VERSLAG over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2012/008 IT/De Tomaso Automobili, Italië)
20.9.2013 - (COM(2013)0469 – C7‑0207/2013 – 2013/2139(BUD))
Begrotingscommissie
Rapporteur: Dominique Riquet
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2012/008 IT/De Tomaso Automobili, Italië)
(COM(2013)0469 – C7‑0207/2013 – 2013/2139(BUD))
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0469 – C7‑0207/2013),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1], en met name punt 28 hiervan,
– gezien Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering[2],
– gezien de trialoogprocedure overeenkomstig punt 28 van het IIA van 17 mei 2006,
– gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,
– gezien de brief van de Commissie regionale ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7‑0292/2013),
A. overwegende dat de Europese Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die gebukt gaan onder de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, en te helpen bij de terugkeer van werknemers op de arbeidsmarkt;
B. overwegende dat het toepassingsgebied van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is uitgebreid voor tussen 1 mei 2009 en 31 december 2011 ingediende aanvragen met betrekking tot steun voor werknemers van wie het ontslag een rechtstreeks gevolg is van de wereldwijde financiële en economische crisis;
C. overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is goedgekeurd tijdens het overleg van 17 juli 2008, en met inachtneming van het IIA van 17 mei 2006 wat betreft het nemen van besluiten om middelen beschikbaar te stellen uit het EFG;
D. overwegende dat Italië aanvraag EGF/2012/008 IT/De Tomaso Automobili voor een financiële bijdrage uit het EFG heeft ingediend naar aanleiding van 1 030 gedwongen ontslagen bij De Tomaso Automobili S.p.A. tijdens de referentieperiode van 5 juli 2012 tot 28 augustus 2012, waarbij 1 010 werknemers in aanmerking komen voor maatregelen met medefinanciering door het EFG;
E. overwegende dat de aanvraag voldoet aan de criteria voor subsidiabiliteit die zijn vastgelegd in de EFG-verordening;
1. is het met de Commissie eens dat is voldaan is aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 2, onder a), van de EFG-verordening en dat Italië bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage op grond van deze verordening;
2. merkt op dat de Italiaanse autoriteiten de aanvraag voor een bijdrage uit het EFG op 5 november 2012 hebben ingediend en dat de beoordeling ervan op 28 juni 2013 door de Commissie beschikbaar is gesteld; is ingenomen met het relatief snelle beoordelingsproces, dat 7 maanden in beslag nam;
3. wijst erop dat de 1 030 ontslagen bij De Tomaso Automobili S.p.A., een autofabrikant in Italië, zijn veroorzaakt door veranderingen in de geografische consumptiepatronen, met name de snelle groei van de Aziatische markten waar de producenten uit de EU minder van profiteren, aangezien ze van oorsprong een minder goede positie innemen op deze markten dan elders, tezamen met de aanscherping van de kredietvoorwaarden die volgde op de economische en financiële crisis en die een extra belasting vormde voor de onderneming, die geen winstgevende oplossing kon vinden en in april 2012 een liquidatieprocedure startte;
4. benadrukt dat de Commissie reeds de gevolgen van de economische en financiële crisis voor de automobielsector heeft erkend, en dat deze sector het grootste aantal aanvragen (16) voor EFG-steun kent, waarvan er zeven verband houden met handelsgerelateerde globalisering[3];
5. verzoekt de Italiaanse autoriteiten om de steun uit het EFG ten volle te benutten en zoveel mogelijk werknemers aan te sporen om van de regeling gebruik te maken; herinnert eraan dat het uitvoeringspercentage van de financiële steun bij vroegere EFG-interventies in Italië relatief laag lag, met name als gevolg van een lage participatiegraad;
6. benadrukt het feit dat de ontslagen bij De Tomaso Automobili zijn verspreid over de regio's Piemonte en Toscane en met name de provincies Turijn en Livorno, waar de fabrieken van De Tomaso Automobili S.p.A. waren gevestigd;
7. is verheugd dat de Italiaanse autoriteiten op 15 januari 2013 hebben besloten met de uitvoering van de individuele maatregelen te beginnen teneinde de werknemers snel bijstand te verlenen, ruimschoots vooruitlopend op het definitieve besluit over de toekenning van EFG-steun voor het voorgestelde gecoördineerde pakket;
8. merkt op dat de ontslagen gedekt werden door het schadeloosstellingsfonds (CIG), het Italiaanse sociale vangnet waarmee werknemers ter compensatie van het loon een financiële uitkering krijgen; wijst erop dat de Italiaanse autoriteiten evenwel EFG-steun hebben gevraagd om onderhoudstoelagen te financieren, bovenop de gebruikelijke uitkeringen waarin de Italiaanse regelgeving inzake werkloosheidsuitkeringen voorziet;
9. herinnert eraan dat de EFG-middelen in de toekomst in de eerste plaats moeten worden besteed aan opleidingen en het zoeken van werk, alsook aan beroepsoriëntatieprogramma's, terwijl de financiële bijdrage vanuit het EFG aan vergoedingen altijd een aanvulling moet vormen op en in overeenstemming moet zijn met hetgeen de ontslagen werknemers op grond van nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten ontvangen; herinnert in deze context aan de conclusie van de Rekenkamer in Speciaal verslag nr. 7/2013 over het EFG dat "een derde van de EFG-financiering wordt gebruikt ter compensatie van nationale inkomenssteunregelingen voor werknemers, zonder Europese meerwaarde op te leveren", en aan de aanbeveling dat dergelijke maatregelen in de toekomst moeten worden beperkt;
10. wijst erop dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening waarvoor medefinanciering wordt aangevraagd, maatregelen omvat voor de terugkeer van 1 010 werknemers op de arbeidsmarkt, zoals begeleiding bij beroepskeuze, outplacement en hulp bij het zoeken naar werk, opleiding, omscholing en beroepsopleiding, begeleidingsmaatregelen bij de oprichting van een bedrijf, bijdrage voor de opstart van een bedrijf, premie voor het aanwerven van werknemers, toelage voor het zoeken naar werk, bijdragen voor speciale uitgaven, zoals bijdrage voor verzorgers van afhankelijke personen en bijdrage in de reiskosten;
11. is verheugd dat de sociale partners, en met name de lokale vakbonden, zijn geraadpleegd over de ontwikkeling van het gecoördineerde EFG-pakket en dat het beleid van gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie zal worden toegepast in de verschillende stadia van de uitvoering van het EFG en bij de toegang ertoe;
12. is ingenomen met het feit dat de sociale partners zijn geraadpleegd over de inhoud van het pakket en dat een stuurgroep zal toezien op de uitvoering van het pakket;
13. herinnert aan het belang van een verbetering van de inzetbaarheid van alle werknemers door aangepaste scholing en de erkenning van de in de loop van het beroepsleven opgedane vaardigheden en bekwaamheden; verwacht dat de scholing die in het gecoördineerde pakket wordt aangeboden niet alleen is afgestemd op de behoeften van de ontslagen werknemers, maar ook op het huidige ondernemingsklimaat;
14. verzoekt de lidstaten in toekomstige aanvragen de volgende informatie op te nemen over door het EFG te steunen opleidingsmaatregelen: soorten aangeboden opleiding, in welke sectoren, of het aanbod overeenkomt met de verwachte vaardighedenbehoeften in de betrokken regio/gemeente en of dit aansluit bij de toekomstige economische vooruitzichten van de regio;
15. merkt op dat de informatie die is verstrekt over het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening die door het EFG moet worden gefinancierd gegevens bevat over de complementariteit met acties die worden gefinancierd uit de structuurfondsen; benadrukt dat de Italiaanse autoriteiten bevestigen dat voor de subsidiabele maatregelen geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie wordt ontvangen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om in haar jaarverslagen een vergelijkende evaluatie van deze gegevens op te nemen zodat de bestaande verordeningen volledig in acht worden genomen en er geen dubbel gebruik van door de EU gefinancierde diensten voor kan komen;
16. verzoekt de betrokken instellingen de nodige maatregelen te nemen om de procedurele regelingen te verbeteren teneinde de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen; waardeert de verbeterde procedure die de Commissie op verzoek van het Parlement in het leven heeft geroepen om de toekenning van subsidies te versnellen, met als doel de begrotingsautoriteit de beoordeling door de Commissie van de subsidiabiliteit van een EFG-aanvraag voor te leggen samen met het voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG; hoopt dat verdere verbeteringen aan de procedure zullen worden opgenomen in de nieuwe EFG-verordening (2014‑2020) en dat grotere doelmatigheid, transparantie en zichtbaarheid van het EFG zullen worden bereikt;
17. beklemtoont dat overeenkomstig artikel 6 van de EFG-verordening moet worden gewaarborgd dat met middelen van het EFG de stabiele terugkeer van individuele ontslagen werknemers in de arbeidsmarkt wordt gesteund; benadrukt voorts dat de EFG-steun alleen actieve arbeidsmarktmaatregelen kan medefinancieren die duurzame werkgelegenheid voor de lange termijn opleveren; herhaalt dat ondersteuning vanuit het EFG niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe bedrijven verplicht zijn krachtens hun nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, noch van maatregelen ter herstructurering van bedrijven of sectoren;
18. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
19. is ingenomen met het akkoord dat de Raad heeft bereikt om in de verordening van het EFG voor de periode 2014‑2020 het criterium van de financiële en economische crisis opnieuw in te voeren, die het mogelijk maakt ook financiële steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van de huidige financiële en economische crisis en niet alleen aan werknemers die hun baan verliezen als gevolg van veranderingen in de wereldhandelspatronen;
20. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
21. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
- [2] PB C 406 van 30.12.2006, blz. 1.
- [3] EGF/2012/008 De Tomaso Automobili (het onderwerp van onderhavig voorstel voor een besluit), EGF/2012/005 Saab Automotive COM(2012)622, EGF/2009/013 Karmann COM(2010)007, EGF/2008/004 Castilla y Leon Aragon COM(2009)150, EGF/2008/002 Delphi COM(2008)547, EGF/2007/010 Lisboa Alentejo COM(2008)094, EGF/2007/001 PSA Suppliers COM(2007)415.
BIJLAGE: BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van ...
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2012/008 IT/De Tomaso Automobili, Italië)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1], en met name punt 28 daarvan,
Gezien Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering[2], en met name artikel 12, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende dat:
(1) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die ontslagen zijn als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.
(2) Het toepassingsgebied van het EFG werd uitgebreid door het ook open te stellen voor van 1 mei 2009 tot en met 30 december 2011 ingediende aanvragen voor de ondersteuning van werknemers van wie het ontslag een rechtstreeks gevolg is van de wereldwijde financiële en economische crisis.
(3) Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het EFG toe binnen het jaarlijkse maximum van 500 miljoen EUR.
(4) Op 5 november 2012 heeft Italië een aanvraag ingediend om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen in verband met gedwongen ontslagen bij het bedrijf De Tomaso Automobili S.p.A.; aan de aanvraag werd aanvullende informatie tot en met 5 maart 2013 toegevoegd. Deze aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor het bepalen van financiële bijdragen zoals vastgelegd in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. Bijgevolg stelt de Commissie voor om een bedrag van 2 594 672 EUR beschikbaar te stellen.
(5) Er moeten dan ook middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om een financiële bijdrage te leveren voor de door Italië ingediende aanvraag.
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013 wordt een bedrag van 2 594 672 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te ,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De Voorzitter De voorzitter
TOELICHTING
I. Achtergrond
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden.
Overeenkomstig de bepalingen van punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1] en van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1927/2006[2], moeten de uitgaven van het EFG binnen een jaarlijks maximum van 500 miljoen EUR blijven, welk geld afkomstig is uit marges onder het totale uitgavenmaximum van het voorgaande jaar en/of uit geannuleerde vastleggingskredieten van de voorgaande twee jaren, met uitzondering van de kredieten voor rubriek 1b. De benodigde bedragen worden als voorziening in de begroting opgenomen zodra er voldoende begrotingsruimte en/of geannuleerde vastleggingen zijn vastgesteld.
De procedure om het EFG te activeren verloopt als volgt: na een positieve beoordeling van een aanvraag legt de Commissie een voorstel tot beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds aan de begrotingsautoriteit voor, samen met een bijbehorend overschrijvingsverzoek. Tegelijkertijd kan een trialoog plaatsvinden om tot overeenstemming te komen over het gebruik van het Fonds en de vereiste bedragen. Een trialoog in vereenvoudigde vorm is mogelijk.
II. De aanvraag voor Tomaso Automobili S.p.A. en het voorstel van de Commissie
Op 28 juni 2013 heeft de Commissie een nieuw voorstel aangenomen voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan Italië om de terugkeer naar de arbeidsmarkt te ondersteunen van werknemers die zijn ontslagen bij De Tomaso Automobili S.p.A. als gevolg van door de mondialisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in wereldhandelspatronen.
Deze aanvraag voor de beschikbaarstelling van een totaalbedrag van 2 594 672 EUR uit het EFG voor Italië is de zesde die in het kader van de begroting 2013 wordt behandeld. De aanvraag betreft 1 030 gedwongen ontslagen bij De Tomaso Automobili S.p.A., een Italiaanse automobielfabrikant, tijdens de referentieperiode van vier maanden die liep van 5 juli 2012 tot 28 augustus 2012, waarbij 1 010 werknemers in aanmerking komen voor maatregelen met medefinanciering door het EFG. Al deze ontslagen werden berekend volgens artikel 2, tweede alinea, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1927/2006.
De aanvraag werd op 5 november 2012 bij de Commissie ingediend en tot en met 5 maart 2013 is aanvullende informatie verstrekt. De Commissie heeft besloten dat de aanvraag voldoet aan de in Verordening (EG) nr. 1927/2006 neergelegde voorwaarden aan het gebruik van het EFG.
De Italiaanse autoriteiten voeren aan dat de autoproductie in 2010 wereldwijd met 22,4 % is gestegen (na een daling van 9,6 % in 2009[3]). In 2010 werden in totaal 58,3 miljoen auto's gefabriceerd. De EU was de grootste producent, met 26 % van de wereldwijde autoproductie, terwijl China, de op een na grootste producent, 13,9 miljoen eenheden heeft geproduceerd. De Chinese autoproductie is in 2010 met 33,8 % gegroeid, terwijl de autoproductie in Europa slechts met 8,3 % toenam. In hetzelfde jaar (2010) heeft Japan, de op twee na grootste producent ter wereld, 21,1 % meer auto's geproduceerd dan in 2009, gevolgd door Zuid-Korea (+22,4 %), Brazilië (+9,8 %), India (+29,4 %) en de VS (+24,4 %). Uit deze cijfers blijkt dat de groei van de automobielindustrie in de EU aanzienlijk achterblijft bij haar belangrijkste concurrenten, waardoor het marktaandeel van de EU in de sector kleiner wordt.
De Italiaanse autoriteiten beroepen zich voorts op de statistieken over de productie van auto's in Europa[4] om aan te tonen dat het marktaandeel van de EU tussen 2004 en 2010 is gedaald. Het marktaandeel van de EU‑27 in de wereldproductie van auto's daalde van 28,4 % in 2004 tot 26,3 % in 2010. In dezelfde periode is de productie van personenauto's in de EU‑27 in absolute cijfers met 6,7 % gestegen, terwijl het groeipercentage wereldwijd 32,2 % bedroeg. Deze daling van het marktaandeel van de EU maakt deel uit van een langetermijntrend, zoals de Commissie had verklaard in haar beoordelingen van voorafgaande EFG-zaken in de autosector gebaseerd op handelsgerelateerde globalisering (in 2001 bedroeg het aandeel van de EU‑27 nog 33,7 % van de wereldwijde autoproductie). Het slinkende aandeel van de Europese markt in de wereldmarkt voor personenauto's komt ook naar voren in het op 6 juni 2012 gepubliceerde eindrapport van de CARS 21-Groep[5]. De belangrijkste oorzaak van de herverdeling van het aandeel in de wereldmarkt is het geografische consumptiepatroon, met name de snelle groei van de Aziatische markten waar de producenten uit de EU minder van profiteren, aangezien ze van oorsprong een minder goede positie innemen op deze markten dan elders.
Het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening waarvoor medefinanciering wordt aangevraagd, omvat maatregelen voor de terugkeer van 1 010 werknemers op de arbeidsmarkt, zoals begeleiding bij beroepskeuze, outplacement en hulp bij het zoeken naar werk, opleiding, omscholing en beroepsopleiding, begeleidingsmaatregelen bij de oprichting van een bedrijf, bijdrage voor de opstart van een bedrijf, premie voor het aanwerven van werknemers, toelage voor het zoeken naar werk, bijdragen voor speciale uitgaven, zoals bijdrage voor verzorgers van afhankelijke personen en bijdrage in de reiskosten.
Volgens de Italiaanse autoriteiten vormen de maatregelen, die op 15 januari 2013 in gang gezet zijn, samen een gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening en is hierbij sprake van actieve arbeidsmarktmaatregelen die zijn gericht op de terugkeer op de arbeidsmarkt van de werknemers.
Wat de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 opgenomen criteria betreft, hebben de Italiaanse autoriteiten in de aanvraag:
· bevestigd dat de financiële bijdrage van het EFG niet in de plaats komt van maatregelen die krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten onder de verantwoordelijkheid van ondernemingen vallen;
· aangetoond dat de maatregelen tot doel hebben steun te verlenen aan individuele werknemers en niet worden gebruikt om ondernemingen of sectoren te herstructureren;
· bevestigd dat voor de hierboven vermelde subsidiabele maatregelen geen steun uit andere EU-financieringsinstrumenten wordt ontvangen.
Wat beheer- en controlesystemen betreft, heeft Italië de Commissie medegedeeld dat de financiële bijdrage als volgt zal worden beheerd: het Ministerio del lavoro e delle politiche sociali – Direzione Generale per le Politiche attive e Passive del lavoro (MLPS – DG PAPL) zal optreden als beheers-, certificerende en auditautoriteit (MLPS – DG PAPL Ufficio A zal fungeren als beheersautoriteit; MLPS – DG PAPL Ufficio B als certificerende autoriteit en MLPS – DG PAPL Ufficio C als auditautoriteit). De regio's Piemonte en Toscane zullen fungeren als de bemiddelende instantie voor de beheersautoriteit.
III. Procedure
Om middelen uit het Fonds te kunnen inzetten, heeft de Commissie de begrotingsautoriteit een overschrijvingsverzoek doen toekomen voor een totaalbedrag van 2 594 672 EUR uit de EFG-reserve (40 02 43) naar de EFG-begrotingslijn (04 05 01).
Dit is het zesde voorstel betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds dat in 2013 aan de begrotingsautoriteit wordt voorgelegd. Het voorgestelde bedrag van de financiële bijdrage laat meer dan 25 % van het voor het EFG bestemde jaarlijkse maximumbedrag beschikbaar voor toewijzingen gedurende de laatste vier maanden van het jaar, zoals voorgeschreven door artikel 12, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1927/2006.
De trialoog over het voorstel van de Commissie voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG kan plaatsvinden in vereenvoudigde vorm, zoals bepaald in artikel 12, lid 5, van de rechtsgrond, tenzij het Parlement en de Raad niet tot overeenstemming kunnen komen.
Conform een interne afspraak moet de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken bij dit proces worden betrokken, zodat zij op constructieve wijze kan bijdragen aan de beoordeling van de aanvragen voor steun uit het EFG.
- [1] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
- [2] PB C 406 van 30.12.2006, blz. 1.
- [3] Internationale Organisatie van Automobielfabrikanten OICA (www.oica.net).
- [4] Vereniging van Europese Automobielfabrikanten ACEA (www.acea.be).
- [5] http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/automotive/files/cars-21-final-report-2012_en.pdf
BIJLAGE II: BRIEF VAN DE COMMISSIE WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN
De heer Alain Lamassoure
voorzitter van de Begrotingscommissie
ASP 13E158
Subject: Advies inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in dossier EGF/2012/008 IT/De Tomaso Automobili, Italië (COM(2013)0469 final)
Mijnheer de voorzitter,
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (EMPL) en haar werkgroep EFG hebben de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in dossier EGF/2012/008 IT/De Tomaso Automobili onderzocht en het volgende advies goedgekeurd.
De commissie EMPL en de werkgroep EFG zijn voorstander van de beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds voor het verlangde doel. De commissie formuleert in dit verband een aantal opmerkingen, zonder evenwel de betaling op de helling te willen zetten.
Bij haar beraadslagingen is de commissie EMPL uitgegaan van de volgende overwegingen:
A) de aanvraag is gebaseerd op artikel 2, onder a), van de EFG-verordening en heeft betrekking op 1 010 van de in totaal 1 030 gedwongen ontslagen bij het bedrijf De Tomaso Automobili S.p.A. tijdens de referentieperiode van 5 juli 2012 tot 28 augustus 2012;
B) de Italiaanse autoriteiten voeren aan dat de ontslagen werden veroorzaakt als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, die negatieve gevolgen hadden voor de Europese automobielsector en daarmee ook voor de Italiaanse producenten;
C) de Italiaanse autoriteiten wijzen erop dat het marktaandeel van de EU in de productie van auto's tussen 2004 en 2010 is gedaald en dat de productie van personenauto's in absolute cijfers met 6,7 % is gestegen in de EU‑27, terwijl de groei wereldwijd 32,2 % bedroeg, met een snelle groei op de Aziatische markten, waar Europese producenten in het nadeel zijn;
D) de Italiaanse autoriteiten voeren aan dat de zwakke groei van de vraag naar luxewagens en de aanscherping van de kredietvoorwaarden ten gevolge van de economische en financiële crisis leidden tot het faillissement van De Tomaso Automobili;
E) van de werknemers voor wie de maatregelen zijn bedoeld, zijn 88,12 % mannen en 11,88 % vrouwen; van de werknemers is 88,91 % tussen de 24 en 54 jaar oud en 11,09 % ouder dan 55 jaar;
F) 93,37 % van de ontslagen heeft betrekking op bedieningspersoneel van installaties en machines en op monteurs.
Daarom verzoekt de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie over de Italiaanse aanvraag op te nemen:
1. is het met de Commissie eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 2, onder a), van de EFG-verordening (1927/2006) en dat Italië bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage op grond van deze verordening;
2. merkt op dat de Italiaanse autoriteiten de aanvraag voor een bijdrage uit het EFG op 5 november 2012 hebben ingediend en dat de beoordeling ervan op 28 juni 2013 door de Commissie beschikbaar is gesteld; is ingenomen met het relatief snelle beoordelingsproces, dat 7 maanden in beslag nam;
3. benadrukt dat de Commissie reeds de gevolgen van de economische en financiële crisis voor de automobielsector heeft erkend en dat deze sector het grootste aantal aanvragen (16) voor EFG-steun kent;
4. is verheugd dat de Italiaanse autoriteiten op 15 januari 2013 hebben besloten met de uitvoering van de individuele maatregelen te beginnen teneinde de werknemers snel bijstand te verlenen, ruimschoots vooruitlopend op het definitieve besluit over de toekenning van EFG-steun voor het voorgestelde gecoördineerde pakket;
5. verzoekt de Italiaanse autoriteiten om de steun uit het EFG ten volle te benutten en zoveel mogelijk werknemers aan te sporen om van de regeling gebruik te maken; herinnert eraan dat het uitvoeringspercentage van de financiële steun bij vroegere EFG-interventies in Italië relatief laag lag, met name als gevolg van een lage participatiegraad;
6. merkt op dat de ontslagen gedekt werden door het schadeloosstellingsfonds (CIG), het Italiaanse sociale vangnet waarmee werknemers ter compensatie van het loon een financiële uitkering krijgen; wijst erop dat de Italiaanse autoriteiten evenwel EFG-steun hebben gevraagd om onderhoudstoelagen te financieren, bovenop de gebruikelijke uitkeringen waarin de Italiaanse regelgeving inzake werkloosheidsuitkeringen voorziet;
7. herinnert eraan dat de EFG-middelen in de toekomst in de eerste plaats moeten worden besteed aan opleidingen en het zoeken van werk, alsook aan beroepsoriëntatieprogramma's, terwijl de financiële bijdrage vanuit het EFG aan vergoedingen altijd een aanvulling moet vormen op en in overeenstemming moet zijn met hetgeen de ontslagen werknemers op grond van nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten ontvangen; herinnert in deze context aan de conclusie van de Rekenkamer in Speciaal verslag nr. 7/2013 over het EFG dat "een derde van de EFG-financiering wordt gebruikt ter compensatie van nationale inkomenssteunregelingen voor werknemers, zonder Europese meerwaarde op te leveren", en aan de aanbeveling dat dergelijke maatregelen in de toekomst moeten worden beperkt;
8. is ingenomen met het feit dat de sociale partners zijn geraadpleegd over de inhoud van het pakket en dat een stuurgroep zal toezien op de uitvoering van het pakket;
9. verzoekt de lidstaten in toekomstige aanvragen de volgende informatie op te nemen over door het EFG te steunen opleidingsmaatregelen: soorten aangeboden opleiding, in welke sectoren, of het aanbod overeenkomt met de verwachte vaardighedenbehoeften in de betrokken regio/gemeente en of dit aansluit bij de toekomstige economische vooruitzichten van de regio.
Hoogachtend,
Pervenche Berès
BIJLAGE III: BRIEF VAN DE COMMISSIE REGIONALE ONTWIKKELING
De heer Alain LAMASSOURE
voorzitter
Begrotingscommissie
Europees Parlement
ASP 13E205
B-1047 Brussel
Subject:
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2012/008 IT/De Tomaso Automobili, Italië)
COM(2013)0469 – C7‑0207/2013 – 2013/2139(BUD)
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2011/025 IT/Lombardia, Italië)
COM(2013)0470 – C7‑0206/2013 – 2013/2138(BUD)
Geachte heer Lamassoure,
In haar voorstellen voor besluiten van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering heeft de Commissie het Europees Parlement geïnformeerd dat zij op basis van twee door Italië krachtens artikel 2, onder a), en artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1927/2006 ingediende aanvragen en overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer en artikel 12, lid 3, van bovenvermelde verordening voorstelt de middelen als volgt beschikbaar te stellen:
1. met betrekking tot de door Italië krachtens artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1927/2006 ingediende aanvraag in verband met 1 030 gedwongen ontslagen bij het bedrijf De Tomaso Automobili S.p.A., stelt de Commissie voor een bedrag van 2 594 672 EUR beschikbaar te stellen;
2. met betrekking tot de door Italië krachtens artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1927/2006 ingediende aanvraag in verband met 529 gedwongen ontslagen in twee bedrijven die vallen onder afdeling 26 van de NACE Rev. 2 ("Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten") in de NUTS II-regio Lombardia (Lombardije) (ITC4) stelt de Commissie voor een bedrag van 1 164 930 EUR beschikbaar te stellen.
Om onnodige vertraging te voorkomen bij de vaststelling van deze maatregelen, kunnen wij u met genoegen meedelen dat de Commissie regionale ontwikkeling geen bezwaar heeft tegen de beschikbaarstelling van bovengenoemd bedragen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, zoals voorgesteld door de Commissie, overeenkomstig de regels waarin is voorzien in het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 en Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.
Hoogachtend,
Danuta Hübner
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
18.9.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
33 2 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marta Andreasen, Reimer Böge, Zuzana Brzobohatá, Jean Louis Cottigny, Jean-Luc Dehaene, Göran Färm, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazábal Rubial, Ivars Godmanis, Lucas Hartong, Jutta Haug, Monika Hohlmeier, Jan Kozłowski, Alain Lamassoure, Claudio Morganti, Juan Andrés Naranjo Escobar, Dominique Riquet, László Surján, Helga Trüpel, Derek Vaughan, Angelika Werthmann |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Alexander Alvaro, Frédéric Daerden, Jürgen Klute, Paul Rübig, Peter Šťastný, Nils Torvalds, Catherine Trautmann, Adina-Ioana Vălean |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Elena Oana Antonescu, Andrzej Grzyb, Ivana Maletić, Marian-Jean Marinescu, Traian Ungureanu, Iuliu Winkler |
||||