VERSLAG over de benoeming van Alex Brenninkmeijer tot lid van de Rekenkamer

4.12.2013 - (C7‑0312/2013 – 2013/0810(NLE))

Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Inés Ayala Sender

Procedure : 2013/0810(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0433/2013
Ingediende teksten :
A7-0433/2013
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de benoeming van Alex Brenninkmeijer tot lid van de Rekenkamer

(C7‑0312/2013 – 2013/0810(NLE))

(Raadpleging)

Het Europees Parlement,

–   gezien artikel 286, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7‑0312/2013),

–   gezien artikel 108 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7‑0433/2013),

A. overwegende dat zijn Commissie begrotingscontrole de kwalificaties van de voorgedragen kandidaat heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde voorwaarden;

B.  overwegende dat de Commissie begrotingscontrole het kandidaat-lid van de Rekenkamer vervolgens tijdens haar vergadering van 7 november 2013 heeft gehoord,

1.  brengt positief advies uit over de voordracht van de Raad voor de benoeming van Alex Brenninkmeijer tot lid van de Rekenkamer;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, alsmede aan de overige instellingen van de Europese Unie en de controle-instellingen van de lidstaten.

BIJLAGE 1: CURRICULUM VITÆ VAN ALEX BRENNINKMEIJER

Geboren in 1951 in Amsterdam, Nederland

Van 1971 tot 1976 studeerde hij Nederlands recht aan de Rijksuniversiteit Groningen, hoofdrichtingen privaatrecht en publiekrecht, en behaalde hij een eerstegraads bevoegdheid economie.

In 1987 verdedigde hij zijn doctoraal proefschrift: "De toegang tot de rechter. Een onderzoek naar de betekenis van onafhankelijke rechtspraak in een democratische rechtsstaat", aan de Universiteit van Tilburg.

Van 1976 tot 1980 was hij wetenschappelijk medewerker aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Radboud Universiteit) en aansluitend tot 1984 aan de Universiteit van Tilburg.

Van 1992 tot 1996 was hij hoogleraar burgerlijk procesrecht aan de Universiteit van Amsterdam.

Van 1996 tot 2005 was hij hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden en vanaf 2002 tevens houder van de Albeda-leerstoel voor Arbeidsverhoudingen bij de overheid en ADR (Alternative Dispute Resolution)

Van 1998 tot 2001 was hij decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden.

Van 1984 tot 1988 fungeerde hij als ondervoorzitter van de Raad van Beroep te Arnhem (rechter in eerste aanleg in ambtenarenzaken en socialezekerheidszaken).

Van 1988 tot 1995 was hij raadsheer bij de Centrale Raad van Beroep (hoogste rechter in ambtenarenzaken en socialezekerheidszaken) en aansluitend tot 2002 vicepresident van dit rechterlijk college, en vervolgens was hij raadsheer-plaatsvervanger tot 2005.

Van 1999 tot 2005 was hij raadsheer-plaatsvervanger bij de Belastingkamer van het Gerechtshof 's Hertogenbosch.

Van 2005 tot heden is hij Nationale ombudsman van Nederland, in 2011 herkozen door de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor een tweede termijn van zes jaar. Als ombudsman heeft hij op vele terreinen systeemonderzoek gedaan naar het functioneren van de Nederlandse overheid en heeft hij met zijn rapporten een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de bevordering van goed bestuur.

De heer Brenninkmeijer heeft ruime ervaring met internationale en Europese samenwerking. Als Nationale ombudsman was de heer Brenninkmeijer persoonlijk betrokken bij vele samenwerkingsprojecten met ombudsinstituten in bijvoorbeeld de Tsjechische Republiek, Roemenië en Bulgarije. Hij was partner in EU-tenders (samen met de Griekse ombudsman) voor het ombudsinstituut in Servië en werkt nauw samen met ombudsmannen in het Caribische gebied (CAROA) en Indonesië. Recent heeft hij uitwisselingsprogramma’s gehad met Denemarken, Groot-Brittannië en Zweden.

Sinds 2012 is hij bij unanimiteit gekozen tot president van de European Board of the International Ombudsman Institute, de IOI. Hij is tevens lid van de World Board van de IOI. De IOI stimuleert en beschermt onafhankelijke ombudsmaninstituties en bevordert goed bestuur.

De heer Brenninkmeijer heeft een grondige kennis van het Europese institutionele en bestuursrecht en de rechten van het Handvest van fundamentele rechten van de EU. Ten slotte kan hij gemakkelijk communiceren in het Duits, Engels en Frans, naast het Nederlands dat zijn moedertaal is.

BIJLAGE 2: ANTWOORDEN VAN ALEX BRENNINKMEIJER OP DE VRAGENLIJST

Beroepservaring

1    Licht de belangrijkste aspecten van uw beroepservaring op het vlak van overheidsfinanciën, management of management auditing toe.

Als hoogleraar vormde het Europees bestuursrecht een belangrijk onderwerp, waardoor de juridische context van Europese begrotingsmiddelen mij vertrouwd is.

Als Nationale ombudsman (een onafhankelijk instituut met circa 170 medewerkers) heb ik in de periode 2006-2013 ruim 100 000 individuele klachten beoordeeld waarin publieke middelen (belastingen en sociale verzekeringen/premies) een hoofdrol vervulden. Daarnaast zijn onder mijn leiding ruim zestig onderzoeken op eigen initiatief uitgevoerd die vanuit het perspectief van goed bestuur en behoorlijke behandeling van de burger geconcentreerd waren op verantwoorde besteding van belastinggelden. Deze onderzoeken, die onderwerpen over de volle breedte van het overheidsbeleid betreffen, vertonen belangrijke overeenkomsten met prestatieaudits van de Europese Rekenkamer. Telkens ging het daarbij om vraagstukken over de inrichting van de betreffende (publieke) organisaties, de rechtmatigheid en doelmatigheid van het optreden van deze publieke organisaties en de effectiviteit ervan vanuit het gezichtspunt van de "gebruiker" (de burger).

In verschillende functies heb ik managementtaken vervuld: als vicepresident van een appel college gaf ik leiding aan de premiekamer en was ik lid van het managementteam op collegeniveau, als decaan van de faculteit in Leiden was ik eindverantwoordelijk voor het facultaire management en tevens lid van het college van decanen op universitair niveau. Als Nationale ombudsman was ik eindverantwoordelijk voor het management van een organisatie met circa 170 personeelsleden.

2    Wat zijn de drie belangrijkste beslissingen waarbij u tijdens uw carrière betrokken bent geweest?

1  Als Nationale ombudsman heb ik een significante rol vervuld bij het effectiever en efficiënter maken van juridische procedures zowel binnen het openbaar bestuur als bij de rechtspraak. Door goede argumentatie en nauwe samenwerking is het gelukt om bestuurders, ambtenaren en rechters te overtuigen dat veel juridische procedures voorkomen kunnen worden door in een vroeg stadium door middel van effectieve communicatie en eventueel mediation geschillen en conflicten te voorkomen. Afhankelijk van het soort zaak gaat het om een oplossingspercentage van 40 tot 60%. De efficiency steeg met rond 25%.

2  Als rechter in sociale zekerheidszaken heb ik deelgenomen aan belangrijke zaken betreffende gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Het betrof hier de verbindende rol van nationale wetgeving in het licht van Internationale en Europese regelgeving. Deze besluitvorming lag politiek gevoelig, omdat de onafhankelijke rol van de rechter op dit terrein vanuit de politiek met argusogen bekeken werd. Door deze rechtspraak werd de doorwerking van gelijke behandeling in de Nederlandse rechtsorde gewaarborgd.

3  Als hoogste rechter heb ik meerdere significante uitspraken gedaan betreffende het Nederlandse premiestelsel in de sociale zekerheid, onder andere wat betreft de verbindende rol van een door de wetgever geïntroduceerd bonus-malussysteem bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Door deze rechtspraak werden de bescherming van medische gegevens van burgers versterkt.

Onafhankelijkheid

3    In het Verdrag wordt bepaald dat de leden van de Rekenkamer "volkomen onafhankelijk" hun ambt uitoefenen. Hoe zou u invulling geven aan deze verplichting bij de uitoefening van uw toekomstige functie?

Conform artikel 286 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (EU Verdrag) en de Lima Verklaring van INTOSAI, het wereldwijde samenwerkingsverband van rekenkamers, zal ik geen instructies van regeringen of andere partijen aannemen voor de uitoefening van mijn functie. Bovendien zou ik geen activiteiten ondernemen die onverenigbaar zijn of lijken met mijn verantwoordelijkheden en plichten als Lid van de Europese Rekenkamer, direct of indirect. Onafhankelijkheid is voor een controle-instantie zoals de Europese Rekenkamer een voorwaarde voor het goed kunnen uitoefenen van haar bevoegdheden.

"Volkomen onafhankelijk" een ambt uitoefenen is echter meer dan het trouw zijn aan een eed en protocollen volgen. Onafhankelijkheid is een habitus, die in de professionele beroepsuitoefening ontwikkeld wordt. Zowel in mijn rol als hoogleraar, als rechter en als Nationale ombudsman heb ik volkomen onafhankelijk gefunctioneerd en zeker in de laatste functie heb ik een herkenbare, en alom erkende, onafhankelijke identiteit. Dit tegen de achtergrond dat de Nationale ombudsman in een politieke context functioneert. Transparency International heeft de Nationale ombudsman voor zijn Nederlandse NIS rapport aangewezen als sterkste pijler onder het integriteitssysteem.

4    Is u kwijting verleend voor de managementtaken die u voorheen uitvoerde, indien een dergelijke procedure van toepassing is?

Ja. In mijn rol als eindverantwoordelijke voor het instituut van de Nationale ombudsman als onafhankelijk Hoog College van Staat heb ik sinds 2005 jaarlijks tegenover het Parlement verantwoording af moeten leggen voor de werkwijze en rapportages van de Nationale ombudsman[1]. Sinds de presentatie van mijn eerste jaarverslag over 2005 heeft geen ervan geleid tot opmerkingen vanuit het Nederlandse Parlement over de bedrijfsvoering van de Nationale ombudsman. De Rijksaccountant voert jaarlijks een controle uit of alle bestedingen rechtmatig, volledig en juist zijn verantwoord. In de periode 2005-2013 is altijd een goedkeurende verklaring afgegeven.

In haar jaarlijkse verantwoordingsonderzoek betrekt de Algemene Rekenkamer ook de Hoge Colleges van Staat in een afzonderlijk rapport. Ook deze onderzoeken hebben niet geleid tot een ander beeld.

Mijn jaarlijkse verslaglegging omvat mede een thematische beschouwing over de openbare dienst (bv. ketensamenwerking bij de overheid, vertrouwen in de overheid, complexiteit van de overheid). Deze inhoudelijke thematische verslaglegging heeft steeds geleid tot positieve reacties van de regering en eveneens vanuit het parlement en heeft maatschappelijk debat uitgelokt.

5    Heeft u zakelijke of financiële belangen of andere verplichtingen waardoor een conflict met uw toekomstige taken zou kunnen optreden? Bent u bereid om al uw financiële belangen en andere verplichtingen aan de voorzitter van de Rekenkamer te onthullen en ze openbaar te maken? Bent u momenteel bij een gerechtelijke procedure betrokken, en zo ja, kunt u daar gedetailleerde uitleg over verschaffen?

Mijn zakelijke of financiële belangen of verplichtingen betreffen niet meer en niet minder dan de normaal gebruikelijke voor een persoonlijke huishouding: bankrekeningen, huisbezit en hypotheek. Ik ben bereid om deze belangen volledig te onthullen aan de voorzitter en ze op de gebruikelijke wijze via de website van de Europese Rekenkamer met een verklaring openbaar te maken.

Ik ben momenteel bij geen enkele gerechtelijke procedure betrokken, noch bij enige voor de integriteit van de functie uitoefening relevante gerechtelijke procedure betrokken geweest.

6    Bent u bereid om een functie waarvoor u gekozen bent, of een actieve functie met verantwoordelijkheden in een politieke partij op te geven na uw benoeming als lid van de Rekenkamer?

Ik ben geen lid van een politieke partij en bekleed daarom geen enkele gekozen of actieve functie met verantwoordelijkheid in een politieke partij. Ik zeg ook toe een dergelijke functie niet te zullen gaan vervullen indien benoemd als Lid van de Europese Rekenkamer.

7    Hoe zou u optreden bij een grote onregelmatigheid of zelfs een geval van fraude en/of corruptie, waarbij personen in uw lidstaat van herkomst zijn betrokken?

Ik zal in alle gevallen, ongeacht lidstaat of persoon, een melding maken bij het bevoegd gezag. Voor fraude en corruptie dient mijns inziens een zero-tolerance beleid te gelden. Fraude en corruptie, maar ook grote onregelmatigheden, tasten de fundamenten aan van de democratie, namelijk het vertrouwen van burgers in het functioneren van hun publieke organisaties, ongeacht of dat nu op Europees niveau, nationaal of lokaal niveau is. Als Nationale ombudsman is mij opgevallen dat bij klachten over vermeende corruptie of onregelmatigheden de afbreuk van vertrouwen van de burger zich heel snel uitbreidt tot andere overheidsorganisaties op verschillende niveaus, ofwel: het spill-over effect is aanzienlijk. Derhalve dient bestrijding van fraude en corruptie een van de belangrijkste speerpunten te zijn van elke overheidsorganisatie, op welk niveau dan ook.

Indien ik als Lid van de Europese Rekenkamer geconfronteerd zou worden met mogelijke fraude en/of corruptie zal ik, ongeacht de herkomst van de betrokken personen of de Lidstaat, me ervan verzekeren dat de informatie waarover ik beschik waar mogelijk vastgelegd wordt en toegankelijk wordt voor relevante acties van autoriteiten belast met corruptiebestrijding en strafrechtelijke vervolging. Ik zal tevens onverwijld toepassing geven aan het "vier ogen principe" in die zin dat ik de voorzitter van de Europese Rekenkamer informeer en dat gehandeld wordt in overeenstemming met Besluit nr. 97_2004 van de Europese Rekenkamer inzake samenwerking met het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). Kortom, ik zal waarborgen dat nationale betrokkenheid geen afbreuk zou doen aan de effectiviteit van waarheidsvinding ten behoeve van fraude en/of corruptiebestrijding en eventuele strafrechtelijke vervolging.

Uitoefening van het ambt

8    Wat zijn volgens u de belangrijkste kenmerken van een cultuur van gezond financieel beheer in eender welke openbare dienst?

De belangrijkste onderdelen van een cultuur van gezond financieel beheer zijn naar mijn overtuiging:

- Integriteit van de organisatie         - Compliance en rechtmatigheid van de uitgaven

  - Soberheid

  - Transparantie door publieke verantwoording

  - Zichtbaar maken van prestaties en risico’s: tijdig bijsturen

  - Een kritische en efficiënte toezichtsketen, zowel intern als extern

Als Nationale ombudsman is mij steeds weer gebleken hoe belangrijk het is dat publieke lichamen rechtmatig handelen en helder en toegankelijk communiceren over hun doelstellingen, activiteiten en prestaties. Dit is vaak het halve werk voor het begrip van de burger en daarmee voor hun vertrouwen in de overheid. Daarom ben ik ervan overtuigd dat gezond financieel beheer gebaat is bij transparantie, beginnend bij heldere en structurele rapportages door degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van programma’s en wetgeving. Juist bij publieke middelen moeten rapportage door het management niet alleen de betrouwbaarheid van de financiële gegevens verantwoorden maar ook of programma’s en activiteiten rechtmatig zijn uitgevoerd. Zulk een rapportage moet ook informatie bevatten over het behalen van resultaten. Op heldere en overtuigende wijze moet blijken of:

1  De organisatie op integere en efficiënte wijze en conform de regels uitvoering heeft gegeven aan haar taken;

2  Deze uitvoering met een zo zuinig mogelijk gebruik aan publieke middelen tot stand is gekomen;

3  De doelstellingen van programma’s c.q. wetgeving behaald zijn zoals beoogd, waarbij ook wordt ingegaan op welke wijze en in welke mate de vooraf vastgestelde prestatie indicatoren behaald zijn. Zonder heldere doelstellingen en vooraf vastgelegde prestatie-indicatoren is vooruitgang met en het behalen van doelstellingen niet of nauwelijks te achterhalen.

Een bijzonder punt vormt voor mij ook de helderheid van het juridische kader voor de uitvoering. Als Nationale ombudsman heb ik via systematische observaties en onderzoeken blootgelegd dat wet- en regelgeving, mede Europese, sterk aan duidelijkheid kan winnen. Mij is gebleken dat niet alleen burgers daardoor niet precies weten waaraan ze zich moeten houden en welke rechten ze hebben, ook deskundigen en specialisten binnen en buiten de overheid tasten vaak in het duister over de betekenis van het juridische kader. Deze onduidelijkheid is nadelig voor goede uitvoering en verantwoording en is funest voor het vertrouwen van de burger, omdat die kan denken: "ze doen maar wat". Als Nationale ombudsman heb ik hierover aan het parlement gerapporteerd in mijn jaarverslag 2012 met als titel: ‘Mijn onbegrijpelijke overheid’. De Nederlandse regering heeft mijn observaties onderschreven. Als lid van de Europese Rekenkamer zou ik gerichte aandacht willen schenken aan de essentiële betekenis van heldere regelgeving en beleid voor heldere verantwoording en voor effectief en efficiënt bestuur.

9    Volgens het Verdrag moet de Rekenkamer het Parlement bijstaan in de uitoefening van zijn bevoegdheid voor controle op de uitvoering van de begroting. Hoe zou u uw taken op het vlak van de verslaglegging aan het Europees Parlement en meer bepaald aan de Commissie begrotingscontrole omschrijven?

De Rekenkamer is dienstbaar aan de democratische functie van het parlement. Vertrouwen van burgers in de overheid is een basisvoorwaarde voor het goed functioneren van een democratisch bestel. Burgers kunnen veelal niet zelf controleren of de overheid verstandig met publieke middelen omgaat en de media leggen vaak een vergrootglas slechts op misstanden, zodat een evenwichtig beeld ontbreekt. Daarom is het van cruciaal belang dat via publieke verantwoording en parlementaire controle een reëel beeld ontstaat van de mate waarin effectief en efficiënt bestuur gerealiseerd wordt. Mij is als Nationale ombudsman gebleken dat goede publieke verantwoording bijdraagt aan de legitimatie van de bevoegde instanties[2]. Daarnaast is verantwoording afleggen door lidstaten en de Europese Commissie, en reflectie daarop door de Rekenkamer een goede methode om lering te trekken uit het verleden en om tot verbeteringen te komen in de uitvoering van programma’s en wetgeving.

Naast het jaarverslag besluit de Europese Rekenkamer, al dan niet op verzoek, welke speciale onderwerpen onderzocht zullen worden en de leden communiceren over de uitkomsten met het Parlement en de Raad. In het kwijtingsproces door het Europees Parlement aan de Europese Commissie ligt de meerwaarde van de rapporten van de Europese Rekenkamer niet alleen in de objectieve bevindingen, aanbevelingen en conclusies maar ook het aansluiten van deze rapporten op de behoefte aan objectieve informatie van het Parlement over de diverse beleidsterreinen en de leesbaarheid en toegankelijkheid van de rapporten voor zowel parlementariërs als burgers. Voor mij is deze toegankelijkheid erg belangrijk. Als Nationale ombudsman heb ik een significante bijdrage geleverd aan het helder rapporteren over de prestaties van de overheid. Gevolg is dat de parlementaire discussie over effectief en efficiënt bestuur in Nederland geïntensiveerd is en dat ook het publieke debat veel levendiger is geworden en herkenbaar voor veel burgers. Als lid van de Rekenkamer zou ik graag bijdragen aan een grotere helderheid van rapporten en naar een aansprekende vertaling van de relevantie ervan naar een breed publiek.

Voor het identificeren van relevante onderwerpen voor de agenda van de Rekenkamer zijn goede contacten met de politieke spelers in het kwijtingsproces, te weten Parlement en Raad, essentieel. In de relatie tussen Parlement en Rekenkamer speelt de Commissie begrotingscontrole in mijn ogen een sleutelrol aangezien deze Commissie de belangrijkste gesprekspartner is voor de Commissie en de Rekenkamer als het gaat om de jaarlijkse kwijting alsook de behandeling van de speciale verslagen van de Rekenkamer. De uitkomsten van dit soort onderzoek zijn ook van belang voor de vakcommissies binnen het Parlement. De Commissie begrotingscontrole speelt een belangrijke rol in de coördinatie tussen Rekenkamer en deze vakcommissies. Als Lid van de Rekenkamer zou ik, in goed overleg en samenwerking voor zowel de Commissie begrotingscontrole als vakcommissies, de bevindingen van de Rekenkamer in diverse gremia binnen het Parlement graag toelichten, met name als het gaat om welke concrete verbeteringen toepasbaar zijn in de specifieke verordeningen en andere regelgeving om de doelmatigheid en rechtmatigheid te verbeteren. Als Nationale ombudsman heb ik brede ervaring opgedaan met deze interactie met volksvertegenwoordiging.

10  Wat is volgens u de toegevoegde waarde van prestatieaudits en hoe moeten de bevindingen worden geïntegreerd in de beheersprocedures?

Hoewel het financiële en rechtmatigheidsonderzoek de basis vormt voor de toetsende taak van de Rekenkamer vind ik dat prestatieaudits van groot belang zijn voor publieke verantwoording. Goede keuze van onderwerpen voor prestatieaudits draagt bij aan de beleidsrelevantie van het werk van de Rekenkamer. Prestatieaudits kunnen op aansprekende wijze laten zien wat de resultaten zijn van beleid en de specifieke maatschappelijke waarde van Europees beleid voor de burger. Goede timing van prestatieaudits biedt een kans voor parlementair debat en daarmee versterkte democratische beïnvloeding.

De adviezen die de Rekenkamer bij voorbeeld recent heeft gegeven over landbouw- en structuurbeleid hebben geleid tot verbeteringen in de Commissievoorstellen op deze terreinen, onder ander vermindering van het aantal doelstellingen. Indien wetgeving en subsidievoorwaarden vooraf helder en duidelijk worden opgesteld, inclusief prestatie-indicatoren en criteria, kan achteraf beter vastgesteld worden of de prestatie geleverd is of niet. Ook leidt heldere wetgeving vooraf tot minder fouten in het toepassen van de subsidiebepalingen en tot kleinere foutenpercentages in termen van financiële rechtmatigheid.

11  Hoe kan de samenwerking tussen de Rekenkamer, de nationale controle-instanties en het Europees Parlement (Commissie begrotingscontrole) worden verbeterd op het punt van de controle van de EU-begroting?

80% van de EU begroting wordt in de lidstaten geïmplementeerd en bij de structuurfondsen is sprake van nationale cofinanciering. De financiële verwevenheid van Europese en nationale regulering en budgettering neemt door de jaren toe. Dit impliceert dat – ondanks de vaak historisch en cultureel bepaalde verschillen tussen de lidstaten – de noodzakelijke verbinding tussen Europese en nationale publieke verantwoording aan belang wint, waarbij zowel het Europese parlement als de volksvertegenwoordigingen in de lidstaten een belangrijke rol vervullen. Maar de vervulling van die rollen moet meer en meer met elkaar in verbinding gebracht worden. De Europese Rekenkamer moet daarom in nauwe samenwerking met nationale controle-instanties werken aan een steeds inzichtelijker verantwoording, zodat de democratische rol op Europees én nationaal niveau goed vervuld kan worden. De Europese Rekenkamer heeft beperkte middelen, reden waarom zoveel mogelijk geprofiteerd moet worden van gevalideerde audits op nationaal niveau. Veel waarde hecht ik eraan dat in het EU Contact Committee van nationale rekenkamers en de Europese Rekenkamer samenwerking geïntensiveerd wordt. Uiteindelijk treedt de Europese Rekenkamer op als auditor van de controlesystemen in lidstaten, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het Jaarverslag 2012.

Ik realiseer mij dat de auditfunctie in de Europese Unie nog in volle ontwikkeling is en dat er geen steen der wijzen voor die optimale auditing aan te wijzen valt. In een voortgaande dialoog tussen de instellingen van de EU moet steeds gewerkt worden aan democratische legitimatie en versterking van de publieke verantwoording, waarbij enerzijds een optimale methodologie doorontwikkeld moet worden, doch anderzijds ook een voor burgers begrijpelijke verantwoording moet plaatsvinden en controlelasten niet zwaarder zijn dan redelijkerwijs nodig. Centraal staat daarbij het op verantwoorde wijze verbinden van het functioneren van de EU met dat van de lidstaten.

Andere vragen

Zou u uw kandidatuur intrekken indien het Parlement een ongunstig advies uitbrengt over uw benoeming als lid van de Rekenkamer?

In de relatie tussen de Rekenkamer – en mij als lid ervan – en het Parlement en in het bijzonder de Commissie begrotingscontrole, vormt vertrouwen een essentiële voorwaarde. Ik ben mij ervan bewust dat ik met het aantonen van mijn onafhankelijke habitus en professionele competenties het Parlement ervan moet overtuigen dat ik voldoe aan de voorwaarden voor benoeming.

Als blijkt dat het Parlement onvoldoende overtuigd is van mijn professionele competenties en onafhankelijkheid en op die grond tot een negatief advies komt, vormt dat voor mij aanleiding om mijn kandidatuur in te trekken.

  • [1]  Zie voor jaarverslag 2012: http://jaarverslag.nationaleombudsman.nl/sites/default/files/Verslag%202012.pdf
  • [2]  A.F.M. Brenninkmeijer en K van den Bos, Vertrouwen in wetgeving, de overheid en rechtspraak, in: Nederlands Juristenblad (NJB) 2012, afl 21, p. 1451-1457.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

2.12.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

14

6

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marta Andreasen, Jean-Pierre Audy, Inés Ayala Sender, Zuzana Brzobohatá, Tamás Deutsch, Jens Geier, Gerben-Jan Gerbrandy, Ingeborg Gräßle, Monica Luisa Macovei, Jan Mulder, Eva Ortiz Vilella, Bart Staes, Georgios Stavrakakis, Michael Theurer

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Chris Davies, Cornelis de Jong, Monika Hohlmeier, Karin Kadenbach, Ivailo Kalfin, Markus Pieper

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Zita Gurmai, Janusz Władysław Zemke