VERSLAG over de uitvoering van de EU-strategie voor jongeren 2010-2012

19.7.2013 - (2013/2073(INI))

Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Georgios Papanikolaou

Procedure : 2013/2073(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0238/2013
Ingediende teksten :
A7-0238/2013
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de uitvoering van de EU-strategie voor jongeren 2010-2012

(2013/2073(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 10 september 2012 met de titel "Ontwerp van het gezamenlijk verslag 2012 van de Raad en de Commissie betreffende de uitvoering van het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (EU strategie voor jongeren 2010-2018)" (COM(2012)0495) en het bijbehorende werkdocument van de Commissie (SWD(2012)0256),

–   gezien zijn resolutie met de titel "Een EU-strategie voor jongeren – Investeringen en empowerment"[1],

–   gezien artikel 165 en artikel 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien het voorstel van de Commissie van 23 november 2011 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van "Erasmus voor iedereen" – Het programma van de Unie voor onderwijs, beroepsopleiding, jeugd en sport (COM(2011)0788),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 20 november 2012 met de titel "Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaal-economische resultaten" (COM(2012)0669),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 15 september 2010 met de titel "Jeugd in beweging: een initiatief om jongeren ten volle te betrekken bij het realiseren van slimme, duurzame en inclusieve groei in de Europese Unie" (COM(2010)0477),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 29 april 2009 met de titel "Een EU-strategie voor jongeren – Investeringen en empowerment. Een vernieuwde open coördinatiemethode om op de uitdagingen en kansen voor jongeren in te spelen" (COM(2009)0200), en het bijbehorende werkdocument van de Commissie (SEC(2009)0549),

   gezien het voorstel van de Commissie van 5 december 2012 met de titel "Een kwaliteitskader voor stages. Tweede fase van de raadpleging van de sociale partners op Europees niveau" (COM(2012)0728),

–   gezien de mededeling van de Commissie met de titel "EU 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei"(COM(2010)2020),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2010 met de titel "Het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale samenhang" (COM(2010)0758),

–   gezien de conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding ("ET 2020")[2],

–   gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 met de titel "Jeugd in beweging: een kader voor de verbetering van de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa"[3],

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie regionale ontwikkeling (A7‑0238/2013),

A. overwegende dat de toekomst van Europa afhangt van zijn vermogen om het potentieel van jongeren ruim baan te geven;

B.  overwegende dat door de crisis het aantal precaire arbeidsvormen voor jongeren is toegenomen, waarbij kortlopende en deeltijdcontracten en onbezoldigde arbeidsregelingen al te vaak in de plaats komen van bestaande banen;

C. overwegende dat in februari 2013 de gemiddelde jeugdwerkloosheid in de EU 23,5 % bedroeg; overwegende dat in 2011 7,5 miljoen jongeren tussen de 15 en 24 jaar en 6,5 miljoen jongeren tussen de 25 en 29 jaar geen onderwijs of opleiding volgden en geen werk hadden (de zgn. "NEET"-groep);

D. overwegende dat in 2011 de economische verliezen ten gevolge van de terugtrekking van jongeren van de arbeidsmarkt werd geschat op 153 miljard euro, wat overeenkomt met 1,2 % van het bbp van de EU[4];

E.  overwegende dat de jeugd in zijn geheel een wezenlijk deel uitmaakt van de samenleving en als zodanig erkend moet worden; overwegende dat er nog steeds ongelijkheden en allerlei vormen van discriminatie bestaan, die een grote invloed hebben op het leven van jongeren en hun latere ontwikkeling in de samenleving;

F.  overwegende dat de aanhoudende economische crisis een grote invloed heeft op het leven van jongeren, dat wil zeggen op hun welzijn en sociale inclusie, werkgelegenheid, toegang tot huisvesting, gezondheid, onderwijs en opleiding, culturele activiteiten, vrije tijd en sport, en tot een ongekende beperking van de mogelijkheden voor jongeren in de EU leidt; overwegende dat er een ernstig risico bestaat op het ontstaan van een "verloren generatie" in een aanzienlijk deel van Europa; overwegende dat deze zorgwekkende situatie spoedmaatregelen, -beleid en -acties alsook structurele hervormingen noodzakelijk maakt; overwegende dat, met name in landen die zwaar door de crisis zijn getroffen, de verslechterende economische omstandigheden jongeren kunnen bewegen tot onvrijwillige migratie, wat kan leiden tot een massale "brain drain", waardoor het groei-, ontwikkelings- en innovatiepotentieel van het land van herkomst op de middellange en lange termijn wordt verminderd;

G. overwegende dat, ter bestrijding van de economische crisis, een aantal lidstaten strenge bezuinigingsmaatregelen heeft genomen, waaronder aanzienlijke bezuinigingen op onderwijs- en beroepsopleidingsprogramma's en programma's voor levenslang leren; overwegende dat deze maatregelen met name een nadelig effect hebben op de werkgelegenheid voor jongeren in bepaalde lidstaten, vooral in Zuid-Europa, en in de meeste gevallen leiden tot een aanzienlijke"brain drain" uit deze regio's en daardoor de ongelijkheden binnen de EU aanscherpen;

H. overwegende dat de bestaande instrumenten op EU-niveau verder moeten worden ontwikkeld om de problemen waarmee de nieuwe generatie kampt, te bestrijden, maar dat toch nu toe weinig op dit gebied is ondernomen, naast verdere verbeteringen die hierin kunnen worden aangebracht; overwegende dat de EU-strategie voor jongeren een breed kader biedt en dat de lidstaten deze strategie optimaal moeten benutten;

I.   overwegende dat het aantal NEET's een gevaarlijke vlucht heeft genomen in de gehele EU; overwegende dat de jeugdwerkloosheid in een aantal lidstaten onaanvaardbaar hoog is, terwijl de gemiddelde werkloosheid in de gehele Unie tot recordhoogte stijgt, en dat het ware werkloosheidscijfer kan worden verhuld door een aanzienlijke toename van de emigratie onder jongeren en zelfs nog alarmerender wordt als rekening wordt gehouden met onzekere arbeidsvoorwaarden of ongemeld werk, terwijl de duur van de werkloosheid voortdurend toeneemt;

J.   overwegende dat jonge vrouwen nog steeds worden geconfronteerd met erg slechte omstandigheden op de arbeidsmarkt en een duidelijke meerderheid van de deeltijdwerkers en tijdelijke arbeidskrachten vertegenwoordigen;

K. overwegende dat de gevolgen voor de economie van jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen in 2011 zijn geschat op een verlies 153 miljard euro, wat overeenkomt met 1,2 % van het bbp van de EU[5]; overwegende dat dit een aanzienlijke sociale en economische last vormt;

L.  overwegende dat de economische crisis in de EU tot meer armoede en sociale uitsluiting leidt, waardoor in het bijzonder de jongere generaties worden getroffen; overwegende dat de crisis een belemmering vormt voor het vermogen van jongeren om een zelfstandig leven te leiden en in de extreemste gevallen tot ondervoeding of psychische problemen bij jongeren kan leiden;

M. overwegende dat in maart 2013 23,5 % van de jongeren tot 25 jaar werkloos was en er in Europa meer dan 2 miljoen vacatures onvervuld blijven vanwege een discrepantie tussen het aanbod van en de vraag naar vaardigheden, in het bijzonder in de ICT en de gezondheidszorg; is verheugd over het initiatief "EU-vaardigheidspanorama" van de Commissie;

N. overwegende dat er zowel in als tussen de lidstaten in geografisch opzicht discrepanties waarneembaar zijn tussen het aanbod van en de vraag naar banen en vaardigheden;

O. overwegende dat veel jongeren een informele, tijdelijke en onzekere baan hebben die niet aansluit op hun kwalificaties of niet overeenkomt met de loopbaan die zij ambiëren, en geen duidelijke vooruitzichten voor de lange termijn biedt; overwegende dat veel jongeren bovendien geen kans krijgen om de vaardigheden en het zelfvertrouwen te verwerven die nodig zijn voor hun toekomstige loopbaan;

P.  overwegende dat jongeren steeds moeilijker de overstap van onderwijs naar een baan maken doordat de beschikbare onderwijsprogramma's niet goed op de arbeidsmarkt aansluiten; overwegende dat initiatieven op het gebied van levenslang leren en projecten voor verschillende generaties bruikbare middelen zijn om jongeren in de EU de vaardigheden bij te brengen die nodig zijn om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt;

Q. overwegende dat jongeren, vrouwen, gehandicapten en immigranten tot bevolkingsgroepen horen die binnen de gemeenschap van ondernemers, met name bedrijfsoprichters, ondervertegenwoordigd zijn;

R.  overwegende dat de persoonlijke en sociale ontwikkeling van jongeren net zo belangrijk is als hun academische en professionele ontwikkeling; overwegende dat jongeren een actieve rol spelen in de sociale infrastructuur van de lidstaten en een wezenlijke bijdrage leveren aan duurzame en levendige gemeenschappen;

S.  overwegende dat breedbandverbindingen verder moeten worden ontwikkeld in de lidstaten, zodat ook scholen de nodige digitale voorzieningen hebben;

T.  overwegende dat open leermiddelen het onderwijs beter, toegankelijker en rechtvaardiger maken en een interactief, creatief, flexibel en op het individu afgestemd leerproces vergemakkelijken door het gebruik van ICT en nieuwe technologieën; overwegende dat open onderwijs bevorderlijk is voor permanente inzetbaarheid, doordat het het proces van levenslang leren ondersteunt;

U. overwegende dat nieuwe technologieën en socialemediaplatforms bij uitstek geschikt zijn om jongeren te bereiken en om hun vermogen om aan de samenleving deel te nemen en politieke en sociale processen te beïnvloeden, te vergroten;

V. overwegende dat door de economische en sociale problemen, verergerd door de op bezuinigingen gerichte reactie van de EU op de crisis, de Euroscepsis onder burgers toeneemt; overwegende dat jongeren het kwetsbaarste deel van de samenleving vormen;

W. overwegende dat een doeltreffend jeugdbeleid kan bijdragen aan de ontwikkeling van maatschappelijk besef onder jongeren, dat van het grootste belang is voor hun individuele emancipatie en hun maatschappelijke participatie als actieve burgers;

X. overwegende dat de gestructureerde dialoog moet worden beschouwd als een eerste stap in de richting van een effectieve en vruchtbare dialoog tussen jongeren, jeugdorganisaties en EU- en nationale instellingen, die constant moet worden verbeterd en ontwikkeld;

Beoordeling van de doeltreffendheid van de EU-strategie voor jongeren

1.  is verheugd over de mededeling van de Commissie over de uitvoering van het hernieuwde kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (EU strategie voor jongeren 2010-2018);

2.  herinnert aan het voorstel van de Commissie om in het kader van de lopende onderhandelingen over het nieuwe meerjarige financiële kader, de middelen voor jeugd- en onderwijsbeleid te verhogen om de huidige en toekomstige uitdagingen te kunnen aangaan; benadrukt dat de communicatie tussen task forces voor jeugdzaken van essentieel belang is en moet worden gestimuleerd, evenals de communicatie over ondernomen acties en behaalde resultaten tot nu toe;

3.  is van mening dat het in het toekomstige MFK voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid gebudgetteerde bedrag van 6 miljard euro ontoereikend is en tijdens de onderhandelingen aanmerkelijk moet worden verhoogd;

4.  verzoekt de Raad nog meer aandacht aan jongeren te besteden door jongeren in alle EU‑programma's in het kader van het toekomstige MFK als algemene prioriteit te beschouwen;

5.  betreurt dat de ambitieuze toezeggingen van de Europese Raad ten gunste van jongeren geen afspiegeling vinden in gelijkwaardige financiële toezeggingen; merkt op dat een groot deel van het groeipakket dat in 2012 werd aangekondigd bestond uit een gedeeltelijke herverdeling van structuurfondsen die reeds waren beloofd en toegezegd;

6.  betreurt de tegenstrijdige houding van de Raad, die enerzijds pleit voor aanvullende middelen voor jongeren maar anderzijds de onderhandelingen over de betalingen voor de gewijzigde begroting voor 2013 tegenhoudt, wat de uitbetaling van de Erasmusbeurzen in het gedrang brengt; verzoekt de Raad om zich een constructievere houding aan te meten en de kloof tussen de betalingskredieten en de vastleggingskredieten niet langer bij elke begroting te verbreden;

7.  is van mening dat de open coördinatiemethode geschikt is voor het vaststellen van jeugdbeleid; verzoekt nogmaals om nauwere samenwerking in jeugdzaken tussen de EU‑instellingen; wenst een sterkere betrokkenheid van het Europees Parlement; onderstreept dat de open coördinatiemethode alleen optimale resultaten kan opleveren indien zij gedragen wordt door een sterke politieke wil in de lidstaten;

8.  is teleurgesteld over het feit dat hoewel in de eerste cyclus van de EU-strategie voor jongeren de lidstaten is verzocht specifieke maatregelen te nemen, er zeer beperkte vooruitgang is geboekt; merkt op dat in een aantal gevallen de situatie is verslechterd en er in veel lidstaten geen specifieke strategie voor jongeren is ingevoerd;

9.  neemt kennis van de resultaten van de eerste cyclus (2010-2012) van de strategie voor jongeren; benadrukt dat met het kader voor sectoroverschrijdende betrokkenheid van de Commissie, de lidstaten en belanghebbenden een goed begin is gemaakt, maar dat dit kader in de toekomst moet worden versterkt door de toegang tot werkgelegenheid, onderwijs en opleiding te verbeteren, waarmee armoede en uitsluiting worden bestreden, terwijl via een sectoroverschrijdende aanpak praktijken over alle sectoren worden verspreid;

10. benadrukt het belang van de gestructureerde dialoog; verzoekt de Commissie en de lidstaten dit concept te ontwikkelen en te zorgen voor een betekenisvolle en consequente follow-up van de aanbevelingen die jongeren met hun ministeriële en institutionele partners hebben opgesteld; stelt verder voor rechtstreekse contacten te onderhouden met jongeren in al dan niet georganiseerd verband, op zowel plaatselijk als regionaal niveau, en te waarborgen dat hun stem wordt gehoord en dat de uitvoering van beleid leidt tot de positieve ontwikkeling en empowerment van jongeren;

11. is van mening dat er bij de ontwikkeling van duidelijke en gebruikersvriendelijke indicatoren betreffende de situatie van jongeren en jongerenbeleid, nog ruimte voor verbetering is, met name wat betreft de autonomie en de participatie van jongeren, teneinde de impact van de in het kader van de EU-strategie voor jongeren genomen maatregelen beter te kunnen evalueren;

12. verzoekt de lidstaten op kennis en gegevens gebaseerde verslagen over de maatschappelijke situatie en levensomstandigheden van jongeren uit te brengen en nationale actieplannen op te stellen en deze consistent uit te voeren;

13. benadrukt dat vanaf hun vroege jeugd bijzondere aandacht moet worden besteed aan individuen uit kwetsbare groepen met een hoog risico op sociale uitsluiting, waaronder NEET's en kansarme jongeren, door hen reële en concrete arbeidskansen te bieden en hun actieve participatie in de samenleving te stimuleren;

14. erkent de behoefte aan een sectoroverschrijdende en evenwichtige aanpak op de acht actiegebieden van de EU-strategie voor jongeren; is van mening dat in deze tijd van crisis de voorkeur moet uitgaan naar een jongerenbeleid dat is geïnspireerd en gevormd door de stem en de doelen van de jongeren zelf;

Uitdagingen voor de volgende cyclus:

Onderwijs, opleiding, innovatie en financiering

15. is verheugd over het nieuwe EU-programma voor onderwijs, opleiding, jongeren en sport; benadrukt de behoefte aan forse middelen voor dit programma en aan zowel een afzonderlijk hoofdstuk als een afzonderlijke toewijzing van begrotingsmiddelen voor jongeren;

16. benadrukt dat de lidstaten en ondernemingen meer moeten investeren in de juiste vaardigheden en diverse opleidingen moeten aanbieden voor banen waarnaar op de arbeidsmarkt vraag is, met name in de technologische sector, door flexibelere onderwijsprogramma's te ontwikkelen, gericht op zowel ondernemerschap als transversale vaardigheden, met het oog op een betere aanpassing aan toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt; benadrukt dat de mobiliteit onder jongeren moet worden verbeterd, in het bijzonder door burgers op jonge leeftijd buitenlandse talen te laten leren; verzoekt de lidstaten duale beroepsonderwijs en -opleidingsstelsels in te voeren als doeltreffend middel om de onderwijsbehoeften te doen aansluiten op de behoeften op de arbeidsmarkt en de jeugdwerkloosheid te verminderen;

17. vraagt de lidstaten te garanderen dat verworven sociale voordelen volledig overdraagbaar zijn, zodat de sociale bescherming van jongeren die voor mobiliteit hebben gekozen, niet in gevaar komt;

18. benadrukt de voordelen van de kennisdriehoek, en roept de lidstaten op meer initiatieven te nemen en de drie zijden van de driehoek beter te doen samenwerken, waardoor wordt gewaarborgd dat de wisselwerking tussen onderzoek, onderwijs en innovatie kan bijdragen aan de ontwikkeling van banen en groei;

19. erkent dat het nieuwe Horizon 2020-programma een passend kader is om onderzoek, innovatie en excellentie in de wetenschap te bevorderen; waarschuwt echter dat bezuinigingen op onderwijs in sommige lidstaten de doelstellingen ervan in gevaar brengen; verzoekt de lidstaten binnen het programma hoofdprioriteiten te stellen en het programma optimaal te benutten;

20. verzoekt de Commissie en de lidstaten methoden ter vernieuwing van de nationale onderwijsprogramma's te onderzoeken en voor te stellen;

21. dringt er bij de lidstaten op aan het beroepsonderwijs, beroepsoriëntatie en leerplaatsen, evenals opleidingscontracten en stages te verbeteren en bestaande grensoverschrijdende belemmeringen hiervoor weg te nemen, om ervoor te zorgen dat deze vorm van onderwijs op gelijke waarde wordt geschat en beter aansluit op andere onderwijstrajecten in een perspectief van levenslang leren, en om het aanbod van en de vraag naar werkgerelateerde leermogelijkheden voor jongeren op elkaar te kunnen afstemmen, en zo de mobiliteit en inzetbaarheid van jongeren te verbeteren, in het bijzonder in grensgebieden;

22. wijst erop dat het belangrijk is om de geografische onevenwichtigheden wat betreft de vraag naar en het aanbod van banen aan te pakken, zowel binnen de lidstaten als tussen de verschillende lidstaten, in het bijzonder via hervormingen van het Europees portaal voor beroepsmobiliteit (EURES), om zo de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt te verbeteren;

23. benadrukt het belang van strategische investeringen uit de EU-structuurfondsen in regionale ontwikkeling, concurrentievermogen en de schepping van hoogwaardige leerplaatsen, stages en duurzame en blijvende banen, waardoor jongeren zoveel mogelijk kansen wordt geboden op het vinden van een baan die de rechten van de werknemer eerbiedigt in elke lidstaat, zodat onzekere arbeidsomstandigheden en het armoederisico zoveel mogelijk worden beperkt; benadrukt verder het belang van economische diversificatie in sectoren met een grote toegevoegde waarde, in voorkomend geval, en is van mening dat de nadruk moet komen te liggen op het platteland en op achtergestelde gebieden;

24. is van mening dat de betrokkenheid van de regionale en lokale overheden bij het ontwerp en de uitvoering van de juiste beleidsmix van fundamenteel belang is om de jeugdwerkloosheid aan te pakken;

25. is van mening dat de huidige hoge werkloosheid in bepaalde lidstaten vermeden had kunnen worden door in te zetten op intensieve nationale en regionale strategieën om bedrijven ertoe aan te zetten om jongeren aan te werven;

26. merkt op dat parallel aan de EU-werkgelegenheidstrategieën, de steden en regio's een belangrijke rol spelen in het beoordelen van de lokale arbeidsmarkten, het inspelen op de behoeften van jongeren en het afstemmen van programma's op jongeren, en benadrukt het belang van jongeren voor hun eigen gemeenschap, bijvoorbeeld in insulaire en ultraperifere gebieden; verzoekt de plaatselijke en regionale overheden om actief burgerschap aan te moedigen en ervoor te zorgen dat vertegenwoordigers van jongeren en jongerenorganisaties deelnemen aan de verschillende initiatieven die door de EU worden aangereikt;

27. benadrukt de positieve rol van open onderwijs en van open universiteiten bij de verwerving van kennis en nieuwe vaardigheden door studenten, waaronder jonge volwassenen, die noodzakelijk zijn in de strijd tegen werkloosheid; benadrukt dat een leven lang leren een dynamische vorm van kennisverwerving is die aansluit bij de actuele behoeften en belangstelling van deelnemers;

28. onderstreept het belang van transversale vaardigheden, zoals vaardigheden op het gebied van ICT en leiderschap, kritisch denkvermogen en taalvaardigheden, die onder andere tijdens een studie in het buitenland kunnen worden verworven, ter verbetering van de vooruitzichten van jongeren op de arbeidsmarkt en hun vermogen om zich aan te passen aan toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt;

29. benadrukt het belang van informeel en niet-formeel onderwijs voor de ontwikkeling bij jongeren van waarden, talent en vaardigheden, en voor actief burgerschap en democratische participatie; verzoekt de Commissie en de lidstaten om stelsels te ontwikkelen voor de erkenning van vaardigheden verworven in het niet-formeel en informeel onderwijs, tijdens vrijwilligerswerk, stages en maatschappelijk werk, en om dergelijke activiteiten te ondersteunen in het kader van de nieuwe programma's voor onderwijs, jeugd en burgerschap;

30. is van mening dat het intercollegiale leren nog verder kan worden ontwikkeld op het gebied van onderwijs en opleiding, om de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten te bevorderen;

31. is verheugd over de recente toezeggingen van de lidstaten en de Raad om nieuwe initiatieven voor jongeren te lanceren met specifieke financieringsmaatregelen; verzoekt de Raad in alle lidstaten de aanzet te geven tot gelijksoortige beleidsmaatregelen onder de paraplu van een "New Deal" voor jongeren;

32. benadrukt dat vrouwen moeten worden aangemoedigd loopbanen te beginnen die over het algemeen als typisch "mannelijk" worden beschouwd, met name in de IT-sector;

33. is van mening dat vroegtijdige interventies en een proactief beleid voor de arbeidsmarkt een verschuiving betekenen van de bestrijding van symptomen van achterstelling gedurende meerdere generaties naar het vroegtijdig vaststellen en beheersen van risico's om zo werkloosheid te voorkomen en reïntegratie te bevorderen; vestigt bijzondere aandacht op diegenen die het meest gemarginaliseerd zijn en het grootste risico lopen op werkloosheid;

34. wijst op de problemen rond ongelijkheden op school en spijbelen en de noodzaak om het aantal vroegtijdige schoolverlaters in de gehele EU te verminderen; benadrukt het belang van meer financiering om gelijke toegang tot het onderwijs te waarborgen en het voortijdig schoolverlaten te verminderen; wijst erop dat de contacten en samenwerking tussen spelers op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding en jeugdwerk moeten worden verbeterd; verzoekt om flexibele leerpaden op nationaal en EU-niveau;

35. stelt vast dat de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt een bijzonder belangrijk moment is voor jongeren, aangezien het begin van hun loopbaan van grote invloed is op hun verdere ontwikkeling; benadrukt in dit verband de belangrijke rol die ontwikkeling in de vroege jeugd kan spelen bij het doorbreken van de vicieuze cirkel van lage menselijke ontwikkeling, van generatie op generatie, waar achtergestelde kinderen mee kampen; roept de lidstaten op de dienstverlening op gebied van advies en begeleiding in een vroeg stadium te versterken, om jongeren beter in staat te stellen goed geïnformeerde besluiten te nemen over hun toekomstige loopbaan, waardoor het voor hen gemakkelijker wordt om de noodzakelijke, op de behoeften van de arbeidsmarkt afgestemde vaardigheden te verwerven en werk te vinden; wijst erop dat vele nieuwe banen kunnen worden gecreëerd in sectoren als de groene economie, de gezondheidssector, de sociale dienstverlening en de ICT;

36. benadrukt het belang van beter beleid dat bedoeld is om de overgang van het onderwijs naar werk gemakkelijker te maken door te zorgen voor goede leerplaatsen en stages;

37. verzoekt de lidstaten zich te richten op jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen of werk hebben, om hen onderwijs en opleiding van goede kwaliteit te bieden, zodat zij de vaardigheden en ervaring kunnen verwerven waarmee zij toegang tot de arbeidsmarkt kunnen krijgen, mede door voor sommigen de herintreding tot het onderwijsstelsel te vergemakkelijken;

38. verzoekt speciale aandacht te schenken aan jonge gedetineerden om hun re-integratie in de maatschappij te bevorderen;

39. verzoekt de Commissie een nieuwe impuls te geven aan het bestaande kerninitiatief "Jeugd in beweging" met nieuwe slogans als "Geen jongeren zonder onderwijs!" en "Geen jongeren zonder werk!";

40. herinnert aan het risico dat verscheidene lidstaten hun getalenteerde jeugd kwijtraken, waardoor een braindrain kan ontstaan; benadrukt dat deze lidstaten hierdoor mogelijk geen economisch herstel en leefbare groei kunnen bewerkstelligen; verzoekt de Commissie en de Raad om hier in de toekomst ten volle rekening mee te houden bij voorstellen voor en de uitvoering van beleidsmaatregelen;

41. onderstreept dat de creatieve sector jongeren meer en nieuwe kansen kan bieden om hun talent en vaardigheden te ontwikkelen; herinnert de Commissie en de lidstaten eraan dat nieuwe technologieën de creativiteit van jongeren stimuleren;

42. benadrukt dat cultuur in Europa een belangrijk deel van het bbp vertegenwoordigt, en roept de lidstaten op initiatieven die duurzame banen voor jongeren in deze sector bevorderen, aan te blijven moedigen;

Werkgelegenheid en ondernemerschap voor jongeren

43. benadrukt het belang van de sociaal-economische en territoriale cohesie van de Europese Unie, als bedoeld in artikel 174 VWEU, voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU-strategie voor jongeren, namelijk het creëren van meer en gelijke kansen voor alle jongeren waarbij sociale inclusie, gendergelijkheid en solidariteit met alle jongeren worden bevorderd, het risico op armoede wordt verlaagd en het percentage van de bevolking dat werkt wordt verhoogd, tegen de achtergrond van de aanhoudende schuldverlagende maatregelen, stijgende jeugdwerkloosheid en uiteenlopende niveaus van onderwijsresultaten en opleidingen;

44. spoort de lidstaten aan de EU-structuurfondsen voor de periode 2007-2013 optimaal te benutten, met name het ESF; verzoekt de Commissie het Parlement regelmatig verslag uit te brengen over de door de lidstaten geboekte vooruitgang;

45. verzoekt de Commissie en de lidstaten alle beschikbare middelen aan te wenden, met name in het kader van de structuurfondsen, voor een programma om investeringen in scholing en werkgelegenheid te stimuleren om de onaanvaardbaar hoge jeugdwerkloosheid te bestrijden, met name door het ondernemerschap door jongeren aan te moedigen; is ingenomen met het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en dringt er bij de betrokken lidstaten en regio's op aan om de middelen uit het ESF en de bijzondere toewijzing volledig te benutten;

46. is verheugd over het recente EU-initiatief voor een jongerengarantie, dat wordt uitgebreid tot jongeren onder de 30 jaar, om hen over de op de arbeidsmarkt gevraagde vaardigheden te doen beschikken en hun zo kwalitatief hoogstaande, relevante kansen van betekenis te bieden; roept de lidstaten op zich ertoe te verbinden om deze regeling efficiënt en tijdig uit te voeren en zoveel mogelijk hun voordeel te doen met de kansen die worden geboden door het nieuwe werkgelegenheidsfonds voor jongeren dat in het nieuwe MFK beschikbaar wordt; onderstreept de behoefte aan toereikende financiering van het initiatief uit het ESF en andere (toekomstige) structuurfondsen van de EU; beschouwt de door de Raad aangegeven begroting voor de zevenjarenperiode als ontoereikend;

47. benadrukt echter dat de jongerengarantie geen vervanging kan zijn van de structurele inspanningen en hervormingen die nodig zijn om het onderwijsstelsel en de arbeidsmarkt in een aantal lidstaten te doen aansluiten op de uitdagingen van de toekomst;

48. verzoekt de Commissie jongeren stimulansen en technische ondersteuning te bieden voor het starten van een eigen onderneming, onder het motto van "Vind je geen baan, schep er dan een!";

49. stelt voor de ondernemingsgeest onder jongeren te versterken door de toegang tot instrumenten voor microkredieten en microfinanciering te vergemakkelijken;

50. is van mening dat begrotingsconsolidatie geen negatieve gevolgen mag hebben voor de werkgelegenheid voor jongeren; verzoekt de lidstaten meer stimulansen te bieden ter ondersteuning van goede banen voor jongeren, zoals verlagingen van belastingen en sociale premies en een passende arbeidsmarktwetgeving;

51. erkent dat sociale ondernemingen een belangrijke rol kunnen spelen bij het bevorderen van kwalitatief hoogstaande banen en het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting, door te investeren in het onderwijs en de opleiding van jonge Europeanen;

52. benadrukt dat de lidstaten een vangnet moeten bieden voor ondernemingen die in de startfase mislukken; verzoekt de lidstaten bureaucratische belemmeringen weg te nemen;

Nieuwe technologieën en sociale media

53. verzoekt de Commissie een onderzoek in te stellen naar de impact van nieuwe technologieën en sociale media op het leven van jongeren;

54. benadrukt dat de lidstaten strategieën moeten uitvoeren die de toegang van jongeren tot ICT verbeteren;

55. verzoekt de Commissie de dynamiek van de sociale media te benutten in het onderwijs, in opleidingen en om de betrokkenheid van jongeren te versterken, om zo de inzetbaarheid van jongeren te vergroten en ondernemerschap, innovatie en cultuur te bevorderen;

56. benadrukt dat jongeren moeten worden beschermd tegen alle vormen van misbruik, waaronder aanvallen online, misbruik van persoonsgegevens en misbruik in verband met hun gezondheid;

57. benadrukt dat de berichtgeving rond en het begrip van initiatieven van de Commissie voor jongeren, zoals de Europese Jongeren Site, moeten worden verbeterd door middel van sociale netwerken en intensievere samenwerking met jeugdorganisaties en jongerenvertegenwoordigers;

58. is verheugd over de aangekondigde mededeling van de Commissie inzake het openstellen van het onderwijs, die bedoeld is om het onderwijs, opleidingen en onderwijsstelsels efficiënter, toegankelijker en rechtvaardiger te maken door een betere integratie van ICT en nieuwe technologieën in onderwijs en opleiding; roept alle lidstaten op initiatieven voor het openstellen van onderwijs aan te moedigen, bijvoorbeeld door middel van een groot aantal open cursussen online;

Jeugdparticipatie en Europees burgerschap

59. is verheugd over het uitroepen van 2013 tot Europees Jaar van de burger; benadrukt dat jongeren sterker betrokken moeten worden door hen aan te moedigen hun ideeën over de toekomst van de EU te delen;

60. verzoekt de Commissie haar steun voor de Europese jeugdkaart voort te zetten en op te voeren, om de toegang van jongeren tot cultuur in de gehele EU te vergemakkelijken;

61. benadrukt het wezenlijke belang van sport, lichaamsbeweging en sociale activiteiten om jeugdparticipatie aan te moedigen als een middel dat een grote invloed kan hebben op plaatselijke gemeenschappen en waarmee vele maatschappelijke uitdagingen waarmee de jeugd wordt geconfronteerd kunnen worden aangegaan, zoals de bestrijding van sociale uitsluiting en het geven van een gevoel van trots en eigenwaarde aan jongeren; benadrukt bovendien dat onder andere het lichamelijke en geestelijke welzijn door lichaamsbeweging jongeren fit voor een baan maken;

62. onderstreept het belang van solide op jongeren gerichte berichtgeving van de EU, op basis van het huidige beleid, met het oog op de Europese verkiezingen in 2014;

63. verzoekt de Commissie meer initiatieven te ontplooien om de integratie van de EU te versterken; roept de lidstaten op om Europese studies in hun onderwijsprogramma's op te nemen;

64. benadrukt het belang van het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën, waaronder sociale netwerken, met de versterking van de participatie als specifiek doel;

65. benadrukt dat meer bijstandsprogramma's voor gemarginaliseerde groepen moeten worden opgezet en dat de jeugdsector steun moet krijgen om zijn communicatiestructuren en ‑kanalen te ontwikkelen om meer jongeren te kunnen bereiken, in het bijzonder jongeren die het risico lopen op sociale uitsluiting;

66. onderstreept het belang van het programma "Jeugd in actie", dat het actief burgerschap van jongeren stimuleert, solidariteit ontwikkelt en tolerantie onder jongeren bevordert;

67. benadrukt de rol van jeugdorganisaties, als het belangrijkste middel om jongeren te doen participeren, en van vrijwilligers, en dat hun activiteiten moeten worden versterkt door steunmechanismen, passende rechtskaders en duidelijk vastgestelde rechten en verantwoordelijkheden, zoals weergegeven in het Europees Handvest betreffende de rechten van de vrijwilliger; verzoekt de Commissie en de lidstaten jeugdwerk, in het bijzonder jeugdorganisaties die bij EU-projecten betrokken zijn, politiek en financieel te ondersteunen;

68. is van mening dat de mogelijkheid voor jongeren om een zelfstandig leven te leiden de allergrootste prioriteit is waaraan in de volgende periode in de strategie voor jongeren aandacht moet worden besteed; roept om die reden de Commissie en de lidstaten op de samenwerking op het gebied van jongeren te richten op de autonomie van de jeugd en de deelname van alle jongeren aan de samenleving;

Algemene beginselen

69. onderstreept dat er een einde moet worden gemaakt aan alle soorten van discriminatie onder jongeren, zoals discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid;

70. benadrukt dat de strijd tegen genderongelijkheden en stereotype opvattingen een integrerend onderdeel van een doeltreffend jeugdbeleid moet zijn teneinde in het bijzonder het geweld tegen vrouwen te voorkomen en uit te bannen;

71. benadrukt dat het belangrijk is jongeren als een prioritaire groep in de sociale visie van de EU te beschouwen en rechtstreekse contacten met hen aan te gaan, waardoor hun invloed wordt vergroot en hun ontwikkeling, welzijn en sociale insluiting worden versterkt;

72. onderstreept dat jongeren met een handicap doeltreffende en geïndividualiseerde steun moet worden geboden;

o

o         o

73. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

  • [1]  PB C 161 E van 31.5.2011, blz. 21.
  • [2]  PB C 119 van 28.5.2009, blz. 2.
  • [3]  PB C 377 van 7.12.2012, blz. 77.
  • [4]  Eurofound (2012), "NEETs – Young people not in employment, education or training: Characteristics, costs and policy responses in Europe", Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg.
  • [5]  Eurofound (2012), "NEETs – Young people not in employment, education or training: Characteristics, costs and policy responses in Europe". Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg.

TOELICHTING

De mededeling van de Commissie

Op 27 april 2009 heeft de Commissie een eerste mededeling betreffende een nieuwe EU‑strategie voor jongeren gepubliceerd, met als doel een kader voor samenwerking in jeugdzaken voor de komende tien jaar te creëren en jongeren meer en betere mogelijkheden voor de toekomst te bieden. Deze strategie is opgesplitst in drie werkcycli van gelijke duur en acht actiegebieden, namelijk a) onderwijs & opleiding, b) werkgelegenheid & ondernemerschap, c) gezondheid & welzijn, d) sociale inclusie, e) participatie, f) vrijwilligerswerk, g) cultuur & creativiteit, h) jongeren & de wereld. Aan het einde van elke cyclus wordt een vooruitgangsverslag gepubliceerd waarin de strategie wordt geëvalueerd en prioriteiten voor de volgende werkcyclus worden gesteld. Op 10 september 2012 heeft de Commissie het eerste verslag over de uitvoering van de eerste cyclus van de EU-strategie voor jongeren gepubliceerd.

In de eerste cyclus lag de nadruk op de versterking van de samenwerking tussen de lidstaten in jeugdzaken en -beleid. Verder is bijzondere aandacht besteed aan de inzetbaarheid van jongeren op de arbeidsmarkt en de bevordering van ondernemerschap en van jongerenparticipatie. Een aantal lidstaten heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de ontwikkeling van een nationaal jongerenplan, wat het hoofddoel van de eerste cyclus was. De acties van de EU-strategie voor jongeren zijn in acht actiegebieden opgedeeld en de geboekte vooruitgang verschilt per lidstaat. Op het gebied van "werkgelegenheid & ondernemerschap" is tijdens de eerste gestructureerde dialoog de nadruk gelegd op werkgelegenheid voor jongeren, en in het bijzonder op concrete acties ter bestrijding van de snel toenemende werkloosheid onder jongeren. Bovendien dienen EU-initiatieven zoals de jongerengarantie en de verwachte stijging van de middelen voor jongeren via het "Erasmus voor iedereen"-programma in het komende meerjarige financiële kader (MFK) 2014-2020, ter verdere ondersteuning van nationaal beleid.

De initiatieven en geboekte vooruitgang op alle actiegebieden (onderwijs, werkgelegenheid enz.) worden behandeld in de mededeling van de Commissie in kwestie.

De nieuwe cyclus van de EU-strategie voor jongeren (2013-2015)

Overeenkomstig het voorstel van de Commissie zal tijdens de komende cyclus (2013-2015) de nadruk blijven liggen op werkgelegenheid voor jongeren, met bijzondere aandacht voor jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, door volledige gebruikmaking van de EU-middelen. De Commissie erkent dat de gevolgen van de crisis voor jongeren effectiever moeten worden bestreden; de werkgelegenheid onder jongeren is immers tot onaanvaardbare hoogtes gestegen, in het bijzonder in de zuidelijke lidstaten Griekenland (59,1 % in januari 2013), Spanje (55,9 %), Italië (38,4 %) en Portugal (38,3 %). Om dit probleem aan te pakken moeten de lidstaten de beschikbare EU-middelen, evenals de mogelijke uitwegen die het "Kansen voor jongeren"-initiatief biedt, ten volle benutten, ten gunste van jongeren die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen. Daarnaast wijst de jaarlijkse groeianalyse op duidelijke tekenen van een toename van het aantal mensen dat het risico loopt de armoedegrens te overschrijden; met name armoede onder kinderen zou toenemen. Ook dit probleem moet in de tweede cyclus worden aangepakt. Met het oog hierop moet de EU-strategie voor jongeren kwetsbare jongeren proberen te bereiken door de nadruk te leggen op deelname van jongeren aan de burgermaatschappij en door de gevolgen van de huidige crisis voor de sociale inclusie en voor de gezondheid en het welzijn van jongeren te bestrijden.

Opmerkingen van de rapporteur

Dit verslag heeft als doel om, binnen de toegelaten ruimte, de grootste uitdagingen voor hedendaagse jongeren te benoemen en hiervoor passende oplossingen voor te stellen of een bijdrage hiertoe te leveren. Het hoofddoel blijft het ondersteunen van het beleid van de lidstaten, opdat zij optimale resultaten behalen en hun doelstellingen bereiken. Verder werpt het verslag licht op een aantal onderwerpen waaraan in de huidige EU-strategie voor jongeren nog geen aandacht wordt geschonken. Zo kan de rol van nieuwe technologieën en de sociale media niet naar de achtergrond worden geschoven; deze hebben immers een indrukwekkende intrede gedaan in alle aspecten van het leven van jongeren (van werkgelegenheid en participatie tot vermaak en opinie).

Het is overduidelijk dat drie jaar na de publicatie van het verslag met de titel "Een EU-strategie voor jongeren – Investeringen en empowerment", de sociaaleconomische indicatoren in Europa aanmerkelijk zijn veranderd. De situatie van drie jaar geleden kan niet worden vergeleken met de huidige uitdagingen voor de EU. De aanhoudende economische crisis die door Europa raast leidt tot ongekend beperkte mogelijkheden voor jongeren. Deze situatie moet met spoed worden bestreden door middel van gerichte maatregelen en toereikende middelen, zoals eveneens is benadrukt door voorzitter Barroso in januari 2012 bij zijn presentatie van de initiatieven van de Commissie ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. De rapporteur wijst op de feiten en roept de EU op onmiddellijk actie te ondernemen om een verergering van de situatie te voorkomen. Met de EU-strategie voor jongeren kan Europa, voor het eerst in zijn geschiedenis, instrumenten, beleid en mechanismen aanwenden waarmee op geïntegreerde wijze de problemen waarmee de huidige jongeren kampen, kunnen worden bestreden. Deze stap in de goede richting is echter onvoldoende om de gevolgen van de crisis, die in enkele gevallen zo snel aan terrein heeft gewonnen dat de EU er niet tijdig op kon reageren, ongedaan te maken. Op grond van het Verdrag van Lissabon beschikken de lidstaten over grotere bevoegdheden in jeugdzaken (subsidiariteit); een besluit kan dan ook niet volledig op Europees niveau worden genomen. Uit het eerste evaluatieverslag van de Commissie blijkt echter dat goede praktijken, financieringsinstrumenten en specifieke opties bestaan.

Het is nu uitermate belangrijk om deze instrumenten (van het nieuwe MFK en het nieuwe EU‑programma voor onderwijs, opleiding, jongeren en sport tot nieuwe initiatieven zoals de Europese jongerengarantie) zodanig te actualiseren dat opnieuw optimale resultaten voor jongeren kunnen worden behaald.

In deze situatie en ondanks het verzoek van de EU om meer middelen voor onderwijs, innovatie en ondernemerschap door jongeren, wordt momenteel in een opmerkelijk aantal lidstaten sterk bezuinigd op de relevante begroting, waardoor niet alleen de effectieve uitvoering van de EU-strategie voor jongeren ernstig wordt belemmerd, maar ook de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU 2020-strategie op de lange baan wordt geschoven. Ook maken de lidstaten slechts beperkt gebruik van de structuurfondsen van de EU ter ondersteuning van onderwijs, opleidingen en werkgelegenheid. Het afgelopen jaar is bijna 30 miljard EUR uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) niet door de lidstaten benut. Dit is een teleurstellend hoog bedrag. Gezien het feit dat in het nieuwe MFK verdere investeringen op deze gebieden zijn voorzien, is het duidelijk dat de lidstaten doeltreffendere instrumenten moeten ontwikkelen en doelgerichtere acties moeten ondernemen.

Bovendien is er behoefte aan duidelijker omschreven instrumenten en indicatoren. Ondanks het feit dat in acht lidstaten task forces voor jongeren actief zijn, is tot zover geen substantiële vooruitgang geboekt. Hieruit blijkt dat de bevoegdheden en taken van task forces duidelijker moeten worden omschreven. Naar schattingen was het economische verlies in 2011 ten gevolge van de jeugdwerkloosheid 153 miljard euro, wat overeenkomt met 1,2 % van het bbp van de EU. Dit vormt een grote sociaaleconomische last voor de samenleving. Tegelijkertijd leidt de buitensporig hoge werkloosheid in een aantal lidstaten tot gedwongen migratie van jongeren, waardoor het risico op brain drain toeneemt, met de negatieve gevolgen van dien voor de herkomstlanden in kwestie. Voor deze landen wordt het moeilijker hun concurrentievermogen terug te winnen en terug te keren naar duurzame, hoogwaardige economische groei. Deze situatie neemt op regionaal niveau extremere vormen aan, zoals blijkt uit recente onderzoeken van de Commissie.

De rapporteur richt zich eveneens op een ander probleem, namelijk de discrepantie tussen het aanbod van en de vraag naar vaardigheden op de arbeidsmarkt. Er zijn een aantal belangrijke positieve initiatieven genomen, zoals het online EU-vaardigheidspanorama, met als doel het aanbod van vaardigheden en de behoeften van de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen. Deze initiatieven zijn echter niet toereikend. Uit beschikbare gegevens blijkt dat 2 miljoen vacatures in Europa onvervuld blijven vanwege de genoemde discrepantie, ondanks de hoge werkloosheid onder jongeren. Deze situatie werpt ernstige vragen op over het vermogen van nationale onderwijsstelsels om zich aan te passen aan de huidige behoeften op de arbeidsmarkt. Zo heeft het aantal jongeren in de EU dat geen werk heeft en geen onderwijs of opleiding volgt ("not in employment, education or training" - NEET) een gevaarlijke vlucht genomen (meer dan 22 %). In bepaalde gevallen wordt deze situatie nog verergerd door sociale uitsluiting, dak- en thuisloosheid en armoede. Al deze feiten versterken de heersende bezorgdheid over het feit dat we het risico lopen een "verloren generatie" te creëren.

Tegelijkertijd zijn er nieuwe problemen ontstaan. Het door de gevolgen van de crisis aangewakkerde extremisme en radicalisme hebben een vruchtbare voedingsbodem gevonden. Deze ontwikkeling heeft een diepe impact op jongeren, zelfs in landen (zoals blijkt uit de Eurobarometer) waar de crisis minder hard heeft toegeslagen. De rapporteur is van mening dat er in de nieuwe cyclus van de EU-strategie voor jongeren meer aandacht aan dit fenomeen moet worden geschonken door middel van doelgerichte acties en beleid, opgenomen in dit verslag. Ook moeten jongeren sterker worden gestimuleerd om deel te nemen aan het debat over Europa. De sectoroverschrijdende aanpak heeft tot nu toe tot goede resultaten geleid, hoewel de rapporteur van mening is dat een groter aantal jongeren (dat wil zeggen individuen en niet jongeren in georganiseerd verband) moet worden bereikt.

De rapporteur meent bovendien dat in een EU-strategie voor jongeren eveneens aandacht moet worden besteed aan nieuwe technologieën en de rol van de sociale media in het leven van jongeren. Zo zijn voor inzetbaarheid van jongeren op de arbeidsmarkt, ondernemerschap, opleiding en onderwijs geavanceerde en moderne vaardigheden vereist. Het is teleurstellend dat er nog altijd vele jongeren zijn die weinig of geen computerkennis hebben en dat breedbandsnelheden nog altijd niet alle Europese burgers hebben bereikt. De Commissie stelt dat 20 % van de leerlingen in het voortgezet onderwijs nog nooit of vrijwel nooit tijdens de les een computer heeft gebruikt, terwijl slechts 50 % van de leerlingen van 16 jaar naar een school met geavanceerde digitale voorzieningen gaat. Tegelijkertijd gebruikt 80 % van de Europese jongeren tussen de 16 en 24 jaar internet voor hun sociale netwerk en bijna 230 000 banen in Europa worden erdoor ondersteund.

Het is en blijft de roeping van de EU om de duidelijke en optimistische boodschap over te brengen dat Europa bovengenoemde dreigingen wil wegnemen, door duidelijke tekenen van hoop af te geven. Volgens de rapporteur kunnen er nog betere resultaten worden geboekt door prioriteit te geven aan actiegebieden in de komende cyclus, waarbij geen van de acht gebieden wordt verwaarloosd. De rapporteur heeft gepoogd in dit verslag een aantal gebieden te belichten waarop verdere acties moeten worden ondernomen. Zo legt hij de prioriteit bij bepaalde acties en stelt hij nieuwe instrumenten en nieuw beleid voor om jongeren op de korte, middellange en lange termijn te ondersteunen. Hij benadrukt eveneens dat het Europees Parlement, als enige democratisch gekozen EU-instelling met verantwoordingsplicht aan de Europese burger, sterker moet worden betrokken bij de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en beoordeling van de EU-strategie voor jongeren.

Het is uitermate belangrijk dat in deze tijd van crisis de EU de jongeren blijft inspireren. Europa moet dan ook de mogelijkheden van onderwijs en training vergroten, in jongeren investeren en innovatie en ondernemersgeest ondersteunen, jongerenprogramma's vastberaden financieren en erop vertrouwen dat elke in de jonge generatie geïnvesteerde euro de groei in Europa en de sociale cohesie met een veelvoud daarvan zal doen toenemen. De EU beschikt over de middelen en over het beleid om dit te verwezenlijken. Zij kan echter geen resultaten boeken zonder de vastberaden deelname van de lidstaten. Met de EU-strategie voor jongeren wordt een duidelijke boodschap afgegeven, worden prioriteiten gesteld en worden richtsnoeren geboden. Het is aan de lidstaten, in het bijzonder de landen met de grootste problemen, om deze richtsnoeren, op korte termijn en doelgericht, ten volle te benutten. We moeten in een hogere versnelling gaan, ondoeltreffende initiatieven aanpassen of subsidiëren en trouw blijven aan de historische roeping van de EU. Ondanks de pessimistische ramingen en sombere voorspellingen moeten we erin blijven geloven dat we onze doelstellingen zullen bereiken.

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (31.5.2013)

aan de Commissie cultuur en onderwijs

over de uitvoering van de EU-strategie voor jongeren 2010-2012
2013/2073(INI))

Rapporteur voor advies: Ole Christensen

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat door de crisis het aantal precaire arbeidsvormen voor jongeren is toegenomen, waarbij kortlopende en deeltijdcontracten en onbezoldigde arbeidsregelingen al te vaak in de plaats komen van bestaande banen;

B.  overwegende dat in februari 2013 de gemiddelde jeugdwerkloosheid in de hele EU 23,5 % bedroeg en dat in 2011 7,5 miljoen jongeren tussen de 15 en 24 jaar, en 6,5 miljoen jongeren tussen de 25 en 29 jaar geen onderwijs of opleiding volgden en geen werk hadden ("NEET"-groep);

C. overwegende dat in 2011 de economische verliezen ten gevolge van de inactiviteit van jongeren op de arbeidsmarkt werd geschat op 153 miljard euro, wat overeenkomt met 1,2 % van het bbp van de EU[1];

1.  merkt de effecten op van de eerste cyclus (2010-2012) van de strategie voor jongeren; benadrukt dat met het kader voor sectoroverschrijdende betrokkenheid van de Commissie, de lidstaten en belanghebbenden een goed begin is gemaakt, maar dat dit in de toekomst moet worden versterkt door de toegang tot werkgelegenheid, onderwijs en opleiding te verbeteren, waarmee armoede en uitsluiting worden bestreden, en tegelijk via een sectoroverschrijdende aanpak praktijken over alle sectoren worden verspreid;

2.  benadrukt dat de werkgelegenheidsaspecten van de strategie voor jongeren in het licht van de huidige crisis en de alarmerend hoge jeugdwerkloosheid en de geraamde kosten van "niet-optreden" binnen de EU nog belangrijker zijn geworden; benadrukt dat met het oog op de bijna 2 miljoen vacatures in de EU, de volgende cyclus (2013-2015) de nadruk moet leggen op de twee overkoepelende doelstellingen van de strategie voor jongeren, namelijk het creëren van gelijke kansen voor jongeren op de arbeidsmarkt en de bevordering van sociale integratie, door het beleid vooral te richten op jeugdwerkloosheid, onderwijs en opleiding; benadrukt dat er adequate aandacht moet worden besteed aan de gevolgen van de crisis voor jongeren en hun deelname aan de samenleving; waarschuwt tegen het aan het werk krijgen van jongeren op welke manier dan ook, daar dit ertoe kan leiden dat de kwaliteit van het werk en de rechten op het werk voor jongeren, met name het recht op een fatsoenlijk inkomen, worden verwaarloosd; benadrukt dat de strategie voor jongeren moet helpen kwalitatief hoogwaardige banen te scheppen, zodat jongeren zelfstandig en vrij van armoede kunnen leven;

3.  wijst opnieuw op de hoofddoelen van de Europa 2020-strategie, namelijk dat 75 % van de bevolking in de leeftijd van 20 t/m 64 jaar een baan heeft, dat het aantal voortijdige schoolverlaters minder dan 10 % bedraagt en dat ten minste 20 miljoen mensen uit de armoede en sociale uitsluiting komen; benadrukt dat de uitvoering van de strategie voor jongeren in de volgende cyclus nauw moet samenhangen met de verwezenlijking van de hoofddoelen van de Europa 2020-strategie;

4.  verzoekt de lidstaten op kennis en gegevens gebaseerde verslagen over de maatschappelijke situatie en levensomstandigheden van jongeren uit te brengen en nationale actieplannen op te stellen en deze consistent uit te voeren;

5.  benadrukt dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan kwetsbare groepen met een hoog risico op sociale uitsluiting, waaronder jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen of werk hebben, en kansarme jongeren, door hen reële en concrete arbeidskansen te bieden en hun actieve participatie in de samenleving te stimuleren;

6.  wijst op de noodzaak om maatregelen te nemen tegen voortijdig schoolverlaten; benadrukt dat de EU 2020-doelstelling om voortijdig schoolverlaten te verminderen niet zal worden verwezenlijkt zonder uitgebreide geïntegreerde actie; roept alle betrokkenen op om de overgang van onderwijs en opleiding naar werk te verzekeren door middel van een dialoog tussen de betrokken personen, de onderwijssector, arbeidsbureaus en maatschappelijke en gezinshulp, door een betere koppeling tussen initiële en voortgezette beroepsopleiding, om zo een adequate opleiding te bevorderen die is afgestemd op programma's voor herintegratie op de arbeidsmarkt, in het kader van een tweede kans, en door de invoering van systemen voor duaal onderwijs;

7.  stelt vast dat de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt een bijzonder belangrijk moment is voor jongeren, aangezien het begin van hun loopbaan van grote invloed is op hun verdere ontwikkeling; benadrukt in dit verband de belangrijke rol die ontwikkeling in de vroege jeugd kan spelen bij het doorbreken van de vicieuze cirkel van lage menselijke ontwikkeling, van generatie op generatie, voor achtergestelde kinderen; roept de lidstaten op de dienstverlening op gebied van advies en begeleiding in een vroeg stadium te versterken, teneinde jongeren beter in staat te stellen goed geïnformeerde besluiten te nemen over hun toekomstige carrière, waardoor het voor jongeren gemakkelijker wordt om de noodzakelijke, op de behoeften van de arbeidsmarkt afgestemde vaardigheden te verwerven en werk te vinden; wijst op het potentieel om nieuwe banen te scheppen in sectoren zoals de groene economie, de gezondheids-, sociale en ICT-sector;

8.  onderkent het belang van stages - vooral in het kader van een opleiding of universitair curriculum – voor jongeren om opleiding en ervaring te verwerven; benadrukt dat er waarborgen voor jongeren moeten zijn en dat de Commissie een definitie van kwalitatief hoogwaardige stages moet voorstellen, met criteria voor sociale zekerheid, adequate vergoedingen, arbeidsvoorwaarden (rekening houdend met nationale regelingen) en gezondheids- en veiligheidsnormen, ongeacht de duur van de stage;

9.  verzoekt de Commissie voorstellen te doen voor een kwaliteitskader voor stages en een Europese Alliantie voor leerplaatsen, gericht op het bevorderen van kwalitatief hoogwaardige stages in de hele EU voor studenten en jongeren; verzoekt de lidstaten dringend uitvoering te geven aan de Jongerengarantie - voor jongeren tot dertig jaar - en hun projecten onmiddellijk op te starten om de jeugdwerkloosheid te bestrijden, op basis van de 6 miljard euro aan EU-middelen die beschikbaar zijn voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en een bijdrage van voldoende eigen middelen; verzoekt de Commissie om praktische steun te geven aan de lidstaten die uitvoering geven aan de Jongerengarantie, en wijst nogmaals op het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen;

10. onderstreept dat het welslagen van een jongerengarantie sterk afhankelijk is van ander overheidsbeleid – inclusief actief en inclusief arbeidsmarktbeleid -, dat zorgt voor de noodzakelijke infrastructuur en capaciteit van diensten voor arbeidsvoorziening om individueel afgestemde diensten op maat te verlenen aan jongeren; benadrukt dat het welslagen van een jongerengarantie tevens afhankelijk is van de inspanningen van werkgevers en de betrokkenheid van de sociale partners en jongerenorganisaties;

11. benadrukt dat de vrijwillige mobiliteit van jongeren moet worden vergroot om onderwijs, opleiding en wederzijds leren te verbeteren en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen, onder meer via het Eures-portaal, "Een leven lang leren" en "Jeugd in actie";

12. benadrukt dat Europese financiering kan fungeren als een belangrijke aanvulling op de noodzakelijke investeringen uit de nationale begrotingen, vooral in die lidstaten en regio's die het zwaarst door de crisis zijn getroffen en die te maken hebben met een uiterst hoge jeugdwerkloosheid; verzoekt de lidstaten om het potentieel van het Europees Sociaal Fonds (ESF) te benutten bij de uitvoering van de strategie voor jongeren, en herinnert eraan dat het ESF speciaal gericht is op sociale inclusie, armoedebestrijding en ondersteuning van duurzame banen; is van mening dat daarom tenminste 25 % van de financiële middelen van het Cohesiefonds moet worden toegewezen aan het ESF; benadrukt dat besteding van middelen aan initiatieven op het gebied van werkgelegenheid voor jongeren niet moet worden gezien als kosten maar als een continue, essentiële investering op lange termijn om het potentieel van jongeren te maximaliseren, zowel met betrekking tot de arbeidsmarkt als met betrekking tot de samenleving als geheel; benadrukt dat er sterk maatschappelijke, democratische en economische redenen zijn voor een dergelijke investering, en wijst op de hoge opbrengsten van investeringen in opleiding en vaardigheden;

13. benadrukt dat voor een geslaagde uitvoering van de strategie voor jongeren de doorlopende, samenhangende en gecoördineerde participatie nodig is van alle relevante belanghebbenden, in het bijzonder de sociale partners, jongerenorganisaties en vertegenwoordigers van de nationale jeugdraden; verzoekt de lidstaten te onderzoeken of voorbeelden van positieve praktijken uit andere lidstaten kunnen worden toegepast op hun eigen arbeidsmarkt; is van mening dat de gestructureerde dialoog een nuttige manier is om jongeren bij besluitvorming te betrekken en de eigen verantwoordelijkheid voor de strategie voor jongeren te verbeteren; verzoekt de lidstaten dit forum van harte te gebruiken gedurende de volgende cyclus van de strategie voor jongeren.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.5.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

35

2

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Edit Bauer, Heinz K. Becker, Jean-Luc Bennahmias, Phil Bennion, Pervenche Berès, Vilija Blinkevičiūtė, Milan Cabrnoch, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Derek Roland Clark, Minodora Cliveti, Marije Cornelissen, Frédéric Daerden, Sari Essayah, Richard Falbr, Marian Harkin, Nadja Hirsch, Stephen Hughes, Danuta Jazłowiecka, Martin Kastler, Ádám Kósa, Jean Lambert, Patrick Le Hyaric, Verónica Lope Fontagné, Olle Ludvigsson, Thomas Mann, Csaba Őry, Sylvana Rapti, Licia Ronzulli, Nicole Sinclaire, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Jutta Steinruck, Traian Ungureanu

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Malika Benarab-Attou, Iliana Malinova Iotova, Svetoslav Hristov Malinov, Ria Oomen-Ruijten, Antigoni Papadopoulou

  • [1]  Eurofound (2012), "NEETs: young people not in employment, education or training: Characteristics, costs and policy responses in Europe", Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg.

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (3.6.2013)

aan de Commissie cultuur en onderwijs

over uitvoering van de EU-strategie voor jongeren 2010-2012
(2013/2073(INI))

Rapporteur voor advies: Martina Anderson

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie cultuur en onderwijs onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  benadrukt het belang van de sociaal-economische en territoriale cohesie van de Europese Unie, als bedoeld in artikel 174 VWEU, bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU-strategie voor jongeren, nl. meer en gelijke kansen creëren voor alle jongeren waarbij sociale inclusie, gendergelijkheid en solidariteit met alle jongeren worden bevorderd, het risico op armoede wordt verlaagd en het percentage van de bevolking dat werkt wordt verhoogd, tegen de achtergrond van de aanhoudende schuldverlagende maatregelen, stijgende jeugdwerkloosheid en uiteenlopende niveaus van onderwijsresultaten en opleidingen;

2.  is van mening dat de strijd tegen jongerenwerkloosheid in Europa de eerste prioriteit van de EU zou moeten zijn; uit zijn bezorgdheid over het alarmerende aantal jongeren zonder opleiding en zonder baan; is van mening dat als de EU er niet in slaagt om deze uitdagingen het hoofd te bieden, het gebrek aan perspectief voor jongeren het vertrouwen in het Europese project zal ondermijnen;

3.  benadrukt het belang van strategische investering van EU-structuurfondsen in regionale ontwikkeling, concurrentievermogen en het creëren van hoogwaardige leerplaatsen, stages en duurzame en blijvende werkgelegenheid, waarbij jongeren zoveel mogelijk kansen op een baan wordt geboden waarbij de rechten van de werknemer in iedere lidstaat worden geëerbiedigd, zodat onzekere arbeidsomstandigheden en armoederisico zoveel mogelijk kunnen worden beperkt; benadrukt verder het belang van economische diversificatie in sectoren met een grote toegevoegde waarde, in voorkomend geval, en dat de nadruk moet liggen op het platteland en achtergestelde gebieden;

4.  wijst erop dat het belangrijk is om de geografische onevenwichtigheden tussen de vraag naar en het aanbod van banen aan te pakken, zowel binnen de lidstaten als tussen de verschillende lidstaten, in het bijzonder via hervormingen van 'het Europees portaal voor beroepsmobiliteit (EURES), om zo de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt te verbeteren;

5.  is van mening dat vroegtijdige interventies en een proactief beleid voor de arbeidsmarkt een verschuiving inhouden van bestrijding van symptomen van achterstelling gedurende meerdere generaties naar het vroegtijdig vaststellen en beheersen van risico's om zo werkloosheid te voorkomen en de reïntegratie te bevorderen; vestigt met name de aandacht op diegenen die het meest gemarginaliseerd zijn en het grootste risico lopen op werkloosheid;

6.  stelt voor dat de meest effectieve vooruitgang kan worden geboekt door een kader te ontwikkelen waarin de resultaten uitdrukkelijk worden gekoppeld aan de vooruitgang met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag over de rechten van het kind, ervan uitgaande dat jongerenbeleid robuust en meetbaar moet zijn;

7.  merkt op dat naast de EU-werkgelegenheidstrategieën, de steden en regio's een belangrijke rol spelen in het beoordelen van de lokale arbeidsmarkten, het inspelen op de behoeften van jongeren en het afstemmen van programma's op jongeren, en benadrukt het belang van jongeren in hun eigen gemeenschap, met name in insulaire en ultraperifere gebieden; verzoekt de plaatselijke en regionale overheden om actief burgerschap aan te moedigen en ervoor te zorgen dat vertegenwoordigers van jongeren en jongerenorganisaties deelnemen aan de verschillende initiatieven die door de EU worden aangereikt;

8.  benadrukt dat de EU-programma's, en met name de structuur- en cohesiefondsen, de meest doeltreffende instrumenten zijn om nieuwe banen te scheppen en ondernemerschap bij jongeren te ondersteunen;

9.  betreurt dat de grootse aankondigingen van de Europese Raad ten aanzien van zijn toezeggingen tegenover jongeren geen afspiegeling vinden in evenredige financiële toezeggingen; merkt op dat een groot deel van het groeipakket dat in 2012 werd aangekondigd hoofdzakelijk betrekking had op een gedeeltelijke herverdeling van structuurfondsen die reeds waren beloofd en toegezegd;

10. dringt er bij de lidstaten op aan om de bestaande belemmeringen voor grensoverschrijdende leerplaatsen, opleidingscontracten en stages weg te werken om het aanbod van en de vraag naar werkgerelateerde leermogelijkheden voor jongeren beter op elkaar te kunnen afstemmen en zo de mobiliteit en inzetbaarheid van jongeren te verbeteren, met name in grensgebieden;

11. betreurt de tegenstrijdige houding van de Raad, die enerzijds pleit voor aanvullende middelen voor jongeren maar anderzijds de onderhandelingen over de betalingen voor de gewijzigde begroting voor 2013 tegenhoudt, wat de uitbetaling van de Erasmusbeurzen in het gedrang brengt; verzoekt de Raad om zich een constructievere houding aan te meten en de kloof tussen de betalingskredieten en de vastleggingskredieten niet langer bij elke begroting te verbreden;

12. verzoekt de Commissie en de lidstaten alle beschikbare middelen aan te wenden, met name in het kader van de Structuurfondsen, voor een programma om investeringen in scholing en werkgelegenheid te stimuleren om de onaanvaardbaar hoge jeugdwerkloosheid te bestrijden, met name door jongeren aan te moedigen om bedrijven op te starten en te ondernemen; is ingenomen met het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en dringt er bij de betrokken lidstaten en regio's op aan om de middelen uit het ESF en de bijzondere toewijzing volledig te benutten;

13. is van mening dat de hoge werkloosheid in bepaalde lidstaten vermeden had kunnen worden door in te zetten op intensieve nationale en regionale strategieën om bedrijven ertoe aan te zetten om jongeren aan te werven;

14. stelt voor het werkgelegenheidspakket voor jongeren van voldoende middelen te voorzien door een beter gebruik van het Europees Sociaal Fonds;

15. is van oordeel dat de ontwikkeling van de ondernemingsgeest bij jongeren meer moet worden ondersteund door middel van toegang tot Europese fondsen en het verstrekken van bedrijfsadvies;

16. meent dat nieuwe programma's moeten worden ontwikkeld om jongeren hoogwaardig technologisch onderwijs aan te bieden en de mogelijkheid voor deze jongeren om zich te specialiseren en te werken op het grondgebied van een andere lidstaat te bevorderen;

17. erkent dat sociale ondernemingen een belangrijke rol kunnen spelen in het bevorderen van kwaliteitsvolle banen, het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting door te investeren in het onderwijs en de opleiding van jonge Europeanen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

30.5.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

41

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Luís Paulo Alves, Jean-Jacob Bicep, John Bufton, Nikos Chrysogelos, Francesco De Angelis, Danuta Maria Hübner, Filiz Hakaeva Hyusmenova, Vincenzo Iovine, María Irigoyen Pérez, Seán Kelly, Mojca Kleva Kekuš, Constanze Angela Krehl, Petru Constantin Luhan, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Ana Miranda, Jens Nilsson, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Markus Pieper, Tomasz Piotr Poręba, Georgios Stavrakakis, Csanád Szegedi, Nuno Teixeira, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Hermann Winkler, Joachim Zeller, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Martina Anderson, Vasilica Viorica Dăncilă, Karin Kadenbach, Lena Kolarska-Bobińska, Elisabeth Schroedter, Patrice Tirolien, Evžen Tošenovský, Manfred Weber, Iuliu Winkler

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Albert Deß, Takis Hadjigeorgiou, Katarína Neveďalová

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

18.6.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

28

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Zoltán Bagó, Lothar Bisky, Piotr Borys, Jean-Marie Cavada, Silvia Costa, Santiago Fisas Ayxela, Lorenzo Fontana, Mary Honeyball, Petra Kammerevert, Emma McClarkin, Marek Henryk Migalski, Katarína Neveďalová, Doris Pack, Chrysoula Paliadeli, Monika Panayotova, Gianni Pittella, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Marco Scurria, Hannu Takkula, László Tőkés, Helga Trüpel, Sabine Verheyen, Milan Zver

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

François Alfonsi, Liam Aylward, Ivo Belet, Nadja Hirsch, Iosif Matula, Georgios Papanikolaou, Inês Cristina Zuber

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Vasilica Viorica Dăncilă