VERSLAG over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen
20.8.2013 - (COM(2011)0127 – C7-0094/2011 – 2011/0060(CNS)) - *
Commissie juridische zaken
Rapporteur: Alexandra Thein
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen
(COM(2011)0127 – C7‑0094/2011 – 2011/0060(CNS))
(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2011)0127),
– gezien artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7‑0094/2011),
– gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van Protocol (Nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn uitgebracht door de Italiaanse Senaat, de Poolse Sejm, de Poolse Senaat en de Roemeense Senaat, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7‑0254/2013),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) Omdat de instituten van het huwelijk en het geregistreerd partnerschap als vormen van verbintenis eigen kenmerken hebben en de daarop toepasselijke beginselen uiteenlopen, is het aangewezen twee onderscheiden instrumenten op te stellen: één voor de vermogensrechtelijke aspecten van huwelijken, en één voor de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen, waarop deze verordening betrekking heeft. |
Schrappen |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 8 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(8 bis) De erkenning in een lidstaat van een beslissing inzake de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap heeft uitsluitend ten doel de tenuitvoerlegging van de in die beslissing vastgestelde vermogensrechtelijke gevolgen mogelijk te maken. De erkenning houdt niet de erkenning in, door de betrokken lidstaat, van het partnerschap dat ten grondslag ligt aan de vermogensrechtelijke gevolgen die tot de beslissing aanleiding hebben gegeven. Lidstaten die het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kennen zijn krachtens deze verordening niet gehouden een dergelijk instituut in te voeren. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 10 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(10) Deze verordening regelt vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen. Het begrip "geregistreerd partnerschap" wordt slechts met het oog op de doelstellingen van de verordening gedefinieerd. De specifieke inhoud van dit begrip wordt bepaald door het nationale recht van de lidstaten. |
(10) Deze verordening regelt vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen. Het begrip "geregistreerd partnerschap" wordt slechts met het oog op de doelstellingen van de verordening gedefinieerd. Voor de toepassing van deze verordening is een geregistreerd partnerschap een andere vorm van verbintenis dan het huwelijk. De specifieke inhoud van het begrip geregistreerd partnerschap wordt bepaald door het nationale recht van de lidstaten. |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 11 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 bis) De verordening dient echter niet van toepassing te zijn op onderdelen van het burgerlijk recht die geen betrekking hebben op het vermogensstelsel van geregistreerde partnerschappen. Voor de duidelijkheid moeten derhalve enkele onderwerpen die geacht kunnen worden verband te houden met het vermogensstelsel van geregistreerde partnerschappen uitdrukkelijk van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. |
(Stemt overeen met overweging 11 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 3 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Met deze nieuwe overweging wordt benadrukt dat het toepassingsgebied nauwkeurig moet worden afgebakend en dat de scheidslijn met andere rechtsgebieden duidelijk moet zijn. Overweging 11 van de verordening betreffende erfopvolging is passend. Deze overweging wordt tevens voorgesteld voor de verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels. | |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 12 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(12) Omdat de onderhoudsverplichtingen tussen geregistreerde partners zijn geregeld in Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen, moeten deze van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, net als alle vraagstukken in verband met de geldigheid en de gevolgen van schenkingen, die zijn geregeld in Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). |
(12) De onderhoudsverplichtingen tussen geregistreerde partners, die geregeld zijn in Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen, moeten van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, net als alle vraagstukken in verband met de erfopvolging die zijn geregeld in Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring1. |
|
____________________ |
|
1 PB L 201 van 27.7.2012, blz. 107. |
(Stemt overeen met AM 4 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) Vraagstukken in verband met de aard van de zakelijke rechten die in het nationale recht van de lidstaten kunnen bestaan, bijvoorbeeld betreffende de daaraan verbonden publiciteitsvoorschriften, moeten ook van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, net zoals zij zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. …/… [van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring]. Zo kunnen de gerechten van de lidstaat waar een goed van een of van de beide partners gelegen is, zakenrechtelijke maatregelen nemen, met name de registratie van de overdracht van dat goed in het vastgoedregister, wanneer het recht van die lidstaat daarin voorziet. |
(13) Deze verordening dient, gelijk Verordening (EU) nr. 650/2012, het beperkte aantal ("numerus clausus") zakelijke rechten zoals het nationale recht van sommige lidstaten dat kent, onverlet te laten. Van een lidstaat mag niet worden gevraagd dat deze een zakelijk recht op een zaak dat zich in die lidstaat bevindt, erkent als zijn recht een dergelijk zakelijk recht niet kent. |
(Stemt overeen met AM 5 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 13 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(13 bis) Om de rechthebbenden evenwel in staat te stellen om in een andere lidstaat de rechten te genieten die door de vereffening van het vermogensstelsel van een geregistreerd partnerschap zijn ontstaan of op hen zijn overgegaan, moet deze verordening erin voorzien dat een onbekend zakelijk recht in overeenstemming wordt gebracht met het meest vergelijkbare zakelijk recht onder het recht van die andere lidstaat. In het kader van een dergelijke aanpassing dient rekening te worden gehouden met de doelstellingen en de belangen die door het specifieke zakelijk recht worden nagestreefd, en met de daaraan verbonden rechtsgevolgen. Teneinde het meest vergelijkbare nationale zakelijk recht te bepalen, kunnen de autoriteiten of bevoegde personen van de staat waarvan het recht op het vermogensstelsel van het geregistreerd partnerschap van toepassing is, om nadere informatie over de aard en de rechtsgevolgen van het recht worden verzocht. Voor dat doeleinde kan gebruik worden gemaakt van de bestaande netwerken voor justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken, en van alle andere kanalen waarlangs een beter inzicht in het buitenlandse recht te krijgen is. |
(Stemt overeen met overweging 16 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 6 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
De problematiek die op het gebied van het erfrecht speelt ter zake van de erkenning van zakelijke rechten doet zich ook voor op het gebied van vermogensstelsels van geregistreerde partnerschappen. Deze nieuwe overweging sluit aan op overweging 16 van de verordening inzake erfopvolging. | |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 13 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(13 ter) De voorwaarden voor de inschrijving van een recht op onroerende en op roerende zaken moeten van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Het is derhalve aan het recht van de lidstaat waar het register wordt gehouden (voor onroerende zaken de lex rei sitae) om te bepalen onder welke wettelijke voorwaarden en op welke wijze de registratie moet plaatsvinden, en welke instanties, zoals het kadaster of een notaris, nagaan of aan alle voorwaarden is voldaan en of de aangeboden of opgemaakte akten volledig zijn of de noodzakelijke informatie bevatten. |
(Stemt gedeeltelijk overeen met overweging 18 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 7 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Net zoals in de verordening inzake erfopvolging en in de verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels moeten de voorwaarden voor de inschrijving in een register van een recht op onroerende en op roerende zaken van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. De nieuwe overweging stemt overeen met overweging 18 van de verordening inzake erfopvolging. | |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 13 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(13 quater) De rechtsgevolgen van de inschrijving van een recht in een register moeten eveneens van het toepassingsgebied worden uitgesloten. Het is derhalve het recht van de lidstaat waar het register wordt gehouden dat bepaalt of de registratie bijvoorbeeld van declaratoire dan wel van constitutieve aard is. Daar waar bijvoorbeeld voor de verkrijging van een recht op een onroerende zaak onder het recht van de lidstaat waar het register wordt gehouden, registratie vereist is omwille van de werking erga omnis van de registers of ter bescherming van rechtsgeldige transacties, wordt het tijdstip van verkrijging derhalve door het recht van die lidstaat bepaald. |
(Stemt overeen met overweging 19 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 8 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Net zoals in de verordening inzake erfopvolging en in de verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels moeten de rechtsgevolgen van de inschrijving van een recht in een register van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. De nieuwe overweging stemt overeen met overweging 19 van de verordening inzake erfopvolging. | |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 13 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(13 quinquies) Net als Verordening (EU) nr. 650/2012 dient deze verordening de verschillende stelsels die in de lidstaten inzake vermogensrechtelijke kwesties worden toegepast, te eerbiedigen. Voor de toepassing van deze verordening dient derhalve aan de term "gerecht" een brede betekenis te worden gegeven om niet alleen gerechten in de werkelijke betekenis van het woord te dekken, maar ook notarissen en griffies in sommige lidstaten, die in bepaalde vermogensrechtelijke kwesties net als gerechten gerechtelijke taken uitvoeren, en ook notarissen en juridische beroepsbeoefenaren in sommige lidstaten, die in bepaalde vermogensrechtelijke procedures gerechtelijke taken vervullen krachtens een door een gerecht gegeven volmacht. Alle in deze verordening bedoelde gerechten dienen door de in deze verordening vastgestelde bevoegdheidsregels gebonden te zijn. Daarentegen dient de term "gerecht" geen betrekking te hebben op de niet-gerechtelijke autoriteiten van een lidstaat, die krachtens het nationale recht bevoegd zijn inzake vermogensstelsels, zoals notarissen in de meeste lidstaten, wanneer zij, zoals meestal het geval is, geen gerechtelijke taken vervullen. |
(Stemt overeen met overweging 20 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 10 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Overweging 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(15) Voorts moet deze verordening het mogelijk maken de bevoegdheid van de gerechten van een lidstaat waarbij een vordering tot ontbinding of nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap aanhangig is, uit te breiden tot de vermogensrechtelijke aspecten van het geregistreerd partnerschap die met die vordering verband houden, mits de partners daarover een akkoord sluiten. |
(15) Voorts moet deze verordening het mogelijk maken de bevoegdheid van de gerechten van een lidstaat waarbij een vordering tot ontbinding of nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap aanhangig is, uit te breiden tot de vermogensrechtelijke aspecten van het geregistreerd partnerschap die met die vordering verband houden, wanneer de bevoegdheid van de betrokken gerechten door de partners expliciet of impliciet erkend is. |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Overweging 15 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(15 bis) Ten aanzien van de vermogensrechtelijke aspecten die geen verband houden met de ontbinding of nietigverklaring van het geregistreerd partnerschap en evenmin met het overlijden van een van de partners, kunnen de partners besluiten een gerecht van de lidstaat waarvan zij het recht hebben gekozen als het op hun vermogensstelsel toepasselijke recht om een uitspraak te verzoeken. Dit besluit neemt de vorm aan van een overeenkomst tussen hen die uiterlijk tot het tijdstip van aanhangigmaking en daarna volgens het recht van de lidstaat van het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, kan worden gesloten. |
(Stemt overeen met AM 12 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
De nieuwe overweging stemt overeen met overweging 16 van de verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels. | |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Overweging 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(16) In de andere gevallen moet deze verordening het mogelijk maken om volgens een hiërarchische lijst criteria, die moeten garanderen dat er een nauwe band bestaat tussen de partners en de lidstaat waarvan de gerechten worden aangewezen, te bepalen welke gerechten territoriaal bevoegd zijn voor vorderingen in verband met de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen. Met uitzondering van de gerechten van de lidstaat waar het partnerschap is geregistreerd, kunnen die gerechten zich onbevoegd verklaren als hun nationale wetgeving het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent. Teneinde te voorkomen dat er zich gevallen van rechtsweigering voordoen, is er een regel van subsidiaire bevoegdheid opgenomen, voor het geval geen enkel gerecht op grond van de andere bepalingen van deze verordening bevoegd is om de situatie te behandelen. |
(16) Deze verordening moet het mogelijk maken om, buiten gevallen van scheiding van de geregistreerde partners of overlijden van een van de partners, volgens een aantal hiërarchische criteria, die moeten garanderen dat er een nauwe band bestaat tussen de partners en de lidstaat waarvan de gerechten worden aangewezen, te bepalen welke gerechten territoriaal bevoegd zijn voor vorderingen betreffende de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen. Met uitzondering van de gerechten van de lidstaat waar het partnerschap is geregistreerd, moeten die gerechten zich onbevoegd kunnen verklaren als hun nationale wetgeving het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent. |
Motivering | |
Hoewel het de voorkeur zou verdienen de mogelijkheid van onbevoegdheidsverklaring te schrappen om de vermogensrechtelijke aspecten van huwelijken en geregistreerde partnerschappen nog beter op elkaar te laten aansluiten, lijkt het met het oog op de verschillende standpunten van de lidstaten ten aanzien van geregistreerde partnerschappen realistischer om de in het voorstel van de Commissie voorziene compromisregeling voorlopig te behouden. | |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Overweging 16 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(16 bis) Teneinde meer in het bijzonder een voorziening te bieden voor gevallen van rechtsweigering, dient in deze verordening ook een forum necessitatis te worden vastgesteld waardoor een gerecht van een lidstaat bij wijze van uitzondering kennis kan nemen van een geschil inzake het vermogensstelsel dat nauw verbonden is met een derde staat. Een dergelijk uitzonderlijk geval zou zich kunnen voordoen als de procedure in de betrokken derde staat onmogelijk blijkt, bijvoorbeeld door een burgeroorlog, of als van de rechthebbende redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat zij in dat land een procedure aanhangig maakt of voert. Het forum necessitatis kan zijn bevoegdheid evenwel alleen uitoefenen als het geschil voldoende nauw verbonden is met de lidstaat van het aangezochte gerecht. |
(Stemt overeen met overweging 31 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 14 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
De nieuwe overweging stemt overeen met de voorgestelde overweging 17 bis van de verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels. | |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Overweging 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(18) Om het beheer van de goederen van de partners te vergemakkelijken is het recht van de staat waar het partnerschap is geregistreerd, van toepassing op alle goederen van de partners, ook al is het niet het recht van een lidstaat. |
(18) Om het de geregistreerde partners gemakkelijker te maken hun goederen te beheren moet deze verordening hun de mogelijkheid bieden om uit de rechtsstelsels waarmee zij een nauwe band hebben op grond van hun verblijfplaats of nationaliteit, het recht te kiezen dat toepasselijk is op hun vermogensstelsel, ongeacht de aard of de locatie van de goederen. Er is geen reden om geregistreerde partners deze rechtskeuze te ontzeggen. Indien de partners een recht kiezen dat geen geregistreerd partnerschap kent, blijft de rechtskeuze zonder effect. In dat geval blijft het objectieve criterium van toepassing. Hoewel de betrokken personen doorgaans goed over hun rechten geïnformeerd zijn, dient met het oog op een goede wettelijke bescherming juridisch advies over de gevolgen van de rechtskeuze verplicht te worden gesteld. Aan dit vereiste wordt voldaan als aanvullende vormvoorschriften voor de rechtskeuze, in het bijzonder het vastleggen daarvan in een notariële akte, een dergelijk advies reeds garanderen. |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Overweging 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 bis) Om rechtszekerheid en ‑duidelijkheid te creëren moet deze verordening ook een bepaling bevatten inzake meervoudige registratie van een geregistreerd partnerschap, inhoudende dat de laatste registratie bepalend moet zijn. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er geen meervoudige inschrijvingen van geregistreerde partnerschappen plaatsvinden. |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Overweging 18 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 ter) Om te voldoen aan de eisen van voorspelbaarheid en rechtszekerheid en tegelijkertijd rekening te houden met de feitelijke omstandigheden van de partners, stelt deze verordening, voor het geval er geen rechtskeuze is gemaakt, geharmoniseerde collisieregels voor op basis van een hiërarchische lijst van aanknopingspunten, aan de hand waarvan het recht kan worden bepaald dat toepasselijk is op het geheel van de goederen van de partners. Zo moet de gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de partners op het tijdstip van de totstandkoming van het partnerschap of de eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de partners na de totstandkoming van het partnerschap het eerste aanknopingspunt vormen, nog vóór de gemeenschappelijke nationaliteit van de partners op het ogenblik van de totstandkoming van het partnerschap. Als voor geen enkel van deze aanknopingspunten de voorwaarden zijn vervuld, of bij gebreke van een eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats in het geval de partners op het ogenblik van de totstandkoming van het geregistreerd partnerschap een gemeenschappelijke dubbele nationaliteit hebben, moet het recht van de staat waarmee de partners samen de nauwste banden hebben, als derde aanknopingspunt worden gebruikt. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden, zoals de plaats waar het partnerschap tot stand is gekomen, aangezien deze nauwe banden moeten worden beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van het partnerschap. Het op basis van deze aanknopingspunten vastgestelde toepasselijke recht wordt echter niet toegepast als dit het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent. In dat geval geldt het uitgangspunt dat het recht van de staat waar het partnerschap geregistreerd is van toepassing is op het vermogensstelsel van de partners. |
(Stemt overeen met AM 15 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Overweging 18 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 quater) Wanneer het toepasselijke recht wordt bepaald op grond van nationaliteit, moet rekening worden gehouden met het feit dat bepaalde staten waarvan het rechtsstelsel op de common law is gebaseerd, domicilie als aanknopingspunt gebruiken en niet nationaliteit. |
Motivering | |
Deze overweging dient ter verheldering van de begrippen "nationaliteit" en "domicilie" in de lijst van aanknopingspunten. | |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Overweging 18 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 quinquies) Om de rechtszekerheid van verrichtingen te garanderen en te voorkomen dat het recht dat van toepassing is op de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen gewijzigd wordt zonder dat de partners daarvan op de hoogte zijn, is geen enkele wijziging van het op het vermogensstelsel van het geregistreerd partnerschap toepasselijke recht mogelijk zonder uitdrukkelijke wilsuiting van de partijen in die zin. Wanneer de partners tot een dergelijke wijziging besluiten, dient deze geen terugwerkende kracht te hebben, tenzij zij dit uitdrukkelijk zo bepalen. In geen geval kan de wijziging afbreuk doen aan de rechten van derden en aan de geldigheid van eerder verleden akten. |
Motivering | |
Deze overweging moet ervoor zorgen dat de keuze van het toepasselijke recht niet zonder de uitdrukkelijke toestemming van beide partijen gebeurt. | |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Overweging 19 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 bis) Alle noodzakelijke informatie moet op eenvoudige en gepaste wijze beschikbaar worden gesteld, met name via een meertalige internetsite van de Commissie, om ervoor te zorgen dat alle echtparen en partners hun rechten met kennis van zaken kunnen uitoefenen. |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Overweging 19 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 ter) Uitwisseling van goede praktijken tussen juridische beroepsbeoefenaars moet bevorderd worden. |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Overweging 19 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 quater) Voorts moet de Commissie een voorlichtings- en opleidingsinstrument invoeren voor de bevoegde rechters en juridische beroepsbeoefenaars in de vorm van een interactieve website in alle officiële talen van de instellingen van de Unie, met inbegrip van een systeem voor de uitwisseling van beroepsdeskundigheid en ‑praktijken. |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Overweging 23 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(23) Aangezien een van de doelstellingen van deze verordening de wederzijdse erkenning van de in de lidstaten gegeven beslissingen is, moet deze verordening regels bevatten betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, die geënt zijn op Verordening (EG) nr. 44/2001 en die waar nodig aangepast zijn aan de specifieke vereisten van de in deze verordening geregelde materie. Zo kunnen de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de vermogensrechtelijke aspecten van een geregistreerd partnerschap, niet worden geweigerd in een lidstaat waar het nationale recht het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent of daaraan andere vermogensrechtelijke gevolgen verbindt. |
(23) Aangezien een van de doelstellingen van deze verordening de wederzijdse erkenning van in de lidstaten gegeven beslissingen betreffende vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen is, moet deze verordening regels bevatten betreffende de erkenning, de uitvoerbaarheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen, die geënt zijn op andere rechtsinstrumenten van de Unie op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken en die waar nodig aangepast zijn aan de specifieke vereisten van de in deze verordening geregelde materie. Zo kunnen de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de vermogensrechtelijke aspecten van een geregistreerd partnerschap, niet worden geweigerd in een lidstaat waar het nationale recht het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent of daaraan andere vermogensrechtelijke gevolgen verbindt. |
(Stemt overeen met AM 19 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Overweging 24 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) Teneinde rekening te houden met de verschillende wijzen waarop vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen in de lidstaten worden geregeld, moet deze verordening de erkenning en tenuitvoerlegging van authentieke akten waarborgen. Met het oog op erkenning kunnen de authentieke akten echter niet met gerechtelijke beslissingen worden gelijkgesteld. De erkenning van authentieke akten betekent dat zij qua inhoud dezelfde bewijskracht en dezelfde gevolgen hebben als in hun lidstaat van oorsprong, en dat er ten aanzien van deze akten een weerlegbaar vermoeden van geldigheid bestaat. |
(24) Teneinde rekening te houden met de verschillende stelsels voor het regelen van de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen, dient deze verordening de aanvaarding en uitvoerbaarheid in alle lidstaten van authentieke akten in zaken met betrekking tot de vermogensstelsels van geregistreerde partnerschappen te waarborgen. |
(Stemt overeen met overweging 60 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 20 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Overweging 24 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(24 bis) Met betrekking tot de erkenning, uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, de aanvaarding en uitvoerbaarheid van authentieke akten en de uitvoerbaarheid van gerechtelijke schikkingen moeten in deze verordening voorschriften worden opgenomen naar het voorbeeld van, in het bijzonder, Verordening (EU) nr. 650/2012. |
(Stemt overeen met AM 21 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Overweging 25 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(25) De rechtsbetrekkingen tussen een partner en een derde vallen weliswaar onder het op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap toepasselijke recht, maar de voorwaarden voor tegenwerpelijkheid van dit recht moeten wel kunnen worden ingepast in het recht van de lidstaat waar zich de gewone verblijfplaats van de partner of de derde bevindt, teneinde te garanderen dat die laatste wordt beschermd. Het recht van deze lidstaat kan bepalen dat deze partner het op de vermogensrechtelijke gevolgen van zijn geregistreerde partnerschap toepasselijke recht alleen aan de derde kan tegenwerpen als de registratie- of publicititeitsvoorwaarden van deze lidstaat zijn nageleefd, tenzij de derde het op de vermogensrechtelijke aspecten van het geregistreerde partnerschap toepasselijke recht kende of moest kennen. |
(25) De rechtsbetrekkingen tussen een geregistreerde partner en een derde moeten onder het krachtens deze verordening op het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap toepasselijke recht vallen. Om de bescherming van de derde te waarborgen, mag evenwel in een rechtsbetrekking tussen een partner en een derde geen van de partners zich op dit recht of op bepalingen van bijzonder dwingend recht beroepen wanneer de partner die in de rechtsbetrekking met de derde staat en de derde hun gewone verblijfplaats hebben in hetzelfde land en dat land niet het land is waarvan het recht toepasselijk is op het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap. Dit geldt niet voor gevallen waarin de derde niet voor deze bescherming in aanmerking komt omdat hij het toepasselijke recht kende of moest kennen of aan de in het land geldende eisen inzake registratie of publiciteit is voldaan. |
(Stemt overeen met AM 22 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Overweging 26 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(26 bis) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het instellen en daaropvolgend wijzigen van de verklaringen en formulieren, die behoren tot de verklaring van uitvoerbaarheid van beslissingen, gerechtelijke schikkingen en authentieke akten. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren. |
|
______________ |
|
1 PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. |
(Stemt overeen met overweging 78 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 23 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Overweging 26 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(26 ter) De raadplegingsprocedure dient te worden gebruikt voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen tot vaststelling en vervolgens tot wijziging van de verklaringen en de formulieren die in deze verordening zijn vastgesteld, volgens de in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde procedure. |
(Stemt overeen met overweging 79 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 24 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Overweging 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(28) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de artikelen 7, 9, 17, 21 en 47 betreffende de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht te huwen en het recht een gezin te stichten volgens de nationale wetten, het eigendomsrecht, het discriminatieverbod en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Deze verordening moet door de gerechten van de lidstaten worden toegepast met eerbiediging van deze rechten en beginselen. |
(28) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de artikelen 7, 9, 17, 20, 21 en 47 betreffende de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht te huwen en het recht een gezin te stichten volgens de nationale wetten, het eigendomsrecht, gelijkheid voor de wet, het discriminatieverbod en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Deze verordening moet door de gerechten van de lidstaten worden toegepast met eerbiediging van die rechten en beginselen. |
(Stemt gedeeltelijk overeen met overweging 81 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 25 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) de persoonlijke gevolgen van het geregistreerd partnerschap; |
Schrappen |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) de bekwaamheid van de partners; |
(b) de algemene bekwaamheid van de partners; |
(Stemt overeen met AM 26 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) het bestaan, de geldigheid en de erkenning van het partnerschap; |
(Stemt overeen met AM 27 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) schenkingen tussen partners; |
Schrappen |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3 – letter e | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(e) het erfrecht van de langstlevende partner; |
(e) erfrechtelijke kwesties aangaande de langstlevende partner; |
(Stemt overeen met AM 29 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3 – letter f | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(f) schenkingen tussen partners; |
(f) kwesties die worden geregeld door het recht dat van toepassing is op vennootschappen en andere entiteiten, met of zonder rechtspersoonlijkheid; |
(Stemt overeen met artikel 1, lid 2, onder h), van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 30 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3 – letter g | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(g) de aard van de zakelijke rechten op een goed en de publiciteitsvereisten voor dergelijke rechten. |
(g) de aard van zakelijke rechten; |
(Stemt overeen met artikel 1, lid 2, onder k), van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 31 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 37 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3 – letter g bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(g bis) de inschrijving van rechten op onroerende en op roerende zaken in een register, met inbegrip van de wettelijke voorschriften voor een dergelijke inschrijving en de rechtsgevolgen van de inschrijving van dergelijke rechten of van het achterwege blijven daarvan, en |
(Stemt overeen met artikel 1, lid 2, onder l), van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 32 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 38 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3 – letter g ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(g ter) bij ontbinding van het geregistreerd partnerschap: kwesties met betrekking tot de overdracht of aanpassing tussen de partners of gewezen partners van tijdens het geregistreerde partnerschap opgebouwde ouderdoms- of invaliditeitspensioenrechten. |
(Stemt overeen met AM 33 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
De verordening moet rekening houden met toekomstige ontwikkelingen in de lidstaten in de richting van een toenemende gelijkstelling van geregistreerde partnerschappen en moet aanpassingen van pensioenrechten volgens Duits recht en soortgelijke regelingen in andere lidstaten met betrekking tot geregistreerde partnerschappen van het toepassingsgebied uitsluiten. | |
Amendement 39 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) "geregistreerd partnerschap": regeling inzake het samenleven van twee personen waarin de wet voorziet en die door een openbare instantie kan worden geregistreerd; |
(b) "geregistreerd partnerschap": regeling inzake het samenleven van twee personen, vormgegeven overeenkomstig het recht van de staat waar het partnerschap geregistreerd is; |
Amendement 40 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) "partnerschapsovereenkomst": elke overeenkomst waarmee de partners of toekomstige partners het vermogensstelsel van hun partnerschap regelen; |
(Stemt overeen met AM 35 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 41 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – letter c – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) "authentieke akte": een document dat officieel als authentieke akte is verleden of geregistreerd in de lidstaat van herkomst en waarvan de authenticiteit: |
(c) "authentieke akte": een document inzake het vermogensstelsel van een geregistreerd partnerschap dat in een lidstaat formeel als authentieke akte is verleden of geregistreerd en waarvan de formele geldigheid: |
(Stemt overeen met artikel 3, lid 1, onder i), van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 36 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 42 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) "beslissing": elke door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap, ongeacht de daaraan gegeven benaming, zoals "arrest", "vonnis", "beschikking" of "rechterlijk dwangbevel", alsmede de vaststelling door de griffier van de proceskosten; |
(d) "beslissing": een door een gerecht van een lidstaat inzake de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap gegeven beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, alsmede de beslissing betreffende de vaststelling door de griffier van het bedrag van de proceskosten; |
(Stemt overeen met artikel 31, lid 1, onder g), van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 37 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 43 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – letter e | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(e) "lidstaat van herkomst": de lidstaat waar, volgens het geval, de beslissing is gegeven, het partnerschapscontract is gesloten, de authentieke akte is verleden, de gerechtelijke schikking is goedgekeurd, of waar de akte van vereffening van het gemeenschappelijk vermogen dan wel een andere akte is verleden door of voor een gerechtelijke instantie of een andere instantie, bij delegatie of aanwijzing door een gerechtelijke instantie; |
(e) "lidstaat van herkomst": de lidstaat waar de beslissing is gegeven, de authentieke akte is verleden of de gerechtelijke schikking is goedgekeurd of getroffen; |
(Stemt overeen met artikel 3, lid 1, onder e), van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 38 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 44 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – letter f | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(f) "aangezochte lidstaat": de lidstaat waar de erkenning en/of de tenuitvoerlegging wordt gevraagd van de beslissing, het partnerschapscontract, de authentieke akte, de gerechtelijke schikking, de akte van vereffening van het gemeenschappelijk vermogen of een andere akte die is verleden door of voor een gerechtelijke instantie of een andere instantie, bij delegatie of aanwijzing door een gerechtelijke instantie; |
(f) "lidstaat van tenuitvoerlegging": de lidstaat waar om de verklaring van uitvoerbaarheid of de tenuitvoerlegging van de beslissing, de gerechtelijke schikking of de authentieke akte wordt verzocht; |
(Stemt overeen met artikel 3, lid 1, onder f), van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 39 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 45 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – alinea 1 – letter g | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(g) "gerecht": elke bevoegde gerechtelijke instantie van de lidstaten die een rechtsprekende taak heeft op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap, alsook elke andere niet-gerechtelijke instantie of persoon die bij delegatie of aanwijzing door een gerechtelijke instantie van de lidstaten, een taak vervult die valt onder de bevoegdheden van de gerechten, zoals de taken waarin deze verordening voorziet; |
Schrappen |
(Stemt overeen met AM 40 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 46 Voorstel voor een verordening Artikel 2 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder het begrip "gerecht" verstaan: elke gerechtelijke autoriteit en alle andere autoriteiten en juridische beroepsbeoefenaren met bevoegdheid in kwesties op het gebied van vermogensstelsels van geregistreerde partnerschappen, die rechterlijke functies vervullen of handelen krachtens volmacht van, of onder toezicht van, een gerechtelijke autoriteit, voor zover dergelijke autoriteiten en juridische beroepsbeoefenaren waarborgen bieden wat betreft onpartijdigheid en het horen van partijen, en voor zover hun beslissingen overeenkomstig het recht van de lidstaat waar zij gevestigd zijn: |
|
a) vatbaar zijn voor een rechtsmiddel ten overstaan van een gerechtelijke autoriteit of voor toetsing door een zodanige autoriteit, en |
|
b) dezelfde rechtskracht en dezelfde werking hebben als een beslissing van een gerechtelijke autoriteit over dezelfde aangelegenheid. |
|
De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig artikel 33 bis, lid 1, in kennis van de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten en juridische beroepsbeoefenaren. |
Motivering | |
Het is wenselijk in deze verordening de definitie van de term "gerecht" uit de verordening betreffende erfopvolging over te nemen, zodat onderhavige verordening betrekking heeft op alle verschillende organisatorische modellen die in de lidstaten ten aanzien van vermogensstelsels bestaan. Naar analogie met artikel 3, lid 2, van de verordening inzake erfopvolging. | |
Amendement 47 Voorstel voor een verordening Artikel -3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel -3 |
|
Bevoegdheid op het gebied van vermogensstelsels in de lidstaten |
|
Deze verordening laat de binnenlandse bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaten inzake kwesties aangaande vermogensstelsels onverlet. |
(Stemt overeen met AM 42 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Deze bepaling sluit aan op artikel 2 van de verordening inzake erfopvolging. Het gaat hier om een zinvolle verduidelijking met betrekking tot kwesties inzake vermogensstelsels van geregistreerde partnerschappen. | |
Amendement 48 Voorstel voor een verordening Artikel 3 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De gerechten van een lidstaat waarbij overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/… [van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring] een vordering in verband met de erfopvolging van een van de partners aanhangig is gemaakt, zijn eveneens bevoegd om te beslissen over vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van het partnerschap die verband houden met die vordering. |
1. De gerechten van een lidstaat waar ter zake van de nalatenschap van een geregistreerde partner een zaak aanhangig is op grond van Verordening (EU) nr. 650/2012 zijn eveneens bevoegd om te beslissen over vraagstukken in verband met het vermogensstelsel van het partnerschap die verband houden met die zaak. |
(Stemt overeen met AM 43 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 49 Voorstel voor een verordening Artikel 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bevoegdheid in geval van scheiding van de partners |
Bevoegdheid in geval van ontbinding of nietigverklaring |
De gerechten van een lidstaat waarbij een vordering tot ontbinding of nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap aanhangig is gemaakt, zijn eveneens bevoegd om te beslissen over vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen die verband houden met die vordering, mits de partners daarover een akkoord hebben gesloten. |
De gerechten van een lidstaat waarbij een vordering tot ontbinding of nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap aanhangig is gemaakt, zijn eveneens bevoegd om te beslissen over vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen die verband houden met die vordering, wanneer de bevoegdheid van de betrokken gerechten door de partners uitdrukkelijk dan wel op enige andere ondubbelzinnige wijze is aanvaard. |
Dit akkoord kan te allen tijde en zelfs in de loop van de procedure worden gesloten. Wanneer het akkoord voorafgaand aan de procedure wordt gesloten, moet het in een schriftelijk document worden vastgelegd, dat is gedateerd en door de beide partijen is ondertekend. |
|
Bij gebreke van een akkoord tussen de partners wordt de bevoegdheid geregeld door artikel 5. |
Bij gebreke van een aanvaarding van bevoegdheid als bedoeld in lid 1 wordt de bevoegdheid geregeld door artikel 5. |
(Stemt overeen met AM 44 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Om de belangen van partijen beter te beschermen en ervoor te zorgen dat zij de bevoegdheid van het gerecht dat zich over de ontbinding of nietigverklaring zal buigen zullen aanvaarden, is het raadzaam om niet te voorzien in automatische concentratie van rechterlijke bevoegdheden, zelfs niet in het geval van vermogensrechtelijke geschillen die samenhang vertonen. De voorgestelde bepaling stemt overeen met artikel 12, lid 1, onder b), van de verordening Brussel II bis. | |
Amendement 50 Voorstel voor een verordening Artikel 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 4 bis |
|
Forumkeuzeovereenkomst |
|
1. De partners kunnen overeenkomen dat de gerechten van de lidstaat waarvan zij overeenkomstig artikel ‑15 ter het recht hebben gekozen als het op het vermogensstelsel van hun partnerschap toepasselijke recht, bevoegd zijn om te beslissen in zaken die hun vermogensstelsel betreffen. Deze bevoegdheid is exclusief. |
|
Onverminderd de derde alinea kan een forumkeuzeovereenkomst op elk moment worden gesloten en gewijzigd, doch uiterlijk op het tijdstip waarop de zaak aanhangig wordt gemaakt. |
|
Indien het recht van de staat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt hierin voorziet, kunnen de partners het bevoegde gerecht in de loop van de procedure aanwijzen. Eveneens volgens het recht van deze staat neemt de rechter akte van de forumkeuze. |
|
Wanneer de overeenkomst voorafgaand aan de procedure wordt gesloten, moet zij schriftelijk vastgelegd, gedagtekend, en door beide partners ondertekend worden. Als "schriftelijk" wordt eveneens beschouwd elke elektronische mededeling waardoor de overeenkomst duurzaam wordt vastgelegd. |
|
2. De partners kunnen ook overeenkomen dat, indien geen gerecht is aangewezen, de gerechten van de lidstaat waarvan overeenkomstig artikel 15 het recht van toepassing is op het vermogensstelsel van hun partnerschap, bevoegd zijn. |
Motivering | |
Deze bepaling stemt overeen met de voor de verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels voorgestelde bepaling. Het neemt in lid 1 een zinvolle bepaling uit artikel 5, leden 2 en 3, van de Rome III-verordening over. Lid 2 wordt voorgesteld uit praktisch oogpunt. | |
Amendement 51 Voorstel voor een verordening Artikel 4 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 4 ter |
|
Bevoegdheid gebaseerd op de verschijning van de verweerder |
|
1. Buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van deze verordening, is het gerecht van de lidstaat waarvan het recht overeenkomstig artikel 15 ter is gekozen, of waarvan het recht overeenkomstig artikel 15 van toepassing is en waarvoor de verweerder verschijnt, bevoegd. Dit voorschrift is niet van toepassing indien de verschijning ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten, of indien een ander gerecht krachtens artikel 3, artikel 4 of artikel 4 bis bevoegd is. |
|
2. Alvorens bevoegdheid op grond van lid 1 te aanvaarden, vergewist het gerecht zich ervan dat de verweerder op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid van het gerecht te betwisten en van de gevolgen die aan het al dan niet verschijnen verbonden zijn. |
(Stemt overeen met AM 46 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 52 Voorstel voor een verordening Artikel 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In andere gevallen dan die waarin de artikelen 3 en 4 voorzien, zijn de volgende gerechten bevoegd om te beslissen in een procedure in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap: |
1. Wanneer geen gerecht op grond van de artikelen 3, 4 en 4 bis bevoegd is, zijn de volgende gerechten bevoegd om te beslissen in een procedure in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap: |
(a) de gerechten van de lidstaat van de gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de partners, of bij gebreke daarvan; |
(a) de gerechten van de lidstaat waar de partners op het tijdstip van aanhangigmaking hun gewone verblijfplaats hebben, of bij gebreke daarvan, |
(b) de laatste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de partners, indien een van hen daar nog verblijft, of bij gebreke daarvan; |
(b) de gerechten van de lidstaat waar zich de laatste gewone verblijfplaats van de partners bevindt, indien een van hen daar op het tijdstip van aanhangigmaking nog verblijft, of bij gebreke daarvan, |
(c) de gerechten van de lidstaat van de gewone verblijfplaats van de verweerder, of bij gebreke daarvan; |
(c) de gerechten van de lidstaat waar de verweerder op het tijdstip van aanhangigmaking zijn gewone verblijfplaats heeft, of bij gebreke daarvan, |
|
(c bis) de gerechten van de lidstaat waarvan beide partners op het tijdstip van aanhangigmaking de nationaliteit bezitten of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, waar de beide partners hun gemeenschappelijke "domicilie" hebben, of bij gebreke daarvan, |
(d) de gerechten van de lidstaat waar het partnerschap is geregistreerd. |
(d) de gerechten van de lidstaat waar het partnerschap is geregistreerd. |
2. De in lid 1, onder a), b) en c), genoemde gerechten kunnen zich onbevoegd verklaren als hun recht het instituut van het geregistreerde partnerschap niet kent. |
2. De in lid 1, onder a), b), c) en c bis), genoemde gerechten kunnen zich onbevoegd verklaren als hun recht het instituut van het geregistreerde partnerschap niet kent. |
(Zie m.b.t. artikel 5, lid 1, onder c bis (nieuw) het amendement op artikel 6, lid 1, onder b). Stemt overeen met AM 47 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 53 Voorstel voor een verordening Artikel 6 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Wanneer geen enkel gerecht bevoegd is op grond van de artikelen 3, 4 en 5 of het gerecht zich onbevoegd heeft verklaard, zijn de gerechten van een lidstaat bevoegd, mits: |
Wanneer geen enkel gerecht bevoegd is op grond van de artikelen 3, 4, 4 bis en 5 of het gerecht zich onbevoegd heeft verklaard, zijn de gerechten van de lidstaat bevoegd op het grondgebied waarvan een van de partners of beide partners onroerende goederen of geregistreerde vermogensbestanddelen bezit of bezitten. In dat geval beslist het aangezochte gerecht slechts over de desbetreffende onroerende goederen of geregistreerde vermogensbestanddelen. |
(a) een van de partners of de beide partners op het grondgebied van die lidstaat een goed of goederen bezitten; in voorkomend geval zal het geadieerde gerecht slechts over dit goed of die goederen beslissen, of; |
|
(b) de beide partners de nationaliteit van die lidstaat bezitten of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, er hun gemeenschappelijke "domicilie" hebben. |
Daarbij zijn de gerechten van een lidstaat uitsluitend bevoegd om te beslissen inzake onroerende goederen of geregistreerde vermogensbestanddelen die zich in die lidstaat bevinden. |
(Stemt overeen met AM 48 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 54 Voorstel voor een verordening Artikel 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Forum necessitatis |
Forum necessitatis |
Wanneer geen enkel gerecht van een lidstaat bevoegd is op grond van de artikelen 3, 4, 5 en 6 of het gerecht zich onbevoegd heeft verklaard, kunnen de gerechten van een lidstaat bij wijze van uitzondering en mits de zaak voldoende nauw verbonden is met die lidstaat, beslissen over de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap als in een derde staat een procedure onmogelijk is of niet redelijkerwijs aanhangig kan worden gemaakt of gevoerd. |
Wanneer geen enkel gerecht van een lidstaat bevoegd is op grond van de artikelen 3, 4, 4 bis, 5 en 6, kunnen de gerechten van een lidstaat bij wijze van uitzondering uitspraak doen over een zaak betreffende het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap indien in een derde staat waarmee de zaak nauw verbonden is, redelijkerwijs geen procedure aanhangig kan worden gemaakt of gevoerd, of een procedure daar onmogelijk blijkt. |
|
De zaak moet voldoende nauw verbonden zijn met de lidstaat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt. |
(Stemt overeen met artikel 11 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 49 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 55 Voorstel voor een verordening Artikel 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het gerecht waarbij de procedure op grond van de artikelen 3, 4, 5, 6 of 7 aanhangig is gemaakt, is ook bevoegd om kennis te nemen van tegenvorderingen, mits die onder het toepassingsgebied van deze verordening valt. |
Het gerecht waarbij de procedure op grond van de artikelen 3, 4, 4 bis, 5, 6 of 7 aanhangig is gemaakt, is ook bevoegd om kennis te nemen van tegenvorderingen, mits die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. |
|
De bevoegdheid van het overeenkomstig artikel 6 aangezochte gerecht om kennis te nemen van tegenvorderingen, beperkt zich tot tegenvorderingen inzake het onroerend goed of de geregistreerde vermogensbestanddelen die het voorwerp zijn van het bodemgeschil. |
(Stemt overeen met AM 50 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 56 Voorstel voor een verordening Artikel 9 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Een zaak wordt geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt: |
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een zaak geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt: |
a) op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen, of |
a) op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen; |
b) als het stuk moet worden betekend of ter kennis gebracht voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of kennisgeving het stuk ontvangt, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen. |
b) als het stuk moet worden betekend of ter kennis gebracht voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of kennisgeving het stuk ontvangt, mits de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen, of |
|
(b bis) in gevallen waarin de procedure ambtshalve door het gerecht wordt ingesteld, op het tijdstip waarop de beslissing om de procedure in te stellen door het gerecht wordt genomen, of, ingeval een dergelijke beslissing niet vereist is, op het tijdstip waarop de zaak ter griffie wordt ingeleid. |
(Stemt overeen met artikel 14 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 51 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 57 Voorstel voor een verordening Artikel 12 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Wanneer bij gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst aanhangig is gemaakt, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, vaststaat. |
1. Wanneer bij gerechten van verschillende lidstaten tussen de partners vorderingen aanhangig zijn welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst aanhangig is gemaakt, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, vaststaat. |
(Stemt overeen met AM 52 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 58 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Samenhang |
Samenhangende vorderingen |
(Stemt overeen met AM 53 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 59 Voorstel voor een verordening Artikel 13 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Wanneer deze samenhangende vorderingen aanhangig zijn bij gerechten die in eerste aanleg beslissen, kan het gerecht waarbij het laatst een vordering aanhangig is gemaakt, op verzoek van een van de partijen, ook tot verwijzing overgaan, mits het gerecht waarbij het eerst een vordering aanhangig is gemaakt, bevoegd is voor beide vorderingen en zijn wetgeving de samenvoeging van beide vorderingen toestaat. |
2. Indien deze vorderingen in eerste aanleg aanhangig zijn, kan elk gerecht anders dan het eerst aangezochte gerecht op verzoek van een van de partners, zich niet-ontvankelijk verklaren, indien het eerste aangezochte gerecht bevoegd is van de betreffende vorderingen kennis te nemen en zijn recht de voeging van beide vorderingen toestaat. |
(Stemt overeen met artikel 18 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 54 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 60 Voorstel voor een verordening Artikel 14 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Voorlopige of bewarende maatregelen waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, kunnen bij de gerechten van die lidstaat worden gevorderd, zelfs als de gerechten van een andere lidstaat op grond van deze verordening bevoegd zijn om van het bodemgeschil kennis te nemen. |
In de wetgeving van een lidstaat vastgestelde voorlopige of bewarende maatregelen kunnen bij de gerechten van die staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen. |
(Stemt overeen met artikel 19 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 56 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 61 Voorstel voor een verordening Artikel -15 (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel -15 |
|
Eenheid en werkingssfeer van het toepasselijke recht |
|
1. Het recht dat op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap van toepassing is, geldt voor alle vermogensbestanddelen, ongeacht de plaats waar deze zich bevinden. |
|
2. Behoudens het bepaalde in artikel 1, lid 3, onder g) en g bis) bepaalt het krachtens deze verordening op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijke recht onder meer: |
|
a) de indeling van de goederen van de partners in verschillende categorieën voor en na het geregistreerde partnerschap; |
|
b) de overdracht van goederen van de ene categorie naar de andere; |
|
c) in voorkomend geval aansprakelijkheid voor schulden van de partner; |
|
d) de beschikkingsbevoegdheid van de partners tijdens het partnerschap; |
|
e) de ontbinding en vereffening van het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap en de verdeling van de goederen bij de ontbinding van het geregistreerde partnerschap; |
|
f) de gevolgen van het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap op een rechtsbetrekking tussen een partner en een derde, overeenkomstig artikel 31. |
(Stemt overeen met AM 57 en AM 58 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 62 Voorstel voor een verordening Artikel -15 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel -15 bis |
|
Universele toepassing |
|
Elk recht dat bij deze verordening is aangewezen, wordt toegepast, ongeacht of dit het recht van een lidstaat is of niet. |
(Zie amendement op artikel 16; gewijzigde tekst. (Stemt overeen met artikel 20 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 59 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 63 Voorstel voor een verordening Artikel -15 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel -15 ter |
|
Rechtskeuze |
|
(1) De partners of toekomstige partners kunnen overeenkomen het op het vermogensstelsel van hun geregistreerde partnerschap toepasselijke recht aan te wijzen of te wijzigen voor zover dat recht het instituut van het geregistreerde partnerschap kent en daar vermogensrechtelijke gevolgen aan toekent, en mits zij kiezen uit een van de volgende rechtsstelsels: |
|
a) het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de partners of toekomstige partners, of van een van hen, op het tijdstip van de sluiting van de rechtskeuzeovereenkomst, of |
|
b) het recht van een staat waarvan één van de partners of toekomstige partners de nationaliteit bezit op het moment waarop de rechtskeuzeovereenkomst wordt gesloten, of |
|
c) het recht van de staat waar het partnerschap geregistreerd is. |
|
2. Wanneer het gekozen recht het instituut van het geregistreerde partnerschap niet kent of daaraan geen vermogensrechtelijke gevolgen toekent, wordt het toepasselijke recht bepaald overeenkomstig artikel 15. |
|
3. Een rechtskeuzeovereenkomst in de zin van lid 1 is slechts geldig wanneer de partners of toekomstige partners kunnen aantonen dat zij zich, voor het sluiten van deze overeenkomst, over de rechtsgevolgen daarvan hebben laten adviseren. |
|
Aan dit vereiste wordt geacht te zijn voldaan wanneer aanvullende nationale vormvereisten met betrekking tot de rechtskeuze een dergelijk advies reeds garanderen. |
|
4. Tenzij de partners anders overeenkomen, heeft een in de loop van het geregistreerde partnerschap gewijzigde rechtskeuze met betrekking tot het vermogensregime slechts gevolgen voor de toekomst. |
|
5. Als de partners ervoor kiezen om de wijziging terugwerkende kracht te geven, doet de terugwerkende kracht ervan geen afbreuk aan de geldigheid van eerdere, onder het vóór de wijziging toepasselijke recht verrichte rechtshandelingen, noch aan de rechten van derden uit hoofde van het voordien toepasselijke recht. |
(Stemt overeen met AM 60 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Er is geen reden om geregistreerde partnerschappen deze rechtskeuze te ontzeggen. In het advies van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten wordt bekrachtigd dat het Commissievoorstel onvoldoende motiveert waarom huwelijken en geregistreerde partnerschappen niet gelijkelijk behandeld zouden moeten worden en dat het voorstel derhalve niet in overeenstemming is met de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten. | |
Amendement 64 Voorstel voor een verordening Artikel 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bepaling van het toepasselijke recht |
Bepaling van het toepasselijke recht bij gebreke van een keuze |
Het op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijke recht is het recht van de staat waar het partnerschap is geregistreerd. |
1. Als de partners geen rechtskeuzeovereenkomst sluiten als bedoeld in artikel -15 ter, is het op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerde partnerschap toepasselijke recht het recht van de staat: |
|
a) waar de partners op het ogenblik van de totstandkoming van het partnerschap hun eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats hebben of na de totstandkoming van het partnerschap hun eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats kiezen, of |
|
b) waarvan de beide partners op het ogenblik van de totstandkoming van het partnerschap de nationaliteit bezitten, of |
|
c) waarmee de partners, rekening houdend met alle omstandigheden, op het ogenblik van de totstandkoming van het partnerschap samen de nauwste banden hebben, of |
|
d) waar het partnerschap is geregistreerd. |
|
1 bis. Het bepaalde in lid 1, onder a), b) en c), is niet van toepassing, wanneer het desbetreffende recht het instituut van het geregistreerde partnerschap niet kent. |
|
1 ter. Het bepaalde in lid 1, punt b), is niet van toepassing als de partners meer dan één gemeenschappelijke nationaliteit bezitten. |
(Stemt overeen met AM 61 en volgende van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 65 Voorstel voor een verordening Artikel 15 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 15 bis |
|
Meervoudige registratie |
|
Indien dezelfde personen in meerdere staten een partnerschap hebben laten registreren, is het laatstelijk tot stand gekomen partnerschap vanaf het tijdstip van de totstandkoming ervan doorslaggevend voor het bepalen van het toepasselijke recht, als bedoeld in artikel 15, lid 1, onder d). |
Amendement 66 Voorstel voor een verordening Artikel 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Artikel 16 |
Schrappen |
Universeel karakter van de collisieregel |
|
Het op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk aangewezen recht, wordt toegepast, ongeacht of dit het recht van een lidstaat is. |
|
(Stemt overeen met AM 68 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 67 Voorstel voor een verordening Artikel 16 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 16 bis |
|
Vormvoorschriften voor de keuze van het toepasselijke recht |
|
1. De in lid 15 ter bedoelde rechtskeuze geschiedt bij een schriftelijke overeenkomst, die door beide partners wordt gedagtekend en ondertekend. Elke elektronische mededeling waardoor de overeenkomst duurzaam wordt vastgelegd, wordt geacht gelijk te zijn aan een schriftelijke overeenkomst. |
|
2. De overeenkomst voldoet aan de vormvoorschriften van het recht dat op het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap van toepassing is, of van het recht van de staat waar de overeenkomst is gesloten. |
|
3. Indien evenwel het recht van de staat waar beide partners op het ogenblik van het sluiten van de rechtskeuzeovereenkomst hun gewone verblijfplaats hebben, voorziet in aanvullende vormvoorschriften voor een dergelijke overeenkomst of, bij gebreke daarvan, voor de partnerschapsovereenkomst, moeten deze voorwaarden worden nageleefd. |
|
4. Indien de partners op het tijdstip van de rechtskeuze hun gewone verblijfplaats hebben in verschillende staten met onderling verschillende vormvoorschriften, is de overeenkomst formeel geldig indien zij aan de voorschriften van een dezer staten voldoet. |
(Stemt overeen met artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 650/2012. Zie ook AM 65 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 68 Voorstel voor een verordening Artikel 16 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 16 ter |
|
Vormvoorschriften voor een partnerschapsovereenkomst |
|
Voor een partnerschapsovereenkomst gelden op overeenkomstige wijze de vormvoorschriften van artikel 16 bis. In het kader van dit artikel omvatten aanvullende vormvoorschriften als bedoeld in artikel 16 bis, lid 3, slechts vormvoorschriften ten aanzien van de partnerschapsovereenkomst. |
(Stemt overeen met AM 66 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 69 Voorstel voor een verordening Artikel 16 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 16 quater |
|
Aanpassing van zakelijke rechten |
|
Indien een persoon zich op een zakelijk recht beroept, waartoe hij onder het op het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap toepasselijke recht gerechtigd is, en het recht van de lidstaat waar het recht wordt ingeroepen het betreffende zakelijk recht niet kent, wordt dit zakelijk recht, indien noodzakelijk en voor zover mogelijk, in overeenstemming gebracht met het meest gelijkwaardige zakelijk recht in die lidstaat, waarbij rekening wordt gehouden met de door dat specifieke zakelijk recht nagestreefde doelstellingen en belangen en de daaraan verbonden rechtsgevolgen. |
(Stemt overeen met artikel 31 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 67 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Ter zake van de erkenning van zakelijke rechten is de situatie op het gebied van vermogensstelsels vergelijkbaar met die binnen het erfrecht. Deze nieuwe bepaling stemt overeen met artikel 31 van de verordening betreffende erfopvolging. Een gelijksoortige bepaling wordt voorgesteld voor de verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels. | |
Amendement 70 Voorstel voor een verordening Artikel 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Deze verordening doet geen afbreuk aan de bepalingen van bijzonder dwingend recht waarvan de inachtneming door een lidstaat zo belangrijk wordt geacht voor de handhaving van zijn openbare belangen, zoals zijn politieke, sociale of economische organisatie, dat hij verlangt dat ze worden toegepast op elk geval dat onder de toepassingsgebied ervan valt, ongeacht welk recht overeenkomstig deze verordening op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijk is. |
1. Bepalingen van bijzonder dwingend recht zijn bepalingen waarvan niet-naleving kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van de betrokken lidstaat. De bevoegde autoriteiten mogen de exceptie van openbare orde niet uitleggen op een wijze die strijdig is met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 21, dat elke vorm van discriminatie verbiedt. |
|
1 bis. Onverminderd de krachtens artikel 31 toepasselijke bepalingen ter bescherming van het rechtsverkeer, beperkt deze verordening de toepassing van de bepalingen van bijzonder dwingend recht van het land van het forum niet. |
(Stemt overeen met AM 69 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 71 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter. |
1. De toepassing van een bepaling van ongeacht welk bij deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van het forum. |
(Stemt overeen met artikel 35 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 70 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 72 Voorstel voor een verordening Artikel 19 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Wanneer deze verordening de toepassing van het recht van een staat voorschrijft, worden daaronder verstaan de rechtsregels die in die staat gelden, met uitsluiting van de regels van internationaal privaatrecht. |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.) |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.) | |
Amendement 73 Voorstel voor een verordening Artikel 20 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Staten met twee of meer rechtsstelsels – binnenstatelijke wetsconflicten |
Staten met meer dan één rechtsstelsel – territoriale wetsconflicten |
|
1. Indien het bij deze verordening aangewezen recht het recht is van een staat met meerdere territoriale eenheden, die elk hun eigen rechtsregels met betrekking tot de vermogensstelsels van geregistreerde partnerschappen hebben, bepalen de interne collisieregels van die lidstaat van welke territoriale eenheid de rechtsregels van toepassing zijn. |
Wanneer een staat meerdere territoriale eenheden omvat die elk een eigen rechtsstelsel of een eigen geheel van regels hebben die betrekking hebben op de in deze verordening geregelde materie: |
1 bis. Bij gebreke van zulke interne collisieregels: |
(a) wordt elke verwijzing naar het recht van die staat met het oog op de bepaling van het op grond van deze verordening toepasselijke recht uitgelegd als een verwijzing naar het recht dat in de betrokken territoriale eenheid geldt; |
(a) wordt een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat, voor het bepalen van het toepasselijke recht volgens de bepalingen waarbij naar de gewone verblijfplaats van de partners wordt verwezen, uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waar de partners hun gewone verblijfplaats hebben; |
(b) wordt een verwijzing naar de gewone verblijfplaats in die staat uitgelegd als een verwijzing naar de gewone verblijfplaats in een territoriale eenheid; |
(b) wordt een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat, voor het bepalen van het toepasselijke recht volgens de bepalingen waarbij naar de nationaliteit van de partners wordt verwezen, uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waarmee de partners het nauwst verbonden zijn; |
(c) wordt een verwijzing naar de nationaliteit geacht te doelen op de door het recht van die staat aangewezen territoriale eenheid of, bij gebreke van toepasselijke regels, de door de partijen gekozen territoriale eenheid of, bij gebreke van keuze, de territoriale eenheid waarmee de partner of de partners de nauwste banden hebben. |
(c) wordt een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat, voor het bepalen van het toepasselijke recht volgens andere bepalingen met andere aanknopingspunten, uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waar het aanknopingspunt zich bevindt. |
(Stemt overeen met artikel 36 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 72 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Overeenkomstig artikel 36 van de verordening betreffende erfopvolging. | |
Amendement 74 Voorstel voor een verordening Artikel 20 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 20 bis |
|
Staten met meer dan één rechtsstelsel – personele wetsconflicten |
|
Ten aanzien van een staat waar met betrekking tot de vermogensstelsels van geregistreerde partnerschappen twee of meer rechtsstelsels of regelingen gelden die op verschillende categorieën personen van toepassing zijn, wordt een verwijzing naar het recht van die staat uitgelegd als een verwijzing naar het rechtsstelsel dat of de regeling die is aangewezen bij de in die staat geldende regels. Bij gebreke van zulke regels wordt het rechtsstelsel of de regeling toegepast waarmee de partners het nauwst verbonden zijn. |
(Stemt overeen met AM 73 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Overeenkomstig artikel 37 van de verordening betreffende erfopvolging. | |
Amendement 75 Voorstel voor een verordening Artikel 20 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 20 ter |
|
Niet-toepasselijkheid van deze verordening op interne wetsconflicten |
|
Een lidstaat die meerdere territoriale eenheden telt, die elk hun eigen rechtsregels met betrekking tot de vermogensstelsels van geregistreerde partnerschappen hebben, is niet verplicht deze verordening toe te passen op wetsconflicten die enkel tussen deze territoriale eenheden rijzen. |
(Stemt overeen met AM 74 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Overeenkomstig artikel 38 van de verordening betreffende erfopvolging. | |
Amendement 76 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Alle in een lidstaat gegeven beslissingen worden in de overige lidstaten erkend, zonder dat daartoe enige procedure hoeft te worden ingesteld. |
1. Een in een lidstaat gegeven beslissing wordt in de overige lidstaten erkend zonder dat daartoe een procedure vereist is. De erkenning van een dergelijke beslissing impliceert echter niet dat de lidstaten het geregistreerde partnerschap als instituut binnen hun eigen recht erkennen. |
Amendement 77 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Als de erkenning van een beslissing wordt betwist, kan iedere belanghebbende die zich in hoofdorde op de erkenning beroept, gebruikmaken van de procedures waarin de artikelen [38 tot en met 56] van Verordening (EG) nr. 44/2001 voorzien om te doen vaststellen dat de beslissing moet worden erkend. |
2. Indien de erkenning van een beslissing wordt betwist, kan iedere belanghebbende partij die zich ten principale op de erkenning beroept van de in de artikelen 27 ter tot en met 27 sexdecies vastgelegde procedures gebruikmaken om de erkenning te doen vaststellen. |
(Stemt overeen met artikel 39 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 75 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 78 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat; |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.) |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.) | |
Amendement 79 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – letter b | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend of ter kennis gebracht is, tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was; |
(b) het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend of ter kennis gebracht is, tenzij de verweerder niet tegen de beslissing in beroep is gegaan terwijl hij daartoe in staat was; |
(Stemt deels overeen met artikel 40 van Verordening (EU) nr. 650/2012.) | |
Amendement 80 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – letter c | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(c) zij onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing; |
(c) zij onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing in een geding; |
(Stemt overeen met artikel 40 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 78 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 81 Voorstel voor een verordening Artikel 22 – letter d | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(d) zij onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits de vroeger gegeven beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat. |
(d) zij onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een geding dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde grond berust, mits de vroeger gegeven beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat. |
(Stemt overeen met artikel 40 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 79 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 82 Voorstel voor een verordening Artikel 25 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek ten gronde van de in het buitenland gegeven beslissing. |
In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in een lidstaat gegeven beslissing. |
(Stemt overeen met artikel 41 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 80 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 83 Voorstel voor een verordening Artikel 26 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het gerecht van een lidstaat waarbij een vordering tot erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing aanhangig wordt gemaakt, kan zijn uitspraak aanhouden, als tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is ingesteld. |
Het gerecht van een lidstaat waarbij de erkenning wordt gevraagd van een in een andere lidstaat gegeven beslissing, kan de procedure aanhouden indien in de lidstaat van herkomst tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is ingesteld. |
(Stemt overeen met artikel 42 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 81 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 84 Voorstel voor een verordening Artikel 27 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De beslissingen die in een lidstaat gegeven zijn en daar uitvoerbaar zijn, worden in de andere lidstaten ten uitvoer gelegd overeenkomstig de artikelen [38 tot en met 56 en artikel 58] van Verordening (EG) nr. 44/2001. |
De beslissingen die in een lidstaat gegeven zijn en in die lidstaat uitvoerbaar zijn, zijn tevens uitvoerbaar in andere lidstaten, indien zij daar op verzoek van een belanghebbende partij uitvoerbaar zijn verklaard volgens de procedure die is bepaald in de artikelen 27 ter tot en met 27 sexdecies. |
(Stemt overeen met artikel 43 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 82 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 85 Voorstel voor een verordening Artikel 27 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 bis |
|
Vaststelling van woonplaats |
|
Om in het kader van de in de artikelen 27 ter tot en met 27 sexdecies vastgelegde procedure te bepalen of een partij haar woonplaats heeft in de lidstaat van tenuitvoerlegging, past het aangezochte gerecht het interne recht van die lidstaat toe. |
(Stemt overeen met artikel 44 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 83 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 86 Voorstel voor een verordening Artikel 27 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 ter |
|
Relatief bevoegd gerecht |
|
1. Het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt gericht tot het gerecht of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging, waarvan de naam door deze lidstaat overeenkomstig artikel 33 aan de Commissie is medegedeeld. |
|
2. Het relatief bevoegde gerecht is dat van de woonplaats van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, of van de plaats van tenuitvoerlegging. |
(Stemt overeen met artikel 45 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 84 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 87 Voorstel voor een verordening Artikel 27 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 quater |
|
Procedure |
|
1. De procedure voor indiening van het verzoek wordt beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging. |
|
2. Van de verzoeker wordt niet verwacht dat hij in de lidstaat van tenuitvoerlegging een postadres of procesgemachtigde heeft. |
|
3. Bij het verzoek worden de volgende documenten gevoegd: |
|
a) een afschrift van de beslissing aan de hand waarvan de echtheid kan worden vastgesteld; |
|
b) de verklaring die door het gerecht of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst is afgegeven door middel van het formulier dat in overeenstemming met de in artikel 33 quater, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure is vastgesteld, onverminderd artikel 27 quinquies. |
(Stemt overeen met artikel 46 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 85 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 88 Voorstel voor een verordening Artikel 27 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 quinquies |
|
Niet-overlegging van de verklaring |
|
1. Wordt de in artikel 27 quater, lid 3, onder b), bedoelde verklaring niet overgelegd, dan kan het gerecht of de bevoegde autoriteit voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien dat gerecht of die autoriteit zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen. |
|
2. Indien het gerecht of de bevoegde autoriteit dat verlangt, wordt van de documenten een vertaling overgelegd. De vertaling wordt gemaakt door een persoon die in een van de lidstaten tot het maken van vertalingen bevoegd is. |
(Stemt overeen met artikel 47 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 86 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 89 Voorstel voor een verordening Artikel 27 sexies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 sexies |
|
Uitvoerbaarverklaring |
|
De beslissing wordt uitvoerbaar verklaard zodra de formaliteiten van artikel 27 quater vervuld zijn, zonder toetsing uit hoofde van artikel 22. De partij tegen wie tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt in deze stand van de procedure niet gehoord. |
(Stemt overeen met artikel 48 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 87 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 90 Voorstel voor een verordening Artikel 27 septies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 septies |
|
Kennisgeving van de beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid |
|
1. De beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt onmiddellijk ter kennis van de verzoeker gebracht op de wijze als is bepaald in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging. |
|
2. De verklaring wordt betekend aan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd en gaat vergezeld van de beslissing, indien deze niet reeds aan haar is betekend. |
(Stemt overeen met artikel 49 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 88 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 91 Voorstel voor een verordening Artikel 27 octies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 octies |
|
Rechtsmiddelen tegen de beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid |
|
1. Elke partij kan een rechtsmiddel instellen tegen de beslissing op het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid. |
|
2. Het rechtsmiddel wordt ingesteld bij het gerecht waarvan de naam door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 33 aan de Commissie is medegedeeld. |
|
3. Het rechtsmiddel wordt volgens de regels van de procedure op tegenspraak behandeld. |
|
4. Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, niet verschijnt voor het gerecht dat over het door de verzoeker ingestelde rechtsmiddel oordeelt, is artikel 11 van toepassing, ook wanneer de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat. |
|
5. Een rechtsmiddel tegen de verklaring van uitvoerbaarheid moet worden ingesteld binnen 30 dagen na de betekening daarvan. Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd woonplaats heeft in een andere lidstaat dan die waar de verklaring van uitvoerbaarheid is gegeven, is de termijn waarbinnen het rechtsmiddel moet worden ingesteld zestig dagen met ingang van de dag waarop de beslissing aan de partij in persoon of aan haar woonplaats is betekend. Deze termijn mag niet op grond van de afstand worden verlengd. |
(Stemt overeen met artikel 50 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 89 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 92 Voorstel voor een verordening Artikel 27 nonies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 nonies |
|
Rechtsmiddel tegen een in hoger beroep gegeven beslissing |
|
Tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing kan slechts het rechtsmiddel worden aangewend, waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 33 door de betrokken lidstaat in kennis is gesteld. |
(Stemt overeen met artikel 51 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 90 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 93 Voorstel voor een verordening Artikel 27 decies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 decies |
|
Weigering of intrekking van een verklaring van uitvoerbaarheid |
|
Een verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in artikel 27 octies of 27 nonies, slechts op een van de in artikel 22 genoemde gronden geweigerd of ingetrokken. Het gerecht doet onverwijld uitspraak. |
(Stemt overeen met artikel 52 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 91 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 94 Voorstel voor een verordening Artikel 27 undecies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 undecies |
|
Aanhouden van de uitspraak |
|
Het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in artikel 27 octies of 27 nonies, houdt op verzoek van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, zijn uitspraak aan indien de uitvoerbaarheid van de beslissing is geschorst in de lidstaat van herkomst als gevolg van een daartegen aangewend rechtsmiddel. |
(Stemt overeen met artikel 52 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 92 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 95 Voorstel voor een verordening Artikel 27 duodecies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 duodecies |
|
Voorlopige of bewarende maatregelen |
|
1. Indien een beslissing erkend moet worden overeenkomstig deze afdeling, belet niets dat de verzoeker zich beroept op voorlopige of bewarende maatregelen waarin de wetgeving van de lidstaat van tenuitvoerlegging voorziet, zonder dat daartoe een verklaring van uitvoerbaarheid in de zin van artikel 27 sexies vereist is. |
|
2. De verklaring van uitvoerbaarheid houdt van rechtswege het verlof in bewarende maatregelen te treffen. |
|
3. Gedurende de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel overeenkomstig artikel 27 octies, lid 5, tegen de verklaring van uitvoerbaarheid en totdat daarover uitspraak is gedaan, kunnen slechts bewarende maatregelen worden genomen ten aanzien van de goederen van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd. |
(Stemt overeen met artikel 54 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 93 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 96 Voorstel voor een verordening Artikel 27 terdecies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 terdecies |
|
Gedeeltelijke uitvoerbaarheid |
|
1. Indien in de beslissing uitspraak is gedaan over meer dan één punt van het verzoek, en de verklaring van uitvoerbaarheid niet kan worden verleend voor het geheel, verleent het gerecht of de bevoegde instantie deze voor een of meer onderdelen daarvan. |
|
2. De verzoeker kan vorderen dat een verklaring van uitvoerbaarheid een gedeelte van de beslissing betreft. |
(Stemt overeen met artikel 55 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 94 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 97 Voorstel voor een verordening Artikel 27 quaterdecies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 quaterdecies |
|
Rechtsbijstand |
|
De verzoeker die in de lidstaat waar de beslissing is gegeven in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de tenuitvoerleggingsprocedure in aanmerking voor de gunstigste bijstand of voor de ruimste vrijstelling die in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging is vastgesteld. |
(Stemt overeen met artikel 56 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 95 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 98 Voorstel voor een verordening Paragraaf 27 quindecies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 quindecies |
|
Geen zekerheid, borg of pand |
|
Van een partij die in een lidstaat de erkenning, uitvoerbaarverklaring of tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven beslissing vraagt, wordt geen zekerheid, borg of pand, onder welke benaming dan ook, gevraagd op grond van het feit dat hij een buitenlandse onderdaan is of zijn woon- of verblijfplaats niet in de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft. |
(Stemt overeen met artikel 57 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 96 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 99 Voorstel voor een verordening Paragraaf 27 sexdecies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 27 sexdecies |
|
Geen belasting, recht of heffing |
|
Ter zake van de procedure tot verlening van een verklaring van uitvoerbaarheid wordt in de lidstaat van tenuitvoerlegging geen belasting, recht of heffing evenredig aan het geldelijke belang van de zaak geheven. |
(Stemt overeen met artikel 58 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 97 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 100 Voorstel voor een verordening Artikel 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Erkenning van authentieke akten |
Aanvaarding van authentieke akten |
1. Authentieke akten die verleden zijn in een lidstaat, worden erkend in de andere lidstaten, tenzij de geldigheid ervan wordt betwist volgens het toepasselijke recht, en mits deze erkenning niet kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat. |
1. In een lidstaat verleden authentieke akten hebben in een andere lidstaat dezelfde bewijskracht als in de lidstaat van herkomst, of althans de daarmee meest vergelijkbare bewijskracht, op voorwaarde dat dit niet kennelijk strijdig is met de openbare orde van die andere lidstaat. |
|
Een persoon die van een authentieke akte gebruik wenst te maken in een andere lidstaat, kan de autoriteit die de authentieke akte in de lidstaat van herkomst heeft opgemaakt, verzoeken het in overeenstemming met de in artikel 33 quater, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgestelde formulier in te vullen, waarin de bewijskracht wordt vermeld die in de lidstaat van herkomst aan de authentieke akte wordt verbonden. |
|
1 bis. De echtheid van de authentieke akte wordt uitsluitend voor een gerecht van de lidstaat van herkomst, volgens het recht van die lidstaat, aangevochten. Een authentieke akte die wordt aangevochten heeft geen bewijskracht in een andere lidstaat zolang het bevoegde gerecht zich niet heeft uitgesproken. |
|
1 ter. De in de authentieke akte vastgelegde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen worden uitsluitend aangevochten voor de krachtens deze verordening bevoegde gerechten, krachtens het volgens hoofdstuk III toepasselijke recht of het in artikel 32 bedoelde recht. Een authentieke akte die wordt aangevochten heeft geen bewijskracht in een andere lidstaat zolang het bevoegde gerecht zich niet heeft uitgesproken. |
|
1 quater. Wordt voor een gerecht van een lidstaat een tussenvordering ingesteld betreffende de in een authentieke akte ter zake van het vermogensstelsel van een geregistreerd partnerschap vastgelegde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen, dan is dit gerecht bevoegd om van de vordering kennis te nemen. |
2. De erkenning van authentieke akten heeft als gevolg dat deze qua inhoud bewijskracht hebben, en dat er ten aanzien van deze akten een eenvoudig vermoeden van geldigheid bestaat. |
|
(Stemt overeen met artikel 59 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 98 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 101 Voorstel voor een verordening Artikel 29 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Authentieke akten die verleden en uitvoerbaar zijn in een lidstaat, worden op verzoek in een andere lidstaat uitvoerbaar verklaard overeenkomstig de in de artikelen [38 tot en met 57] van Verordening (EG) nr. 44/2001 bedoelde procedure. |
1. Een in de lidstaat van herkomst uitvoerbare authentieke akte wordt in een andere lidstaat op verzoek van een belanghebbende partij uitvoerbaar verklaard volgens de procedure die is bepaald in de artikelen 27 ter tot en met 27 sexdecies. |
|
1 bis. Voor de toepassing van artikel 27 quater, lid 3, onder b), geeft de autoriteit die de authentieke akte heeft opgesteld op verzoek van een belanghebbende partij een verklaring af door middel van het in overeenstemming met de in artikel 33 quater, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgestelde formulier. |
2. Het gerecht waarbij op grond van de artikelen [43 en 44] van Verordening (EG) nr. 44/2001 een beroep is ingesteld, kan een verklaring van uitvoerbaarheid slechts weigeren of intrekken als de tenuitvoerlegging van de authentieke akte kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat. |
2. De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in artikel 27 octies of 27 nonies, slechts geweigerd of ingetrokken indien de tenuitvoerlegging van de authentieke akte kennelijk strijdig is met de openbare orde van de lidstaat van tenuitvoerlegging. |
(Stemt overeen met artikel 60 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 99 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 102 Voorstel voor een verordening Artikel 30 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Erkenning en uitvoerbaarheid van gerechtelijke schikkingen |
Uitvoerbaarheid van gerechtelijke schikkingen |
Gerechtelijke schikkingen die uitvoerbaar zijn in de lidstaat van herkomst, worden op verzoek van een belanghebbende partij erkend en uitvoerbaar verklaard in een andere lidstaat, onder dezelfde voorwaarden als de authentieke akten. Het gerecht waarbij op grond van artikel [42 of 44] van Verordening (EG) nr. 44/2201 een beroep is ingesteld, kan de verklaring van uitvoerbaarheid slechts weigeren of intrekken als de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke schikking kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat. |
1. Een in de lidstaat van herkomst uitvoerbare gerechtelijke schikking wordt in een andere lidstaat op verzoek van een belanghebbende partij uitvoerbaar verklaard volgens de procedure die is bepaald in de artikelen 27 ter tot en met 27 sexdecies. |
|
1 bis. Voor de toepassing van artikel 27 quater, lid 3, onder b), geeft het gerecht dat de gerechtelijke schikking heeft goedgekeurd of waarvoor deze werd gesloten, op verzoek van een belanghebbende partij een verklaring af door middel van het in overeenstemming met de in artikel 33 quater, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgestelde formulier. |
|
1 ter. De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 27 octies of artikel 27 nonies, slechts geweigerd of ingetrokken indien de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke schikking kennelijk strijdig is met de openbare orde van de lidstaat van tenuitvoerlegging. |
(Stemt overeen met artikel 61 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 100 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 103 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – titel | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Werking jegens derden |
Bescherming van derden |
(Stemt overeen met AM 101 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 104 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap voor een rechtsbetrekking tussen een partner en een derde worden geregeld door het recht van de in artikel 15 bedoelde staat waar het partnerschap is geregistreerd. |
1. De vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap voor een rechtsbetrekking tussen een partner en een derde worden geregeld door het recht dat op grond van deze verordening toepasselijk is op vermogensstelsels van geregistreerde partnerschappen. |
Amendement 105 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Het recht van een lidstaat kan echter bepalen dat het toepasselijke recht door een partner niet aan een derde kan worden tegengeworpen wanneer een van de partners of de derde zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van die lidstaat en de door het recht van die lidstaat opgelegde publiciteits- en of registratieformaliteiten niet zijn vervuld, tenzij de derde het op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap toepasselijke recht kende of had moeten kennen. |
2. In een rechtsbetrekking tussen een partner en een derde evenwel kan geen van de partners zich beroepen op het recht dat op het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap van toepassing is, indien de partner en de derde tussen wie een rechtsbetrekking bestaat hun gewone verblijfplaats in dezelfde staat hebben, en dit niet de staat is waarvan het recht op het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap van toepassing is. In een dergelijk geval is het recht van de lidstaat waar de desbetreffende partner en de derde hun gewone verblijfplaats hebben van toepassing op de gevolgen van het vermogensstelsel voor de derde. |
(Stemt overeen met AM 102 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 106 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Het recht van de lidstaat waar een onroerend goed is gelegen, kan voorzien in een analoge regel als die waarin lid 2 voorziet, voor de rechtsbetrekkingen tussen een partner en een derde in verband met dat onroerend goed. |
3. Lid 2 is niet van toepassing indien: |
|
a) de derde wist of moest weten welk recht op het vermogensstelsel van het partnerschap van toepassing was; |
|
b) met betrekking tot het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap is voldaan aan de registratie- en openbaarmakingsvoorschriften volgens het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de derde en de partner tussen wie een rechtsbetrekking bestaat, of |
|
c) wat transacties inzake onroerend goed betreft is voldaan aan de registratie- of openbaarmakingsvoorschriften die met betrekking tot onroerend goed van toepassing zijn op het vermogensstelsel van het geregistreerde partnerschap, volgens het recht van de staat waar het onroerend goed is gelegen. |
(Stemt overeen met AM 103 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 107 Voorstel voor een verordening Artikel -32 (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel -32 |
|
Gewone verblijfplaats |
|
1. Voor de toepassing van deze verordening is de gewone verblijfplaats van vennootschappen, verenigingen of rechtspersonen de plaats van hun hoofdbestuur. In deze verordening wordt onder de gewone verblijfplaats van een natuurlijk persoon bij de uitoefening van zijn bedrijfsactiviteit verstaan, de hoofdvestiging. |
|
2. Indien de overeenkomst is gesloten in het kader van de uitoefening van de activiteiten van een filiaal, agentschap of andere vestiging of indien het filiaal, het agentschap of de vestiging volgens de overeenkomst verantwoordelijk is voor de uitvoering, wordt de plaats waar het filiaal, het agentschap of een vestiging zich bevindt, als de gewone verblijfplaats beschouwd. |
|
3. Het tijdstip van sluiting van de overeenkomst is bepalend voor de vaststelling van de gewone verblijfplaats. |
(Stemt overeen met AM 104 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Motivering | |
Een zinvolle bepaling met het oog op de bepalingen inzake de bescherming van derden. Deze bepaling is gebaseerd op artikel 19 van de Rome I-verordening en wordt eveneens voorgesteld voor de verordening inzake huwelijksvermogensstelsels. | |
Amendement 108 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 1 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) de naam en de contactgegevens van de gerechten of autoriteiten die bevoegd zijn voor het behandelen van het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid overeenkomstig artikel 27 ter, lid 1, en voor het rechtsmiddel tegen een beslissing over dit verzoek overeenkomstig artikel 27 octies, lid 2; |
(Stemt overeen met artikel 78, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 105 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 109 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 1 – letter b ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b ter) de procedures als bedoeld in artikel 27 nonies om beslissingen gegeven in hoger beroep aan te vechten; |
Amendement 110 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Latere wijzigingen van deze bepalingen worden door de lidstaten ter kennis van de Commissie gebracht. |
2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van iedere wijziging van deze informatie. |
Amendement 111 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De Commissie brengt met passende middelen, met name via de meertalige website van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, de overeenkomstig de leden 1 en 2 meegedeelde informatie ter kennis van het publiek. |
3. De Commissie brengt op eenvoudige wijze en met passende middelen, met name via de meertalige website van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, de overeenkomstig de leden 1 en 2 meegedeelde informatie ter kennis van het publiek. |
|
De lidstaten waarborgen dat de informatie op die meertalige website ook toegankelijk is via door hen opgezette officiële websites, bijvoorbeeld door middel van een link naar de website van de Commissie. |
(Stemt overeen met artikel 78, lid 3, van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 108 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 112 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De Commissie voert een voorlichtings- en opleidingsinstrument in voor de bevoegde rechters en juridische beroepsbeoefenaars in de vorm van een interactieve website in alle officiële talen van de instellingen van de Unie, met inbegrip van een systeem voor de uitwisseling van beroepsdeskundigheid en ‑praktijken. |
(Stemt overeen met AM 109 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 113 Voorstel voor een verordening Artikel 33 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 33 bis |
|
Vaststelling en wijziging van de lijst met in artikel 2, lid 1 bis, bedoelde informatie |
|
1. De Commissie stelt op basis van de kennisgevingen van de lidstaten de lijst van de in artikel 2, lid 1 bis, bedoelde autoriteiten en beoefenaren van juridische beroepen op. |
|
2. De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van alle latere wijzigingen van de op die lijst staande informatie. De Commissie past de lijst dienovereenkomstig aan. |
|
3. De Commissie maakt de lijst en alle wijzigingen hiervan bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
|
4. De Commissie maakt alle overeenkomstig de leden 1 en 2 meegedeelde informatie met andere passende middelen openbaar, in het bijzonder via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken. |
(Stemt overeen met artikel 79 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 110 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 114 Voorstel voor een verordening Artikel 33 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 33 ter |
|
Vaststelling en wijziging van de verklaringen en formulieren als bedoeld in de artikelen 27 quater, 28, 29 en 30 |
|
De uitvoeringshandelingen tot vaststelling en tot wijziging van de in de artikelen 27 quater, 28, 29 en 30 bedoelde verklaringen en formulieren worden door de Commissie vastgesteld. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 33 quater, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. |
(Stemt overeen met artikel 80 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 111 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 115 Voorstel voor een verordening Artikel 33 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 33 quater |
|
Comitéprocedure |
|
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. |
|
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. |
(Stemt overeen met artikel 81 van Verordening (EU) nr. 650/2012 en AM 112 van het verslag in procedure 2011/0059(CNS).) | |
Amendement 116 Voorstel voor een verordening Artikel 34 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De Commissie besteedt in haar verslagen met name aandacht aan de volgende onderwerpen: |
|
– de mate waarin bij geregistreerde partnerschappen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om het toepasselijke recht en het bevoegde gerecht te kiezen, en de praktische gevolgen daarvan, |
|
– de doeltreffendheid van de verplichte advisering ter zake van de rechtskeuze, |
|
– de mate waarin gerechten van lidstaten die het instituut van het geregistreerde partnerschap niet kennen, gebruikmaken van de mogelijkheid om zich onbevoegd te verklaren en de praktische gevolgen daarvan, en |
|
– de mogelijkheden voor verdere convergentie van de in deze verordening neergelegde regels en de regels van [de verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels], om de verordeningen nog beter op elkaar te laten aansluiten. |
Amendement 117 Voorstel voor een verordening Artikel 35 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De bepalingen van hoofdstuk III zijn slechts van toepassing op partners die hun partnerschap hebben geregistreerd. |
3. De bepalingen van hoofdstuk III zijn slechts van toepassing op geregistreerde partners die na het van toepassing worden van deze verordening |
|
a) een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of |
|
b) bepaald hebben welk recht van toepassing is op het vermogensstelsel van hun geregistreerde partnerschap. |
|
Een rechtskeuzeovereenkomst die voor [datum van inwerkingtreding van deze verordening] is gesloten, is geldig indien zij voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk III of indien zij geldig is volgens het op het tijdstip van sluiting van de rechtskeuzeovereenkomst volgens de relevante regels van internationaal privaatrecht toepasselijke recht. |
|
Een rechtskeuzeovereenkomst die gesloten is voor [datum van inwerkingtreding van deze verordening], anticiperend op de in deze verordening bedoelde mogelijkheid om het toepasselijke recht te kiezen, maar die volgens het op het tijdstip van sluiting van de rechtskeuzeovereenkomst volgens de relevante regels van internationaal privaatrecht toepasselijke recht niet geldig is omdat dat recht niet voorziet in de mogelijkheid bij geregistreerde partnerschappen een rechtskeuze te maken, is geldig vanaf [datum van inwerkingtreding van deze verordening]. |
TOELICHTING
A. Achtergrond
Het aantal geregistreerde partnerschappen in de EU bedroeg in 2007[1] ongeveer 211 000. Ruim 41 000 daarvan hadden vermogensrechtelijke gevolgen in meer dan één lidstaat. Van deze geregistreerde partnerschappen eindigden er 8 500 (4%) door ontbinding van het partnerschap en 1 266 (0,6%) door het overlijden van een van de partners[2].
Bij het nemen van beslissingen op vermogensrechtelijk gebied tijdens het partnerschap of na beëindiging daarvan kunnen de partners geconfronteerd worden met ingewikkelde vraagstukken, met name op het gebied van rechterlijke bevoegdheid of het toepasselijke recht. Er bestaan namelijk, bij geregistreerde partnerschappen nog meer dan bij huwelijken, tussen de lidstaten grote verschillen in regelgeving. Dit leidt tot grote rechtsonzekerheid. Ook kan, net als bij echtparen, de best geïnformeerde partner in het voordeel zijn, omdat deze het geschil snel kan voorleggen aan de rechter waarvan hij verwacht dat deze het voor hem gunstigste recht toepast.
B. Het Commissievoorstel en de noodzaak tot herziening van de bestaande regels
De Commissie heeft in mei 2011 twee parallelle voorstellen ingediend betreffende vermogensrechtelijke vraagstukken bij huwelijken en bij geregistreerde partnerschappen. Deze voorstellen omvatten voorschriften inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van authentieke akten.
De rapporteur is het met de Commissie eens dat er maatregelen genomen moeten worden en dat de rechtspositie van partners aanmerkelijk kan worden verbeterd. Het instituut van het geregistreerde partnerschap bevindt zich in het ontwikkelingsstadium. Nu de mobiliteit van de Europese burgers steeds groter wordt, zullen ook steeds meer mensen met dit instituut te maken krijgen.
1. Twee voorstellen
De rapporteur heeft reeds in haar werkdocument van 11 november 2011[3] aandacht besteed aan het feit dat de Commissie, ondanks dat zij inziet dat zich bij huwelijken en geregistreerde partnerschappen dezelfde problemen voordoen, twee afzonderlijke voorstellen heeft ingediend, met als motivering dat zich bij geregistreerde partnerschappen specifieke problemen voordoen en invoering van twee afzonderlijke verordeningen dus praktischer is, en dat deze ook beter te handhaven zouden zijn.
De rapporteur is nog steeds van mening dat een splitsing technisch en systematisch niet noodzakelijk is, vooral omdat zij vindt dat er inhoudelijk geen substantieel verschil mag bestaan tussen de beide voorstellen. Zij vindt namelijk dat het niet juist is om partners in een geregistreerd partnerschap de mogelijkheid om zelf het toepasselijke recht en het bevoegde gerecht te bepalen te ontzeggen (zie punt 2). In haar beide ontwerpverslagen stelt de rapporteur echter om politieke redenen twee parallelle verordeningen voor. Inhoudelijke gelijkheid van de twee verordeningen vindt zij daarbij zwaarder wegen dan het technische aspect of het gaat om één of om twee verordeningen. Het is immers zo dat ook in één document ten aanzien van verschillende te reguleren onderwerpen verschillende bepalingen kunnen worden opgenomen.
2. Rechtskeuze bij geregistreerde partnerschappen
Het centrale punt van kritiek is dat het Commissievoorstel de partners in een geregistreerd partnerschap niet de mogelijkheid biedt het toepasselijke recht te kiezen. De Commissie betoogt[4] dat de verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten zo groot zijn dat het gerechtvaardigd is het recht van de staat waar het partnerschap geregistreerd is te beschouwen als het toepasselijke recht. Zij is van oordeel dat dit in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen inzake het geregistreerde partnerschap in de lidstaten, waarin veelal is vastgelegd dat het recht van de staat waar het partnerschap geregistreerd is het toepasselijke recht is en partners niet de mogelijkheid hebben zelf een rechtskeuze te maken, ook al kunnen ze in sommige gevallen onderlinge overeenkomsten sluiten.
De rapporteur betwijfelt ten sterkste of het voorstel verenigbaar is met het beginsel van gelijkheid voor de wet (artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) en het non-discriminatiebeginsel (artikel 21 ibid) en heeft om die reden via het Europees Parlement het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten om een advies over deze kwestie verzocht.
In het advies[5] wordt met name onderzocht hoe de Commissie motiveert waarom zij met betrekking tot de rechtskeuze niet dezelfde bepalingen invoert voor echtparen als voor geregistreerde partners. Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten komt tot de conclusie dat de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten met zich meebrengen dat beperking van de mogelijkheden van partners in een geregistreerd partnerschap om het toepasselijke recht te kiezen alleen mogelijk is als daarvoor een redelijke rechtvaardiging bestaat, en dat een dergelijke rechtvaardiging niet blijkt uit de door de Commissie verstrekte toelichting.
Naar aanleiding van het bovenstaande doet de rapporteur het voorstel ook partners in geregistreerde partnerschappen de mogelijkheid te bieden het recht te kiezen dat van toepassing is op het vermogensstelsel van hun partnerschap. De in dit kader voorgestelde bepalingen sluiten nauw aan bij de bepalingen ter zake van huwelijksvermogensstelsels en wijken alleen af voor zover dat nodig is om specifieke problemen in verband met de rechtskeuze bij geregistreerde partnerschappen aan te pakken. Het kan gebeuren dat partners een recht kiezen dat het geregistreerde partnerschap niet kent. Dit probleem kan worden opgelost door de gevolgen van de rechtskeuze in dat geval te beperken. Het ter zake voorgestelde artikel bepaalt dat de keuze voor een recht dat het geregistreerde partnerschap niet kent zonder gevolg blijft en dat in dat geval het objectieve aanknopingspunt geldt.
Voorts wordt verplichte advisering voorgesteld. Hoewel partners die een rechtskeuze willen maken daarover doorgaans voldoende zijn ingelicht en de betrokkenen hun rechten gewoonlijk zeer goed kennen, moet juridisch advies worden verstrekt aan diegenen die daar het meest behoefte aan hebben. Wanneer in een lidstaat voor de rechtskeuze bijzondere vormvoorschriften gelden, die waarborgen dat advies wordt verstrekt (bijvoorbeeld bij de opstelling van een authentieke akte), dan is daarmee reeds aan het adviesvereiste voldaan.
In samenhang met de nieuwe bepalingen ter zake van de rechtskeuze wordt tevens, naar analogie met de verordening inzake huwelijksvermogensstelsels, een bepaling inzake forumkeuze voorgesteld, gekoppeld aan de rechtskeuze.
3. Gelijkstelling van het instituut huwelijk en het instituut geregistreerd partnerschap ter zake van andere vermogensrechtelijke vraagstukken
De rapporteur stelt voor om bepaalde oplossingen die voor huwelijksvermogensstelsels passend worden geacht, eveneens toe te passen bij geregistreerde partnerschappen. Daarbij kan vooral gedacht worden aan het gelijktrekken van de bepalingen inzake huwelijksvermogensstelsels met andere EU-wetgeving, met name de nieuwe verordening inzake erfopvolging en de Brussel I-verordening. Meer precies heeft dit streven naar gelijkheid tussen de verschillende regelingen betrekking op het bepalen van de werkingssfeer (bijvoorbeeld de uitsluiting van onderhoudsverplichtingen volgens Duits recht of gelijksoortige structuren in andere lidstaten), herziening van bevoegdheidsregels, de bepalingen inzake aanpassing van zakelijke rechten en de erkenning, uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, ter zake waarvan de bepalingen uit de verordening inzake erfopvolging kunnen worden overgenomen (zoals door de rapporteur wordt voorgesteld), en de aanvaarding en uitvoerbaarheid van authentieke akten.
De rapporteur stelt voor om de getrapte bevoegdheidsregels zoals de Commissie die voorstelt met betrekking tot de verschillende wettelijke situaties in de lidstaten inzake geregistreerde partnerschappen ongewijzigd te laten. In het voorstel is bepaald dat gerechten in lidstaten die het instituut van het geregistreerde partnerschap niet kennen zich onbevoegd kunnen verklaren. Wanneer het gerecht dit echter niet doet, mag het geen beroep doen op de openbare orde om toepassing van het buitenlandse recht te weigeren. Hoewel aangevoerd zou kunnen worden dat het feit dat een rechter zich onbevoegd kan verklaren (de verordening inzake huwelijksvermogensstelsels biedt deze mogelijkheid niet) potentieel discriminerend is, is het naar het oordeel van de rapporteur op dit moment niet realistisch om volledige gelijkheid voor te stellen, omdat daarmee de kans dat de lidstaten die het instituut van het geregistreerde partnerschap niet kennen akkoord zullen gaan met onderhavig voorstel kleiner wordt.
Tot slot stelt de rapporteur voor de herzieningsclausule te verruimen om met name de praktische gevolgen van de verschillen die (nog) bestaan tussen huwelijksvermogensstelsels en de vermogensstelsels van geregistreerde partnerschappen uiterst nauwkeurig te onderzoeken en op basis van dit onderzoek naar harmonisatie toe te werken.
- [1] Cijfers uit: werkdocument van de diensten van de Commissie (Effectbeoordeling) van 16.3.2011, SEC(2011)0327.
- [2] De Commissie geeft aan dat er nog weinig cijfers over het relatief nieuwe instituut van het geregistreerd partnerschap beschikbaar zijn, SEC(2011)0321, blz. 14. Zie tevens bijlage VI, punt 2 voor cijfers m.b.t. Finland, Nederland, Zweden en Frankrijk.
- [3] PE475.883v01-00.
- [4] COM(2011)0127, toelichting, blz. 8.
- [5] http://fra.europa.eu/fraWebsite/research/opinions/op-property-regimes_en.htm
ADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (6.9.2012)
aan de Commissie juridische zaken
inzake het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen
(COM(2011)0127 – C7-0094/2011 – 2011/0060(CNS))
Rapporteur voor advies: Michael Cashman
BEKNOPTE MOTIVERING
Het voorstel van de Europese Commissie heeft tot doel de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht te regelen met betrekking tot het dagelijkse beheer van het vermogen van geregistreerde partners en met betrekking tot de afhandeling van de verdeling van dit vermogen in situaties met een grensoverschrijdende dimensie na de beëindiging van een partnerschap als gevolg van scheiding of overlijden. De Commissie wil voor meer rechtszekerheid zorgen om parallelle procedures te vermijden en eisers ervan te weerhouden geschillen voor het gerecht te brengen waar ze de grootste kans op een gunstige uitspraak menen te hebben ("forum shopping").
De rapporteur voor dit advies meent net als de rapporteur van de Commissie juridische zaken dat een afzonderlijke benadering van geregistreerde partnerschappen enerzijds en huwelijken anderzijds niet gerechtvaardigd is. Onderhavige amendementen zijn er bijgevolg op gericht de kloof tussen beide voorstellen te dichten.
Het door de Commissie ingediende voorstel sluit de mogelijkheid uit van de vrije keuze van het op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijke recht en voorziet in plaats daarvan in de verplichte toepassing van het recht van het land waar het partnerschap geregistreerd is. De rapporteur stelt de redenen voor de uitsluiting van de keuze van het recht in vraag, aangezien een dergelijke keuze de betrokken partijen meer vrijheid biedt en gezien het vooropgestelde brede toepassingsbereik van de verordening, die namelijk alle vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen moet dekken. Daarom zorgen de amendementen bij dit voorstel ervoor dat voor echtelieden en geregistreerde partners over dezelfde keuzes beschikken, op voorwaarde evenwel, in dit laatste geval, dat het gekozen recht dat van een land is dat het instituut van het geregistreerde partnerschap erkent.
De rapporteur is voorts van mening dat de uitsluiting van persoonlijke gevolgen (zoals naamsveranderingen) van het toepassingsgebied van deze verordening in artikel 1 ongegrond is en stelt voor deze bepaling te schrappen.
Aangezien artikel 18 in sommige gevallen uitzonderingen van openbare orde toelaat, meent de rapporteur ten slotte dat het bijzonder breed opgezette artikel 17 betreffende bepalingen van bijzonder dwingend recht moet worden geschrapt.
AMENDEMENTEN
De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 18 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(18) Om het beheer van de goederen van de partners te vergemakkelijken is het recht van de staat waar het partnerschap is geregistreerd, van toepassing op alle goederen van de partners, ook al is het niet het recht van een lidstaat. |
(18) Om het beheer van de goederen van de partners te vergemakkelijken, biedt deze verordening hun de mogelijkheid om als het recht dat toepasselijk is op het volledige door hun vermogensstelsel gedekte vermogen, ongeacht de aard of plaats van dat vermogen, ofwel het recht van de staat waar het partnerschap is geregistreerd, ofwel het recht van de staat waarmee de partners op grond van hun verblijfplaats of nationaliteit nauwe banden hebben, te kiezen, op voorwaarde dat het om het recht gaat van een staat die het instituut van geregistreerde partnerschappen erkent, ook al is het niet het recht van een lidstaat. Deze keuze kan te allen tijde gemaakt worden, hetzij op het ogenblik van de afsluiting van het partnerschap of erna, tijdens de looptijd van het partnerschap. |
Motivering | |
Er is geen reden voor twee afzonderlijke voorstellen voor een verordening, noch voor het niet toekennen aan geregistreerde partners van het recht om de toepasselijke wetgeving te kiezen. De partijen moeten tot op zekere hoogte vrij kunnen kiezen welk recht van toepassing zal zijn voor hun vermogensstelsel. Deze keuze moet berusten op het recht van de gewone verblijfplaats of van de nationaliteit van een van de echtgenoten of toekomstige echtgenoten. Deze overweging maakt een dergelijke keuze mogelijk, op voorwaarde dat het gekozen recht dat van een staat is die het instituut van geregistreerde partnerschappen erkent. | |
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 18 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 bis) Indien geen toepasselijk recht gekozen is, is het recht van de staat waar het partnerschap is geregistreerd van toepassing op alle goederen van de partners, ook al is dit niet het recht van een lidstaat. Indien er voor dezelfde twee partners gelijktijdig meerdere partnerschappen geregistreerd zijn, bijvoorbeeld in verschillende landen, is het recht van de staat waar één van de partnerschappen geregistreerd is en waarmee de partners als paar het nauwst verbonden zijn, of, bij gebreke daarvan, het recht van de staat waarin de partners het laatst een partnerschap hebben geregistreerd, van toepassing op al hun bezittingen. |
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 18 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 ter) Het begrip "gewone verblijfplaats" moet in overeenstemming met de doelstelling van deze verordening worden geïnterpreteerd. De betekenis ervan moet per geval op feitelijke basis door de rechter worden vastgesteld. De term verwijst niet naar een begrip uit het nationale recht, maar veeleer naar een autonoom begrip uit het recht van de Unie. |
Motivering | |
Een definitie van "gewone verblijfplaats" is noodzakelijk om willekeurige uitlegging van de term zoveel mogelijk te voorkomen. Het gerecht dient uiteraard alle relevante feiten te onderzoeken alvorens de definitie toe te passen. | |
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 18 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 quater) Wanneer het toepasselijke recht wordt bepaald op grond van het begrip nationaliteit, moet rekening worden gehouden met het feit dat bepaalde staten waarvan het rechtsstelsel op het gewoonterecht is gebaseerd, het begrip domicilie als aanknopingspunt gebruiken en niet het begrip nationaliteit. |
Motivering | |
In deze overweging wordt de rol van nationaliteit en domicilie in de lijst van aanknopingspunten toegelicht. | |
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 18 quinquies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 quinquies) Om de rechtszekerheid van verrichtingen te garanderen en te voorkomen dat het recht dat van toepassing is op de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen gewijzigd wordt zonder dat de partners hiervan op de hoogte zijn, mogen dergelijke wijzigingen niet plaatsvinden, tenzij de betrokken partijen hier uitdrukkelijk om verzoeken. Wanneer de partners tot een dergelijke wijziging besluiten, kan deze geen terugwerkende kracht hebben, tenzij de partners dit uitdrukkelijk zo hebben bepaald. In geen geval kan de wijziging afbreuk doen aan de rechten van derden en aan de geldigheid van eerder verleden akten. |
Motivering | |
Deze overweging moet ervoor zorgen dat de keuze van het toepasselijke recht niet zonder de uitdrukkelijke toestemming van beide partijen gebeurt. | |
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 18 sexies (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(18 sexies) Gelet op het belang van de keuze van het op de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen toepasselijke recht, moet deze verordening garanties invoeren om ervoor te zorgen dat de partners of toekomstige partners zich bewust zijn van de gevolgen van hun keuze. Deze keuze moet worden gemaakt in de vorm die voor het partnerschapscontract wordt voorgeschreven door het gekozen recht, op voorwaarde dat dit het recht is van een staat die het instituut van het geregistreerde partnerschap erkent, of door het recht van de staat waar het partnerschap geregistreerd is, en moet op zijn minst schriftelijk worden vastgelegd, gedateerd en door het paar ondertekend. De eventuele aanvullende vormvereisten in verband met de geldigheid, de publiciteit of de registratie die voor dergelijke contracten worden opgelegd door het gekozen recht of door het recht van de staat waar de akte wordt verleden, moeten worden nageleefd. |
Motivering | |
Deze overweging preciseert de modaliteiten van de keuze van het op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap toepasselijke recht, dat in elk geval het recht moet zijn van een staat die het instituut van het geregistreerde partnerschap erkent. Er moet worden voldaan aan alle vereisten uit hoofde van het recht in kwestie. | |
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 19 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 bis) Alle noodzakelijke informatie moet op eenvoudige en gepaste wijze beschikbaar worden gesteld, met name via een meertalige internetsite van de Commissie, om ervoor te zorgen dat alle echtparen en partners hun rechten met kennis van zaken kunnen uitoefenen. |
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Overweging 19 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 bis) Het is wenselijk dat een meertalig voorlichtingsinstrument wordt ontwikkeld, bedoeld om de betrokkenen een betere toegang tot de informatie te garanderen en de uitwisseling van goede praktijken tussen de juridische beroepsuitoefenaars te bevorderen. |
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Overweging 19 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 ter) De Commissie moet een voorlichtings- en opleidingsinstrument voor de bevoegde rechters en de juridische beroepsbeoefenaars introduceren door een interactieve website in alle officiële talen van de Unie op te starten, met inbegrip van een systeem voor de uitwisseling van beroepservaringen en -vaardigheden. |
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Overweging 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(28) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de artikelen 7, 9, 17, 21 en 47 betreffende de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht te huwen en het recht een gezin te stichten volgens de nationale wetten, het eigendomsrecht, het discriminatieverbod en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Deze verordening moet door de gerechten van de lidstaten worden toegepast met eerbiediging van deze rechten en beginselen. |
(28) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de artikelen 7, 9, 17, 20, 21, 23 en 47 betreffende de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht te huwen en het recht een gezin te stichten volgens de nationale wetten, het eigendomsrecht, het gelijkheidsbeginsel, het discriminatieverbod, het beginsel van de gelijkheid van vrouwen en mannen en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Deze verordening moet door de gerechten van de lidstaten worden toegepast met eerbiediging van deze rechten en beginselen, die vastgelegd zijn in het Handvest van de grondrechten, in het bijzonder de beginselen van rechtsgelijkheid, niet-discriminatie op grond van geslacht of seksuele geaardheid en gelijkheid van vrouwen en mannen. |
Motivering | |
De rapporteur erkent de bevindingen van de effectbeoordeling van de Commissie met betrekking tot de grondrechten, maar benadrukt dat rechtbanken bij de toepassing van deze verordening bijzondere aandacht moeten besteden aan de beginselen van rechtsgelijkheid (artikel 20 van het Handvest van de grondrechten), niet-discriminatie (artikel 21 van het Handvest) en gelijkheid tussen vrouwen en mannen (artikel 23 van het Handvest). | |
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – lid 3 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) de persoonlijke gevolgen van het geregistreerd partnerschap; |
Schrappen |
Motivering | |
Er is geen reden om de persoonlijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen (zoals naamsveranderingen) van het toepassingsgebied van de verordening uit te sluiten. Geregistreerde partners moeten van dezelfde harmonisatie genieten als echtgenoten krachtens het voorstel voor een verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels. | |
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 4 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Dit akkoord kan te allen tijde en zelfs in de loop van de procedure worden gesloten. Wanneer het akkoord voorafgaand aan de procedure wordt gesloten, moet het in een schriftelijk document worden vastgelegd, dat is gedateerd en door de beide partijen is ondertekend. |
Dit akkoord kan te allen tijde en zelfs in de loop van de procedure worden gesloten. Het moet in een schriftelijk document worden vastgelegd, dat is gedateerd en door de beide partijen is ondertekend. |
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. In andere gevallen dan die waarin de artikelen 3 en 4 voorzien, zijn de volgende gerechten bevoegd om te beslissen in een procedure in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap: |
1. In andere gevallen dan die waarin de artikelen 3 en 4 voorzien, zijn de volgende gerechten, in aflopende volgorde, bevoegd om te beslissen in een procedure in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap: |
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 1 – letter c bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c bis) de gerechten van de lidstaat waarvan de beide partners de nationaliteit bezitten of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, de gerechten van hun gemeenschappelijke domicilie, of, bij gebreke daarvan, |
Amendement 15 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De in lid 1, onder a), b) en c), genoemde gerechten kunnen zich onbevoegd verklaren als hun recht het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent. |
2. De in lid 1, onder a), b), c) en c bis), genoemde gerechten kunnen zich onbevoegd verklaren als hun recht het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent. |
Amendement 16 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. Beide partijen kunnen eveneens overeenkomen dat de gerechten van de lidstaat waarvan zij het recht hebben gekozen als het recht dat conform de artikelen 15 en 15 ter op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerde partnerschap toepasselijk is, ook bevoegd zijn om te beslissen ter zake van deze gevolgen. |
Motivering | |
Dit lid verleent de rechtbanken van de voor het toepasselijke recht gekozen lidstaat eveneens de bevoegdheid om uitspraak te doen over de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap. | |
Amendement 17 Voorstel voor een verordening Artikel 5 – lid 2 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 ter. Dit akkoord kan te allen tijde en zelfs in de loop van de procedure worden gesloten. Het moet in een schriftelijk document worden vastgelegd, dat is gedateerd en door beide partijen is ondertekend. |
Amendement 18 Voorstel voor een verordening Artikel 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Bepaling van het toepasselijke recht |
Keuze van het toepasselijke recht |
Het op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijke recht is het recht van de staat waar het partnerschap is geregistreerd. |
Behalve wanneer een als particulieren gesloten overeenkomst anders bepaalt kunnen de partners of toekomstige partners als het op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerde partnerschap toepasselijke recht, dat in elk geval het recht moet zijn van een staat die het instituut van het geregistreerde partnerschap erkent, kiezen uit: |
Motivering | |
De voorstellen voor een verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels en een verordening betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen moeten dezelfde keuze aan toepasselijke wetgevingen bieden. Dit belet niet dat nationale rechtbanken zich onbevoegd kunnen verklaren indien zij het instituut van het geregistreerde partnerschap niet kennen. | |
Amendement 19 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – letter a (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(a) het recht van de staat waar het partnerschap geregistreerd is, of |
Motivering | |
Amendementen 19 tot 25 voorzien in een beperking van de keuze van het toepasselijke recht tot deze mogelijkheden, die dezelfde zijn als de in het voorstel voor een verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels opgenomen opties voor getrouwde echtparen. Voorwaarde is wel dat de keuze valt op het recht van een staat die het instituut van geregistreerde partnerschappen erkent. Daarnaast kunnen geregistreerde partners het recht van de staat waar hun partnerschap geregistreerd is, als het toepasselijke recht kiezen, conform artikel 15 van de huidige versie van het Commissievoorstel. | |
Amendement 20 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – letter b (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b) het recht van de staat van de gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de partners of toekomstige partners, of |
Amendement 21 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – letter c (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(c) het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van één van de partners op het ogenblik van het maken van de rechtskeuze, of |
Amendement 22 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – letter d (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(d) het recht van een staat waarvan één van de partners of toekomstige partners de nationaliteit bezit op het ogenblik van het maken van de rechtskeuze, of |
Amendement 23 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – letter e (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(e) het recht van de staat waarmee de partners als paar het nauwst verbonden zijn, of |
Amendement 24 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – letter f (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(f) het recht van de staat van de laatste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de partners, of |
Amendement 25 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – letter g (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(g) het recht van de staat van de eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de partners na de registratie van hun partnerschap. |
Amendement 26 Voorstel voor een verordening Artikel 15 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
"Gewone verblijfplaats" houdt in: de plaats waar een persoon gewoonlijk verblijft. |
Motivering | |
Een definitie van "gewone verblijfplaats" is noodzakelijk om willekeurige uitlegging van de term zoveel mogelijk te voorkomen. Het gerecht dient uiteraard alle relevante feiten te onderzoeken alvorens de definitie toe te passen. | |
Amendement 27 Voorstel voor een verordening Artikel 15 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 15 bis |
|
Bepaling van het toepasselijke recht bij gebreke van een keuze |
|
Als de partners geen keuze maken, is het op het vermogensstelsel van hun geregistreerde partnerschap toepasselijke recht het recht van de staat waar het partnerschap geregistreerd is. |
|
Als de partners gelijktijdig meerdere geregistreerde partnerschappen zijn aangegaan, is het op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerde partnerschappen toepasselijke recht, in aflopende volgorde: |
|
(a) het recht van de staat waar de partners een partnerschap hebben laten registreren en waarmee ze als paar het nauwst verbonden zijn, of, bij gebreke daarvan |
|
(b) het recht van de staat waar de partners het laatst een partnerschap hebben laten registreren. |
Motivering | |
Als partners geen toepasselijke recht gekozen hebben, voorziet dit nieuwe artikel dat het toepasselijke recht het recht is van de staat waar het partnerschap geregistreerd is, conform artikel 15 in de huidige versie van het Commissievoorstel. Als de partners in verschillende staten partnerschappen zijn aangegaan die gelijktijdig van kracht zijn, is het toepasselijke recht dat van de staat waarmee de partners het nauwst verbonden zijn, of bij gebreke daarvan, de staat waarin hun partnerschap als laatste geregistreerd werd. | |
Amendement 28 Voorstel voor een verordening Artikel 15 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 15 ter |
|
Wijziging van het toepasselijke recht |
|
1. In de loop van hun partnerschap kunnen de partners de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerde partnerschap op elk ogenblik onderhevig maken aan een ander recht dan het tot dan toe toepasselijke recht. Ze mogen alleen het recht kiezen van een staat die het instituut van het geregistreerde partnerschap erkent en kunnen alleen kiezen uit de in artikel 15 opgesomde mogelijkheden. |
|
2. Tenzij de partners anders bepalen, is een wijziging in de loop van het partnerschap van het op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerde partnerschap toepasselijke recht uitsluitend geldig na het ogenblik van wijziging. Als de partners ervoor kiezen om de wijziging terugwerkende kracht te geven, doet de terugwerkende kracht ervan geen afbreuk aan de geldigheid van eerdere, onder het vóór de wijziging toepasselijke recht verrichte rechtshandelingen, noch aan de rechten van derden uit hoofde van het voordien toepasselijke recht. |
Amendement 29 Voorstel voor een verordening Artikel 15 quater (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 15 quater |
|
Vormvoorwaarden van de keuze van het toepasselijke recht |
|
1. De keuze van het toepasselijke recht wordt gemaakt in de vorm die voor het partnerschapscontract is voorgeschreven door het toepasselijke recht van de gekozen staat of door het recht van de staat waar het partnerschap geregistreerd wordt. |
|
2. Niettegenstaande lid 1 moet de keuze ten minste uitdrukkelijk zijn en worden vastgelegd in een schriftelijk document, dat is gedateerd en door beide partners is ondertekend. |
|
3. Als het recht van de in lid 1 vermelde staat bijkomende vormvoorwaarden voor het partnerschapscontract vastlegt, moet aan deze voorwaarden worden voldaan. |
Motivering | |
Dit nieuwe artikel is het equivalent van artikel 19 van het voorstel voor een verordening betreffende huwelijksvermogensstelsels: geregistreerde partners moeten bij de keuze van het op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun contract toepasselijke recht aan dezelfde formaliteiten voldoen als getrouwde personen. | |
Amendement 30 Voorstel voor een verordening Artikel 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Artikel 17 |
Schrappen |
Bepalingen van bijzonder dwingend recht |
|
Deze verordening doet geen afbreuk aan de bepalingen van bijzonder dwingend recht waarvan de inachtneming door een lidstaat zo belangrijk wordt geacht voor de handhaving van zijn openbare belangen, zoals zijn politieke, sociale of economische organisatie, dat hij verlangt dat ze worden toegepast op elk geval dat onder de toepassingsgebied ervan valt, ongeacht welk recht overeenkomstig deze verordening op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijk is. |
|
Motivering | |
De waaier van krachtens dit artikel toegelaten uitzonderingen is nagenoeg onbeperkt en biedt de lidstaten de mogelijkheid om alle in de verordening opgenomen bepalingen te veronachtzamen. Aangezien artikel 18 al voorziet in uitzonderingen van openbare orde voor specifieke gevallen, moet dit artikel geschrapt worden. | |
Amendement 31 Voorstel voor een verordening Artikel 18 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. Een dergelijke weigering mag niet in strijd zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. |
Motivering | |
Deze toevoeging moet verduidelijken dat weigeringen om redenen van openbare orde compatibel moeten zijn met het Handvest van de grondrechten, en in het bijzonder artikel 21 daarvan, dat alle vormen van discriminatie verbiedt. | |
Amendement 32 Voorstel voor een verordening Artikel 21 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Alle in een lidstaat gegeven beslissingen worden in de overige lidstaten erkend, zonder dat daartoe enige procedure hoeft te worden ingesteld. |
1. Alle in een lidstaat gegeven beslissingen worden in de overige lidstaten erkend, zonder dat daartoe enige procedure hoeft te worden ingesteld. De erkenning van deze beslissingen impliceert echter niet dat de lidstaten de geregistreerde partnerschappen als juridisch instituut in hun eigen wetgeving erkennen. |
Amendement 33 Voorstel voor een verordening Artikel 31 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap voor een rechtsbetrekking tussen een partner en een derde worden geregeld door het recht van de in artikel 15 bedoelde staat waar het partnerschap is geregistreerd. |
1. De vermogensrechtelijke gevolgen die een geregistreerd partnerschap heeft voor een rechtsbetrekking tussen een partner en een derde worden bepaald door het recht dat op grond van deze verordening toepasselijk is op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap. |
Motivering | |
Dit lid is gewijzigd om de mogelijkheid voor partners om het op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerde partnerschap toepasselijke recht te kiezen, te weerspiegelen. | |
Amendement 34 Voorstel voor een verordening Artikel 32 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 32 bis |
|
Betrekkingen van particuliere aard |
|
De onderhavige verordening laat de mogelijkheid onverlet dat twee personen, die niet gehuwd noch partijen bij een geregistreerd partnerschap zijn, op particulier vlak en uitsluitend met gevolgen inter partes de vermogensrechtelijke gevolgen van hun samenleven of de beëindiging daarvan regelen. |
Amendement 35 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De Commissie brengt met passende middelen, met name via de meertalige website van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, de overeenkomstig de leden 1 en 2 meegedeelde informatie ter kennis van het publiek. |
3. De Commissie stelt alle informatie op eenvoudige wijze en met passende middelen publiekelijk beschikbaar, met name via een meertalige website die een aanvulling vormt op de website van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, om ervoor te zorgen dat alle echtparen en partners hun rechten met kennis van zaken kunnen uitoefenen. |
Amendement 36 Voorstel voor een verordening Artikel 33 – lid 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. De Commissie introduceert een voorlichtings- en opleidingsinstrument voor de bevoegde rechters en de juridische beroepsbeoefenaars door een interactieve website in alle officiële talen van de Unie op te starten, met inbegrip van een systeem voor de uitwisseling van beroepservaringen en -vaardigheden. |
PROCEDURE
Titel |
Beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0127 – C7-0094/2011 – 2011/0060(CNS) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
JURI 10.5.2011 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
LIBE 10.5.2011 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Michael Cashman 19.9.2011 |
||||
Behandeling in de commissie |
21.3.2012 |
3.9.2012 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
3.9.2012 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
46 3 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jan Philipp Albrecht, Edit Bauer, Simon Busuttil, Philip Claeys, Carlos Coelho, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Ioan Enciu, Frank Engel, Monika Flašíková Beňová, Kinga Gál, Kinga Göncz, Nathalie Griesbeck, Sylvie Guillaume, Anna Hedh, Salvatore Iacolino, Lívia Járóka, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Timothy Kirkhope, Juan Fernando López Aguilar, Baroness Sarah Ludford, Monica Luisa Macovei, Véronique Mathieu, Anthea McIntyre, Louis Michel, Antigoni Papadopoulou, Georgios Papanikolaou, Carmen Romero López, Judith Sargentini, Birgit Sippel, Rui Tavares, Nils Torvalds, Axel Voss, Renate Weber, Josef Weidenholzer, Cecilia Wikström, Auke Zijlstra |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Anna Maria Corazza Bildt, Cornelis de Jong, Evelyne Gebhardt, Monika Hohlmeier, Franziska Keller, Ádám Kósa, Marian-Jean Marinescu, Antonio Masip Hidalgo, Jan Mulder, Raül Romeva i Rueda, Marie-Christine Vergiat, Glenis Willmott |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Justas Vincas Paleckis, Iuliu Winkler |
||||
PROCEDURE
Titel |
Beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2011)0127 – C7-0094/2011 – 2011/0060(CNS) |
||||
Datum raadpleging EP |
7.4.2011 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
JURI 10.5.2011 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
LIBE 10.5.2011 |
FEMM 10.5.2011 |
|
|
|
Geen advies Datum besluit |
FEMM 20.9.2012 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Alexandra Thein 12.4.2011 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
21.6.2011 |
21.11.2011 |
17.9.2012 |
11.10.2012 |
|
|
18.12.2012 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
20.6.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
23 0 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Raffaele Baldassarre, Luigi Berlinguer, Sebastian Valentin Bodu, Françoise Castex, Christian Engström, Marielle Gallo, Giuseppe Gargani, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Sajjad Karim, Klaus-Heiner Lehne, Antonio Masip Hidalgo, Jiří Maštálka, Alajos Mészáros, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner, Dimitar Stoyanov, Rebecca Taylor, Alexandra Thein, Tadeusz Zwiefka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Sergio Gaetano Cofferati, Eva Lichtenberger, Angelika Niebler, Axel Voss |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Frédérique Ries, Nikolaos Salavrakos, Jacek Włosowicz |
||||
Datum indiening |
12.7.2013 |
||||