VERSLAG over de voordracht van Nikolaos Milionis voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer
4.12.2013 - (C7‑0310/2013 – 2013/0808(NLE))
Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Inés Ayala Sender
ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de voordracht van Nikolaos Milionis voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer
(C7‑0310/2013 – 2013/0808(NLE))
(Raadpleging)
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 286, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7‑0310/2013),
– gezien artikel 108 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7‑0436/2013),
A. overwegende dat de Commissie begrotingscontrole van het Parlement de kwalificaties van de voorgedragen kandidaat heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde voorwaarden;
B. overwegende dat de Commissie begrotingscontrole het kandidaat-lid van de Rekenkamer vervolgens tijdens haar vergadering van 7 november 2013 heeft gehoord,
1. brengt positief advies uit over de voordracht van de Raad voor de benoeming van Nikolaos Milionis tot lid van de Rekenkamer;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, alsmеde aan de overige instellingen van de Europese Unie en de controle-instellingen van de lidstaten.
BIJLAGE 1: CURRICULUM VITAE VAN NIKOLAOS MILIONIS
Nationaliteit Grieks
Geboortedatum 7 september 1959
Geboorteplaats Arta, Griekenland
Onderwijs
1998 Universiteit van Athene
PhD in recht inzake overheidsfinanciën
Titel dissertatie: De institutionele rol van de Griekse rekenkamer
1994 Universiteit Paris VIII
Diplôme d'études approfondies (Post-master)
in overheidsfinanciën en verantwoordingsplicht
1993 Universiteit Paris I, Panthéon-Sorbonne
Diplôme d'études approfondies (Post-master)
in publiekrecht
1987-1989 Nationale School voor Openbaar Bestuur
1981 Universiteit van Athene
Eerste graad in de rechten
Beroepservaring
2004-heden Raad (Conseiller-Maître) van de Griekse rekenkamer
2011-2012 Afdelingsvoorzitter van de Griekse rekenkamer
1997-2004 Appèlrechter (Conseiller Référendaire) van de Griekse
rekenkamer
1989-1997 Rechter van eerste aanleg (Auditeur) van de Griekse rekenkamer
Didactische ervaring
2010-heden Assistent-professor in recht inzake overheidsfinanciën
Panteion Universiteit van Politieke Wetenschappen, Athene
2007-2010 Docent van het vak "Bevoegdheden van de Griekse rekenkamer"
aan de Universiteit van Athene
1998-2012 Docent Europees financieel recht
en de jurisprudentie van het Hof van Justitie
van de Europese Unie inzake fundamentele vrijheden
aan de Griekse Nationale School voor Gerechtelijke Ambtenaren
1997-1998 Docent recht inzake overheidsfinanciën
Nationale School voor Openbaar Bestuur
Overige opleiding/ervaring
1994 Stage bij de Franse Cour des Comptes
1995-1996 Attaché van het Griekse lid
van de Europese Rekenkamer.
Boeken
(1) Rekenkamer: Moderne trends en ontwikkeling (NOMIKI VIVLIOTHIKI 2012);
(2) Elementen van fiscaal en financieel Europees recht (SAKKOULAS 2008);
(3) De institutionele rol van de Griekse rekenkamer (SAKKOULAS 2002, 2e editie 2006);
(4) De Europese Rekenkamer (SAKKOULAS 1999).
Papers, artikelen en bijdragen
Publicatie van verscheidene papers en artikelen in juridische tijdschriften en bijdragen aan bundels en gedenkboeken, waarvan onder meer de volgende het meest relevant zijn voor de functie in kwestie:
(1) Naar een nieuw financieel bestuur van de Staat (2012);
(2) De Europese Rekenkamer (Artikelen 285-287 VWEU): bijdrage aan de bundel inzake de uitlegging van het VWEU per artikel (2012);
(3) Het verband tussen gerechtelijke controle en auditresultaten (commentaar bij de zaak van het Europees hof ("Ismeri Europa Srl tegen Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen") (2011);
(4) Europese integratie en nationale financiële soevereiniteit (2007);
(5) Anticorruptiestrategieën binnen de bevoegdheden van de hoogste controle-instellingen van de Europese Unie (2006);
(6) Financiële controle van lokale overheidsinstanties: Het Franse voorbeeld (2006);
(7) De invloed van jurisprudentie op de regeringsbegroting (2005);
(8) De rechter inzake overheidsfinanciën voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (2003);
(9) Fraude met het oog op beschadiging van de belangen van de Europese Unie en de Rekenkamer (1999);
(10) Het gerechtelijke karakter van de controle-instanties van de lidstaten van de Europese Unie (1998);
(11) De Europese Rekenkamer en de formatie van de "Europese controlestijl" (1998);
(12) Kritische benadering van het begrip "openbaar rekenplichtige" (Comptable Public) in het Grieks en Frans financieel recht (1995) en
(13) Controle van staatsbedrijven en de Rekenkamer (1993).
Actieve deelname aan congressen, colloquia en seminars.
Andere interesses/vaardigheden
Schilderen. Heeft lessen gevolgd bij Giorgos Rorris.
Heeft twee boeken geschreven over esthetiek en literatuur en ontving de "Panagiotis Foteas"-prijs in 2009.
BIJLAGE 2: ANTWOORDEN VAN NIKOLAOS MILIONIS OP DE VRAGENLIJST
ANTWOORDEN VAN NIKOLAOS MILIONIS
Beroepservaring
1. Licht de belangrijkste aspecten van uw beroepservaring op het vlak van overheidsfinanciën, management of managementauditing toe.
Ik ben gedurende mijn gehele professionele carrière werkzaam geweest bij de Griekse rekenkamer waar ik, voor kortere of langere perioden, de volgende werkzaamheden heb verricht:
Op het gebied van overheidsfinanciën heb ik de taken verricht die overeenkwamen met mijn respectievelijke rang als lid van de rekenkamer, vanaf mijn aanstelling als rapporteur aan het begin van mijn carrière tot op heden, nu ik een van de langstzittende raadsleden van het orgaan ben. Uit hoofde van verschillende functies en op verschillende afdelingen van de rekenkamer heb ik controles van ministeries, publiekrechtelijke rechtspersonen, en lokale overheidsinstanties uitgevoerd en later geleid.
Meer in het bijzonder heb ik gedurende een aanzienlijke periode (2007-2011) gewerkt voor de afdeling van de rekenkamer die verantwoordelijk is voor de controle van door de Europese Unie medegefinancierde subsidies in Griekenland en die de niet-subsidiabele uitgaven afboekt (financiële correcties).
Vervolgens (2012-2013) ben ik, als langstzittend raadslid, hoofd geworden van de afdeling van de rekenkamer die verantwoordelijk is voor de controle van het vermogen van overheidsfunctionarissen en ambtenaren. Deze afdeling heeft onder meer voormalig ministers en journalisten gecontroleerd.
Gedurende een aantal jaren heb ik de functie vervuld van voorzitter van de formatie van de rekenkamer die verantwoordelijk is voor de controle van ontwerp-openbaredienstcontracten.
Ik heb deelgenomen aan de controle ter plaatse van communautaire subsidies voor het Benaki-museum (Athene) en het concertgebouw van Athene (Megaro Mousikis) (1998), terwijl ik financiële controles heb verricht met betrekking tot een reeks uitgaven bij het Nationaal Geneesmiddelenbureau (2003), alsook controles bij het Europees Centrum in Delfi (een privaatrechtelijke rechtspersoon) met betrekking tot de nationale subsidies die dit centrum ontving, en de opstelling van het desbetreffende rapport inzake de tekortkomingen bij het beheer van het centrum (2012).
Als lid van de rekenkamer ben ik gedurende circa een decennium (1997-2006) voorzitter geweest van de controlecommissie van het concertgebouw van Athene (Megaro Mousikis).
In het kader van een initiatief van de taskforce van de Europese Rekenkamer voor de verstrekking van technische ondersteuning aan de Griekse rekenkamer en samenwerking met de nationale controle-instanties van Nederland, België, Frankrijk en Duitsland met het oog op de ontwikkeling van hedendaagse methoden voor de uitvoering van financiële controles en prestatiecontroles, ben ik in het jaar 2012 benoemd als lid van de werkgroep van de Griekse rekenkamer voor de uitvoering van proefcontroles bij de provinciale autoriteiten van Attica, bij een groot ziekenhuis in Athene (Athens General Hospital) en bij het technologie-instituut van Athene. Daarnaast ben ik lid van de werkgroep voor de totstandbrenging van nauwere banden tussen de Griekse rekenkamer en het Griekse parlement. In dit verband heb ik in februari 2013 een programma over prestatiecontroles gevolgd bij de Nederlandse rekenkamer evenals een vergadering van de commissie begrotingscontrole van het Nederlandse parlement.
Het is tevens van belang op te merken dat ik gedurende de periode 1993-1994, toen ik met onderwijsverlof in Parijs verbleef, als stagiair conferenties en seminars heb bijgewoond bij de Franse rekenkamer alsook bij de regionale rekenkamer van Île-de-France. Vervolgens werd ik gedurende de periode 1995-1996 gedetacheerd in Luxemburg waar ik, als attaché, werkzaam was bij het kabinet van het Griekse lid van de Europese Rekenkamer. Deze ervaring heeft mij in staat gesteld de mechanismen van het Europese financiële stelsel te leren kennen, evenals het belang van internationale samenwerking.
Tot slot wil ik vermelden dat ik gedurende vele jaren heb lesgegeven in Europees financieel recht aan de Nationale School voor Gerechtelijke Ambtenaren, alsook aan diverse universiteitsfaculteiten, terwijl ik in 2010 ben benoemd tot assistent-professor financieel recht aan de faculteit politieke en sociale wetenschappen van de Panteio Universiteit van Athene.
2. Wat zijn de drie belangrijkste beslissingen waarbij u tijdens uw carrière betrokken bent geweest?
Allereerst wil ik mijn actieve betrokkenheid vermelden bij wet 3871/2010 getiteld "Begrotingsbeheer en verantwoordelijkheid" waarmee het voormalige overheidsboekhoudsysteem grondig is gewijzigd en die voor het eerst voorziet in de mogelijkheid om controle uit te oefenen op goed financieel beheer, alsook in de toepassing van internationale controlestandaarden en het verantwoordingssysteem voor beheerders van overheidsgeld, met als gevolg dat het tot dan toe geldende systeem voor de opstelling en uitvoering van de overheidsbegroting in Griekenland ingrijpend is herzien. Ik was tevens lid van de commissie voor de opstelling van wet 4055/2012 getiteld "Een eerlijk proces met een redelijke tijdsduur" op grond waarvan de rekenkamer de bevoegdheid werd verleend om gerichte controles, prestatiecontroles en systeemcontroles te verrichten, en die tevens voorzag in de naleving van de desbetreffende aanbevelingen van de rekenkamer door de gecontroleerde instantie.
Ten tweede ben ik benoemd tot rapporteur van de plenaire vergadering van de rekenkamer inzake het verlenen van toestemming voor afkondiging van het presidentieel decreet inzake de beperking van de preventieve controle van uitgaven van de overheid, van publiekrechtelijke rechtspersonen en van lokale overheidsinstanties, vanaf een bepaald bedrag. Volgens het tot dan toe geldende systeem vereiste de grondwet preventieve controle van onuitgezonderd alle overheidsuitgaven, en de poging deze controles te beperken stuitte op diep gewortelde opvattingen en praktijken.
Tot slot was ik rapporteur van de plenaire vergadering van de rekenkamer voor het besluit waarmee de criteria zijn vastgesteld voor de controle van overheidsinkomsten.
Onafhankelijkheid
3. Overeenkomstig het Verdrag moeten leden van de Rekenkamer volledig onafhankelijk hun ambt uitoefenen. Hoe denkt u deze verplichting toe te passen op uw respectieve taken?
Afkomstig uit een controle-instelling waarvan de leden een gerechtelijke hoedanigheid hebben, ben ik buitengewoon gevoelig voor de eis van volledige onafhankelijkheid die het Verdrag aan de leden van de Europese Rekenkamer oplegt. Het betreft een eis die noodzakelijk is om het algemeen belang van de Europese Unie te kunnen dienen.
Bovendien is de onafhankelijkheid van controle-instanties, met name van de rekenkamer of van de diensten van de controleur-generaal, in democratische landen institutioneel vastgelegd, zowel op organisatie- als operationeel niveau, en vaak zelfs in de grondwet. Aangezien de leden van de Rekenkamer volledig onafhankelijk zijn (artikel 86, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), dient deze institutionele onafhankelijkheid mijns inziens niet alleen te worden weerspiegeld in hun professionele gedrag, maar ook hun maatschappelijke optreden.
In het kader van de volledige onafhankelijkheid is het, gedurende de vervulling van mijn toekomstige taken als lid van de Rekenkamer, ondenkbaar dat ik adviezen vraag of ontvang van de gecontroleerde instanties of dat ik een afhankelijkheidsrelatie met hen opbouw waarbij ik giften of diensten in ontvangst neem. In mijn gedrag ten opzichte van de gecontroleerde instantie volstaat het niet dat ik een zuiver geweten heb, maar mag ik tevens geen verkeerde indrukken of verdenkingen wekken bij een neutrale waarnemer ten aanzien van mijn onafhankelijkheid.
Mijn onafhankelijkheid als toekomstig lid van de Rekenkamer zal niet alleen betrekking hebben op mijn relaties met de gecontroleerde, maar tevens op eenieder die het product van mijn controlerende werkzaamheden in politiek opzicht wil uitbuiten. Bijgevolg zal ik van geen enkele regering (met inbegrip van mijn eigen regering) noch van andere instellingen aanbevelingen vragen of ontvangen. Tot slot dien ik mij te onthouden van iedere handeling die onverenigbaar is met mijn taken.
Als toekomstig lid van de Rekenkamer dien ik de institutionele garantie van volledige onafhankelijkheid om te zetten in een persoonlijke deugd, door op alle fronten objectief en onafhankelijk te blijven.
4. Is u kwijting verleend voor de managementtaken die u voorheen uitvoerde, indien een dergelijke procedure van toepassing is?
Aangezien ik nooit managementtaken heb verricht, bestond er geen reden om een dergelijke kwijting te verlenen.
5. Hebt u zakelijke of financiële belangen of andere verplichtingen waardoor een conflict met uw toekomstige taken zou kunnen optreden? Bent u bereid om al uw financiële belangen en andere verplichtingen aan de voorzitter van de Rekenkamer te onthullen en deze openbaar te maken? Bent u momenteel bij een gerechtelijke procedure betrokken en zo ja, kunt u daar gedetailleerde uitleg over verschaffen?
Er is geen sprake van zakelijke activiteiten, financiële belangen of andere verplichtingen waardoor een conflict zou kunnen ontstaan met mijn toekomstige taken als lid van de Europese Rekenkamer.
Ik ben bereid al mijn financiële belangen of andere verplichtingen aan de voorzitter van de Rekenkamer te onthullen.
Tot slot ben ik momenteel niet bij enige gerechtelijke procedure betrokken.
6. Bent u bereid om een functie waarvoor u gekozen bent, of een actieve functie met verantwoordelijkheden in een politieke partij op te geven na uw benoeming als lid van de Rekenkamer?
Ja. Ter verduidelijking vermeld ik dat ik geen functie waarvoor ik ben gekozen noch een actieve functie met verantwoordelijkheden bekleed in een politieke partij.
7. Hoe zou u optreden bij een grote onregelmatigheid of zelfs een geval van fraude en/of corruptie, waarbij personen in uw lidstaat van herkomst zijn betrokken?
De noodzaak om de communautaire begroting te beschermen vormt de hoogste prioriteit van de Europese instellingen die als taak hebben een optimale benutting van belastinggeld te garanderen en, met name, fraude en andere illegale activiteiten die de economische belangen van de Europese Unie schaden, te voorkomen. Iedere onregelmatigheid en/of vorm van omkoping ten nadele van de economische belangen van de Europese Unie schaadt in reële zin de Europese belastingbetaler, of het nu gaat om het ontduiken van heffingen of belastingen die de Europese begroting ten goede komen of om misbruik van communautaire subsidies. De bestrijding van fraude en corruptie vergt een zero tolerance-benadering.
Als toekomstig lid van de Europese Rekenkamer zal ik, indien ik tijdens de verrichting van controles die onder mijn bevoegdheid vallen, een zware overtreding van de toepasselijke bepalingen constateer of een situatie die wijst op onregelmatigheden of zelfs fraude of omkoping, ongeacht de nationaliteit van de betrokken personen, en dus ook wanneer het personen uit de lidstaat waaruit ik afkomstig ben betreft, onverwijld opdracht geven deze gevallen overeenkomstig de wettelijke procedures te melden bij het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), zodat zij kunnen worden onderzocht en de desbetreffende sancties kunnen worden opgelegd.
Uitoefening van het ambt
8. Wat zijn volgens u de belangrijkste kenmerken van een cultuur van gezond financieel beheer in eender welke openbare dienst?
Het huidige probleem van overheidsinstanties betreft niet de illegale uitgaven, maar de uitgaven die hoewel zij formeel legaal zijn, eigenlijk legale verspilling van overheidsgeld vormen, zoals bijvoorbeeld de financiering van verkeerde programma's met een wettelijke dekmantel. Hoewel er sprake is van wettelijke administratieve handelingen, betreft het hier onverstandig gebruik van publieke middelen.
Daar het voornaamste criterium voor gebrekkig financieel beheer door overheidsinstanties oneerlijk of verkwistend gedrag van beheerders van overheidsgeld is, vormt doeltreffendheid het voornaamste kwaliteitscriterium voor het beheer van overheidsgeld. Overheidsgeld is immers het product van offers van belastingbetalende burgers en vormt bijgevolg het product van de interventie van overheidsautoriteiten in het vermogen van particulieren. Deze interventie moet derhalve worden gerechtvaardigd op grond van het algemeen belang. Overheidsuitgaven dienen doeltreffend te zijn voor wat betreft de doelstellingen van algemeen belang die worden nagestreefd. Deze doelstellingen moeten evenwel niet alleen worden verkondigd, maar ook worden verwezenlijkt. Het volstaat niet dat wordt bevestigd dat overheidsgeld is uitgegeven voor een bepaald publiek doel, er moeten tevens concrete resultaten zijn behaald met betrekking tot de verwezenlijk van dit doel.
Gezond financieel beheer van overheidsdiensten is gebaseerd op het evenredigheidsbeginsel. De gezondheid van het financieel beheer vereist enerzijds dat de economische offers bijdragen aan de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang doch anderzijds dat de middelen die worden gebruikt ook daadwerkelijk de benodigde middelen zijn en dat deze optimaal worden benut.
De controle op gezond financieel beheer begint daar waar de twee andere soorten controle ophouden: het betreft geen controle van de betrouwbaarheid van de rekeningen noch controle van de rechtmatigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen.
In het kader van het Europees recht is het beginsel van gezond financieel beheer zowel in primaire (art. 287, lid 2, en art. 317 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) als in afgeleide wetgeving (art. 30, lid 2, van Verordening nr. 966/2012) verankerd. Traditioneel wordt de controle van gezond financieel beheer onderverdeeld in drie subcategorieën: de controle van de zuinigheid, de efficiëntie en de doeltreffendheid van het overheidsbeheer. De inhoud van deze begrippen wordt expliciet vermeld in voornoemd artikel 30, lid 2 van Verordening nr. 966/2012:
(a) Zuinigheid betekent dat de door de instelling voor haar activiteiten ingezette middelen tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar worden gesteld;
(b) Efficiëntie betekent dat de beste verhouding tussen de ingezette middelen en de verkregen resultaten wordt nagestreefd.
(c) Doeltreffendheid betekent dat de gestelde doelen en de beoogde resultaten worden bereikt.
Ik ben van mening dat een overheidsinstantie die een mentaliteit van gezond financieel beheer wil bewerkstelligen, met inachtneming van voornoemde waarden, aan de volgende voorwaarden moet voldoen:
(a) Het rechtskader waar de instantie onder valt moet duidelijk zijn zodat het eenvoudig kan worden gebruikt door haar werknemers, en moet goed te begrijpen zijn voor de betrokkenen.
(b) De doelstellingen die de instantie nastreeft dienen duidelijk te worden vastgesteld en de bevoegdheden van haar functionarissen of werknemers moeten nauwkeurig worden afgebakend.
(c) De instantie moet zorgen voor mechanismen die het vrije verkeer van informatie waarborgen.
(d) Zij moet beschikken over mechanismen door middel waarvan de beheerders van overheidsgeld verantwoording afleggen aan de politieke autoriteiten over de besteding van dit geld.
(e) Zij moet beschikken over betrouwbare systemen voor interne controle die de correcte functionering van procedures waarborgen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de instantie.
9. Overeenkomstig het Verdrag staat de Europese Rekenkamer het Parlement bij in de uitoefening van zijn bevoegdheid voor controle op de uitvoering van de begroting. Hoe zou u uw taken op het vlak van de verslaggeving aan het Europees Parlement en met name aan de Commissie begrotingscontrole omschrijven?
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie staat de Europese Rekenkamer het Europees Parlement bij, bij de controle op de uitvoering van de begroting en met name tijdens de kwijtingsprocedure van de Commissie met betrekking tot haar verantwoordelijkheid voor het beheer van deze begroting. In het kader van de tenuitvoerlegging van deze institutionele bijstand moet er een hoog niveau van samenwerking tussen beide instellingen worden bewerkstelligd, gebaseerd op wederzijds vertrouwen en respect, terwijl tegelijkertijd hun distinctieve rol en hun taken behouden blijven.
Als toekomstig lid van de Rekenkamer zal ik er, wat betreft de verslaggeving aan het Europees Parlement en met name aan de Commissie begrotingscontrole, op persoonlijk niveau naar streven een klimaat van wederzijds en oprecht vertrouwen en van samenwerking met de leden van de Commissie begrotingscontrole te bewerkstelligen, ten behoeve van de bijstand die de Rekenkamer aan het Europees Parlement moet verlenen.
Bovendien zal ik er, op institutioneel niveau, naar streven bij te dragen aan de totstandbrenging en het behoud van een klimaat van samenwerking tussen beide instellingen, waarbij standpunten en ideeën worden uitgewisseld tijdens de procedure voor de opstelling van het jaarlijkse controleprogramma van de Rekenkamer. Deze uitwisseling moet tot stand worden gebracht door middel van geregelde gezamenlijke vergaderingen van de leden van beide instellingen.
Om ervoor te zorgen dat de betrouwbaarheidsverklaring en de speciale verslagen van de Rekenkamer nuttig zijn voor het Europees Parlement en met name voor de Commissie begrotingscontrole van het Parlement, zal ik tijdens de opstelling van de verslagen proberen te waarborgen dat deze verslagen duidelijke, nauwkeurige, betrouwbare en goed onderbouwde opmerkingen en aanbevelingen bevatten met betrekking tot het gecontroleerde materiaal. Daarbij zal ik niet-wettige en niet-regelmatige financiële handelingen, onregelmatigheden en tekortkomingen van het systeem markeren en vermelden, evenals de beoordelingen bij de prestatiecontroles. In ieder geval zal ik, in het kader van het verweer, serieus rekening moeten houden met de bezwaren van de gecontroleerde instantie, zodat de controleresultaten een grotere betrouwbaarheid krijgen.
Als toekomstig lid van de Europese Rekenkamer zal ik me tot het uiterste inspannen om de presentatie van de controlebevindingen van de Rekenkamer aan het Europees Parlement en de Commissie begrotingscontrole te laten plaatsvinden in een geest van constructieve dialoog en oprechte samenwerking.
10. Wat is volgens u de toegevoegde waarde van prestatiecontroles en hoe moeten de bevindingen worden geïntegreerd in de beheersprocedures?
De prestatiecontroles hebben ten doel de kwaliteit en de resultaten van overheidsbeleid te beoordelen, zowel tijdens als na afloop van de tenuitvoerlegging ervan. Voor de gehele duur van overheidsmaatregelen dient een wezenlijke evaluatie van de prestaties plaats te vinden, waarbij de input, de output, de resultaten en het effect worden meegewogen, dat wil zeggen de gevolgen voor de samenleving op lange termijn die, in ieder geval deels, voortvloeien uit het optreden van de Europese Unie. De prestaties worden, zoals reeds is vermeld, beoordeeld op grond van de beginselen van goed financieel beheer (zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid). De prestatiecontrole vormt een noodzakelijke aanvulling op de traditionele financiële controle en de controle van de wettigheid en regelmatigheid. Zij vormt een essentieel instrument voor de controle van, met name, de begrotingen van programma's en beoogt de eerbiediging van de doelstellingen van ieder programma, naleving van het vastgestelde tijdsschema, alsook de toereikendheid van de middelen en bedragen die voor de tenuitvoerlegging van de programma's beschikbaar zijn gesteld. De doelstellingen van de programma's dienen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden (SMART) te zijn voor alle actieterreinen die de begroting bestrijkt.
Ι. De toegevoegde waarde van de prestatiecontrole, die deze controle tot een noodzakelijk en doeltreffend instrument van het hedendaagse controle-instrumentarium maakt, ligt mijns inziens in het feit:
(a) dat de prestatiecontrole deel uitmaakt van de strategische planning van programma's en hiërarchisch geordende, concrete en meetbare doelstellingen stelt, terwijl zij de beoogde doelstellingen op duidelijke wijze verbindt met de maatregelen die worden doorgevoerd voor de verwezenlijking ervan;
(b) dat de prestatiecontrole de beheerders verantwoordelijk maakt voor meer efficiëntie en doeltreffendheid bij het nemen en uitvoeren van de bestuurlijke en financiële besluiten, en bijgevolg bijdraagt aan de vermindering van ondoordachte uitgaven; en
(c) dat de prestatiecontrole de desbetreffende beheerders ertoe verplicht verantwoording af te leggen aan de bevoegde politieke autoriteit.
De toegevoegde waarde van de prestatiecontrole tijdens de interne controleprocedure ligt in het feit dat de implementatie van de controlebevindingen wordt overgelaten aan de discretie van de bestuursorganen van de gecontroleerde instantie, die het initiatief heeft genomen voor uitvoering ervan, terwijl de bevindingen van deze controle worden voorgelegd aan het bestuur van de instantie.
De toegevoegde waarde van de prestatiecontrole tijdens de externe controleprocedure ligt daarentegen in het feit dat deze controle wordt uitgevoerd door een extern orgaan, dat onafhankelijk is van het bestuur van de gecontroleerde instantie (en dat het terrein en de gebruikte methoden van de controle bepaalt), terwijl de bevindingen niet alleen zijn gericht aan het bestuur van deze instantie, maar tevens aan het politieke orgaan waaraan het bestuur rekenschap aflegt, dat wil zeggen het Parlement.
ΙΙ. Het potentieel van de resultaten van de prestatiecontroles moet worden benut door deze op de volgende wijzen te integreren in de beheerprocedures:
(a) door aanvaarding door de gecontroleerde instantie van de opmerkingen en aanbevelingen die zijn opgenomen in de speciale prestatieverslagen, aangezien zij de systematische problemen van het gecontroleerde terrein blootleggen (zoals de onduidelijkheid of complexiteit van de toegepaste wetgeving, tekortkomingen en vaagheid bij de bepaling van de doelstellingen van het programma, te weinig aandacht voor de bepaling van SMART-doelstellingen, het ontbreken van adequate tussentijdse doelstellingen, ingeval het meerjarige afzonderlijke doelstellingen betreft).
(b) geregelde follow-up en evaluatie door de controle-instantie van de a postiori effecten van de uitgevoerde controle en de aanvaarding door de gecontroleerde instantie van de aanbevelingen, en indiening van een desbetreffend verslag bij de bevoegde politieke instantie.
Het Europees Parlement wordt door de Commissie en de lidstaten op de hoogte gehouden van de voortgang bij de tenuitvoerlegging van de desbetreffende aanbevelingen. De Europese Rekenkamer heeft op zijn beurt een handleiding voor prestatiecontroles opgesteld die wordt toegepast bij de controles die worden verricht met betrekking tot het financieel beheer van de Commissie en met betrekking tot de programma's die worden gefinancierd uit de begroting van de Europese Unie. Tegelijkertijd controleert de Europese Rekenkamer de zelfevaluatie van de Commissie voor wat betreft de verwezenlijking van de prestatiedoelstellingen in de jaarlijkse beheerplannen van elk van haar directoraten-generaal.
Het is van belang op te merken dat in de huidige tijd van financiële en economische schuldencrisis de prestatiecontrole, mijns inziens, een bijzonder doeltreffend middel kan zijn om een betrouwbaar antwoord te geven aan Europese burgers die vraagtekens plaatsen bij de tenuitvoerlegging van het overheidsbeleid in de Europese Unie.
Het Europees Parlement, de pers en de publieke opinie creëren een systeem ter bevordering van maatregelen om het financieel beheer te verbeteren, en dit systeem wordt gevoed door de informatie, de argumenten en de aanbevelingen in de verslagen van controle-instantie. De Europese Rekenkamer oefent haar invloed uit door middel van de kracht van haar boodschap. De overtuigingskracht en betrouwbaarheid, die de kern van de democratische procedures zijn, vormen mijns inziens de basis voor de benutting van de bevindingen van de prestatiecontroles. Om die reden dienen de conclusies van de verslagen met betrekking tot de prestatiecontroles goed leesbaar en eenvoudig toepasbaar te zijn, zodat zij op harmonieuze wijze kunnen worden geïntegreerd in het proces van democratische publieke dialoog.
11. Hoe kan de samenwerking tussen de Rekenkamer, de nationale controle-instanties en het Europees Parlement (Commissie begrotingscontrole) worden verbeterd op het punt van de controle van de EU-begroting?
Ι. Artikel 287, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat de controle in de lidstaten geschiedt in samenwerking met de nationale controle-instanties. Aangezien de door de Europese Rekenkamer uitgeoefende controle evenwel autonoom is en uitsluitend steunt op de bepalingen van het Verdrag, zou zij niet mogen worden beïnvloed door de al dan niet aanwezige wil van de nationale controle-instanties om met de Europese Rekenkamer samen te werken.
Ik ben van mening dat de samenwerking van de Europese Rekenkamer met de nationale controle-instanties zou moeten worden geïntensiveerd. Er is tussen hen een permanent communicatiekanaal tot stand gebracht door middel van:
(a) het contactcomité van de Europese Rekenkamer en de directeuren van de nationale controle-instanties dat een keer per jaar samenkomt en ernaar streeft gemeenschappelijke controleregels vast te stellen;
(b) de contactpersonen (liaison officers) van de nationale controle-instanties die in voortdurend contact staan met de Europese Rekenkamer; en
(c) de deelname van de Europese Rekenkamer aan de werkzaamheden van INTOSAI en EUROSAI, in het kader waarvan de nationale controle-instanties van Europese en niet-Europese landen met elkaar in contact worden gebracht.
Deze samenwerking wordt concreter:
(a) middels de steun van de nationale controle-instanties aan de Europese Rekenkamer bij diens verrichting van controles ter plaatse met betrekking tot de communautaire uitgaven in de lidstaten;
(b) middels de verrichting van gemeenschappelijke controles door de nationale controle-instanties en de Europese Rekenkamer, hetgeen tot op heden slechts op proefbasis gebeurt; en
(c) middels het gebruik door de Europese Rekenkamer, na een verzoek hiertoe, van gegevens en bevindingen van controles die zijn uitgevoerd door de nationale controle-instantie en die betrekking hebben op communautaire inkomsten of uitgaven.
De institutionele samenwerking tussen de Europese Rekenkamer en de nationale controle-instanties moet concreter worden, vergelijkbaar met de huidige samenwerking tussen het Hof van Justitie van de Europese Unie en de nationale rechtbanken.
In het kader van het subsidiariteitsbeginsel en teneinde dubbele controles te voorkomen zou een voorstel tot verbetering kunnen behelzen dat de nationale controle-instanties zelf de controles met betrekking tot Europese subsidies verrichten, die in de lidstaten plaatsvinden in naam en voor rekening van de Europese Rekenkamer. Zij zouden hierover een verslag moeten overleggen aan de Europese Rekenkamer. Absolute voorwaarden voor de verwezenlijking van dit voorstel zijn uiteraard de harmonisering en coördinatie van de uitgevoerde controles, evenals het bestaan en de toepassing van een gemeenschappelijke Europese controlemethodologie. Dit kan worden bereikt door middel van seminars voor het personeel van de nationale controle-instanties over Europese financiële en controleaangelegenheden, alsmede door middel van een actievere deelname aan de controles die de Europese Rekenkamer verricht in de lidstaten. Deze samenwerking kan dus constructiever worden indien de nationale controle-instanties enerzijds gegevens verzamelen van hun nationale controles en zij anderzijds goed op de hoogte zijn van hun nationale wetgeving en de in hun lidstaat geldende administratieve praktijk. Initiatieven zoals de invoering van het model voor uniforme controles met het oog op de betrouwbare ondersteuning van de externe controle met betrekking tot de bevindingen van de interne controle (Single Audit, Advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer), evenals de praktijk van bepaalde nationale controle-instanties om, op eigen initiatief, controles uit te voeren met betrekking tot subsidies die worden ontvangen uit de Europese begroting en om een desbetreffende verklaring te overleggen aan de bevoegde nationale autoriteiten (Advies nr. 6/2007 van de Rekenkamer), kunnen worden overwogen teneinde een wezenlijkere samenwerking tussen de Europese Rekenkamer en de nationale controle-instanties te bevorderen. Tot slot kan de ervaring worden benut, opgedaan bij gemeenschappelijke controles die enkele nationale controle-instanties gezamenlijk verrichten met betrekking tot bepaalde gebieden van communautair belang. Recentelijk (maart 2013), heeft de samenwerking tussen de Europese Rekenkamer en de nationale controle-instanties een permanent karakter gekregen in het kader van de publieke externe controle van het Europees Stabiliteitsmechanisme.
Daarnaast zouden de gemeenschappelijke controles kunnen worden geïntensiveerd en een geval kunnen vormen van gestimuleerde samenwerking tussen de Europese Rekenkamer en de nationale controle-instanties. Met een optimale samenwerking tussen de deelnemende controleurs zouden deze gemeenschappelijke controles tot wederzijds voordeel kunnen strekken door middel van de uitwisseling van informatie en ervaringen.
Er moet evenwel worden opgemerkt dat de eventuele fundering van de controles van de Rekenkamer op de controleresultaten van de nationale controle-instanties (hetgeen volgens de internationale controleregels is toegestaan) zowel de naleving vereist van de internationale controlenormen als de garantie dat de controles van de nationale controle-instanties op serieuze wijze worden verricht. In geen geval kan deze noodzakelijke samenwerking een vervanging gaan vormen, aangezien de institutionele gelijkwaardigheid van de Europese Rekenkamer en de nationale controle-instanties moet worden gewaarborgd.
ΙΙ. Het is bekend dat de Europese Rekenkamer is opgericht op initiatief van het Europees Parlement en met name van de Commissie begrotingscontrole (onder voorzitterschap van Heinrich Aignet), die in 1973 had aangedrongen op de oprichting van een Europees controleorgaan. Het Europees Parlement beschouwde de oprichting van de Europese Rekenkamer als een extra middel om de Commissie en de Europese begroting grondig te controleren.
In de regel ondersteunt het Europees Parlement de bevindingen van de Europese Rekenkamer en vraagt het de overige Europese instellingen zich aan haar controleadviezen te conformeren, terwijl de Europese Rekenkamer een belangrijke rol vervult in de ondersteuning van het Europees Parlement bij de kwijtingsprocedure van de Commissie met betrekking tot haar verantwoordelijkheid voor het beheer van de Europese begroting.
In dit verband en om ervoor te zorgen dat deze ondersteuning betrouwbaar is, dienen de verslagen van de Europese Rekenkamer duidelijk en goed gefundeerd te zijn. Tegelijkertijd dient de Europese Rekenkamer rekening te houden met de opmerkingen en aanbevelingen die het Europees Parlement formuleert in het kwijtingsverslag van de Commissie en deze op te nemen in haar planning van de controles.
Overige vragen
Zou u uw kandidatuur intrekken indien het Parlement een ongunstig advies uitbrengt over uw benoeming als lid van de Rekenkamer?
Ja. En wel omdat het vertrouwen van de Europarlementariërs (en in het bijzonder van de leden van de Commissie begrotingscontrole) in de leden van de Europese Rekenkamer voor wat betreft hun onafhankelijkheid en professionaliteit een absolute voorwaarde vormt voor de opbouw van een vruchtbare dialoog en constructieve samenwerking tussen het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer. Indien het Parlement bovengenoemde eigenschappen in mijn persoon in twijfel trekt en een negatief advies formuleert met betrekking tot mijn benoeming, is dit voor mij een reden mijn kandidatuur in te trekken.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
2.12.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
14 5 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marta Andreasen, Jean-Pierre Audy, Inés Ayala Sender, Zuzana Brzobohatá, Tamás Deutsch, Jens Geier, Gerben-Jan Gerbrandy, Ingeborg Gräßle, Monica Luisa Macovei, Jan Mulder, Eva Ortiz Vilella, Bart Staes, Georgios Stavrakakis, Michael Theurer |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Chris Davies, Cornelis de Jong, Monika Hohlmeier, Karin Kadenbach, Ivailo Kalfin, Markus Pieper |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Zita Gurmai, Janusz Władysław Zemke |
||||