VERSLAG over misleidende marketingpraktijken
30.9.2013 - (2013/2122(INI))
Commissie interne markt en consumentenbescherming
Rapporteur: Cornelis de Jong
PR_INI_art121
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over misleidende marketingpraktijken
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het beschermen van ondernemingen tegen misleidende marketingpraktijken en het zorgen voor doeltreffende handhaving (COM(2012)0702),
– gezien Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (gecodificeerde versie)[1],
– gezien Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt ("richtlijn oneerlijke handelspraktijken")[2],
– gezien Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming ("verordening samenwerking consumentenbescherming")[3],
– gezien Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen[4],
– gezien zijn resolutie van 9 juni 2011 over misleidende bedrijvengidsen[5],
– gezien zijn resolutie van 13 januari 2009 over de omzetting, tenuitvoerlegging en handhaving van Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en Richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame[6],
– gezien zijn resolutie van 16 december 2008 over bedrijven die misleidende gegevensbankdiensten aanbieden[7],
– gezien het onderzoek getiteld "Misleidende praktijken van "ondernemingen achter bedrijvengidsen" met het oog op de huidige en toekomstige wetgeving voor de interne markt gericht op de bescherming van consumenten en kleine en middelgrote ondernemingen", dat is uitgevoerd in opdracht van de Commissie interne markt en consumentenbescherming[8],
– gezien het ontwerpadvies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 19 april 2013 inzake de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het beschermen van ondernemingen tegen misleidende marketingpraktijken en het zorgen voor doeltreffende handhaving – herziening van Richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (COM(2012)0702)[9],
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en het advies van de Commissie juridische zaken (A7-0311/2013),
A. overwegende dat misleidende marketingpraktijken vele vormen kunnen aannemen, met als meest in het oog springende fraude met betrekking tot bedrijvengidsen, betalingsvormen, internetdomeinnamen en merkbescherming, evenals misleidende "zakenkans"-, "thuiswerk"- of "snel rijk"-regelingen;
B. overwegende dat de huidige Richtlijn 2006/114/EG betrekking heeft op misleidende en vergelijkende reclame en de gevolgen daarvan voor eerlijke mededinging op de interne markt;
C. overwegende dat er vanuit het bedrijfsleven, en met name vanuit kmo's en micro-ondernemingen, duidelijk vraag is naar betere bescherming en een doeltreffend optreden tegen misleidende praktijken tussen bedrijven onderling, hetgeen evenwel buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2005/29/EG valt;
D. overwegende dat de omvang van het financiële verlies als gevolg van misleidende marketingpraktijken in de EU niet bekend is, maar op basis van bepaalde nationale statistieken kan worden geraamd op miljarden euro per jaar;
E. overwegende dat misleidende marketingpraktijken marktfalen en concurrentieverstoringen veroorzaken, aangezien zij ondernemingen belemmeren bij het maken van geïnformeerde en dus efficiënte keuzes;
F. overwegende dat kmo's, en met name kleine en micro-ondernemingen, de grootste slachtoffers van misleidende marketingpraktijken zijn, terwijl dergelijke bedrijven een belangrijke groeifactor in Europa vormen; overwegende dat ook scholen, kerken, ziekenhuizen, ngo's en gemeenten en andere overheidsinstanties een doelwit vormen;
G. overwegende dat het Parlement herhaaldelijk zijn zorgen kenbaar heeft gemaakt over het probleem van de misleidende marketingpraktijken, die vaak een grensoverschrijdend karakter hebben, en de Commissie en de lidstaten heeft verzocht hun voorlichtingsactiviteiten te intensiveren en de samenwerking, handhaving en wetgeving te versterken;
H. overwegende dat misleidende marketingpraktijken een sterke weerslag op de consumenten hebben, omdat zij immers meer moeten betalen voor producten en diensten;
I. overwegende dat deze praktijken niet altijd worden gerapporteerd, aangezien de slachtoffers van misleidende marketingpraktijken zich vaak schamen en geen aangifte van dergelijke praktijken doen bij de handhavingsinstanties of aan betalingsverzoeken voldoen; overwegende dat het daarom van het grootste belang is dat die instanties het eenvoudiger maken om aangifte te doen, en voldoende prioriteit aan dergelijke gevallen toekennen;
J. overwegende dat de lidstaten de Richtlijnen 2005/29/EG en 2006/114/EG op verschillende wijze ten uitvoer hebben gelegd, waardoor de nationale voorschriften op deze gebieden aanzienlijke verschillen vertonen; overwegende dat die verschillen marktversnippering in de hand werken en onzekerheid creëren over de wettelijke handhaving van EU-voorschriften met betrekking tot ondernemingen, met name in een grensoverschrijdende context;
K. overwegende dat zwendelaars profiteren van het zeer ongelijke niveau van bescherming voor bedrijven in de lidstaten en dat alleen Oostenrijk en België een specifiek verbod op het misleidend aanbieden van bedrijvengidsen in hun wetgeving hebben opgenomen, terwijl in Nederland momenteel een soortgelijke wet wordt voorbereid;
L. overwegende dat het essentieel is een coherente benadering te volgen, waarbij naar een evenwicht tussen preventie en bestraffing wordt gestreefd; overwegende dat de handhavingsinstanties zonder duidelijke rechtsvoorschriften met betrekking tot deze problematiek terughoudend zullen blijven in hun optreden;
M. overwegende dat oplichters momenteel zeer moeilijk te traceren en te vervolgen zijn, omdat zij vaak rekeningen van het ene land naar het andere sturen, terwijl hun bankrekening zich weer in een ander land bevindt, zodat ook geldovermakingen moeilijk te traceren zijn;
N. overwegende dat het voor kmo's, en micro-ondernemingen in het bijzonder, wegens hun beperkte omvang en geringe middelen vaak ondoenlijk is om individueel gerechtelijke stappen te ondernemen tegen oplichters die in een ander rechtsgebied gevestigd zijn;
1. is verheugd over de mededeling van de Commissie, maar onderstreept dat er meer moet worden gedaan, in het bijzonder ten aanzien van de handhaving;
2. is ernstig verontrust over de negatieve gevolgen van bedrieglijke, misleidende en oneerlijke marketingpraktijken voor de economische groei, met name voor kmo´s, en voor de eerlijke concurrentie op de interne markt, met name in lidstaten die minder ontwikkeld zijn en het meest onder de financiële crisis te lijden hebben;
3. verzoekt de Commissie duidelijkheid te verschaffen over het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/114/EG om tot een betere bescherming van bedrijven tegen misleidende marketingpraktijken te komen;
Preventie en informatie
4. benadrukt dat de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten verbetering behoeft; verzoekt alle lidstaten een nationaal contactpunt op te zetten of aan te wijzen waar bedrijven en andere slachtoffers van misleidende praktijken hiervan aangifte kunnen doen en waar zij informatie over gerechtelijke en buitengerechtelijke rechtsmiddelen alsmede hulp en deskundig advies kunnen krijgen met het oog op het voorkomen en aanpakken van diverse vormen van fraude; is van mening dat elk contactpunt een databank moet bijhouden waarin alle soorten misleidende marketingpraktijken worden geregistreerd, met inbegrip van gemakkelijk te begrijpen voorbeelden; verzoekt de Commissie, rekening houdend met de budgettaire beperkingen, de coördinatie te verzorgen voor een soepele uitwisseling van informatie tussen de nationale databanken, o.a. door faciliterend op te treden bij de inrichting van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing over nieuw ontdekte praktijken;
5. is van mening dat de nationale contactpunten een actieve rol moeten spelen bij de informatie-uitwisseling tussen overheden, burgers en bedrijven en samen moeten werken om elkaar te waarschuwen tegen nieuwe misleidende praktijken en kmo's bij te staan bij het beslechten van grensoverschrijdende geschillen door opgelichte ondernemingen informatie te geven over geschikte gerechtelijke en buitengerechtelijke rechtsmiddelen; is van mening dat deze nationale contactpunten ermee belast moeten worden om hun algemene bevindingen regelmatig door te geven aan het publiek van de betrokken lidstaat;
6. verzoekt de nationale en internationale ondernemersorganisaties, en met name de kmo-organisaties, nauw met de nationale contactpunten samen te werken; juicht in dit verband ook publiek-private samenwerking toe;
7. steunt de Commissie in haar voornemen om te onderzoeken of het mogelijk is om op basis van gevalideerde criteria een zwarte lijst van misleidende marketingpraktijken voor de hele EU op te stellen, evenals, indien uitvoerbaar, een lijst van bedrijven die herhaaldelijk zijn veroordeeld voor dergelijke praktijken; wijst erop dat een dergelijke zwarte lijst moet aansluiten bij de reeds bestaande zwarte lijst uit de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, volledig moet zijn en duidelijke definities van misleidende marketingpraktijken moet bevatten;
8. verzoekt Europol een actievere rol te spelen bij de aanpak van deze vormen van fraude, door informatie te vergaren over grensoverschrijdende vormen van misleidende marketingpraktijken en door de structuren te analyseren achter de bedrijven die zich hieraan schuldig maken, en tevens mechanismen voor de snelle uitwisseling van actuele informatie over deze praktijken en structuren tussen de nationale handhavingsinstanties in het leven te roepen;
9. onderstreept dat de nationale handhavingsinstanties nauwer moeten samenwerken met dienstverleners wier diensten zijn gebruikt voor misleidende marketingpraktijken, bijvoorbeeld banken, telefoniebedrijven, postdiensten en incassobureaus, in het bijzonder door de uitwisseling van informatie te intensiveren, teneinde te helpen oplichters de pas af te snijden;
10. verzoekt de Commissie en de lidstaten om ten behoeve van alle ondernemingen gezamenlijke scholings- en voorlichtingsmaatregelen en de uitwisseling van goede praktijken te bevorderen, zodat zij op de hoogte zijn van de risico's ter zake;
Handhaving en vervolging
11. benadrukt dat de uiteenlopende niveaus van bescherming en de verschillende mechanismen voor handhaving door de overheid in de lidstaten een belemmering voor grensoverschrijdende reclamecampagnes vormen, en dat dit tot grote rechtsonzekerheid en operationele onzekerheid voor bedrijven leidt;
12. stelt met bezorgdheid vast dat de onderzoeksinstanties in een aantal lidstaten wegens het gebrek aan duidelijkheid van de bestaande voorschriften uiterst onwillig zijn om gevallen van misleidende marketingpraktijken ter hand te nemen, en er geen vertrouwen in hebben dat een afdoend bewijs kan worden geleverd; onderstreept dat de overheid proactief moet zijn bij de aanpak van financiële en economische criminaliteit;
13. benadrukt dat het onderzoek naar en de vervolging van misleidende marketingpraktijken verbeterd moeten worden; verzoekt de Commissie bijgevolg om ten behoeve van de nationale handhavingsorganen richtsnoeren op te stellen met betrekking tot de prioriteiten voor onderzoek en vervolging; verzoekt de lidstaten de capaciteit en de deskundigheid van de relevante onderzoeks- en rechtsinstanties te versterken;
14. onderstreept dat er doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen moeten worden ingevoerd, waarbij eraan herinnerd wordt dat van sancties een preventieve werking kan uitgaan;
15. verzoekt de Commissie een netwerk op te zetten voor de samenwerking tussen de nationale handhavingsinstanties ter verbetering van de tenuitvoerlegging van de richtlijn in grensoverschrijdende gevallen;
16. dringt er bij de Commissie op aan te kijken naar de aanbeveling van het Parlement inzake een gedeeltelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, waardoor contracten tussen bedrijven (B2B) onder bijlage I (de zwarte lijst) zouden vallen, en daarnaast na te denken over een mogelijke herziening van Richtlijn 2006/114/EG om te beoordelen of dit tot een coherentere benadering zou leiden, aangezien hiermee het concept oneerlijke handelspraktijken, net als de zwarte lijst, ook gaat gelden voor B2B-betrekkingen;
17. is ingenomen met het streven van de Commissie om een duidelijkere definitie van misleidende marketingpraktijken voor te stellen; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan bijkomende definities in te voeren voor praktijken in verband met beweringen omtrent milieuvriendelijkheid;
18. verzoekt de Commissie om bij wijze van prioriteit te onderzoeken hoe de veroordeling van bedrijven voor ernstige en herhaalde misleidende marketingpraktijken van invloed kan zijn op de mogelijkheid van deze bedrijven om deel te nemen aan EU-aanbestedingsprocedures en/of EU-subsidies te ontvangen;
19. verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat hun belastingautoriteiten nauw met de nationale contactpunten samenwerken en actief werk maken van inspecties bij bedrijven die volgens een aangifte misleidende marketingtechnieken hanteren;
20. onderstreept dat proactiever optreden van organisaties die belast zijn met de bedrijfsregistratie, zoals kamers van koophandel, nodig is teneinde verdacht gedrag op het spoor te komen en frauduleuze praktijken te voorkomen;
21. vestigt met name de aandacht op de rol van frauduleuze incassobureaus die niet aarzelen bedrijven onder druk te zetten om rekeningen te betalen waarvan zij weten of hadden kunnen weten dat deze frauduleus zijn; verzoekt de Commissie en de lidstaten maatregelen voor te stellen om dergelijke bureaus, zowel voor als na hun formele oprichting, beter te controleren, en tevens na te gaan of het mogelijk is incassobureaus er wettelijk toe te verplichten om melding te maken van misleidende praktijken;
22. stelt met bezorgdheid vast dat de procedures voor geschillenbeslechting inefficiënt, tijdrovend en kostbaar zijn gebleken en geen garantie bieden dat de geleden schade tijdig en adequaat wordt vergoed; benadrukt dat deze situatie moet worden verholpen, zodat de slachtoffers een correcte schadevergoeding kunnen verkrijgen; verzoekt de lidstaten, in voorkomend geval, nationale wetgeving in te voeren die de slachtoffers van misleidende marketingpraktijken in staat stelt overeenkomstig de onlangs gepubliceerde aanbeveling van de Commissie (C(2013)3539) en mededeling van de Commissie (COM(2013)401) collectief een zaak aan te spannen tegen een zwendelbedrijf; onderstreept dat ter voorkoming van misbruik van het procesrecht de slachtoffers vertegenwoordigd dienen te worden door een gekwalificeerde entiteit, zoals uiteengezet in de documenten van de Commissie;
Internationale samenwerking over de grenzen van de EU heen
23. onderstreept dat misleidende marketingpraktijken een internationaal probleem vormen dat zich uitstrekt tot voorbij de grenzen van afzonderlijke lidstaten alsook van de EU; dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten op aan te streven naar internationale samenwerking ter zake, zowel met derde landen als met de bevoegde internationale organisaties;
24. verzoekt de Commissie nauwere betrokken te raken bij de internationale werkgroep die zich bezighoudt met marketing voor een breed publiek en bestaat uit instanties voor wetshandhaving, regelgeving en consumentenbescherming uit de VS, Australië, België, Canada, Nederland, Nigeria en het VK en waarin ook Europol vertegenwoordigd is;
25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.
- [2] PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.
- [3] PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.
- [4] PB L 166 van 11.6.1998, blz. 51.
- [5] Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0269.
- [6] Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0008.
- [7] Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0608.
- [8] IP/A/IMCO/ST/2008-06.
- [9] INT/675 - CES1233-2013_00_00_TRA_PA.
TOELICHTING
Misleidende marketingpraktijken kunnen vele gedaanten aannemen; het meest in het oog springen bedrijven die misleidende gegevensbankdiensten aanbieden: een zwendelfirma verstuurt formulieren en verzoekt bedrijven om hun naam en contactgegevens in te vullen of te actualiseren, waarbij het ogenschijnlijk om een gratis aanbod gaat. De bedrijven die hierop ingaan, ontdekken later dat ze in feite ongewild een contract hebben ondertekend waaraan zij over het algemeen minstens drie jaar vastzitten en dat inhoudt dat zij worden opgenomen in een bedrijvengids tegen een jaarlijkse kostprijs van wel 1 000 EUR of meer.
Onder misleidende marketingpraktijken vallen verder misleidende betalingsformulieren die eruit zien als rekeningen voor diensten die de handelaar al zou hebben besteld, terwijl dat niet zo is, aanbiedingen voor het uitbreiden van internetdomeinnamen waarbij de oplichter onjuiste informatie verstrekt en psychologische druk uitoefent om een contract af te sluiten dat veel duurder is dan wanneer de registratie via een officiële aanbieder was gelopen, en aanbiedingen om de bescherming van handelsmerken uit te breiden naar andere landen, terwijl die bescherming alleen door officiële instanties kan worden verleend.
Het beschermingsniveau voor bedrijven verschilt sterk per lidstaat. Alleen Oostenrijk en België hebben een specifiek verbod op het misleidend aanbieden van bedrijvengidsen in hun wetgeving opgenomen. Afdeling 28a van de Oostenrijkse wet op oneerlijke handelspraktijken luidt: "Het is verboden bedrijfsmatig en uit concurrentiële overwegingen reclame te maken voor opneming in gidsen, zoals de gouden gids, een telefoonboek of soortgelijke lijsten, door middel van een overschrijvingsformulier, betalingsmandaat, factuur, voorstel tot verbetering of op soortgelijke wijze dan wel een dergelijke opneming rechtstreeks aan te bieden zonder er op ondubbelzinnige wijze en met duidelijke, grafische middelen op te wijzen dat bedoelde reclame slechts een aanbod is voor een contract." In de Belgische Wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming luidt artikel 97/1: "Het is verboden voor een onderneming ofwel rechtstreeks, ofwel via een betalingsformulier, een bestelformulier, een factuur, een aanbod, algemene voorwaarden, een voorstel tot verbetering of elk ander soortgelijk document, adverteerders te werven om hen in gidsen, adressenbestanden, telefoonboeken of soortgelijke lijsten of bestanden op te nemen, zonder ondubbelzinnig aan te geven dat deze werving een aanbod van overeenkomst tegen betaling uitmaakt en zonder in het vet en in het grootste lettertype dat in het document wordt gebruikt de duur van de overeenkomst en de hieraan verbonden prijs te vermelden." In Nederland wordt momenteel een soortgelijke wet voorbereid door Kamerleden van de Socialistische Partij (SP) in samenwerking met de liberale VVD.
De Commissie interne markt en consumentenbescherming is weliswaar verheugd over de mededeling van de Commissie over het beschermen van ondernemingen tegen misleidende marketingpraktijken en het zorgen voor doeltreffende handhaving, maar is ervan overtuigd dat een grotere inspanning vereist is. Hij stelt daarom in dit verslag bijkomende maatregelen voor op het gebied van preventie en informatieverstrekking, handhaving en vervolging. Misleidende marketingpraktijken zijn geen zuiver Europees verschijnsel. Daarom benadrukt de commissie het belang van internationale samenwerking bij de bestrijding van deze praktijken.
ADVIES van de Commissie juridische zaken (19.9.2013)
aan de Commissie interne markt en consumentenbescherming
inzake misleidende reclamepraktijken
2013/2122 (INI).
Rapporteur voor advies: Raffaele Baldassarre
SUGGESTIES
De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie interne markt en consumentenbescherming onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. is ernstig verontrust over de negatieve gevolgen van bedrieglijke, misleidende en oneerlijke marketingpraktijken voor de economische groei, met name van het MKB, en voor de eerlijke concurrentie op de interne markt, met name in lidstaten die minder ontwikkeld zijn en het meest onder de financiële crisis te lijden hebben;
2. benadrukt het feit dat de uiteenlopende niveaus van de mechanismen voor bescherming en handhaving door de overheid tussen de lidstaten een belemmering voor grensoverschrijdende reclamecampagnes vormen, en dat dit tot grote operationele en rechtsonzekerheid voor bedrijven leidt;
3. dringt er bij de lidstaten op aan een ad-hocnetwerk van nationale autoriteiten op te richten om de handhavingsmethodes te verbeteren en relevante informatie uit te wisselen; beveelt hiertoe aan dat de Commissie ten behoeve van de nationale autoriteiten richtsnoeren inzake vervolging en onderzoek opstelt;
4. dringt er bij de lidstaten op aan een nationaal contactpunt op te zetten waar bedrijven aangifte kunnen doen van misleidende praktijken en waar zij met betrekking hiertoe deskundig advies kunnen krijgen;
5. spreekt zijn krachtige steun uit voor een nauwere samenwerkingsprocedure bij grensoverschrijdende gevallen van misleidende reclame; benadrukt dan ook de noodzaak van invoering en toepassing van duidelijk omlijnde, specifieke bepalingen inzake wederzijdse bijstand tussen de desbetreffende nationale autoriteiten;
6. is ingenomen met het streven van de Commissie om een duidelijkere definitie van misleidende marketingpraktijken te ontwikkelen; dringt er in dit opzicht bij de Commissie op aan bijkomende definities voor praktijken in verband met beweringen omtrent milieuvriendelijkheid in te voeren;
7. moedigt de Commissie aan verder na te denken over een voorstel voor een wijziging van Richtlijn 2006/114/EG teneinde een zwarte lijst op te nemen van praktijken die onder alle omstandigheden als misleidend worden beschouwd; is geen voorstander van uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken tot B2B-praktijken, aangezien de kwetsbaarheid en de behoefte aan bescherming in B2C- en B2B-betrekkingen verschillend zijn;
8. is van mening dat de Commissie, wanneer zij nadenkt over opneming van een zwarte lijst van als misleidend aangemerkte praktijken, erop moet toezien dat het bij die lijst om bepaalde marketingpraktijken gaat en dat er geen frauduleuze ondernemingen op worden geplaatst;
9. verzoekt de Commissie de verhouding tussen vergelijkende reclame en bepaalde intellectuele-eigendomsrechten te onderzoeken, met name wat betreft vergelijkingen tussen producten met en zonder oorsprongsbenaming.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
17.9.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
22 0 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Raffaele Baldassarre, Luigi Berlinguer, Sebastian Valentin Bodu, Françoise Castex, Christian Engström, Marielle Gallo, Giuseppe Gargani, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Sajjad Karim, Klaus-Heiner Lehne, Antonio López-Istúriz White, Antonio Masip Hidalgo, Jiří Maštálka, Alajos Mészáros, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner, Francesco Enrico Speroni, Dimitar Stoyanov, Alexandra Thein, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Eva Lichtenberger, Angelika Niebler, József Szájer, Axel Voss |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Olle Schmidt |
||||
de nadruk op het belang van internationale samenwerking bij de bestrijding van deze praktijken.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
26.9.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
35 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Claudette Abela Baldacchino, Pablo Arias Echeverría, Adam Bielan, Preslav Borissov, Jorgo Chatzimarkakis, Sergio Gaetano Cofferati, Birgit Collin-Langen, Anna Maria Corazza Bildt, Cornelis de Jong, Christian Engström, Vicente Miguel Garcés Ramón, Evelyne Gebhardt, Małgorzata Handzlik, Sandra Kalniete, Edvard Kožušník, Hans-Peter Mayer, Sirpa Pietikäinen, Robert Rochefort, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Christel Schaldemose, Catherine Stihler, Barbara Weiler |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Raffaele Baldassarre, Ashley Fox, Marielle Gallo, Roberta Metsola, Claudio Morganti, Olle Schmidt, Sabine Verheyen, Josef Weidenholzer |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Ana Gomes, Ingeborg Gräßle, Eduard-Raul Hellvig, Elisabeth Jeggle |
||||