VERSLAG Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's)
3.3.2014 - (COM(2013)0430 – C7‑0177/2013 – 2013/0202(COD)) - ***I
Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
Rapporteur: Frederic Daerden
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's)
(COM(2013)0430 – C7‑0177/2013 – 2013/0202(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0430),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 149 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0177/2013),
– gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de artikelen 55 en 37 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0072/2014),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een besluit Visum 1 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 149, |
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 149 en 14, | ||||||||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een besluit Visum 1 bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
Gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 29 en 36, | ||||||||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een besluit Overweging 1 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
(1) Op 17 juni 2010 keurde de Europese Raad19 het voorstel van de Commissie betreffende een Europa 2020-strategie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei20 goed. In zijn conclusies roept de Europese Raad ertoe op dat alle instrumenten en beleidsmaatregelen van de EU worden ingezet om de gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken en verzoekt hij de lidstaten beter gecoördineerde maatregelen te treffen. De openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s) spelen een centrale rol bij het behalen van de Europa 2020-doelstelling van een arbeidsparticipatie van 75 % voor vrouwen en mannen in de leeftijd van 20 tot 64 in 2020. |
(1) Op 17 juni 2010 keurde de Europese Raad19 het voorstel van de Commissie betreffende een Europa 2020-strategie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei20 goed. De Europese Raad was voorstander van volledige aanwending van de geschikte EU-instrumenten en het EU-beleid voor de ondersteuning van het bereiken van de gemeenschappelijke doelstellingen en nodigde de lidstaten uit tot het intensiveren van de gecoördineerde acties. De openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s) spelen een centrale rol bij het behalen van de Europa 2020-doelstelling van een arbeidsparticipatie van 75 % voor vrouwen en mannen in de leeftijd van 20 tot 64 in 2020, met name door het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. | ||||||||||||||||||
__________________ |
__________________ | ||||||||||||||||||
19 Nr: EUCO 13/10 van 17 juni 2010. |
19 Nr: EUCO 13/10 van 17 juni 2010. | ||||||||||||||||||
20 Mededeling van de Commissie, Europa 2020, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, COM(2010)2020 van 3 maart 2010. |
20 Mededeling van de Commissie, Europa 2020, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, COM(2010)2020 van 3 maart 2010. | ||||||||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een besluit Overweging 2 bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
(2 bis) Openbare diensten voor arbeidsvoorziening zijn diensten van algemeen economisch belang en vallen als zodanig onder de toepassing van artikel 14 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 36 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Voorts bepaalt artikel 29 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dat "eenieder recht heeft op toegang tot kosteloze arbeidsbemiddeling"; | ||||||||||||||||||
Amendement 5 Voorstel voor een besluit Overweging 4 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
(4) Voor deze aanbevelingen zou het gunstig zijn als zij nader zouden worden ondersteund door een verbeterde, op wetenschappelijk bewijs gestoelde, terugkoppeling over de geslaagde tenuitvoerlegging van beleid en de samenwerking tussen de ODA’s van de lidstaten. Hiervoor moet het ODA-netwerk dat krachtens dit besluit wordt opgericht concrete initiatieven uitvoeren, zoals gemeenschappelijke, op wetenschappelijk bewijs gestoelde benchmarkingsystemen, overeenkomstige activiteiten voor wederzijds leren, wederzijdse bijstand tussen leden van het netwerk en de tenuitvoerlegging van strategische acties voor de modernisering van ODA’s. De specifieke kennis van het netwerk en zijn afzonderlijke leden moet ook worden gebruikt om, op verzoek van de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO) en het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO), bewijs te leveren voor de ontwikkeling van werkgelegenheidsbeleid. |
(4) Voor deze aanbevelingen zou het gunstig zijn als zij nader zouden worden ondersteund door een verbeterde, op wetenschappelijk bewijs gestoelde, terugkoppeling over de geslaagde tenuitvoerlegging van beleid en de samenwerking tussen de ODA’s van de lidstaten. Hiervoor moet het ODA-netwerk dat krachtens dit besluit wordt opgericht concrete initiatieven uitvoeren, zoals gemeenschappelijke, op wetenschappelijk bewijs gestoelde benchmarkingsystemen, overeenkomstige activiteiten voor wederzijds leren, wederzijdse bijstand tussen leden van het netwerk en de tenuitvoerlegging van strategische acties voor de modernisering van ODA’s. De specifieke kennis van het netwerk en zijn afzonderlijke leden moet ook worden gebruikt om, op verzoek van de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO), het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO) en de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (EMPL) van het Europees Parlement, bewijs te leveren voor de ontwikkeling van de werkgelegenheidsmaatregelen die specifiek nodig zijn ter bestrijding van de hoge werkloosheid onder kwetsbare groepen en jongeren in het bijzonder. | ||||||||||||||||||
Amendement 6 Voorstel voor een besluit Overweging 5 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 7 Voorstel voor een besluit Overweging 6 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
(6) Het ODA-netwerk dat krachtens dit besluit wordt opgericht, moet nauw samenwerken met EMCO op basis van artikel 150 VWEU en aan de werkzaamheden van het Comité bijdragen als verstrekker van feitelijk bewijs en verslagen over de tenuitvoerlegging van beleid. Bijdragen van het ODA-netwerk aan de Raad worden aangeboden via EMCO. In het bijzonder de gecombineerde kennis van het ODA-netwerk over leveringsaspecten van het werkgelegenheidsbeleid en de vergelijkende analyse van ODA's kan beleidsmakers op zowel nationaal als Unie-niveau van nut zijn bij de beoordeling en het ontwerp van werkgelegenheidsbeleid. |
(6) Het ODA-netwerk dat krachtens dit besluit wordt opgericht, moet op basis van artikel 150 VWEU nauw samenwerken met het EMCO, en vooral met de respectieve secretariaten daarvan, en aan de werkzaamheden van het Comité bijdragen als verstrekker van feitelijk bewijs en verslagen over de tenuitvoerlegging van beleid. Het EMCO doet de bijdragen van het ODA-netwerk als zodanig toekomen aan het Parlement en de Raad, eventueel vergezeld van opmerkingen. In het bijzonder de gecombineerde kennis van het ODA-netwerk over leveringsaspecten van het werkgelegenheidsbeleid en de vergelijkende analyse van ODA's kan beleidsmakers op zowel nationaal als Unie-niveau van nut zijn bij de beoordeling en het ontwerp van werkgelegenheidsbeleid, in die zin dat zij de landenspecifieke doelstellingen kan helpen verwezenlijken en de arbeidsparticipatie kan stimuleren door oplossingen aan te reiken voor het probleem van onvervulde vacatures. Het EMCO houdt ook het ODA-netwerk op de hoogte van zijn activiteiten. | ||||||||||||||||||
Amendement 8 Voorstel voor een besluit Overweging 6 bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 9 Voorstel voor een besluit Overweging 7 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 10 Voorstel voor een besluit Overweging 7 bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 11 Voorstel voor een besluit Overweging 8 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement
| ||||||||||||||||||
(8) Het ODA-netwerk moet de samenwerking tussen zijn leden versterken, gezamenlijke initiatieven ontwikkelen die zijn gericht op de uitwisseling van informatie en beste praktijken op alle gebieden waarop de ODA's zich richten, vergelijkende analyse en advies, evenals de bevordering van innovatieve benaderingen bij het verlenen van werkgelegenheidsdiensten. Met de oprichting van dit netwerk is een inclusieve, op wetenschappelijk bewijs gestoelde en prestatiegerichte vergelijking mogelijk van alle ODA's, waardoor identificatie van beste praktijken mogelijk wordt gemaakt. Met deze resultaten moeten de leden van het netwerk in staat zijn om het ontwerp en de verlening van werkgelegenheidsdiensten binnen hun specifieke verantwoordelijkheden vorm te geven. De initiatieven die door het netwerk worden uitgevoerd, moeten de effectiviteit van ODA's verbeteren en een efficiëntere besteding van overheidsgelden mogelijk maken. |
(8) Het ODA-netwerk moet de samenwerking tussen zijn leden versterken, gezamenlijke initiatieven ontwikkelen die zijn gericht op de uitwisseling van informatie en beste praktijken op alle gebieden waarop de ODA's zich richten, vergelijkende analyse en advies, evenals de bevordering van innovatieve benaderingen bij het verlenen van werkgelegenheidsdiensten. Met de oprichting van dit netwerk is een inclusieve, op wetenschappelijk bewijs gestoelde en prestatiegerichte vergelijking mogelijk van alle ODA's, waardoor identificatie van beste praktijken en werkstructuren bij de diensten voor arbeidsvoorziening in de lidstaten mogelijk wordt gemaakt. Met deze resultaten moeten de leden van het netwerk in staat zijn om het ontwerp en de verlening van werkgelegenheidsdiensten binnen hun specifieke verantwoordelijkheden vorm te geven en er aldus voor te zorgen dat de vaardigheden en kwalificaties van werkzoekenden beter worden afgestemd op de werkgeversbehoeften. De initiatieven die door het ODA-netwerk worden uitgevoerd, moeten de effectiviteit van ODA's verbeteren en een efficiëntere besteding van overheidsgelden mogelijk maken. Tevens zou het ODA-netwerk moeten samenwerken met particuliere diensten voor arbeidsvoorziening.
| ||||||||||||||||||
Amendement 12 Voorstel voor een besluit Overweging 10 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 13 Voorstel voor een besluit Overweging 10 bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
(10 bis) Om de gezamenlijke werkzaamheden van ODA's zo goed mogelijk te kunnen afstemmen op de reële arbeidsmarktsituatie, moet Eurostat tijdig kunnen beschikken over de actuele werkloosheidscijfers op NUTS 3-niveau. | ||||||||||||||||||
Amendement 14 Voorstel voor een besluit Artikel 1 – Titel | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 15 Voorstel voor een besluit Artikel 1 – lid 1 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 16 Voorstel voor een besluit Artikel 1 – leden 2 en 3 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
a) de door de lidstaten voorgedragen openbare diensten voor arbeidsvoorziening, en |
a) de door de respectieve lidstaten voorgedragen openbare diensten voor arbeidsvoorziening, en | ||||||||||||||||||
b) de Europese Commissie
|
b) de Europese Commissie
| ||||||||||||||||||
Lidstaten met autonome regionale openbare diensten voor arbeidsvoorziening zorgen ervoor dat deze adequaat vertegenwoordigd zijn in de specifieke initiatieven van het netwerk. |
Lidstaten met autonome lokale of regionale openbare diensten voor arbeidsvoorziening zorgen ervoor dat deze adequaat vertegenwoordigd zijn in de specifieke initiatieven van het netwerk en de bevoegde overheidsinstantie aanwijzen die verantwoordelijk is voor de oprichting en het beheer van de ODA. Wanneer het om grondwettelijke redenen niet mogelijk is slechts één overheidsinstantie aan te wijzen, wijst de lidstaat de daarvoor bevoegde overheidsinstanties aan. Elke lidstaat heeft één stem in het netwerk, ongeacht het aantal aangewezen lokale of regionale diensten voor arbeidsbemiddeling. De vertegenwoordigers van de nationale openbare diensten voor arbeidsvoorziening moeten alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat de standpunten en ervaringen van lokale en regionale overheden worden meegenomen in de activiteiten van het netwerk, en om deze lokale en regionale overheden op de hoogte te houden van de activiteiten van het netwerk. | ||||||||||||||||||
Amendement 17 Voorstel voor een besluit Artikel 1 bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 18 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 1 – letter a | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
a) de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei en de hoofddoelen daarvan, in het bijzonder de doelen betreffende werkgelegenheid; |
a) de tenuitvoerlegging van relevante beleidsmaatregelen van de Unie, met inbegrip van de Europa 2020-strategie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei en de hoofddoelen daarvan, in het bijzonder de doelen betreffende werkgelegenheid, en wel door meer samenwerking bij specifieke initiatieven ter modernisering van de ODA's; | ||||||||||||||||||
Amendement 19 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 1 – letter a bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
a) de ondersteuning van de meest kwetsbare groepen in de samenleving waaronder de werkloosheid hoog is, met name oudere werknemers en jonge NEET's, middels monitoring en ondersteuning van de implementatie van initiatieven zoals de Jeugdgarantie; | ||||||||||||||||||
Amendement 20 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 1 – letter a ter (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
a ter) de bevordering van behoorlijke en duurzame banen; | ||||||||||||||||||
Amendement 21 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – alinea 1 – letter b | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
b) de betere werking van de arbeidsmarkten in de EU; |
b) de betere werking van de arbeidsmarkten in de EU door de prestaties van openbare diensten voor arbeidsbemiddeling aan relevante ijkpunten af te meten; | ||||||||||||||||||
Amendement 22 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 1 — letter b bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 23 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 1 – letter c | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
c) de betere integratie van arbeidsmarkten; |
c) de vaststelling van optimale praktijken en de betere integratie van arbeidsmarkten; | ||||||||||||||||||
Amendement 24 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 1 – letter d | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
d) verhoogde geografische en beroepsmobiliteit; |
d) verhoogde vrijwillige geografische en beroepsmobiliteit, zonder sociale dumping, overeenkomstig de desbetreffende EU-wetgeving; | ||||||||||||||||||
Amendement 25 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 1 – letter e bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
e bis) verhoogde betrokkenheid van de lidstaten bij "benchlearning" met het oog op een betere implementatie van succesvolle optimale praktijken; | ||||||||||||||||||
Amendement 26 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 1 – letter e ter (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
e ter) het opsporen van vaardigheidslacunes en het verstrekken van informatie over de omvang en locatie daarvan; | ||||||||||||||||||
Amendement 27 Voorstel voor een besluit Artikel 2 – lid 1 – letter e quater (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
e quater) de evaluatie en beoordeling, zodat op korte termijn de nodige beleidsmatige arbeidsmarktinitiatieven kunnen worden ontwikkeld; | ||||||||||||||||||
Amendement 28 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – letter a | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
a) Ontwikkelen en ten uitvoer leggen van Europa-brede, op wetenschappelijk bewijs gestoelde benchmarkingsystemen tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening op basis van het gebruik van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren voor de beoordeling van de prestaties van ODA's en voor het verzamelen van informatie met het oog op de ontwikkeling van een geschikt mechanisme voor wederzijds leren. Tevens neemt het netwerk actief deel aan de uitvoering van deze activiteiten door gegevens, kennis en praktijken te delen. |
a) Ontwikkelen en ten uitvoer leggen van Europa-brede, op wetenschappelijk bewijs gestoelde benchlearningsystemen tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening op basis van het gebruik van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren voor de beoordeling van de prestaties van ODA's en voor het verzamelen van informatie uit alle lidstaten met het oog op de ontwikkeling van een geschikt mechanisme voor wederzijds leren. Tevens neemt het netwerk actief deel aan de tenuitvoerlegging van deze activiteiten door gegevens, kennis en optimale praktijken te delen. Het doel mag nooit zijn om een "rangschikkingssysteem" voor de prestaties van ODA's in te stellen, maar om leerprocessen op basis van een gemeenschappelijke methodiek te faciliteren. | ||||||||||||||||||
|
(De met dit amendement beoogde vervanging van het begrip "benchmarking" door "benchlearning" geldt voor de gehele tekst.) | ||||||||||||||||||
Amendement 29 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – letter c | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
c) Aannemen en ten uitvoer leggen van een concept voor de modernisering en versterking van ODA’s op de belangrijkste gebieden. |
c) Aannemen en ten uitvoer leggen van een concept voor de modernisering en versterking van ODA’s op de belangrijkste gebieden conform de bredere sociale doelstellingen en bevordering van gezamenlijk leren en verbetering van de capaciteit en efficiency van de dienstverlening. | ||||||||||||||||||
Amendement 30 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – letter d | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
d) Opstellen van verslagen op het gebied van werkgelegenheid op verzoek van de Raad of de Commissie of op eigen initiatief. |
d) Opstellen van verslagen op het gebied van werkgelegenheid op verzoek van de Raad, de Commissie of het Europees Parlement dan wel op eigen initiatief. | ||||||||||||||||||
Amendement 31 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – letter e | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
e) Bijdragen aan de tenuitvoerlegging van beleidsinitiatieven op het gebied van werkgelegenheid. |
e) Bijdragen aan de tenuitvoerlegging van werkgelegenheidsbeleids- en sociaalpolitieke initiatieven. | ||||||||||||||||||
Amendement 32 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – letter f bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
f bis) Optimale praktijken ontwikkelen en uitwisselen voor het opsporen van zgn. NEET's (jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen baan hebben) en voor de ontwikkeling van initiatieven om te bewerkstelligen dat deze jongeren de vaardigheden verwerven die nodig zijn om de arbeidsmarkt te kunnen betreden en daar te blijven. | ||||||||||||||||||
Amendement 33 Voorstel voor een besluit Artikel 3 – lid 1 – letter f ter (nieuw) | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 34 Voorstel voor een besluit Artikel 3– lid 2 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst
|
Amendement | ||||||||||||||||||
2. Het netwerk stelt een verslagleggingsmechanisme vast met betrekking tot de initiatieven voorzien in artikel 3, lid 1, onder a) en b). Overeenkomstig deze bepaling doen de leden van het netwerk jaarlijks verslag aan het netwerk. |
2. Het netwerk stelt een verslagleggingsmechanisme vast met betrekking tot alle initiatieven vermeld in lid 1. Overeenkomstig deze bepaling doen de leden van het netwerk jaarlijks verslag aan het netwerk. | ||||||||||||||||||
Amendement 35 Voorstel voor een besluit Artikel 4 – lid 1 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
1. Het netwerk werkt samen met belanghebbenden op de arbeidsmarkt, waaronder andere verleners van werkgelegenheidsdiensten, door hen te betrekken bij relevante activiteiten en bijeenkomsten van het netwerk en door de uitwisseling van informatie en gegevens. |
1. Het netwerk werkt uitsluitend op eigen initiatief samen met belanghebbenden op de arbeidsmarkt, waaronder naargelang het geval sociale partners, organisaties die werklozen of kwetsbare groepen vertegenwoordigen, ngo's die actief zijn op werkgelegenheidsgebied, regionale en lokale overheden, het Europees netwerk voor levenslange beleidsoriëntatie, particuliere diensten voor arbeidsvoorziening en nationale arbeidsinspectiediensten, door hen te betrekken bij relevante activiteiten en bijeenkomsten van het netwerk en door de uitwisseling van informatie en gegevens. | ||||||||||||||||||
Amendement 36 Voorstel voor een besluit Artikel 5 – lid 1 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 37 Voorstel voor een besluit Artikel 5 – lid 3 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
3. Het bestuur neemt zijn reglement van orde aan bij unaniem besluit. Dit bevat, onder andere, de regelingen voor het nemen van besluiten door het bestuur, de bepalingen over de benoeming en de ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitters van het netwerk. Het bestuur neemt bij meerderheidsbeslissing het jaarlijkse werkprogramma aan, waaronder de instelling van werkgroepen en de taal van de netwerkbijeenkomsten, evenals het te publiceren jaarverslag van het netwerk. |
3. Het bestuur neemt zijn reglement van orde aan bij unaniem besluit. Dit bevat, onder andere, de regelingen voor het nemen van besluiten door het bestuur, de bepalingen over de benoeming en de ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitters van het netwerk. Het bestuur neemt bij meerderheidsbeslissing het jaarlijkse werkprogramma aan, waaronder de voorschriften voor de instelling van werkgroepen, de taal van de netwerkbijeenkomsten en de regels voor de bekendmaking van het jaarverslag van het netwerk. Dit verslag wordt toegezonden aan de Raad alsmede ter beoordeling aan de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement, en wordt gepubliceerd. | ||||||||||||||||||
Amendement 38 Voorstel voor een besluit Artikel 6 – alinea 1 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 39 Voorstel voor een besluit Artikel 7 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 40 Voorstel voor een besluit Artikel 8 – lid 5 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 41 Voorstel voor een besluit Artikel 9 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
Vier jaar na de inwerkingtreding ervan dient de Commissie een verslag in over de toepassing van dit besluit bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. In het verslag wordt in het bijzonder beoordeeld in welke mate het netwerk heeft bijgedragen aan het behalen van de in artikel 2 genoemde doelstellingen en of het aan zijn taken heeft voldaan. |
Twee jaar na de inwerkingtreding ervan dient de Commissie een verslag in over de toepassing van dit besluit bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. In het verslag wordt in het bijzonder beoordeeld in welke mate het netwerk heeft bijgedragen aan het behalen van de in artikel 2 genoemde doelstellingen en of het aan zijn taken heeft voldaan. In voorkomend geval dient de Commissie een voorstel tot herziening van dit besluit in. |
TOELICHTING
Onder invloed van de economische crisis en de werkloosheid die daarmee gepaard gaat, maar ook vanwege de veranderingen op de nationale arbeidsmarkten als gevolg van technologische ontwikkelingen en de wisselende behoeften aan arbeidskrachten of van de veranderingen in loopbaanstructuur (mobiliteit tussen bedrijfs- of geografische sectoren, loopbaanonderbrekingen en -hervattingen), zijn ook de taken en werkmethoden van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening veranderd.
Doordat de lidstaten zich ertoe hebben verbonden hun economisch en werkgelegenheidsbeleid binnen de Unie beter te coördineren, moeten alle instrumenten die door de Unie kunnen worden ingezet om deze transformatie te begeleiden ook daadwerkelijk worden gemobiliseerd.
Zo vergelijken de lidstaten inmiddels in het kader van het Europees semester bijvoorbeeld – met name vanuit budgettair oogpunt – hun beleidsoriëntaties op werkgelegenheidsgebied, om te bepalen welk beleid zich voor elke lidstaat het best leent, al naargelang de economische situatie in eigen land en in de andere lidstaten, een en ander ter bereiking van de in het kader van de EU 2020-strategie te verwezenlijken streefcijfers (75% arbeidsparticipatie voor de bevolkingsgroep van 20 tot 64 jaar).
Maar afgezien van de strategische keuze voor het ene overheidsbeleid dan wel voor het andere, kan worden gesteld dat de correcte uitvoering van het beleid een essentieel criterium is om te bepalen in hoeverre het geslaagd is, en het is juist daar dat de openbare diensten voor arbeidsvoorziening een beslissende rol spelen.
De rapporteur is dan ook ingenomen met het initiatief van de Europese Commissie om dit reeds bestaande netwerk van vertegenwoordigers van de nationale openbare diensten voor arbeidsvoorziening tot een officiële instantie te verheffen, zodat zij vanuit die positie op basis van precieze cijfers de effectiviteit van de door hen in hun lidstaten op de arbeidsmarkt te implementeren maatregelen kunnen vergelijken.
Op basis van die vergelijking kunnen de sterke en zwakke punten van deze of gene maatregel door de respectieve leden objectief worden vergeleken en in hun resultaten worden verwerkt met het oog op de verdere voltooiing van hun taken.
De rapporteur ziet verschillende mogelijkheden om deze vorm van samenwerking nog verder te verbeteren:
• de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, de bevordering van duurzame werkgelegenheid en de strijd tegen sociale dumping moeten worden uitgebreid met een aantal specifieke doelstellingen;
• de sociale partners en de nationale diensten voor arbeidsbemiddeling moeten hierbij ook worden betrokken;
• er moet ook recht worden gedaan aan de specifieke competenties waarover de respectieve lidstaten beschikken.
Afgezien van deze fundamentele aspecten, is de rapporteur van mening dat de goedkeuring van dit besluit niet zo snel haar beslag zal krijgen dat het instrument nog vóór 1 januari 2014 effectief in werking kan worden gesteld, maar zal hij zich ervoor beijveren dat het zo snel mogelijk wordt aangenomen. Bovendien zal hij alle tekstonderdelen zodanig aanpassen dat zij aansluiten bij de overige rechts- of budgettaire grondslagen waarover nog wordt onderhandeld (PSCI/EASI).
ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN INZAKE DE RECHTSGRONDSLAG
Mevrouw Pervenche Berès
Voorzitter
Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
BRUSSEL
Betreft: Advies inzake de rechtsgrondslag van het voorstel voor een besluit betreffende verbeterde samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) (COM(2013)0430 - 2013/0202(COD))
Mevrouw de voorzitter,
Bij schrijven van 12 december 2013 heeft u overeenkomstig artikel 37 van het Reglement de Commissie juridische zaken om advies verzocht over de vraag of het niet aangewezen is artikel 14 VWEU als tweede rechtsgrondslag toe te voegen voor het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende verbeterde samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) (COM(2013)0430).
I. Algemene context
Op 16 juni 2013 heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd voor een besluit betreffende verbeterde samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (COM (2013)0430, "het besluit"), met artikel 149 VWEU als rechtsgrondslag.
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft als ten principale bevoegde commissie op 9 december 2013 haar verslag goedgekeurd, inclusief het door rapporteur Frédéric Daerden ingediende amendement 1, dat strekt tot toevoeging van artikel 14 VWEU als tweede rechtsgrondslag.
Bij schrijven van 12 december 2013 vroeg de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken de Commissie juridische zaken om advies als bedoeld in artikel 37 van het Reglement over de juistheid van deze rechtsgrondslag, en meer specifiek:
· over de vraag of artikel 149 VWEU de enige juiste rechtsgrondslag is, en
· over de vraag of de artikelen 149 en 14 VWEU als gezamenlijke rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit kunnen dienen.
II. Het voorstel
Het voorstel heeft tot doel de samenwerking tussen de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s) van de lidstaten te versterken. ODA’s zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van een actief arbeidsmarktbeleid en het verlenen van diensten voor arbeidsvoorziening in het openbaar belang. Zij ressorteren onder de desbetreffende ministeries, openbare organen of organisaties die onder het publiekrecht vallen. Het versterken van de samenwerking tussen ODA’s in de EU is erkend als een cruciaal element voor het bereiken van de werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie. Volgens de toelichting bij het voorstel gaat het hier om een stimuleringsmaatregel overeenkomstig artikel 149.
III. De voorgestelde rechtsgrondslagen
De Commissie stelt als enige rechtsgrond voor het besluit artikel 149 VWEU voor. Dit artikel luidt als volgt:
Het Europees Parlement en de Raad kunnen volgens de gewone wetgevingsprocedure, na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, stimuleringsmaatregelen aannemen die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun werkgelegenheidsbeleid te ondersteunen door middel van initiatieven ter ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken, verstrekking van vergelijkende analyses en advies, alsmede bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen, in het bijzonder door gebruik te maken van proefprojecten.
In het door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken goedgekeurde verslag wordt toevoeging van een tweede rechtsgrondslag bepleit, namelijk artikel 14 VWEU. Dit artikel luidt als volgt:
Onverminderd artikel 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 93, 106 en 107 van dit Verdrag en gezien de plaats die de diensten van algemeen economisch belang in de gemeenschappelijke waarden van de Unie innemen, alsook de rol die zij vervullen bij het bevorderen van sociale en territoriale samenhang, dragen de Unie en de lidstaten er, in het kader van hun onderscheiden bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van de Verdragen zorg voor dat deze diensten functioneren op basis van beginselen en, met name economische en financiële, voorwaarden die hen in staat stellen hun taken te vervullen. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen deze beginselen en voorwaarden vast, onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om, met inachtneming van de Verdragen, dergelijke diensten te verstrekken, te laten verrichten en te financieren.
III. Jurisprudentie
Krachtens vaste rechtspraak moet de keuze van de rechtsgrondslag van een gemeenschapshandeling berusten op objectieve, voor rechterlijke toetsing vatbare gegevens, waartoe met name het doel en de inhoud van de handeling behoren[1].
In beginsel dient een maatregel te zijn gebaseerd op slechts één rechtsgrondslag. Wanneer een maatregel van de Unie een tweeledig doel blijkt te dienen of uit twee componenten blijkt te bestaan die elk onder het toepassingsgebied van een andere rechtsgrond vallen en waarbij het ene als hoofddoel of als voornaamste component wordt opgevat en het andere slechts van bijkomstig belang is, moet de maatregel worden gebaseerd op slechts één enkele rechtsgrond, namelijk die welke voor het hoofddoel of het hoofdelement is vereist[2].
Een dubbele rechtsgrondslag kan alleen worden gebruikt wanneer een maatregel tegelijkertijd een aantal doelstellingen of meerdere onderling verbonden componenten heeft, waarbij niet één doelstelling of component secundair en indirect is in verhouding tot de andere[3] , onder de voorwaarde dat de procedures die voor de respectieve rechtsgrondslagen zijn voorzien, niet onverenigbaar zijn.[4]
V. Analyse van het voorstel voor een besluit betreffende verbeterde samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening.
Om uit te maken wat in dit geval de rechtsgrondslag moet zijn, moet gekeken worden naar het doel en de inhoud van de handeling. Het wetgevingsvoorstel is bedoeld als stimuleringsmaatregel die de samenwerking tussen de ODA’s van de lidstaten moet versterken. Met dit voorstel wordt gestreefd naar uitbreiding, versterking en consolidatie van lopende initiatieven die aan alle ODA's ten goede komen.
Hiertoe wordt voorgesteld een meer geformaliseerd ODA-netwerk op te richten dat allerlei initiatieven moet uitvoeren in de vorm van stimuleringsmaatregelen die zijn ontworpen om de samenwerking tussen lidstaten op het gebied van werkgelegenheid te verbeteren. Een dergelijke structuur is de voorwaarde voor de verhoging van het potentieel van het netwerk om bij te dragen aan de ontwikkeling van innovatieve, wetenschappelijk onderbouwde beleidsimplementatiemaatregelen in overeenstemming met de doelstellingen van Europa 2020. Ook kan het de uitvoering van arbeidsmarktprojecten faciliteren die worden gefinancierd door het Europees Sociaal Fonds (ESF).
Artikel 149 VWEU biedt een rechtsgrondslag voor stimuleringsmaatregelen die de samenwerking tussen de lidstaten op werkgelegenheidsgebied moeten aanmoedigen. De procedure voor deze rechtsgrondslag is de gewone wetgevingsprocedure. In zoverre behelzen doel en inhoud van het besluit een duidelijke invulling van artikel 149 VWEU, reden waarom dit dan ook de juiste rechtsgrondslag is voor het besluit.
Artikel 14 VWEU heeft betrekking op diensten van algemeen economisch belang in het algemeen. De toevoeging van dit artikel als tweede rechtsgrondslag wordt ook ondersteund door amendement 2, dat door de rapporteur is ingediend, en dat verwijst naar artikel 36 van het Handvest van de grondrechten, dat als volgt luidt:
De Unie erkent en eerbiedigt de toegang tot diensten van algemeen economisch belang zoals deze is geregeld in de nationale wetgevingen en praktijken, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, teneinde de sociale en territoriale samenhang van de Unie te bevorderen.
Hier moet worden opgemerkt dat het EU-Handvest van de grondrechten niet kan dienen als rechtsgrondslag.
De procedure voor vaststelling van maatregelen ex artikel 14 is de gewone wetgevingsprocedure, hetgeen op zichzelf verenigbaar zou zijn met artikel 149 VWEU. Niettemin moet hier worden onderstreept dat artikel 14 VWEU uitdrukkelijk spreekt van nadere invulling door middel van verordeningen, terwijl het hier gaat om een besluit. Artikel 14 VWEU kan daarom niet als rechtsgrondslag voor de voorgestelde handeling dienen tenzij die handeling anders zou worden ingekleed.
Inhoudelijk gezien kan er geen twijfel over bestaan dat de openbare diensten voor arbeidsvoorziening waarop het besluit betrekking heeft, diensten van algemeen economisch belang zijn in de zin van artikel 14 VWEU. Dit wordt in het voorstel ook geenszins in twijfel getrokken. Artikel 14 VWEU is bedoeld om de beginselen, en met name de economische en financiële voorwaarden vast te stellen volgens welke deze diensten functioneren, zodat deze in staat zijn hun taken te vervullen, onverminderd de fundamentele bevoegdheid van de lidstaten op dit terrein.
De conclusie moet dus luiden dat artikel 14 VWEU een ander doel dient dan de samenwerkingsnetwerken of stimuleringsmaatregelen waarop dit besluit betrekking heeft. Aangezien artikel 149 VWEU al een specifieke rechtsgrondslag biedt voor stimuleringsmaatregelen zoals die in dit besluit worden voorgesteld, is het niet nodig en, gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie, ook niet terecht om een tweede rechtsgrondslag voor het besluit toe te voegen, aangezien artikel 149 het voorgestelde besluit volledig bestrijkt.
VI. Conclusie en aanbevelingen
De Commissie juridische zaken heeft deze aangelegenheid behandeld op haar vergadering van 21 januari 2014. Op deze vergadering heeft zij dan ook unaniem[5] , met 22 stemmen, besloten om aan te bevelen dat artikel 149 VWEU de enig juiste en enige rechtsgrondslag behoort te zijn voor het voorstel voor een besluit betreffende verbeterde samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening.
Hoogachtend,
Klaus-Heiner Lehne
- [1] Zaak C-440/05 Commissie vs Raad Jurispr. 2007 I-9097.
- [2] Zaak C-137/12, Commissie vs. Raad, arrest (Grote kamer) van 22 oktober 2013, punt 53.
- [3] Zaak C411/06, Commissie vs. Parlement en Raad, Jurispr. 2009, blz. I-07585, punt 47.
- [4] Zaak C-300/89 Commissie/ Raad ("titaandioxydeafval"), Jurispr. 1991, blz. I-2867, punten 17-25. 17-25.
- [5] Bij de stemming waren aanwezig: Raffaele Baldassarre (ondervoorzitter), Sebastian Valentin Bodu (ondervoorzitter), Françoise Castex (ondervoorzitter), Christian Engström, Marielle Gallo, Giuseppe Gargani, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Eduard-Raul Hellvig, Klaus-Heiner Lehne (voorzitter), Eva Lichtenberger, Antonio López-Istúriz White, Antonio Masip Hidalgo, Evelyn Regner (ondervoorzitter), Dagmar Roth-Behrendt, Francesco Enrico Speroni, Rebecca Taylor, József Szájer, Alexandra Thein, Axel Voss, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka.
PROCEDURE
Titel |
Nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2013)0430 – C7-0177/2013 – 2013/0202(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
17.6.2013 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
EMPL 1.7.2013 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
BUDG 1.7.2013 |
|
|
|
|
Geen advies Datum besluit |
BUDG 27.6.2013 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Frederic Daerden 12.6.2013 |
|
|
|
|
Betwisting rechtsgrond Datum JURI-advies |
JURI 21.1.2014 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
10.10.2013 |
26.11.2013 |
5.12.2013 |
|
|
Datum goedkeuring |
9.12.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
38 0 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Regina Bastos, Heinz K. Becker, Jean-Luc Bennahmias, Phil Bennion, Pervenche Berès, Vilija Blinkevičiūtė, Philippe Boulland, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Emer Costello, Frédéric Daerden, Philippe De Backer, Sari Essayah, Marian Harkin, Nadja Hirsch, Stephen Hughes, Danuta Jazłowiecka, Ádám Kósa, Jean Lambert, Patrick Le Hyaric, Verónica Lope Fontagné, Olle Ludvigsson, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Csaba Őry, Siiri Oviir, Konstantinos Poupakis, Sylvana Rapti, Elisabeth Schroedter, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Jutta Steinruck, Ruža Tomašić, Traian Ungureanu, Inês Cristina Zuber |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Georges Bach, Sergio Gutiérrez Prieto, Richard Howitt, Anthea McIntyre, Evelyn Regner, Tatjana Ždanoka, Gabriele Zimmer |
||||
Datum indiening |
3.3.2014 |
||||