VERSLAG over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2012/011 DK/Vestas, Denemarken)
28.11.2013 - (COM(2013)0703 – C7‑0357/2013 – 2013/2262(BUD))
Begrotingscommissie
Rapporteur: Jan Kozłowski
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2012/011 DK/Vestas, Denemarken)
(COM(2013)0703 – C7‑0357/2013 – 2013/2262(BUD))
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0703 – C7‑0357/2013),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1], en met name punt 28 daarvan,
– gezien Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering[2],
– gezien de trialoogprocedure als bedoeld in punt 28 van het IIA van 17 mei 2006,
– gezien de brief van de Commissie economische en monetaire zaken,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7‑0410/2013),
A. overwegende dat de Europese Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, en hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt;
B. overwegende dat financiële steun van de Unie aan ontslagen werknemers flexibel moet zijn en zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking moet worden gesteld, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die is goedgekeurd tijdens het overleg van 17 juli 2008, en met inachtneming van het IIA van 17 mei 2006 wat betreft het nemen van besluiten om gebruik te maken van het EFG;
C. overwegende dat Denemarken aanvraag EGF/2012/011 DK/Vestas voor een financiële bijdrage uit het EFG heeft ingediend naar aanleiding van 611 gedwongen ontslagen in Vestas Group tijdens de referentieperiode die liep van 18 september 2012 tot 18 december 2012, waarbij 611 werknemers in aanmerking komen voor maatregelen met medefinanciering door het EFG;
D. overwegende dat de aanvraag voldoet aan de criteria voor subsidiabiliteit die in de EFG-verordening zijn vastgelegd;
1. is het met de Commissie eens dat is voldaan is aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 2, onder a), van de EFG-verordening en dat Denemarken bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage op grond van die verordening;
2. stelt vast dat de Deense autoriteiten de aanvraag voor een financiële bijdrage uit het EFG op 21 december 2012 hebben ingediend en dat de beoordeling daarvan door de Commissie op 16 oktober 2013 werd gepubliceerd; merkt op dat de beoordeling van deze aanvraag veel langer heeft geduurd dan die van het vorige Vestas-dossier, dat door Denemarken is ingediend in mei 2012;
3. is van mening dat de ontslagen in het bedrijf Vestas Group, die actief is op het gebied van windturbineproductie, verband houden met door de mondialisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, meer bepaald een stagnatie van de vraag naar windturbine-installaties in Europa en een groei van de markt in Azië, een penetratie van de Europese markt door Chinese windturbineproducenten die meer concurrerende prijzen hanteren en een significante inkrimping van het marktaandeel van de EU in de totale capaciteit van 66 % in 2006 naar 27,5 % in 2012[3];
4. is van mening dat de Europese windenergiemarkt waarschijnlijk verder zal groeien, waardoor de vraag voor Europese producenten van windturbines en toeleverende industrieën zal groeien dankzij de voortdurende promotie van energie uit hernieuwbare bronnen op het niveau van de Unie; wijst in dit verband op de verplichte nationale streefcijfers voor het gebruik van hernieuwbare energie na 2020; spreekt dan ook zijn bezorgdheid uit over deze verplaatsing en wijst op het gevaar van invoer van in Azië geproduceerde windturbines naar de Europese markt;
5. stelt vast dat de ontslagen in kwestie het rechtstreekse gevolg zijn van de strategische beslissing van Vestas Group van november 2011 om zijn structuur te reorganiseren en zich dichter bij zijn klanten op de regionale markten te vestigen, met name in China; merkt op dat de getroffen regio Ringkøbing-Skjern aanzienlijk heeft geïnvesteerd in infrastructuur om een innoverend bedrijf als Vestas Group aan te trekken en dat het besluit van Vestas de regio in de problemen brengt;
6. merkt op dat Vestas Group al massaal personeel heeft ontslagen in 2009/2010, met een nieuwe golf vanaf 2012, waardoor het aantal getroffen Vestas-werknemers op ongeveer 2000 komt, met als gevolg een grote uitdaging voor de getroffen gemeenten, waar al sprake was van een snelle stijging van de werkloosheid[4];
7. merkt op dat dit het derde EFG-dossier is voor het bedrijf Vestas Group en het vierde EFG-dossier in windturbinesector (EGF/2010/003 DK/Vestas[5], EGF/2010/022 DK/LM Glasfiber[6], EGF/2010/017 DK/Midtjylland Machinery[7]);
8. is verheugd dat de Deense autoriteiten, om de werknemers snel bijstand te verlenen, hebben beslist om met de uitvoering van de individuele dienstverlening aan de getroffen werknemers te beginnen op 1 maart 2013, lang vóór het definitieve besluit over de toekenning van EFG-steun voor het voorgestelde gecoördineerde pakket;
9. merkt op dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening waarvoor medefinanciering wordt aangevraagd, maatregelen omvat voor de terugkeer van 611 ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt, zoals counseling, mentoring en coaching, individuele doelgerichte opleidingspakketten (interculturele opleidingscursussen, taalcursussen, ondernemerschapsopleiding, standaardcursussen en -opleidingsprogramma's), ondernemerschapsbeurzen, 55+-maatregelen met speciale mentoring en outplacement en onderhoudstoelagen;
10. is tevreden met het feit dat de werknemers individuele doelgerichte opleidingspakketten zullen volgen die overeenkomen met hun behoeften, die tijdens de counseling- en coaching-fase zullen worden vastgesteld;
11. is tevreden met het feit dat het gecoördineerde pakket maatregelen omvat met speciale mentoring en outplacement voor werknemers die 55 of ouder zijn, die waarschijnlijk extra moeilijkheden zullen ondervinden om nieuw werk te vinden als gevolg van hun leeftijd;
12. merkt op dat het pakket aanzienlijke stimulansen (maximum 25 000 EUR) voor het opzetten van een eigen bedrijf omvat, die strikt zijn gekoppeld aan het bijwonen van ondernemerschapscursussen en een controle aan het eind van het EFG-project;
13. betreurt evenwel het feit dat meer dan de helft van de EFG-steun zal worden besteed aan financiële toelagen, waarbij alle werknemers een uitkering voor korte duur moeten ontvangen (geschatte kosten 10 400 EUR per werknemer);
14. herinnert eraan dat de EFG-steun vooral moet worden gebruikt voor het zoeken van een baan en voor opleidingsprogramma's, en niet mag dienen als rechtstreekse bijdrage aan financiële uitkeringen; is van mening dat, als de EFG-steun opgenomen wordt in het pakket, deze uitkeringen aanvullend moeten zijn en nooit uitkeringen mogen vervangen die krachtens nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten of bedrijven vallen; benadrukt in verband hiermee dat met de nieuwe EFG-verordening voor de periode 2014-2020 een maximum zal worden ingevoerd voor financiële toelagen, die niet meer zullen mogen bedragen dan 35 % van de kosten van het pakket en dat het niveau van de toelagen zoals vastgesteld in het gecoördineerd pakket voor deze aanvraag niet meer mogelijk zal zijn met de nieuwe verordening;
15. is tevreden met het feit dat de sociale partners, inclusief de vakbonden, bij de voorbereiding van de EFG-aanvraag zijn geraadpleegd en dat een beleid van gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie zal worden gevoerd in de verschillende stadia van de uitvoering van het EFG en met betrekking tot de toegang ertoe;
16. herinnert aan het belang van een verbetering van de inzetbaarheid van alle werknemers door aangepaste opleiding en de erkenning van de in de loop van het beroepsleven opgedane vaardigheden en bekwaamheden; verwacht dat de opleiding die in het gecoördineerde pakket wordt aangeboden, niet alleen is afgestemd op de behoeften van de ontslagen werknemers, maar ook op het huidige ondernemingsklimaat;
17. merkt op dat de informatie die is verstrekt over het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening die door het EFG moet worden gefinancierd, gegevens bevat over de complementariteit met acties die worden gefinancierd uit de structuurfondsen; benadrukt dat de Deense autoriteiten bevestigen dat voor de subsidiabele maatregelen geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie wordt ontvangen; herhaalt zijn oproep aan de Commissie om in haar jaarverslagen een vergelijkende evaluatie van deze gegevens op te nemen om ervoor te zorgen dat de bestaande verordeningen volledig in acht worden genomen en dubbel gebruik van door de Unie gefinancierde diensten wordt voorkomen;
18. verzoekt de betrokken instellingen de nodige maatregelen te nemen om de procedurele regelingen te verbeteren teneinde de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG te bespoedigen; waardeert de verbeterde procedure die de Commissie op verzoek van het Parlement in het leven heeft geroepen om de toekenning van subsidies te versnellen, met als doel de begrotingsautoriteit de beoordeling door de Commissie van de subsidiabiliteit van een EFG-aanvraag voor te leggen samen met het voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG; hoopt dat verdere verbeteringen van de procedure zullen worden ingepast in de nieuwe verordening betreffende het EFG (2014-2020) en dat er meer doelmatigheid, transparantie en zichtbaarheid van het EFG zullen worden bewerkstelligd;
19. beklemtoont dat overeenkomstig artikel 6 van de EFG-verordening moet worden gewaarborgd dat met middelen van het EFG de stabiele terugkeer van individuele ontslagen werknemers in de arbeidsmarkt wordt gesteund; benadrukt voorts dat de EFG-steun alleen actieve arbeidsmarktmaatregelen kan medefinancieren die duurzame werkgelegenheid voor de lange termijn opleveren; herhaalt dat uit het EFG afkomstige steun niet in de plaats mag komen van maatregelen waartoe bedrijven verplicht zijn krachtens hun nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, of van maatregelen voor de herstructurering van bedrijven of bedrijfstakken;
20. is ingenomen met het akkoord dat de Raad heeft bereikt om in de verordening van het EFG voor de periode 2014-2020 het criterium van de financiële en economische crisis opnieuw in te voeren, die het mogelijk maakt ook financiële steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van de huidige financiële en economische crisis en niet alleen aan werknemers die hun baan verliezen als gevolg van veranderingen in de wereldhandelspatronen;
21. hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
22. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
- [2] PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.
- [3] World Wind Energy association, jaarverslag 2012, Bonn, mei 2013. http://www.wwindea.org/webimages/WorldWindEnergyReport2012_final.pdf
- [4] www.dst.dk
- [5] COM(2012)0502 – Besluit nr. 2012/731/EU (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 19).
- [6] COM(2011)0258 – Besluit nr. 2011/469/EU (PB L 195 van 27.7.2011, blz. 53).
- [7] COM(2011)0421 – Besluit nr. 2011/725/EU (PB L 289 van 8.11.2011, blz. 31).
BIJLAGE: BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van ...
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (aanvraag EGF/2012/011 DK/Vestas, Denemarken)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1], en met name punt 28 daarvan,
Gezien Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering[2], en met name artikel 12, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die ontslagen zijn als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.
(2) Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het EFG toe binnen het jaarlijkse maximum van 500 miljoen EUR.
(3) Denemarken heeft op 21 december 2012 een aanvraag ingediend om middelen uit het EFG ter beschikking te stellen in verband met ontslagen in het bedrijf Vestas Group en heeft deze aanvraag aangevuld met bijkomende informatie tot en met 16 juli 2013. Deze aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor het bepalen van financiële bijdragen zoals vastgelegd in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. Bijgevolg stelt de Commissie voor om een bedrag van 6 364 643 EUR beschikbaar te stellen.
(4) Er moeten dan ook middelen uit het EFG ter beschikking worden gesteld om een financiële bijdrage te leveren voor de door Denemarken ingediende aanvraag.
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013 wordt een bedrag van 6 364 643 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te ,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
TOELICHTING
I. Achtergrond
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden.
Overeenkomstig de bepalingen van punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1] en van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1927/2006[2], moeten de uitgaven van het EFG binnen een jaarlijks maximum van 500 miljoen EUR blijven, welk geld afkomstig is uit marges onder het totale uitgavenmaximum van het voorgaande jaar en/of uit geannuleerde vastleggingskredieten van de voorgaande twee jaren, met uitzondering van de kredieten voor rubriek 1b. De benodigde bedragen worden als voorziening in de begroting opgenomen zodra er voldoende begrotingsruimte en/of geannuleerde vastleggingen zijn vastgesteld.
De procedure om het EFG te activeren verloopt als volgt: na een positieve beoordeling van een aanvraag legt de Commissie een voorstel tot beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds aan de begrotingsautoriteit voor, samen met een bijbehorend overschrijvingsverzoek. Tegelijkertijd kan een trialoog plaatsvinden om tot overeenstemming te komen over het gebruik van het Fonds en de vereiste bedragen. Een trialoog in vereenvoudigde vorm is mogelijk.
II. De aanvraag van Vestas Group en het voorstel van de Commissie
Op 16 oktober 2013 heeft de Commissie een nieuw voorstel aangenomen voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering aan Denemarken om de terugkeer naar de arbeidsmarkt te ondersteunen van werknemers die zijn ontslagen bij het bedrijf Vestas Group, als gevolg van door de mondialisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in wereldhandelspatronen.
De aanvraag voor de beschikbaarstelling van een totaalbedrag van 6 364 643 EUR uit het EFG voor Denemarken is de achtste die in het kader van de begroting 2013 wordt behandeld. De aanvraag heeft betrekking op 611 ontslagen bij Vestas Group, waarbij 611 werknemers in aanmerking komen voor maatregelen met medefinanciering door het EFG, tijdens de referentieperiode die liep van 18 september 2012 tot 18 december 2012. Alle ontslagen werden in overeenstemming met artikel 2, tweede alinea, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1927/2006 berekend.
De aanvraag werd op 21 december 2012 bij de Commissie ingediend en tot en met 16 juli 2013 is aanvullende informatie verstrekt. De Commissie heeft besloten dat de aanvraag voldoet aan de in Verordening (EG) nr. 1927/2006 neergelegde voorwaarden aan het gebruik van het EFG.
De Deense autoriteiten stellen dat de windturbineproductiesector in de EU ernstig wordt getroffen door veranderingen in de wereldhandelspatronen, met als gevolg een significante inkrimping van het marktaandeel van de EU. De vraag naar hernieuwbare energie, inclusief windenergie, zal drastisch groeien, maar er zullen marktverschuivingen komen. Hoewel windenergie tot 2006 een door Europa gedomineerde industrie was en de groei tot voor kort evenwichtig verdeeld was tussen Europa, Azië en de Verenigde Staten, stijgt de vraag naar windenergie momenteel sterk in Azië en Noord-Amerika. Zuid-Amerika zal gauw volgen en op lange termijn ook Afrika. De productie en het onderhoud zullen zich verplaatsen naar waar ze nodig zijn en naar regio's met een snelle economische groei. Naast aanzienlijk lagere loonkosten dwingen de hoge transportkosten van de grote onderdelen van windturbines de Europese producenten ertoe om hun productie naar de meest dynamische eindgebruikersmarkten te verplaatsen om hun concurrentievermogen en marktpositie veilig te stellen. Als gevolg hiervan is de productie de EU geleidelijk aan het verlaten.
De Deense autoriteiten stellen dat de ongeveer 800 eerdere ontslagen door Vestas Group in de gemeente Ringkøbing-Skjern in 2009/2010 al onvoorziene ontslagen waren wegens de snelle uitbreiding van de wereldwijde windenergiesector. In januari 2012 maakt Vestas zijn plan bekend nog eens 1 300 werknemers te ontslaan. Medio 2012 bereikte Vestas het aantal van 1 300 ontslagen in Denemarken, waarvan er 788 vielen onder het eerdere dossier EGF/2012/003 DK/Vestas, dat bij de Commissie is ingediend in mei 2012. De Deense autoriteiten verwachtten bijgevolg geen bijkomende ontslagen en waren verbaasd over de aankondiging van Vestas in september 2012 dat het bedrijf nog eens 611 werknemers zou ontslaan. In 2009 ging het hoofdzakelijk om laag- en ongeschoolde werknemers, als gevolg van het nieuwe wereldwijde handelspatroon om de productie te verplaatsen naar landen met lagere arbeidskosten. De ontslagen in de Vestas Group in 2012 troffen daarentegen vooral goed opgeleide, gespecialiseerde en hooggeschoolde werknemers.
De ontslagen vinden plaats op een moment waarop de werkloosheid snel stijgt. In 2012 waren 34 804 personen werkloos in Syddanmark en 32 571 in Midjylland (tegenover respectievelijk 14 030 en 13 132 in 2008).
Het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening waarvoor medefinanciering wordt aangevraagd, omvat maatregelen voor de terugkeer van 611 werknemers op de arbeidsmarkt, zoals counseling, mentoring en coaching, individuele doelgerichte opleidingspakketten (interculturele opleidingscursussen, taalcursussen, ondernemerschapsopleiding, standaardcursussen en -opleidingsprogramma's), ondernemerschapsbeurzen, 55+-maatregelen met speciale mentoring en outplacement en onderhoudstoelagen.
Volgens de Deense autoriteiten vormen de maatregelen, die op 1 maart 2013 in gang gezet zijn, samen een gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening en is hierbij sprake van actieve arbeidsmarktmaatregelen die zijn gericht op de terugkeer op de arbeidsmarkt van de werknemers.
Wat de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 opgenomen criteria betreft, hebben de Deense autoriteiten in de aanvraag:
• bevestigd dat de financiële bijdrage van het EFG niet in de plaats komt van maatregelen die krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten onder de verantwoordelijkheid van ondernemingen vallen;
• aangetoond dat de maatregelen tot doel hebben steun te verlenen aan individuele werknemers en niet worden gebruikt om ondernemingen of sectoren te herstructureren;
• bevestigd dat voor de hierboven vermelde subsidiabele maatregelen geen steun uit andere EU-financieringsinstrumenten wordt ontvangen.
Wat beheers- en controlesystemen betreft, heeft Denemarken de Commissie ervan in kennis gesteld dat de financiële bijdrage zal worden beheerd en gecontroleerd door dezelfde instanties als voor het Europees Sociaal Fonds, waarvoor de Danish Business Authority ook de beheersautoriteit is. Een andere afdeling van dezelfde instantie zal optreden als certificerende autoriteit. De EU-controledienst van de Danish Business Authority zal fungeren als auditautoriteit.
III. Procedure
Om middelen uit het fonds te kunnen inzetten, heeft de Commissie de begrotingsautoriteit een overschrijvingsverzoek doen toekomen voor een totaalbedrag van 6 364 643 EUR uit de EFG-reserve (40 02 43) naar de EFG-begrotingslijn (04 05 01).
Dit is het achtste voorstel voor beschikbaarstelling van middelen uit het fonds dat in 2013 aan de begrotingsautoriteit wordt voorgelegd. Het voorgestelde bedrag van de financiële bijdrage laat meer dan 25 % van het voor het EFG bestemde jaarlijkse maximumbedrag beschikbaar voor toewijzingen gedurende de laatste vier maanden van het jaar, zoals voorgeschreven door artikel 12, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1927/2006.
De trialoog over het voorstel van de Commissie voor een besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG kan plaatsvinden in vereenvoudigde vorm, zoals bepaald in artikel 12, lid 5, van de rechtsgrond, tenzij het Parlement en de Raad niet tot overeenstemming kunnen komen.
Conform een interne afspraak moet de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken bij dit proces worden betrokken, zodat zij op constructieve wijze kan bijdragen aan de beoordeling van de aanvragen voor steun uit het EFG.
BIJLAGE: BRIEF VAN DE COMMISSIE WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN
EK/nt
D(2013)53024
De heer Alain Lamassoure
Voorzitter van de Begrotingscommissie
ASP 13E158
Betreft: Advies inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in dossier EGF/2012/011 DK/Vestas, Denemarken (COM(2013)0703 final)
Mijnheer de voorzitter,
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (EMPL) en haar werkgroep EFG hebben de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in dossier EGF/2012/011 DK/Vestas - Denemarken onderzocht en het volgende advies goedgekeurd.
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de werkgroep EFG zijn voorstander van de beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds voor het verlangde doel. De commissie formuleert in dit verband een aantal opmerkingen, zonder evenwel de betaling op de helling te willen zetten.
Bij haar beraadslagingen is de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken uitgegaan van de volgende overwegingen.
A) De aanvraag is gebaseerd op artikel 2, letter a), van de EFG-verordening en heeft betrekking op de verlening van steun aan 611 werknemers van de windturbineproducerende onderneming Vestas die tijdens de referentieperiode van 18 september 2012 tot 18 december 2012 ontslagen zijn.
B) De Deense autoriteiten stellen dat de ontslagen veroorzaakt zijn door grote structurele veranderingen op de mondiale windturbinemarkt, met als gevolg een significante inkrimping van het marktaandeel van de EU.
C) Aangezien de EU-vraag stagneert en de mondiale markt, met name Azië, snel groeit, heeft Vestas Group besloten om te verhuizen naar een vestigingsplaats dichter bij de groeimarkten, om de productie- en transportkosten te verlagen.
D) Dit nieuwe geval met betrekking tot de windturbinesector in één lidstaat toont aan dat de EU een industriële strategie en andere herstructureringsmethoden nodig heeft om de energieoverstap te kunnen versnellen zonder banen te moeten schrappen.
E) De Deense autoriteiten beweren dat de ontslagen in kwestie onverwachts kwamen, omdat er in Vestas Group al golven van ontslagen waren in 2009/2010 en medio 2012 en de Deense regering aan het onderhandelen was over een ambitieus energiebeleid voor de jaren 2012-2020, met een grotere ontwikkeling van windturbines.
F) De plaatselijke impact van de ontslagen zal waarschijnlijk groot zijn, omdat de werkloosheidsgraad in de zes getroffen gemeenten gestaag stijgt, met name wat langetermijnwerkloosheid betreft.
G) 64,48% van de werknemers waarop de maatregelen betrekking hebben, zijn mannen en 35,52% vrouwen. 84,78% van de werknemers zijn tussen de 25 en 54 jaar oud en meer dan 14,40% zijn ouder dan 55.
H) De ontslagen werknemers zijn goed opgeleid, gespecialiseerd of hooggeschoold: 23,08 % van hen is technicus op het gebied van ingenieurswetenschappen, 22,26 % ingenieur, 22,91 % ongeschoold arbeider in de industrie en 21,60 % bedieningspersoneel van machines en assembleur.
Daarom verzoekt de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie over de Deense aanvraag op te nemen:
1. is het met de Commissie eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 2, onder a), van de EFG-verordening (1927/2006) en dat Denemarken bijgevolg recht heeft op een financiële bijdrage op grond van deze verordening;
2. stelt vast dat de Deense autoriteiten de aanvraag voor een financiële bijdrage uit het EFG op 21 december 2012 hebben ingediend en dat de beoordeling daarvan door de Commissie op 16 oktober 2013 werd gepubliceerd; merkt op dat de beoordeling van deze aanvraag veel langer heeft geduurd dan die van het vorige Vestas-dossier, dat door Denemarken is ingediend in mei 2012;
3. is van mening dat de Europese windenergiemarkt waarschijnlijk verder zal groeien, waardoor de vraag voor Europese producenten van windturbines en toeleverende industrieën zal groeien dankzij de voortdurende promotie van energie uit hernieuwbare bronnen op EU-niveau; wijst in dit verband op de verplichte nationale streefcijfers voor het gebruik van hernieuwbare energie na 2020; spreekt dan ook zijn bezorgdheid uit over deze verplaatsing en wijst op het gevaar van invoer van in Azië geproduceerde windturbines naar de Europese markt;
4. merkt op dat dit de vierde EFG-aanvraag is voor ontslagen in de windturbinesector, en ook de vierde die is ingediend door Denemarken, en de derde aanvraag voor Vestas Group (EGF/2010/003 DK/Vestas, EGF/2010/017 DK Midtjylland Machinery, EGF/2010/022 DK/LM Glasfiber en EGF, EGF/2012/003 DK/Vestas);
5. stelt vast dat de ontslagen in kwestie het rechtstreekse gevolg zijn van de strategische beslissing van Vestas Group van november 2011 om zijn structuur te reorganiseren en zich dichter bij zijn klanten op de regionale markten te vestigen, met name in China; merkt op dat de getroffen regio Ringkøbing-Skjern aanzienlijk heeft geïnvesteerd in infrastructuur om een innoverend bedrijf als Vestas Group aan te trekken en dat het besluit van Vestas de regio in de problemen brengt;
6. verheugt zich erover dat met de tenuitvoerlegging van het gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening werd gestart op 1 maart 2013, lang vóór het besluit over de verlening van EFG-steun door de begrotingsautoriteit;
7. is tevreden met het feit dat de werknemers individuele doelgerichte opleidingspakketten zullen volgen die overeenkomen met hun behoeften, die tijdens de counseling- en coaching-fase zullen worden vastgesteld;
8. is tevreden met het feit dat het gecoördineerde pakket maatregelen omvat met speciale mentoring en outplacement voor werknemers die 55 of ouder zijn, die waarschijnlijk extra moeilijkheden zullen ondervinden om nieuw werk te vinden als gevolg van hun leeftijd;
9. merkt op dat het pakket aanzienlijke stimulansen (maximum 25 000 EUR) voor het opzetten van een eigen bedrijf omvat, die strikt zijn gekoppeld aan het bijwonen van ondernemerschapscursussen en een controle aan het eind van het EFG-project;
10. betreurt evenwel het feit dat meer dan de helft van de EFG-steun zal worden besteed aan financiële toelagen, waarbij alle werknemers een uitkering voor korte duur moeten ontvangen (geschatte kosten 10 400 EUR per werknemer);
11. herinnert eraan dat de EFG-steun vooral moet worden gebruikt voor het zoeken van een baan en voor opleidingsprogramma's, en niet mag dienen als rechtstreekse bijdrage aan financiële toelagen; is van mening dat, als de EFG-steun opgenomen wordt in het pakket, zij aanvullend moet zijn en nooit uitkeringen mag vervangen die krachtens nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten of bedrijven vallen; benadrukt in verband hiermee dat met de nieuwe EFG-verordening voor de periode 2014-2020 een maximum zal worden ingevoerd voor financiële toelagen, die niet meer zullen mogen bedragen dan 35 % van de kosten van het pakket en dat het niveau van de toelagen zoals vastgesteld in het gecoördineerd pakket voor deze aanvraag niet meer mogelijk zal zijn met de nieuwe verordening;
12. is verheugd dat de sociale partners zijn geraadpleegd tijdens de ontwikkelingsfase van het pakket en dat zij permanent op de hoogte worden gehouden over de stand van het dossier.
Met de meeste hoogachting,
Pervenche Berès
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
27.11.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
24 3 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marta Andreasen, Zuzana Brzobohatá, Jean-Luc Dehaene, James Elles, Göran Färm, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazábal Rubial, Salvador Garriga Polledo, Jens Geier, Lucas Hartong, Jutta Haug, Monika Hohlmeier, Sidonia Elżbieta Jędrzejewska, Ivailo Kalfin, Sergej Kozlík, Jan Kozłowski, George Lyon, Jan Mulder, Vojtěch Mynář, Juan Andrés Naranjo Escobar, Dominique Riquet, Oleg Valjalo, Angelika Werthmann |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Frédéric Daerden, Jürgen Klute, Paul Rübig |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Juozas Imbrasas |
||||