VERSLAG over een actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa

14.1.2014 - (2013/2177(INI))

Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteur: András Gyürk

Procedure : 2013/2177(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0028/2014
Ingediende teksten :
A7-0028/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa

(2013/2177(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien artikel 173 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (oud artikel 157 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) betreffende het industriebeleid van de EU, waarin o.a. het concurrentievermogen van de Europese industriesector wordt genoemd,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 11 juni 2013 over het actieplan staal getiteld "Actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa" (COM(2013)0407),

–   gezien het rapport van 10 juni 2013 dat het Centrum voor Europese Beleidsstudies in opdracht van de Commissie heeft opgesteld, getiteld "Assessment of cumulative cost impact for the steel industry"[1],

–   gezien zijn resolutie van 21 mei 2013 over regionale strategieën voor industriegebieden in de Europese Unie[2],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 27 maart 2013 getiteld "Groenboek – Een kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030" (COM(2013)0169),

–   gezien de aanbevelingen van de rondetafelbijeenkomst op hoog niveau over de toekomst van de staalindustrie van 12 februari 2013[3],

–   gezien zijn debat van 4 februari 2013, na de verklaring van de Commissie, over het herstel van de Europese industrie tegen de achtergrond van de huidige moeilijkheden (2013/2538(RSP)),

–   gezien zijn resolutie van 13 december 2012 over de staalindustrie in de Europese Unie[4],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 getiteld "Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel - Actualisering van de mededeling over het industriebeleid" (COM(2012)0582),

–   gezien zijn resolutie van 14 juni 2012 over de toekomst van de Single Market Act[5],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 30 mei 2012 getiteld "Actie voor stabiliteit, groei en werkgelegenheid" (COM(2012)0299),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2011 getiteld "Het industriebeleid: het concurrentievermogen versterken" (COM(2011)0642),

–   gezien zijn resolutie van 9 maart 2011 over een industriebeleid voor het tijdperk van de globalisering[6],

–   gezien zijn resolutie van 11 maart 2010 over investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën (SET-plan)[7],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 29 februari 2012 getiteld "Grondstoffen beschikbaar maken voor het toekomstige welzijn van Europa; voorstel voor een Europees innovatiepartnerschap inzake grondstoffen" (COM(2012)0082),

–   gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 13 december 2011 getiteld "Materials Roadmap Enabling Low Carbon Energy Technologies" (SEC(2011)1609),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 8 maart 2011 getiteld "Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050" (COM(2011)0112),

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 december 2013[8],

–   gezien het advies van het Comité van de Regio's van 28 november 2013[9],

–   gezien de studie van Eurofund over de organisaties van sociale partners: de staalindustrie,

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0028/2014),

A. overwegende dat, na het verstrijken van de looptijd van het EGKS-Verdrag, de kolen- en staalsector geregeld worden door de bepalingen van het EU-Verdrag;

B.  overwegende dat de Europese kolen- en staalsector historisch van aanzienlijk belang is geweest voor de Europese integratie en de basis is van de industriële toegevoegde productiewaarde in Europa;

C. overwegende dat de Europese staalindustrie de op een na grootste staalproducent ter wereld is en van strategisch belang is voor diverse grote Europese bedrijfstakken, zoals land- en zeevervoer, de bouwsector, de machinebouw, de sector huishoudelijke apparaten, de energiesector en defensie;

D. overwegende dat het aandeel van de EU in de mondiale staalproductie de afgelopen tien jaar is gehalveerd, terwijl China nu bijna 50% van de wereldproductie voor zijn rekening neemt;

E.  overwegende dat verwacht wordt dat de mondiale vraag naar staal op de lange termijn zal stijgen en dat staal een belangrijk materiaal zal blijven voor de industriële waardeketens in Europa en overwegende dat instandhouding van de binnenlandse productie daarom in het belang van de Europese Unie is;

F.  overwegende dat de Europese Unie een beleid dient te bevorderen dat erop gericht is de industriële productie in alle lidstaten te ontwikkelen, om zo de werkgelegenheid in de EU te vrijwaren en ervoor te zorgen dat het aandeel van het bbp, dat momenteel 15,2% bedraagt, tegen 2020 stijgt tot minstens 20%;

G. overwegende dat de staalindustrie in de EU een belangrijke werkgever is, die 350 000 mensen rechtstreeks werk biedt en nog miljoenen anderen in aanverwante bedrijfstakken, waaronder de toeleveringsketen voor recycling; overwegende dat elke vorm van herstructurering een enorme impact heeft op het geografische gebied in kwestie;

H. overwegende dat de arbeidsverhoudingen in de staalindustrie, vergeleken met andere sectoren, worden gekenmerkt door een hoge organisatiegraad; overwegende dat dit tot uiting komt in een hoog percentage werknemers dat lid is van een vakbond, een sterke aanwezigheid en grote dichtheid van werkgeversorganisaties en een zeer groot aantal werknemers dat onder een collectieve arbeidsovereenkomst valt; overwegende dat dit wordt weerspiegeld op Europees niveau, waar de staalindustrie een voortrekkersrol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de arbeidsverhoudingen en de relaties tussen sociale partners[10];

I.   overwegende dat ondanks de voortdurende inspanningen van de Europese staalindustrie op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en de investeringen om milieueffecten te verminderen en hulpbronnenefficiëntie te optimaliseren, haar mondiale concurrentievermogen in gevaar is door een combinatie van factoren:

•    de vraag naar staal is als gevolg van de financiële en economische crisis en structurele veranderingen in sommige staalverwerkende sectoren aanzienlijk teruggelopen;

•    de bedrijfskosten zijn aanzienlijk hoger dan die van concurrenten;

•    er is sterke concurrentie vanuit derde landen, waar bedrijven niet werken in het kader van dezelfde soort strenge wetgevende normen als in de EU;

J.   overwegende dat uit de resultaten van de cumulatieve kostenanalyse van de staalsector blijkt dat staalproducenten in de EU een aanzienlijk deel van hun winstmarge kwijt zijn aan de naleving van EU-verordeningen;

K. overwegende dat het milieu- en energiebeleid van de EU een moeilijk bedrijfsklimaat creëert voor de ijzer- en staalindustrie, met name doordat het de energieprijzen doet stijgen en de concurrentiepositie van de productie in de EU op de mondiale markt onderuithaalt;

L.  overwegende dat de energiekosten tot 40 % van de totale operationele kosten uitmaken en dat de elektriciteitsprijzen voor eindgebruikers uit de Europese industrie het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven in een gemondialiseerde markt beperken;

M. overwegende dat de staalindustrie, en met name de productie van speciaal staal, een volledig gemondialiseerde sector is en Europa geconfronteerd wordt met sterke concurrentie uit derde landen, terwijl de productiekosten in de EU hoger zijn als gevolg van eenzijdige lastenverzwaringen in de EU in het kader van energie- en klimaatbeleid, hetgeen heeft geleid tot een situatie waarin de gasprijzen in de EU drie tot vier keer zo hoog zijn als in de VS en de elektriciteitsprijzen twee keer zo hoog zijn als in de VS;

N. overwegende dat er meer schroot door de EU wordt uitgevoerd dan ingevoerd, waardoor de EU een belangrijk volume van deze waardevolle secundaire grondstof verliest, vaak ten voordele van de staalproductie in landen waar de milieuwetgeving achterligt op de EU-milieuwetgeving; overwegende dat de staalindustrie in de EU afhankelijk is van de invoer van grondstoffen, terwijl wereldwijd 40% van de industriële grondstoffen aan uitvoerrestricties is gebonden, en Europa grote hoeveelheden staalschroot uitvoert terwijl veel landen de uitvoer ervan beperken;

O. overwegende dat de vooruitzichten voor de werkgelegenheid in de staalsector aanleiding geven tot ernstige bezorgdheid, omdat de afgelopen jaren meer dan 65 000 banen in Europa verloren zijn gegaan als gevolg van capaciteitsinkrimpingen of bedrijfssluitingen;

P.  overwegende dat de huidige crisis enorme sociale problemen veroorzaakt voor de getroffen werknemers en regio's en overwegende dat bedrijven die herstructureren, dit moeten doen volgens de beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemen omdat uit ervaring blijkt dat succesvol herstructureren niet mogelijk is zonder een toereikende sociale dialoog;

Q. overwegende dat de huidige crisis heeft geleid tot een wereldwijde overproductie van staal; overwegende echter dat het gebruik van staal en andere basismetalen in 2050 naar verwachting twee tot drie keer zo hoog zal liggen als nu, en dat de Europese staalindustrie de komende jaren deze "doodsvallei" moet zien te overleven, moet investeren en haar concurrentiekracht moet vergroten;

R.  overwegende dat de herstructurering, om economisch succesvol en sociaal verantwoord te zijn, moet worden opgenomen in een strategie op lange termijn die erop gericht is de duurzaamheid en het concurrentievermogen van de onderneming op lange termijn te waarborgen en te versterken;

1.  is verheugd over het actieplan van de Commissie voor de staalindustrie in Europa, omdat dit een belangrijk element is bij het voorkomen van een verdere verplaatsing van de staalindustrie naar locaties buiten Europa;

2.  is verheugd over de benadering van de Commissie die gericht is op voortzetting van de dialoog tussen de EU-instellingen, de directies van de staalondernemingen en de vakbonden in een permanente structuur van rondetafelbijeenkomsten op hoog niveau over staal en de Europese comités voor de sectorale sociale dialoog;

3.  is ingenomen met de oprichting van de Groep op hoog niveau voor de staalindustrie, maar betreurt dat deze groep slechts eenmaal per jaar bijeenkomt; acht het absoluut noodzakelijk dat de regionale en plaatselijke instanties nauw betrokken zijn bij dit proces, om zo de deelname van de Europese regio's waar de staalbedrijven gevestigd zijn, aan de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau voor de staalindustrie te bevorderen en te stimuleren en de samenwerking en de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de grootste belanghebbenden in de lidstaten te bevorderen;

4.  benadrukt dat de bestaande Europese regelgeving inzake concurrentie en staatssteun een stabiele omgeving voor de staalsector schept; roept de Commissie op concurrentieverstoring verder daadkrachtig te vervolgen en te bestraffen;

I. VERBETERING VAN DE RANDVOORWAARDEN

I.1. Vraagstimulering

5.  benadrukt dat duurzame groei afhankelijk is van een sterke Europese industrie en dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten op aan dat zij de strategische ontwikkeling van cruciale staalverwerkende sectoren ondersteunen, door de investeringsvoorwaarden te verbeteren, onder meer voor onderzoek en innovatie en de ontwikkeling van vaardigheden, door stimulansen voor efficiënte en eerlijke productieprocessen te creëren (bijvoorbeeld door middel van beleid inzake normalisering en overheidsopdrachten), door de interne markt te versterken en door Europese infrastructuurprojecten sneller uit te voeren in overleg met alle relevante actoren;

6.  is van mening dat de bouw een van de belangrijkste staalverwerkende sectoren is en dat het om de sector te ondersteunen bijgevolg noodzakelijk is om een grondige studie te verrichten in de EU naar een verhoging van het aantal overheidsopdrachten, niet alleen voor communicatie- en vervoersinfrastructuur, maar ook in sectoren als het onderwijs, cultuur en openbaar bestuur en op het gebied van duurzame bouw en energie-efficiëntie;

7.  onderstreept het belang en de wenselijkheid van een trans-Atlantisch handels- en investeringspartnerschap om de handel in en de vraag naar staal in cruciale sectoren te bevorderen en benadrukt dus dat het noodzakelijk is onderhandelingen te voeren zonder afbreuk te doen aan het industrieel concurrentievermogen van de EU in deze sectoren;

8.  verzoekt de Commissie met een instrument te komen waarmee de staalmarkt diepgaand kan worden geanalyseerd en nauwkeurige informatie kan worden verkregen over de vraag- en aanbodsituatie van staal en recyclage in Europa en wereldwijd, waarbij het onderscheid moet worden gemaakt tussen de structurele en de cyclische componenten van de ontwikkeling van deze markt; is van mening dat toezicht op de staalmarkt in aanzienlijke mate kan bijdragen aan de transparantie van de staal- en schrootmarkt en waardevolle gegevens kan opleveren als basis voor corrigerende en proactieve maatregelen, die onvermijdelijk zijn wegens het cyclische karakter van de staalindustrie;

9.  verzoekt de Commissie om deze marktanalyse-instrumenten te gebruiken om te anticiperen op de risico's en te onderzoeken hoe de sluiting van fabrieken het herstel van de sector beïnvloedt;

I.2. Werkgelegenheid

10. is van mening dat de Commissie, de lidstaten, de bedrijfstak en de vakbonden gezamenlijk in actie moeten komen om gekwalificeerde werknemers, getalenteerde, zeer bekwame wetenschappers en managers voor de staalsector te behouden en aan te trekken, en om jong talent aan te trekken via leerovereenkomsten, om zo voor een dynamisch, innovatief personeelsbestand te zorgen; herinnert aan de rol van regionale universiteiten en instituten voor industrieel onderzoek, die over topcompetenties beschikken die van groot belang zijn voor het creëren van de regionale voorwaarden voor een concurrerende staalindustrie; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan onmiddellijke maatregelen te nemen om te voorkomen dat deskundigheid verloren gaat en om het banenverlies tot een minimum te beperken; vraagt de planning en het beheer van verandering te verbeteren door opleiding bevorderen, vaardigheden verder te ontwikkelen en omscholing te ondersteunen; is bezorgd over het gebrek aan systematische oplossingen voor de generatiewisseling, die in de toekomst onder meer een tekort aan vaardigheden en verlies van knowhow en competenties met zich mee zal brengen, en benadrukt de noodzaak om de beroepsbevolking en hun vaardigheden die van cruciaal belang zijn voor het toekomstig concurrentievermogen van de sector, te behouden en te ontwikkelen; dringt er bij de Commissie op aan de "allianties voor sectorspecifieke vaardigheden" te bevorderen aan de hand van de programma's Erasmus voor iedereen en Erasmus voor ondernemers, waarbij deze allianties op basis van gegevens over de nood aan vaardigheden en de ontwikkeling daarvan worden gewijd aan de uitwerking en realisatie van gemeenschappelijke opleidingsprogramma's en methoden, ook op het gebied van leren op het werk; verzoekt maatregelen te nemen om de interventie-instrumenten voor de werknemers en de bevordering van hun beroepsopleiding te versterken, teneinde de professionele heroriëntering van de werknemers in de bedrijfstak die voortvloeit uit bedrijfsreorganisaties, te bevorderen en te begeleiden;

11. is van mening dat het ontbreken van een passend industriebeleid verlies van het duurzame concurrentievoordeel van de Europese industrie veroorzaakt als gevolg van de veel hogere energiekosten; de hoge energiekosten en de hoge grondstofkosten zijn niet alleen het gevolg van het feit dat energie moet worden geïmporteerd uit derde landen, maar ook van interne oorzaken; is het eens met de Commissie dat de huidige herstructurering van de staalindustrie nadelige sociale gevolgen heeft veroorzaakt door de daling van het aantal arbeidsplaatsen;

12. wenst dat bij de vaststelling van de nieuwe Europese strategie voor de gezondheid en veiligheid op het werk alsook in beleidsdocumenten over pensioenen en andere sociale voordelen rekening wordt gehouden met de door het productieproces bepaalde zwaarte en stress van het werk in de staalsector voor de werknemers en onderaannemers[11]; onderstreept dat werknemers in de staalsector een hoger risico lopen op werkstress omdat ze zijn blootgesteld aan fysieke risico's en als gevolg van hun werkzaamheden eerder dan de gemiddelde werknemer in de EU-28 te kampen krijgen met gezondheidsproblemen;

13. is ingenomen met de lopende sociale dialoog met de vertegenwoordigers van de werknemers en de aanvullende (formele en informele) structuren voor een sociale dialoog, zoals werkgroepen, stuurcomités enz., die een intensievere dialoog tussen werknemers en de werkgever bevorderen;

14. wijst erop dat om de sociale dialoog in de Europese staalsector verder te stimuleren, bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de specifieke eigenschappen van de sector, zoals het zware werk in de staalproductie, de kenmerken van de arbeidskrachten, milieuoverwegingen, de verspreiding van technologische innovatie en de grondige herstructurering van de Europese staalsector;

15. onderstreept dat bij de uitvoering van het actieplan ook moet worden bekeken wat de gevolgen van de economische crisis op korte termijn zijn voor het aantal werknemers in en het concurrentievermogen van de sector en verzoekt de Commissie capaciteitinkrimpingen en bedrijfssluitingen in Europa van nabij te volgen; is van mening dat EU-middelen niet mogen worden gebruikt om bedrijfsactiviteiten of bepaalde installaties in stand te houden, aangezien dit de concurrentie tussen staalfabrikanten in de EU zou verstoren, maar alleen om de gevolgen van sluitingen of inkrimpingen voor de betrokken werknemers te verzachten en de jeugdwerkgelegenheid in de sector te bevorderen;

16. benadrukt dat de krimpende vraag niet mag leiden tot oneerlijke concurrentie tussen de lidstaten van de EU om banen; roept in dit verband op tot een gezamenlijke oplossing voor de hele EU;

17. verzoekt de Commissie initiatieven te bevorderen die gericht zijn op het behoud van de staalproductie in Europa en op het waarborgen van de werkgelegenheid in de sector, evenals initiatieven ter voorkoming en bestrijding van de sluiting van fabrieken in Europa;

18. verzoekt de Commissie onmiddellijk en ten volle EU-middelen in te zetten om de sociale gevolgen van de industriële herstructurering te verminderen; stelt dat het met name wenselijk is om het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) ten volle te benutten;

19. is ervan overtuigd dat participatie van de werknemers aan innovatie- en hervormingsmaatregelen de beste garantie voor economisch succes is;

20. wijst op de noodzaak van gekwalificeerde en bekwame mensen om de overgang naar een duurzamer productieproces en duurzamere producten in goede banen te leiden en verzoekt om een Europese opleidings- en onderwijsstrategie; is ingenomen met het project inzake technisch beroepsonderwijs en technische beroepsopleiding op het gebied van vergroening in de staalsector[12], waarbij staalbedrijven, onderzoeksinstellingen en de sociale partners gezamenlijk onderzoek hebben gedaan naar de vaardigheden die nodig zijn om milieuduurzaamheid te bereiken; verzoekt de Commissie om de uitvoering van de resultaten van dit project verder te ondersteunen;

21. roept de Europese Commissie op een herstructureringsplan op te stellen dat degelijke banen en een industriële toegevoegde productiewaarde in de Europese regio's behoudt en creëert:

II. MAATREGELEN TER VERBETERING VAN HET CONCURRENTIEVERMOGEN VAN DE EUROPESE STAALINDUSTRIE

II.1. Veilige energievoorziening tegen betaalbare prijzen

22. stelt vast dat , doordat Europa een continent met beperkte hulpbronnen is, de energieprijzen in de EU de voorbije jaren sterk zijn gestegen, wat heeft geleid tot een aanzienlijke vermindering van het concurrentievermogen van de EU-industrie op het mondiale speelveld; beseft dat de energieprijzen de belangrijkste kostenpost voor de staalindustrie en andere energie-intensieve sectoren vormen; is van mening dat de efficiënte werking van de interne energiemarkt, met name op grond van doorzichtigheid van de prijzen, de noodzakelijke voorwaarde is om de staalindustrie van veilige en duurzame energie tegen betaalbare prijzen te kunnen voorzien; wijst erop dat ontbrekende grensoverschrijdende koppelingen moeten worden voltooid en dat de bestaande wetgeving volledig moet worden uitgevoerd om van de voordelen van een interne Europese energiemarkt te kunnen profiteren; steunt de toezegging van de Commissie dat de inspanningen zullen worden opgevoerd om de kloof tussen de energieprijzen en -kosten tussen de EU-industrie en haar belangrijkste concurrenten te verminderen, waarbij rekening wordt gehouden met de strategieën van de afzonderlijke lidstaten, zodat zij kunnen inspelen op de nationale omstandigheden; is van mening dat de Commissie binnen twaalf maanden met concrete voorstellen ter zake moet komen;

23. benadrukt dat de Commissie concretere en meer gedetailleerde actie moet ondernemen tegen het weglekken van CO2, dat de doelstellingen van het klimaat- en energiebeleid voor 2030 technisch en economisch haalbaar moeten zijn voor EU-industrieën en dat de best presterende ondernemingen niet mogen worden geconfronteerd met directe of indirecte aanvullende kosten als gevolg van het klimaatbeleid; benadrukt dat de bepalingen inzake koolstoflekkage een 100% kosteloze toewijzing van technisch haalbare benchmarks dienen te omvatten zonder reductiefactor voor sectoren waar koolstoflekkage zich voordoet;

24. spoort de Commissie ertoe aan om strategieën te ontwikkelen voor de uitrol van koolstofarme energiebronnen met het oog op de bevordering van een snelle integratie van deze energiebronnen op de elektriciteitsmarkt;

25. is van mening dat er steun dient te worden verleend voor investeringen in technologie die ervoor zorgt dat de energie-input en -terugwinning optimaal worden benut, bijvoorbeeld door het gebruik van procesgassen en restwarmte voor stoom- en elektriciteitsopwekking te optimaliseren;

26. acht het noodzakelijk langetermijnovereenkomsten tussen elektriciteitsmaatschappijen en consumenten in de industrie te bevorderen, de kosten voor energie te drukken en internationale verbindingen te bevorderen, aangezien zij van essentieel belang zijn voor de perifere regio's van de EU; is van mening dat zo tevens kan worden vermeden dat activiteiten worden verplaatst naar derde landen of van de ene lidstaat naar de andere; onderstreept dat het afsluiten van langlopende energiecontracten het risico van instabiele energieprijzen kan ondervangen en kan bijdragen tot lagere elektriciteitsprijzen voor consumenten in de industrie; verzoekt de Commissie te adviseren ten aanzien van de concurrentieaspecten van langlopende overeenkomsten inzake energielevering;

27. spoort de Commissie ertoe aan om strategieën te ontwikkelen om koolstofluwe energiebronnen op een kosteneffectieve manier in te zetten en de subsidies geleidelijk aan af te schaffen om zo de snelle integratie van deze energiebronnen op de elektriciteitsmarkt te stimuleren; is van mening dat het in tussentijd mogelijk moet zijn om de kosten voor energie-intensieve sectoren van de algemene heffingen op elektriciteit te compenseren als het gaat om kosten die concurrenten buiten de EU niet hoeven te dragen;

28. benadrukt dat een gegarandeerde energievoorziening een belangrijk vereiste voor de staalindustrie is; verzoekt de lidstaten het derde energiepakket volledig uit te voeren; verzoekt de lidstaten voor een veilige energievoorziening te zorgen door de nodige projecten op het gebied van de energie-infrastructuur te ontwikkelen en de gepaste stimulansen te bieden om investeerders ertoe aan te zetten om voor een lagere afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen te kiezen; moedigt de Commissie aan om de diversificatie van de aardgasbronnen en de transportroutes te bevorderen en het voortouw te nemen bij de coördinatie en ondersteuning van het veiligstellen van de routes voor de bevoorrading met vloeibaar aardgas; verzoekt de Commissie een alomvattende beoordeling uit te voeren van de toereikendheid van de stroomopwekking en advies te geven over de wijze waarop de flexibiliteit van de stroomnetten kan worden gehandhaafd;

29. verzoekt de Commissie om een verslag op te stellen waarin de ontwikkelingen in ondernemingen waarvan de integriteit bedreigd wordt, in de gaten worden gehouden, zoals gevraagd in de resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2012 over de staalindustrie in de Europese Unie;

II.2. Klimaatbescherming, hulpbronnenefficiëntie en milieueffect

30. herinnert eraan dat de totale uitstoot van de Europese staalindustrie sinds 1990 met ongeveer 25% is afgenomen; merkt op dat staal volledig kan worden gerecycleerd zonder kwaliteitsverlies; erkent dat staalproducten een belangrijke rol kunnen spelen voor de overgang naar een koolstofarme kenniseconomie met een efficiënt gebruik van hulpbronnen; wijst op het belang van inspanningen om de totale uitstoot van de staalindustrie verder te beperken;

31. is van mening dat de Europese staalproductie moet worden in stand gehouden door een duurzaam staalproductiemodel; dringt er bij de Commissie op aan Europese duurzaamheidsnormen, zoals Steel Construction Products Mark (SustSteel), op te stellen en te promoten;

32. wijst op het belang van de logistieke kosten, met name van het vervoer over zee, de toelevering van grondstoffen, de continuïteit van de voorziening en de economische groei waarmee de ontwikkeling van havens gepaard gaat;

33. is van mening dat de Europese Unie de toegang tot en de distributie van grondstoffen moet diversifiëren, aangezien dit van essentieel belang is om te vermijden dat de Europese staalsector afhankelijk wordt van één enkele haven van binnenkomst voor grondstoffen; is van mening dat er een distributiehub voor ertsen moet worden gecreëerd voor de distributie ervan naar Zuid- en Oost-Europa;

34. erkent de belangrijke rol van de primaire staalproductie in de EU in het licht van de toenemende wereldwijde productie van staal en met het oog op de productie van specifieke hoeveelheden die nodig zijn in verschillende Europese waardeketens; benadrukt dat de vervaardiging van staal uit schroot de energie-input met 75% vermindert en de input van grondstoffen met 80%; dringt er derhalve bij de Commissie op aan om te zorgen voor een efficiënte werking van de Europese markt voor staal en schroot en de werking van de markten van secundair metaal te verbeteren door de illegale uitvoer van schroot waarbij waardevolle grondstoffen verloren gaan voor de Europese economie, te bestrijden en door de capaciteit van de lidstaten om in het kader van de verordening inspecties uit te voeren met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen te vergroten; moedigt de verdere ontwikkeling van recycling van schroot aan door ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk schroot wordt opgehaald en dat het schroot van betere kwaliteit is, als een manier om de toegang tot grondstoffen te garanderen, energieafhankelijkheid te verminderen, uitstoten te reduceren en een kringloopeconomie te bevorderen; steunt het initiatief van de Commissie om het vervoer van afval te inspecteren en te controleren teneinde de illegale uitvoer van schroot te voorkomen, die vaak plaatsvindt naar landen met een milieuwetgeving die niet vergelijkbaar is met de Europese milieuwetgeving;

35. dringt er bij de Commissie op aan een holistische benadering van klimaatsverandering, milieu, energie en concurrentiebeleid aan te nemen en rekening te houden met sectorspecifieke kenmerken; is van mening dat de Commissie bij regelgevend werk op zoek moet gaan naar synergieën die de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen mogelijk maken, tegelijkertijd de doelstellingen van mededinging en werkgelegenheid ondersteunen en het risico op koolstoflekkage en -verplaatsing tot een minimum beperken;

36. roept de Commissie op bij de volgende herziening van de koolstoflekkagelijst gebruik te maken van een open en transparante methodologie, rekening te houden met de potentieel verlichtende rol van in Europa geproduceerd staal en met de onrechtstreekse impact van de elektriciteitsprijzen op het concurrentievermogen; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat bepalingen over koolstoflekkage doeltreffend blijven door de staalindustrie op de koolstoflekkagelijst te houden;

37. benadrukt dat in het klimaatkader voor 2030 rekening moet worden gehouden met sectorale verschillen, technologische haalbaarheid en economische levensvatbaarheid en dat het klimaatkader in beginsel geen extra kosten mag opleveren voor de meest efficiënte industriële installaties;

38. is bezorgd over de impact die het recente besluit van de Commissie betreffende de nationale uitvoeringsmaatregelen van de lidstaten voor de derde emissiehandelsperiode vanwege de toepassing van de sectoroverschrijdende correctiefactor kan hebben op de industrie, wat erop wijst dat het streefdoel voor de industrie niet langer haalbaar is, zelfs met de best beschikbare technologieën die momenteel in Europa worden toegepast, waardoor zelfs de meest efficiënte installaties in Europa kunnen worden geconfronteerd met extra kosten;

39. benadrukt het belang van een doeltreffende en betrouwbare infrastructuur voor de ontwikkeling van de staalindustrie en herinnert eraan dat 65% van de wereldwijde staalproductie nog steeds op erts gebaseerd is; om deze reden zijn investeringen in een adequate infrastructuur voor de volledige keten, met inbegrip van onder meer de mijnbouw, de staalfabrieken en de exportmarkten, van groot belang voor het concurrentievermogen, in het bijzonder voor de dunst bevolkte landen;

II.3. Internationaal gelijke spelregels

40. is van mening dat er handelsonderhandelingen dienen te worden gevoerd om de economische en strategische belangen van de Unie en haar lidstaten te bevorderen en dat daarbij een wederzijdse benadering moet worden gevolgd waarbij rekening wordt gehouden met overwegingen als de toegang tot nieuwe markten, de toegang tot grondstoffen, het risico op koolstof- en investeringlekkage, gelijke spelregels en het verlies van knowhow; is van mening dat in de strategieën de verschillen dienen door te klinken tussen ontwikkelde en grote opkomende economieën enerzijds en minst ontwikkelde landen anderzijds; benadrukt dat de toegang tot nieuwe exportmarkten in groeiende economieën waar Europees staal zonder handelsbelemmeringen kan worden verkocht van doorslaggevend belang zal zijn voor het groei- en ontwikkelingspotentieel van de Europese staalindustrie; betreurt het feit dat een aantal van onze handelspartners oneerlijke, beperkende maatregelen toepassen, zoals beperkingen op investeringen en een voorkeursbeleid bij het verlenen van overheidsopdrachten waarbij binnenlandse staalindustrieën worden beschermd, waardoor de staaluitvoer van de EU ten onrechte wordt gehinderd betreurt tevens het feit dat sinds het begin van de wereldcrisis in 2008 de protectionistische maatregelen die door vele derde landen worden aangewend ter ondersteuning van hun staalindustrie, steeds intensiever zijn geworden ;

41. verzoekt de Commissie dringend om bij toekomstige handelsovereenkomsten te waarborgen dat de exportmogelijkheden en de toegang tot de markt voor Europees staal en op staal gebaseerde producten duidelijk verbeterd worden;

42. steunt het voorstel van de Commissie dat ook voor staal een effectbeoordeling moet worden uitgevoerd vóór de ondertekening van vrijhandelsovereenkomsten en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de waardeketen van de Europese productie en met de Europese industrie in de mondiale context; verzoekt de Commissie regelmatig een evaluatie uit te voeren van het cumulatieve effect van de overeenkomsten die al van kracht zijn en die waarover nog wordt onderhandeld, aan de hand van specifieke, vastgestelde criteria, waaronder de rol die aan de belanghebbende partijen wordt toebedeeld;

43. dringt er bij de Commissie op aan te waarborgen dat alle toezeggingen die worden aangegaan in bestaande en toekomstige handelsbesprekingen en -overeenkomsten daadwerkelijk worden nagekomen; roept de Commissie op oneerlijke concurrentie vanuit derde landen te bestrijden door op evenredige en doeltreffende wijze gebruik te maken van de gepaste maatregelen die zij ter beschikking heeft, waaronder het handelsbeschermingsinstrument en het mechanisme voor geschillenbeslechting van de WTO; roept de Commissie op oneerlijk protectionisme door derde landen te bestrijden om zo de toegang tot de markt en tot grondstoffen te waarborgen voor Europese ondernemingen;

44. wijst erop dat de staalindustrie de grootste gebruiker van handelsbeschermingsinstrumenten is; uit zijn bezorgdheid over de termijn – gemiddeld twee jaar – die de Commissie nodig heeft om antidumpingmaatregelen te nemen, terwijl deze periode in het geval van de VS slechts zes maanden bedraagt; roept de Commissie op maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de EU over effectieve handelsbeschermingsinstrumenten beschikt die snel kunnen worden ingezet en die haar in staat stellen sneller te reageren op gevallen van dumping, hetgeen nodig is door de felle concurrentie waarmee de Europese industrie te kampen heeft in een gemondialiseerde economie;

45. spoort de Commissie aan te controleren of het "Surveillance 2"-systeem ten minste dezelfde garanties biedt inzake bewaking van en toezicht op oneerlijke subsidies en dumping als het systeem van voorafgaand toezicht op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten, als vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1241/2009;

46. benadrukt dat er slechts sprake kan zijn van een eerlijker handel in staalproducten indien werknemersrechten en milieunormen in acht worden genomen;

47. is van mening dat de EU-normen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (MVO) en medezeggenschap van werknemers ook door Europese bedrijven in derde landen ten uitvoer moeten worden gelegd, en dat regionale ontwikkeling moet worden bevorderd;

48. moedigt de Commissie aan de voorgestelde maatregelen uit te voeren teneinde de toegang tot cokeskool te garanderen;

49. vraagt de Commissie vooruitgang te boeken met de hervorming van het wetgevingskader voor financiële markten teneinde prijsvolatiliteit ten gevolge van speculatie te voorkomen, een transparante prijsstelling te verzekeren en de continuïteit van de voorziening van zowel staal als grondstoffen te verbeteren;

50. dringt er bij de Commissie op aan het Europese staal te beschermen aan de hand van wetgevingsinstrumenten die gericht zijn op de certificatie van het eindverbruik van roestvrij staal en de chemisch-fysische samenstelling ervan, waarbij onder andere een kwaliteitscertificaat wordt ingesteld voor de aan staal verwante producten, zodat de Europese staalproductie kan worden beschermd tegen niet-gecertificeerde producten;

51. steunt het voorstel van de Commissie voor maatregelen ter bestrijding van illegale markten in staalproducten; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan mogelijke maatregelen ter bestrijding van btw-ontwijking te onderzoeken;

II.4. Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

52. merkt op dat de algemene verspreiding van baanbrekende technologieën essentieel is voor de naleving van de in het Energiestappenplan 2050 bedoelde CO2-reductiedoelstelling; is verheugd over de doelstelling van het Ulcos-programma, namelijk innovatieve technologieën voor de productie van staal met een ultralage koolstofemissie identificeren en ontwikkelen, alsmede het SPIRE-programma en andere programma's voor de ontwikkeling van nieuwe staalkwaliteiten, productie- en recyclageprocessen en zakenmodellen die de waarde, efficiëntie en duurzaamheid verbeteren, wat het concurrentievermogen van de Europese staalindustrie ten goede komt;

53. roept de Commissie op een ambitieus innovatiebeleid in te voeren, dat kansen schept voor hoogwaardige, energie-efficiënte en innovatieve producten en ervoor zorgt dat de EU haar mannetje kan staan in de toenemende mondiale concurrentie;

54. is ingenomen met de resultaten van de specifieke instrumenten voor de kolen- en staalsector, zoals het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, en spoort de Commissie aan om de sinds 2002 toegepaste regeling voort te zetten;

55. acht het noodzakelijk de steun voor innovatie uit te breiden naar alle activiteiten die verband houden met de staalsector; is van mening dat in het kader van Horizon 2020 daarom financieringsmechanismen van de EIB moeten worden toegepast om de samenwerking op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie tussen staalbedrijven en de regio's waar zij gevestigd zijn, te bevorderen, om zo de economische activiteit te stimuleren en in stand te houden;

56. is het er met de Commissie over eens dat in het kader van Horizon 2020 de nadruk moet worden gelegd op demonstratie- en pilootprojecten voor nieuwe technologieën en schonere technologieën die efficiënter zijn qua hulpbron- en energiegebruik;

57. meent dat stimulansregelingen moeten worden ingevoerd om grote multinationale ondernemingen aan te zetten tot investeringen in onderzoek en ontwikkeling in de gebieden waarin zij hun industriële activiteiten uitvoeren, ter ondersteuning van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van de betrokken gebieden;

58. erkent dat aan de ontwikkeling, schaalvergroting, demonstratie en inzet van baanbrekende technologieën hoge financiële risico's zijn verbonden; steunt de oprichting van clusters, onderzoekssamenwerking en publiek-private partnerschappen, zoals SPIRE en EMIRI; moedigt het gebruik van innovatieve financiële instrumenten, zoals financieringsfaciliteiten met risicodeling, aan, die met voorrang toegang verlenen aan de in crisis verkerende staalindustrie; roept de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling op een langetermijnfinancieringskader voor staalprojecten te ontwerpen;

59. vraagt de Commissie het Europees innovatiepartnerschap inzake grondstoffen verder uit te voeren, met betrekking tot de staalindustrie en langsheen de grondstoffenwaardeketen, in het bijzonder recyclagemethoden en nieuwe bedrijfsmodellen;

60. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en aan de Raad, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.

  • [1]  http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/metals-minerals/files/steel-cum-cost-imp_en.pdf
  • [2]  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0199.
  • [3]  http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/metals-minerals/files/high-level-roundtable-recommendations_en.pdf
  • [4]  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0509.
  • [5]  PB C 332 E, 15.11.2013, blz. 72.
  • [6]  PB C 199 E, 7.7. 2012, blz. 131.
  • [7]  PB C 349 E, 22.12.2010, blz. 84.
  • [8]  Nog niet in het Publicatieblad verschenen.
  • [9]  Nog niet in het Publicatieblad verschenen.
  • [10]  Eurofound (2009).
  • [11]  Eurofound (januari 2014, verschijnt binnenkort).
  • [12]  http://www.gt-vet.com/?page_id=18

TOELICHTING

Een van de eerste stappen in de Europese integratie was de coördinatie van de staalproductie via de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Naast deze historische rol vormt de Europese staalindustrie volgens de rapporteur de basis voor belangrijke industriële waardeketens in Europa, zoals de automobielindustrie, de bouwsector, mechanische en elektrische apparatuur en hernieuwbare energie. Daarom speelt het behoud van een concurrentiële Europese staalproductie een strategische rol voor het garanderen van economische groei en banen in Europa.

In de Europese staalindustrie zijn de afgelopen jaren meer dan 65 000 banen verloren gegaan als gevolg van bedrijfssluitingen. Naar verwachting zal de binnenlandse vraag op de korte termijn niet opleven en het mondiale aandeel van de Europese bedrijven neemt af. De Europese staalindustrie loopt gevaar aangezien zij lijdt onder het verlies van concurrentievermogen ten gevolge van een aantal factoren.

•   De financiële en economische crisis heeft invloed gehad op staalverwerkende sectoren en heeft een aanzienlijke daling van de vraag naar staal veroorzaakt. Vandaag nemen de bouwsector en de automobielindustrie de helft van de markt voor hun rekening en in tegenstelling tot andere regio's zal de vraag, naar verwachting, in de komende jaren niet opleven.

•   Opkomende landen, in het bijzonder China, hebben de voorbije jaren enorm geïnvesteerd in de bouw van staalfabrieken om hun forse groei te begeleiden, waardoor een wereldwijd overcapaciteitsprobleem is ontstaan. Door deze overcapaciteit werden de prijzen van grondstoffen opgedreven en werd neerwaartse druk uitgeoefend op staalprijzen, waardoor de winstmarges uiteindelijk verminderen.

•   Bedrijven die buiten Europa zijn gevestigd, voeldoen bovendien niet aan gelijkwaardige wetgevingskaders en hebben daardoor lagere bedrijfskosten.

•   Staal is een energie-intensieve industrie; de groeiende kloof tussen energieprijzen in Europa en in derde landen heeft dus een grote invloed op het concurrentievermogen van de staalindustrie.

De rapporteur is verheugd over het door de Commissie voorgestelde actieplan staal en stelt een aantal maatregelen voor om de huidige situatie van de staalindustrie aan te pakken.

Terwijl staal een belangrijk materiaal voor de Europese industriële waardeketens zal blijven, stelt de rapporteur voor de vraag voor cruciale staalverwerkende sectoren, met inbegrip van nieuwe industriesectoren met een hoog groeipotentieel, te stimuleren. Hij vraagt eveneens beter toezicht te houden op de markt, waardoor de industrie beter zou kunnen inspelen op vraagcycli en autoriteiten beter illegale praktijken zouden kunnen bestrijden.

De staalindustrie biedt vandaag aan 350 000 mensen rechtstreeks werk en aan miljoenen anderen in aanverwante bedrijfstakken, maar de aanpassing aan de crisis heeft geleid tot een dalende werkgelegenheid die gepaard gaat met het verlies van vaardigheden, die moeilijk kunnen worden herwonnen wanneer een positieve groeicyclus zal terugkeren. Daarom vraagt de rapporteur om maatregelen ter vermindering van de sociale impact van de industriële herstructurering, onder meer het gebruik van EU-fondsen.

Veilige energievoorziening tegen betaalbare prijzen

De prijs van energie is in Europa uitzonderlijk hoog in vergelijking met landen waar de concurrenten zijn gevestigd. Voor energie-intensieve industriesectoren, zoals de staalsector, zijn energieprijzen belangrijke kostendrijvers die een invloed hebben op het concurrentievermogen van de sector. De rapporteur is er derhalve van overtuigd dat de efficiënte werking van de eengemaakte energiemarkt een noodzakelijke voorwaarde is opdat aan de staalindustrie veilige en duurzame energie wordt geleverd tegen betaalbare prijzen.

Klimaatbescherming en milieueffect

De rapporteur steunt de door de industrie geleverde inspanningen om het milieueffect te verminderen en erkent de potentieel verlichtende rol van staal. Europa zal de weg blijven leiden naar een duurzame vervaardiging en kringloopeconomie en voorkomt tegelijkertijd de risico's op koolstoflekkage zonder het concurrentievermogen op het spel te zetten. De rapporteur stelt derhalve maatregelen voor om het milieueffect te regelen en tegelijkertijd de regelgevingskosten te verminderen. De rapporteur pleit voor een verdere ontwikkeling van de markt voor staal en schroot als een manier om de uitstoot te reduceren en het verbruik van energie en grondstoffen te verminderen.

Internationaal gelijke spelregels

De rapporteur stelt voor te strijden tegen asymmetrische handelsovereenkomsten, illegale markten van staalproducten en schroot en daarenboven de buitensporige controle die sommige derde landen uitoefenen op de stroom grondstoffen, waardoor de Europese toegang ertoe wordt bemoeilijkt.

Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

Innovatie is de motor van concurrentievermogen. De rapporteur merkt op dat voor een innovatieve staalindustrie enorme kapitaalinvesteringen nodig zijn met hoge risico's en lange terugverdienperiodes. Daarom stelt hij verdere maatregelen voor om innovatie in Europa te bevorderen door middel van innovatieve financiële instrumenten. Bovendien vraagt de rapporteur de openbare besteding te concentreren op de opwaardering van baanbrekende technologieën die erop gericht zijn het milieueffect en het gebruik van energie en grondstoffen te verminderen.

ADVIES van de Commissie internationale handel (28.11.2013)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake een actieplan voor een concurrerende en duurzame Europese staalindustrie
(2013/2177(INI))

Rapporteur voor advies: Metin Kazak

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is het met de Commissie eens dat een sterke en concurrerende staalindustrie van belang is voor de industriële basis van Europa; wijst op het feit dat de EU de op één na grootste staalproducent ter wereld is, met een productie van meer dan 177 miljoen ton staal per jaar, goed voor 11% van de wereldwijde productie; wijst er voorts op dat het handelsbeleid een belangrijke rol kan spelen in het bevorderen van de ontwikkeling van de staalindustrie;

2.  benadrukt dat een van de beste manieren waarop de EU haar industrie kan beschermen is stimulansen te creëren voor staal dat wordt geproduceerd aan de hand van de meest efficiënte en eerlijkste productieprocessen; wijst erop dat het beleid inzake normalisering en overheidsopdrachten een zeer belangrijke rol speelt bij het creëren van dergelijke stimulansen en dat het beginsel van levenscycluskosten zoals vastgelegd in de herziene EU‑richtlijnen inzake overheidsopdrachten ook rekening houdt met de negatieve externe milieueffecten van productieprocessen;

3.  betreurt het feit dat sommige handelspartners oneerlijke handelsbelemmeringen hebben opgelegd, zoals uitvoerbeperkingen en uitvoerrechten op grondstoffen (bv. metaalschroot), die ertoe hebben bijgedragen dat er minder grondstoffen beschikbaar zijn en die de kosten van de staalproductie in de EU buitensporig hebben laten stijgen;

4.  wijst erop dat metaalschroot een strategische grondstof is en steunt de maatregelen van de Commissie om de vrijheid van toegang tot grondstoffenmarkten, met name de markten voor ijzererts, cokeskolen en recycleerbare materialen, te verbeteren en meent dat een dergelijke vrijheid van toegang een belangrijk element is om het concurrentievermogen van de Europese staalindustrie op de wereldmarkt te waarborgen; onderstreept echter dat staalrecycling gestimuleerd moet worden om de staalindustrie van de EU duurzamer en onafhankelijker te maken van de invoer van grondstoffen, om de productie efficiënter te maken en tegelijkertijd innovatieve productieprocessen te bevorderen en de milieueffecten van de staalproductie tijdens de hele productieketen te verminderen, alsmede de vraag naar duurzame staalproducten voor de bouw te vergroten; spoort de Commissie ertoe aan om te beginnen met de normalisatiewerkzaamheden met betrekking tot de duurzaamheid van staalproducten voor de bouw (SustSteel);

5.  onderstreept het feit dat oneerlijke handelsbelemmeringen van derde landen in verband met dergelijke grondstoffen moeten worden weggenomen, indien nodig aan de hand van een wederkerige benadering, met name op basis van de strikte milieuregels die in Europa van toepassing zijn op de behandeling en het gebruik van schroot;

6.  betreurt het feit dat een aantal van onze handelspartners oneerlijke, beperkende maatregelen toepassen, zoals beperkingen op investeringen en een voorkeursbeleid bij het verlenen van overheidsopdrachten waarbij binnenlandse staalindustrieën worden beschermd, waardoor de staaluitvoer van de EU ten onrechte wordt gehinderd; betreurt tevens het feit dat sinds het begin van de wereldcrisis in 2008 de protectionistische maatregelen die door vele derde landen worden aangewend ter ondersteuning van hun staalindustrie, steeds intensiever zijn geworden ;

7.  benadrukt dat een eerlijke handel in staalproducten slechts mogelijk is indien fundamentele werknemersrechten en milieunormen in acht worden genomen;

8.  dringt er bij de Commissie op aan te waarborgen dat alle verbintenissen die in bestaande en toekomstige handelsbesprekingen en -overeenkomsten worden aangegaan, daadwerkelijk worden nagekomen; verzoekt de Commissie om effectief en snel van de handelsbeschermingsmaatregelen van de EU gebruik te maken en om, met inachtneming van de regels van de WTO, zo nodig het mechanisme voor geschillenbeslechting in te schakelen en om oneerlijke handelspraktijken en de versterking van beschermingsmaatregelen aan te vechten die door vele derde landen ten nadele van de EU worden toegepast met name voor wat betreft de beperkingen op grondstoffen;

9.  wijst erop dat de wereldmarkt voor staal nog steeds lijdt ten gevolge van de overcapaciteit, die op 542 miljoen ton wordt geschat; herinnert eraan dat China verantwoordelijk is voor 200 miljoen ton aan overcapaciteit, terwijl zijn volledige productie goed is voor 50% van de totale wereldproductie;

10. verzoekt de Europese Commissie om bij toekomstige handelsovereenkomsten te waarborgen dat de exportmogelijkheden en de toegang tot de markt voor Europees staal en op staal gebaseerde producten duidelijk verbeterd worden;

11. wijst erop dat de staalindustrie de grootste gebruiker van handelsbeschermingsinstrumenten is; uit zijn bezorgdheid over de termijn - gemiddeld twee jaar - die de Commissie nodig heeft om antidumpingmaatregelen te nemen, terwijl deze periode in het geval van de VS slechts zes maanden bedraagt; roept de Commissie op maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de EU over effectieve handelsbeschermingsinstrumenten beschikt die snel kunnen worden ingezet en die haar in staat stellen sneller te reageren op gevallen van dumping, hetgeen nodig is door de felle concurrentie waarmee de Europese industrie te kampen heeft in een gemondialiseerde economie;

12. spoort de Commissie aan te controleren of het "Surveillance 2"-systeem ten minste dezelfde garanties biedt inzake bewaking van en toezicht op oneerlijke subsidies en dumping als het systeem van voorafgaand toezicht op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten, als vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1241/2009;

13. is van mening dat de EU-normen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (MVO) en medezeggenschap van werknemers ook door Europese bedrijven in derde landen ten uitvoer moeten worden gelegd, en dat regionale ontwikkeling moet worden bevorderd;

14. steunt het plan van de Commissie om een effectbeoordeling voor de EU-industrie uit te voeren waarbij rekening wordt gehouden met de belangen en uitdagingen van de staalindustrie alvorens vrijhandelsovereenkomsten te ondertekenen;

15. verzoekt de Commissie regelmatig een evaluatie uit te voeren van het cumulatieve effect van de overeenkomsten die al van kracht zijn en die waarover nog wordt onderhandeld, aan de hand van specifieke, vastgestelde criteria, waaronder de rol die aan de belanghebbende partijen wordt toebedeeld;

16. is van mening dat onderhandelingen met onze handelspartners gebaseerd moeten zijn op een wederzijdse benadering waarbij rekening wordt gehouden met overwegingen als de toegang tot nieuwe markten, de toegang tot grondstoffen, het risico van CO2- en investeringslekken investeringsverliezen, gelijke concurrentievoorwaarden en het weglekken van knowhow;

17. dringt er bij de Commissie op aan met handelspartners waarvan het invoervolume in de EU hoog is, zoals Turkije en Abu Dhabi, onderhandelingen te beginnen over een beperking hiervan;

18. dringt er bij de Commissie op aan dat zij zo spoedig mogelijk een strategische visie op haar industriebeleid ontwikkelt onder andere om de bedrijfstakken die met structurele overcapaciteit te kampen hebben, te helpen en tegelijkertijd het handelsbeleid af te stemmen op de strategische belangen van de EU.

19. spoort de Commissie ertoe aan toezicht te houden op schrootmarkten en na te denken over mogelijke maatregelen die, indien nodig, genomen kunnen worden om koolstoflekkage naar niet-EU-landen tegen te gaan;

20. benadrukt dat innovatie in nieuwe producten (bijvoorbeeld zeer sterk en tegelijkertijd flexibel staal) en nieuwe productieprocessen de sleutel vormt tot een beter concurrentievermogen van de Europese staalindustrie ten opzichte van aanbieders uit derde landen en daarom in het bijzonder gestimuleerd dient te worden;

21. is van mening dat participatie van de werknemers aan innovatie- en hervormingsmaatregelen de beste garantie voor economisch succes is;

22. dringt er bij de Europese Commissie op aan gebruik te maken van de positieve ervaringen van de EGKS, met name met betrekking tot het tripartiete strategisch overleg en het onderzoek, en dienovereenkomstig een tripartiete commissie "Staal 2020" in te stellen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.11.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

24

3

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

William (The Earl of) Dartmouth, Nora Berra, Daniel Caspary, María Auxiliadora Correa Zamora, George Sabin Cutaş, Marielle de Sarnez, Christofer Fjellner, Yannick Jadot, Franziska Keller, Bernd Lange, David Martin, Vital Moreira, Franck Proust, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Helmut Scholz, Peter Šťastný, Henri Weber, Iuliu Winkler, Jan Zahradil, Paweł Zalewski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Emma McClarkin, Tokia Saïfi, Marietje Schaake

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Phil Bennion, Jutta Haug, Katarína Neveďalová, Marc Tarabella, Nikola Vuljanić, Roberts Zīle

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (6.12.2013)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa
(2013/2177(INI))

Rapporteur voor advies: Patrick Le Hyaric

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

–   gezien de studie van Eurofound uit 2009 naar de representativiteit van de Europese socialepartnerorganisaties: staalindustrie[1];

A. overwegende dat als gevolg van de constante herstructureringen in de staalsector - onder meer vanwege de economische crisis, de sterke wereldwijde concurrentie met een toegenomen aanbod van staal uit derde landen, de gestegen productiekosten en een gebrek aan slimme investeringen – er massaal productielocaties zijn gesloten en het aantal banen is teruggelopen van 1 miljoen in 1970 tot 369 000 in 2012, met desastreuze gevolgen voor de werkgelegenheid in hele regio's; overwegende dat deze ontwikkeling in de huidige economische crisis versneld is doorgegaan en dat sinds 2008 meer dan 60 000 banen verloren zijn gegaan;

B.  overwegende dat staalproductiefaciliteiten de ruggengraat van de lokale economie vormen en dat elke herstructurering van deze faciliteiten belangrijke gevolgen heeft voor het lokale economische weefsel;

C. overwegende dat de staalindustrie grondstoffen levert aan hele takken van de Europese industrie waardoor ze gevoeliger is voor conjunctuurbewegingen, en dat een vertraging van de conjunctuur leidt tot overcapaciteit, die maar al te vaak wordt aangegrepen om herstructureringen te rechtvaardigen; overwegende dat de staalindustrie door haar toeleveringspositie een strategische rol kan spelen met het oog op de ambitie van de Commissie om een herindustrialisatie te verwezenlijken en het aandeel van de industrie tegen 2020 te verhogen tot 20 % van het bbp van de EU;

D. overwegende dat het toekomstige concurrentievermogen en werkgelegenheidspotentieel van de Europese staalindustrie afhangt van haar vermogen om efficiënter te worden en de productie in sterkere mate op recycling te baseren;

E.  overwegende dat de arbeidsverhoudingen in de staalindustrie, vergeleken met andere sectoren, worden gekenmerkt door een hoge organisatiegraad; overwegende dat dit tot uiting komt in een hoog percentage werknemers dat lid is van een vakbond, een sterke aanwezigheid en grote dichtheid van werkgeversorganisaties en een zeer groot aantal werknemers dat onder een collectieve arbeidsovereenkomst valt; overwegende dat dit wordt weerspiegeld op Europees niveau, waar de staalindustrie een voortrekkersrol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de arbeidsverhoudingen en de relaties tussen sociale partners[2];

F.  overwegende dat de OESO tegen 2025 een toename van de mondiale vraag naar staal van 1,5 naar 2,3 miljard ton verwacht, wat de staalindustrie solide toekomstperspectieven biedt; overwegende dat de Europese Unie over vaardigheden, knowhow, infrastructuur en industriële installaties van wereldklasse beschikt die ze aan de toekomstige vraag moet aanpassen in plaats van ze te laten inkrimpen of helemaal te laten verdwijnen ten bate van winst op korte termijn of van de opening van andere hypothetische markten;

G. overwegende dat sluitingen en ontslagen in de staalindustrie vaak vele werknemers treffen, en dat dit vaak leidt tot verdere ontslagen in het ruimere verband van toeleveringsbedrijven en andere ondernemingen; overwegende dat dit in het verleden ernstige gevolgen heeft gehad voor de economie in hele regio's en dat een duurzaam werkgelegenheidsbeleid daarom ook als investering in het regionale structuurbeleid gezien moet worden;

H. overwegende dat door de geplande sluitingen en ontslagen een enorm en onherstelbaar verlies aan kennis en ervaring van afzonderlijke werknemers dreigt, alsmede het verlies aan ervaring van een volledige bedrijfstak die in de loop van honderden jaren in Europa is opgebouwd;

I.   overwegende dat Eurofound in 2014 een verslag over 2013 zal publiceren waarin het gaat om de praktijk van de arbeidsverhoudingen in verband met psychosociale druk op het werk in de staalsector[3];

J.   overwegende dat Eurofound in 2014 een verslag over de rol van de sociale dialoog in het industriebeleid[4] zal publiceren;

K. overwegende dat Eurofound in 2014 een verslag zal publiceren over de arbeidsomstandigheden en de arbeidskwaliteit in de industrie: sectoraal informatieblad uit de 5e Europese de arbeidsomstandighedenenquête[5];

1.  is ingenomen met het actieplan en de voorstellen die daarin zijn vervat en is ervan overtuigd dat de onderliggende oorzaken van de afnemende werkgelegenheid moeten worden aangepakt, maar is bezorgd over het gebrek aan ambitie en concrete maatregelen in het actieplan voor de Europese staalsector; vraagt met klem om een strategie die aansluit bij de doelstellingen van een efficiënt met hulpbronnen omgaande economie en die maatregelen omvat op het gebied van handel, energie, energie-efficiëntie, milieu, O&O, innovatie, werkgelegenheid en opleidingen, teneinde de strijd aan te binden met het tekort aan opleidingen, met dumpingpraktijken en met de prijsschommelingen voor grondstoffen en de stijging van de energieprijzen; vraagt daarom om een gedetailleerde routekaart met een nauwkeurig tijdschema voor de uitvoering van het actieplan;

2.  verlangt dat er meer inspanningen worden geleverd om de EU 2020-doelstellingen op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei te verwezenlijken door het bevorderen van een sterkere Europese staalindustrie; benadrukt in dit verband dat het belangrijk is om een sterke industriële basis in Europa in stand te houden; wijst erop dat onderzoek, ontwikkeling en innovatie steeds belangrijker worden, met name vanwege de noodzaak om minder hulpbronintensieve productiemethoden te ontwikkelen die het concurrentievermogen van Europese bedrijven niet schaden en de werkgelegenheid bevorderen;

3.  raadt de lidstaten tevens aan in mensen te investeren en de voorwaarden voor de uitoefening van het recht op opleiding en scholing te verbeteren, door doorstroming tussen de verschillende onderwijssystemen toe te staan, niet alleen om te anticiperen en in te spelen op de behoefte aan gekwalificeerde arbeidskrachten in een op nieuwe technieken en een groene, energiearme economie gerichte staalindustrie, maar ook om de hele productieketen te versterken, met inbegrip van de staalproducerende bedrijven die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van hightechbranches;

4.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om de toekomstige werkgelegenheidsontwikkelingen in de staalsector voor de EU als geheel en voor de individuele lidstaten te beoordelen en de lidstaten en sociale partners aan te sporen om adequate plannen op te stellen voor de scholing, omscholing, mobiliteit en overplaatsing van werknemers binnen de sector; onderstreept het belang van de EU-subsidies voor opleiding en werkgelegenheid in het kader van industriële veranderingsprocessen om vaardigheden en knowhow in stand te houden en te ontwikkelen, te anticiperen op de vaardigheden waaraan behoefte zal ontstaan, en opleidingen en het verbeteren van vaardigheden te bevorderen; wenst dat deze subsidies blijven bestaan en dat er controle op de besteding ervan plaatsvindt; is bezorgd over het gebrek aan systematische oplossingen voor de generatiewisseling, het toekomstige tekort aan geschoold personeel en het verlies aan knowhow en competenties, en benadrukt de noodzaak om het aantal arbeidskrachten en hun vaardigheden op peil te houden, omdat deze van cruciaal belang zijn voor de toekomst;

5.  is van mening dat gezonde economische groei een voorafgaande voorwaarde is voor een stijgende vraag naar staal, maar ook dat grote infrastructuurprojecten zouden bijdragen aan het stimuleren van de vraag en de werkgelegenheid;

6.  verzoekt om een herziening van het mededingingsbeleid en de regels inzake staatssteun met het oog op de bevordering van investeringen in O&O, werkgelegenheid en opleidingen en de vrijwillige invoering van de mogelijkheid dat werknemers in crisissituaties mede-eigenaar van een onderneming worden, teneinde: het investeren in duurzame, kwalitatief goede werkgelegenheid te belonen, massief snijden in de productiecapaciteit te vermijden, en tegen te gaan dat productiecapaciteit wordt geëxporteerd en de invoer wordt verhoogd in een situatie van tijdelijke overproductie, die zal verdwijnen omdat de mondiale vraag naar verwachting in 2050 zal zijn verdubbeld; is verheugd over de openbare raadpleging door de Commissie over dit onderwerp, waarna snel voorstellen moeten volgen;

7.  vraagt om een grotere betrokkenheid van de sociale partners op nationaal niveau bij het debat over de tenuitvoerlegging van het actieplan voor de staalindustrie in Europa;

8.  is ingenomen met de twee EU-beleidsinstrumenten waarbij de sociale partners zijn betrokken, te weten de comités voor de Europese sociale dialoog en de Groep op hoog niveau voor de staalindustrie, omdat deze een positieve bijdrage leveren aan het industriebeleid in deze sector; steunt de voortzetting van de Groep op hoog niveau;

9.  is er voorstander van dat een permanente sociale dialoog met de werknemersvertegenwoordigers verplicht wordt gesteld; wenst dat er op alle niveaus (EU, nationaal, lokaal, ondernemingen) meer wordt samengewerkt door vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers bij de tenuitvoerlegging van het actieplan; benadrukt dat de bestaande EU-regelingen voor het raadplegen en informeren van de werknemers beter moeten worden toegepast; wijst op het positieve effect van aanvullende structuren voor een sociale dialoog in de staalsector; roept de Commissie daarom op om, in navolging van initiatiefverslag 2012/2061[6] van het Parlement, een voorstel voor een wetgevingshandeling inzake werknemersparticipatie bij herstructureringen voor te leggen; wenst dat er aan de ondernemingsraden en groepsraden nieuwe rechten en meer bevoegdheden worden toegekend;

10. benadrukt de noodzaak van langetermijnstrategieën die ondernemingen en werknemers in staat stellen om zich aan te passen aan structurele hervormingen, en tegelijkertijd anticiperen op verandering en de sociale gevolgen daarvan tot een minimum beperken; dringt andermaal aan op een wetgevingshandeling inzake informatie en raadpleging van werknemers alsmede anticipatie en beheer van herstructurering; hecht bijzonder belang aan langetermijnplanning ten aanzien van herstructurering, die in geval van veranderingen in de arbeidsbehoeften een geleidelijke overgang waarborgt; onderstreept dat het vaardigheidsniveau van dien aard moet zijn dat banen worden veiliggesteld en dat, waar nodig, de overgang naar nieuwe productievormen en bedrijfsmodellen mogelijk is;

11. benadrukt dat staalarbeiders aanzienlijk vaker dan andere werknemers in de producerende industrie zullen zeggen over te weinig vaardigheden te beschikken om hun huidige taken naar behoren te kunnen vervullen; vraagt om aanzienlijke investeringen in opleiding en scholing om de gebrekkige aansluiting van de vaardigheden van werknemers op de behoeften in de staalsector aan te pakken en het concurrentievermogen en de toekomstige levensvatbaarheid van de sector veilig te stellen;

12. vraagt om een facultatief rechtskader voor transnationale bedrijfsovereenkomsten tussen internationale vakbondsorganisaties en ondernemingen;

13. prijst de metaalbewerkingssector, die streeft naar grensoverschrijdende coördinatie van collectieve onderhandelingen, en roept de sociale partners in de staalsector op om optimaal gebruik te maken van een transnationale dialoog om de neerwaartse druk op de lonen en arbeidsomstandigheden tegen te gaan;

14. wenst dat bij alle beslissingen van het management de bestaande richtlijnen inzake de individuele en collectieve rechten van werknemers en hun vertegenwoordigers (Richtlijn 98/59 inzake collectief ontslag, 2001/23 inzake overgang van ondernemingen, 2002/14 betreffende een algemeen kader voor informatie en raadpleging, 2009/38 inzake Europese ondernemingsraden, 2001/86 over de rol van werknemers in de Europese vennootschap, enz.) tijdig en volledig in acht genomen worden en dat de werknemers en hun vertegenwoordigers niet door de bedrijfsleiding voor voldongen feiten gesteld worden;

15. merkt op dat de EU-regeling voor emissiehandel (ETS) voordelig is voor elektriciteitsproducenten, die de extra kosten kunnen doorberekenen in de elektriciteitsprijzen voor hun klanten, maar dat de staalsector, die in een mondiale markt opereert, de prijzen niet kan verhogen, waardoor werkgelegenheidsmogelijkheden worden geëxporteerd;

16. benadrukt dat een bindend internationaal akkoord over de klimaatverandering tussen zo veel mogelijk partijen de Europese staalbedrijven tot op zekere hoogte kan behoeden voor sociale en milieudumping;

17. wenst dat het Europees Sociaal Fonds wordt gebruikt voor de om- en bijscholing van werknemers en de verbetering van het concept "een leven lang leren", om de vaardigheden van werknemers beter te laten aansluiten bij de behoeften en om te anticiperen op veranderingen in de staalindustrie, rekening houdend met de noodzaak om te komen tot een minder hulpbronnenintensieve economie;

18. verzoekt de lidstaten ten volle gebruik te maken van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EGF) als kortetermijnmaatregel indien fabrieken gesloten of aanzienlijk ingekrompen worden; herhaalt zijn mening dat EFG-maatregelen zo moeten zijn ontworpen dat zij verenigbaar zijn met de overgang naar een grondstofefficiënte en ecologisch duurzame economie;

19. benadrukt dat, om de sociale dialoog over psychosociale beperkingen op het werk in de Europese staalsector verder te versterken, bijzondere aandacht moet worden besteed aan de specifieke kenmerken van de arbeidsomstandigheden, om sectorspecifieke oorzaken vast te stellen – zoals, bijvoorbeeld, de zwaarte van het werk in de staalproductie, de kenmerken van de werknemers in deze sector (veel mannen, hoge gemiddelde leeftijd), milieuzorgen, de snelle verspreiding van technische innovaties en de ingrijpende herstructurering van de Europese staalindustrie – en om de gevolgen van die factoren op de werkvloer in kaart te brengen, waardoor de sectorale dialoog kan worden versterkt en er beter kan worden nagedacht over preventie; benadrukt voorts dat alle belangrijke spelers op het gebied van preventie (op Europees, nationaal en lokaal niveau), waaronder de bedrijfsleiding, gezondheids- en veiligheidsdiensten en werknemersvertegenwoordigers, psychosociale beperkingen op het werk kunnen voorkomen op alle preventieniveaus, d.w.z. dat zij zowel bij de gezondheid als bij het prestatieniveau, die twee kanten van dezelfde medaille zijn, verbeteringen kunnen blijven behalen;

20. wenst dat bij de vaststelling van de nieuwe Europese strategie voor de gezondheid en veiligheid op het werk alsook in de beleidsdocumenten over pensioenen en andere sociale uitkeringen rekening wordt gehouden met de door het productieproces bepaalde zwaarte en stress van het werk in de staalsector voor de werknemers en onderaannemers[7]; onderstreept dat werknemers in de staalsector een hoger risico lopen op werkstress omdat ze zijn blootgesteld aan fysieke risico's en als gevolg van hun werkzaamheden eerder dan de gemiddelde werknemer in de EU-28 te kampen krijgen met gezondheidsproblemen;

21. onderstreept dat de Unie de banen in de Europese staalindustrie en de Europese sociale normen in het kader van haar handelsbetrekkingen moet beschermen, zowel bij de opstelling van haar handelsovereenkomsten en in haar wetgeving betreffende toegang tot haar aanbestedingsmarkt voor ondernemingen uit derde landen als bij de te zelden toegepaste instrumenten om zich te beschermen tegen oneerlijke concurrentie door ondernemingen uit derde landen;

22. beveelt de Commissie en de lidstaten aan de nodige voorzieningen te treffen voor de totstandkoming van een Europees industriebeleid dat niet verzwakt wordt door concurrentie tussen de lidstaten, zoals momenteel het geval is; beveelt hiertoe een convergentie van de nationale sociale normen op een hoger niveau en een voor de gehele EU geldend minimumtarief voor de vennootschapsbelasting aan;  

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

5.12.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Edit Bauer, Heinz K. Becker, Phil Bennion, Pervenche Berès, Vilija Blinkevičiūtė, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Minodora Cliveti, Emer Costello, Frédéric Daerden, Richard Falbr, Thomas Händel, Stephen Hughes, Ádám Kósa, Jean Lambert, Patrick Le Hyaric, Verónica Lope Fontagné, Olle Ludvigsson, Elisabeth Morin-Chartier, Csaba Őry, Siiri Oviir, Sylvana Rapti, Licia Ronzulli, Elisabeth Schroedter, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Gabriele Stauner, Jutta Steinruck, Inês Cristina Zuber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Georges Bach, Sergio Gutiérrez Prieto

  • [1]  Eurofound (2009), "Representativeness study of the European social partner organisations: Steel industry", http://www.eurofound.europa.eu/docs/eiro/tn0811027s/tn0811027s.
  • [2]  Eurofound (2009).
  • [3]  Eurofound (2014, verschijnt binnenkort), "Industrial relations practices related to psychosocial constraints at work in the steel sector".
  • [4]  Eurofound (2014, verschijnt binnenkort), "Role of social dialogue in industrial policies".
  • [5]  Eurofound (januari 2014), "Working conditions and job quality in manufacturing: sectoral information sheet from the 5th European Working Conditions Survey".
  • [6]  Resolutie van het Europees Parlement over informatie voor en raadpleging van werknemers, anticipatie en beheer van herstructurering (2012(2061(INI)), aangenomen teksten, P7_TA(2013)0005.
  • [7]  Eurofound (januari 2014, verschijnt binnenkort).

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

16.12.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

31

7

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Amelia Andersdotter, Josefa Andrés Barea, Jean-Pierre Audy, Bendt Bendtsen, Fabrizio Bertot, Reinhard Bütikofer, Maria Da Graça Carvalho, Giles Chichester, Pilar del Castillo Vera, Christian Ehler, Vicky Ford, Adam Gierek, Norbert Glante, Robert Goebbels, Fiona Hall, Romana Jordan, Philippe Lamberts, Marisa Matias, Judith A. Merkies, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Vittorio Prodi, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Paul Rübig, Amalia Sartori, Salvador Sedó i Alabart, Evžen Tošenovský, Claude Turmes, Marita Ulvskog, Vladimir Urutchev

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Daniel Caspary, Françoise Grossetête, Roger Helmer, Jolanta Emilia Hibner, Seán Kelly, Eija-Riitta Korhola, Zofija Mazej Kukovič, Silvia-Adriana Ţicău, Lambert van Nistelrooij

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

María Auxiliadora Correa Zamora