VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (herschikking)

28.1.2014 - (COM(2013)0311 – C7‑0147/2013 – 2013/0162(COD)) - ***I

Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Marie-Christine Vergiat
(Herschikking – Artikel 87 van het Reglement)


Procedure : 2013/0162(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0058/2014
Ingediende teksten :
A7-0058/2014
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (herschikking)

(COM(2013)0311 – C7‑0147/2013 – 2013/0162(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure – herschikking)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013) 0311),

–   gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0174/2013),

–   gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 18 september 2013[1],

–   gezien het Interinstitutioneel akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten[2],

–   gezien de brief van de Commissie juridische zaken van 5 november 2013 aan de Commissie cultuur en onderwijs overeenkomstig artikel 87, lid 3, van zijn Reglement,

–   gezien de artikelen 87 en 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs (A7-0058/2014),

A. overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten zonder inhoudelijke wijziging behelst;

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast, rekening houdend met de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit voorstel door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 bis) Artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) biedt de mogelijkheid om maatregelen te nemen om cultuurgoederen die als nationaal bezit zijn gedefinieerd of aangemerkt te beschermen in het kader van de opening van de binnengrenzen van de Unie. Het Verdrag erkent dus dat cultuurgoederen in de regels van de interne markt bijzondere bescherming moeten genieten. Artikel 36 VWEU bevestigt aldus het specifieke karakter van cultuurgoederen, alsook het beginsel van culturele uitzondering. Bovendien wordt in artikel 167 VWEU nu benadrukt dat de Unie bijdraagt tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten, met inachtneming van hun diversiteit. Lid 2 van dat artikel betreft de instandhouding en bescherming van het culturele erfgoed van Europees belang, waarvan het nationaal bezit deel uitmaakt. Artikel 167 VWEU spoort voorts aan tot samenwerking tussen de lidstaten bij het optreden van de Unie op cultuurgebied.

Motivering

Het is zaak in herinnering te brengen dat cultuur tegenwoordig uitdrukkelijk onderdeel uitmaakt van de Europese Verdragen.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van het Verdrag. Deze bepalingen vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen die uit hoofde van bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit gerechtvaardigd zijn.

(2) Hoewel de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van het Verdrag, kan het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit niet net als welk ander goed dan ook worden behandeld, ook niet in verband met de verplichtingen van de Unie en haar lidstaten in het kader van het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.

Motivering

Bedoeling is in herinnering te brengen dat cultuurgoederen bijzondere bescherming genieten.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4) Bij Richtlijn 93/7/EEG is een teruggaveregeling tot stand gebracht die de lidstaten de mogelijkheid biedt om terugkeer op hun grondgebied te verkrijgen van cultuurgoederen die in de zin van artikel 36 van het Verdrag als nationaal bezit zijn aangemerkt, die in de zin van de bijlage bij deze richtlijn tot gemeenschappelijke categorieën van cultuurgoederen behoren en die in strijd met de hierboven genoemde nationale bepalingen of met Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen buiten hun grondgebied zijn gebracht, en van cultuurgoederen23 die als nationaal bezit zijn aangemerkt en die een integrerend deel vormen van openbare collecties of inventarissen van kerkelijke instellingen, maar die niet onder deze gemeenschappelijke categorieën vallen.

(4) Bij Richtlijn 93/7/EEG is een teruggaveregeling tot stand gebracht die de lidstaten de mogelijkheid biedt om terugkeer op hun grondgebied te verkrijgen van cultuurgoederen die in de zin van artikel 36 van het Verdrag als nationaal bezit zijn aangemerkt, die in de zin van de bijlage bij deze richtlijn tot gemeenschappelijke categorieën van cultuurgoederen behoren en die in strijd met de hierboven genoemde nationale bepalingen of met Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad buiten hun grondgebied zijn gebracht, van cultuurgoederen23 die als nationaal bezit zijn aangemerkt en die een integrerend deel vormen van openbare collecties of inventarissen van kerkelijke instellingen, maar die niet onder deze gemeenschappelijke categorieën vallen, en van cultuurgoederen die afkomstig zijn van illegale opgravingen.

__________________

__________________

23PB L 39 van 10.2.2009, blz. 1

23 Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PB L 39 van 10.2.2009, blz. 1).

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8) Uit de werking van Richtlijn 93/7/EEG zijn de beperkingen van het systeem gebleken om teruggave te verkrijgen van goederen die als nationaal bezit zijn aangemerkt, die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en die op het grondgebied van een andere lidstaat zijn ontdekt.

(8) Het doel van Richtlijn 93/7/EEG is te zorgen voor de daadwerkelijke teruggave van als nationaal bezit aangemerkte of gedefinieerde cultuurgoederen aan de lidstaat waaruit zij op onrechtmatige wijze werden verwijderd. Uit de werking van die richtlijn zijn de beperkingen van het systeem gebleken om teruggave te verkrijgen van goederen die als nationaal bezit zijn aangemerkt, die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en die op het grondgebied van een andere lidstaat zijn ontdekt. In de nationale rapporten over de toepassing van die richtlijn wordt erop gewezen dat de richtlijn niet vaak wordt gebruikt, wat met name te wijten is aan het beperkte toepassingsgebied ervan als gevolg van de in de bijlage bij die richtlijn neergelegde beperkingen met betrekking tot de categorieën cultuurgoederen die bestreken worden, de vastgestelde drempelwaarden inzake ouderdom en geldwaarde en de overdreven korte termijnen voor het afwikkelen en instellen van vorderingen.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9) De lidstaten moeten over een systeem kunnen beschikken dat waarborgt dat het op onrechtmatige wijze naar een andere lidstaat brengen van een cultuurgoed dat als nationaal bezit is aangemerkt, niet hetzelfde risico in zich bergt, als de onrechtmatige uitvoer van dit goed buiten de Unie.

Schrappen

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 10

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10) Het toepassingsgebied van deze richtlijn moet zich uitstrekken tot alle cultuurgoederen die uit hoofde van de nationale wetgeving of van nationale administratieve procedures, in de zin van artikel 36 van het Verdrag, als "nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit" zijn aangemerkt. In die zin moeten zowel het criterium dat de goederen moeten behoren tot de in de bijlage bij Richtlijn 93/7/EEG bedoelde categorieën, als dientengevolge die bijlage en het criterium dat de goederen deel moeten uitmaken van openbare collecties die vermeld staan in inventarissen van musea, archieven en vaste collecties van bibliotheken of inventarissen van kerkelijke instellingen, worden geschrapt. In artikel 36 van het Verdrag wordt de eerbiediging van de diversiteit van de nationale systemen voor de bescherming van cultuurgoederen erkend. In dit verband zijn wederzijds vertrouwen, bereidheid tot samenwerking en wederzijds begrip van de lidstaten derhalve noodzakelijk.

(10) Het toepassingsgebied van deze richtlijn moet zich uitstrekken tot alle cultuurgoederen die uit hoofde van de nationale wetgeving of van nationale administratieve procedures, in de zin van artikel 36 van het Verdrag, door elke lidstaat als "nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit" zijn gedefinieerd of aangemerkt. Aldus bestrijkt de richtlijn cultuurgoederen zoals voorwerpen van historisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang of van wetenschappelijke waarde, ongeacht of zij behoren tot een openbare of andersoortige collectie of op zichzelf staan, voor zover zij zijn aangemerkt of gedefinieerd als nationaal bezit. Voorts hoeven cultuurgoederen die zijn aangemerkt of gedefinieerd als nationaal bezit niet aan drempels inzake ouderdom en/of financiële waarde te voldoen om krachtens deze richtlijn in aanmerking te komen voor teruggave. Wederzijds vertrouwen en een geest van samenwerking en wederzijds begrip tussen de lidstaten moeten worden bevorderd om de illegale uitvoer van cultuurgoederen binnen en uit de Unie tegen te gaan. De lidstaten moet echter worden verzocht om de reikwijdte van de term "nationaal bezit" te definiëren in het kader van artikel 36 van het Verdrag, waarin de diversiteit van de nationale systemen voor de bescherming van cultuurgoederen wordt erkend.

 

In diezelfde geest van samenwerking en wederzijds begrip moeten de lidstaten het Unesco-Verdrag van 1970 en het Unidroit-Verdrag van 1995 over gestolen of op onrechtmatige wijze uitgevoerde cultuurgoederen ondertekenen en ratificeren, teneinde de teruggave van cultuurgoederen tussen de lidstaten, ook in gevallen die niet onder deze richtlijn vallen, te bevorderen.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11) Ter bevordering van een meer doeltreffende en uniforme toepassing van deze richtlijn moet de administratieve samenwerking tussen de lidstaten worden geïntensiveerd. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de centrale autoriteiten het informatiesysteem interne markt dat bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie24 is ingesteld, (hierna "IMI" genoemd) gebruiken. De andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten ook zoveel mogelijk dit zelfde systeem gebruiken.

(11) Ter bevordering van een meer doeltreffende en uniforme toepassing van deze richtlijn moet de administratieve samenwerking tussen de lidstaten worden geïntensiveerd. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de centrale autoriteiten gebruik maken van het informatiesysteem interne markt ("IMI") dat bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad24 is ingesteld. Ook zou het wenselijk zijn dat andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar mogelijk ditzelfde systeem gebruiken en dat de centrale autoriteiten van de lidstaten informatie uitwisselen over cultuurgoederen die zij als nationaal bezit hebben gedefinieerd of aangemerkt en over als nationaal bezit gedefinieerde of aangemerkte goederen die gestolen zijn of op onrechtmatige wijze buiten hun grondgebied zijn gebracht, met inbegrip van bij illegale opgravingen gevonden objecten.

 

Om de tenuitvoerlegging van deze richtlijn te verbeteren, moet er binnen het IMI-systeem een speciaal kader worden opgezet om rekening te kunnen houden met de specifieke kenmerken van cultuurgoederen als zijnde goederen die volledig verschillen van andere onder artikel 36 van het Verdrag vallende goederen.

_______________

_______________

24 PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1.

24 Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie ("de IMI-verordening") (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 11 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(11 bis) De lidstaten moet worden verzocht een definitie van "nationaal bezit" voor te leggen.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) Om de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen moet bij de administratieve samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten worden voldaan aan de voorschriften van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens25 en, voor zover het informatiesysteem interne markt wordt gebruikt, van Verordening (EU) nr. 1024/2012.

(12) Om de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen moet bij de administratieve samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten worden voldaan aan de voorschriften van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 199525, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad25bis en, voor zover het informatiesysteem interne markt wordt gebruikt, van Verordening (EU) nr. 1024/2012. De in Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 gehanteerde definities zijn ook van toepassing in het kader van deze richtlijn en van de administratieve samenwerking en de uitwisseling van gegevens tussen bevoegde autoriteiten.

_______________

______________

25PB L 281 van 23.11.1995, blz.31.

25Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

 

25 bis Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14) Het is tevens noodzakelijk de termijn voor de de instelling van een vordering tot teruggave te verlengen tot drie jaar na de datum waarop de plaats waar het cultuurgoed zich bevindt en de identiteit van de bezitter of de houder van dat goed ter kennis van de verzoekende lidstaat zijn gekomen. Omwille van de duidelijkheid moet worden vastgesteld dat de verjaringstermijn ingaat op de datum waarop de centrale autoriteit van de verzoekende lidstaat op de hoogte is gesteld.

(14) Het is tevens noodzakelijk de termijn voor de instelling van een vordering tot teruggave te verlengen tot drie jaar na de datum waarop de plaats waar het cultuurgoed zich bevindt en de identiteit van de bezitter of de houder van dat goed ter kennis van de verzoekende lidstaat zijn gekomen. Omwille van de duidelijkheid moet worden vastgesteld dat de verjaringstermijn ingaat op de datum waarop de centrale autoriteit van de verzoekende lidstaat op de hoogte is gesteld. In Richtlijn 93/7/EEG wordt bepaald dat de vordering tot teruggave in elk geval verjaart dertig jaar na de datum waarop het cultuurgoed op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van de verzoekende lidstaat is gebracht. In het geval van goederen die deel uitmaken van openbare collecties en kerkelijke goederen van de lidstaten waar deze zijn onderworpen aan speciale beschermende maatregelen krachtens nationaal recht, verjaart de vordering tot teruggave in bepaalde omstandigheden echter pas later.

 

Ook ingeval een lidstaat speciale beschermende maatregelen krachtens nationaal recht heeft ingevoerd, moeten de overige termijnen voor het instellen van vorderingen met betrekking tot openbare collecties en inventarissen van instellingen van kracht blijven.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 16

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(16) Het is derhalve wenselijk ervoor te zorgen dat alle betrokkenen bij de markt van cultuurgoederen bij transacties van cultuurgoederen de vereiste zorgvuldigheid betrachten. De consequenties van de verwerving van een cultuurgoed van illegale herkomst zullen pas voldoende afschrikwekkend zijn wanneer om voor een vergoeding in aanmerking te komen de verplichting tot teruggave samengaat met de verplichting aan te tonen dat de bezitter van het goed de nodige zorgvuldigheid heeft betracht. Om de doelstellingen van de Unie op het gebied van de preventie en de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen te behalen, moet derhalve worden vastgesteld dat de bezitter om een vergoeding te krijgen moet bewijzen dat hij bij de verwerving van het goed de nodige zorgvuldigheid heeft betracht, en dat hij zich niet kan beroepen op zijn goede trouw als hij niet het niveau van de door de omstandigheden van het gegeven geval vereiste zorgvuldigheid heeft betracht.

(16) Het is derhalve wenselijk ervoor te zorgen dat alle betrokkenen bij de markt van cultuurgoederen alle vereiste zorgvuldigheid betrachten om krachtens de wetgeving van een lidstaat illegale transacties te voorkomen of te verhinderen. De consequenties van de verwerving van een cultuurgoed van illegale herkomst zullen pas voldoende afschrikwekkend zijn wanneer de uitbetaling van een compensatievergoeding aan de bezitter van het teruggegeven goed afhankelijk wordt gesteld van de verplichting om aan te tonen dat hij bij de verwerving van het goed in kwestie de nodige zorgvuldigheid heeft betracht. Eenzelfde zorgvuldigheid dient tevens te worden geëist indien het vermoeden bestaat dat cultuurgoederen afkomstig zijn van illegale of niet-geautoriseerde opgravingen.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 16 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(16 bis) Te dien einde is het ook wenselijk dat iedereen, en met name alle betrokkenen bij de markt van cultuurgoederen, gemakkelijk toegang heeft tot openbare informatie over cultuurgoederen die door de lidstaten als nationaal erfgoed zijn gedefinieerd of aangemerkt. De lidstaten moeten passende maatregelen nemen om de toegang tot deze openbare informatie te vergemakkelijken door ze op internet te publiceren. De gegevensbank van Unesco van de nationale wetgevingen inzake cultureel erfgoed, die in 2005 werd opgezet, kan in dit opzicht een nuttig informatiehulpmiddel vormen.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 19 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 bis) Om een goede toepassing van deze richtlijn te waarborgen moet een adviescomité van nationale deskundigen worden ingesteld dat tot taak heeft mee te werken aan de afstemming van het IMI-systeem op de bijzondere kenmerken van cultuurgoederen, bij te dragen aan de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten en eventuele uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeiende problemen op te sporen.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Artikel -1 (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel -1

 

Deze richtlijn heeft betrekking op de teruggave van cultuurgoederen die lidstaten gedefinieerd of aangemerkt hebben als “nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit” krachtens nationale wetgeving of administratieve procedures in de zin van artikel 36 VWEU, en die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, met inbegrip van vondsten van illegale opgravingen. Deze richtlijn is van toepassing ongeacht of het betrokken goed voordat of nadat het op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat werd gebracht door die lidstaat als nationaal bezit werd aangemerkt of gedefinieerd.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1) "cultuurgoed": een goed dat, voordat of nadat het op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat is gebracht, uit hoofde van de nationale wetgeving of van nationale administratieve procedures, in de zin van artikel 36 van het Verdrag, als "nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit" is aangemerkt;

1) "cultuurgoed": een goed dat, voordat of nadat het op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat is gebracht, uit hoofde van de nationale wetgeving of van nationale administratieve procedures, in de zin van artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, als deel van het "nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit" is aangemerkt of gedefinieerd;

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

8) "openbare collecties": collecties die het eigendom zijn van een lidstaat, een lokale of regionale overheid in een lidstaat of een instelling op het grondgebied van een lidstaat – op voorwaarde dat die instelling het eigendom is van of in grote mate wordt gefinancierd door die lidstaat of een lokale of regionale overheid – en die overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat als openbaar worden aangemerkt.

8) "openbare collecties": collecties die het eigendom zijn van een lidstaat, een lokale of regionale overheid in een lidstaat of een instelling op het grondgebied van een lidstaat – op voorwaarde dat die instelling het eigendom is van of in grote mate wordt gefinancierd door die lidstaat of een lokale of regionale overheid of door die lidstaat erkend of goedgekeurd is – en die overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat als openbaar worden aangemerkt. Onder "openbare collecties" worden tevens particuliere collecties verstaan die erkend of goedgekeurd zijn door de centrale autoriteiten van de betrokken lidstaat of onder toezicht van die centrale autoriteiten staan.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 – punt 8 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

8 ter) "IMI": een speciaal op de vereisten van cultuurgoederen afgestemd onderdeel van het Informatiesysteem interne markt.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – alinea 1 – punt -1 (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

-1) alle informatie over gestolen of onrechtmatig buiten hun grondgebied gebrachte cultuurgoederen verspreiden die is opgenomen in hun registers of in enige andere voorziening van soortgelijke aard;

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – alinea 1 – punt 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3) de bevoegde autoriteiten van de verzoekende lidstaat gedurende een termijn van vijf maanden na de in punt 2 bedoelde kennisgeving, de gelegenheid geven na te trekken of het betrokken goed een cultuurgoed vormt. Doen zij dit niet binnen de gestelde termijn, dan zijn de punten 4 en 5 niet langer van toepassing;

3) de bevoegde autoriteiten van de verzoekende lidstaat gedurende een termijn van zes maanden na de in punt 2 bedoelde kennisgeving, de gelegenheid geven na te trekken of het betrokken goed een cultuurgoed vormt. Hiertoe dient de aangezochte lidstaat de verzoekende lidstaat zo snel mogelijk te antwoorden, opdat laatstgenoemde de controle binnen bovengenoemde termijn kan uitvoeren. Doen zij dit niet binnen de gestelde termijn, dan zijn de punten 4 en 5 niet langer van toepassing;

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Uitwisseling van informatie vindt via het IMI plaats.

Uitwisselingen van informatie, met inbegrip van de in artikel 4 bedoelde uitwisselingen, over op onrechtmatige wijze uit een lidstaat verwijderde cultuurgoederen, vinden plaats via het IMI en overeenkomstig de toepasselijke wettelijke bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer. Deze alinea belet de bevoegde centrale autoriteiten echter niet om naast het IMI ook gebruik te maken van andere communicatiemiddelen, met name wanneer dat van essentieel belang is voor de specifieke maatregelen die in de context van een procedure van teruggave noodzakelijk zijn.

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 1 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

In het geval van goederen die deel uitmaken van openbare collecties, als bedoeld in artikel 1, punt 8, en van kerkelijke goederen in de lidstaten waar deze zijn onderworpen aan speciale beschermende maatregelen krachtens nationaal recht, verjaart de vordering tot teruggave evenwel na 75 jaar, behalve in de lidstaten waar geen verjaring van de vordering geldt of indien bij bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten een termijn van meer dan 75 jaar is vastgesteld.

In het geval van goederen die deel uitmaken van openbare collecties, als bedoeld in artikel 1, punt 8, en van goederen die deel uitmaken van de inventaris van kerkelijke of andere godsdienstige of niet-godsdienstige instellingen in de lidstaten waar deze zijn onderworpen aan speciale beschermende maatregelen krachtens nationaal recht, verjaart de vordering tot teruggave evenwel na 75 jaar, behalve in de lidstaten waar geen verjaring van de vordering geldt of indien bij bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten een termijn van meer dan 75 jaar is vastgesteld.

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 – alinea 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De bezitter kan zich niet beroepen op zijn goede trouw als hij niet het niveau van de door de omstandigheden vereiste zorgvuldigheid heeft betracht.

De bezitter heeft geen recht op vergoeding als hij niet het niveau van de door de omstandigheden vereiste zorgvuldigheid heeft betracht.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 14

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Elke lidstaat kan zijn verplichting tot teruggave uitbreiden tot andere dan de in artikel 1, punt 1, gedefinieerde cultuurgoederen.

1. Elke lidstaat kan zijn verplichting tot teruggave toepassen op andere dan de in artikel 1 gedefinieerde cultuurgoederen, met inbegrip van goederen die vóór 1 januari 1993 op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van andere lidstaten zijn gebracht.

2. Elke lidstaat kan de bij deze richtlijn ingestelde regeling toepassen op de verzoeken tot teruggave van cultuurgoederen die vóór 1 januari 1993 op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van andere lidstaten zijn gebracht.

 

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 16 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten brengen om de vijf jaar en voor het eerst in [...] aan de Commissie verslag uit over de toepassing van deze richtlijn.

1. De lidstaten brengen om de vijf jaar en voor het eerst op uiterlijk 1 december 2017 aan de Commissie verslag uit over de toepassing van deze richtlijn.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 16 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Om de vijf jaar doet de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een beoordelingsverslag over de toepassing van deze richtlijn toekomen. Dit verslag gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen.

2. Om de vijf jaar en voor het eerst uiterlijk op 1 juli 2018 doet de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een beoordelingsverslag over de toepassing van deze richtlijn toekomen. Dit verslag gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen tot herziening van deze richtlijn.

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 16 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 16 bis

 

Er wordt een adviescomité van nationale deskundigen opgericht om elk vraagstuk met betrekking de tenuitvoerlegging van deze richtlijn te onderzoeken, en met name de aanpassing van het IMI-systeem aan de specifieke kenmerken van cultuurgoederen, de informatie-uitwisseling tussen lidstaten en de goede praktijken die de lidstaten hanteren.

Motivering

Dit amendement vervangt een door de Commissie geschrapt artikel. Aangezien Richtlijn 1993/7/EG weinig effectief is gebleken, moet het comité bijeen kunnen blijven komen om de tenuitvoerlegging van deze richtlijn door de lidstaten op de voet te volgen en dient het zich daarbij in hoofdzaak op de in dit artikel genoemde elementen te richten.

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 18 – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen twaalf maanden na vaststelling ervan aan de volgende artikelen: [artikel 1, punt 1, artikel 4, eerste alinea, punt 3, artikel 4, vierde alinea, artikel 6, derde alinea, artikel 7, artikel 9 en artikel 16] van deze richtlijn te voldoen.

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen twaalf maanden na vaststelling ervan aan deze richtlijn te voldoen.

  • [1]  Nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt.
  • [2]  PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1

TOELICHTING

Richtlijn 93/7/EEG van 15 maart 2013 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, is bij gelegenheid van de afschaffing van de binnengrenzen in de UNIE per 1 januari 1993 uitgevaardigd om cultuurgoederen - en nationaal bezit in het bijzonder - te beschermen.

Omdat de lidstaten toentertijd bevreesd waren overspoeld te zullen worden door klachten en teruggaveverzoeken, hebben toen een behoorlijk beperkende en sterk afgebakende wetgeving opgesteld.

Allereerst kunnen uitsluitend in de zin van artikel 36 van de Verdragen als “nationaal bezit” aangemerkte cultuurgoederen worden teruggegeven. Bovendien geeft artikel 1 daarvan een definitie die naar een bijlage verwijst met daarin de vrij eng gedefinieerde categorieën cultuurgoederen die zijn aangemerkt als nationaal bezit en die als zodanig in aanmerking komen voor teruggave. Ook legt artikel 1 voor het leeuwendeel van genoemde cultuurgoederen drempelwaarden vast voor ouderdom en geldwaarde.

In mei 2013 diende de Europese Commissie een voorstel in tot herschikking van de richtlijn van 1993. Uitgangspunt daarbij waren de verschillende beoordelingsverslagen voor de richtlijn en meer in het bijzonder het vierde verslag.

Uit het effectonderzoek bij het herschikkingsvoorstel komt naar voren dat er in totaal slechts 15 teruggaveprocedures zijn gevoerd: 3 tussen 1999 en 2003, 6 tussen 2004 en 2007 en 6 tussen 2008 en 2011[1]; slechts 7 van die procedures heeft daadwerkelijk tot teruggave geleid. Er mag dus worden geconcludeerd dat de richtlijn van 1993 slechts beperkt effect heeft gesorteerd, zelfs indien in overweging wordt genomen dat één enkele teruggave betrekking kan hebben op meerdere cultuurgoederen, zoals bij een van voornoemde gevallen waarbij het om 30.000 archiefdocumenten ging.

Voornoemde getallen moeten worden afgezet tegen het aantal van 46[2] minnelijk overeengekomen teruggaven, alsook tegen het aantal gestolen of op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat gebrachte cultuurgoederen. Zo zijn er tussen 2008 en 2011 niet minder dan 10.000 op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat gebracht culturele objecten teruggevonden in Italië en Roemenië en 365 in Griekenland[3]. Verder werden er tussen 2007 en 2010 jaarlijks gemiddeld 8.000 delicten tegen het nationaal bezit [4]gepleegd, hoofdzakelijk in navolgende lidstaten: Frankrijk [5], Duitsland, Polen, Italië (die vier landen zijn samen goed voor 79% van de in 2007 vastgestelde delicten), waarbij de Tsjechische Republiek daarentegen het belangrijkste doelwit van dit soort delicten wordt.

Volgens de Commissie is de illegale handel in cultuurgoederen en nationaal bezit vooral de afgelopen jaren aanmerkelijk toegenomen. Dit soort handel is nu de op twee na belangrijkste inkomstenbron van de georganiseerde misdaad.

Oorzaken beperkte werkingskracht

De Commissie ziet drie redenen voor de zeer beperkte werkingskracht van de richtlijn: de voorwaarden waaraan als “nationaal bezit” aangemerkte goederen voldoen moeten om te kunnen worden teruggegeven (categorieën, drempelwaarden voor financiële waarde en ouderdom), de korte termijnen voor teruggave en verjaring alsook de kosten van schadeloosstelling.

Doelstellingen herschikking

Met de herschikking wordt beoogd het aantal teruggaven van als “nationaal bezit” aangemerkte cultuurgoederen te verhogen. De Commissie stelt wat dit betreft voor de bijlage van de richtlijn van 1993 te schrappen en de termijnen voor de teruggaveprocedures en de verjaring daarvan te verlengen.

De andere doelstelling van de herschikking bestaat erin de wetgeving van de lidstaten voor wat betreft de voorwaarden voor een schadeloosstelling van de bezitter van het goed dat wordt teruggegeven, meer op elkaar af te stemmen, en wel door de bewijslast op die bezitter te laten rusten en niet afhankelijk te maken van de wetgeving van de lidstaten. Zo moet de bezitter van het goed voortaan aantonen dat hij bij de verwerving van het goed afdoende is nagegaan of de oorsprong ervan wel wettig was. Aangezien bezitters vaak professionele, op de markt voor cultuurgoederen actieve partijen zijn, is het niet meer dan natuurlijk dat van hen verwacht wordt dat zij alles in het werk hebben gesteld om zich ervan te verzekeren dat het cultuurgoed “schoon” is alvorens zij een compensatie kunnen ontvangen.

De Commissie wil verder de samenwerking tussen de op het gebied van teruggave van cultuurgoederen bevoegde nationale overheidsinstanties verbeteren om juridische procedures zoveel mogelijk te voorkomen. Daartoe stelt zij voor om genoemde instanties gebruik te laten maken van een nieuw UNIE-instrument voor administratieve samenwerking, te weten het informatiesysteem interne markt (IMI). Dit elektronisch systeem is ontworpen om de communicatie en samenwerking tussen de overheidsinstanties ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake de interne markt te verbeteren. De rapporteur heeft bekeken in hoeverre dit instrument van dienst kan zijn op het vlak van cultuurgoederen. Het lijkt dat het IMI van alle bestaande instrumenten het meest geschikt is voor doeleinden van tenuitvoerlegging van de richtlijn, onder meer gezien de informatie over de als nationaal bezit omschreven en aangemerkte cultuurgoederen en gestolen cultuurgoederen, gezien de beveiligde internettoegang, alsook gezien het feit dat het beschikbaar is in alle talen van de Unie. Daarnaast is het systeem toegankelijk voor de overheidsinstanties van alle 30 lidstaten van de Europese Economische Ruimte (EER).

Cultuurgoederen – nationaal bezit

Er zij op gewezen dat de lidstaten door de aard van het begrip “nationaal bezit” voor goederen van artistieke, historische en archeologische waarde geen gemeenschappelijke definitie hebben voor dit begrip. Het grijpt terug op artikel 36 VWEU op basis waarvan de lidstaten bepaalde nationale cultuurgoederen kunnen beschermen.

Een aantal lidstaten van de Unie achtte het onnodig om dit begrip op enige wijze te definiëren en de definities van de lidstaten die dit wel nodig achtten, zijn gezien het zeer diverse culturele erfgoed van de lidstaten zeer verschillend.

De bijlage van de richtlijn van 1993 heeft niet tot doel het begrip “nationaal bezit” als zodanig te definiëren, maar wel om vast te leggen welke categorieën nationaal bezit in aanmerking komen voor een verzoek tot teruggave, met dien verstande dat openbare collecties die vermeld staan in inventarissen van musea, archieven en vaste collecties van bibliotheken of inventarissen van kerkelijke instellingen[6] door hun aard zonder nadere vermelding in de bijlage onder de werking van de richtlijn vallen.

Bovendien werd de verwarring nog versterkt omdat er bij Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen die betrekking heeft op alle soorten cultuurgoederen en niet uitsluitend op nationaal bezit, een nagenoeg identieke bijlage zit.

Dit gebruik van het begrip cultuurgoederen moet in hoofdzaak gezien worden in het licht van de UNESCO-Overeenkomst van 1970 inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen en van het UNIDROIT-Verdrag van 1995 over gestolen of op onrechtmatige wijze uitgevoerde cultuurgoederen. Om die reden denkt de rapporteur dat de hele situatie beduidend helderder wordt wanneer de richtlijn een nieuwe naam krijgt met daarin duidelijk het begrip “nationaal bezit”.

"Internemarktaanpak"

De rechtsgrond van de door de Commissie voorgestelde herschikking blijft die van de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen (artikel 114 VWEU) en valt binnen het kader van de maatregelen tot vaststelling van de interne markt en ter waarborging van de goede werking ervan zoals bepaald door artikel 26 waarnaar artikel 114 verwijst.

De rapporteur realiseert zich dat er, zoals hiervoor reeds aangegeven, goede historische redenen bestaan voor deze aanpak. Maar in deze kwestie gaat het niet alleen om het vrije verkeer van goederen, maar tevens over de bescherming van het cultureel erfgoed. Met een verwijzing naar artikel 167 VWEU inzake de maatregelen van de UNIE op cultuurgebied, in het bijzonder lid 2 over de instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed van Europees belang, waartoe het nationaal bezit eveneens behoort, en over de samenwerking tussen de lidstaten, hadden de ambities van de UNIE op het vlak van cultuur ook samenhangender kunnen worden vormgegeven.

De herschikking

De rapporteur is het er gezien het voorgaande mee eens dat de richtlijn toe is aan herziening. Zij betreurt evenwel het feit dat de Commissie gekozen heeft voor herschikking. Op die manier heeft het Europees Parlement beperkte wijzigingsmogelijkheden doordat het nu alleen die delen van de richtlijn kan wijzigen die de Commissie als zodanig voor wijziging openlaat.

Desalniettemin stelt de rapporteur de nodige wijzigingen voor die zij nodig acht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het herschikkingsvoorstel.

De rapporteur stelt voor artikel 1 van het voorstel voor een richtlijn te wijzigen en in de bijlage alleen de verwijzingen naar de drempelwaarden (voor geldwaarde en ouderdom) te schrappen en deze louter de kracht van leidraad te geven.

De rapporteur stelt tevens voor de zinsnede “een goed dat, voordat of nadat het op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat is gebracht” te wijzigen, omdat de huidige formulering de nodige rechtsonzekerheid veroorzaakt. Zij acht het tevens nodig dat er verwezen wordt naar de handel in cultuurgoederen uit illegale opgravingen.

De rapporteur stelt verder voor de alinea met betrekking tot de goede trouw in artikel 9 te wijzigen om een aantal juridische onduidelijkheden uit de wereld te helpen en het verband tussen recht op schadevergoeding en de benodigde zorgvuldigheid van de bezitter van het cultuurgoed dat onderwerp is van teruggavemaatregel, duidelijk vast te leggen.

Aangezien de richtlijn van 1993 tekortschiet, stelt de rapporteur voor het comité dat belast is met de opvolging van de tenuitvoerlegging ervan, te handhaven.

Verder stelt de rapporteur voor dat de lidstaten binnen ongeveer drie jaar na goedkeuring van deze herziening verslag uitbrengen over de tenuitvoerlegging van de nieuwe richtlijn. Zij acht dit amendement noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de lidstaten en de Commissie tezamen met het Europees Parlement kunnen bespreken op welke manier de doelstelling van deze herziening nog beter verwezenlijkt kan worden.

De rapporteur stelt tevens amendementen voor met betrekking tot het IMI. Zij introduceert een duidelijke verwijzing naar de naleving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens.

Met andere amendementen beoogt zij eenvoudigweg de samenhang tussen de verschillende bepalingen van de richtlijn te herstellen en de toepassing ervan te vereenvoudigen: dat is in concreto het geval met de amendementen op alinea 2 en 3 van artikel 4. Met deze amendementen wordt meer in het bijzonder de plicht van de lidstaten elkaar onderling te informeren ten aanzien van teruggaven hersteld.

De rapporteur stelt tevens amendementen voor aan de overwegingen, in lijn met de voorgestelde amendementen op de daaropvolgende artikelen.

Verder wordt nog voorgesteld de lidstaten en de UNIE op te roepen de UNESCO-overeenkomst en het UNIDROIT-verdrag met betrekking tot cultuurgoederen te ondertekenen en ratificeren.

  • [1]  Zie blz. 11. van het effectonderzoek; in tegenstelling tot de minnelijk overeengekomen teruggaven geeft de Commissie hier helaas niet aan om welke lidstaten het gaat.
  • [2]  Zie blz. 11 van het effectonderzoek
  • [3]  Zie blz. 9 en 12 van het effectonderzoek
  • [4]  Zie blz. 9 van het effectonderzoek
  • [5]  Tussen 2007 en 2009 is het aantal delicten in Frankrijk gehalveerd, in Duitsland iets minder.
  • [6]  Artikel 1 van de richtlijn van 1993

BIJLAGE : BRIEF VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN

 

 

 

EUROPEES PARLEMENT

2009 - 2014

Commissie juridische zaken

Doris Pack

Voorzitter Commissie cultuur en onderwijs

ASP 10E102

Betreft:       Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (herschikking) 2013/0162(COD) COM(2013)139.

Mevrouw de voorzitter,

De Commissie juridische zaken heeft bovengenoemd voorstel behandeld krachtens artikel 87 van het Reglement inzake herschikking.

Lid 3 van dat artikel luidt als volgt:

"Als de voor juridische zaken bevoegde commissie van oordeel is dat het voorstel geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig zijn aangegeven, stelt zij de ten principale bevoegde commissie hiervan in kennis.

In dat geval en onverminderd de in de artikelen 156 en 157 vastgelegde voorwaarden zijn amendementen in de ter zake bevoegde commissie alleen ontvankelijk als zij betrekking hebben op onderdelen van het ontwerp die wijzigingen bevatten.

Wanneer de ter zake bevoegde commissie evenwel voornemens is, overeenkomstig punt 8 van het Interinstitutioneel Akkoord, ook amendementen op de gecodificeerde delen van het ontwerp van wetgevingshandeling in te dienen, stelt zij de Raad en de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Alvorens tot stemming wordt overgegaan maakt laatstgenoemde overeenkomstig artikel 54 haar standpunt inzake de amendementen kenbaar en geeft zij aan of zij voornemens is het herschikkingsontwerp in te trekken."

Op grond van het advies van de Juridische Dienst, waarvan vertegenwoordigers hebben deelgenomen aan de vergaderingen van de Adviesgroep tijdens welke het herschikte voorstel is behandeld, en overeenkomstig de aanbevelingen van de rapporteur voor advies, is de Commissie juridische zaken van oordeel dat het voorstel in kwestie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel of in het advies van de Adviesgroep zijn aangegeven en dat, ten aanzien van de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere wetsbesluiten met deze wijzigingen, het voorstel louter en alleen beperkt is tot een codificatie, zonder enige wijziging van de inhoud van de bestaande teksten.

Samenvattend doet de Commissie juridische zaken na de behandeling op haar vergadering van 5 november 2013 met algemene stemmen van de 21 deelnemers aan de stemming de aanbeveling dat uw commissie als commissie ten principale bovengenoemd voorstel overeenkomstig artikel 87 in behandeling neemt.

Met vriendelijke groet,

Bijlage

BIJLAGE : ADVIES VAN DE ADVIESGROEP VAN DE JURIDISCHE DIENSTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

 

 

 

 

ADVIESGROEP VAN DE

JURIDISCHE DIENSTEN

Brussel, 1 oktober 2013

ADVIES

                                                    AAN HET EUROPEES PARLEMENT

                                                              DE RAAD

                                                              DE COMMISSIE

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad (herschikking)

COM(2013)0311 final van 31.5.2013 – 2013/0162(COD)

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten, en met name punt 9 daarvan, is de uit de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bestaande adviesgroep op 4 juli 2013 bijeengekomen om onder meer bovengenoemd voorstel van de Commissie te behandelen.

Tijdens deze bijeenkomst is het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot herschikking van Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, behandeld[1] en is de adviesgroep in onderlinge overeenstemming tot de onderstaande conclusies gekomen.

1) Wat de toelichting betreft, diende deze, om volledig in overeenstemming te zijn met de desbetreffende voorschriften van het Interinstitutioneel Akkoord, nauwkeurig aan te geven welke bepalingen van het vorige besluit in het voorstel ongewijzigd blijven, zoals bepaald in punt 6 (a) (iii), van dit Akkoord.

2) In het voorstel voor een herschikking hadden de volgende tekstgedeelten moeten zijn aangeduid door middel van de grijze markering die over het algemeen gebruikt wordt voor inhoudelijke wijzigingen:

- in overweging 4 worden de tweede, derde en vierde zin van de vierde overweging van Richtlijn 93/7/EEG. De betreffende zinnen luiden: "dat de toepassing van deze regeling zo eenvoudig en zo doeltreffend mogelijk dient te zijn; dat het, om de samenwerking in verband met de teruggave te vergemakkelijken, nodig is de werkingssfeer van deze regeling te beperken tot voorwerpen die tot gemeenschappelijke categorieën van cultuurgoederen behoren; dat de bijlage bij deze richtlijn bijgevolg geen omschrijving beoogt van de goederen die als «nationaal bezit» in de zin van artikel 36 dienen te worden beschouwd, maar er alleen toe strekt de categorieën goederen vast te stellen die in aanmerking komen om als zodanig te worden beschouwd en uit dien hoofde het voorwerp van een teruggaveprocedure in de zin van deze richtlijn kunnen vormen;"

– in artikel 7, lid 1, de invoeging van de woorden "centrale autoriteit van de";

– in artikel 9, de schrapping van de woorden "dat hij ervan overtuigd is" en de toevoeging van de woorden "bewijst dat hij".

Na behandeling van het voorstel heeft de adviesgroep dan ook met algemene stemmen kunnen concluderen dat het voorstel geen inhoudelijke wijziging bevat behalve die welke als zodanig in de tekst of in onderhavig advies zijn aangegeven. Voor wat betreft de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van het eerdere besluit en genoemde inhoudelijke wijzigingen heeft de adviesgroep voorts geconcludeerd dat het voorstel louter een codificatie van de bestaande tekst is, zonder inhoudelijke wijziging van de besluiten waarop het betrekking heeft.

C. PENNERA                                  H. LEGAL                            L. ROMERO REQUENAJuridisch adviseur

      Juridisch adviseur    Directeur-generaal

  • [1]        De adviesgroep bestudeerde de Duitse, Engelse en Franse versie van het voorstel en is daarbij uitgegaan van de Franse versie, de oorspronkelijke versie van de te behandelen tekst.

PROCEDURE

Titel

Teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (herschikking)

Document- en procedurenummers

COM(2013)0311 – C7-0147/2013 – 2013/0162(COD)

Datum indiening bij EP

28.5.2013

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

CULT

10.6.2013

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

JURI

10.6.2013

JURI

10.6.2013

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Marie-Christine Vergiat

25.6.2013

 

 

 

Behandeling in de commissie

17.9.2013

27.11.2013

 

 

Datum goedkeuring

21.1.2014

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

24

1

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Zoltán Bagó, Malika Benarab-Attou, Piotr Borys, Jean-Marie Cavada, Silvia Costa, Mary Honeyball, Petra Kammerevert, Morten Løkkegaard, Emma McClarkin, Emilio Menéndez del Valle, Martina Michels, Marek Henryk Migalski, Katarína Neveďalová, Chrysoula Paliadeli, Monika Panayotova, Marietje Schaake, Marco Scurria, Hannu Takkula, László Tőkés, Helga Trüpel, Marie-Christine Vergiat, Sabine Verheyen, Milan Zver

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Ivo Belet, Nadja Hirsch, Seán Kelly, Georgios Papanikolaou, Joanna Katarzyna Skrzydlewska

Datum indiening

28.1.2014