VERSLAG over de lokale en regionale gevolgen van de ontwikkeling van slimme netwerken
10.1.2014 - (2013/2128(INI))
Commissie regionale ontwikkeling
Rapporteur: Elisabeth Schroedter
Rapporteur voor advies (*):
Marita Ulvskog, Commissie industrie, onderzoek en energie
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 50 van het Reglement
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de lokale en regionale gevolgen van de ontwikkeling van slimme netwerken
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 174, 175, 176, 177, 178 en 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien protocol 26 bij het VWEU,
– gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld "Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),
– gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad[1],
– gezien Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006[2],
– gezien Verordening (EG) nr. 1300/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad[3],
– gezien Verordening (EU) nr. 1298/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad wat de financiële toewijzing aan bepaalde lidstaten uit het Europees Sociaal Fonds betreft[4],
– gezien Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking"[5],
– gezien Verordening (EU) nr. 1302/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1082/2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), wat de verduidelijking, vereenvoudiging en verbetering van de oprichting en werking van dergelijke groeperingen betreft[6],
– gezien Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG[7],
– gezien de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming (2008/C 82/01),
– gezien Verordening (EU) nr. 734/2013 van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag[8],
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken"[9],
– gezien de mededeling van de Commissie van 12 april 2011 getiteld "Slimme netwerken: van innovatie tot invoering" (COM(2011)0202),
– gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG[10],
– gezien Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG[11],
– gezien de mededeling van de Commissie van 8 maart 2011 getiteld "Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050" (COM(2011)0112),
– gezien de mededeling van de Commissie van 15 november 2012 getiteld "De interne energiemarkt doen werken" (COM(2012)0663),
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 juni 2012 getiteld "Hernieuwbare energie: een belangrijke speler op de Europese energiemarkt" (COM(2012)0271),
– gezien het groenboek van de Commissie van 27 maart 2013 getiteld "Een kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030" (COM(2013)0169),
– gezien zijn resolutie van 12 september 2013 over micro-opwekking – kleinschalige opwekking van stroom en warmte[12],
– gezien zijn resolutie van 16 januari 2013 over de rol van het cohesiebeleid van de EU en de actoren ervan bij de uitvoering van het nieuwe Europese energiebeleid[13],
– gezien zijn resolutie van 10 september 2013 over de tenuitvoerlegging en het effect van de energie-efficiëntiemaatregelen in het kader van het cohesiebeleid[14],
– gezien het voorstel van 25 januari 2013 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) (COM(2012)0011),
– gezien het interne werkdocument van de Commissie getiteld "Regio's 2020 – een beoordeling van de toekomstige uitdagingen voor de EU-regio's" (SEC(2008)2868),
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 oktober 2010 over de bijdrage van het regionaal beleid aan de slimme groei in het kader van de Europa 2020-strategie (COM(2010)0553),
– gezien het discussiestuk met ontwerpverordening (EU) nr. …/.. van de Commissie van XXX waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard,
– gezien artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en het advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0019/2014),
A. overwegende dat voorbeelden van beste praktijken, zoals de regio Burgenland, het "MaRes-project" (Macaronesia Research Strategy) en het "Green Islands-project", Energy Valley in Nederland, de regeneratieve voorbeeldregio Harz in Duitsland, Hostětín in de Tsjechische Republiek en het project "Orkney Micro Renewables" in Schotland, alsmede steden en gemeenschappen met proefprojecten in het kader van het CONCERTO-initiatief van de Commissie of het CO-POWER-initiatief voor efficiënt energieverbruik en gedecentraliseerde energieproductie aantonen dat lokale gemeenschappen en burgers ook "prosumenten" kunnen worden die in hun eigen energiebehoefte voorzien en daarnaast energie verkopen aan het net of krediet ontvangen voor hun overtollige stroom, waarbij gebruikgemaakt wordt van nettobemetering, en in virtuele elektriciteitscentrales samenwerken met andere actoren, waarbij maximale voordelen worden behaald door alle actoren bij de planning en uitvoering van regionale acties te betrekken, actieve participatie en informatie-uitwisseling te bevorderen en een holistische aanpak te ontwikkelen door er andere energiegerelateerde sectoren, zoals vervoer en woningbouw, bij te betrekken, intelligente regelingen voor financiële steun te gebruiken en nieuwe banen te scheppen;
B. overwegende dat het Parlement verslagen heeft aangenomen over de rol van het cohesiebeleid van de EU en de actoren ervan bij de uitvoering van het nieuwe Europese energiebeleid en over de tenuitvoerlegging en het effect van de energie-efficiëntiemaatregelen in het kader van het cohesiebeleid;
C. overwegende dat persoonsgegevens die voor de toepassing van slimme energiesystemen verzameld worden, uiterst gevoelig zijn, aangezien daaruit conclusies over het consumentengedrag getrokken kunnen worden, en dat daarom een bijzondere bescherming van deze gegevens gewaarborgd moet worden;
Nieuwe kansen voor de regionale economie
1. juicht een paradigmawissel voor de regio's met betrekking tot de manier waarop energie wordt geproduceerd en verbruikt toe, waarbij een verschuiving plaatsvindt van een niet-flexibel traditioneel model dat gebaseerd is op een "basislastlogica", naar variabele, gedecentraliseerde en lokale productie en de integratie van een groot aandeel kleinschalige hernieuwbare energie met een flexibele en snel reagerende vraag en gedecentraliseerde opslag; beseft dat, om een duurzame ontwikkeling te waarborgen en aan de eisen van de toekomstige vraag te kunnen voldoen, nieuwe energieproductie- en -verbruiksmodellen op basis van gedecentraliseerde en lokale productie moeten worden gestimuleerd; benadrukt dat een slim netwerk essentieel is voor een dergelijke paradigmawissel en dat de tenuitvoerlegging van slimme netwerken onderdeel dient uit te maken van een sectoroverschrijdende en omvattende benadering van regionale ontwikkeling teneinde de voordelen en de kansen op de markt voor de regio's te optimaliseren en te zorgen voor duurzaamheid, groei en innovatie;
2. wijst erop dat veel Europese regio's projecten binnen het bestaande EU-kader hebben uitgevoerd waarmee zowel synergieën op bepaalde gebieden als een duurzame energieproductie en hernieuwbare energiebronnen zijn bevorderd en waarbij publieke en private partners de handen ineenslaan om de regionale groeikansen in de energiesector te verkennen, door middel van de vroegtijdige inschakeling van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF), gerichte partnerschappen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau en doeltreffende, gedecentraliseerde uitvoeringsstrategieën voor de exploitatie van lokale energiebronnen;
3. benadrukt de talrijke voordelen van slimme netwerken, namelijk verlaging van de broeikasgasuitstoot, vergroting van het aandeel van duurzame energie en gedecentraliseerde energieproductie, garanderen van een continue voorziening van huishoudens, creëren van de voorwaarden voor een efficiënt gebruik van elektriciteit tijdens het transport, de consumenten in staat stellen hun verbruik aan te passen om van de laagste prijzen te kunnen profiteren en tegelijk energie te besparen, verbetering van de energie-efficiëntie, stroombesparing, minder kostbare investeringen in stroomnetten door energie buiten piekperiodes te gebruiken, en stimulering van de technologische innovatie en ontwikkeling in de EU; onderstreept dat de burgers bij elk stadium moeten worden betrokken, ook bij de toepassing van geavanceerde meterinfrastructuur die voor een informatiestroom in twee richtingen zorgt, en bij de geplande activiteiten van de distributiesysteembeheerders (DSB's) en aanbieders van technologieën op het gebied van slimme netwerken; wijst er tevens op dat door de ontwikkeling en het gebruik van slimme netwerken het energieverlies bij het transport en de distributie aanzienlijk wordt verminderd; vestigt er de aandacht op dat automatische herconfiguratie van het net kan worden benut om uitval te voorkomen of te herstellen (zelfherstellend vermogen); merkt evenwel op dat de nationale ondersteunende systemen in diverse regio's vaak geen prioriteit toekennen aan de meest doeltreffende manier om technieken op het gebied van hernieuwbare energie te gebruiken ten behoeve van particuliere huishoudens;
4. benadrukt in dit verband de mogelijkheden voor geografische (of territoriale) veranderingen in het energienetwerk en de bevordering van slimme netwerken voor achtergestelde regio's, ook de ultraperifere en perifere regio's en eilanden, die zich van energieconsumenten tot energieproducenten kunnen ontwikkelen en grote economische en concurrentievoordelen kunnen behalen terwijl een continue energievoorziening wordt gewaarborgd en de aanleg en exploitatie van slimme netwerken worden verzekerd; merkt op dat de aanleg en exploitatie van slimme netwerken met name kansen biedt aan deze regio's, die daarmee hun energiekosten kunnen verlagen;
5. wijst erop dat de netwerkinfrastructuur, het netwerkbeheer en de marktregels op dit moment zijn toegespitst op de behoeften en mogelijkheden van nucleaire en fossiele installaties en derhalve een concurrentienadeel opleveren voor nieuwe technologieën zoals hernieuwbare energie;
6. verzoekt de lidstaten en de regionale en lokale instanties zo snel mogelijk in lokale slimme netwerken te investeren en serieus te overwegen om het investeringsvolume met behulp van de ESIF te vergroten, inclusief financiële instrumenten om meer particuliere investeringen aan te trekken, met inachtneming van de behoeften van elke regio op milieu-, economisch, sociaal en territoriaal gebied, aangezien één standaardoplossing voor alle regio's niet bestaat; wenst een flexibele aanpak op lokaal en regionaal niveau om de belemmeringen voor het combineren van maatregelen voor energieproductie, -opslag, ook grensoverschrijdend, en -efficiëntie te verminderen en om samen te werken met andere sectoren, zoals informatie- en communicatietechnologie (ICT) en vervoer; onderstreept in dit verband het belang van pompopslag in combinatie met de exploitatie van hernieuwbare energiebronnen;
7. benadrukt dat voor de invoering van slimme netwerken een stabiel beleidskader voor de lange termijn nodig is; verzoekt de Commissie ambitieuze strategieën, beleidsmaatregelen en streefdoelen voor 2030 ten aanzien van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en de uitstoot van broeikasgassen voor te stellen, teneinde investeerders en verwante industrieën zekerheid voor de toekomst te bieden en een slim energiesysteem te bevorderen;
8. herinnert eraan dat een goede integratie van gedecentraliseerde hernieuwbare-energieproductie in de meeste scenario's van het Stappenplan Energie 2050 onmogelijk is zonder de ontwikkeling van plaatselijke en regionale slimme distributienetten voor elektriciteit, temeer omdat daarmee informatieverbindingen en verbindingen voor stroomlevering tussen de lokale gebieden van sociaaleconomische ontwikkeling ontstaan, zodat een flexibel beheer mogelijk wordt en de nodige reserves beschikbaar zijn voor deze fluctuerende energiebronnen; wenst daarom dat er meer belang wordt toegekend aan de distributienetten; benadrukt evenwel dat het bij de ontwikkeling van slimme netwerken gaat om het efficiënte vervoer van energie van de plaats van productie naar de plaats van eindverbruik; wijst er voorts op dat de toegevoegde waarde van slimme netwerken nog groter wordt naarmate ze op grotere schaal met elkaar in verbinding staan, bijvoorbeeld op nationaal of zelfs op Europees niveau, en dat door de vraag naar elektriciteit op deze schaal te beheren, d.w.z. de vraag te spreiden, nieuwe kansen ontstaan om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen wanneer de productie lokaal te klein (dan wel te groot) is;
9. roept op tot een flexibelere aanpak in de internemarktverordeningen en -richtlijnen van de EU ter vermindering van de belemmeringen voor regiospecifieke oplossingen wat betreft de productie, levering en opslag van energie, efficiëntiemaatregelen en de combinatie van dergelijke maatregelen, met inbegrip van publiek-private partnerschappen en grensoverschrijdende projecten;
Slimme energiesystemen
10. benadrukt dat een strategie voor de regio's en lokale gemeenschappen gericht op "slimme energiesystemen" dient te worden ontwikkeld om slimme netwerken succesvol ten uitvoer te kunnen leggen, waarbij slimme netwerken onderdeel worden van het regionale energiesysteem en een groot aandeel energie uit hernieuwbare bronnen wordt geïntegreerd, inclusief gedecentraliseerde opwekkingscapaciteiten, gecombineerd met vraagbeheersing, maatregelen ter bevordering van energie-efficiëntie, grotere energiebesparingen, alsook slimme oplossingen voor opslag, de vervoersector (e-vervoer) en meer uitwisseling met aangrenzende netwerken;
11. merkt op dat slimme meters een rol te spelen hebben in tweerichtingscommunicatie, aangezien zij consumenten het voordeel van nauwkeurige facturen bieden en de participatie van de vraagzijde ten goede komen, waarbij consumenten hun gewoonten gaan aanpassen aan pieken en dalen in de energieproductie; benadrukt dat de burgers volledig moeten profiteren van de voordelen van een slim energiesysteem en dat meer inspraak door de burgers tot efficiënter gedrag leidt en dus globaal gezien zorgt voor meer energiebesparingen via open protocollen; wijst op de verantwoordelijkheid van de DSB's als dienstverleners aan lokale, regionale of nationale overheden om de beveiliging en de stabiliteit van het netwerk te waarborgen en zo te garanderen dat iedereen toegang heeft tot deze dienst van algemeen belang; wijst erop dat elke burger rechtstreeks toegang dient te hebben tot consumptie- en productiegegevens om te garanderen dat slimme netwerken efficiënt en veilig functioneren; dringt er bij de Commissie op aan het nodige te doen om te bereiken dat elektrische apparaten (met name wasmachines, vaatwassers, warmtepompen, accumulatieverwarming enz.) automatisch door slimme meters kunnen worden aangestuurd en dat de consument dan het gunstigste tarief ontvangt;
12. verzoekt de Commissie en haar taskforce voor slimme netwerken de bestaande definitie van slimme netwerken bij te werken en uit te breiden met het slimme energiesysteem; verzoekt de lokale en regionale autoriteiten om het energieverbruik en de belastingsafschakelingen in goede banen te leiden en op een slim energiesysteem gebaseerde regionale strategieën uit te werken en goed te keuren;
13. benadrukt dat het voor de waarborging van de economische efficiëntie van slimme netwerken voor regio's noodzakelijk is de directe en indirecte voordelen te combineren en de energiesector te koppelen met een aantal andere sectoren, met name de sectoren woningbouw en vervoer, maar ook milieu, stadsplanning, sociale inclusie, afvalbeheer en de bouwsector, teneinde de streefdoelen op het gebied van energiebesparingen te verwezenlijken en tegelijkertijd de economische voordelen te optimaliseren, en vraag en aanbod op het gebied van energie binnen de regio in evenwicht te brengen;
14. roept op tot innovatie en meer investeringen in de ICT-sector om de belangrijkste uitdagingen te overwinnen waarmee slimme technologieën te maken hebben, zoals de interoperabiliteit van technologieën met het bestaande netwerk, alsook uitdagingen op het gebied van regelgeving; verzoekt de Commissie en de nationale en regionale actoren positieve regelgevings- en investeringskaders tot stand te brengen om de ontwikkeling van interoperabele ICT-oplossingen mogelijk te maken;
Positieve gevolgen voor de lokale werkgelegenheid
15. moedigt alle regio's en lokale overheden aan de voordelen van slimme energiesystemen als potentiële bron van lokale, groene en duurzame banen in ogen schouw te nemen en in zulke systemen te investeren; benadrukt dat de bouw een van de voornaamste sectoren is waar banen zullen ontstaan, niet alleen door directe investeringen in slimme energienetwerken, maar ook door het stimuleren van de technologische ontwikkeling en innovatie en het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) in de EU, door middel van investeringen in energie-efficiëntiemaatregelen en renovatie, bijvoorbeeld in de woningbouw, en door aanpassing aan nieuwe technologische oplossingen voor de bouw van energie-efficiënte woningen;
16. benadrukt dat de aanleg van slimme netwerken tevens kan helpen de concurrentiekracht en het wereldwijde technologische leiderschap van de technologiebedrijven in de EU, zoals die - voornamelijk kmo's – in de elektrotechnische en elektronische industrie, te vergroten;
17. verzoekt alle regio's na te denken over investeringen in vaardigheden en scholing voor deze nieuwe banen, en daarbij te bedenken dat er ook een aanmerkelijk aantal nieuwe lokale banen kan worden gecreëerd in de ICT-diensten, de vervoersector en sectoren die slimme apparatuur, infrastructuur en diensten leveren, bijvoorbeeld voor nieuwe installaties, en daarmee een tekort aan gespecialiseerde arbeidskrachten te voorkomen en te zorgen voor mogelijkheden om zich aan te passen aan de behoeften die voortvloeien uit de opkomst van nieuwe beroepen in de desbetreffende domeinen; verzoekt de lidstaten en de regio's steun te verlenen aan opleidingsinitiatieven, zowel op academisch als op ambachtelijk niveau, op het gebied van hernieuwbare energie, zoals een studie milieutechniek en de ontwikkeling van nieuwe stageberoepen, zoals solateur; wijst erop dat regio's die erin slagen om een slim energiesysteem in te voeren meer banen kunnen aantrekken via gespecialiseerde opleidingen, door technische universiteiten en hogescholen op te richten die deskundig zijn op het desbetreffende gebied; verzoekt de regio's om samen te werken op het gebied van slimme specialisatie en juicht regelingen toe waarbij kennis wordt gedeeld tussen verschillende regio's en over de grenzen heen; wijst op de initiatieven waaraan het EIT werkt in de kennis- en informatiegemeenschap (KIC) InnoEnergy voor het onderzoek naar en de ontwikkeling van slimme netwerken, alsmede het opleiden van professionals in deze sector; wijst ook op de nieuwe mogelijkheden tot het instellen van regionale innovatieregelingen;
18. benadrukt dat overheidsinvesteringen in slimme energiesystemen, onder andere via de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF), lokaal de kans op duurzame banen kunnen vergroten, synergieën tot stand kunnen brengen en overloopeffecten op de werkgelegenheid en langetermijnvoordelen voor de regio's op economisch, sociaal en milieugebied kunnen opleveren, en evenzeer kunnen worden gebruikt als instrument om economische problemen op te lossen, met name in regio's in de landen die door de crisis zijn getroffen;
De rol van de burger
19. benadrukt dat het succes van een slim energiesysteem, zoals is aangetoond in onderzoeken naar beste praktijken en toonaangevende voorbeelden, vaak te danken is aan eigen plaatselijke inbreng van individuele burgers, een coöperatie, een lokale gemeenschap of een combinatie van deze actoren; erkent dat door een dergelijke eigen inbreng de acceptatie van investeringen in alle onderdelen van slimme energiesystemen wordt vergroot; onderstreept dat de burgers beter moeten worden geïnformeerd en dat er voor hen stimulerende maatregelen moeten worden genomen, zoals een dynamische tariefstructuur en passende ICT-instrumenten, zodat zij kunnen worden betrokken bij alle stadia van de planning van de infrastructuur, de energieproductie en het distributienet;
20. benadrukt dat het, gezien het technische karakter van slimme netwerken, van belang is gebruikers zodanig te informeren en bewust te maken dat zij prosumenten worden die op de hoogte zijn van de door deze netwerken geboden mogelijkheden, met name wat betreft hun verband met slimme meters; onderstreept dat deze bewustmaking zich vooral op jongeren dient te richten, aan de hand van onderwijsprogramma's bestemd voor leerlingen van het secundair en beroepsonderwijs;
21. verzoekt de Commissie de belemmeringen in de regelgeving en de juridische problemen voor plaatselijke inbreng in de bestaande EU-wetgeving weg te nemen, met name in de regels inzake staatssteun; nodigt de lidstaten uit mogelijkheden voor lokale energielevering aan het net te steunen, alsook het delen van lokale energie, niet alleen bidirectioneel tussen het netwerk en de eindverbruiker, maar ook grensoverschrijdend en tussen eenheden van eindverbruikers, waardoor de lokale zeggenschap over energieproductie en het delen van lokaal geproduceerde energie worden aangemoedigd;
22. benadrukt dat door de tenuitvoerlegging van slimme energiesystemen de particuliere en de publieke sector aanmerkelijk zullen veranderen, aangezien de elektriciteitsvoorziening zal worden gekoppeld aan het verzamelen van gegevens die in realtime worden doorgegeven; dringt derhalve aan op transparante procedures op alle niveaus, waar alle actoren bij worden betrokken, inclusief burgers, bedrijven, de industrie, lokale overheden, distributiesysteembeheerders (DSB's), transmissiesysteembeheerders (TSB's), lokale en regionale gegevensbeschermingsambtenaren of ombudsmannen en de aanbieders van technologieën op het gebied van slimme netwerken;
Gegevensbescherming en privacy
23. onderstreept dat bij de exploitatie van slimme energiesystemen grote hoeveelheden persoonsgegevens en vele profielen gebruikt worden en dat er een groot risico bestaat op schending van de gegevensbescherming; benadrukt dat slimme meters moeten voldoen aan strenge normen inzake gegevens- en privacybescherming en dat de burgers moeten kunnen bepalen en controleren welke gegevens aan de netwerkexploitanten worden verstrekt, afgezien van het absolute minimum aan gegevens dat voor de levering van energie nodig is; wijst op verontruste geluiden met name in verband met de beveiliging van slimme netwerksystemen en de voordelen van slimme meters voor de consument, en roept op tot een betere evaluatie van een en ander en nader onderzoek naar de bescherming en het privékarakter van gegevens van slimme meters; benadrukt derhalve dat persoonsgegevens zonder uitzondering moeten worden beschermd, zodat zij beschermd en veilig blijven; benadrukt voorts dat de gegevensbeveiliging moet worden geïntegreerd in de strategieën voor de realisering van slimme netwerken;
24. benadrukt dat de regeling en praktijk van de gegevens- en privacybescherming moeten worden verbeterd wanneer slimme metersystemen worden geïnstalleerd; benadrukt dat het voor de werking en invoering van slimme netwerken beslist noodzakelijk is dat de bescherming en het privékarakter van gegevens voor alle met het netwerk verbonden natuurlijke personen en huishoudens zijn gewaarborgd; benadrukt dat verzamelde gegevens uitsluitend mogen worden gebruikt om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening te garanderen; verzoekt de lidstaten toe te zien op de naleving van de regelgeving voor gegevensbescherming en tegelijkertijd synergieën overal in de telecommunicatie- en energienetwerken te handhaven en te ontwikkelen, en de individuele rechten op dit gebied te vrijwaren; onderstreept dat er voor het verzamelen van gegevens voor intelligente energiesystemen normen moeten worden ontwikkeld die moeten garanderen dat alleen relevante gegevens worden doorgegeven om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening te waarborgen, dat geen gegevens aan derden worden doorgegeven, dat klanten het recht hebben de verzamelde gegevens te controleren en te wissen als zij niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt, en dat de burgers eigenaar van hun gegevens blijven en kunnen bepalen aan welke partijen zij inzage in deze gegevens verlenen;
25. verzoekt de Commissie nadere richtsnoeren vast te stellen met betrekking tot het gebruik van in het kader van slimme netwerken verstrekte persoonlijke en niet-persoonlijke gegevens in het licht van de herziene EU-wetgeving inzake gegevensbescherming en de overeengekomen regels aangaande eigendom en beheer van deze gegevens door DSB's, leveranciers en andere commerciële organen;
Kader voor succesvolle slimme energiesystemen
26. verzoekt de Commissie maatregelen te treffen om de invoering van slimme netwerken te versnellen en zich daarbij specifiek op de volgende aspecten te richten: stimulering van investeringen en financiële prikkels op dit vlak, ontwikkeling van technische normen, garanderen van gegevensbescherming voor consumenten, vaststelling van een regelgevingskader met stimulansen voor de aanleg van slimme netwerken, garanderen van een open, door concurrentie gekenmerkte retailmarkt in het belang van de consumenten en voortgezette steunverlening voor innovatie op het gebied van technologie en systemen;
27. benadrukt dat de lidstaten volgens de nieuwe ESIF-verordeningen voor de periode 2014-2020 verplicht zijn de ESIF-middelen te concentreren op investeringen in een slim, duurzaam en inclusief Europa; merkt op dat voor de regio's zal worden bepaald dat zij, afhankelijk van hun economisch ontwikkelingsniveau, minimaal 20% van de middelen uit het EFRO moeten aanwenden voor investeringen in de energietransitie, met veel aandacht voor slimme netwerken, de productie en distributie van energie uit hernieuwbare bronnen, energie-efficiëntie, energiebesparing, warmte-krachtkoppeling en koolstofarme strategieën, met bijzondere nadruk op stedelijke gebieden, en energie uit slimme netwerken op distributieniveau; benadrukt dat overheidsfinanciering nog steeds een cruciale rol speelt bij het stimuleren van particuliere investeringen in O&O en demonstratieprojecten op het gebied van slimme netwerken; wijst erop dat het Cohesiefonds ook investeringen op dit gebied mogelijk maakt; verzoekt de lidstaten optimaal gebruik te maken van deze nieuwe mogelijkheid; benadrukt dat het EFRO in het kader van investeringen waarvoor geen verplichte thematische concentratie geldt, ook steun kan verlenen aan de ontwikkeling van slimme netwerken voor distributie, opslag en vervoer van energie, alsmede integratie van gedecentraliseerde energieproductie uit duurzame bronnen;
28. benadrukt dat de ESI-fondsen als katalysator voor investeringen fungeren en dat, aangezien verscheidene territoriale niveaus betrokken zijn bij de financiering en het besluitvormingsproces, meerlagig bestuur een belangrijke rol speelt in de succesvolle tenuitvoerlegging; is verheugd over de aanvullende financieringsmogelijkheden binnen het programma "Intelligente energie – Europa";
29. is ingenomen met het feit dat er in de financieringsfaciliteit "Connecting Europe" sterke nadruk wordt gelegd op slimme energieprojecten van gemeenschappelijk belang, en betreurt tegelijkertijd dat in de actuele lijst van twee jaar slechts twee projecten voor slimme netwerken zijn opgenomen; benadrukt dat ook projecten voor slimme distributiesystemen in aanmerking moeten worden genomen; onderstreept dat bij infrastructuurprojecten aan duurzaamheids- en concurrentiecriteria moet worden voldaan en dat deze gebaseerd moeten zijn op een geïntegreerde benadering, die door de betrokkenheid van distributiesysteembeheerders gewaarborgd moet worden; benadrukt daarnaast het belang van de ontwikkeling van de noord-zuidenergieverbindingen in het Middellandse Zeegebied;
30. verzoekt de Commissie de belemmeringen voor investeringen in slimme energiesystemen te verminderen, met name door de vrijstelling in het kader van de modernisering van het staatssteunbeleid zodanig uit te breiden dat overheidssteun voor alle onderdelen van regionale en lokale slimme energiesystemen wordt toegestaan, inclusief sectoroverschrijdende investeringen en activiteiten; dringt erop aan dat slimme energiesystemen als categorie moeten worden opgenomen in de toekomstige verordening van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (algemene groepsvrijstellingsverordening) en de voorschriften aangaande andere groepsvrijstellingscategorieën die in wisselwerking staan met de ontwikkeling van slimme energiesystemen worden aangepast;
31. benadrukt dat de interoperabiliteit van slimme infrastructuur van cruciaal belang is, aangezien onzekerheid in de regelgeving en uiteenlopende normen de verspreiding van slimme infrastructuur afremmen; roept derhalve op tot nauwere samenwerking tussen de verschillende Europese technische normalisatieorganisaties; benadrukt dat er open normen nodig zijn om de interoperabiliteit te bevorderen en de ontwikkeling en inzet van technologie te versnellen;
32. verzoekt de Commissie maatregelen te nemen voor het opheffen van de belangrijkste belemmeringen, zoals het gebrek aan interoperabiliteit en normen (door gestandaardiseerde "plug and play" zouden de kosten lager worden en zou ook de connectiviteit van kleine decentrale energieproductie-eenheden (of kleine vraagresponstoepassingen) mogelijk worden), onzekerheid over de taken en verantwoordelijkheden bij nieuwe toepassingen van slimme netwerken, onzekerheid over de verdeling van kosten en baten en daarmee over nieuwe bedrijfsmodellen, de weerstand van consumenten om deel te nemen aan tests, en het scala aan voorschriften en regelingen in Europa die belangrijke belemmeringen kunnen vormen voor herhaling van projectresultaten in verschillende landen;
33. herinnert aan de normalisatieopdracht uit 2011 ter ondersteuning van de ontwikkeling van een Europees slim netwerk, die in 2012 had moeten zijn afgerond; is verheugd over de vooruitgang die in het kader van deze opdracht is geboekt, maar benadrukt dat er nog meer moet worden gedaan; verzoekt de Commissie contact met de normalisatie-instellingen op te nemen om de voltooiing van hun werkzaamheden te bespoedigen en een nieuwe opdracht te verstrekken indien zij dit noodzakelijk acht;
34. verzoekt de lidstaten verder samen te werken en positieve praktijken uit te wisselen in het forum van de Raad van Europese energieregulators (CEER) inzake de regulering van nationale DSB's; stelt tegelijkertijd vast dat er grote verschillen zijn in de organisatie van de DSB's; sommige lidstaten hebben één DSB, terwijl het er in andere lidstaten meer dan 800 zijn; moedigt de lidstaten aan nauwer samen te werken; verzoekt de lidstaten en de Commissie een uniforme classificatie vast te stellen om te bepalen of een organisatie moet worden beschouwd als een transmissiesysteembeheerder, een distributiesysteembeheerder of een gecombineerd beheerder;
35. verzoekt de Commissie na te gaan of het nodig is om, in overeenstemming met het derde pakket voor de interne energiemarkt, voorstellen te doen voor de ontwikkeling en bevordering van intelligente netwerken, die vervolgens door het consequente optreden van de Commissie gewaarborgd moeten worden, aangezien hierdoor meer marktdeelnemers zouden kunnen worden aangetrokken en de potentiële synergieën bij de uitbouw, de ontwikkeling en het onderhoud van de telecommunicatie- en energienetwerken zouden kunnen worden vergroot; onderstreept echter dat deze voorstellen moeten worden ingepast in een gestroomlijnd regelgevingskader, volgens de door de Commissie vastgestelde beginselen;
36. vraagt om samenwerking op Europees, nationaal en regionaal niveau bij de ontwikkeling van slimme netwerken; is van mening dat slimme netwerken een belangrijke kans bieden tot het stimuleren van innovatie, onderzoek en ontwikkeling, banengroei en het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven op lokaal en regionaal niveau, en in het bijzonder van kmo's;
37. verzoekt de regio's samenwerkingsverbanden aan te gaan en voordelen, kennis en beste praktijken te delen, alsook samen te werken bij kosten-batenanalyses van slimme energiesystemen binnen de doelstelling "territoriale samenwerking" van de ESI-fondsen; verzoekt de Commissie een transnationaal netwerk voor regio's met slimme energiesystemen op te zetten; nodigt grensoverschrijdende regio's uit het rechtsinstrument Europese groepering voor territoriale samenwerking te gebruiken om in een dergelijk netwerk gezamenlijk diensten van algemeen economische belang op het gebied van hernieuwbare energie, energiebesparing en slimme netinfrastructuur op te zetten en te beheren;
38. onderstreept het belang van initiatieven als het Convenant van burgemeesters, de belangrijkste Europese beweging in de strijd tegen klimaatverandering waaraan plaatselijke en regionale overheden deelnemen; dit convenant is gebaseerd op een vrijwillige verbintenis van de ondertekenende partijen om de doelstelling van de EU om de CO2-uitstoot met 20% te beperken te verwezenlijken en zelfs te overtreffen, via meer energie-efficiëntie en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen; dergelijke initiatieven ondersteunen de inspanningen van de plaatselijke overheden bij de tenuitvoerlegging van een duurzaam energiebeleid; benadrukt dat lokale overheden een cruciale rol spelen bij het beperken van de gevolgen van klimaatverandering, zeker als men bedenkt dat 80% van het energieverbruik en de CO2-uitstoot verband houdt met stedelijke activiteiten;
39. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en het Comité van de Regio's.
- [1] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.
- [2] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 289.
- [3] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 281.
- [4] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 256.
- [5] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259.
- [6] PB L 347 van 20.12.2013, blz. 303.
- [7] PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55.
- [8] PB L 204 van 31.7.2013, blz. 15.
- [9] PB C 25 van 26.1.2013, blz. 1.
- [10] PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.
- [11] PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1.
- [12] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0374.
- [13] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0017.
- [14] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0345.
TOELICHTING
In tijden van stijgende energieprijzen, klimaatverandering en sociaaleconomische uitdagingen moeten alle regio's in de EU manieren vinden om te zorgen voor een stabiele en continue energievoorziening die voor alle burgers betaalbaar is, met inachtneming van de milieu- en duurzaamheidscriteria.
Als we naar de verschillende slimme energiesystemen en initiatieven op het gebied van slimme netwerken kijken, is het duidelijk dat er in de praktijk al veel oplossingen bestaan. Sommige regio's zijn van energieafnemer veranderd in energieleverancier met een sterke nadruk op hernieuwbare energie en geven zo een voorbeeld van duurzame energieproductie waarbij de energieprijzen gestabiliseerd kunnen worden en tegelijkertijd winst kan worden gemaakt.
De regio Burgenland in Oostenrijk is zo'n voorbeeld. Güssing in Burgenland was voorheen een arme en perifere regio, maar is veranderd in een voorbeeld van duurzaamheid door in al haar energiebehoeften te voorzien met energie uit hernieuwbare bronnen. Ook eilanden, zoals Madeira in Portugal, El Hiero in Spanje, Samsø in Denemarken en Ikaria in Griekenland, waar eerst een groot deel van de energiebehoeften uit fossiele brandstoffen kwam, maken een ommezwaai en produceren nu dezelfde behoeften uit hernieuwbare energiebronnen in combinatie met slimme infrastructuur en opslagmogelijkheden.
De regeneratieve voorbeeldregio Harz is een achtergestelde regio in Duitsland, waar alle voornoemde elementen voorkomen: de energieproductie en -distributie zijn hoofdzakelijk gebaseerd op hernieuwbare energie, onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, energieopslag en -verbruik en energiebesparing (met inbegrip van slimme meters, piekvorming, isolatie en e-vervoer), om nog een concreet voorbeeld te geven van een regio die geldt als model voor goede praktijken.
Andere voorbeelden van gemeenten en regio's die energiezekerheid bewerkstelligen en de afhankelijkheid van invoer verminderen, zijn Hostětín in de Tsjechische Republiek, het project "Orkney Micro Renewables" in Schotland en steden en gemeenschappen in proefprojecten in het kader van het CONCERTO-programma van de Commissie, dat 58 proefprojecten in 23 landen heeft ondersteund. Tot de verdere initiatieven behoort onder andere CO-POWER, dat in heel Europa burgers in staat stelt gemeenschappelijke projecten te ontwikkelen om het gebruik van duurzame energie te stimuleren.
Als we naar de toonaangevende regio's en gemeenschappen kijken, is het duidelijk dat succes vaak het resultaat is van openheid en transparantie tussen lokale autoriteiten, bedrijven, industrie en de lokale gemeenschap en burgers. Gezamenlijke inspanningen op het gebied van planning en uitvoering, in een proces waarbij alle actoren betrokken zijn, brengen synergie-effecten en grotere langetermijnvoordelen voor de regio's voort, niet alleen wat betreft een zekere en betaalbare energieproductie en ‑voorziening, maar ook wat betreft economische, sociale en milieuvoordelen. Bijgevolg worden de beste resultaten behaald als er een holistische aanpak wordt gevolgd, waarbij slimme infrastructuur is toegespitst op een slim energiesysteem dat deel uitmaakt van een intelligenter algemeen regionaal plan, waarin ook gerelateerde sectoren zijn opgenomen, zoals vervoer, woningbouw en stadsplanning. E-bussen kunnen dienst doen als opslagsysteem voor lokaal geproduceerde energie wanneer de vraag naar energie laag is, bijvoorbeeld als het 's nachts hard waait, waardoor energie lokaal kan worden opgeslagen en gebruikt. Algemene besparingen zijn mogelijk als burgers net zo worden aangemoedigd als lokale bedrijven en grotere industrieën om aandacht aan energiebesparing te besteden, bijvoorbeeld door betere isolatie. Naast pogingen om het energieverbruik in piekperiodes te verminderen, bijvoorbeeld door machines 's nachts te laten draaien, kunnen de pieken worden verschoven en kan de logica van een netwerkinfrastructuur op basis van een steeds grotere piekvraag worden doorbroken. Slimme netwerken, inclusief slimme meters en intelligente oplossingen voor opslag, kunnen deze ontwikkeling bevorderen aangezien zij een nieuw, slimmer energiesysteem mogelijk maken – waarin energie dicht bij de plaats van productie wordt opgewekt en gebruikt en niet over lange afstanden wordt vervoerd, en waarin verzending in twee richtingen tussen de productiezijde en de consumptiezijde mogelijk is.
Slimme netwerken zorgen voor energiezekerheid en minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en bieden de lokale gemeenschappen daarnaast nog verscheidene andere voordelen, namelijk op het gebied van werkgelegenheid en groene banen. De sector voor hernieuwbare energie heeft de huidige economische crisis doorstaan en kan voor nieuwe banen blijven zorgen in de regio's waar deze het hardst nodig zijn, zoals in kust- en plattelandsgebieden. De Commissie heeft in 2009 berekend dat er door het behalen van de 2020-streefcijfers voor hernieuwbare energie ongeveer 2,8 miljoen banen in de sector zouden ontstaan, waardoor een totale toegevoegde waarde van ongeveer 1,1% van het bbp wordt gegenereerd tegen 2030. De Europese Raad voor hernieuwbare energie schatte in zijn verslag "A 100% Renewable Energy Vision for the European Union" dat als in 2030 45% van de energie afkomstig is uit hernieuwbare bronnen, er 4,4 miljoen banen zouden ontstaan, en als het Europese energiesysteem tegen 2050 100% hernieuwbaar is, de sector werk biedt aan 6,1 miljoen mensen. Bovendien worden er lokaal banen gecreëerd of gehandhaafd, bijvoorbeeld in de bouwsector, gekoppeld aan bijvoorbeeld investeringen in energiebesparingen in de woningbouwsector.
Als het uitrollen van slimme netwerken goed is vastgelegd als onderdeel van de regionale energieplannen, krijgen burgers bovendien meer bevoegdheden om een actieve rol te spelen en verantwoordelijkheid te nemen bij de energie- en netwerkplanning in hun regio en te profiteren van de financiële en sociale voordelen van dergelijke besluiten. Door deze bevoegdheid kunnen burgers "prosumenten" worden die binnen een slim netwerk hun eigen energie produceren, gebruiken en verkopen.
Uit dit alles blijkt dat een slim netwerk de hoeksteen kan vormen van een visie op duurzame energie, inclusief een hogere productie van hernieuwbare energie, energiebesparingen en beter en met name lokaal gebruik van lokaal geproduceerde energie. Derhalve moeten wij slimme energiesystemen beschouwen als algemeen concept dat aanmerkelijke voordelen voor de Europese regio's biedt.
Desondanks zijn er uitdagingen die moeten worden aangepakt om slimmere energiesystemen in de EU-regio's te kunnen bewerkstelligen. De bescherming en privacy van gegevens moeten te allen tijde worden gewaarborgd en gehandhaafd teneinde burgers gerust te stellen wanneer een slim energiesysteem wordt gecreëerd op basis van bidirectionele gegevensuitwisseling en dus op basis van de gegevens van eindgebruikers. Op een algemener niveau moeten regelgevings- en juridische kwesties worden aangepakt, inclusief de staatssteun. Dit is met name het geval wanneer sectoroverschrijdende benaderingen worden onderzocht waarbij bijvoorbeeld de sectoren ICT en energie worden gekoppeld. Initiatieven in de grensregio's langs nationale grenzen hebben evenzeer te maken met veel regelgevings- en juridische kwesties. Deze grenzen tussen sectoren en landen moeten worden opengesteld, omdat er alleen met een bredere holistische aanpak ten volle geprofiteerd kan worden van de voordelen van de tenuitvoerlegging van slimme energiesystemen. Hierbij is een stabiel, positief regelgevings- en rechtskader essentieel voor alle soorten investeringen en langetermijnsamenwerking in verband met slimme energiesystemen.
Het is mogelijk om door heel Europa meer duurzame regio's en gemeenschappen te realiseren. Met gezamenlijke inspanningen zullen de in deze toelichting genoemde voorbeeldregio's, ‑eilanden en ‑gemeenschappen geen pioniers meer zijn, maar het status quo van een welvarender, duurzaam en energieonafhankelijk Europa.
ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (2.12.2013)
aan de Commissie regionale ontwikkeling
inzake plaatselijke en regionale gevolgen van de ontwikkeling van slimme netwerken
(2013/2128(INI))
Rapporteur voor advies (*): Marita Ulvskog
(*) Medeverantwoordelijke commissie – Artikel 50 van het Reglement
SUGGESTIES
De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie regionale ontwikkeling onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. stelt vast dat slimme netwerken het resultaat zijn van de groeiende rol van de informatie- en communicatietechnologiesector (ICT) in het netwerkbeheer van de energiesector en dat verdere samenwerking en synergieën tussen deze sectoren moeten worden aangemoedigd, bijvoorbeeld met betrekking tot het efficiënte gebruik van het radiospectrum in Europa en slimme energiefuncties in het toekomstige 'Internet der dingen'; vraagt de Commissie de nodige maatregelen te nemen om te garanderen dat slimme netwerken op coherente en efficiënte manier worden ingezet en gebruikt; neemt kennis van de serieuze vragen die dergelijke synergieën doen rijzen op het vlak van gegevensbescherming en privacy, hogere tarieven, alsook voor energienetwerkbeheerders die zich mogelijk in een situatie bevinden waarin zij gegevens van telecombedrijven moeten kopen om aan hun fundamentele verantwoordelijkheid te voldoen – namelijk het beheren, onderhouden en ontwikkelen van een efficiënt elektriciteitsdistributiesysteem;
2. benadrukt dat door het stijgende aandeel van hernieuwbare energie in de Europese stroomvoorziening een uitbreiding van de bestaande netwerk- en IT-infrastructuur noodzakelijk is, daarom is het noodzakelijk onderzoek en ontwikkeling en een spoedige Europese normalisering sterker te bevorderen;
3 benadrukt de talrijke voordelen van slimme netwerken die de emissies van broeikasgassen verlagen, het aandeel van duurzame energie en gedecentraliseerde energieproductie vergroten, de voorzieningszekerheid van huishouden waarborgen, de voorwaarden voor een efficiënt gebruik van elektriciteit in het vervoer creëren, de consumenten in de gelegenheid stellen hun verbruik aan te passen om van de laagste prijzen te kunnen profiteren en tegelijk energie te besparen, de energie-efficiëntie te verbeteren, op elektrisch vermogen te besparen, kostbare investeringen in elektriciteitsnetwerken te verminderen door energie buiten piekperiodes te gebruiken, technologische innovatie en ontwikkeling in de EU te stimuleren, consumenten aan te moedigen om "prosumenten" te worden die hun eigen energie produceren en het overschot weer op de markt verkopen of een tegoed krijgen voor de elektriciteit, waarbij gebruikgemaakt wordt van nettobemetering; wijst er tevens op dat door de ontwikkeling en het gebruik van slimme netwerken het energieverlies bij het transport en de distributie aanzienlijk wordt verminderd; wijst erop dat automatische herconfiguratie van het net kan worden benut om uitval te voorkomen of te herstellen (zelfherstellend vermogen); onderstreept dus dat het van groot belang is rekening te houden met deze cruciale rol van het energie- en milieubeleid door een algemene tendens van synthese en rationalisering van de wetgeving en de huidige doelstellingen te volgen;
4. benadrukt dat de EU met de aanleg van slimme netwerken tevens kan helpen de concurrentiekracht en het wereldwijde technologische leiderschap van de technologiebedrijven in de EU, zoals de elektrotechnische en elektronische industrie die voornamelijk uit kmo's bestaat, te vergroten;
5. wijst erop dat de netwerkinfrastructuur, het netwerkbeheer en de marktregels op dit moment zijn toegespitst op de behoeften en mogelijkheden van nucleaire en fossiele installaties en derhalve een concurrentienadeel opleveren voor nieuwe technologieën zoals hernieuwbare energie;
6. verzoekt de Commissie maatregelen te nemen voor het opheffen van de belangrijkste belemmeringen zoals: het gebrek aan interoperabiliteit en normen (door gestandaardiseerde "plug and play" zouden de kosten lager worden en zou ook de connectiviteit van kleine decentrale energieproductie-eenheden (of kleine vraagresponstoepassingen) mogelijk worden); onzekerheid over de taken en verantwoordelijkheden bij nieuwe toepassingen van slimme netwerken; onzekerheid over de verdeling van kosten en baten en derhalve over nieuwe bedrijfsmodellen; de weerstand van consumenten om deel te nemen aan tests; het scala aan voorschriften en regelingen in Europa die belangrijke belemmeringen kunnen vormen voor herhaling van projectresultaten in verschillende landen;
7. beklemtoont dat er dringend een nieuwe, gemoderniseerde, slimme en flexibele energie-infrastructuur op alle netwerkniveaus, met name slimme netwerken nodig is, om een flexibelere back-up- en balanceringscapaciteit mogelijk te maken, met inbegrip van afzonderlijke micro-opwekkings- en opslageenheden, nieuwe vormen van gebruik van elektriciteit (zoals elektrische voertuigen) en vraagresponsprogramma's; onderstreept dat bij de uitbouw en modernisering van energie-infrastructuur moet worden gezorgd voor een grotere samenwerking tussen de transmissiesysteembeheerders en dat alle belanghebbenden daarbij veelvuldig, transparant, gecoördineerd en vroegtijdig betrokken moeten worden; is ingenomen met het feit dat er in de financieringsfaciliteit "Connecting Europe" sterke nadruk wordt gelegd op slimme energieprojecten van openbaar belang en betreurt tegelijkertijd dat in de actuele lijst van twee jaar slechts twee projecten voor slimme netwerken zijn opgenomen; benadrukt dat ook projecten voor slimme netwerken voor distributienetwerken overwogen moeten worden onderstreept dat bij infrastructuurprojecten duurzaamheids- en concurrentiecriteria nageleefd moeten worden en dat deze gebaseerd moeten zijn op een geïntegreerde benadering waarin de betrokkenheid van distributienetbeheerders gewaarborgd is; benadrukt daarnaast het belang van de ontwikkeling van de noord-zuidenergieverbindingen in het Middellandse Zeegebied;
8. merkt op dat de particuliere investeringen worden beperkt door de voortdurende onzekerheid over het dossier voor toepassingen van slimme netwerken en de verdeling van kosten en baten over de deelnemers;
9. benadrukt dat financiering nog steeds een cruciale rol speelt bij het stimuleren van particuliere investeringen in O&O en demonstratieprojecten op het gebied van slimme netwerken;
10. herhaalt dat een goede integratie van gedecentraliseerde hernieuwbare-energieproductie in de meeste scenario's van het Stappenplan Energie 2050 onmogelijk is zonder de ontwikkeling van plaatselijke en regionale slimme distributienetten voor elektriciteit, temeer daar ze een informatieverbinding en verbinding qua stroomtoevoer tussen de lokale gebieden van sociaaleconomische ontwikkeling tot stand brengen en een flexibel beheer en de noodzakelijke reserves voor deze fluctuerende energiebronnen mogelijk maken, en vraagt daarom dat de distributienetwerken een grotere rol wordt toebedeeld; benadrukt evenwel dat het bij de ontwikkeling van slimme netwerken gaat om het efficiënte vervoer van energie van de plaats van productie naar de plaats van de eindconsumptie; voegt er echter aan toe dat de toegevoegde waarde van slimme netwerken nog groter is daar ze op een grotere schaal met elkaar in verbinding staan, namelijk op nationaal of zelfs op Europees niveau, waardoor middels het beheer van de vraag naar elektriciteit op dit niveau, aan de hand van opslag, gebruik kan worden gemaakt van grotere reserves qua vraagrespons (of verbruiksreserves) wanneer de productie lokaal te klein (of te groot) is;
11. vraagt om samenwerking op Europees, nationaal en regionaal niveau bij de ontwikkeling van slimme netwerken; is van mening dat slimme netwerken een belangrijke kans bieden om innovatie, onderzoek en ontwikkeling, banengroei en het concurrentievermogen van de Europese industrie op lokaal en regionaal niveau en in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen te stimuleren;
12. verzoekt de lidstaten verder samen te werken en positieve praktijken uit te wisselen in het CEER-forum inzake de regulering van nationale DSB's; merkt op dat er grote verschillen zijn in de organisatie van de DSB's, waarbij sommige lidstaten één DSB hebben, terwijl dit er in andere lidstaten meer dan achthonderd zijn, en moedigt de lidstaten aan nauwer samen te werken; verzoekt de lidstaten en de Commissie een uniforme classificatie vast te stellen om te bepalen of een organisatie een transmissiesysteembeheerder, een distributiesysteembeheerder of een gecombineerd beheerder is;
13. verzoekt de Commissie na te gaan of het nodig is om in overeenstemming met het derde interne energiemarktpakket voorstellen te doen voor de ontwikkeling en bevordering van intelligente netwerken, die vervolgens door het consequent optreden van de Europese Commissie in alle lidstaten van de EU gewaarborgd moeten worden, aangezien er hierdoor meer marktdeelnemers zouden kunnen worden ingeschakeld en potentiële synergieën bij de uitbouw, de ontwikkeling en het onderhoud van alle telecommunicatie- en energienetwerken zouden kunnen worden verbeterd; onderstreept echter dat deze voorstellen moeten passen in een gestroomlijnd regelgevingskader, volgens de door de Commissie gestelde beginselen;
14. verzoekt de Commissie maatregelen te treffen om de invoering van slimme netwerken te versnellen en zich daarbij specifiek op de volgende aspecten te richten: stimulering van investeringssteun en financiële steunmaatregelen op dit vlak; ontwikkeling van technische normen; waarborg van gegevensbescherming voor consumenten; totstandbrenging van regelgeving waarmee de invoering van slimme netwerken kan worden gestimuleerd; waarborging van een open en concurrerende energiemarkt in het belang van de consumenten; voortdurende steunverlening aan innovatie voor technologie en systemen;
15. wijst er nogmaals op dat slimme netwerken geen financiële last voor de consument of een administratieve last voor bedrijven mogen veroorzaken maar juist voordelen moeten opleveren door het geven van nauwkeurige en gebruiksvriendelijke informatie die hen in staat stelt hun energieverbruik en -productie efficiënt te beheren, en benadrukt dat energiebesparingen in de eindafrekening tot uitdrukking moeten komen; merkt op dat beslissingen van gebruikers worden geleid door de tarieven voor gebruik van de netwerken, en dat dus met behulp van een aangepaste tariefsignaal de energietransitie worden versneld en gecoördineerd;
16. benadrukt de rol van slimme netwerken voor het tweerichtingsverkeer dat zij mogelijk maken tussen elektriciteitsproducenten en -afnemers; benadrukt dat de degelijke bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van de bescherming van de privacy en individuele vrijheden, evenals gemakkelijk te verkrijgen consumenteninformatie van essentieel belang zijn; merkt op dat slimme "meters" vaak worden verward met slimme "netwerken" en dat een slim netwerk niet alleen voorzieningszekerheid maar ook een slimmere energiemarkt mogelijk maakt en de voorwaarden schept voor een verandering van paradigma wat betreft de manier waarop energie wordt geproduceerd en verbruikt; dringt aan op een betere evaluatie van dit gebied en nader onderzoek naar de bescherming van gegevens en privacy;
17. benadrukt dat de regeling en praktijk van de gegevens- en privacybescherming moeten worden verbeterd wanneer slimme metersystemen worden geïnstalleerd; benadrukt dat het voor de werking en invoering van slimme netwerken noodzakelijk is dat de bescherming en privacy van gegevens voor alle met het netwerk verbonden individuen en huishoudens is gewaarborgd; benadrukt dat verzamelde gegevens uitsluitend mogen worden gebruikt om de voorzieningszekerheid van elektriciteit te garanderen; verzoekt de lidstaten toe te zien op de naleving van de regelgeving voor gegevensbescherming en de handhaving van de individuele rechten op dit gebied;
18. verzoekt de Commissie nadere richtsnoeren vast te stellen voor het gebruik van persoonlijke en niet-persoonlijke gegevens van slimme netwerken in het licht van de herziene EU-wetgeving inzake gegevensbescherming en voor de overeengekomen regels aangaande het eigendom en beheer van deze gegevens door DSB's, leveranciers en andere commerciële organen;
19. vraagt de lidstaten en de regionale en plaatselijke autoriteiten met klem om met het oog op de totstandbrenging van een prosumentenmarkt financiële stimulansen voor investeringen in ICT-toepassingen zoals slimme netwerken uit te werken en in hun beleid op te nemen;
20. benadrukt dat het, gezien het technische karakter van slimme netwerken, van belang is gebruikers te informeren en bewust te maken opdat zij prosumenten worden die op de hoogte zijn en zich bewust zijn van de door deze netwerken geboden mogelijkheden, met name wat betreft hun verband met slimme meters; onderstreept dat deze bewustmaking bij jongeren dient te worden bewerkstelligd, aan de hand van onderwijsprogramma's bestemd voor leerlingen van het secundair en beroepsonderwijs;
21. wijst op de initiatieven die het EIT in de KIC InnoEnergy voor het onderzoek naar en ontwikkeling van slimme netwerken, alsmede het opleiden van professionals in deze sector; wijst in dit kader verder op de nieuwe mogelijkheden tot het vormen van Regional Innovation Schemes (RIS), zoals mogelijk gemaakt door het EIT in de periode 2014-2020;
22. herhaalt dat plattelandsgemeenschappen in sommige lidstaten te kampen hebben met uitval en andere problemen ten gevolge van onvoldoende onderhouden netwerken of ontoereikende investeringen; verzoekt de Commissie speciale maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat slimme netwerken de plattelandsgemeenschappen bereiken; merkt echter op dat de verbetering van en het onderhoud aan de basisinfrastructuur voor energie moet doorgaan in gebieden die waarschijnlijk geen prioriteit zullen vormen voor de invoering van slimme netwerken;
23. herinnert aan de normalisatieopdracht uit 2011 ter ondersteuning van de ontwikkeling van een Europees slim netwerk, die in 2012 moest worden afgerond; is verheugd over de vooruitgang die in het kader van deze opdracht is geboekt, maar benadrukt dat er nog meer moet worden gedaan; verzoekt de Commissie contact met de normalisatie-instellingen op te nemen om de voltooiing van hun werkzaamheden te bespoedigen en een nieuwe opdracht te verstrekken indien zij dit noodzakelijk acht;
24. wijst op het belang van de thematische concentratie "koolstofarme economie" zoals opgenomen in de Europese Structuur- en Investeringsfondsen waardoor 20 procent van deze financiële middelen geïnvesteerd zal worden in de energietransitie, met een grote aandacht voor slimme netwerken.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
28.11.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
51 1 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Josefa Andrés Barea, Jean-Pierre Audy, Ivo Belet, Jan Březina, Giles Chichester, Jürgen Creutzmann, Pilar del Castillo Vera, Christian Ehler, Vicky Ford, Adam Gierek, Norbert Glante, Robert Goebbels, Fiona Hall, Kent Johansson, Romana Jordan, Krišjānis Kariņš, Philippe Lamberts, Bogdan Kazimierz Marcinkiewicz, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Vittorio Prodi, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Jens Rohde, Paul Rübig, Salvador Sedó i Alabart, Francisco Sosa Wagner, Konrad Szymański, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Catherine Trautmann, Ioannis A. Tsoukalas, Claude Turmes, Marita Ulvskog, Vladimir Urutchev, Adina-Ioana Vălean, Alejo Vidal-Quadras |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Rachida Dati, Roger Helmer, Jolanta Emilia Hibner, Gunnar Hökmark, Ivailo Kalfin, Seán Kelly, Holger Krahmer, Werner Langen, Zofija Mazej Kukovič, Alajos Mészáros, Markus Pieper, Vladimír Remek, Silvia-Adriana Ţicău |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Carl Schlyter |
||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
18.12.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
32 4 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
François Alfonsi, Luís Paulo Alves, Charalampos Angourakis, Catherine Bearder, Victor Boştinaru, Francesco De Angelis, Tamás Deutsch, Rosa Estaràs Ferragut, Danuta Maria Hübner, María Irigoyen Pérez, Mojca Kleva Kekuš, Constanze Angela Krehl, Iosif Matula, Jens Nilsson, Jan Olbrycht, Younous Omarjee, Markus Pieper, Ovidiu Ioan Silaghi, Georgios Stavrakakis, Nuno Teixeira, Lambert van Nistelrooij, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Hermann Winkler, Joachim Zeller |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Jan Březina, Catherine Grèze, Juozas Imbrasas, Karin Kadenbach, James Nicholson, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Vilja Savisaar-Toomast, Elisabeth Schroedter, Richard Seeber, Czesław Adam Siekierski, Michael Theurer, Giommaria Uggias, Derek Vaughan |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Carl Schlyter |
||||