VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (herschikking)
28.1.2014 - (COM(2013)0311 – C7‑0147/2013 – 2013/0162(COD)) - ***I
Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Marie-Christine Vergiat
(Herschikking – Artikel 87 van het Reglement)
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (herschikking)
(COM(2013)0311 – C7‑0147/2013 – 2013/0162(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure – herschikking)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013) 0311),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0174/2013),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 18 september 2013[1],
– gezien het Interinstitutioneel akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten[2],
– gezien de brief van de Commissie juridische zaken van 5 november 2013 aan de Commissie cultuur en onderwijs overeenkomstig artikel 87, lid 3, van zijn Reglement,
– gezien de artikelen 87 en 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs (A7-0058/2014),
A. overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande teksten zonder inhoudelijke wijziging behelst;
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast, rekening houdend met de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit voorstel door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 1 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||||||||
Het is zaak in herinnering te brengen dat cultuur tegenwoordig uitdrukkelijk onderdeel uitmaakt van de Europese Verdragen. | ||||||||||||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||||||||
Bedoeling is in herinnering te brengen dat cultuurgoederen bijzondere bescherming genieten. | ||||||||||||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
(4) Bij Richtlijn 93/7/EEG is een teruggaveregeling tot stand gebracht die de lidstaten de mogelijkheid biedt om terugkeer op hun grondgebied te verkrijgen van cultuurgoederen die in de zin van artikel 36 van het Verdrag als nationaal bezit zijn aangemerkt, die in de zin van de bijlage bij deze richtlijn tot gemeenschappelijke categorieën van cultuurgoederen behoren en die in strijd met de hierboven genoemde nationale bepalingen of met Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen buiten hun grondgebied zijn gebracht, en van cultuurgoederen23 die als nationaal bezit zijn aangemerkt en die een integrerend deel vormen van openbare collecties of inventarissen van kerkelijke instellingen, maar die niet onder deze gemeenschappelijke categorieën vallen. |
(4) Bij Richtlijn 93/7/EEG is een teruggaveregeling tot stand gebracht die de lidstaten de mogelijkheid biedt om terugkeer op hun grondgebied te verkrijgen van cultuurgoederen die in de zin van artikel 36 van het Verdrag als nationaal bezit zijn aangemerkt, die in de zin van de bijlage bij deze richtlijn tot gemeenschappelijke categorieën van cultuurgoederen behoren en die in strijd met de hierboven genoemde nationale bepalingen of met Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad buiten hun grondgebied zijn gebracht, van cultuurgoederen23 die als nationaal bezit zijn aangemerkt en die een integrerend deel vormen van openbare collecties of inventarissen van kerkelijke instellingen, maar die niet onder deze gemeenschappelijke categorieën vallen, en van cultuurgoederen die afkomstig zijn van illegale opgravingen. | |||||||||||||||||||||
__________________ |
__________________ | |||||||||||||||||||||
23PB L 39 van 10.2.2009, blz. 1 |
23 Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (PB L 39 van 10.2.2009, blz. 1). | |||||||||||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 8 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 9 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
(11) Ter bevordering van een meer doeltreffende en uniforme toepassing van deze richtlijn moet de administratieve samenwerking tussen de lidstaten worden geïntensiveerd. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de centrale autoriteiten het informatiesysteem interne markt dat bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie24 is ingesteld, (hierna "IMI" genoemd) gebruiken. De andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten ook zoveel mogelijk dit zelfde systeem gebruiken. |
(11) Ter bevordering van een meer doeltreffende en uniforme toepassing van deze richtlijn moet de administratieve samenwerking tussen de lidstaten worden geïntensiveerd. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de centrale autoriteiten gebruik maken van het informatiesysteem interne markt ("IMI") dat bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad24 is ingesteld. Ook zou het wenselijk zijn dat andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar mogelijk ditzelfde systeem gebruiken en dat de centrale autoriteiten van de lidstaten informatie uitwisselen over cultuurgoederen die zij als nationaal bezit hebben gedefinieerd of aangemerkt en over als nationaal bezit gedefinieerde of aangemerkte goederen die gestolen zijn of op onrechtmatige wijze buiten hun grondgebied zijn gebracht, met inbegrip van bij illegale opgravingen gevonden objecten. | |||||||||||||||||||||
|
Om de tenuitvoerlegging van deze richtlijn te verbeteren, moet er binnen het IMI-systeem een speciaal kader worden opgezet om rekening te kunnen houden met de specifieke kenmerken van cultuurgoederen als zijnde goederen die volledig verschillen van andere onder artikel 36 van het Verdrag vallende goederen. | |||||||||||||||||||||
_______________ |
_______________ | |||||||||||||||||||||
24 PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1. |
24 Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie ("de IMI-verordening") (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1). | |||||||||||||||||||||
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
|
(11 bis) De lidstaten moet worden verzocht een definitie van "nationaal bezit" voor te leggen. | |||||||||||||||||||||
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 12 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
|
(19 bis) Om een goede toepassing van deze richtlijn te waarborgen moet een adviescomité van nationale deskundigen worden ingesteld dat tot taak heeft mee te werken aan de afstemming van het IMI-systeem op de bijzondere kenmerken van cultuurgoederen, bij te dragen aan de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten en eventuele uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeiende problemen op te sporen. | |||||||||||||||||||||
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Artikel -1 (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
|
Artikel -1 | |||||||||||||||||||||
|
Deze richtlijn heeft betrekking op de teruggave van cultuurgoederen die lidstaten gedefinieerd of aangemerkt hebben als “nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit” krachtens nationale wetgeving of administratieve procedures in de zin van artikel 36 VWEU, en die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, met inbegrip van vondsten van illegale opgravingen. Deze richtlijn is van toepassing ongeacht of het betrokken goed voordat of nadat het op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat werd gebracht door die lidstaat als nationaal bezit werd aangemerkt of gedefinieerd. | |||||||||||||||||||||
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – punt 1 | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
1) "cultuurgoed": een goed dat, voordat of nadat het op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat is gebracht, uit hoofde van de nationale wetgeving of van nationale administratieve procedures, in de zin van artikel 36 van het Verdrag, als "nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit" is aangemerkt; |
1) "cultuurgoed": een goed dat, voordat of nadat het op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat is gebracht, uit hoofde van de nationale wetgeving of van nationale administratieve procedures, in de zin van artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, als deel van het "nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit" is aangemerkt of gedefinieerd; | |||||||||||||||||||||
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – punt 8 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – punt 8 ter (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
|
8 ter) "IMI": een speciaal op de vereisten van cultuurgoederen afgestemd onderdeel van het Informatiesysteem interne markt. | |||||||||||||||||||||
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – alinea 1 – punt -1 (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – alinea 1 – punt 3 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – alinea 3 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 – lid 1 – alinea 3 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – alinea 3 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 1 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 2 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||||||||
Dit amendement vervangt een door de Commissie geschrapt artikel. Aangezien Richtlijn 1993/7/EG weinig effectief is gebleken, moet het comité bijeen kunnen blijven komen om de tenuitvoerlegging van deze richtlijn door de lidstaten op de voet te volgen en dient het zich daarbij in hoofdzaak op de in dit artikel genoemde elementen te richten. | ||||||||||||||||||||||
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 1 – alinea 1 | ||||||||||||||||||||||
|
TOELICHTING
Richtlijn 93/7/EEG van 15 maart 2013 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, is bij gelegenheid van de afschaffing van de binnengrenzen in de UNIE per 1 januari 1993 uitgevaardigd om cultuurgoederen - en nationaal bezit in het bijzonder - te beschermen.
Omdat de lidstaten toentertijd bevreesd waren overspoeld te zullen worden door klachten en teruggaveverzoeken, hebben toen een behoorlijk beperkende en sterk afgebakende wetgeving opgesteld.
Allereerst kunnen uitsluitend in de zin van artikel 36 van de Verdragen als “nationaal bezit” aangemerkte cultuurgoederen worden teruggegeven. Bovendien geeft artikel 1 daarvan een definitie die naar een bijlage verwijst met daarin de vrij eng gedefinieerde categorieën cultuurgoederen die zijn aangemerkt als nationaal bezit en die als zodanig in aanmerking komen voor teruggave. Ook legt artikel 1 voor het leeuwendeel van genoemde cultuurgoederen drempelwaarden vast voor ouderdom en geldwaarde.
In mei 2013 diende de Europese Commissie een voorstel in tot herschikking van de richtlijn van 1993. Uitgangspunt daarbij waren de verschillende beoordelingsverslagen voor de richtlijn en meer in het bijzonder het vierde verslag.
Uit het effectonderzoek bij het herschikkingsvoorstel komt naar voren dat er in totaal slechts 15 teruggaveprocedures zijn gevoerd: 3 tussen 1999 en 2003, 6 tussen 2004 en 2007 en 6 tussen 2008 en 2011[1]; slechts 7 van die procedures heeft daadwerkelijk tot teruggave geleid. Er mag dus worden geconcludeerd dat de richtlijn van 1993 slechts beperkt effect heeft gesorteerd, zelfs indien in overweging wordt genomen dat één enkele teruggave betrekking kan hebben op meerdere cultuurgoederen, zoals bij een van voornoemde gevallen waarbij het om 30.000 archiefdocumenten ging.
Voornoemde getallen moeten worden afgezet tegen het aantal van 46[2] minnelijk overeengekomen teruggaven, alsook tegen het aantal gestolen of op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat gebrachte cultuurgoederen. Zo zijn er tussen 2008 en 2011 niet minder dan 10.000 op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat gebracht culturele objecten teruggevonden in Italië en Roemenië en 365 in Griekenland[3]. Verder werden er tussen 2007 en 2010 jaarlijks gemiddeld 8.000 delicten tegen het nationaal bezit [4]gepleegd, hoofdzakelijk in navolgende lidstaten: Frankrijk [5], Duitsland, Polen, Italië (die vier landen zijn samen goed voor 79% van de in 2007 vastgestelde delicten), waarbij de Tsjechische Republiek daarentegen het belangrijkste doelwit van dit soort delicten wordt.
Volgens de Commissie is de illegale handel in cultuurgoederen en nationaal bezit vooral de afgelopen jaren aanmerkelijk toegenomen. Dit soort handel is nu de op twee na belangrijkste inkomstenbron van de georganiseerde misdaad.
Oorzaken beperkte werkingskracht
De Commissie ziet drie redenen voor de zeer beperkte werkingskracht van de richtlijn: de voorwaarden waaraan als “nationaal bezit” aangemerkte goederen voldoen moeten om te kunnen worden teruggegeven (categorieën, drempelwaarden voor financiële waarde en ouderdom), de korte termijnen voor teruggave en verjaring alsook de kosten van schadeloosstelling.
Doelstellingen herschikking
Met de herschikking wordt beoogd het aantal teruggaven van als “nationaal bezit” aangemerkte cultuurgoederen te verhogen. De Commissie stelt wat dit betreft voor de bijlage van de richtlijn van 1993 te schrappen en de termijnen voor de teruggaveprocedures en de verjaring daarvan te verlengen.
De andere doelstelling van de herschikking bestaat erin de wetgeving van de lidstaten voor wat betreft de voorwaarden voor een schadeloosstelling van de bezitter van het goed dat wordt teruggegeven, meer op elkaar af te stemmen, en wel door de bewijslast op die bezitter te laten rusten en niet afhankelijk te maken van de wetgeving van de lidstaten. Zo moet de bezitter van het goed voortaan aantonen dat hij bij de verwerving van het goed afdoende is nagegaan of de oorsprong ervan wel wettig was. Aangezien bezitters vaak professionele, op de markt voor cultuurgoederen actieve partijen zijn, is het niet meer dan natuurlijk dat van hen verwacht wordt dat zij alles in het werk hebben gesteld om zich ervan te verzekeren dat het cultuurgoed “schoon” is alvorens zij een compensatie kunnen ontvangen.
De Commissie wil verder de samenwerking tussen de op het gebied van teruggave van cultuurgoederen bevoegde nationale overheidsinstanties verbeteren om juridische procedures zoveel mogelijk te voorkomen. Daartoe stelt zij voor om genoemde instanties gebruik te laten maken van een nieuw UNIE-instrument voor administratieve samenwerking, te weten het informatiesysteem interne markt (IMI). Dit elektronisch systeem is ontworpen om de communicatie en samenwerking tussen de overheidsinstanties ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake de interne markt te verbeteren. De rapporteur heeft bekeken in hoeverre dit instrument van dienst kan zijn op het vlak van cultuurgoederen. Het lijkt dat het IMI van alle bestaande instrumenten het meest geschikt is voor doeleinden van tenuitvoerlegging van de richtlijn, onder meer gezien de informatie over de als nationaal bezit omschreven en aangemerkte cultuurgoederen en gestolen cultuurgoederen, gezien de beveiligde internettoegang, alsook gezien het feit dat het beschikbaar is in alle talen van de Unie. Daarnaast is het systeem toegankelijk voor de overheidsinstanties van alle 30 lidstaten van de Europese Economische Ruimte (EER).
Cultuurgoederen – nationaal bezit
Er zij op gewezen dat de lidstaten door de aard van het begrip “nationaal bezit” voor goederen van artistieke, historische en archeologische waarde geen gemeenschappelijke definitie hebben voor dit begrip. Het grijpt terug op artikel 36 VWEU op basis waarvan de lidstaten bepaalde nationale cultuurgoederen kunnen beschermen.
Een aantal lidstaten van de Unie achtte het onnodig om dit begrip op enige wijze te definiëren en de definities van de lidstaten die dit wel nodig achtten, zijn gezien het zeer diverse culturele erfgoed van de lidstaten zeer verschillend.
De bijlage van de richtlijn van 1993 heeft niet tot doel het begrip “nationaal bezit” als zodanig te definiëren, maar wel om vast te leggen welke categorieën nationaal bezit in aanmerking komen voor een verzoek tot teruggave, met dien verstande dat openbare collecties die vermeld staan in inventarissen van musea, archieven en vaste collecties van bibliotheken of inventarissen van kerkelijke instellingen[6] door hun aard zonder nadere vermelding in de bijlage onder de werking van de richtlijn vallen.
Bovendien werd de verwarring nog versterkt omdat er bij Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen die betrekking heeft op alle soorten cultuurgoederen en niet uitsluitend op nationaal bezit, een nagenoeg identieke bijlage zit.
Dit gebruik van het begrip cultuurgoederen moet in hoofdzaak gezien worden in het licht van de UNESCO-Overeenkomst van 1970 inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen en van het UNIDROIT-Verdrag van 1995 over gestolen of op onrechtmatige wijze uitgevoerde cultuurgoederen. Om die reden denkt de rapporteur dat de hele situatie beduidend helderder wordt wanneer de richtlijn een nieuwe naam krijgt met daarin duidelijk het begrip “nationaal bezit”.
"Internemarktaanpak"
De rechtsgrond van de door de Commissie voorgestelde herschikking blijft die van de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen (artikel 114 VWEU) en valt binnen het kader van de maatregelen tot vaststelling van de interne markt en ter waarborging van de goede werking ervan zoals bepaald door artikel 26 waarnaar artikel 114 verwijst.
De rapporteur realiseert zich dat er, zoals hiervoor reeds aangegeven, goede historische redenen bestaan voor deze aanpak. Maar in deze kwestie gaat het niet alleen om het vrije verkeer van goederen, maar tevens over de bescherming van het cultureel erfgoed. Met een verwijzing naar artikel 167 VWEU inzake de maatregelen van de UNIE op cultuurgebied, in het bijzonder lid 2 over de instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed van Europees belang, waartoe het nationaal bezit eveneens behoort, en over de samenwerking tussen de lidstaten, hadden de ambities van de UNIE op het vlak van cultuur ook samenhangender kunnen worden vormgegeven.
De herschikking
De rapporteur is het er gezien het voorgaande mee eens dat de richtlijn toe is aan herziening. Zij betreurt evenwel het feit dat de Commissie gekozen heeft voor herschikking. Op die manier heeft het Europees Parlement beperkte wijzigingsmogelijkheden doordat het nu alleen die delen van de richtlijn kan wijzigen die de Commissie als zodanig voor wijziging openlaat.
Desalniettemin stelt de rapporteur de nodige wijzigingen voor die zij nodig acht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het herschikkingsvoorstel.
De rapporteur stelt voor artikel 1 van het voorstel voor een richtlijn te wijzigen en in de bijlage alleen de verwijzingen naar de drempelwaarden (voor geldwaarde en ouderdom) te schrappen en deze louter de kracht van leidraad te geven.
De rapporteur stelt tevens voor de zinsnede “een goed dat, voordat of nadat het op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat is gebracht” te wijzigen, omdat de huidige formulering de nodige rechtsonzekerheid veroorzaakt. Zij acht het tevens nodig dat er verwezen wordt naar de handel in cultuurgoederen uit illegale opgravingen.
De rapporteur stelt verder voor de alinea met betrekking tot de goede trouw in artikel 9 te wijzigen om een aantal juridische onduidelijkheden uit de wereld te helpen en het verband tussen recht op schadevergoeding en de benodigde zorgvuldigheid van de bezitter van het cultuurgoed dat onderwerp is van teruggavemaatregel, duidelijk vast te leggen.
Aangezien de richtlijn van 1993 tekortschiet, stelt de rapporteur voor het comité dat belast is met de opvolging van de tenuitvoerlegging ervan, te handhaven.
Verder stelt de rapporteur voor dat de lidstaten binnen ongeveer drie jaar na goedkeuring van deze herziening verslag uitbrengen over de tenuitvoerlegging van de nieuwe richtlijn. Zij acht dit amendement noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de lidstaten en de Commissie tezamen met het Europees Parlement kunnen bespreken op welke manier de doelstelling van deze herziening nog beter verwezenlijkt kan worden.
De rapporteur stelt tevens amendementen voor met betrekking tot het IMI. Zij introduceert een duidelijke verwijzing naar de naleving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens.
Met andere amendementen beoogt zij eenvoudigweg de samenhang tussen de verschillende bepalingen van de richtlijn te herstellen en de toepassing ervan te vereenvoudigen: dat is in concreto het geval met de amendementen op alinea 2 en 3 van artikel 4. Met deze amendementen wordt meer in het bijzonder de plicht van de lidstaten elkaar onderling te informeren ten aanzien van teruggaven hersteld.
De rapporteur stelt tevens amendementen voor aan de overwegingen, in lijn met de voorgestelde amendementen op de daaropvolgende artikelen.
Verder wordt nog voorgesteld de lidstaten en de UNIE op te roepen de UNESCO-overeenkomst en het UNIDROIT-verdrag met betrekking tot cultuurgoederen te ondertekenen en ratificeren.
- [1] Zie blz. 11. van het effectonderzoek; in tegenstelling tot de minnelijk overeengekomen teruggaven geeft de Commissie hier helaas niet aan om welke lidstaten het gaat.
- [2] Zie blz. 11 van het effectonderzoek
- [3] Zie blz. 9 en 12 van het effectonderzoek
- [4] Zie blz. 9 van het effectonderzoek
- [5] Tussen 2007 en 2009 is het aantal delicten in Frankrijk gehalveerd, in Duitsland iets minder.
- [6] Artikel 1 van de richtlijn van 1993
BIJLAGE : BRIEF VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN
|
|
||
|
EUROPEES PARLEMENT |
2009 - 2014 |
|
Commissie juridische zaken
Doris Pack
Voorzitter Commissie cultuur en onderwijs
ASP 10E102
Betreft: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (herschikking) 2013/0162(COD) COM(2013)139.
Mevrouw de voorzitter,
De Commissie juridische zaken heeft bovengenoemd voorstel behandeld krachtens artikel 87 van het Reglement inzake herschikking.
Lid 3 van dat artikel luidt als volgt:
"Als de voor juridische zaken bevoegde commissie van oordeel is dat het voorstel geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig zijn aangegeven, stelt zij de ten principale bevoegde commissie hiervan in kennis.
In dat geval en onverminderd de in de artikelen 156 en 157 vastgelegde voorwaarden zijn amendementen in de ter zake bevoegde commissie alleen ontvankelijk als zij betrekking hebben op onderdelen van het ontwerp die wijzigingen bevatten.
Wanneer de ter zake bevoegde commissie evenwel voornemens is, overeenkomstig punt 8 van het Interinstitutioneel Akkoord, ook amendementen op de gecodificeerde delen van het ontwerp van wetgevingshandeling in te dienen, stelt zij de Raad en de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Alvorens tot stemming wordt overgegaan maakt laatstgenoemde overeenkomstig artikel 54 haar standpunt inzake de amendementen kenbaar en geeft zij aan of zij voornemens is het herschikkingsontwerp in te trekken."
Op grond van het advies van de Juridische Dienst, waarvan vertegenwoordigers hebben deelgenomen aan de vergaderingen van de Adviesgroep tijdens welke het herschikte voorstel is behandeld, en overeenkomstig de aanbevelingen van de rapporteur voor advies, is de Commissie juridische zaken van oordeel dat het voorstel in kwestie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel of in het advies van de Adviesgroep zijn aangegeven en dat, ten aanzien van de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere wetsbesluiten met deze wijzigingen, het voorstel louter en alleen beperkt is tot een codificatie, zonder enige wijziging van de inhoud van de bestaande teksten.
Samenvattend doet de Commissie juridische zaken na de behandeling op haar vergadering van 5 november 2013 met algemene stemmen van de 21 deelnemers aan de stemming de aanbeveling dat uw commissie als commissie ten principale bovengenoemd voorstel overeenkomstig artikel 87 in behandeling neemt.
Met vriendelijke groet,
Bijlage
BIJLAGE : ADVIES VAN DE ADVIESGROEP VAN DE JURIDISCHE DIENSTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE
|
ADVIESGROEP VAN DE JURIDISCHE DIENSTEN |
|
Brussel, 1 oktober 2013
ADVIES
AAN HET EUROPEES PARLEMENT
DE RAAD
DE COMMISSIE
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad (herschikking)
COM(2013)0311 final van 31.5.2013 – 2013/0162(COD)
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten, en met name punt 9 daarvan, is de uit de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bestaande adviesgroep op 4 juli 2013 bijeengekomen om onder meer bovengenoemd voorstel van de Commissie te behandelen.
Tijdens deze bijeenkomst is het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot herschikking van Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, behandeld[1] en is de adviesgroep in onderlinge overeenstemming tot de onderstaande conclusies gekomen.
1) Wat de toelichting betreft, diende deze, om volledig in overeenstemming te zijn met de desbetreffende voorschriften van het Interinstitutioneel Akkoord, nauwkeurig aan te geven welke bepalingen van het vorige besluit in het voorstel ongewijzigd blijven, zoals bepaald in punt 6 (a) (iii), van dit Akkoord.
2) In het voorstel voor een herschikking hadden de volgende tekstgedeelten moeten zijn aangeduid door middel van de grijze markering die over het algemeen gebruikt wordt voor inhoudelijke wijzigingen:
- in overweging 4 worden de tweede, derde en vierde zin van de vierde overweging van Richtlijn 93/7/EEG. De betreffende zinnen luiden: "dat de toepassing van deze regeling zo eenvoudig en zo doeltreffend mogelijk dient te zijn; dat het, om de samenwerking in verband met de teruggave te vergemakkelijken, nodig is de werkingssfeer van deze regeling te beperken tot voorwerpen die tot gemeenschappelijke categorieën van cultuurgoederen behoren; dat de bijlage bij deze richtlijn bijgevolg geen omschrijving beoogt van de goederen die als «nationaal bezit» in de zin van artikel 36 dienen te worden beschouwd, maar er alleen toe strekt de categorieën goederen vast te stellen die in aanmerking komen om als zodanig te worden beschouwd en uit dien hoofde het voorwerp van een teruggaveprocedure in de zin van deze richtlijn kunnen vormen;"
– in artikel 7, lid 1, de invoeging van de woorden "centrale autoriteit van de";
– in artikel 9, de schrapping van de woorden "dat hij ervan overtuigd is" en de toevoeging van de woorden "bewijst dat hij".
Na behandeling van het voorstel heeft de adviesgroep dan ook met algemene stemmen kunnen concluderen dat het voorstel geen inhoudelijke wijziging bevat behalve die welke als zodanig in de tekst of in onderhavig advies zijn aangegeven. Voor wat betreft de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van het eerdere besluit en genoemde inhoudelijke wijzigingen heeft de adviesgroep voorts geconcludeerd dat het voorstel louter een codificatie van de bestaande tekst is, zonder inhoudelijke wijziging van de besluiten waarop het betrekking heeft.
C. PENNERA H. LEGAL L. ROMERO REQUENAJuridisch adviseur
Juridisch adviseur Directeur-generaal
- [1] De adviesgroep bestudeerde de Duitse, Engelse en Franse versie van het voorstel en is daarbij uitgegaan van de Franse versie, de oorspronkelijke versie van de te behandelen tekst.
PROCEDURE
Titel |
Teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (herschikking) |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2013)0311 – C7-0147/2013 – 2013/0162(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
28.5.2013 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
CULT 10.6.2013 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
JURI 10.6.2013 |
JURI 10.6.2013 |
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Marie-Christine Vergiat 25.6.2013 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
17.9.2013 |
27.11.2013 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
21.1.2014 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
24 1 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Zoltán Bagó, Malika Benarab-Attou, Piotr Borys, Jean-Marie Cavada, Silvia Costa, Mary Honeyball, Petra Kammerevert, Morten Løkkegaard, Emma McClarkin, Emilio Menéndez del Valle, Martina Michels, Marek Henryk Migalski, Katarína Neveďalová, Chrysoula Paliadeli, Monika Panayotova, Marietje Schaake, Marco Scurria, Hannu Takkula, László Tőkés, Helga Trüpel, Marie-Christine Vergiat, Sabine Verheyen, Milan Zver |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Ivo Belet, Nadja Hirsch, Seán Kelly, Georgios Papanikolaou, Joanna Katarzyna Skrzydlewska |
||||
Datum indiening |
28.1.2014 |
||||