de rol van de regionale overheden in de specifieke stadia van de vergunningverleningsprocedure worden onderkend, zodat degenen die er het meest bij betrokken zijn, de besluitvorming ook metterdaad kunnen beïnvloeden. Daarnaast moeten ook de relevante openbare raadplegingsprocedures op EU-niveau worden geharmoniseerd.
Ook moet het voorstel een billijk compromis vormen tussen enerzijds de kostenefficiëntiecriteria, die van cruciaal belang zijn voor de particuliere ondernemers die uiteindelijk de energie-infrastructuur moeten financieren, ontwikkelen en beheren, en anderzijds de voorwaarden voor verlening van financiële bijstand in het kader van de Connecting Europe-faciliteit. Met betrekking tot deze faciliteit worden er specifieke amendementen ingediend ter bepaling van de omstandigheden waaronder het algemeen belang en het belang van de consument aanvullende financiering billijken zonder afbreuk te doen aan het concurrentiebeginsel.
Daarnaast stelt de rapporteur voor de regeling voor gasinfrastructuurprojecten in zoverre te verruimen dat zij kunnen voldoen aan alle voorwaarden om voor EU-steun in aanmerking te komen, een en ander met het oog op de technische consistentie en om het goede functioneren van de strategische gascorridors door heel Europa te faciliteren.
Naar de opvatting van de rapporteur moeten bij de ontwikkeling van de trans-Europese energie-infrastructuur procedurele eenvoud en betrokkenheid van alle belanghebbenden als leidende beginselen vooropstaan.
AMENDEMENTEN
De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(4 bis) In haar prioriteiten voor energie-infrastructuur dient de Commissie rekening te houden met het speciale geval van eilandenergiesystemen. |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Een evaluatie van het huidige TEN-E-kader heeft duidelijk aangetoond dat dit beleid, hoewel het een positieve bijdrage levert tot de geselecteerde projecten door deze een grotere politieke zichtbaarheid te geven, onvoldoende visie, focus en flexibiliteit heeft om de leemten op het gebied van de infrastructuur te vullen. |
(5) Een evaluatie van het huidige TEN-E-kader heeft duidelijk aangetoond dat dit beleid, hoewel het een positieve bijdrage levert tot de geselecteerde projecten door deze een grotere politieke zichtbaarheid te geven, onvoldoende visie, focus en flexibiliteit heeft om de leemten op het gebied van de infrastructuur te vullen, en dat de Unie verre van klaar is om de toekomstige uitdagingen op dit gebied het hoofd te bieden. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) Een versnelling van de modernisering van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur is van essentieel belang om de energie- en klimaatdoelstellingen van het EU-beleid te verwezenlijken, meer bepaald voltooiing van de interne energiemarkt, waarborgen van de energievoorzieningszekerheid, met name inzake gas en olie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20%, toename van het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik met 20% en toename van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020. Bovendien moet de Unie ervoor zorgen dat haar infrastructuur klaar is voor een koolstofarmer energiesysteem op de langere termijn, namelijk tegen 2050. |
(6) Een snellere modernisering van bestaande energie-infrastructuur, voltooiing van in uitvoering zijnde werkzaamheden en de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur zijn van essentieel belang om de energie- en klimaatdoelstellingen van het EU-beleid te verwezenlijken, meer bepaald voltooiing van de interne energiemarkt, waarborgen van de energievoorzieningszekerheid, met name inzake gas en olie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20%, toename van het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik met 20% en toename van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020. Bovendien moet de Unie ervoor zorgen dat haar infrastructuur klaar is voor een koolstofarmer energiesysteem op de langere termijn, namelijk tegen 2050. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(6 bis) Het huidige economische klimaat onderstreept de noodzaak van een geïntegreerde aanpak voor energieaangelegenheden, waarbij rekening wordt gehouden met hun economische, maatschappelijke en milieuaspecten. Het is van essentieel belang aandacht te schenken aan de voordelige en nadelige nevenwerkingen tijdens de uitvoering van werkzaamheden die nodig zijn om ervoor te zorgen dat alle burgers van de Unie op middellange en lange termijn toegang krijgen tot veilige, duurzame en betaalbare energie. |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) De interne energiemarkt, als omschreven in Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas, bestaat weliswaar, maar blijft versnipperd ten gevolge van ontoereikende interconnecties tussen de nationale energienetwerken. Geïntegreerde netwerken die zich over de hele Unie uitstrekken, zijn echter van levensbelang om een concurrerende en goed functionerende geïntegreerde markt te waarborgen die groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling bevordert. |
(7) De interne energiemarkt, als omschreven in Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas, bestaat weliswaar, maar blijft versnipperd ten gevolge van ontoereikende interconnecties tussen de nationale energienetwerken. Geïntegreerde netwerken die zich over de hele Unie uitstrekken en de ontwikkeling van een infrastructuur van slimme netwerken die grotere energie-efficiëntie en integratie van gespreide hernieuwbare energiebronnen mogelijk maakt, zijn echter van levensbelang om een concurrerende en goed functionerende geïntegreerde markt te waarborgen die hulpbronnenefficiënte groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling bevordert. |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 11 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 bis) Het feit dat de ultraperifere gebieden in grote mate afhankelijk zijn van ingevoerde fossiele brandstoffen legt hoge extra kosten op aan hun groei en economische ontwikkeling. Deze regio's hebben een rol te vervullen als natuurlijke laboratoria voor hernieuwbare energie en de elektriciteits- en aardgastransmissie, en dit moet worden gestimuleerd via projecten van gemeenschappelijk belang die gericht zijn op de diversificatie van de regionale energievoorziening en de verbetering van de duurzaamheid en energie-efficiëntie, om zo bij te dragen aan het behalen van de in de Europa 2020-strategie vastgestelde streefcijfers. |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de tijdige ontwikkeling en de interoperabiliteit van trans-Europese energienetwerken met het oog op de verwezenlijking van de in het Verdrag geformuleerde energiedoelstellingen van de Unie, namelijk een goede werking van de interne energiemarkt en continuïteit van de voorziening van de Unie, bevordering van energie-efficiëntie en -besparing en ontwikkeling van nieuwe en hernieuwbare vormen van energie, alsook bevordering van de onderlinge koppeling van energienetwerken. Door deze doelstellingen na te streven, draagt dit voorstel bij tot slimme, duurzame en inclusieve groei en brengt het baten voor de gehele Unie op het gebied van concurrentievermogen en economische, maatschappelijke en territoriale cohesie. |
(13) Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de tijdige ontwikkeling en de interoperabiliteit van trans-Europese energienetwerken met het oog op de verwezenlijking van de in het Verdrag geformuleerde energiedoelstellingen van de Unie, namelijk een goede werking van de interne energiemarkt en continuïteit van de voorziening van de Unie, beperking van de afhankelijkheid van invoer, bevordering van energie-efficiëntie en -besparing en ontwikkeling van nieuwe en hernieuwbare vormen van energie, alsook bevordering van de onderlinge koppeling van energienetwerken. Door deze doelstellingen na te streven, draagt dit voorstel bij tot slimme, duurzame en inclusieve groei en brengt het baten voor de gehele Unie op het gebied van concurrentievermogen en economische, maatschappelijke en territoriale cohesie. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, wordt in deze verordening gepleit voor overleg met de bij het proces betrokken regionale autoriteiten in het relevante stadium van de vergunningverleningsprocedure. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(15) De projecten van gemeenschappelijk belang moeten worden geïdentificeerd op basis van gemeenschappelijke, transparante en objectieve criteria met het oog op de bijdrage ervan tot de doelstellingen van het energiebeleid. Voor elektriciteit en gas moeten de voorgestelde projecten deel uitmaken van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan. In dit plan moet met name rekening worden gehouden met de conclusies van de Europese Raad van 4 februari inzake de noodzaak van integratie van de perifere energiemarkten. |
(15) De projecten van gemeenschappelijk belang moeten worden geïdentificeerd op basis van gemeenschappelijke, transparante en objectieve criteria met het oog op de bijdrage ervan tot de doelstellingen van het energiebeleid. Voor elektriciteit en gas moeten de voorgestelde projecten deel uitmaken van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan. In dit plan moet met name rekening worden gehouden met de conclusies van de Europese Raad van 4 februari inzake de noodzaak van integratie van de perifere energiemarkten, en de ontplooiing van een infrastructuur van slimme netwerken worden vastgesteld. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(18) Projecten van gemeenschappelijk belang moeten zo snel mogelijk ten uitvoer worden gelegd en daarbij moeten zij van nabij worden gemonitord en geëvalueerd en moet de administratieve belasting voor de projectpromotoren maximaal worden beperkt. De Commissie moet Europese coördinatoren aanwijzen voor projecten die specifieke moeilijkheden ondervinden. |
(18) Projecten van gemeenschappelijk belang moeten zo snel mogelijk ten uitvoer worden gelegd en daarbij moeten zij van nabij worden gemonitord en geëvalueerd en moet de administratieve belasting voor de projectpromotoren, vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen, maximaal worden beperkt. De Commissie moet Europese coördinatoren aanwijzen die bijstand verlenen bij projecten die specifieke moeilijkheden ondervinden, om zo te voorkomen dat ze in gevaar worden gebracht. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(20) Om een snelle administratieve behandeling te waarborgen, moeten projecten van gemeenschappelijk belang een "prioriteitsstatus" krijgen op nationaal niveau. Projecten van gemeenschappelijk belang moeten door de bevoegde instanties als projecten van openbaar belang worden beschouwd. Er moet vergunning worden verleend, om dwingende redenen van groot openbaar belang, aan projecten die een negatief effect hebben op het milieu wanneer is voldaan aan de voorwaarden van de Richtlijnen 92/43/EG en 2000/60/EG. |
(20) Om een snelle administratieve behandeling te waarborgen, moeten projecten van gemeenschappelijk belang een "prioriteitsstatus" krijgen op nationaal niveau. Projecten van gemeenschappelijk belang moeten door de bevoegde instanties als projecten van openbaar belang worden beschouwd. Er moet vergunning worden verleend, om dwingende redenen van groot openbaar belang, aan projecten die een negatief effect hebben op het milieu wanneer is voldaan aan de voorwaarden van de Richtlijnen 92/43/EG en 2000/60/EG. Er moet, in volgorde van belangrijkheid en met het oog op kostenefficiëntie, worden vastgesteld wanneer de infrastructuur door middel van energie-efficiënte beleidsmaatregelen tot een minimum kan worden beperkt, wanneer bestaande nationale en grensoverschrijdende infrastructuur kan worden verbeterd of gemoderniseerd, en wanneer nieuwe infrastructuur nodig is en naast bestaande energie- of vervoersinfrastructuur kan worden aangelegd. |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 21 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(21) De oprichting van één bevoegde instantie op nationaal niveau die alle vergunningverleningprocedures bundelt of coördineert ("one-stop shop") moet de complexiteit verminderen, de efficiëntie en transparantie vergroten en de samenwerking tussen de lidstaten versterken. |
(21) De oprichting van één bevoegde instantie op nationaal niveau die alle vergunningverleningprocedures bundelt of coördineert ("one-stop shop") moet de complexiteit verminderen, de efficiëntie en transparantie vergroten en de samenwerking tussen de lidstaten versterken door gezamenlijke werkgroepen voor deze bevoegde organen te organiseren. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 21 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(21 bis) Daarnaast worden de lidstaten ertoe aangespoord de bepalingen van de vergunningverleningsprocedure voor projecten van gemeenschappelijk belang waar nodig ook toe te passen op andere energie-infrastructuurprojecten. |
Motivering | |
De lidstaten moeten worden aangemoedigd om ook voor andere projecten Europese optimale praktijken toe te passen teneinde de efficiëntie van de benodigde infrastructuur te verbeteren en om congestie en de invoering van een dualistisch stelsel te voorkomen. | |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 21 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(21 bis) Wanneer de diverse trans-Europese netwerken worden gepland, dient de voorkeur uit te gaan naar de integratie van vervoers-, communicatie- en energienetwerken zodat zo min mogelijk grond wordt gebruikt en tegelijkertijd, waar mogelijk, bestaande en/of in onbruik geraakte routes opnieuw in gebruik worden genomen om de maatschappelijke, economische, financiële en milieueffecten en de belasting van de grond tot een minimum te beperken. |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 24 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) Gezien de urgentie van de ontwikkeling van de energie-infrastructuur moet een vereenvoudiging van de vergunningverleningsprocedures vergezeld gaan van een duidelijke uiterste termijn voor de door de bevoegde instanties te nemen besluiten met betrekking tot de bouw/aanleg van een project. Deze uiterste termijn moet een stimulans vormen voor een efficiëntere omschrijving en afhandeling van procedures en mag onder geen omstandigheden het hoge niveau van de normen voor milieubescherming en inspraak van het publiek in het gedrang brengen. |
(24) Investeren in trans-Europese energie-infrastructuur is bijzonder belangrijk in het licht van de mogelijke ontwikkeling en schepping van banen. Daarom moet, gezien de urgentie van de ontwikkeling van de energie-infrastructuur, een vereenvoudiging van de vergunningverleningsprocedures vergezeld gaan van een duidelijke uiterste termijn voor de door de bevoegde instanties te nemen besluiten met betrekking tot de bouw/aanleg van een project. Deze uiterste termijn moet een stimulans vormen voor een efficiëntere omschrijving en afhandeling van procedures en mag onder geen omstandigheden het hoge niveau van de normen voor milieubescherming en inspraak van het publiek in het gedrang brengen. |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) de tijdige uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang vergemakkelijkt door de vergunningverlening te versnellen en de inspraak van het publiek te verbeteren; |
(b) de tijdige uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang vergemakkelijkt door de vergunningverlening te versnellen en minimumvereisten te stellen voor inspraak van het publiek; |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – punt 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. 'energie-infrastructuur', elke fysieke uitrusting die ontworpen is om de transmissie en distributie van elektriciteit of gas, het transport van olie of kooldioxide, of de opslag van elektriciteit of gas mogelijk te maken, die gelegen is binnen de Unie of die de Unie verbindt met één of meer derde landen; |
1. "energie-infrastructuur", elke fysieke uitrusting die ontworpen is om de transmissie en distributie van elektriciteit of gas, het transport van olie of kooldioxide, of de opslag van elektriciteit of gas mogelijk te maken, dan wel faciliteiten voor de ontvangst, opslag en hervergassing of decompressie van vloeibaar gemaakt aardgas (LNG), die gelegen zijn binnen de Unie of die de Unie verbinden met één of meer derde landen; |
Motivering | |
De energie-infrastructuur voor gas omvat ook LNG-terminals; ter wille van de consistentie met de categorieën van bijlage II, artikel 1, moet de definitie dienovereenkomstig worden aangepast. | |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – punt 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis. "kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem", een evaluatie die op een geaggregeerde EU-brede schaal wordt uitgevoerd en als grondslag dient voor de selectie van projecten van gemeenschappelijk belang overeenkomstig de doelstellingen van het Europees tienjarenplan voor netwerkontwikkeling (TYNDP), zoals omschreven in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 715/2009. |
Motivering | |
De verordening verwijst naar diverse kosten-batenanalyses, evaluaties en beoordelingen. Er is daarom behoefte aan nadere verduidelijking en een definitie lijkt dan ook onontbeerlijk. Deze kosten-batenanalyse moet op geaggregeerde basis en niet per afzonderlijk project worden uitgevoerd. | |
Gasinfrastructuurprojecten zijn gebaseerd op vaste toezeggingen van hetzij marktpartijen op basis van een marktonderzoek, dan wel van nationale regelgevingsinstanties. Bij dergelijke projecten, die reeds op vaste toezeggingen berusten, zou de uitvoering van een kosten-batenanalyse voor individuele projecten grotendeels dubbel werk zijn. | |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De Commissie stelt voor het geheel van de Unie een lijst van projecten van gemeenschappelijk belang vast. Deze lijst wordt elke twee jaar opnieuw geëvalueerd en zo nodig aangepast. De eerste lijst wordt uiterlijk op 31 juli 2013 vastgesteld. |
Schrappen |
Motivering | |
Wordt verplaatst naar het einde van het artikel zodat het artikel het feitelijke tijdschema van de besluitvorming volgt. | |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Met het oog op de identificatie van projecten van gemeenschappelijk belang richt de Commissie een regionale Groep (hierna de "Groep") op als omschreven in bijlage III, onder punt 1, gebaseerd op elke prioritaire corridor of prioritair gebied en het desbetreffende geografische bereik als genoemd in bijlage I. |
2. Met het oog op de identificatie van projecten van gemeenschappelijk belang richt de Commissie een regionale Groep (hierna de "Groep") op als omschreven in bijlage III, onder punt 1, gebaseerd op elke prioritaire corridor of prioritair gebied en het desbetreffende geografische bereik als genoemd in bijlage I. Elke Groep verricht haar eigen taken volgens de van tevoren overeengekomen taakomschrijving. |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Indien reeds bestaande Groepen of andere lichamen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening hebben gewerkt aan de selectie van projecten van bijzonder belang voor de energiesystemen van de Unie, dan moet iedere in lid 2 bedoelde Groep ten volle rekening houden met de reeds door deze Groepen of lichamen uitgevoerde werkzaamheden. Wanneer reeds bestaande Groepen of andere lichamen eerder een overeenkomst hebben bereikt over projecten of lijsten van projecten van bijzonder belang voor de Unie, dan moet de informatie over deze projecten of lijsten worden overgemaakt aan iedere in lid 2 bedoelde Groep en zal deze informatie de grondslag vormen van het selectieproces voor projecten van gemeenschappelijk belang. |
|
De bepalingen van artikel 2, punt 5, onder (a), doen geen afbreuk aan de rechten van een projectpromotor om bij de leden van de respectieve Groep een aanvraag in te dienen voor selectie als project van gemeenschappelijk belang. |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Overeenkomstig de procedure van bijlage III, onder punt 2, stelt elke Groep zijn voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang op, waarbij de projecten worden gerangschikt naargelang van hun bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur als genoemd in bijlage I en naargelang zij voldoen aan de criteria van Artikel 4. Elk voorstel voor een project van gemeenschappelijk belang vergt de goedkeuring van de lidstaat of de lidstaten op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft. |
3. Overeenkomstig de procedure van bijlage III, onder punt 2, stelt elke Groep zijn voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang op, waarbij de projecten worden gerangschikt naargelang van hun bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur als genoemd in bijlage I en naargelang zij voldoen aan de criteria van Artikel 4. Elk voorstel voor een project van gemeenschappelijk belang vergt de voorlopige goedkeuring van de lidstaat of de lidstaten op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft voordat het wordt opgenomen in de definitieve voorgestelde lijst die in overeenstemming met lid 4 wordt ingediend. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. Wanneer een voorstel voor een project geen voorlopige goedkeuring krijgt van een van de lidstaten, geeft de lidstaat in kwestie de Groep een schriftelijke toelichting bij haar bezwaar. Nadat de projectpromotoren de gelegenheid hebben gekregen het onderwerp van het bezwaar te bestuderen, kan de Groep met eenparigheid van stemmen min één stem het project in de voorgestelde lijst opnemen met een aantekening van het bezwaar. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. Bij elektriciteits- en gasprojecten die vallen binnen de in bijlage II, onder punt 1 en 2, genoemde categorieën, brengt het Agentschap binnen een termijn van twee maanden na de datum van ontvangst van de voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang, als bedoeld in lid 4, eerste alinea, advies uit bij de Commissie over de voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang, waarbij met name rekening is gehouden met de samenhangende toepassing over de Groepen heen van de criteria van Artikel 4 en met de resultaten van de door de ENTSB's voor elektriciteit en gas overeenkomstig punt 2(6) van bijlage III uitgevoerde analyse. |
5. Bij elektriciteits- en gasprojecten die vallen binnen de in bijlage II, onder punt 1 en 2, genoemde categorieën, brengt het Agentschap binnen een termijn van vier maanden na de datum van ontvangst van de voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang, als bedoeld in lid 4, eerste alinea, advies uit bij de Commissie over de voorgestelde lijst van projecten van gemeenschappelijk belang, waarbij met name rekening is gehouden met de samenhangende toepassing over de Groepen heen van de criteria van artikel 4 en met de resultaten van de analyse die de ENTSB's voor elektriciteit en gas hebben uitgevoerd in het kader van de tienjarige netwerkontwikkelingsplannen. |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 6 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
6 bis. Op basis van de door de Groepen goedgekeurde regionale lijsten stelt de Commissie voor het geheel van de Unie een lijst van projecten van gemeenschappelijk belang vast. Deze lijst wordt elke twee jaar opnieuw geëvalueerd en zo nodig aangepast. De eerste lijst wordt uiterlijk op 31 juli 2013 vastgesteld. |
(Zie amendement 1) | |
Motivering | |
Lid 1 wordt verplaatst omwille van de chronologische volgorde. | |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
7. Na vaststelling van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie worden de projecten van gemeenschappelijk belang een integrerend onderdeel van de desbetreffende regionale investeringsplannen overeenkomstig artikel 12 van de Verordeningen (EG) nr. 714/2009 en nr. 715/2009 en van de desbetreffende nationale tienjarige netwerkontwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 22 van de Richtlijnen 72/2009/EG en 73/2009/EG en andere nationale infrastructuurontwikkelingsplannen naargelang passend. Aan bedoelde projecten wordt binnen elk van die plannen de hoogst mogelijke prioriteit toegekend. |
7. Na vaststelling van het besluit van de Commissie worden de projecten van gemeenschappelijk belang een integrerend onderdeel van de desbetreffende regionale investeringsplannen overeenkomstig artikel 12 van de Verordeningen (EG) nr. 714/2009 en nr. 715/2009 en van de desbetreffende nationale tienjarige netwerkontwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 22 van de Richtlijnen 72/2009/EG en 73/2009/EG en andere nationale infrastructuurontwikkelingsplannen naargelang passend. Aan bedoelde projecten wordt binnen elk van die plannen de hoogst mogelijke prioriteit toegekend. |
(Zie verplaatsing van lid 1 naar achter lid 6) | |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) het project is levensvatbaar op economisch, maatschappelijk en milieugebied; en |
(b) de potentiële voordelen van het project, beoordeeld volgens de respectieve specifieke criteria van lid 2, wegen zwaarder dan de kosten ervan; en |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– duurzaamheid, onder meer door de transmissie van hernieuwbare energie naar belangrijke verbruikscentra en opslagfaciliteiten; |
duurzaamheid door, onder meer, de transmissie van hernieuwbare energie naar belangrijke verbruikscentra en opslagfaciliteiten; |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– interoperabiliteit en veilige exploitatie van het systeem; |
– zekerheid van de voorziening, onder meer door interoperabiliteit en veilige en betrouwbare exploitatie van het systeem; |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter a – streepje 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
– aansluiting van geplande productie-eenheden op het elektriciteitsnet, met inbegrip van hernieuwbare energie, zodat energieafvoer mogelijk wordt; |
Motivering | |
De EU ziet zich voor een grote uitdaging gesteld bij de vervanging van oude, onefficiënte en niet-milieuvriendelijke krachtinstallaties, die bijvoorbeeld werken op fossiele brandstoffen. In de hele EU zullen zich nieuwe krachtcentrales ontwikkelen, ook in gebieden waar het elektriciteitsnet nog niet ontwikkeld is of gerenoveerd moet worden. De verordening dient daarom stimulansen te creëren voor investeringen in nieuwe krachtcentrales door de nodige ontwikkeling van het elektriciteitsnet te bevorderen en daardoor de aansluiting van nieuwe energie op het netwerk mogelijk te maken. | |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter b – streepje 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– energievoorzieningszekerheid, onder meer door diversificatie van leveringsbronnen, tegenpartijen voor levering en leveringsroutes; |
– energievoorzieningszekerheid door, onder meer, diversificatie van leveringsbronnen, tegenpartijen voor levering en leveringsroutes; |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter b – streepje 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– mededinging, onder meer door diversificatie van leveringsbronnen, tegenpartijen voor levering en leveringsroutes; |
– mededinging door, onder meer, diversificatie van leveringsbronnen, tegenpartijen voor levering en leveringsroutes; |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 2 – letter d – streepje 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
– energievoorzieningszekerheid door vermindering van de afhankelijkheid van één leverancier of route; |
– energievoorzieningszekerheid door, onder meer, diversificatie van leveringsbronnen, tegenpartijen voor levering en leveringsroutes; |
Motivering | |
Het is niet duidelijk waarom de criteria voor voorzieningszekerheid in de oliesector verschillen van die in de gassector. | |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Bij de rangschikking van projecten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van eenzelfde prioriteit, moet ook worden gekeken naar de urgentie van elk voorgesteld project om te kunnen voldoen aan de energiebeleidsdoelstellingen van marktintegratie en mededinging, duurzaamheid en energievoorzieningszekerheid, het aantal lidstaten dat de invloed van elk project ondergaat en de complementariteit van het project ten aanzien van andere voorgestelde projecten. Bij projecten die vallen binnen de categorie van bijlage II, onder punt 1(e), moet ook worden gekeken naar het aantal gebruikers dat de invloed van het project ondergaat, het jaarlijkse energieverbruik en het aandeel van elektriciteitsproductie uit niet-aan/uitschakelbare energiebronnen in het gebied waarin deze gebruikers vertoeven. |
4. Elke Groep rangschikt projecten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van dezelfde prioritaire corridors of gebieden. Elke Groep bepaalt in haar eigen taakomschrijving een rangschikkingsmethode en het relatieve gewicht van de in de tweede alinea en in lid 2 bedoelde criteria; de rangschikking kan daardoor leiden tot een algemene projectgroepering. |
|
In dit verband moet worden gekeken naar het volgende, terwijl tegelijkertijd wordt gegarandeerd dat de projecten met betrekking tot de perifere lidstaten gelijke kansen krijgen: |
|
(a) de urgentie van elk voorgesteld project om te kunnen voldoen aan de energiebeleidsdoelstellingen van de Unie ten aanzien van marktintegratie en mededinging, duurzaamheid en energievoorzieningszekerheid; |
|
(b) het aantal lidstaten dat de invloed van elk project ondergaat en |
|
(c) de complementariteit van het project ten aanzien van andere voorgestelde projecten. |
|
Projecten voor slimme netwerken die vallen binnen de categorie van bijlage II, punt 1, onder (e), worden gerangschikt wanneer ze invloed hebben op dezelfde twee lidstaten, en er moet ook worden gekeken naar het aantal gebruikers dat de invloed van het project ondergaat, het jaarlijkse energieverbruik en het aandeel van elektriciteitsproductie uit niet-aan/uitschakelbare energiebronnen in het gebied waarin deze gebruikers vertoeven. |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Het Agentschap en de Groepen monitoren de bij de tenuitvoerlegging van de projecten van gemeenschappelijk belang geboekte vooruitgang. De Groepen kunnen verzoeken aanvullende informatie toe te zenden overeenkomstig de leden 3, 4 en 5, kunnen de verstrekte informatie ter plaatse verifiëren en kunnen vergaderingen samenroepen met de relevante betrokken partijen. De Groepen kunnen het Agentschap ook verzoeken om maatregelen te treffen om de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken. |
2. Het Agentschap en de Groepen monitoren de bij de tenuitvoerlegging van de projecten van gemeenschappelijk belang geboekte vooruitgang. De Groepen kunnen verzoeken aanvullende informatie toe te zenden overeenkomstig de leden 3, 4 en 5, kunnen de verstrekte informatie ter plaatse verifiëren en kunnen vergaderingen samenroepen met de relevante betrokken partijen. De Groepen kunnen het Agentschap ook verzoeken om maatregelen te treffen om de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken. Deze maatregelen dienen te worden getroffen in nauwe samenwerking met de betrokken nationale regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders. |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar volgend op het jaar van selectie van een project van gemeenschappelijk belang overeenkomstig artikel 4, dienen de projectpromotoren, voor elk project dat valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, een jaarverslag in bij het Agentschap of, wanneer het project valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3 en 4, bij de respectieve Groep. In dit verslag wordt nader ingegaan op: |
3. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar volgend op het jaar van selectie van een project van gemeenschappelijk belang overeenkomstig artikel 4, dienen de projectpromotoren, voor elk project dat valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, een jaarverslag in bij het Agentschap of, wanneer het project valt binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3 en 4, bij de respectieve Groep. Het verslag wordt ook ingediend bij de in artikel 9 bedoelde desbetreffende bevoegde instanties. In dit verslag wordt nader ingegaan op: |
Motivering | |
Deze informatie moet ook worden verstrekt aan de bevoegde instanties aangezien zij, en niet de Groepen of het ACER, verantwoordelijk zijn voor de toekenning van vergunningen voor deze projecten. | |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Op verzoek van het Agentschap of de betrokken Groep kan het verslag vóór indiening door een onafhankelijke externe deskundige worden opgesteld of beoordeeld. |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. Binnen drie maanden na ontvangst van de jaarverslagen dient het Agentschap bij de Groepen een geconsolideerd verslag in met betrekking tot de projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, met een evaluatie van de geboekte vooruitgang en met, wanneer passend, voorstellen voor maatregelen om vertragingen goed te maken en problemen op te lossen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, onder 8) en 9), van Verordening (EG) nr. 713/2009 heeft die evaluatie ook betrekking op de samenhangende uitvoering van de netwerkontwikkelingsplannen voor het geheel van de Unie met betrekking tot de in bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur. |
4. Binnen drie maanden na ontvangst van de jaarverslagen dient het Agentschap bij de Groepen een geconsolideerd verslag in met betrekking tot de projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, met een evaluatie van de geboekte vooruitgang en met, wanneer passend, voorstellen voor maatregelen om vertragingen goed te maken en problemen op te lossen. Deze maatregelen kunnen sancties omvatten voor onnodige, door projectpromotoren veroorzaakte vertragingen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, onder 8) en 9), van Verordening (EG) nr. 713/2009 heeft die evaluatie ook betrekking op de samenhangende uitvoering van de netwerkontwikkelingsplannen voor het geheel van de Unie met betrekking tot de in bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden van de energie-infrastructuur. |
Motivering | |
Het moet ook mogelijk zijn om promotoren te straffen voor de door hen veroorzaakte vertragingen. | |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 6 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
6. Wanneer de oplevering van een project van gemeenschappelijk belang zonder afdoende rechtvaardiging meer dan twee jaar vertraging oploopt ten opzichte van het tenuitvoerleggingsplan: |
6. Wanneer de uitvoering en oplevering van een project van gemeenschappelijk belang om andere dan dwingende redenen waarvoor de promotor niet verantwoordelijk is vertraging oploopt ten opzichte van het tenuitvoerleggingsplan: |
(Zie amendementen van de streepjes; over alle amendementen op dit lid moet en bloc worden gestemd) | |
Motivering | |
Overgenomen uit het standpunt van de Raad. Dit amendement is nodig om de openbare aanbesteding te verduidelijken indien het project vertraging heeft opgelopen. De originele tekst stelt niet vast hoe de Commissie deze procedure ten uitvoer zou leggen; Bovendien is het de bevoegde instantie, niet de Commissie, die over de kennis en capaciteiten beschikt om een nieuwe promotor te vinden. | |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 6 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) aanvaardt de promotor van dat project investeringen door één of meer andere netwerkbeheerders of investeerders met het oog op de tenuitvoerlegging van het project. De systeembeheerder op het gebied waarvan de investering gelokaliseerd is, verstrekt de bij de tenuitvoerlegging betrokken beheerder(s) of investeerder(s) alle informatie die nodig is om de investering te realiseren, verbindt de nieuwe activa aan het transmissienetwerk en doet in het algemeen alle mogelijke inspanningen om de tenuitvoerlegging van de investering en de exploitatie en het veilige, betrouwbare en efficiënte onderhoud van het project van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken; |
(a) zorgen de nationale regulerende instanties ervoor dat de investering wordt uitgevoerd voorzover de in artikel 22, lid 7, onder a), b) of c), van Richtlijn 2009/72/EG en Richtlijn 2009/73/EG bedoelde maatregelen van toepassing zijn volgens de respectieve nationale wetgeving; |
(Zie amendement van het inleidende gedeelte van dit lid; over alle amendementen op dit lid moet en bloc worden gestemd) | |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 6 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) kan de Commissie een uitnodiging tot het indienen van voorstellen bekendmaken, die open staat voor elke projectpromotor, teneinde het project overeenkomstig het overeengekomen tijdschema uit te voeren. |
(b) kiest de projectpromotor van dat project een derde partij om het project te financieren of uit te voeren indien de maatregelen van de nationale regulerende instanties volgens lid 6, onder a), ontoereikend zijn om ervoor te zorgen dat de investering wordt uitgevoerd of indien zij niet van toepassing zijn. De projectpromotor doet dit voordat de vertraging ten opzichte van de opleveringsdatum in het tenuitvoerleggingsplan meer dan twee jaar bedraagt. |
(Zie amendement van het inleidende gedeelte van dit lid; over alle amendementen op dit lid moet en bloc worden gestemd) | |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 6 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) zal de nationale regulerende instantie of de lidstaat, indien er geen derde partij gekozen wordt in overeenstemming met punt (b), binnen twee maanden een derde partij aanwijzen die het project zal financieren of uitvoeren en die door de projectpromotor moet worden aanvaard. |
(Zie amendement bij het inleidende gedeelte van dit lid; over alle amendementen op dit lid moet en bloc worden gestemd) | |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 6 – letter b ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b ter) mag de in artikel 9 bedoelde bevoegde instantie een uitnodiging tot het indienen van voorstellen bekendmaken, die open staat voor elke projectpromotor, teneinde het project overeenkomstig het overeengekomen tijdschema uit te voeren, indien de vertraging ten opzichte van de opleveringsdatum in het tenuitvoerleggingsplan meer dan twee jaar en twee maanden bedraagt. Voorrang wordt daarbij gegeven aan projectpromotoren en investeerders uit de lidstaat van de regionale Groep waar het betrokken project ontwikkeld wordt. De nationale regulerende instanties mogen, indien noodzakelijk en met goedkeuring van de Commissie, aanvullende stimulansen vaststellen naast de stimulansen die krachtens artikel 14 zijn goedgekeurd als onderdeel van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen. |
(Zie amendement bij het inleidende gedeelte van dit lid; over alle amendementen op dit lid moet en bloc worden gestemd) | |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 6 – letter b quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b quater) wanneer punten (b bis) of (b ter) worden toegepast, verstrekt de systeembeheerder in wiens gebied de investering plaatsvindt, de bij de tenuitvoerlegging betrokken beheerder(s) of investeerder(s) of derde partij alle informatie die nodig is om de investering te realiseren, verbindt hij de nieuwe activa aan het transmissienetwerk en levert hij in het algemeen alle mogelijke inspanningen om de tenuitvoerlegging van de investering en de exploitatie en het veilige, betrouwbare en efficiënte onderhoud van het project van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken; |
(Zie amendement bij het inleidende gedeelte van dit lid; over alle amendementen op dit lid moet en bloc worden gestemd) | |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 7 – alinea 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Een project van gemeenschappelijk belang kan overeenkomstig de procedure van artikel 3, lid 1, tweede zin, worden verwijderd van de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang wanneer: |
Een project van gemeenschappelijk belang kan overeenkomstig de procedure van artikel 3, lid 6 bis, tweede zin, worden verwijderd van de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang wanneer: |
(Zie amendement [n+X], verplaatsing van het eerste lid van artikel 3) | |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 7 – alinea 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) de door de ENTSB's overeenkomstig bijlage III, punt 6, uitgevoerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem geen positief resultaat oplevert voor het project; |
Schrappen |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 7 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) het project niet langer is opgenomen in het tienjarig netwerkontwikkelingsplan; |
Schrappen |
Motivering | |
De rapporteur is van mening dat vermelding op de lijst van het tienjarenplan voor netwerkontwikkeling geen voorwaarde moet zijn voor een project om als project van gemeenschappelijk belang te worden aangemerkt. PGB's moeten worden geselecteerd op basis van de vraag of de projecten voldoen aan alle relevante criteria van deze verordening en ze moeten voldoende sociaaleconomische voordelen opleveren in EU-breed perspectief. Ze mogen niet worden geselecteerd op basis van de vraag of ze deel uitmaken van een ENTSB-Es-plan. | |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 7 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Projecten die van de lijst voor de gehele Unie zijn verwijderd, verliezen alle rechten en verplichtingen die voor projecten van gemeenschappelijk belang voortvloeien uit deze verordening. Dit artikel laat elke financiering door de Unie die voor het project is uitbetaald vóór het besluit om het van de lijst te verwijderen, onverlet. |
Projecten die van de lijst voor de gehele Unie zijn verwijderd, verliezen alle rechten en verplichtingen die voor projecten van gemeenschappelijk belang voortvloeien uit deze verordening. Dit artikel laat elke financiering door de Unie die voor het project is uitbetaald vóór het besluit om het van de lijst te verwijderen, onverlet, tenzij het besluit gebaseerd was op opzettelijke manipulatie in overeenstemming met de eerste alinea, punt (c). |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Wanneer een project van gemeenschappelijk belang aanzienlijke vertraging oploopt of uitvoeringsmoeilijkheden kent, kan de Commissie voor een periode van maximaal één jaar, twee keer hernieuwbaar, een Europese coördinator aanwijzen. |
1. Wanneer een project van gemeenschappelijk belang aanzienlijke vertraging oploopt of uitvoeringsmoeilijkheden kent, kan de Commissie, in overleg met de betrokken lidstaten, voor een periode van maximaal één jaar, twee keer hernieuwbaar, een Europese coördinator aanwijzen. |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) het/de project(en) waarvoor hij als Europees coördinator is aangewezen, en de grensoverschrijdende dialoog tussen de projectpromotoren en de betrokken partijen bevorderen; |
(a) bijdragen tot het/de project(en) waarvoor hij als Europees coördinator is aangewezen, en tot de grensoverschrijdende dialoog tussen de projectpromotoren en de betrokken partijen, waaronder met name de regionale, lokale of autonome autoriteiten; |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 6 – lid 2 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) projectpromotoren advies geven over de financiële constructie voor het project; |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Door de vaststelling van een lijst van projecten van gemeenschappelijk belang voor het geheel van de Unie worden het openbaar belang en de noodzaak van deze projecten binnen de betrokken lidstaten beklemtoond en worden dat belang en die noodzaak door alle betrokken partijen erkend. |
2. Door de vaststelling van een lijst van projecten van gemeenschappelijk belang voor het geheel van de Unie worden het openbaar belang en de noodzaak van deze projecten binnen de betrokken lidstaten beklemtoond en worden dat belang en die noodzaak door alle betrokken partijen erkend, in het bijzonder door de regionale en lokale autoriteiten die de door de maatregelen getroffen burgers vertegenwoordigen. |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 8 – lid 4 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening maakt de Commissie richtsnoeren bekend om de lidstaten te helpen bij de vaststelling van adequate maatregelen en om een samenhangende toepassing van de procedures voor de milieueffectbeoordeling, vereist overeenkomstig de EU-wetgeving voor projecten van gemeenschappelijk belang, te waarborgen. |
Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening maakt de Commissie richtsnoeren bekend om de lidstaten te helpen bij de vaststelling en tenuitvoerlegging van adequate maatregelen en bij een samenhangende uivoering van de milieueffectbeoordeling, die vereist is overeenkomstig de EU-wetgeving voor projecten van gemeenschappelijk belang, en ziet zij toe op de toepassing van die richtsnoeren. |
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 9 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten spannen zich in om te waarborgen dat wanneer beroep wordt aangetekend tegen de inhoudelijke of procedurele wettelijkheid van een raambesluit, dit beroep op de meest efficiënte wijze mogelijk wordt afgehandeld. |
4. De lidstaten spannen zich in om te waarborgen dat wanneer beroep wordt aangetekend tegen de inhoudelijke of procedurele wettelijkheid van een raambesluit, dit beroep op de meest efficiënte wijze mogelijk wordt afgehandeld en dat dit beroep voorrang krijgt in de bestuurs- of rechtsstelsels. |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Binnen een termijn van drie maanden na de start van het vergunningverleningsproces overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder (a), werkt de projectpromotor een ontwerp betreffende de inspraak van het publiek uit en dient dit in bij de bevoegde instantie. De bevoegde instantie verzoekt om wijziging van dit ontwerp voor inspraak van het publiek, of aanvaardt het binnen een termijn van één maand. Het ontwerp omvat minimaal de in punt 3 van bijlage VI gespecificeerde informatie. |
3. Binnen een termijn van drie maanden na de start van het vergunningverleningsproces overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder (a), werkt de projectpromotor een ontwerp betreffende de inspraak van het publiek uit en dient dit in bij de bevoegde instantie. De bevoegde instantie verzoekt om wijziging van dit ontwerp voor inspraak van het publiek, of aanvaardt het binnen een termijn van één maand. Het ontwerp omvat minimaal de in punt 3 van bijlage VI gespecificeerde informatie. De projectpromotor stelt de bevoegde instantie op de hoogte van belangrijke veranderingen van een goedgekeurd ontwerp en de bevoegde instantie mag wijzigingen aanvragen. |
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 10 – lid 7 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Projectpromotoren publiceren deze informatie voorts via andere geschikte publicatiekanalen die openbaar zijn voor het publiek. |
Projectpromotoren publiceren deze informatie voorts via andere geschikte publicatiekanalen die openbaar zijn voor het publiek. Met inachtneming van de wetgeving van de betrokken lidstaat, gaat het hier onder meer om publicatie in de kranten met de grootste distributie in de regio's en steden op de mogelijke routes van het project, in overeenstemming met bijlage VI, punt 4, onder (a). |
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 3 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) de waarschijnlijk bij de zaak betrokken autoriteiten, belanghebbenden en bevolking; |
(b) de waarschijnlijk bij de zaak betrokken nationale en regionale autoriteiten, belanghebbenden en bevolking; |
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 11 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De projectpromotor zorgt ervoor dat het aanvraagdossier volledig en van toereikende kwaliteit is en wint in dat verband in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure vóór het indienen van de aanvraag het advies in van de bevoegde instantie. De projectpromotor werkt samen met de bevoegde instantie teneinde de termijnen in acht te nemen en te voldoen aan het gedetailleerde schema als omschreven in lid 3. |
4. De projectpromotor zorgt ervoor dat het aanvraagdossier volledig en van toereikende kwaliteit is en wint in dat verband in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure vóór het indienen van de aanvraag het advies in van de bevoegde instantie. De projectpromotor werkt ten volle samen met de bevoegde instantie teneinde de termijnen in acht te nemen en te voldoen aan het gedetailleerde schema als omschreven in lid 3. |
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Binnen een termijn van één maand na de inwerkingtreding van deze verordening zenden het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas het Agentschap en de Commissie hun methodologieën, inclusief inzake netwerk- en marktmodellering, toe voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem van de Unie voor projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2. Deze methodologieën worden uitgewerkt overeenkomstig de in bijlage V omschreven beginselen. |
1. Binnen een termijn van één maand na de inwerkingtreding van deze verordening zenden het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas het Agentschap en de Commissie hun methoden, inclusief inzake netwerk- en marktmodellering, toe voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem van de Unie voor projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, onder (a)-(d), en punt 2. Deze methoden worden uitgewerkt overeenkomstig de in bijlage V omschreven beginselen en strekken zich met name uit tot de raadpleging van de bevoegde regionale overheden, de andere infrastructuurexploitanten en de respectieve organisaties die hen vertegenwoordigen. |
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 4 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Na goedkeuring van de eerste tienjarige netwerkontwikkelingsplannen op basis van de methodiek overeenkomstig artikel 12, lid 7, omvat letter (a) een geactualiseerde versie van de resultaten van de kosten-batenanalyse van het ENTSB op basis van eventuele ontwikkelingen sinds de publicatie ervan. De promotor(en) kan/kunnen in zijn/hun opmerkingen bij de kosten-batenanalyse van het ENTSB resultaten of aanvullende gegevens opnemen die niet in de analyse van het ENTSB zijn vermeld. |
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Wanneer een projectpromotor zich blootstelt aan grotere risico's bij de ontwikkeling, bouw/aanleg of exploitatie of bij het onderhoud van een binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, vallend project van gemeenschappelijk belang, met uitzondering van projecten voor de pompopslag van elektriciteit, in vergelijking met de normale risico's van een infrastructuurproject en wanneer dergelijke risico's niet vallen onder een ontheffingsregeling overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG of artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009, zorgen de nationale regulerende instanties ervoor dat bij de toepassing van artikel 37, lid 8, van Richtlijn 2009/72/EG, artikel 41, lid 8, van Richtlijn 2009/73/EG, artikel 14 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 715/2009 passende stimulansen voor het desbetreffende project worden verleend. |
1. Wanneer een projectpromotor zich blootstelt aan grotere risico's bij de ontwikkeling, bouw/aanleg of exploitatie of bij het onderhoud van een binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1 en 2, vallend project van gemeenschappelijk belang, met uitzondering van projecten voor de pompopslag van elektriciteit, in vergelijking met de normale risico's van een infrastructuurproject en wanneer dergelijke risico's niet vallen onder een ontheffingsregeling overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG of artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009, zorgen de nationale regulerende instanties er, met inachtneming van de geraamde toekomstige kosten voor energieverbruikers, voor dat bij de toepassing van artikel 37, lid 8, van Richtlijn 2009/72/EG, artikel 41, lid 8, van Richtlijn 2009/73/EG, artikel 14 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 715/2009 passende stimulansen voor het desbetreffende project worden verleend. |
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 3 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De overeenkomstig deze verordening verleende stimulansen houden rekening met de specifieke aard van het opgelopen risico en omvatten: |
3. De overeenkomstig deze verordening verleende stimulansen houden rekening met de specifieke aard van het opgelopen risico en omvatten onder meer: |
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – punt 3 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) elke andere maatregel die noodzakelijk en passend wordt geacht. |
d) elke andere maatregel die noodzakelijk en passend wordt geacht, inclusief beperking van het risico van hogere operationele kosten voor de uitvoering van energie-infrastructuurprojecten. |
Motivering | |
Om het investeringsproces voor particuliere ondernemers die zijn betrokken bij de ontwikkeling van energie-infrastructuurprojecten te vergemakkelijken, mag niet worden volstaan met de in artikel 14, lid 3, vermelde stimulansen, maar moeten deze ook voorzien in het risico dat de operationele kosten in de periode nadat de infrastructuurprojecten zijn voltooid hoger zullen uitvallen dan was geraamd. | |
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel 14 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. Tegen 31 juli 2013 maakt elke nationale regulerende instantie haar methodologie bekend, alsook de criteria die zij gebruikt om investeringen in elektriciteits- en gastransmissieprojecten en de daarbij behorende grotere risico's te evalueren. |
5. Tegen 31 juli 2013 maakt elke nationale regulerende instantie die een besluit heeft genomen over het verstrekken van aanvullende stimulansen haar methoden bekend, alsook de criteria die zij gebruikt om investeringen in elektriciteits- en gastransmissieprojecten en de daarbij behorende grotere risico's te evalueren. |
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder de punten 1, 2 en 4, komen in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor studies en financiële instrumenten overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit]. |
1. Projecten van gemeenschappelijk belang komen in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor studies en financiële instrumenten overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit]. |
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d) en punt 2, met uitzondering van projecten voor pompopslag van elektriciteit, komen ook in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor werkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit], op voorwaarde dat zij worden uitgevoerd overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 6, onder (b), of aan de volgende criteria voldoen: |
2. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, onder (a)-(d), en punten 2 en 3, met uitzondering van projecten voor pompopslag van elektriciteit, komen ook in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor werkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit], op voorwaarde dat zij worden uitgevoerd overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 6, onder (b), of aan de volgende criteria voldoen: |
Motivering | |
Het is niet logisch om oliepijpleidingen geen financiële steun te verlenen. | |
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) uit de projectspecifieke kosten-batenanalyse overeenkomstig artikel 13, lid 4, onder (a), blijkt duidelijk dat het project aanzienlijke positieve externaliteiten biedt, zoals energievoorzieningszekerheid, solidariteit of innovatie; en |
(a) uit de projectspecifieke kosten-batenanalyse overeenkomstig artikel 13, lid 4, onder (a), blijkt duidelijk dat het project aanzienlijke positieve externaliteiten biedt, zoals energievoorzieningszekerheid, solidariteit, innovatie en sociale en milieuvoordelen; en |
Motivering | |
De eerste twee criteria voor projecten van gemeenschappelijk belang als vermeld in artikel 15, lid 2, zijn al complex genoeg voor het opmaken van een redelijk verantwoorde selectie. Daarom moet de vaststelling van een grensoverschrijdend kostentoewijzingsbesluit dan ook niet als een verplicht criterium worden gehanteerd. | |
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) uit het ondernemingsplan en andere uitgevoerde evaluaties, met name door potentiële investeerders of crediteurs, blijkt dat het project commercieel niet levensvatbaar is. Wanneer de commerciële levensvatbaarheid van het project wordt afgewogen wordt rekening gehouden met het besluit inzake de stimulansen en de rechtvaardiging daarvan overeenkomstig Artikel 14, lid 3; en |
(b) uit het ondernemingsplan en andere uitgevoerde evaluaties, met name door potentiële investeerders of crediteurs, blijkt dat het project commercieel niet levensvatbaar is. Wanneer de commerciële levensvatbaarheid van het project wordt afgewogen wordt rekening gehouden met het besluit inzake de stimulansen en de rechtvaardiging daarvan overeenkomstig Artikel 14, lid 3; |
Motivering | |
De eerste twee criteria voor projecten van gemeenschappelijk belang als vermeld in artikel 15, lid 2, zijn al complex genoeg voor het opmaken van een redelijk verantwoorde selectie. Daarom moet de vaststelling van een grensoverschrijdend kostentoewijzingsbesluit dan ook niet als een verplicht criterium worden gehanteerd. | |
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 2 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) met betrekking tot het project is een besluit betreffende de grensoverschrijdende kostentoewijzing overeenkomstig artikel 13 vastgesteld of, bij projecten waarvoor een ontheffing overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG of artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009 is verleend, de bevoegde nationale regulerende instanties en het Agentschap hebben een advies uitgebracht over de commerciële levensvatbaarheid van het project. |
(c) met betrekking tot het project is eventueel een besluit betreffende de grensoverschrijdende kostentoewijzing overeenkomstig artikel 13 vastgesteld of, bij projecten waarvoor een ontheffing overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG of artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009 is verleend, de bevoegde nationale regulerende instanties en het Agentschap hebben een advies uitgebracht over de commerciële levensvatbaarheid van het project. |
Motivering | |
De eerste twee criteria voor projecten van gemeenschappelijk belang als vermeld in artikel 15, lid 2, zijn al complex genoeg voor het opmaken van een redelijk verantwoorde selectie. Daarom moet de vaststelling van een grensoverschrijdend kostentoewijzingsbesluit dan ook niet als een verplicht criterium worden gehanteerd. | |
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(e) en punt 4, komen ook in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor werkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit], op voorwaarde dat de betrokken projectpromotoren duidelijk de aanzienlijke positieve externaliteiten ten gevolge van de projecten en het gebrek aan commerciële levensvatbaarheid daarvan kunnen aantonen. |
3. Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, onder (e), en punt 4, komen ook in aanmerking voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies voor werkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in [de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Connecting Europe-faciliteit], op voorwaarde dat de betrokken projectpromotoren duidelijk de aanzienlijke positieve externaliteiten ten gevolge van de projecten en het gebrek aan commerciële levensvatbaarheid of het hoge operationele risico daarvan kunnen aantonen. |
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 16 – punt 1 – letter e bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(e bis) de manier waarop de regionale autoriteiten bij de tenuitvoerlegging van de projecten betrokken zijn, met bijzondere aandacht voor hun actieve deelname in de stadia waarin investeringen worden gedaan in de betrokken gebieden. |
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c bis) links naar projectwebsites die door projectpromotoren zijn opgezet. |
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c bis) de door de Unie toegewezen en uitbetaalde financiële middelen voor elk project van gemeenschappelijk belang; |
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – punt 1 – letter c ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c ter) de manier waarop de regionale autoriteiten bij de tenuitvoerlegging van de projecten betrokken zijn, met bijzondere aandacht voor hun actieve deelname in de stadia waarin investeringen worden gedaan in de betrokken gebieden; |
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 17 – lid 1 – letter c quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c quater) ontwikkelingen in verband met reeds gedane investeringen en mogelijke hinderpalen voor projecten van gemeenschappelijk belang die kunnen voorkomen dat zij op normale wijze ten uitvoer worden gelegd binnen de met de bevoegde instanties overeengekomen termijnen. |
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel I – punt 3 – inleidend gedeelte | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI–East Electricity"): interconnecties en interne lijnen in de richtingen noord-zuid en oost-west met het oog op de voltooiing van de interne markt en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit. |
(3) Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI–East Electricity"): interconnecties en interne lijnen in de richtingen noord-zuid en oost-west en met derde landen met het oog op de voltooiing van de interne markt en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit. |
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 2 – punt 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Noord-zuid gasinterconnecties in West-Europa ("NSI-West Gas"): interconnectiecapaciteit voor noord-zuid-gasstromen in West-Europa met het oog op een verdere diversificatie van voorzieningsroutes en de versterking van de leverbaarheid van gas op korte termijn. |
(5) Noord-zuid gasinterconnecties in West-Europa ("NSI-West Gas"): gasinfrastructuur voor noord-zuid-gasstromen in West-Europa met het oog op een verdere diversificatie van voorzieningsroutes en de versterking van de leverbaarheid van gas op korte termijn. |
Betrokken lidstaten: België, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk. |
Betrokken lidstaten: België, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk. |
Motivering | |
De definitie van bepaalde gascorridors moet worden geherformuleerd, zodat zij alle soorten infrastructuur omvatten (aangezien onder deze verordening ook ondergrondse opslagfaciliteiten en LNG-terminals vallen) en de benaming neutraal klinkt. Meer in het algemeen is het essentieel dat investeringen die nodig kunnen zijn voor grensoverschrijdende capaciteitsverbeteringen, bijvoorbeeld ter verhoging van de flexibiliteit van het systeem, niet van het toepassingsgebied worden uitgesloten. | |
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 2 – punt 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) Noord-zuid gasinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI-East Gas"): regionale gasverbindingen tussen de Oostzeeregio, de Adriatische en Egeïsche Zee en de Zwarte Zee, met name om de diversificatie en de zekerheid van de gasvoorziening te versterken. |
(6) Noord-zuid gasinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa ("NSI-East Gas"): regionale gasinfrastructuur tussen de Oostzeeregio, de Adriatische en Egeïsche Zee en de Zwarte Zee, met name om de diversificatie en de zekerheid van de gasvoorziening te versterken. |
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië. |
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië. |
Motivering | |
De definitie van bepaalde gascorridors moet worden geherformuleerd, zodat zij alle soorten infrastructuur omvatten (aangezien onder deze verordening ook ondergrondse opslagfaciliteiten en LNG-terminals vallen) en de benaming neutraal klinkt. Meer in het algemeen is het essentieel dat investeringen die nodig kunnen zijn voor grensoverschrijdende capaciteitsverbeteringen, bijvoorbeeld ter verhoging van de flexibiliteit van het systeem, niet van het toepassingsgebied worden uitgesloten. | |
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 2 – punt 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) Zuidelijke gascorridor ("SGC"): transmissie van gas van het Kaspische Zeebekken, Centraal-Azië, het Midden-Oosten en het bekken van de oostelijke Middellandse Zee naar de Unie teneinde de diversificatie van de gasvoorziening te versterken. |
(7) Zuidelijke gascorridor ("SGC"): gasinfrastructuur van het Kaspische Zeebekken, Centraal-Azië, het Midden-Oosten en het bekken van de oostelijke Middellandse Zee naar de Unie teneinde de diversificatie van de gasvoorziening te versterken. |
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Bulgarije, Tsjechië, Cyprus, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Griekenland, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië. |
Betrokken lidstaten: Oostenrijk, Bulgarije, Tsjechië, Cyprus, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Griekenland, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië. |
Motivering | |
De definitie van bepaalde gascorridors moet worden geherformuleerd, zodat zij alle soorten infrastructuur omvatten (aangezien onder deze verordening ook ondergrondse opslagfaciliteiten en LNG-terminals vallen) en de benaming neutraal klinkt. Meer in het algemeen is het essentieel dat investeringen die nodig kunnen zijn voor grensoverschrijdende capaciteitsverbeteringen, bijvoorbeeld ter verhoging van de flexibiliteit van het systeem, niet van het toepassingsgebied worden uitgesloten. | |
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Bijlage I – deel 3 – punt 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) Olievoorzieningsverbindingen in middenoostelijk Europa ("OSC"): interoperabiliteit van het oliepijpleidingsnetwerk in middenoostelijk Europa teneinde de voorzieningszekerheid te versterken en de milieurisico's te verminderen. |
(1) Olievoorzieningsdiversificatiecorridors in middenoostelijk Europa ("OSC"): interoperabiliteit van het oliepijpleidingsnetwerk in middenoostelijk Europa teneinde de voorzieningszekerheid te versterken en de milieurisico's te verminderen. |
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel I – punt 1 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
In het geval van elektriciteitsprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, nationale regulerende instanties, transmissiesysteembeheerders die hun verplichting in acht nemen om op regionaal niveau samen te werken overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2009/72/EG en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten, alsmede van de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor elektriciteit. |
In het geval van elektriciteitsprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, nationale regulerende instanties, de bevoegde lokale, regionale en autonome autoriteiten van alle betrokken lidstaten, transmissiesysteembeheerders die hun verplichting in acht nemen om op regionaal niveau samen te werken overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2009/72/EG en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten, alsmede van de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor elektriciteit. |
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel I – punt 1 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
In het geval van gasprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, nationale regulerende instanties, transmissiesysteembeheerders die hun verplichting in acht nemen om op regionaal niveau samen te werken overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2009/73/EG en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 715/2009 en projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten, alsmede van de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor gas. |
(1) In het geval van gasprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, nationale regulerende instanties, de bevoegde lokale, regionale of autonome autoriteiten van alle betrokken lidstaten, transmissiesysteembeheerders die hun verplichting in acht nemen om op regionaal niveau samen te werken overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2009/73/EG en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 715/2009, alle betrokken infrastructuurexploitanten en de respectieve organisaties die hen vertegenwoordigen, en projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten, alsmede van de Commissie, het Agentschap en het ENTSB voor gas. |
Motivering | |
Het verordeningsvoorstel moet ook recht doen aan de rol die LNG-terminals en ondergrondse opslag vervullen bij het verschaffen van de nodige flexibiliteit in de gasvoorziening voor de interne energiemarkt. Dat betekent dat exploitanten van gasopslag- en LNG-faciliteiten een officiële status moeten krijgen als belanghebbenden bij het PGB-selectieproces en bij het opmaken van de kosten-batenanalyse; deze infrastructuurexploitanten en de organisaties die hen vertegenwoordigen moeten derhalve ook een officiële status krijgen als belanghebbende bij de samenstelling van de Groepen, en wel als vertegenwoordigers van de opslag- en LNG-exploitanten die daarnaast ook als projectpromotor optreden. | |
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel I – punt 1 – alinea 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
In het geval van projecten voor het transport van olie en kooldioxide die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3 en 4, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten en de Commissie. |
In het geval van projecten voor het transport van olie en kooldioxide die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 3 en 4, wordt elke Groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de bevoegde lokale, regionale of autonome autoriteiten van alle betrokken lidstaten, projectpromotoren die betrokken zijn bij elk van de in bijlage I genoemde prioriteiten en de Commissie. |
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel I – punt 1 – alinea 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Projectpromotoren en het Agentschap genieten weliswaar de andere rechten als lid van een Groep, maar hebben geen stemrecht en mogen de definitieve goedkeuring van een voorgestelde lijst voor indiening overeenkomstig artikel 3, lid 4, uitsluitend bijwonen als waarnemer. |
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 2 – punt 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(1) Elke projectpromotor dient bij de leden van de respectieve Groep een aanvraag in voor selectie als project van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van een beoordeling van het/de project(en) uit het oogpunt van zijn/hun bijdrage tot de tenuitvoerlegging van de in bijlage I genoemde prioriteiten, een evaluatie van de wijze waarop is voldaan aan de in artikel 6 omschreven relevante criteria en alle andere relevante informatie voor de beoordeling van het project. |
(1) Elke projectpromotor dient bij de leden van de respectieve Groep een aanvraag in voor selectie als project van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van een beoordeling van het/de project(en) uit het oogpunt van zijn/hun bijdrage tot de tenuitvoerlegging van de in bijlage I genoemde prioriteiten, een evaluatie van de wijze waarop is voldaan aan de in artikel 4 omschreven relevante criteria en alle andere relevante informatie voor de beoordeling van het project. |
Motivering | |
Fout in de tekst. | |
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 2 – punt 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(3) Voorgestelde elektriciteitstransmissie- en -opslagprojecten die vallen binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 1(a)-(d), vormen een onderdeel van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit, vastgesteld door het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 714/2009. |
Schrappen |
Motivering | |
De rapporteur is van mening dat vermelding op de lijst van het tienjarenplan voor netwerkontwikkeling geen voorwaarde moet zijn voor een project om als project van gemeenschappelijk belang te worden aangemerkt. PGB's moeten worden geselecteerd op basis van de vraag of de projecten voldoen aan alle relevante criteria van deze verordening en ze moeten voldoende sociaaleconomische voordelen opleveren in EU-breed perspectief. Ze mogen niet worden geselecteerd op basis van de vraag of ze deel uitmaken van een ENTSB-Es-plan. | |
Amendement 86 Voorstel voor een verordening Bijlage III – deel 2 – punt 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) Voor alle na 1 augustus 2013 vastgestelde lijsten van projecten van gemeenschappelijk belang voor het geheel van de Unie vormen de binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, vallende gastransmissie- en -opslagprojecten een onderdeel van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor gas, vastgesteld door het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 715/2009. |
(4) Voor alle na 1 augustus 2013 vastgestelde lijsten van projecten van gemeenschappelijk belang voor het geheel van de Unie vormen de binnen de categorieën van bijlage II, onder punt 2, vallende projecten voor gastransmissie, hervergassing of decompressie van vloeibaar gemaakt aardgas (LNG), alsmede de gasopslagprojecten een onderdeel van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor gas, vastgesteld door het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 715/2009. |
Motivering | |
Omwille van de consistentie moeten ook LNG-terminals hiervan onderdeel uitmaken, aangezien deze ook zijn vermeld in punt 2 van bijlage II. | |
Amendement 87 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 2 – alinea 1 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) de interoperabiliteit en de veilige exploitatie van het systeem worden afgewogen in lijn met de in het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit gemaakte analyse, met name door evaluatie van de effecten van het project op de Loss-of-Load-Expectation (de probabiliteit dat niet aan de vraag kan worden voldaan) voor het analysegebied als gedefinieerd in punt 10 van bijlage V in termen van adequaatheid van opwekking en transmissie voor een reeks karakteristieke belastingsperiodes, rekening houdend met de verwachte wijzigingen op het gebied van klimaatgerelateerde extreme weersomstandigheden en het effect daarvan op de veerkracht van de infrastructuur. |
(c) de interoperabiliteit en de veilige exploitatie van het systeem worden afgewogen in lijn met de in het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit gemaakte analyse, met name door evaluatie van de effecten van het project op de Loss-of-Load-Expectation (de probabiliteit dat niet aan de vraag kan worden voldaan) voor het analysegebied als gedefinieerd in punt 10 van bijlage V in termen van adequaatheid van opwekking en transmissie voor een reeks karakteristieke belastingsperiodes, rekening houdend met de verwachte wijzigingen op het gebied van extreme weersomstandigheden en het effect daarvan op de veerkracht van de infrastructuur. |
Amendement 88 Voorstel voor een verordening Bijlage IV – punt 3 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d) de duurzaamheid wordt gemeten als de bijdrage van een project aan de vermindering van de emissies, de ondersteuning van de back-up van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen of het transport van elektriciteit-naar-gas en biogas, rekening houdend met de verwachte wijziging van de klimatologische omstandigheden. |
d) de duurzaamheid wordt gemeten als de bijdrage van een project aan de vermindering van de emissies, de ondersteuning van de back-up van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen of het transport van elektriciteit-naar-gas en biogas, rekening houdend met de verwachte wijziging van de extreme weersomstandigheden. |
Amendement 89 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2) De gegevensverzameling vormt een weerspiegeling van de wetgeving van de Unie en de nationale wetgevingen die van kracht zijn op de datum van de analyse. De voor elektriciteit, respectievelijk gas, gebruikte gegevensverzamelingen moeten vergelijkbaar zijn, in het bijzonder wat de aannamen betreft inzake tarieven en volumes op elke markt. De gegevensverzameling wordt uitgewerkt na formele raadpleging van de lidstaten en de organisaties die de relevante belanghebbenden vertegenwoordigen. De Commissie en het Agentschap waarborgen de toegang tot de eventueel vereiste commerciële gegevens van derde partijen. |
(2) De gegevensverzameling vormt een weerspiegeling van de wetgeving van de Unie en de nationale wetgevingen die van kracht zijn op de datum van de analyse. De voor elektriciteit, respectievelijk gas, gebruikte gegevensverzamelingen moeten vergelijkbaar zijn, in het bijzonder wat de aannamen betreft inzake tarieven en volumes op elke markt. De gegevensverzameling wordt uitgewerkt na formele raadpleging van de lidstaten en de organisaties die de relevante belanghebbenden – met inbegrip van de academische wereld en milieuorganisaties – vertegenwoordigen, en wordt openbaar gemaakt. De Commissie en het Agentschap waarborgen de toegang tot de eventueel vereiste commerciële gegevens van derde partijen. |
Amendement 90 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) In de kosten-batenanalyse wordt minimaal rekening gehouden met de volgende kosten: kapitaaluitgaven, operationele en onderhoudskosten gedurende de hele levensloop van het project en, wanneer van toepassing, ontmantelings- en afvalbeheerkosten. De methodologie vormt een leidraad voor de bij de berekeningen te gebruiken discontovoeten. |
(5) In de kosten-batenanalyse wordt minimaal rekening gehouden met de volgende kosten: kapitaaluitgaven, operationele en onderhoudskosten gedurende de hele levensloop van het project en ontmantelings- en afvalbeheerkosten en andere milieukosten. De methoden vormen een leidraad voor de bij de berekeningen te gebruiken discontovoeten. |
Amendement 91 Voorstel voor een verordening Bijlage V – punt 6 – inleidend gedeelte | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(6) Bij elektriciteitstransmissie en opslag wordt in de kosten-batenanalyse minimaal rekening gehouden met de effecten op de in bijlage III omschreven indicatoren. Sporend met de methoden die zijn gebruikt bij de uitwerking van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit, wordt met name rekening gehouden met de effecten van het project op de volgende terreinen: |
(6) Bij elektriciteitstransmissie en opslag wordt in de kosten-batenanalyse minimaal rekening gehouden met de effecten op de in bijlage IV omschreven indicatoren. Sporend met de methoden die zijn gebruikt bij de uitwerking van het laatste beschikbare tienjarige netwerkontwikkelingsplan voor elektriciteit, wordt met name rekening gehouden met de effecten van het project op de volgende terreinen: |
Motivering | |
Fout in de tekst. | |
Amendement 92 Voorstel voor een verordening Bijlage VI – punt 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) De bij een project van gemeenschappelijk belang betrokken partijen, inclusief de betrokken autoriteiten, landbezitters en in de omgeving van het project wonende burgers, het algemene publiek en de associaties, organisaties of Groepen daarvan worden in elke fase van het project uitvoerig geïnformeerd en geraadpleegd op een open en transparante manier. Wanneer van toepassing ondersteunt de bevoegde instantie op actieve wijze de door de projectpromotor opgezette activiteiten. |
(a) De bij een project van gemeenschappelijk belang betrokken partijen, inclusief de betrokken nationale, regionale en lokale autoriteiten, landbezitters en in de omgeving van het project wonende burgers, het algemene publiek en de associaties, organisaties of Groepen daarvan worden in elke fase van het project uitvoerig geïnformeerd en geraadpleegd op een open en transparante manier. Wanneer van toepassing ondersteunt de bevoegde instantie op actieve wijze de door de projectpromotor opgezette activiteiten. |
Amendement 93 Voorstel voor een verordening Bijlage VI – punt 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) De bij een project van gemeenschappelijk belang betrokken partijen, inclusief de betrokken autoriteiten, landbezitters en in de omgeving van het project wonende burgers, het algemene publiek en de associaties, organisaties of Groepen daarvan worden in elke fase van het project uitvoerig geïnformeerd en geraadpleegd op een open en transparante manier. Wanneer van toepassing ondersteunt de bevoegde instantie op actieve wijze de door de projectpromotor opgezette activiteiten. |
(a) De bij een project van gemeenschappelijk belang betrokken partijen, inclusief de betrokken autoriteiten, landbezitters en in de omgeving van het project wonende burgers, het algemene publiek en de associaties, organisaties of Groepen daarvan worden in elke fase van het project – uiterlijk op het ogenblik dat de vergunningverleningsprocedure begint – uitvoerig geïnformeerd en geraadpleegd op een open en transparante manier. Wanneer van toepassing ondersteunt de bevoegde instantie op actieve wijze de door de projectpromotor opgezette activiteiten. |
Amendement 94 Voorstel voor een verordening Bijlage VI – punt 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) De bij een project van gemeenschappelijk belang betrokken partijen, inclusief de betrokken autoriteiten, landbezitters en in de omgeving van het project wonende burgers, het algemene publiek en de associaties, organisaties of Groepen daarvan worden in elke fase van het project uitvoerig geïnformeerd en geraadpleegd op een open en transparante manier. Wanneer van toepassing ondersteunt de bevoegde instantie op actieve wijze de door de projectpromotor opgezette activiteiten. |
(a) De bij een project van gemeenschappelijk belang betrokken partijen, inclusief de betrokken lokale, regionale en nationale autoriteiten, landbezitters en in de omgeving van het project wonende burgers, het algemene publiek en de associaties, organisaties of Groepen daarvan worden in elke fase van het project uitvoerig geïnformeerd en geraadpleegd op een open en transparante manier. Wanneer van toepassing ondersteunt de bevoegde instantie op actieve wijze de door de projectpromotor opgezette activiteiten. |
Amendement 95 Voorstel voor een verordening Bijlage VI – punt 3 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) de geplande maatregelen; |
(b) de geplande maatregelen, met inbegrip van de voorgestelde algemene plaatsen en data van de daarvoor bedoelde bijeenkomsten; |
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Bijlage VI – punt 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(4 bis) De daarvoor bedoelde bijeenkomsten, vermeld in punt 4, onder (c), van deze bijlage, worden georganiseerd op een plaats en tijdstip waar(op) zo veel mogelijk belanghebbenden kunnen deelnemen. De bevoegde autoriteit mag van de projectpromotoren eisen dat zij de deelname vergemakkelijken van belanghebbenden die om financiële of andere redenen anders niet zouden kunnen deelnemen. |
PROCEDURE
Titel |
Trans-Europese energie-infrastructuur en intrekking van besluit nr. 1364/2006/EG |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0658 – C7-0371/2011 – 2011/0300(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ITRE 15.11.2011 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
REGI 15.11.2011 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Wojciech Michał Olejniczak 23.11.2011 |
||||
Behandeling in de commissie |
26.4.2012 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
29.5.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
38 0 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
François Alfonsi, Luís Paulo Alves, Jean-Paul Besset, Alain Cadec, Nikos Chrysogelos, Tamás Deutsch, Rosa Estaràs Ferragut, Danuta Maria Hübner, Vincenzo Iovine, María Irigoyen Pérez, Seán Kelly, Mojca Kleva, Constanze Angela Krehl, Petru Constantin Luhan, Ramona Nicole Mănescu, Vladimír Maňka, Riikka Manner, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Ana Miranda, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Markus Pieper, Tomasz Piotr Poręba, Monika Smolková, Ewald Stadler, Georgios Stavrakakis, Nuno Teixeira, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Hermann Winkler, Joachim Zeller, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Ivars Godmanis, Lena Kolarska-Bobińska, Ivari Padar, László Surján, Giommaria Uggias |
||||
PROCEDURE
Titel |
Trans-Europese energie-infrastructuur en intrekking van besluit nr. 1364/2006/EG |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0658 – C7-0371/2011 – 2011/0300(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
19.10.2011 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ITRE 15.11.2011 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
ECON 15.11.2011 |
ENVI 15.11.2011 |
IMCO 15.11.2011 |
TRAN – 15.11.2011 |
|
|
REGI 15.11.2011 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
António Fernando Correia de Campos 14.12.2011 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
20.10.2011 |
24.4.2012 |
30.5.2012 |
|
|
Datum goedkeuring |
18.12.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
38 0 5 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Gabriele Albertini, Amelia Andersdotter, Josefa Andrés Barea, Jean-Pierre Audy, Ivo Belet, Bendt Bendtsen, Maria Da Graça Carvalho, Giles Chichester, Pilar del Castillo Vera, Dimitrios Droutsas, Christian Ehler, Vicky Ford, Adam Gierek, Norbert Glante, András Gyürk, Fiona Hall, Jacky Hénin, Kent Johansson, Romana Jordan, Krišjānis Kariņš, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Herbert Reul, Michèle Rivasi, Jens Rohde, Paul Rübig, Amalia Sartori, Salvador Sedó i Alabart, Francisco Sosa Wagner, Konrad Szymański, Britta Thomsen, Evžen Tošenovský, Claude Turmes, Marita Ulvskog, Adina-Ioana Vălean, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
António Fernando Correia de Campos, Andrzej Grzyb, Roger Helmer, Vladimír Remek, Peter Skinner |
||||
Datum indiening |
8.2.2013 |
||||