VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie
4.2.2014 - (COM(2013)0404 – C7‑0170/2013 – 2013/0185(COD)) - ***I
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Andreas Schwab
Rapporteur voor advies (*):
Bernhard Rapkay, Commissie juridische zaken
(*) Medeverantwoordelijke commissie – artikel 50 van het Reglement
PR_COD_1amCom
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie
(COM(2013)0404 – C7‑0170/2013 – 2013/0185(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0404),
– gezien artikel 294, lid 2, en de artikelen 103 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0170/2013),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité / Comité van de Regio's van 16 oktober 2013[1],
– gezien artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie juridische zaken en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A7-0089/2014),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.
Amendement 1
AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT[2]*
op het voorstel van de Commissie
---------------------------------------------------------
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 103 en 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie ▐,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[3],
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[4],
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn voorschriften van openbare orde en moeten in de gehele Unie op doelmatige wijze worden toegepast om ervoor te zorgen dat de mededinging op de interne markt niet wordt vervalst.
(2) De publieke handhaving van deze Verdragsbepalingen is in handen van de Commissie, die bevoegd is uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap[5] ▐. De artikelen 81 en 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn thans de artikelen 101 en 102 VWEU en zijn inhoudelijk identiek gebleven. De publieke handhaving is eveneens in handen van de nationale mededingingsautoriteiten, die de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1/2003 vermelde besluiten kunnen nemen.
(3) De artikelen 101 en 102 VWEU brengen rechtstreekse gevolgen teweeg in de betrekkingen tussen particulieren en doen voor de betrokken particulieren rechten en verplichtingen ontstaan die de nationale rechters moeten handhaven. De nationale rechterlijke instanties vervullen bij de toepassing van de mededingingsregels derhalve een even belangrijke taak (civiele handhaving). Zij beschermen de uit het Unierecht voortvloeiende subjectieve rechten door geschillen tussen particulieren te beslechten, bijvoorbeeld door aan de slachtoffers van inbreuken schadevergoeding toe te kennen. De volle werking van de artikelen 101 en 102 VWEU, in het bijzonder het nuttige effect van het daarin neergelegde verbod, vereist dat eenieder – zowel individuen, met inbegrip van consumenten en ondernemingen, als overheidsinstanties – voor de nationale rechter vergoeding kan vorderen voor schade die hem door een inbreuk op die bepalingen is berokkend. Dit Unierecht op schadevergoeding is eveneens van toepassing op inbreuken op de artikelen 101 en 102 VWEU door openbare bedrijven of ondernemingen waaraan de lidstaten bijzondere of uitsluitende rechten verlenen in de zin van artikel 106 VWEU.
(4) Volgens het in het Unierecht verankerde recht op schadevergoeding voor inbreuken op het mededingingsrecht van de Unie en het nationaal mededingingsrecht moet elke lidstaat over procedurele regels beschikken die de effectieve uitoefening van dat recht garanderen. De behoefte aan doeltreffende procedurele middelen volgt ook uit het recht op een effectieve rechterlijke bescherming dat in artikel 47, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie[6]0 (het Handvest) en in artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is vastgelegd. De lidstaten moeten daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden verzekeren.
(4 bis) Schadevorderingen zijn slechts één onderdeel van een effectief systeem van civiele handhaving bij inbreuken op het mededingingsrecht, dat verder bestaat uit niet-gerechtelijke verhaalmogelijkheden, zoals procedures voor consensuele geschillenbeslechting of besluiten tot publieke handhaving om partijen ertoe aan te zetten een schadevergoeding aan te bieden.
(5) Om effectieve civiele handhaving naar burgerlijk recht en effectieve publieke handhaving door mededingingsautoriteiten te waarborgen, moet er een wisselwerking tussen beide instrumenten zijn om de effectiviteit van de mededingingsregels zoveel mogelijk te garanderen. Het is noodzakelijk om de coördinatie tussen beide op samenhangende wijze te regelen, bijvoorbeeld wat betreft de procedures om toegang te krijgen tot documenten die in het bezit van de mededingingsautoriteiten zijn. Door een dergelijke coördinatie op Unieniveau zal ook worden vermeden dat er verschillen zijn tussen de toepasselijke regels, wat de goede werking van de interne markt in gevaar zou kunnen brengen.
(6) Overeenkomstig artikel 26, lid 2, VWEU omvat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal gewaarborgd is. Er zijn opvallende verschillen tussen de regels die in de lidstaten gelden voor schadevorderingen wegens inbreuken op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie. Die verschillen doen onzekerheid ontstaan over de voorwaarden waarop benadeelde partijen hun uit het VWEU voortvloeiende recht op schadevergoeding kunnen uitoefenen en hebben een negatieve invloed op de materiële doeltreffendheid van dit recht. Aangezien benadeelde partijen eerder het gerecht in hun lidstaat van vestiging kiezen om een vergoeding te vorderen, leiden de verschillen tussen de nationale regels ▐ tot een ongelijk speelveld wat betreft schadevorderingen, wat de mededinging op de markten waarop die benadeelde partijen en de inbreukmakende ondernemingen actief zijn, ongunstig kan beïnvloeden.
(7) Ondernemingen die in verschillende lidstaten gevestigd en actief zijn, zijn onderworpen aan procedurele regels die de mate waarin zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor inbreuken op het mededingingsrecht aanzienlijk beïnvloeden. Die ongelijke handhaving van het in het Unierecht verankerde recht op schadevergoeding kan leiden tot een concurrentievoordeel voor ondernemingen die in strijd met de artikelen 101 en 102 VWEU hebben gehandeld, en kan de uitoefening van het recht om zich te vestigen en goederen of diensten te leveren ontmoedigen in de lidstaten waar het recht op schadevergoeding beter wordt gehandhaafd. Omdat de verschillen tussen de aansprakelijkheidsregelingen die in de lidstaten van toepassing zijn, zowel de mededinging als de goede werking van de interne markt ongunstig kunnen beïnvloeden, is het passend om de richtlijn te baseren op de dubbele rechtsgrondslag van de artikelen 103 en 114 VWEU.
(8) Het is daarom, in de wetenschap dat grootschalige inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht vaak grensoverschrijdend van aard zijn, noodzakelijk om een gelijker speelveld te garanderen voor ondernemingen die op de interne markt actief zijn en de voorwaarden te verbeteren waarop consumenten hun uit de interne markt voortvloeiende rechten kunnen uitoefenen. Het is ook aangewezen dat de rechtszekerheid wordt vergroot en de verschillen tussen de lidstaten worden verkleind wat betreft de nationale regels voor schadevorderingen wegens inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie en, indien dit parallel van toepassing is, op het nationale mededingingsrecht. Het onderling afstemmen van deze regels zal ook helpen te voorkomen dat grotere verschillen ontstaan tussen de regels van de lidstaten inzake schadevorderingen wegens inbreuk op de mededingingsregels.
(9) In artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 wordt het volgende bepaald: "Wanneer de mededingingsautoriteiten van de lidstaten of de nationale rechterlijke instanties nationaal mededingingsrecht toepassen op overeenkomsten, besluiten van ondernemersverenigingen of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de zin van artikel [101, lid 1], van het Verdrag welke de handel tussen de lidstaten in de zin van die bepaling kunnen beïnvloeden, passen zij tevens artikel [101] van het Verdrag toe op deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen. Wanneer de mededingingsautoriteiten van de lidstaten of de nationale rechterlijke instanties het nationale mededingingsrecht toepassen op door artikel [102] van het Verdrag verboden misbruiken, passen zij ook artikel [102] van het Verdrag toe." Voor de goede werking van de interne markt en in het bijzonder met het oog op een grotere rechtszekerheid en een gelijker speelveld voor ondernemingen en consumenten, is het passend dat het toepassingsgebied van deze richtlijn wordt uitgebreid naar schadevorderingen wegens inbreuken op het nationale mededingingsrecht wanneer dit overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 wordt toegepast. Het toepassen van divergerende regels inzake de civiele aansprakelijkheid voor inbreuken op de artikelen 101 en 102 VWEU en voor inbreuken op de nationale mededingingsregels die in dezelfde zaak en parallel met het mededingingsrecht van de Unie moeten worden toegepast, zou anders nadelig zijn voor de situatie van de eisers in dezelfde zaak en voor de omvang van hun schadeclaims, en de goede werking van de interne markt in de weg staan.
(10) Bij gebrek aan Unierecht vallen schadevorderingen onder de nationale regels en procedures van de lidstaten. Alle nationale regels betreffende de uitoefening van het recht op vergoeding voor door een inbreuk op artikel 101 of 102 VWEU veroorzaakte schade, daaronder begrepen de regels betreffende aspecten die niet in deze richtlijn worden behandeld, zoals het bestaan van een oorzakelijk verband tussen de inbreuk en de schade, moeten de beginselen van doeltreffendheid en gelijkwaardigheid in acht nemen. Dit betekent dat zij niet mogen worden geformuleerd of toegepast op een wijze die het buitensporig moeilijk of praktisch onmogelijk maakt om het door het VWEU gegarandeerde recht op schadevergoeding uit te oefenen. Evenmin mogen die regels worden geformuleerd of toegepast op een wijze die minder gunstig is dan de regels die voor vergelijkbare nationale schadevorderingen gelden.
(11) In deze richtlijn wordt het acquis communautaire betreffende het in het Unierecht verankerde recht op vergoeding van door een inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie veroorzaakte schade nog eens bevestigd, in het bijzonder wat betreft de hoedanigheid om een schadevordering in te stellen en de definitie van het begrip "schadevergoeding" volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en wordt niet vooruitgelopen op toekomstige ontwikkelingen. Eenieder die door een inbreuk schade heeft geleden, kan een vergoeding eisen voor het reële verlies (damnum emergens), voor de gederfde winst (lucrum cessans), alsmede de betaling van rente, onverminderd het bestaan of de omvang van de volgens nationaal recht erkende aanspraak op rente. Dit recht wordt erkend voor iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, zowel consumenten, ondernemingen als overheidsinstanties, ongeacht of er een directe contractuele verhouding met de inbreukmakende onderneming bestaat, en ongeacht of er vooraf door een mededingingsautoriteit een inbreuk is vastgesteld. Er mag niet worden voorzien in punitieve schadevergoeding of andere typen schadevergoedingen en sancties die leiden tot overcompensatie van het slachtoffer. Bij compensatie voor het verlies van een kans mag er niet van worden uitgegaan dat dit tot overcompensatie leidt.
(11 bis) Het is voor verweerders wenselijk een "voor-eens-en-altijd-schikking" te bereiken met het oog op het verminderen van de onzekerheid en buitensporige economische gevolgen die hun weerslag kunnen hebben op werknemers, leveranciers, onderaannemers en andere onschuldige partijen.
(12) Schadevorderingen wegens inbreuken op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie vereisen doorgaans een complexe feitelijke en economische analyse. Het bewijsmateriaal dat nodig is om een schadevordering te staven, is vaak enkel in het bezit van de tegenpartij of van derden, en is onvoldoende bekend bij en toegankelijk voor de eiser. Onder die omstandigheden kunnen strikte wettelijke voorwaarden voor eisende partijen om reeds bij de aanvang van een vordering in detail alle feiten van hun zaak uiteen te zetten en nauwkeurig gespecificeerde bewijsstukken ter staving over te leggen, de effectieve uitoefening van het door het VWEU gegarandeerde recht op schadevergoeding meer dan nodig belemmeren. Nationale rechters moeten bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van een schadevordering evenwel terdege nagaan of de rechten inzake de toegang tot bewijsmateriaal en de uit hoofde daarvan verkregen informatie niet zijn misbruikt.
(13) Bewijsmateriaal is een belangrijk element van schadevorderingen wegens inbreuk op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie ▐. Aangezien mededingingsgeschillen gekenmerkt worden door informatieasymmetrie, is het passend ervoor te zorgen dat benadeelde partijen het recht hebben toegang tot voor hun claim relevant bewijsmateriaal te krijgen. Om gelijke wapens te garanderen, moeten ook verweerders in schadevorderingen over die middelen beschikken, zodat zij de benadeelde partijen om de toegang tot bewijsmateriaal kunnen verzoeken. De nationale rechter kan ook derden gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal. Wanneer de nationale rechter de Commissie wil gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal, zijn het beginsel van loyale samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten (artikel 4, lid 3, VEU) en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 met betrekking tot verzoeken om inlichtingen van toepassing.
(14) Tot relevant bewijsmateriaal moet toegang worden verleend op bevel van de nationale rechter en onder strikte rechterlijke toetsing, met name ten aanzien van de noodzaak en de evenredigheid van de toegangsmaatregel. Uit het evenredigheidsbeginsel volgt dat het verzoek om toegang pas kan worden gehonoreerd wanneer een benadeelde partij op basis van redelijkerwijs beschikbaar feitenmateriaal heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden die door de verweerder werd veroorzaakt. ▐
(15) Er moet eveneens zorgvuldig worden nagegaan of aan de evenredigheidseis is voldaan wanneer door het verlenen van toegang de onderzoeksstrategie van een mededingingsautoriteit kan worden blootgelegd doordat bekend wordt welke documenten deel uitmaken van het dossier, of wanneer het verlenen van toegang negatieve gevolgen kan hebben voor de manier waarop ondernemingen met de mededingingsautoriteit samenwerken. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar het voorkomen van "visexpedities", d.w.z. het ongedifferentieerd verzoeken om de verstrekking van informatie of documenten in de hoop materiaal te vinden dat kan helpen bij het onderbouwen van een zaak.
(16) Wanneer de nationale rechter een bevoegde rechter in een andere lidstaat verzoekt een handeling tot het verkrijgen van bewijs te verrichten of een dergelijke handeling rechtstreeks in een andere lidstaat te mogen verrichten, zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad[7] van toepassing.
(17) Hoewel relevant bewijsmateriaal dat bedrijfsgeheimen of anderszins vertrouwelijke informatie bevat in beginsel voor schadevorderingen beschikbaar moet zijn, moet deze vertrouwelijke informatie op passende wijze beschermd worden. De nationale rechter moet daarom een beroep kunnen doen op een scala aan maatregelen om te voorkomen dat die vertrouwelijke informatie tijdens de procedure openbaar wordt gemaakt. Daarbij kan het gaan om het redigeren van gevoelige passages in documenten, behandeling met gesloten deuren, waardoor de groep personen die van het bewijsmateriaal kennis kan nemen beperkt wordt, en de opdracht aan deskundigen om samenvattingen van de informatie te maken met samenvoeging van individuele gegevens of in anderszins niet-vertrouwelijke vorm. Maatregelen ter bescherming van bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie mogen de uitoefening van het recht op schadevergoeding evenwel niet belemmeren.
(18) Willen de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten de artikelen 101 en 102 VWEU doeltreffend en coherent kunnen toepassen, dan is ten aanzien van de wisselwerking van de regels inzake toegang tot bewijsmateriaal en de manier waarop die artikelen door een mededingingsautoriteit worden gehandhaafd, een gemeenschappelijke aanpak over de hele Unie vereist. De toegang tot bewijsmateriaal mag geen afbreuk doen aan de doeltreffendheid van de handhaving van het mededingingsrecht door een mededingingsautoriteit. De beperkingen op de toegang tot bewijsmateriaal mogen mededingingsautoriteiten niet beletten hun besluiten overeenkomstig de toepasselijke regels van de Unie of nationale regels te publiceren.
(19) Clementieregelingen en schikkingsprocedures zijn belangrijke instrumenten voor de publieke handhaving van het mededingingsrecht van de Unie omdat deze bijdragen aan het opsporen, efficiënt vervolgen en bestraffen van de ernstigste inbreuken op het mededingingsrecht. Ondernemingen kunnen in deze context afgeschrikt worden om mee te werken indien zij door de toegang tot documenten die zij enkel voor dit doel hebben verstrekt, civiel aansprakelijk kunnen worden gesteld onder slechtere voorwaarden dan de overige inbreukmakers die niet met de mededingingsautoriteiten meewerken. Om ervoor te zorgen dat ondernemingen bereid zijn vrijwillig verklaringen af te leggen waarin zij, in het kader van een clementieregeling of een schikkingsprocedure, tegenover een mededingingsautoriteit hun betrokkenheid bij een inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie of het nationale mededingingsrecht erkennen, moeten dergelijke verklaringen worden uitgesloten van de toegang tot bewijsmateriaal.
(20) Daarnaast moet ten aanzien van de toegang een uitzondering gelden voor elke toegangsmaatregel die een lopend onderzoek van een mededingingsautoriteit betreffende een inbreuk op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie te sterk zou doorkruisen. Tot informatie die was voorbereid door een mededingingsautoriteit in de loop van haar procedure voor de handhaving van het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie (zoals een mededeling van punten van bezwaar) of door een bij die procedure betrokken partij (zoals antwoorden op verzoeken om informatie van de mededingingsautoriteit) zou daarom enkel toegang mogen worden verleend in schadevorderingen nadat de mededingingsautoriteit een inbreuk op de nationale mededingingsregels of de mededingingsregels van de Unie heeft vastgesteld of anderszins haar procedure heeft beëindigd.
(21) ▐ De nationale rechter moet in het kader van een schadevordering het verlenen van toegang kunnen gelasten van bewijsmateriaal dat los van de procedure van een mededingingsautoriteit bestaat ("reeds bestaande informatie").
(22) Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij het uitoefenen van zijn recht van verdediging in het kader van onderzoeken van een mededingingsautoriteit door toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit bewijsmateriaal verkrijgt, kan dit bewijsmateriaal gebruiken in het kader van een schadevordering waarbij hij partij is. Ook de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als rechtsopvolger in de rechten en verplichtingen is getreden, onder meer via verwerving van de vordering, kan dit bewijsmateriaal gebruiken. Indien het bewijsmateriaal werd verkregen door een rechtspersoon die deel uitmaakt van een concern dat voor de toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU één onderneming vormt, is het gebruik van dit bewijsmateriaal ook toegestaan voor de andere juridische entiteiten die tot dezelfde onderneming behoren.
(23) Het gebruik van bewijsmateriaal dat van een mededingingsautoriteit is verkregen, mag echter geen afbreuk doen aan de effectieve handhaving van het mededingingsrecht door die mededingingsautoriteit. ▐ Voorts mag bewijsmateriaal dat in het kader van het uitoefenen van het recht van verweer van een mededingingsautoriteit is verkregen, niet verhandeld worden. De mogelijkheid om bewijsmateriaal te gebruiken dat enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen, moet daarom worden beperkt tot de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die zijn recht van verweer uitoefende en zijn rechtsopvolgers, zoals vermeld in de vorige overweging. Deze beperking sluit echter niet uit dat een nationale rechter onder de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden het verlenen van toegang tot dit bewijsmateriaal kan gelasten.
(24) Het instellen van een schadevordering of het inleiden van een onderzoek door een mededingingsautoriteit houdt een risico in dat de betrokken ondernemingen bewijsmateriaal dat voor de benadeelde partijen nuttig is om een schadeclaim te staven, vernietigen of verbergen. Om de vernietiging van relevant bewijsmateriaal te voorkomen en ervoor te zorgen dat een rechterlijk bevel tot het verlenen van toegang wordt nageleefd, moet de nationale rechter voldoende afschrikkende sancties kunnen opleggen. Ten aanzien van de partijen bij de procedure kan het risico dat in verband met de schadevordering ongunstige conclusies worden getrokken, een bijzonder doeltreffende sanctie zijn en vertragingen voorkomen. Er moeten eveneens sancties voorhanden zijn voor niet-nakoming van de verplichtingen tot bescherming van vertrouwelijke informatie en voor misbruik van door het verlenen van toegang verkregen informatie. Evenzo moeten sancties voorhanden zijn indien informatie die bij de uitoefening van het recht van verweer met betrekking tot onderzoeken van een mededingingsautoriteit via toegang tot het dossier van deze mededingingsautoriteit is verkregen, misbruikt wordt in schadevorderingen.
(25) Overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 kunnen nationale rechterlijke instanties, wanneer zij artikel 101 of 102 VWEU toepassen op overeenkomsten, besluiten of gedragingen die reeds het voorwerp uitmaken van een besluit van de Commissie, geen beslissingen nemen die in strijd zijn met het door de Commissie vastgestelde besluit. Om de rechtszekerheid te vergroten, incoherentie bij de toepassing van die Verdragsbepalingen te vermijden, de doeltreffendheid en de proceseconomie bij schadevorderingen te verhogen en de werking van de interne markt voor ondernemingen en consumenten te bevorderen, mag een inbreuk op artikel 101 of 102 VWEU die in een definitief besluit van een nationale mededingingsautoriteit of een beroepsinstantie bewezen werd verklaard, evenmin ter discussie worden gesteld in schadevorderingen ten aanzien van dezelfde inbreuk, ongeacht of de vordering wordt ingesteld in de lidstaat van de betrokken mededingingsautoriteit of beroepsinstantie. Dit dient eveneens te gelden voor een besluit waarin werd geconcludeerd dat inbreuk is gemaakt op bepalingen van het nationale mededingingsrecht in gevallen waarbij het nationale mededingingsrecht en het mededingingsrecht van de Unie in dezelfde zaak en parallel worden toegepast. Dit effect van besluiten van nationale mededingingsautoriteiten en beroepsinstanties waarbij een inbreuk op de mededingingsregels wordt vastgesteld, dient van toepassing te zijn op het dispositief van het besluit en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Te dien einde moet de Commissie ervoor zorgen dat het mededingingsrecht van de Unie consistent wordt toegepast door op transparante wijze binnen het kader van het Europees mededingingsnetwerk (ECN) strikte begeleiding te verlenen aan de nationale mededingingsautoriteiten wat betreft hun besluiten. Dit laat de rechten en verplichtingen die voor de nationale rechter voortvloeien uit artikel 267 VWEU onverlet.
(26) Nationale regels inzake de aanvang, duur, schorsing of stuiting van verjaringstermijnen mogen geen onnodige belemmering vormen voor het instellen van schadevorderingen. Dit is van bijzonder belang voor schadevorderingen die zijn gesteund op de vaststelling door een mededingingsautoriteit of een beroepsinstantie van een inbreuk. Daartoe moet nog steeds een schadevordering kunnen worden ingesteld na afloop van een procedure van een mededingingsautoriteit om het nationale mededingingsrecht en het mededingingsrecht van de Unie te handhaven. De lidstaten moeten algemeen toepasselijke verjaringstermijnen kunnen handhaven of invoeren.
(27) Wanneer meerdere ondernemingen samen inbreuk maken op de mededingingsregels (zoals bij een kartel) is het wenselijk dat deze inbreukmakers gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de volledige door de inbreuk veroorzaakte schade. Wanneer één van de inbreukmakende ondernemingen meer dan haar aandeel heeft betaald, moet zij het recht hebben om van de andere inbreukmakers een bijdrage te vorderen. Hoe dit aandeel als de relatieve verantwoordelijkheid van een bepaalde inbreukmaker wordt bepaald en welke criteria (zoals omzet, marktaandeel en rol in het kartel) relevant zijn, wordt aan de toepasselijke nationale wetgeving overgelaten, waarbij de beginselen van doeltreffendheid en gelijkwaardigheid in acht worden genomen.
(28) Ondernemingen die in het kader van een clementieregeling met de mededingingsautoriteiten samenwerken, spelen een belangrijke rol bij het opsporen van geheime kartelinbreuken en bij het beëindigen van deze inbreuken, waardoor vaak de schade wordt beperkt die zou zijn veroorzaakt indien de inbreuk was voortgezet. Het is daarom aangewezen om ervoor te zorgen dat ondernemingen die in het kader van een clementieregeling van een mededingingsautoriteit immuniteit tegen geldboeten hebben gekregen, niet onnodig aan schadeclaims worden blootgesteld, rekening houdend met het feit dat het besluit van de mededingingsautoriteit tot vaststelling van de inbreuk eerder in kracht van gewijsde kan gaan voor de partij aan wie immuniteit is verleend dan voor de andere ondernemingen, die geen immuniteit hebben gekregen. Het is daarom aangewezen dat de partij aan wie immuniteit is verleend in beginsel wordt vrijgesteld van de gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid voor de volledige schade en dat haar aandeel niet groter is dan de schade berokkend aan haar eigen directe of indirecte afnemers of, in het geval van een inkoopkartel, haar directe of indirecte leveranciers. Indien een kartel schade heeft berokkend aan andere partijen dan de afnemers/leveranciers van de inbreukmakende ondernemingen, mag het aandeel van de partij aan wie immuniteit is verleend niet hoger zijn dan haar relatieve verantwoordelijkheid voor de door het kartel veroorzaakte schade. Dit aandeel moet worden bepaald volgens dezelfde regels als die aan de hand waarvan de bijdragen onder de inbreukmakende ondernemingen worden bepaald ▐. De partij aan wie immuniteit is verleend moet enkel volledig aansprakelijk blijven ten aanzien van de benadeelde partijen die geen directe of indirecte afnemers of leveranciers zijn, wanneer deze geen volledige vergoeding kunnen krijgen van de andere inbreukmakende ondernemingen.
(29) Consumenten en ondernemingen die door een inbreuk op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie schade hebben geleden, hebben recht op vergoeding van het reële verlies en van de gederfde winst. Het reële verlies kan worden berekend als het prijsverschil tussen hetgeen daadwerkelijk is betaald en hetgeen zonder de inbreuk zou zijn betaald. Wanneer een benadeelde partij het reële verlies heeft beperkt door het – volledig of ten dele – door te berekenen aan haar eigen afnemers, vormt het aldus doorberekende verlies niet langer een nadeel waarvoor de partij die dit heeft doorberekend, moet worden vergoed. Daarom is het in beginsel passend een inbreukmakende onderneming toe te staan de doorberekening van het reële verlies als verweer tegen een schadevordering aan te voeren. Het is wenselijk dat de inbreukmakende onderneming, wanneer zij het doorberekeningsverweer (passing-on defence) aanvoert, moet aantonen dat er sprake is van doorberekening van de prijsverhoging, en in welke mate deze is doorberekend.
▐
(31) Consumenten of ondernemingen aan wie het reële verlies is doorberekend, hebben schade geleden die door een inbreuk op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie is veroorzaakt. Hoewel die schade door de inbreukmakende onderneming moet worden vergoed, kan het voor consumenten of ondernemingen die zelf geen aankopen bij de inbreukmakende onderneming hebben gedaan, bijzonder moeilijk zijn om de omvang van die schade aan te tonen. Om het bestaan van een doorberekening te bewijzen, moet de indirecte afnemer ten minste aantonen dat de verweerder een inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie of het nationale mededingingsrecht heeft gepleegd, dat de inbreuk heeft geleid tot een prijsverhoging voor de directe afnemer van de verweerder, dat de indirecte afnemer de goederen of diensten waarop de inbreuk betrekking had dan wel goederen of diensten die hiervan werden afgeleid of waarin dergelijke goederen of diensten werden verwerkt, heeft afgenomen, en dat de indirecte afnemer deze goederen of diensten heeft afgenomen van de directe afnemer of een andere indirecte afnemer die via de toeleveringsketen rechtstreeks met de verweerder is verbonden. Wat betreft het begroten van de doorberekening moet de nationale rechter de bevoegdheid hebben om in een bij hem aanhangig geschil in te schatten welk deel van de prijsverhoging aan het niveau van de indirecte afnemers is doorberekend. ▐
(32) Inbreuken op het mededingingsrecht betreffen vaak de voorwaarden en de prijs waartegen goederen of diensten worden verkocht en leiden tot een prijsverhoging en andere schade voor de afnemers van de inbreukmakende ondernemingen. De inbreuk kan ook betrekking hebben op de toelevering aan de inbreukmakende onderneming (bijvoorbeeld bij een inkoopkartel). ▐ Deze richtlijn en in het bijzonder de regels inzake doorberekening moeten van overeenkomstige toepassing zijn.
(33) Schadevorderingen kunnen zowel door benadeelde partijen die goederen of diensten van de inbreukmakende onderneming hebben afgenomen als door afnemers verderop in de toeleveringsketen worden ingesteld. Ter wille van de coherentie tussen uitspraken in dergelijke samenhangende procedures, en om te voorkomen dat de door een inbreuk op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie veroorzaakte schade niet volledig wordt vergoed of dat de inbreukmakende onderneming niet-geleden schade moet vergoeden, moeten de nationale rechters, voor zover dit volgens het Unierecht en het nationale recht is toegestaan, naar behoren rekening houden met samenhangende vorderingen en met de uitspraken waartoe die hebben geleid, met name wanneer daarin de doorberekening bewezen is verklaard. Daarbij mag geen afbreuk worden gedaan aan het grondrecht op eerbiediging van de rechten van verdediging en het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte en een onpartijdig gerecht van diegenen die geen partij waren bij deze gerechtelijke procedures. Dergelijke vorderingen die voor gerechten van verschillende lidstaten aanhangig zijn, kunnen worden beschouwd als samenhangend in de zin van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad[8]. Volgens dat artikel kan de nationale rechter bij wie de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak aanhouden of, onder bepaalde voorwaarden, tot verwijzing overgaan.
(34) Een benadeelde partij die heeft bewezen dat zij door een inbreuk op het mededingingsrecht schade heeft geleden, moet nog steeds de omvang van de schade aantonen om een schadevergoeding te kunnen krijgen. Bij het begroten van schade in mededingingszaken spelen feiten een belangrijke rol en moeten complexe economische modellen worden toegepast. Hierbij kunnen de kosten vaak hoog oplopen en kan het voor benadeelde partijen moeilijk zijn om alle noodzakelijke gegevens te verkrijgen om hun vorderingen te staven. Het begroten van schade in mededingingszaken kan als zodanig voor benadeelde partijen een belangrijke hinderpaal vormen om voor geleden schade een vergoeding te krijgen. De lidstaten moeten hun eigen regels kunnen vaststellen voor het bepalen van de omvang van de schade. Om duidelijke regels en voorspelbaarheid te garanderen moet de Commissie zorgen voor nadere richtsnoeren op Unieniveau.
(35) Om ▐ sommige moeilijkheden in verband met het begroten van schade in mededingingszaken op te lossen, moeten de nationale rechters de schade vast kunnen stellen en de omvang ervan kunnen begroten, met inachtneming van het door de partijen geleverde bewijsmateriaal.
(36) Zonder Unieregels inzake de begroting van schade veroorzaakt door een inbreuk op de mededingingswetgeving moet op basis van het nationale rechtssysteem van elke lidstaat en door de nationale rechters worden vastgesteld aan welke voorwaarden een benadeelde partij moet voldoen wanneer zij de omvang van de geleden schade aantoont, hoe de omvang precies moet worden aangetoond, welke methoden kunnen worden gebruikt om de omvang te begroten en welke de gevolgen zijn wanneer niet volledig aan de gestelde eisen kan worden voldaan. Deze nationale eisen mogen echter niet minder gunstig zijn dan de eisen voor vergelijkbare nationale vorderingen (beginsel van gelijkwaardigheid), en mogen het evenmin praktisch onmogelijk of buitensporig moeilijk maken om het Unierecht op schadevergoeding uit te oefenen (beginsel van doeltreffendheid). In dit verband moet rekening worden gehouden met de mogelijke informatieasymmetrie tussen de partijen en met het feit dat voor de begroting van de schade moet worden beoordeeld hoe de markt in kwestie zonder de inbreuk zou zijn geëvolueerd. Die beoordeling houdt een vergelijking in met een situatie die per definitie hypothetisch is, en kan derhalve nooit exact worden verricht. Het is daarom aangewezen de nationale rechters de bevoegdheid te geven om de omvang van de door de inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte schade te begroten. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale mededingingsautoriteiten op verzoek richtsnoeren geven inzake de omvang van de schade.
(37) Benadeelde partijen en inbreukmakende ondernemingen moeten worden gestimuleerd om een vergoeding van de door een inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte schade overeen te komen via systemen voor consensuele geschillenbeslechting zoals minnelijke schikkingen, arbitrage en bemiddeling/mediation. Indien mogelijk zouden zoveel mogelijk benadeelde partijen en inbreukmakende ondernemingen van dergelijke consensuele geschillenbeslechting gebruik moeten maken. De bepalingen van deze richtlijn inzake consensuele geschillenbeslechting hebben tot doel het gebruik van dergelijke mechanismen te vereenvoudigen en de doeltreffendheid ervan te verhogen.
(38) Door verjaringstermijnen voor het instellen van een schadevordering kunnen benadeelde partijen en inbreukmakende ondernemingen onvoldoende tijd hebben om overeenstemming te bereiken over de te betalen vergoeding. Om beide een reële mogelijkheid te bieden om het geschil consensueel te beslechten voordat de procedure voor de nationale rechter wordt gebracht, moet de verjaringstermijn worden geschorst voor de duur van de consensuele geschillenbeslechtingsprocedure.
(39) Wanneer partijen instemmen met consensuele geschillenbeslechting nadat de schadevordering met betrekking tot dezelfde claim voor de nationale rechter is ingesteld, moet deze rechter bovendien de procedure kunnen schorsen voor de duur van de consensuele geschillenbeslechtingsprocedure. Bij het beoordelen van de vraag of de procedure moet worden geschorst, moet de nationale rechter rekening houden met het belang van een snelle procedure.
(40) Om consensuele schikkingen te stimuleren, mag een inbreukmakende onderneming die via consensuele geschillenbeslechting een schadevergoeding betaalt, niet in een minder gunstige positie komen ten opzichte van de overige inbreukmakers dan zonder de consensuele schikking. Dit zou het geval zijn indien een bij de schikking betrokken inbreukmaker ook na de consensuele schikking volledig gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de door de inbreuk veroorzaakte schade. Derhalve hoeft een bij een schikking betrokken inbreukmaker in beginsel niet bij te dragen aan de overige, niet bij een schikking betrokken inbreukmakers, wanneer deze laatsten een schadevergoeding hebben betaald aan de benadeelde partij met wie de eerstgenoemde inbreukmaker vroeger een schikking had getroffen. Het corollarium van deze niet-bijdrageregel is dat de claim van de benadeelde partij wordt verminderd met het aandeel van de bij de schikking betrokken inbreukmaker in de veroorzaakte schade. Dit aandeel moet worden bepaald volgens dezelfde regels als die aan de hand waarvan de bijdragen onder de inbreukmakende ondernemingen worden bepaald ▐. Zonder deze vermindering zouden de niet bij de schikking betrokken inbreukmakers onrechtmatig de gevolgen dragen van de schikking waarbij zij geen partij waren. De bij de schikking betrokken inbreukmaker zal nog steeds een schadevergoeding moeten betalen wanneer dit voor de benadeelde partij de enige mogelijkheid is om volledige vergoeding te krijgen.
(41) Indien bij de schikking betrokken inbreukmakers worden verzocht bij te dragen aan schadevergoedingen die vervolgens door niet bij de schikking betrokken inbreukmakers worden betaald, houdt de nationale rechter rekening met de reeds in het kader van de consensuele schikking betaalde schadevergoeding, en met het feit dat niet alle inbreukmakers per definitie in dezelfde mate betrokken zijn bij de inbreuk wat betreft de materiële, temporele en geografische omvang.
(42) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest [...] worden erkend.
(43) Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het vaststellen van regels inzake schadevorderingen wegens inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie teneinde de volle werking van de artikelen 101 en 102 VWEU en de goede werking van de interne markt voor ondernemingen en consumenten te garanderen, ▐ onvoldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en ▐, wegens het vereiste van doelmatige en coherente toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU, beter op Unieniveau kunnen worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat de onderhavige richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(44) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken[9] hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,
(44 bis) Aangezien veel lidstaten op grond van deze richtlijn aanzienlijke wijzigingen zullen moeten aanbrengen in hun wetgeving inzake civiele geschillen, met name op het gebied van de toegang tot bewijsmateriaal, moet er een passende overgangsregeling worden ingesteld voor schadevorderingen die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in behandeling zijn. De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die de lidstaten aannemen ter omzetting van deze richtlijn, moeten bijgevolg alleen van toepassing zijn op zaken die na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn aan een nationale rechter zijn voorgelegd.
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Toepassingsgebied van de richtlijn
1. Deze richtlijn stelt bepaalde regels vast die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat eenieder die schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op artikel 101 of 102 VWEU of op het nationale mededingingsrecht door een onderneming of een groep ondernemingen effectief het recht op vordering van volledige vergoeding van die schade door die onderneming of groep ondernemingen kan uitoefenen. Zij stelt eveneens regels vast die een onvervalste mededinging op de interne markt bevorderen en de belemmeringen voor de goede werking ervan wegnemen door in de hele Unie een gelijkwaardige bescherming te garanderen voor eenieder die dergelijke schade heeft geleden.
2. In deze richtlijn worden ook de regels vastgesteld voor de coördinatie tussen de handhaving van de mededingingsregels door mededingingsautoriteiten en de handhaving van die regels in schadevorderingen voor de nationale rechter.
Artikel 2
Recht op volledige vergoeding
1. De lidstaten zorgen ervoor dat eenieder die schade heeft geleden door een inbreuk op de mededingingswetgeving van de Unie of de nationale mededingingswetgeving volledige vergoeding van die schade kan vorderen en verkrijgen.
2. Een volledige vergoeding brengt een persoon die schade heeft geleden in de positie waarin die persoon zich zou hebben bevonden indien de inbreuk niet was gepleegd. Zij omvat ▌vergoeding voor het reële verlies en voor de gederfde winst, alsmede betaling van rente ▌.
2 bis. Volledige vergoeding omvat geen andere vormen van schadevergoeding, zoals punitieve of meervoudige schadevergoeding, noch sancties die leiden tot overcompensatie.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat benadeelde partijen effectief hun schadeclaims geldend kunnen maken.
3 bis. Het totaalbedrag aan te betalen boetes en schadevergoedingen mag niet worden beïnvloed door procedures van de mededingingsautoriteit die volgen op of voorafgaan aan de civiele vordering. De mededingingsautoriteiten koppelen het totale bedrag aan te betalen boetes en schadevergoedingen, bijvoorbeeld door uitstel te verlenen voor een deel van de boete, indien er een vervolgzaak wordt verwacht. De lidstaten zorgen er echter voor dat dit niet leidt tot langdurige onzekerheid voor de inbreukmakende onderneming over de definitieve schikking noch tot aantasting van het recht van personen en ondernemingen op vergoeding van geleden schade.
Artikel 3
Beginselen van doeltreffendheid en gelijkwaardigheid
De lidstaten zorgen ervoor dat alle nationale regels en procedures betreffende schadevorderingen zodanig ontworpen en toegepast worden dat elke benadeelde partij het Unierecht op volledige vergoeding van de door een inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte schade effectief kan uitoefenen. De nationale regels en procedures betreffende schadevorderingen op grond van inbreuken op artikel 101 of 102 VWEU mogen voor de benadeelde partijen niet minder gunstig zijn dan de regels en procedures betreffende schadevorderingen op grond van inbreuken op het nationale recht.
Artikel 4
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
(1) "inbreuk op het mededingingsrecht": een inbreuk op artikel 101 of 102 VWEU of op het nationale mededingingsrecht ▌;
(2) "nationaal mededingingsrecht": bepalingen van nationaal recht die overwegend dezelfde doelstelling nastreven als de artikelen 101 en 102 VWEU en die in dezelfde zaak en parallel met het mededingingsrecht van de Unie worden toegepast overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003; hieronder vallen echter geen bepalingen van nationaal recht die strafrechtelijke sancties opleggen aan natuurlijke personen, behalve voor zover deze sancties het middel vormen waarmee het mededingingsrecht wordt gehandhaafd;
(3) "schadevordering": een vordering volgens nationaal recht waarbij een benadeelde partij een schadeclaim voor een nationale rechter brengt, en eventueel, wanneer het nationale recht in deze mogelijkheid voorziet, ook een vordering waarbij een persoon die namens één of meerdere benadeelde partijen handelt, een schadeclaim voor een nationale rechter brengt;
(4) "schadeclaim": een eis tot vergoeding van de door een inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte schade;
(5) "benadeelde partij": eenieder die schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op het mededingingsrecht;
(6) "nationale mededingingsautoriteit": een overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1/2003 door een lidstaat aangewezen autoriteit die bevoegd is het mededingingsrecht toe te passen;
(7) "mededingingsautoriteit": de Commissie of een nationale mededingingsautoriteit;
(8) "nationale rechter": een rechterlijke instantie van een lidstaat in de zin van artikel 267 van het Verdrag;
(9) "beroepsinstantie": een nationale rechterlijke instantie die bevoegd is kennis te nemen van beroepen tegen besluiten van een nationale mededingingsautoriteit, hetgeen de bevoegdheid kan inhouden om een inbreuk op het mededingingsrecht vast te stellen;
(10) "inbreukbesluit": een besluit van een mededingingsautoriteit of een beroepsinstantie waarin een inbreuk op het mededingingsrecht wordt vastgesteld;
(11) "in kracht van gewijsde gegaan inbreukbesluit": een inbreukbesluit ▌waartegen geen beroep mogelijk is;
(12) “kartel”: twee of meer horizontale concurrenten die hun gedrag binnen een markt coördineren om meer winst te behalen dan onder normale mededingingsomstandigheden mogelijk is, of die hun gedrag binnen een markt coördineren om ondernemingen die onder normale marktomstandigheden functioneren, te belemmeren marktaandeel te bemachtigen via praktijken zoals onder andere het bepalen of coördineren van aan- of verkoopprijzen of andere contractuele voorwaarden, oneerlijke licentiepraktijken, de toewijzing van productie- of verkoopquota, de verdeling van markten en klanten (met inbegrip van offertevervalsing), het beperken van importen of exporten of mededingingsverstorende maatregelen tegen andere concurrenten;
(13) “clementieregeling”: een regeling met betrekking tot de toepassing van artikel 101 VWEU of de overeenkomende bepaling in nationale wetgeving op basis waarvan een deelnemer aan een geheim kartel onafhankelijk van de andere bij het kartel betrokken ondernemingen meewerkt aan het onderzoek van de mededingingsautoriteit door vrijwillig informatie te verschaffen over zijn kennis van het kartel en de rol die hij daarin speelt, in ruil voor immuniteit tegen of een vermindering van geldboeten die aan het kartel worden opgelegd;
(14) "verklaring met het oog op clementie": een mondelinge of schriftelijke verklaring ten overstaan van een mededingingsautoriteit, vrijwillig afgelegd door of namens een onderneming, of een desbetreffend document waarin de onderneming meedeelt wat zij weet over een ▐ kartel en wat haar rol daarin was, en die/dat speciaal is opgesteld voor die autoriteit met het oog op het krijgen van immuniteit tegen of een vermindering van geldboeten in het kader van een clementieregeling in verband met de toepassing van artikel 101 VWEU of de overeenkomstige bepaling van nationaal recht; hiertoe behoren geen documenten of informatie die los van de procedure van een mededingingsautoriteit bestaan ("reeds bestaande informatie");
(15) "verklaring met het oog op een schikking": een vrijwillige verklaring ten overstaan van een mededingingsautoriteit, afgelegd door of namens een onderneming, waarin de onderneming haar deelname aan een inbreuk op het mededingingsrecht en haar aansprakelijkheid voor die inbreuk erkent, en die speciaal is opgesteld als een formeel verzoek aan die autoriteit om een versnelde procedure toe te passen;
(16) "prijsverhoging": het verschil tussen de daadwerkelijk betaalde prijs als gevolg van een inbreuk op het mededingingsrecht en de prijs die zonder een dergelijke inbreuk ▌ van toepassing was geweest;
(17) "consensuele schikking": een overeenkomst waarbij na consensuele geschillenbeslechting een schadevergoeding wordt betaald;
(17 bis) "directe afnemer": een directe klant van een onderneming die een inbreuk op het mededingingsrecht heeft gepleegd;
(17 ter) "indirecte afnemer": een afnemer van producten of diensten van een onderneming die een inbreuk op het mededingingsrecht heeft gepleegd, die deze producten niet rechtstreeks van de inbreukmakende onderneming heeft afgenomen.
HOOFDSTUK II
TOEGANG TOT BEWIJSMATERIAAL
Artikel 5
Toegang tot bewijsmateriaal
1. De lidstaten zorgen ervoor dat in een procedure betreffende een vordering tot schadevergoeding, ingesteld voor een nationale rechter in de Unie, de nationale rechter op verzoek van een eiser die alle redelijkerwijs voor hem beschikbare feiten en beschikbaar bewijsmateriaal heeft gepresenteerd om zijn claim aannemelijk te maken, de verweerder of een derde kan gelasten toegang te verlenen tot relevant bewijsmateriaal ▐, mits de in dit hoofdstuk beschreven voorwaarden vervuld zijn. De lidstaten zorgen ervoor dat de rechter op verzoek van de verweerder ook de eiser of een derde kan gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal.
Dit lid laat de rechten en verplichtingen die voor de nationale rechter voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 1206/2001 ▐ onverlet.
1 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter de nationale mededingingsautoriteit om toegang tot bewijsmateriaal verzoekt als de verweerder het gevraagde bewijsmateriaal niet verstrekt.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter toegang kan gelasten tot welbepaalde bewijsstukken of categorieën bewijsmateriaal, die zo nauwkeurig en eng mogelijk worden omschreven op basis van de gepresenteerde redelijkerwijs beschikbare feiten, en die in het bezit zijn van de tegenpartij of een derde en noodzakelijk zijn voor het begroten van de omvang van de schade, als bedoeld in artikel 2.
▐
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal beperkt tot wat evenredig is en betrekking heeft op een schadevordering in de Unie. Bij de beoordeling van de vraag of de toegang waar een partij om verzoekt evenredig is, houdt de nationale rechter rekening met de publieke belangen ter zake en met de rechtmatige belangen van alle betrokken private partijen en derden. Met name houdt hij rekening met de volgende elementen:
a) de waarschijnlijkheid dat de vermeende inbreuk op het mededingingsrecht zich heeft voorgedaan;
a bis) de noodzaak om de effectiviteit van de publieke handhaving van het mededingingsrecht te waarborgen;
b) de omvang en de kosten van toegang, in het bijzonder voor betrokken derden, mede om visexpedities te voorkomen;
c) of het bewijsmateriaal waartoe toegang moet worden verleend, al dan niet vertrouwelijke informatie bevat, in het bijzonder over derden, en de regelingen tot bescherming van dergelijke vertrouwelijke informatie; en
d) wanneer de inbreuk op het mededingingsrecht onderzocht wordt of is door een mededingingsautoriteit, of het verzoek specifiek is geformuleerd met betrekking tot de aard, het onderwerp of de inhoud van de ▐ aan een mededingingsautoriteit verstrekte of zich in het dossier van een mededingingsautoriteit bevindende documenten.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechters bevoegd zijn om toegang te gelasten tot bewijsmateriaal dat vertrouwelijke informatie bevat, indien zij van oordeel zijn dat dat bewijsmateriaal relevant is voor de schadevordering. De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale rechters, wanneer zij toegang tot deze informatie gelasten, over doeltreffende maatregelen beschikken om deze informatie te beschermen.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechters, wanneer zij toegang tot bewijsmateriaal gelasten, het vertrouwelijke karakter van de communicatie tussen advocaat en cliënt krachtens het Unierecht of het nationaal recht zijn volle werking verlenen.
Het belang voor ondernemingen om na een inbreuk op het mededingingsrecht schadevorderingen te vermijden, vormt geen belang dat bescherming verdient.
5 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat belanghebbende partijen die in het bezit zijn van een opgevraagd document worden gehoord alvorens de nationale rechter krachtens dit artikel toegang gelast tot informatie afkomstig uit de gespecificeerde documenten.
6. De lidstaten zorgen ervoor dat, voor zover hun rechters de bevoegdheid hebben om het verlenen van toegang te gelasten zonder de persoon te horen die toegang moet verlenen, de adressaat van een dergelijk bevel geen sanctie voor niet-nakoming van dit verzoek kan worden opgelegd zolang hij niet de mogelijkheid heeft gekregen door de nationale rechter te worden gehoord.
7. Het bewijsmateriaal waartoe toegang moet worden verleend, omvat alle soorten bewijsmateriaal dat voor de behandelende nationale rechter toelaatbaar is, met name documenten en alle overige informatiedragers, ongeacht het medium waarop de informatie is opgeslagen.
8. Onverminderd de verplichting uit hoofde van lid 4 en de beperkingen uit hoofde van artikel 6, belet dit artikel de lidstaten niet regels te handhaven of in te voeren die tot een ruimere toegang tot bewijsmateriaal zouden leiden.
Artikel 6
▐ Toegang tot bewijsmateriaal dat zich in het dossier van een mededingingsautoriteit bevindt
1. Met het oog op de behandeling van schadevorderingen zorgen de lidstaten ervoor dat wanneer de nationale rechter toegang gelast tot bewijsmateriaal dat zich in het dossier van de mededingingsautoriteit bevindt, de volgende voorschriften van toepassing zijn, met inachtneming van artikel 5.
Dit hoofdstuk laat de wettelijke voorschriften en praktijken van de Unie inzake de toegang tot documenten onverlet.
1 bis. Bij de beoordeling, volgens de in artikel 5, lid 3, vermelde criteria, van de vraag of een bevel om toegang tot informatie te verlenen evenredig is, gaat de nationale rechter na of het verzoek specifiek is geformuleerd met betrekking tot de aard, het onderwerp of de inhoud van de documenten, en geen niet-specifiek verzoek is met betrekking tot aan een mededingingsautoriteit verstrekte documenten, en of de verzoekende partij het verzoek doet in verband met een schadevordering voor een nationale rechter.
Bij de beoordeling, uit hoofde van de leden 2 en 2 bis, van de vraag of een bevel om toegang tot bewijsmateriaal te verlenen evenredig is, neemt de nationale rechter het belang van een doeltreffende publieke handhaving van het mededingingsrecht in ogenschouw.
2. ▐ De nationale rechter kan het verlenen van toegang tot de volgende categorieën bewijsmateriaal enkel gelasten nadat een mededingingsautoriteit haar procedure op enigerlei wijze heeft beëindigd:
a) informatie die specifiek voor de procedure van een mededingingsautoriteit door een natuurlijke persoon of rechtspersoon is voorbereid;
b) informatie die door een mededingingsautoriteit in de loop van haar procedure is opgesteld en aan de partijen toegezonden;
b bis) aangeboden consensuele schikkingen die zijn ingetrokken.
2 bis. In de regel gelast de nationale rechter een partij of een derde niet om in enigerlei vorm toegang te verlenen tot de volgende categorieën bewijsmateriaal:
a) clementieverklaringen; of
b) verklaringen met het oog op een schikking.
2 ter. Wanneer een eiser redelijkerwijze beschikbare feiten en bewijsmateriaal heeft gepresenteerd waarmee hij aannemelijk kan maken dat bepaalde gegevens of informatie met betrekking tot een document in het dossier van een mededingingsautoriteit dat niet anderszins kan worden verstrekt, noodzakelijk zijn voor het vaststellen van de schade en het staven van zijn claim, kan de nationale rechter, wanneer de argumenten van de eiser op het eerste gezicht gefundeerd zijn, onverminderd het bepaalde in dit artikel en in artikel 5:
a) een dergelijk document inzien en beoordelen;
b) de belanghebbende partijen horen die het in bezit hebben; en
c) beperkte toegang gelasten tot de relevante gegevens of delen van het desbetreffende document die strikt noodzakelijk zijn om aan de eiser genoeg informatie voor dat doel te verstrekken onder passende voorwaarden ter bescherming van het algemeen belang en het vertrouwelijke karakter van de informatie.
3. Het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal in het dossier van een mededingingsautoriteit dat niet tot één van de in ▐ dit artikel vermelde categorieën behoort, mag, onverminderd dit artikel, te allen tijde voor schadevorderingen worden gelast.
3 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat mededingingsautoriteiten of belanghebbende partijen die in het bezit zijn van een document dat van belang is voor een schadevordering, gehoord worden alvorens een nationale rechter krachtens dit artikel toegang gelast tot dat document of de daaruit afkomstige informatie.
Artikel 7
Beperkingen op het gebruik van bewijsmateriaal dat enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen
▐
2. De lidstaten zorgen ervoor dat in artikel 6, lid 2, genoemd bewijsmateriaal ▐ dat door een natuurlijke persoon of rechtspersoon enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen bij het uitoefenen van zijn recht op verdediging op grond van artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1/2003 of overeenkomstige bepalingen van nationaal recht, niet toelaatbaar is in schadevorderingen totdat die mededingingsautoriteit haar procedure heeft beëindigd of een in artikel 5 ▐ of hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1/2003 bedoeld besluit heeft vastgesteld.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat bewijsmateriaal dat door een natuurlijke persoon of rechtspersoon enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen bij het uitoefenen van zijn recht op verdediging op grond van artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1/2003 of overeenkomstige bepalingen van nationaal recht, en dat overeenkomstig lid 2 van dit artikel niet ontoelaatbaar is, in schadevorderingen enkel kan worden gebruikt door die persoon of door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn rechtsopvolger is, met inbegrip van de persoon die zijn vordering heeft verworven.
Artikel 8
Sancties
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter aan de partijen, derden en hun wettelijke vertegenwoordigers daadwerkelijk sancties oplegt in het geval van:
a) niet-nakoming, al dan niet doelbewust, van een bevel van de nationale rechter tot het verlenen van toegang;
b) de vernietiging van relevant bewijsmateriaal, voor zover▐:
i) de vernietigende partij een partij was of was geweest bij de procedure van een mededingingsautoriteit met betrekking tot het aan de schadevordering ten grondslag liggend gedrag; of
ii) de vernietigende partij wist, of redelijkerwijs had moeten weten, dat bij de nationale rechter een schadevordering was ingesteld en dat het bewijsmateriaal van belang was om de schadevordering of het verweer ertegen te staven; of
iii) de vernietigende partij wist dat het bewijsmateriaal van belang was voor door of tegen haar ingestelde aanhangige of potentiële schadevorderingen;
c) niet-nakoming, al dan niet doelbewust, van de door een nationaal rechterlijk bevel opgelegde verplichtingen ter bescherming van vertrouwelijke informatie; of
d) misbruik van de rechten met betrekking tot de toegang tot bewijsmateriaal waarin dit hoofdstuk voorziet, en van de uit hoofde daarvan verkregen bewijzen en informatie, met name wanneer door toegang verkregen informatie in strijd met artikel 5, lid 2, onder b ter), wordt doorgegeven aan derden of gebruikt in andere procedures.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de sancties die door de nationale rechter kunnen worden opgelegd doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De sancties die de nationale rechter ter beschikking staan, omvatten de mogelijkheid om uit de gedragingen van een partij in een schadevorderingsprocedure nadelige conclusies te trekken, bijvoorbeeld dat een punt van discussie bewezen is of dat vorderingen en verweermiddelen geheel of ten dele worden afgewezen, alsmede de mogelijkheid om de betaling van kosten te gelasten.
HOOFDSTUK III
DOORWERKING VAN NATIONALE BESLISSINGEN, VERJARINGSTERMIJNEN, GEZAMENLIJKE EN HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID
Artikel 9
Doorwerking van nationale besluiten
De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de nationale rechter in schadevorderingen artikel 101 of 102 VWEU of het nationaal mededingingsrecht toepast op overeenkomsten, besluiten of feitelijke gedragingen waarover al een in kracht van gewijsde gegaan inbreukbesluit van een nationale mededingingsautoriteit of een nationale rechter is vastgesteld, hij geen beslissingen kan nemen die met een dergelijk inbreukbesluit in strijd zijn. Deze verplichting doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen uit hoofde van artikel 267 VWEU, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, op een onpartijdig gerecht en op verdediging uit hoofde van de artikelen 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten, en het recht op een eerlijk proces uit hoofde van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Artikel 10
Verjaringstermijnen
1. De lidstaten stellen overeenkomstig dit artikel regels vast die van toepassing zijn op verjaringstermijnen voor het instellen van schadevorderingen. In die regels wordt het tijdstip bepaald waarop de verjaringstermijn begint te lopen, de duur van de termijn en de omstandigheden waarin de termijn kan worden gestuit of geschorst.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn op zijn vroegst begint te lopen op de datum waarop een benadeelde partij weet heeft, of redelijkerwijs geacht kan worden weet te hebben, van:
a) het gedrag dat tot de inbreuk op het mededingingsrecht leidt;
b) de kwalificatie van dit gedrag als een inbreuk op het mededingingsrecht▐ ;
c) het feit dat zij door de inbreuk op het mededingingsrecht schade heeft geleden; en
d) de identiteit van de inbreukmakende onderneming.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn niet begint te lopen vóór de dag waarop een voortgezette of herhaalde inbreuk op het mededingingsrecht is stopgezet.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn om een schadevordering in te stellen ten minste vijf jaar bedraagt.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn wordt geschorst wanneer een mededingingsautoriteit een handeling verricht tot onderzoek of vervolging van een inbreuk op het mededingingsrecht waarop de schadevordering betrekking heeft. De schorsing eindigt ten vroegste twee jaar nadat het besluit waarmee de procedure inzake de inbreuk of vermeende inbreuk op het mededingingsrecht is afgesloten, in kracht van gewijsde is gegaan. ▐
Artikel 11
Gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid
1. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die door een gemeenschappelijk optreden inbreuk hebben gemaakt op het mededingingsrecht gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte schade: elk van die ondernemingen is verplicht de schade volledig te vergoeden en de benadeelde partij heeft het recht van elk van hen volledige vergoeding te eisen totdat zij volledig is voorgoed.
Indien de onderneming een kleine of middelgrote onderneming, zoals gedefinieerd in Aanbeveling C(2003)1422 van de Commissie[10], is, niet leidend is geweest bij of aangezet heeft tot de inbreuk op het mededingingsrecht door andere ondernemingen, en heeft aangetoond dat zij voor minder dan 5% van de totale, door de inbreuk veroorzaakte schade verantwoordelijk is, is zij alleen aansprakelijk ten aanzien van haar directe en indirecte afnemers.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat een onderneming die in het kader van een clementieregeling van een mededingingsautoriteit immuniteit tegen geldboeten heeft gekregen enkel aansprakelijk is ten aanzien van andere benadeelde partijen dan haar directe of indirecte afnemers of leveranciers indien deze benadeelde partijen aantonen dat zij geen volledige schadevergoeding kunnen krijgen van de andere bij dezelfde inbreuk op het mededingingsrecht betrokken ondernemingen.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat een inbreukmakende onderneming van de andere inbreukmakende ondernemingen een bijdrage terug kan vorderen, waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van hun relatieve verantwoordelijkheid voor de door de inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte schade. De bijdrage van een onderneming die in het kader van een clementieregeling van een mededingingsautoriteit immuniteit tegen geldboeten heeft gekregen, mag niet groter zijn dan de omvang van de schade die zij haar directe of indirecte afnemers of leveranciers heeft berokkend.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat, voor zover de inbreuk op het mededingingsrecht schade heeft veroorzaakt voor andere benadeelde partijen dan de directe of indirecte afnemers of leveranciers van de inbreukmakende ondernemingen, de grootte van de bijdrage van de partij aan wie immuniteit is verleend wordt bepaald op basis van haar relatieve verantwoordelijkheid voor die schade.
HOOFDSTUK IV
DOORBEREKENING VAN PRIJSVERHOGINGEN
Artikel 12
Doorberekeningsverweer (passing-on defence)
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de verweerder in een schadevordering als verweer tegen een schadeclaim kan aanvoeren dat de eiser de door de inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte prijsverhogingen volledig of ten dele heeft doorberekend, tenzij de eiser geen winstderving heeft geleden. De bewijslast dat de prijsverhoging is doorberekend, rust op de verweerder, die redelijkerwijs van de eiser toegang tot informatie kan verlangen. De verweerder mag er niet toe worden verplicht meer te betalen dan het totale bedrag van de door de inbreuk veroorzaakte schade.
1 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter de bevoegdheid heeft om te ramen welk deel van de prijsverhoging werd doorberekend.
2. Voor zover de prijsverhoging werd doorberekend aan personen op het volgende niveau van de toeleveringsketen voor wie het wettelijk onmogelijk is om een schadevergoeding te vorderen, kan de verweerder het in lid 1 bedoelde verweer niet inroepen.
Artikel 13
Indirecte afnemers
1. De lidstaten zorgen ervoor dat, indien in een schadevordering het bestaan van een schadeclaim of het bedrag van de toe te kennen vergoeding afhangt van de vraag of en in welke mate een prijsverhoging aan de eiser werd doorberekend, zonder afbreuk te doen aan het commerciële vermoeden dat prijsverhogingen worden doorberekend aan een volgend onderdeel van de toeleveringsketen, de bewijslast van het bestaan en de omvang van die doorberekening bij de eiser berust, die redelijkerwijs van de verweerder toegang tot informatie kan verlangen.
2. In de in lid 1 van dit artikel bedoelde situatie wordt de indirecte afnemer geacht het bewijs te hebben geleverd dat er doorberekening aan hem heeft plaatsgevonden, wanneer hij heeft aangetoond dat:
a) de verweerder een inbreuk op het mededingingsrecht heeft gemaakt;
b) de inbreuk op het mededingingsrecht heeft geleid tot een prijsverhoging voor de directe afnemer van de verweerder; en
c) hij de goederen of diensten waarop de inbreuk op het mededingingsrecht betrekking had, heeft afgenomen, dan wel goederen of diensten heeft afgenomen die van goederen of diensten waarop de inbreuk betrekking had, zijn afgeleid of waarin dergelijke goederen of diensten zijn verwerkt.
De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter de bevoegdheid heeft om te ramen welk deel van de prijsverhoging werd doorberekend aan de indirecte afnemer. Aan de nationale rechter wordt bijstand verleend in de vorm van duidelijke, eenvoudige en omvattende richtsnoeren van de Commissie.
Dit lid laat het recht van de inbreukmakende onderneming om aan te tonen dat de prijsverhoging niet of niet volledig aan de indirecte afnemer is doorberekend, onverlet.
Artikel 14
Gederfde winst en inbreuk op het mededingingsrecht op toeleveringsniveau
1. De in dit hoofdstuk vastgestelde regels laten het recht van iedere benadeelde partij die schade heeft geleden, om een schadevergoeding voor gederfde winst en reëel verlies alsmede betaling van rente te vorderen, onverlet.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in dit hoofdstuk vastgestelde regels mutatis mutandis gelden wanneer de inbreuk op het mededingingsrecht de toelevering aan de inbreukmakende onderneming betreft.
Artikel 15
Schadevorderingen door eisers op verschillende niveaus van de toeleveringsketen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter bij wie een schadevordering aanhangig wordt gemaakt, bij de beoordeling van de vraag of aan de uit de toepassing van de artikelen 12 en 13 voortvloeiende bewijslast is voldaan, naar behoren rekening houdt met:
a) schadevorderingen die verband houden met dezelfde inbreuk op het mededingingsrecht, maar die worden ingesteld door eisers op een ander niveau van de toeleveringsketen; of
b) uitspraken waartoe dergelijke vorderingen hebben geleid;
b bis) relevante uitkomsten van publieke mededingingszaken.
2. Dit artikel laat de rechten en verplichtingen die voor de nationale rechter voortvloeien uit artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 onverlet.
HOOFDSTUK V
SCHADEBEGROTING
Artikel 16
Schadebegroting
1. De lidstaten zorgen ervoor dat in het geval van een kartelinbreuk wordt vermoed dat de inbreuk binnen de markt schade heeft veroorzaakt. De inbreukmakende onderneming heeft het recht dit vermoeden te weerleggen.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de met betrekking tot de begroting van de schade vastgestelde bewijslast en bewijsnorm ▐ het ▐ niet praktisch onmogelijk of buitensporig moeilijk maken om het recht op schadevergoeding uit te oefenen. De lidstaten bepalen dat de nationale rechter de bevoegdheid heeft om de omvang van de schade te begroten, indien de eiser de omvang van de geleden schade niet rechtstreeks kan aantonen. Op verzoek verlenen de mededingingsautoriteiten begeleiding bij het begroten van de schade.
HOOFDSTUK VI
CONSENSUELE GESCHILLENBESLECHTING
Artikel 17
Schorsende werking van consensuele geschillenbeslechting
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn voor het instellen van een schadevordering wordt geschorst voor de duur van de consensuele geschillenbeslechtingsprocedure. De schorsing van de verjaringstermijn geldt enkel voor de partijen die bij de consensuele geschillenbeslechting betrokken zijn of waren.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter bij wie een schadevordering aanhangig is, de procedure kan schorsen indien de partijen bij deze procedure betrokken zijn bij consensuele geschillenbeslechting in verband met de claim waarop die schadevordering betrekking heeft.
2 bis. De in lid 2 bedoelde schorsing bedraagt ten hoogste één jaar.
2 ter. Na een consensuele schikking kan een mededingingsautoriteit bij de vaststelling van geldboetes de vóór het besluit betaalde schadevergoeding beschouwen als een verzachtende factor.
Artikel 18
Gevolgen van consensuele schikkingen voor daaropvolgende schadevorderingen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat na een consensuele schikking de claim van de bij de schikking betrokken benadeelde partij wordt verminderd met het aandeel van de bij de schikking betrokken inbreukmaker in de schade die de benadeelde partij door de inbreuk heeft geleden. Inbreukmakers die niet bij de schikking betrokken zijn, kunnen voor de resterende claim geen bijdrage terugvorderen van de bij de schikking betrokken inbreukmaker. Enkel indien de niet bij de schikking betrokken inbreukmakers de met de resterende claim overeenstemmende schade niet kunnen betalen, is de bij de schikking betrokken inbreukmaker gehouden een schadevergoeding te betalen aan de bij de schikking betrokken benadeelde partij, tenzij dit volgens de bepalingen van de consensuele schikking uitdrukkelijk is uitgesloten.
2. Bij het bepalen van de bijdrage van elk van de inbreukmakers houdt de nationale rechter naar behoren rekening met vroegere consensuele schikkingen waarbij de inbreukmaker in kwestie betrokken was.
HOOFDSTUK VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 19
Evaluatie
De Commissie evalueert deze richtlijn en legt uiterlijk op ...* [PB gelieve datum in te voegen: vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad.
Indien nodig, gaat die evaluatie vergezeld van een wetgevingsvoorstel. De Commissie wordt verzocht in haar voorstel de mogelijkheid te onderzoeken dat een aanbod om een schadeclaim wegens inbreuk op het mededingingsrecht vroegtijdig te regelen, voordat een mededingingsautoriteit een inbreuk heeft vastgesteld, bij de berekening van boetes uit hoofde van de mededingingsregels een verzachtende factor kan vormen, als het aanbod tijdig ter kennis van de betrokken mededingingsautoriteit wordt gebracht.
Artikel 20
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ...* [PB gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij doen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen toekomen.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 20 bis
Overgangsperiode
De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die de lidstaten overeenkomstig artikel 20 aannemen, zijn niet van toepassing op inbreuken op het mededingingsrecht ten aanzien waarvan op of voor de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn een schadevordering bij een nationale rechter aanhangig is.
Artikel 21
Inwerkingtreding en overgangsregeling voor lopende zaken
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 22
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te [...],
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
- [1] Advies van 16 oktober 2013 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).
- [2] * Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.
- [3] Advies van 16 oktober 2013 (PB C ... van ..., blz. ...).
- [4] Standpunt van het Europees Parlement van …
- [5] Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1). [...]
- [6] PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391.
- [7] Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1).
- [8] Verordening (EG) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 78).
- [9] PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
- [10] Aanbeveling C(2003)1422 van de Commissie van 6 mei 2013 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
ADVIES van de Commissie juridische zaken(*) (27.1.2014)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie
(COM(2013)0404 – C7‑0170/2013 – 2013/0185(COD))
Rapporteur voor advies (*): Bernhard Rapkay
(*) Procedure met medeadviserende commissies – Artikel 50 van het Reglement
BEKNOPTE MOTIVERING
De EU heeft bijna tien jaar beraadslaagd over de mogelijkheid om gemeenschappelijke regels in te voeren voor schadevorderingen wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht. Het voorliggende voorstel van de Commissie voor een richtlijn is zeer welkom, omdat het consumenten en kleine en middelgrote ondernemingen helpt bij de uitoefening van hun recht op vergoeding van schade ten gevolge van inbreuken op het mededingingsrecht. Momenteel bevinden zowel degenen die inbreuken op het mededingingsrecht plegen als degenen die daar het slachtoffer van zijn zich in een door ongelijkheid gekenmerkte situatie, omdat er geen toereikende nationale regels voor schadevorderingen bestaan of omdat de regels per lidstaat verschillen. Ook kunnen ondernemingen die artikel 101 of artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie overtreden, maar die niet gevestigd zijn in een lidstaat met wetgeving die gunstig is voor degene die een schadevordering instelt, een concurrentievoordeel hebben. Dergelijke verschillen in aansprakelijkheidsregels kunnen de mededinging verstoren en de werking van de interne markt nadelig beïnvloeden. De rapporteur kan zich dus volledig vinden in het voorstel van de Commissie om het de slachtoffers gemakkelijker te maken om via de rechter schadevergoeding te krijgen.
De rapporteur steunt in beginsel de invoering van clementieregelingen. Dankzij die regelingen komen namelijk inbreuken aan het licht en daarom moeten bedrijven niet worden ontmoedigd om mee te werken. De bescherming die deze regelingen bieden mag echter niet verder gaan dan nodig is. Met name mogen deze regelingen ondernemingen niet ontheffen van de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan slachtoffers of leiden tot overmatige bescherming van informatie die eisers nodig hebben om een schadevordering te kunnen instellen.
De rapporteur is voorts ingenomen met het feit dat partijen worden gestimuleerd hun geschil consensueel te beslechten, maar wil daarbij benadrukken dat consensuele geschillenbeslechting daadwerkelijk vrijwillig van aard moet zijn. Om consensuele geschillenbeslechting toegankelijker te maken moeten eisers de mogelijkheid hebben om in de precontentieuze fase informatie te verkrijgen van nationale of Europese mededingingsautoriteiten aangaande de omvang van de schade of het verlies.
De toegang tot bewijsmateriaal is essentieel voor de uitoefening van het verhaalsrecht. De rapporteur acht het om die reden essentieel om de door de Commissie voorgestelde bepalingen verder te versterken, om de toegang, onder controle van de rechter, te waarborgen tot informatie die relevant en noodzakelijk is voor de schadevordering. Hoewel het zo kan zijn dat bepaalde soorten documenten (of informatie in die documenten) om geheimhouding vragen, vindt de rapporteur dat altijd moet worden beoordeeld of documenten al dan niet kunnen worden bekendgemaakt en dat geen enkele categorie systematisch van een dergelijke beoordeling dient te worden uitgesloten.
Bij eerdere gedachtewisselingen over de mogelijkheden om de positie van eisers te versterken is collectief verhaal naar voren gebracht als een manier om de processuele gelijkheid van partijen in geschillen over vergoeding van schade te verbeteren. De rapporteur is van oordeel dat het handhaven of invoeren van dergelijke mechanismen aangemoedigd moet worden, ook al worden zij niet verplicht gesteld voor de lidstaten, maar vindt het belangrijk dat bepaalde praktijken daarbij niet worden toegestaan, zoals het hanteren van een geen-bezwaarsysteem waarbij slachtoffers, als zij niet aan een collectieve verhaalsactie wensen deel te nemen, dat uitdrukkelijk dienen te melden, of het creëren van de mogelijkheid een resultaatafhankelijk honorarium af te spreken of een schadevergoeding met een boetekarakter toe te kennen.
AMENDEMENTEN
De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(4) Volgens het Unierecht op schadevergoeding in mededingingszaken moet elke lidstaat over procedurele regels beschikken die de effectieve uitoefening van dat recht garanderen. De behoefte aan doeltreffende procedurele middelen volgt ook uit het recht op een effectieve rechterlijke bescherming dat in artikel 47, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie53 en in artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is vastgelegd. |
(4) Volgens het Unierecht op schadevergoeding in mededingingszaken moet elke lidstaat over procedurele regels beschikken die de effectieve uitoefening van dat recht garanderen. De behoefte aan doeltreffende procedurele middelen volgt ook uit het recht op een effectieve rechterlijke bescherming dat in artikel 47, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie53 en in artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is vastgelegd. De lidstaten moeten daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden waarborgen. |
__________________ |
__________________ |
53 PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391. |
53 PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391. |
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5) Om effectieve publieke en civiele handhaving van de mededingingsregels te garanderen, is het noodzakelijk om de coördinatie tussen beide te regelen, bijvoorbeeld wat betreft de procedures om toegang te krijgen tot documenten die in het bezit van de mededingingsautoriteiten zijn. Door een dergelijke coördinatie op Unieniveau zal ook worden vermeden dat er verschillen zijn tussen de toepasselijke regels, wat de goede werking van de interne markt in gevaar zou kunnen brengen. |
(5) Om effectieve civiele handhaving naar burgerlijk recht en effectieve publieke handhaving door mededingingsautoriteiten te waarborgen, moet er een wisselwerking tussen beide instrumenten zijn om de effectiviteit van de mededingingsregels zoveel mogelijk te garanderen. Het is noodzakelijk om de coördinatie tussen beide te regelen, bijvoorbeeld wat betreft de procedures om toegang te krijgen tot documenten die in het bezit van de mededingingsautoriteiten zijn. Door een dergelijke coördinatie op Unieniveau zal ook worden vermeden dat er verschillen zijn tussen de toepasselijke regels, wat de goede werking van de interne markt in gevaar zou kunnen brengen. |
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7) Ondernemingen die in verschillende lidstaten gevestigd en actief zijn, zijn onderworpen aan procedurele regels die de mate waarin zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor inbreuken op het mededingingsrecht aanzienlijk beïnvloeden. Die ongelijke handhaving van het Unierecht op schadevergoeding kan leiden tot een concurrentievoordeel voor ondernemingen die in strijd met de artikelen 101 en 102 van het Verdrag hebben gehandeld, en kan de uitoefening van het recht om zich te vestigen en goederen of diensten te leveren ontmoedigen in de lidstaten waar het recht op schadevergoeding beter wordt gehandhaafd. De verschillen tussen de aansprakelijkheidsregelingen die in de lidstaten van toepassing zijn, kunnen zowel de mededinging als de goede werking van de interne markt ongunstig beïnvloeden. |
(7) Ondernemingen die in verschillende lidstaten gevestigd en actief zijn, zijn onderworpen aan procedurele regels die de mate waarin zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor inbreuken op het mededingingsrecht aanzienlijk beïnvloeden. Die ongelijke handhaving van het Unierecht op schadevergoeding kan leiden tot een concurrentievoordeel voor ondernemingen die in strijd met de artikelen 101 en 102 van het Verdrag hebben gehandeld, en kan de uitoefening van het recht om zich te vestigen en goederen of diensten te leveren ontmoedigen in de lidstaten waar het recht op schadevergoeding beter wordt gehandhaafd. Omdat de verschillen tussen de aansprakelijkheidsregelingen die in de lidstaten van toepassing zijn zowel de mededinging als de goede werking van de interne markt ongunstig kunnen beïnvloeden, is het passend om de richtlijn te baseren op de dubbele rechtsgrondslag van de artikelen 103 en 114 VWEU. |
Motivering | |
Uit hetgeen in de overweging wordt aangevoerd, volgt automatisch dat de richtlijn gebaseerd moet worden op de dubbele rechtsgrondslag van de artikelen 103 en 114 VWEU. Duidelijkheidshalve moet dit ook expliciet worden vermeld. | |
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8) Het is daarom noodzakelijk om een gelijker speelveld te garanderen voor ondernemingen die op de interne markt actief zijn en de voorwaarden te verbeteren waarop consumenten hun uit de interne markt voortvloeiende rechten kunnen uitoefenen. Het is ook aangewezen dat de rechtszekerheid wordt vergroot en de verschillen tussen de lidstaten worden verkleind wat betreft de nationale regels voor schadevorderingen wegens inbreuk op het Europese mededingingsrecht en, indien dit parallel van toepassing is, op het nationale mededingingsrecht. Het onderling afstemmen van deze regels zal ook helpen te voorkomen dat grotere verschillen ontstaan tussen de regels van de lidstaten inzake schadevorderingen wegens inbreuk op de mededingingsregels. |
(8) Het is daarom, en mede vanwege het feit dat grootschalige inbreuken op de bepalingen van mededingingsrecht vaak grensoverschrijdend van aard zijn, noodzakelijk om een gelijker speelveld te garanderen voor ondernemingen die op de interne markt actief zijn en de voorwaarden te verbeteren waarop consumenten hun uit de interne markt voortvloeiende rechten kunnen uitoefenen. Het is ook aangewezen dat de rechtszekerheid wordt vergroot en de verschillen tussen de lidstaten worden verkleind wat betreft de nationale regels voor schadevorderingen wegens inbreuk op het Europese mededingingsrecht en, indien dit parallel van toepassing is, op het nationale mededingingsrecht. Het onderling afstemmen van deze regels zal ook helpen te voorkomen dat grotere verschillen ontstaan tussen de regels van de lidstaten inzake schadevorderingen wegens inbreuk op de mededingingsregels. |
Motivering | |
Grootschalige inbreuken op de bepalingen van mededingingsrecht beperken zich veelal niet tot één lidstaat, maar hebben grensoverschrijdende gevolgen en beïnvloeden dus niet alleen het handelsverkeer tussen de lidstaten, maar ook de werking van de interne markt. | |
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) Bewijsmateriaal is een belangrijk element om schadevorderingen wegens inbreuk op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie in te stellen. Aangezien mededingingsgeschillen gekenmerkt worden door informatieasymmetrie, is het passend ervoor te zorgen dat benadeelde partijen het recht hebben toegang tot voor hun claim relevant bewijsmateriaal te krijgen, zonder dat zij individuele bewijsstukken moeten aanwijzen. Om gelijke wapens te garanderen, moeten ook verweerders in schadevorderingen over die middelen beschikken, zodat zij de benadeelde partijen om de toegang tot bewijsmateriaal kunnen verzoeken. De nationale rechter kan ook derden gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal. Wanneer de nationale rechter de Commissie wil gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal, zijn het beginsel van loyale samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten (artikel 4, lid 3, VEU) en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 met betrekking tot verzoeken om inlichtingen van toepassing. |
(13) Bewijsmateriaal is een belangrijk element om schadevorderingen wegens inbreuk op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie in te stellen. Aangezien mededingingsgeschillen gekenmerkt worden door informatieasymmetrie, is het passend ervoor te zorgen dat benadeelde partijen het recht hebben toegang tot voor hun claim relevant bewijsmateriaal te krijgen. Om gelijke wapens te garanderen, moeten ook verweerders in schadevorderingen over die middelen beschikken, zodat zij de benadeelde partijen om de toegang tot bewijsmateriaal kunnen verzoeken. De nationale rechter kan ook derden gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal. Wanneer de nationale rechter de Commissie wil gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal, zijn het beginsel van loyale samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten (artikel 4, lid 3, VEU) en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 met betrekking tot verzoeken om inlichtingen van toepassing. |
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(14) Tot relevant bewijsmateriaal moet toegang worden verleend op bevel van de rechter en onder strikte rechterlijke toetsing, met name ten aanzien van de noodzaak en de evenredigheid van de toegangsmaatregel. Uit het evenredigheidsbeginsel volgt dat het verzoek om toegang pas kan worden gehonoreerd wanneer een benadeelde partij op basis van redelijkerwijs beschikbaar feitenmateriaal heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden die door de verweerder werd veroorzaakt. Het verzoek om toegang moet betrekking hebben op categorieën bewijsmateriaal die zo nauwkeurig en eng mogelijk zijn omschreven als op basis van redelijkerwijs beschikbaar feitenmateriaal mogelijk is. |
(14) Tot relevant bewijsmateriaal moet toegang worden verleend op bevel van de rechter en onder strikte rechterlijke toetsing, met name ten aanzien van de noodzaak en de evenredigheid van de toegangsmaatregel. Uit het evenredigheidsbeginsel volgt dat het verzoek om toegang pas kan worden gehonoreerd wanneer een benadeelde partij op basis van redelijkerwijs beschikbaar feitenmateriaal heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden die door de verweerder werd veroorzaakt. |
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 15 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(15) Er moet eveneens zorgvuldig worden nagegaan of aan de evenredigheidseis is voldaan wanneer door het verlenen van toegang de onderzoeksstrategie van een mededingingsautoriteit kan worden blootgelegd doordat bekend wordt welke documenten deel uitmaken van het dossier, of wanneer het verlenen van toegang negatieve gevolgen kan hebben voor de manier waarop ondernemingen met de mededingingsautoriteit samenwerken. Het verzoek om toegang mag derhalve niet als evenredig worden beschouwd indien het algemene toegang betreft tot documenten in het dossier van een mededingingsautoriteit met betrekking tot een bepaalde zaak, of tot documenten die een partij in het kader van een bepaalde zaak heeft verstrekt. Dergelijke brede verzoeken om toegang zouden evenmin in overeenstemming zijn met de plicht van de partij die om toegang verzoekt om de categorieën bewijsmateriaal zo nauwkeurig en eng mogelijk te specificeren. |
(15) Er moet eveneens zorgvuldig worden nagegaan of aan de evenredigheidseis is voldaan wanneer door het verlenen van toegang de onderzoeksstrategie van een mededingingsautoriteit kan worden blootgelegd doordat bekend wordt welke documenten deel uitmaken van het dossier, of wanneer het verlenen van toegang negatieve gevolgen kan hebben voor de manier waarop ondernemingen met de mededingingsautoriteit samenwerken. |
|
Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar het voorkomen van verzoeken in het kader van phishing. |
Motivering | |
Spreekt voor zich. | |
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(17) Hoewel relevant bewijsmateriaal dat bedrijfsgeheimen of anderszins vertrouwelijke informatie bevat in beginsel voor schadevorderingen beschikbaar moet zijn, moet deze vertrouwelijke informatie op passende wijze beschermd worden. De nationale rechter moet daarom een beroep kunnen doen op een scala aan maatregelen om te voorkomen dat die vertrouwelijke informatie tijdens de procedure openbaar wordt gemaakt. Daarbij kan het gaan om besloten zittingen, waardoor de groep personen die van het bewijsmateriaal kennis kan nemen beperkt wordt, en de opdracht aan deskundigen om samenvattingen van de informatie te maken met samenvoeging van individuele gegevens of in anderszins niet-vertrouwelijke vorm. Maatregelen ter bescherming van bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie mogen de uitoefening van het recht op schadevergoeding in de praktijk niet belemmeren. |
(17) Hoewel relevant bewijsmateriaal dat bedrijfsgeheimen of anderszins vertrouwelijke informatie bevat in beginsel voor schadevorderingen beschikbaar moet zijn, moet deze vertrouwelijke informatie op passende wijze beschermd worden. De nationale rechter moet daarom een beroep kunnen doen op een scala aan maatregelen om te voorkomen dat die vertrouwelijke informatie tijdens de procedure openbaar wordt gemaakt. Daarbij kan het gaan om het onleesbaar maken van gevoelige informatie in een document, behandeling met gesloten deuren, waardoor de groep personen die van het bewijsmateriaal kennis kan nemen beperkt wordt, en de opdracht aan deskundigen om samenvattingen van de informatie te maken met samenvoeging van individuele gegevens of in anderszins niet-vertrouwelijke vorm. Maatregelen ter bescherming van bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie mogen de uitoefening van het recht op schadevergoeding evenwel niet belemmeren. |
Motivering | |
Bepaalde gevoelige informatie in documenten, zoals informatie over derden die niet van belang is voor de procedure, kan onleesbaar worden gemaakt. De behandeling kan zo nodig achter gesloten deuren plaatsvinden, zodat gevoelige informatie niet naar buiten komt. | |
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(19) Clementieregelingen en schikkingsprocedures zijn belangrijke instrumenten voor de publieke handhaving van het mededingingsrecht van de Unie omdat deze bijdragen aan het opsporen, efficiënt vervolgen en bestraffen van de ernstigste inbreuken op het mededingingsrecht. Ondernemingen kunnen in deze context afgeschrikt worden om mee te werken indien zij door de toegang tot documenten die zij enkel voor dit doel hebben verstrekt, civiel aansprakelijk kunnen worden gesteld onder slechtere voorwaarden dan de overige inbreukmakers die niet met de mededingingsautoriteiten meewerken. Om ervoor te zorgen dat ondernemingen bereid zijn vrijwillig verklaringen af te leggen waarin zij, in het kader van een clementieregeling of een schikkingsprocedure, tegenover een mededingingsautoriteit hun betrokkenheid bij een inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie of het nationale mededingingsrecht erkennen, moeten dergelijke verklaringen worden uitgesloten van de toegang tot bewijsmateriaal. |
(19) Clementieregelingen en schikkingsprocedures zijn belangrijke instrumenten voor de publieke handhaving van het mededingingsrecht van de Unie omdat deze bijdragen aan het opsporen, efficiënt vervolgen en bestraffen van de ernstigste inbreuken op het mededingingsrecht. Ondernemingen kunnen in deze context afgeschrikt worden om mee te werken indien zij door de toegang tot documenten die zij enkel voor dit doel hebben verstrekt, civiel aansprakelijk kunnen worden gesteld onder slechtere voorwaarden dan de overige inbreukmakers die niet met de mededingingsautoriteiten meewerken. Om ervoor te zorgen dat ondernemingen bereid zijn vrijwillig verklaringen af te leggen waarin zij, in het kader van een clementieregeling of een schikkingsprocedure, tegenover een mededingingsautoriteit hun betrokkenheid bij een inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie of het nationale mededingingsrecht erkennen, is het aan de rechter om te beoordelen of dergelijke verklaringen moeten worden uitgesloten van de toegang tot bewijsmateriaal. |
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 26 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(26) Nationale regels inzake de aanvang, duur, schorsing of stuiting van verjaringstermijnen mogen geen onnodige belemmering vormen voor het instellen van schadevorderingen. Dit is van bijzonder belang voor schadevorderingen die zijn gesteund op de vaststelling door een mededingingsautoriteit of een beroepsinstantie van een inbreuk. Daartoe moeten benadeelde partijen nog steeds een schadevordering kunnen instellen na afloop van een procedure van een mededingingsautoriteit om het nationale mededingingsrecht en het mededingingsrecht van de Unie te handhaven. |
(26) Nationale regels inzake de aanvang, duur, schorsing of stuiting van verjaringstermijnen mogen geen onnodige belemmering vormen voor het instellen van schadevorderingen. Dit is van bijzonder belang voor schadevorderingen die zijn gesteund op de vaststelling door een mededingingsautoriteit of een beroepsinstantie van een inbreuk. Daartoe moeten benadeelde partijen nog steeds een schadevordering kunnen instellen na afloop van een procedure van een mededingingsautoriteit om het nationale mededingingsrecht en het mededingingsrecht van de Unie te handhaven. De lidstaten moet de mogelijkheid worden geboden algemeen toepasselijke verjaringstermijnen te handhaven of in te voeren. |
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Overweging 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(28) Ondernemingen die in het kader van een clementieregeling met de mededingingsautoriteiten samenwerken, spelen een belangrijke rol bij het opsporen van geheime kartelinbreuken en bij het beëindigen van deze inbreuken, waardoor vaak de schade wordt beperkt die zou zijn veroorzaakt indien de inbreuk was voortgezet. Het is daarom aangewezen om ervoor te zorgen dat ondernemingen die in het kader van een clementieregeling van een mededingingsautoriteit immuniteit tegen geldboeten hebben gekregen, niet onnodig aan schadeclaims worden blootgesteld, rekening houdend met het feit dat het besluit van de mededingingsautoriteit tot vaststelling van de inbreuk eerder in kracht van gewijsde kan gaan voor de partij aan wie immuniteit is verleend dan voor de andere ondernemingen, die geen immuniteit hebben gekregen. Het is daarom aangewezen dat de partij aan wie immuniteit is verleend in beginsel wordt vrijgesteld van de gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid voor de volledige schade en dat haar aandeel niet groter is dan de schade berokkend aan haar eigen directe of indirecte afnemers of, in het geval van een inkoopkartel, haar directe of indirecte leveranciers. Indien een kartel schade heeft berokkend aan andere partijen dan de afnemers/leveranciers van de inbreukmakende ondernemingen, mag het aandeel van de partij aan wie immuniteit is verleend niet hoger zijn dan haar relatieve verantwoordelijkheid voor de door het kartel veroorzaakte schade. Dit aandeel moet worden bepaald volgens dezelfde regels als voor de bijdragen onder inbreukmakende ondernemingen (overweging 27). De partij aan wie immuniteit is verleend moet enkel volledig aansprakelijk blijven ten aanzien van de benadeelde partijen die geen directe of indirecte afnemers of leveranciers zijn, wanneer deze geen volledige vergoeding kunnen krijgen van de andere inbreukmakende ondernemingen. |
(28) Ondernemingen die in het kader van een clementieregeling met de mededingingsautoriteiten samenwerken, spelen een belangrijke rol bij het opsporen van geheime kartelinbreuken en bij het beëindigen van deze inbreuken, waardoor vaak de schade wordt beperkt die zou zijn veroorzaakt indien de inbreuk was voortgezet. Indien een kartel schade heeft berokkend aan andere partijen dan de afnemers/leveranciers van de inbreukmakende ondernemingen, mag het aandeel van de partij aan wie immuniteit is verleend niet hoger zijn dan haar relatieve verantwoordelijkheid voor de door het kartel veroorzaakte schade. Dit aandeel moet worden bepaald volgens dezelfde regels als voor de bijdragen onder inbreukmakende ondernemingen (overweging 27). De partij aan wie immuniteit is verleend moet enkel volledig aansprakelijk blijven ten aanzien van de benadeelde partijen die geen directe of indirecte afnemers of leveranciers zijn, wanneer deze geen volledige vergoeding kunnen krijgen van de andere inbreukmakende ondernemingen. |
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Deze richtlijn stelt bepaalde regels vast die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat eenieder die schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op artikel 101 of 102 van het Verdrag of op het nationale mededingingsrecht effectief het recht op volledige vergoeding van die schade kan uitoefenen. Zij stelt eveneens regels vast die een onvervalste mededinging op de interne markt bevorderen en de belemmeringen voor de goede werking ervan wegnemen door in de hele Unie een gelijkwaardige bescherming te garanderen voor eenieder die dergelijke schade heeft geleden. |
1. Deze richtlijn stelt bepaalde regels vast die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat eenieder die schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op artikel 101 of 102 van het Verdrag of op het nationale mededingingsrecht door een onderneming of groep ondernemingen effectief volledige vergoeding van die schade door de inbreukmakende partijen kan vorderen. Zij stelt eveneens regels vast die een onvervalste mededinging op de interne markt bevorderen en de belemmeringen voor de goede werking ervan wegnemen door in de hele Unie een gelijkwaardige bescherming te garanderen voor eenieder die dergelijke schade heeft geleden. |
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Eenieder die schade heeft geleden door een inbreuk op de mededingingswetgeving van de Unie of de nationale mededingingswetgeving kan volledige vergoeding van die schade vorderen. |
1. Eenieder die schade heeft geleden door een inbreuk op de mededingingswetgeving van de Unie of de nationale mededingingswetgeving kan van de inbreukmakende partijen volledige vergoeding van die schade vorderen door een zelfstandige vordering of een civiele vervolgvordering in te stellen. |
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – punt 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. "nationaal mededingingsrecht": bepalingen van nationaal recht die overwegend dezelfde doelstelling nastreven als de artikelen 101 en 102 van het Verdrag en die in dezelfde zaak en parallel met het mededingingsrecht van de Unie worden toegepast overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003; |
2. "nationaal mededingingsrecht": bepalingen van nationaal recht die overwegend dezelfde doelstelling nastreven als de artikelen 101 en 102 van het Verdrag en die in dezelfde zaak en parallel met het mededingingsrecht van de Unie worden toegepast overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003; Deze definitie is niet van toepassing op nationale wetten die strafrechtelijke sancties opleggen aan natuurlijke personen, behalve indien deze sancties het middel vormen waarmee op ondernemingen toepasselijke mededingingsregels worden toegepast. |
Motivering | |
Het is belangrijk rekening te houden met de strafrechtelijke bepalingen die in een aantal lidstaten van kracht zijn. Daarom moet de formulering van overweging 8 van Verordening (EG) nr. 1/2003 hier worden overgenomen. | |
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Artikel 5 |
Artikel 5 |
Toegang tot bewijsmateriaal |
Toegang tot bewijsmateriaal |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een eiser alle feiten en bewijsmateriaal heeft gepresenteerd die redelijkerwijs voor hem beschikbaar zijn en daaruit blijkt dat er aannemelijke redenen zijn om te vermoeden dat hij, of diegenen die hij vertegenwoordigt, schade heeft (of hebben) geleden als gevolg van een door de verweerder gemaakte inbreuk op het mededingingsrecht, de nationale rechter de verweerder of een derde kan gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal, ongeacht of dit bewijsmateriaal ook is opgenomen in het dossier van een mededingingsautoriteit, op de in dit hoofdstuk beschreven voorwaarden. De lidstaten zorgen ervoor dat de rechter op verzoek van de verweerder ook de eiser of een derde kan gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal. |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat in een procedure betreffende een vordering tot schadevergoeding, ingesteld voor een nationale rechter in de Unie, de nationale rechter op verzoek van een eiser die alle redelijkerwijs voor hem beschikbare feiten en beschikbaar bewijsmateriaal heeft gepresenteerd om zijn claim aannemelijk te maken, de verweerder of een derde partij kan gelasten toegang te verlenen tot het relevante bewijsmateriaal [...], mits de in dit hoofdstuk beschreven voorwaarden vervuld zijn. De lidstaten zorgen ervoor dat de rechter op verzoek van de verweerder ook de eiser of een derde kan gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal. |
Deze bepaling laat de rechten en verplichtingen die voor de nationale rechter voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad onverlet. |
Deze bepaling laat de rechten en verplichtingen die voor de nationale rechter voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad onverlet. |
|
1 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter de nationale mededingingsautoriteit toegang tot bewijsmateriaal gelast als de verweerder het gevraagde bewijsmateriaal niet verstrekt. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter het in lid 1 bedoelde verlenen van toegang tot bewijsmateriaal gelast wanneer de partij die om toegang verzoekt: |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter toegang kan gelasten tot welbepaalde bewijsstukken of categorieën bewijsmateriaal, die zo nauwkeurig en eng mogelijk worden omschreven op basis van de gepresenteerde redelijkerwijs beschikbare feiten, en die in het bezit zijn van de tegenpartij of een derde en noodzakelijk zijn voor het begroten van de omvang van de schade, als bedoeld in artikel 2 van deze richtlijn. |
(a) heeft aangetoond dat voor de staving van haar vordering of verweer relevant bewijsmateriaal in het bezit van de tegenpartij of een derde is; and |
|
(b) zo nauwkeurig en eng als op basis van de redelijkerwijs beschikbare feiten mogelijk is, heeft gespecificeerd om welke bewijsstukken dan wel categorieën bewijsmateriaal het gaat. |
|
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal beperkt tot wat evenredig is. Bij de beoordeling van de vraag of een toegang waar een partij om verzoekt evenredig is, houdt de nationale rechter rekening met de rechtmatige belangen van alle betrokken partijen en derden. Met name houdt hij rekening met de volgende elementen: |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal beperkt tot wat evenredig is en betrekking heeft op een schadevordering in de Unie. Bij de beoordeling van de vraag of de toegang waar een partij om verzoekt evenredig is, houdt de nationale rechter rekening met de publieke belangen ter zake en met de rechtmatige belangen van alle betrokken private partijen en derden. Met name houdt hij rekening met de volgende elementen: |
(a) de waarschijnlijkheid dat de vermeende inbreuk op het mededingingsrecht zich heeft voorgedaan; |
(a) de waarschijnlijkheid dat de vermeende inbreuk op het mededingingsrecht zich heeft voorgedaan; |
|
(a bis) de noodzaak om de effectiviteit van de publieke handhaving van het mededingingsrecht te waarborgen; |
(b) de omvang en de kosten van toegang, in het bijzonder voor betrokken derden; |
(b) de omvang en de kosten van toegang, in het bijzonder voor betrokken derden en de noodzaak om phishing te voorkomen; |
(c) of het bewijsmateriaal waartoe toegang moet worden verleend, al dan niet vertrouwelijke informatie bevat, in het bijzonder over derden, en de regelingen tot bescherming van dergelijke vertrouwelijke informatie; en |
(c) of het bewijsmateriaal waartoe toegang moet worden verleend, al dan niet vertrouwelijke informatie bevat, in het bijzonder over derden, en de regelingen tot bescherming van dergelijke vertrouwelijke informatie; en |
(d) wanneer de inbreuk onderzocht wordt of is door een mededingingsautoriteit, of het verzoek specifiek is geformuleerd met betrekking tot de aard, het onderwerp of de inhoud van de documenten, en geen niet-specifiek verzoek is met betrekking tot aan een mededingingsautoriteit verstrekte of zich in het dossier van een mededingingsautoriteit bevindende documenten. |
(d) wanneer de inbreuk onderzocht wordt of is door een mededingingsautoriteit, of het verzoek specifiek is geformuleerd met betrekking tot de aard, het onderwerp of de inhoud van de [...] aan een mededingingsautoriteit verstrekte of zich in het dossier van een mededingingsautoriteit bevindende documenten. |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter over doeltreffende maatregelen beschikt om vertrouwelijke informatie in de ruimst mogelijk mate te beschermen tegen oneigenlijk gebruik, maar zorgen er tegelijk voor dat relevant bewijsmateriaal dat dergelijke informatie bevat, voor de schadevordering beschikbaar is. |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechters bevoegd zijn om in het kader van schadevorderingen toegang te gelasten tot vertrouwelijk bewijsmateriaal indien zij van oordeel zijn dat dat bewijsmateriaal relevant is voor de schadevordering. De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale rechters, wanneer zij de vrijgave van deze informatie bevelen, over doeltreffende maatregelen beschikken om deze informatie te beschermen. |
5. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om volle werking te verlenen aan verschoningsrechten en andere rechten om zich aan het gedwongen verlenen van toegang tot bewijsmateriaal te onttrekken. |
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechters wanneer zij toegang tot bewijsmateriaal gelasten, het vertrouwelijke karakter van de communicatie tussen advocaat en cliënt krachtens het nationaal recht of het Unierecht zijn volle werking verlenen. |
|
Het belang voor ondernemingen om na een inbreuk schadevorderingen te vermijden, vormt geen commercieel belang dat bescherming verdient. |
|
5 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat belanghebbende partijen die in het bezit zijn van een opgevraagd document worden gehoord alvorens de nationale rechter krachtens dit artikel toegang gelast tot informatie afkomstig uit de gespecificeerde documenten. |
6. De lidstaten zorgen ervoor dat, voor zover hun rechters de bevoegdheid hebben om het verlenen van toegang te gelasten zonder de persoon te horen die toegang moet verlenen, de adressaat van een dergelijk bevel geen sanctie voor niet-nakoming van dit verzoek kan worden opgelegd zolang hij niet door de rechter werd gehoord. |
6. De lidstaten zorgen ervoor dat, voor zover hun rechters de bevoegdheid hebben om het verlenen van toegang te gelasten zonder de persoon te horen die toegang moet verlenen, de adressaat van een dergelijk bevel geen sanctie voor niet-nakoming van dit verzoek kan worden opgelegd zolang hij niet de mogelijkheid heeft gekregen door de nationale rechter te worden gehoord. |
7. Het bewijsmateriaal waartoe toegang moet worden verleend, omvat alle soorten bewijsmateriaal dat voor de behandelende nationale rechter toelaatbaar is, met name documenten en alle overige informatiedragers, ongeacht het medium waarop de informatie is opgeslagen. |
7. Het bewijsmateriaal waartoe toegang moet worden verleend, omvat alle soorten bewijsmateriaal dat voor de behandelende nationale rechter toelaatbaar is, met name documenten en alle overige informatiedragers, ongeacht het medium waarop de informatie is opgeslagen. |
8. Onverminderd de verplichting uit hoofde van lid 4 en de beperkingen uit hoofde van artikel 6, belet dit artikel de lidstaten niet regels te handhaven of in te voeren die tot een ruimere toegang tot bewijsmateriaal zouden leiden. |
8. Onverminderd de verplichting uit hoofde van lid 4 en de beperkingen uit hoofde van artikel 6, belet dit artikel de lidstaten niet regels te handhaven of in te voeren die tot een ruimere toegang tot bewijsmateriaal zouden leiden. |
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter met het oog op schadevorderingen op geen enkel moment een partij of een derde het verlenen van toegang tot de volgende categorieën bewijsmateriaal kan gelasten: |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter met het oog op schadevorderingen in het algemeen een mededingingsautoriteit niet gelast toegang te verlenen tot de volgende categorieën bewijsmateriaal: |
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 1 – alinea 1 (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
interne documenten van de nationale mededingingsautoriteit, de briefwisseling tussen de Europese Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten of de briefwisseling tussen deze autoriteiten onderling in het kader van het Europese Mededingingsnetwerk; |
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 2 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter met het oog op schadevorderingen het verlenen van toegang tot de volgende categorieën bewijsmateriaal enkel kan gelasten nadat een mededingingsautoriteit haar procedure heeft beëindigd of een in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1/2003 of hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1/2003 vermeld besluit heeft vastgesteld: |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter met het oog op schadevorderingen het verlenen van toegang tot het volgende enkel kan gelasten nadat een mededingingsautoriteit haar procedure heeft beëindigd of een in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1/2003 of hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1/2003 vermeld besluit heeft vastgesteld: |
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. Het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal in het dossier van een mededingingsautoriteit dat niet tot één van de in lid 1 of 2 van dit artikel vermelde categorieën behoort, mag te allen tijde voor schadevorderingen worden gelast. |
3. Het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal in het dossier van een mededingingsautoriteit dat niet tot één van de in lid 1 of 2 van dit artikel vermelde categorieën behoort, mag te allen tijde voor schadevorderingen worden gelast. Het bepaalde in artikel 5, leden 3 tot en met 7, is mutatis mutandis van toepassing. |
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Artikel 7 |
Schrappen |
Beperkingen op het gebruik van bewijsmateriaal dat enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen |
|
1. De lidstaten zorgen ervoor dat bewijsmateriaal dat tot één van de in artikel 6, lid 1, vermelde categorieën behoort en dat door een natuurlijke persoon of rechtspersoon enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen bij het uitoefenen van zijn recht op verdediging op grond van artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1/2003 of overeenkomstige bepalingen van nationaal recht, niet toelaatbaar is in schadevorderingen. |
|
2. De lidstaten zorgen ervoor dat bewijsmateriaal dat tot één van de in artikel 6, lid 2, vermelde categorieën behoort en dat door een natuurlijke persoon of rechtspersoon enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen bij het uitoefenen van zijn recht op verdediging op grond van artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1/2003 of overeenkomstige bepalingen van nationaal recht, niet toelaatbaar is in schadevorderingen totdat die mededingingsautoriteit haar procedure heeft beëindigd of een in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1/2003 of hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1/2003 vermeld besluit heeft vastgesteld. |
|
3. De lidstaten zorgen ervoor dat bewijsmateriaal dat door een natuurlijke persoon of rechtspersoon enkel via toegang tot het dossier van een mededingingsautoriteit werd verkregen bij het uitoefenen van zijn recht op verdediging op grond van artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1/2003 of overeenkomstige bepalingen van nationaal recht, en dat overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel niet toelaatbaar is, in schadevorderingen enkel kan worden gebruikt door die persoon of door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn rechtsopvolger is, met inbegrip van de persoon die zijn vordering heeft verworven. |
|
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 1 – letter b – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(b) de vernietiging van relevant bewijsmateriaal, voor zover op het tijdstip van de vernietiging: |
(b) de vernietiging van relevant bewijsmateriaal; |
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 1 – letter b – punt i | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(i) de vernietigende partij een partij was of was geweest bij de procedure van een mededingingsautoriteit met betrekking tot het aan de schadevordering ten grondslag liggend gedrag; or |
Schrappen |
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 1 – letter b – punt ii | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(ii) de vernietigende partij wist, of redelijkerwijs had moeten weten, dat bij de nationale rechter een schadevordering was ingesteld en dat het bewijsmateriaal van belang was om de schadevordering of het verweer ertegen te staven; or |
Schrappen |
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 1 – letter b – punt iii | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(iii) de vernietigende partij wist dat het bewijsmateriaal van belang was voor door of tegen haar ingestelde aanhangige of potentiële schadevorderingen; |
Schrappen |
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de sancties die door de nationale rechter kunnen worden opgelegd doeltreffend, evenredig en ontradend zijn. De sancties die de nationale rechter ter beschikking staan, omvatten de mogelijkheid om uit de gedragingen van een partij in een schadevorderingsprocedure nadelige conclusies te trekken, bijvoorbeeld dat een punt van discussie bewezen is of dat vorderingen en verweermiddelen geheel of ten dele worden afgewezen, alsmede de mogelijkheid om de betaling van kosten te gelasten. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de sancties die door de nationale rechter kunnen worden opgelegd doeltreffend, evenredig en ontradend zijn in het geval van niet-nakoming of weigering tot nakoming van een bevel tot het verlenen van toegang tot informatie of een bevel ter bescherming van vertrouwelijke informatie. |
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 2 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn niet begint te lopen voordat een benadeelde partij weet heeft, of redelijkerwijs geacht kan worden weet te hebben, van: |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn begint te lopen op de meest recente datum waarop een benadeelde partij weet heeft, of redelijkerwijs geacht kan worden weet te hebben, van: |
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 2 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn niet begint te lopen voordat een benadeelde partij weet heeft, of redelijkerwijs geacht kan worden weet te hebben, van: |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn niet begint te lopen voordat de inbreuk is stopgezet en een benadeelde partij weet heeft, of redelijkerwijs geacht kan worden weet te hebben, van: |
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn wordt geschorst wanneer een mededingingsautoriteit een handeling verricht tot onderzoek of vervolging van een inbreuk waarop de schadevordering betrekking heeft. De schorsing eindigt ten vroegste één jaar nadat het inbreukbesluit in kracht van gewijsde is gegaan of de procedure op andere wijze is beëindigd. |
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn wordt geschorst wanneer een mededingingsautoriteit een handeling verricht tot onderzoek of vervolging van een inbreuk waarop de schadevordering betrekking heeft. De schorsing eindigt ten vroegste twee jaar nadat het besluit waarmee de procedure inzake de inbreuk of vermeende inbreuk is afgesloten in kracht van gewijsde is gegaan. |
Motivering | |
Deze termijn moet lang genoeg zijn om daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen. | |
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat een onderneming die in het kader van een clementieregeling van een mededingingsautoriteit immuniteit tegen geldboeten heeft gekregen enkel aansprakelijk is ten aanzien van andere benadeelde partijen dan haar directe of indirecte afnemers of leveranciers indien deze benadeelde partijen aantonen dat zij geen volledige schadevergoeding kunnen krijgen van de andere bij dezelfde inbreuk op het mededingingsrecht betrokken ondernemingen. |
Schrappen |
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 2 – alinea 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
In de in lid 1 van dit artikel bedoelde situatie wordt de indirecte afnemer geacht het bewijs te hebben geleverd dat er doorberekening aan hem heeft plaatsgevonden, wanneer hij heeft aangetoond dat: |
In de in lid 1 van dit artikel bedoelde situatie bewijst de indirecte afnemer dat er doorberekening aan hem heeft plaatsgevonden, wanneer hij heeft aangetoond dat ten minste: |
Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De in dit hoofdstuk vastgestelde regels laten het recht van een benadeelde partij om een schadevergoeding voor gederfde winst te vorderen, onverlet. |
1. De in dit hoofdstuk vastgestelde regels laten het recht van een benadeelde partij om een schadevergoeding te vorderen voor gederfde winst, reëel verlies, en rente vanaf het moment dat de schade plaatsvond tot en met de uitbetaling van de vergoeding voor die schade, onverlet. |
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 1 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) iedere relevante uitkomst van publieke mededingingszaken die bijdraagt aan de naleving van de in artikel 13, lid 2, vastgelegde criteria. |
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat in het geval van een kartelinbreuk wordt vermoed dat de inbreuk schade heeft veroorzaakt. De inbreukmakende onderneming heeft het recht dit vermoeden te weerleggen. |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat in het geval van een kartelinbreuk wordt vermoed dat de inbreuk binnen de markt schade heeft veroorzaakt. De inbreukmakende onderneming heeft het recht dit vermoeden te weerleggen. |
Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn Artikel 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Artikel 17 |
Artikel 17 |
Schorsende werking van consensuele geschillenbeslechting |
Schorsende werking van consensuele geschillenbeslechting |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn voor het instellen van een schadevordering wordt geschorst voor de duur van de consensuele geschillenbeslechtingsprocedure. De schorsing van de verjaringstermijn geldt enkel voor de partijen die bij de consensuele geschillenbeslechting zijn of waren betrokken. |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn voor het instellen van een schadevordering wordt geschorst voor de duur van de consensuele geschillenbeslechtingsprocedure. De schorsing van de verjaringstermijn geldt enkel voor de partijen die bij de consensuele geschillenbeslechting zijn of waren betrokken. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter bij wie een schadevordering aanhangig is, de procedure schorst indien de partijen bij deze procedure betrokken zijn bij consensuele geschillenbeslechting in verband met de claim waarop die schadevordering betrekking heeft. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter bij wie een schadevordering aanhangig is, de procedure schorst indien de partijen bij deze procedure betrokken zijn bij consensuele geschillenbeslechting in verband met de claim waarop die schadevordering betrekking heeft. |
|
2 bis. De schorsing van hetgeen in lid 2 van dit artikel wordt vermeld, mag in geen geval langer dan een jaar duren. |
|
2 ter. Following a consensual settlement, a competition authority may consider the compensation paid prior to the decision as a mitigating factor when setting fines. |
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat na een consensuele schikking de claim van de bij de schikking betrokken benadeelde partij wordt verminderd met het aandeel van de bij de schikking betrokken inbreukmaker in de schade die de benadeelde partij door de inbreuk heeft geleden. Inbreukmakers die niet bij de schikking betrokken zijn, kunnen voor de resterende claim geen bijdrage terugvorderen van de bij de schikking betrokken inbreukmaker. Enkel indien de niet bij de schikking betrokken inbreukmakers de met de resterende claim overeenstemmende schade niet kunnen betalen, is de bij de schikking betrokken inbreukmaker gehouden een schadevergoeding te betalen aan de bij de schikking betrokken benadeelde partij. |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat na een consensuele schikking de claim van de bij de schikking betrokken benadeelde partij wordt verminderd met het aandeel van de bij de schikking betrokken inbreukmaker in de schade die de benadeelde partij door de inbreuk heeft geleden. Inbreukmakers die niet bij de schikking betrokken zijn, kunnen voor de resterende claim geen bijdrage terugvorderen van de bij de schikking betrokken inbreukmaker. Only when the non-settling co-infringers are not able to pay the damages that correspond to the remaining claim can the settling co-infringer be held to pay damages to the settling injured party, unless this is expressly excluded by the settlement conditions. |
PROCEDURE
Titel |
Regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de EU |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2013)0404 – C7-0170/2013 – 2013/0185(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ECON 1.7.2013 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
JURI 1.7.2013 |
||||
Medeverantwoordelijke commissie(s) - datum bekendmaking |
12.12.2013 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Bernhard Rapkay 19.6.2013 |
||||
Behandeling in de commissie |
16.12.2013 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
21.1.2014 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
22 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Raffaele Baldassarre, Sebastian Valentin Bodu, Françoise Castex, Christian Engström, Marielle Gallo, Giuseppe Gargani, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Sajjad Karim, Klaus-Heiner Lehne, Antonio López-Istúriz White, Antonio Masip Hidalgo, Alajos Mészáros, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner, Francesco Enrico Speroni, Rebecca Taylor, Alexandra Thein, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Piotr Borys, Eva Lichtenberger, Angelika Niebler, Axel Voss |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
María Irigoyen Pérez |
||||
ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (09.01.2014)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie
(COM(2013)0404 – C7‑0170/2013 – 2013/0185(COD))
Rapporteur voor advies: Olle Schmidt
BEKNOPTE MOTIVERING
Na bijna 10 jaar van beraadslagingen, is de rapporteur zeer verheugd over het voorstel van de Commissie voor deze richtlijn. Zowel consumenten als kleine en middelgrote ondernemingen worden momenteel belemmerd als zij op het niveau van de Unie hun rechten op schadevergoeding willen uitoefenen voor schade die zij als gevolg van inbreuken op het mededingingsrecht hebben geleden.
Wat betreft de civiele handhaving is de rapporteur voorstander van de invoering van representatieve en collectieve verhaalmechanismen. In haar verklaring in antwoord op de resolutie van het Europees Parlement (P6_TA(2009)0187) erkende de Commissie dat er een geïntegreerde benadering zou moeten zijn van collectief verhaal om een consistente behandeling van schadeclaims op het gebied van mededingingsrecht van de Unie te verzekeren. Bindende horizontale maatregelen voor collectief verhaal zijn nog steeds niet gerealiseerd. Collectieve acties zouden de mogelijkheid scheppen voor echte en gekwalificeerde organisaties, zoals consumentenbonden of vakbondsorganisaties, om namens individuele eisers een procedure aan te spannen. De rapporteur verlangt echter dat alleen een duidelijk aanwijsbare groep mag optreden als vertegenwoordiger en aan een schadeactie deelnemen. Die identificatie moet afgerond zijn wanneer de vordering wordt ingesteld, en de rapporteur stelt een "opt‑in"-model voor. Aangezien slechts 25 % van de kartelzaken tot vorderingen inzake schadevergoeding binnen de Unie leidt, moet er meer worden gedaan om consumenten te stimuleren hun rechten uit te oefenen.
De rapporteur bevestigt dat het programma voor clementieverzoeken zeer belangrijk is in het onthullen van kartels en zo allereerst de mogelijkheid schept voor vorderingen inzake schadevergoeding. De rapporteur is het echter niet eens met het voorstel van de Commissie om een grijze lijst in te voeren van beperkingen op de openbaarmaking van bewijsmateriaal nadat een mededingingsautoriteit de procedure heeft afgesloten. Al het bewijsmateriaal van clementieverzoekers moet vallen onder de bepalingen van artikel 6, lid 1, ongeacht of dit is verkregen in het kader van het clementieverzoek of na een verzoek van de mededingingsautoriteit.
Zelfs al worden sommige mededingingszaken mogelijk gemaakt door het bestaan van een klokkenluider, toch wordt er niet specifiek over klokkenluiders gerept in de voorgestelde richtlijn. De bescherming van klokkenluiders heeft alleen betrekking op de identiteit van de klokkenluider, en niet op de verstrekte informatie. De identiteit is van geen belang voor de geleden schade of de waarde van de schade. Nu is de identiteit van klokkenluiders beschermd krachtens het nationaal recht. Om voorspelbaarheid en equivalente vonniswijzing te garanderen, moeten persoonsgegevens worden toegevoegd aan het Commissievoorstel.
De rapporteur schaart zich achter het voorstel van de Commissie dat de bewijslast bij de verweerder moet liggen. Dit zou het makkelijker maken voor eisers om hun vorderingen vast te stellen. Hiaten in het bewijs zouden ten gunste van de eiser uitwerken en duidelijk voordeel zijn voor de directe afnemers. In lijn met de jurisprudentie van het Hof van Justitie moeten ook indirecte afnemers het recht hebben een procedure in te stellen. Echter, de voorgestelde regels houden een vermoeden in van zowel afwezigheid als het bestaan van doorberekening van prijsverhogingen aan indirecte afnemers. Dit zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot vorderingen van zowel directe als indirecte eisers. De rapporteur is geen voorstander van een dergelijk duaal systeem en stelt voor dat wanneer er niet genoeg bewijs is voor doorberekening, de bewijslast bij de indirecte afnemers komt te liggen. Zo wordt een één‑pijler-systeem gecreëerd dat duidelijk houvast geeft aan de nationale gerechtelijke instanties.
De geleden schade moet worden gecompenseerd. Dit is van essentieel belang om kartels de werkelijke schade te laten voelen die ze voor markten en klanten hebben veroorzaakt. Om de benadeelde partij die schade heeft geleden door een inbreuk op het mededingingsrecht beter te beschermen is het belangrijk ervoor te zorgen dat deze sterk staat in een gerechtelijke procedure. Daarom stelt de rapporteur voor dat de benadeelde partij de belangrijkste inbreng heeft in het begroten van de schade, en dus dat de begroting wordt gebaseerd op de ramingen van de benadeelde partij. Daarnaast wordt karteldeelname hierdoor verder ontmoedigd omdat de inbreukmakers minder invloed krijgen in een gerechtelijke procedure.
Voor een consument, consumentenorganisatie of een klein bedrijf kan het risico dat ze de gerechtelijke kosten moeten betalen als zij de zaak verliezen een belangrijke drijfveer zijn om geen schadevordering in te stellen. Om de mogelijkheid voor het instellen van dergelijke vordering te verbeteren, stelt de rapporteur voor een fonds te creëren met behulp van boetes die betaald zijn in het kader van zaken betreffende een inbreuk op het mededingingsrecht. Met dit fonds zou een eerste indicatieve uitspraak in een potentiële zaak op basis van door een potentiële eiser geleverd bewijs gefinancierd kunnen worden. Dit zou de drempel verlagen om schadevergoeding te eisen en onnodige vorderingen bij rechtbanken verminderen. Tot slot dient erop te worden gewezen dat het principe van "de verliezer betaalt" moet worden gehandhaafd.
AMENDEMENTEN
De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(4 bis) Civiele handhaving is een belangrijk mechanisme voor de effectieve handhaving van het mededingingsrecht. Louter individuele acties zullen echter niet bevredigend zijn en daarom is het noodzakelijk om in deze richtlijn te voorzien in collectieve acties. |
Motivering | |
Er moet een geïntegreerde benadering zijn van collectief verhaal om een consequente behandeling van de schadeloosstellingen te verzekeren, zoals wetgeving inzake consumentenbescherming. Aangezien dergelijke horizontale maatregelen nog steeds niet gerealiseerd zijn, wil de rapporteur deze introduceren in deze richtlijn. Gezien het lage aantal vorderingen tot schadevergoeding moet er meer worden gedaan om consumenten te stimuleren hun rechten op te eisen. Collectieve acties zullen de drempel verlagen voor de consument om een beroep te doen op de nationale gerechtelijke instanties. | |
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 4 ter (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(4 ter) Rekening houdend met het prerogatief van de lidstaten om verschillende regelingen voor collectief verhaal in te voeren, dienen de lidstaten bij het opzetten van een dergelijke regeling enkel een opt‑in-systeem in te voeren en af te zien van het gebruik van resultaatafhankelijke beloningen, de mogelijkheid om punitieve schadevergoedingen toe te kennen en financiering door derde partijen wanneer de financier wordt vergoed op basis van de overeengekomen schikking of de toegekende compensatie. |
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(5 bis) Het bestaan van doeltreffende instrumenten voor consumenten en ondernemingen om schadevorderingen in te stellen zal ervoor zorgen dat ondernemingen minder snel inbreuken plegen en dat de mededingingsregels van de Unie beter worden nageleefd. Dienovereenkomstig moet, met het oog op een betere publieke handhaving van de mededingingsregels in de Unie, worden aangezet tot een kosteneffectieve, tijdige en efficiënte vergoeding van de slachtoffers van inbreuken op die regels. De bevordering van een consensuele vergoeding voor slachtoffers mag geen afbreuk doen aan de noodzaak van geharmoniseerde regels in de lidstaten betreffende schadevorderingen wegens inbreuken op het mededingingsrecht van de lidstaten of van de Unie. |
Motivering | |
In het belang van consumenten en ondernemingen moeten vergoedingen kosteneffectief, tijdig en efficiënt zijn. Vroegtijdige consensuele geschillenbeslechting moet derhalve worden bevorderd door middel van een stimulans die gekoppeld is aan de door de mededingingsautoriteiten vastgestelde boete om te zorgen voor kosteneffectieve, tijdige en efficiënte vergoeding. | |
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(11) In deze richtlijn wordt het acquis communautaire betreffende het Unierecht op vergoeding van door een inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie veroorzaakte schade nog eens bevestigd, in het bijzonder wat betreft de hoedanigheid om een schadevordering in te stellen en de definitie van het begrip "schade" volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en wordt niet vooruitgelopen op toekomstige ontwikkelingen. Eenieder die door een inbreuk schade heeft geleden, kan een vergoeding eisen voor het reële verlies (damnum emergens), voor de gederfde winst (lucrum cessans), alsmede de betaling van rente vanaf het tijdstip waarop de schade zich heeft voorgedaan tot wanneer deze is vergoed. Dit recht wordt erkend voor iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, zowel consumenten, ondernemingen als overheidsinstanties, ongeacht of er een directe contractuele verhouding met de inbreukmakende onderneming bestaat, en ongeacht of er vooraf door een mededingingsautoriteit een inbreuk is vastgesteld. Deze richtlijn houdt geen verplichting in voor de lidstaten om mechanismen voor collectief verhaal in te voeren voor de handhaving van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag. |
(11) In deze richtlijn wordt het acquis communautaire betreffende het Unierecht op vergoeding van door een inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie veroorzaakte schade nog eens bevestigd, in het bijzonder wat betreft de hoedanigheid om een schadevordering in te stellen en de definitie van het begrip "schade" volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en wordt niet vooruitgelopen op toekomstige ontwikkelingen. Eenieder die door een inbreuk schade heeft geleden, kan een vergoeding eisen voor het reële verlies (damnum emergens), voor de gederfde winst (lucrum cessans), alsmede de betaling van rente vanaf het tijdstip waarop de schade zich heeft voorgedaan tot wanneer deze is vergoed, onverminderd het volgens nationaal recht erkende type belang. Dit recht wordt erkend voor iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, zowel consumenten, ondernemingen als overheidsinstanties, ongeacht of er een directe contractuele verhouding met de inbreukmakende onderneming bestaat, en ongeacht of er vooraf door een mededingingsautoriteit een inbreuk is vastgesteld. |
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(11 bis) De juiste handhaving van het mededingingsrecht en de doeltreffende uitoefening door ondernemingen en consumenten van hun recht op vergoeding zijn nauw met elkaar verweven en zijn belangrijk voor de totstandbrenging van concurrerende groei. Een Europees recht op collectief verhaal zal in dit verband bijdragen tot de voltooiing van de interne markt en de ontwikkeling van een echte ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. |
Motivering | |
In februari 2012 heeft het Europees Parlement zijn goedkeuring gehecht aan de resolutie "Op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen", waarin het EP verzocht eventuele voorstellen voor collectief verhaal te voorzien van een reeks gemeenschappelijke beginselen die binnen de EU een uniforme toegang tot de rechter waarborgt in de vorm van collectief verhaal bij schendingen van de rechten van de consument. Een mechanisme voor collectief verhaal zou de doeltreffende handhaving van het mededingingsrecht sterk verbeteren en de consumenten beter beschermen. | |
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13) Bewijsmateriaal is een belangrijk element om schadevorderingen wegens inbreuk op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie in te stellen. Aangezien mededingingsgeschillen gekenmerkt worden door informatieasymmetrie, is het passend ervoor te zorgen dat benadeelde partijen het recht hebben toegang tot voor hun claim relevant bewijsmateriaal te krijgen, zonder dat zij individuele bewijsstukken moeten aanwijzen. Om gelijke wapens te garanderen, moeten ook verweerders in schadevorderingen over die middelen beschikken, zodat zij de benadeelde partijen om de toegang tot bewijsmateriaal kunnen verzoeken. De nationale rechter kan ook derden gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal. Wanneer de nationale rechter de Commissie wil gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal, zijn het beginsel van loyale samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten (artikel 4, lid 3, VEU) en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 met betrekking tot verzoeken om inlichtingen van toepassing. |
(13) Bewijsmateriaal is een belangrijk element om schadevorderingen wegens inbreuk op het nationale mededingingsrecht of het mededingingsrecht van de Unie in te stellen. Aangezien mededingingsgeschillen gekenmerkt worden door informatieasymmetrie, is het passend ervoor te zorgen dat benadeelde partijen het recht hebben toegang tot voor hun claim relevant bewijsmateriaal te krijgen. Om gelijke wapens te garanderen, moeten ook verweerders in schadevorderingen over die middelen beschikken, zodat zij de benadeelde partijen om de toegang tot bewijsmateriaal kunnen verzoeken. De nationale rechter kan ook derden gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal. Wanneer de nationale rechter de Commissie wil gelasten toegang te verlenen tot bewijsmateriaal, zijn het beginsel van loyale samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten (artikel 4, lid 3, VEU) en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 met betrekking tot verzoeken om inlichtingen van toepassing. |
Motivering | |
Bewijsstukken moeten zo nauwkeurig en eng mogelijk worden gespecificeerd om te voorkomen dat er wordt "gevist" naar informatie, hetgeen ernstige schade kan toebrengen aan de doeltreffende en eerlijke werking van de interne markt. | |
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 19 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(19 bis) Het is van belang dat de informatie die clementieverzoekers verstrekken wordt beschermd, daar dit karteldeelnemers meer zal stimuleren zich te melden en deel te nemen aan clementieregelingen. Daarom moet de beperking op de openbaarmaking van bewijsmateriaal van een mededingingsautoriteit worden uitgebreid tot alle informatie die is verstrekt door de clementieverzoeker, ongeacht of de informatie op eigen initiatief van de karteldeelnemer is gegeven of na een verzoek van een mededingingsautoriteit. |
Motivering | |
Programma's voor clementieverzoekers leveren een belangrijke bijdrage aan de onthulling van kartels, waardoor allereerst al particuliere vervolging mogelijk wordt. Al het bewijsmateriaal van clementieverzoekers moet vallen onder de bepalingen van artikel 6, lid 1, ongeacht of dit is verkregen in het kader van het clementieverzoek of na een verzoek van de mededingingsautoriteit. | |
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 21 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(21 bis) Zelfs als de rol van individuele klokkenluiders tot dusver klein is geweest, toch moet de bescherming van natuurlijke personen die zich melden met informatie expliciet in de richtlijn worden opgenomen. Alleen persoonlijke gegevens en informatie gekoppeld aan persoonsgegevens moet worden opgenomen in het soort informatie ten aanzien waarvan een nationale rechtbank op geen enkel moment een van de partijen of derden kan gelasten deze te openbaren. |
Motivering | |
Zelfs al zijn er sommige mededingingszaken die mogelijk zijn gemaakt omdat er één klokkenluider was, toch wordt er niet over gerept in de voorgestelde richtlijn. De bescherming van klokkenluiders heeft alleen betrekking op de identiteit van de klokkenluider, en niet op de verstrekte informatie. Om voorspelbaarheid en equivalente vonniswijzing te garanderen moeten persoonsgegevens worden toegevoegd aan de richtlijn. Nu is de identiteit van klokkenluiders beschermd krachtens het nationaal recht. | |
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 24 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(24) Het instellen van een schadevordering of het inleiden van een onderzoek door een mededingingsautoriteit houdt een risico in dat de betrokken ondernemingen bewijsmateriaal dat voor de benadeelde partijen nuttig is om een schadeclaim te staven, vernietigen of verbergen. Om de vernietiging van relevant bewijsmateriaal te voorkomen en ervoor te zorgen dat een rechterlijk bevel tot het verlenen van toegang wordt nageleefd, moet de rechter voldoende afschrikkende sancties kunnen opleggen. Ten aanzien van de partijen bij de procedure kan het risico dat in verband met de schadevordering ongunstige conclusies worden getrokken, een bijzonder doeltreffende sanctie zijn en vertragingen voorkomen. Er moeten eveneens sancties voorhanden zijn voor niet-nakoming van de verplichtingen tot bescherming van vertrouwelijke informatie en voor misbruik van door toegang verkregen informatie. Evenzo moeten sancties voorhanden zijn indien informatie die bij de uitoefening van het recht van verweer met betrekking tot onderzoeken van een mededingingsautoriteit via toegang tot het dossier van deze mededingingsautoriteit is verkregen, misbruikt wordt in schadevorderingen. |
(24) Het instellen van een schadevordering of het inleiden van een onderzoek door een mededingingsautoriteit houdt een risico in dat de betrokken ondernemingen bewijsmateriaal dat voor de benadeelde partijen nuttig is om een schadeclaim te staven, vernietigen of verbergen. Om de vernietiging van relevant bewijsmateriaal te voorkomen en ervoor te zorgen dat een rechterlijk bevel tot het verlenen van toegang wordt nageleefd, moet de rechter voldoende en daadwerkelijk afschrikkende sancties opleggen. Ten aanzien van de partijen bij de procedure kan het risico dat in verband met de schadevordering ongunstige conclusies worden getrokken, een bijzonder doeltreffende sanctie zijn en vertragingen voorkomen. Er moeten eveneens sancties voorhanden zijn voor niet-nakoming van de verplichtingen tot bescherming van vertrouwelijke informatie en voor misbruik van door toegang verkregen informatie. Evenzo moeten sancties voorhanden zijn indien informatie die bij de uitoefening van het recht van verweer met betrekking tot onderzoeken van een mededingingsautoriteit via toegang tot het dossier van deze mededingingsautoriteit is verkregen, misbruikt wordt in schadevorderingen. |
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 28 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(28) Ondernemingen die in het kader van een clementieregeling met de mededingingsautoriteiten samenwerken, spelen een belangrijke rol bij het opsporen van geheime kartelinbreuken en bij het beëindigen van deze inbreuken, waardoor vaak de schade wordt beperkt die zou zijn veroorzaakt indien de inbreuk was voortgezet. Het is daarom aangewezen om ervoor te zorgen dat ondernemingen die in het kader van een clementieregeling van een mededingingsautoriteit immuniteit tegen geldboeten hebben gekregen, niet onnodig aan schadeclaims worden blootgesteld, rekening houdend met het feit dat het besluit van de mededingingsautoriteit tot vaststelling van de inbreuk eerder in kracht van gewijsde kan gaan voor de partij aan wie immuniteit is verleend dan voor de andere ondernemingen, die geen immuniteit hebben gekregen. Het is daarom aangewezen dat de partij aan wie immuniteit is verleend in beginsel wordt vrijgesteld van de gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid voor de volledige schade en dat haar aandeel niet groter is dan de schade berokkend aan haar eigen directe of indirecte afnemers of, in het geval van een inkoopkartel, haar directe of indirecte leveranciers. Indien een kartel schade heeft berokkend aan andere partijen dan de afnemers/leveranciers van de inbreukmakende ondernemingen, mag het aandeel van de partij aan wie immuniteit is verleend niet hoger zijn dan haar relatieve verantwoordelijkheid voor de door het kartel veroorzaakte schade. Dit aandeel moet worden bepaald volgens dezelfde regels als voor de bijdragen onder inbreukmakende ondernemingen (overweging 27). De partij aan wie immuniteit is verleend moet enkel volledig aansprakelijk blijven ten aanzien van de benadeelde partijen die geen directe of indirecte afnemers of leveranciers zijn, wanneer deze geen volledige vergoeding kunnen krijgen van de andere inbreukmakende ondernemingen. |
(28) Ondernemingen die in het kader van een clementieregeling met de mededingingsautoriteiten samenwerken, spelen een belangrijke rol bij het opsporen van mededingingsbeperkende overeenkomsten, besluiten of praktijken en bij het beëindigen van deze inbreuken, waardoor vaak de schade wordt beperkt die zou zijn veroorzaakt indien de inbreuk was voortgezet. Het is daarom aangewezen om ervoor te zorgen dat ondernemingen die in het kader van een clementieregeling van een mededingingsautoriteit immuniteit tegen geldboeten hebben gekregen, niet onnodig aan schadeclaims worden blootgesteld, rekening houdend met het feit dat het besluit van de mededingingsautoriteit tot vaststelling van de inbreuk eerder in kracht van gewijsde kan gaan voor de partij aan wie immuniteit is verleend dan voor de andere ondernemingen, die geen immuniteit hebben gekregen. Het is daarom aangewezen dat de partij aan wie immuniteit is verleend in beginsel wordt vrijgesteld van de gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid voor de volledige schade en dat haar aandeel niet groter is dan de schade berokkend aan haar eigen directe of indirecte afnemers of, in het geval van een inkoopkartel, haar directe of indirecte leveranciers. Indien een kartel schade heeft berokkend aan andere partijen dan de afnemers/leveranciers van de inbreukmakende ondernemingen, mag het aandeel van de partij aan wie immuniteit is verleend niet hoger zijn dan haar relatieve verantwoordelijkheid voor de door het kartel veroorzaakte schade. Dit aandeel moet worden bepaald volgens dezelfde regels als voor de bijdragen onder inbreukmakende ondernemingen (overweging 27). De partij aan wie immuniteit is verleend moet enkel volledig aansprakelijk blijven ten aanzien van de benadeelde partijen die geen directe of indirecte afnemers of leveranciers zijn, wanneer deze geen volledige vergoeding kunnen krijgen van de andere inbreukmakende ondernemingen. |
Motivering | |
De gekozen formulering is te beperkt en houdt geen rekening met de realiteit van de interne markt. | |
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Overweging 30 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(30) In een situatie waarbij de prijsverhoging werd doorberekend aan personen voor wie het wettelijk onmogelijk is om een schadevergoeding te vorderen, is het niet passend dat de inbreukmakende onderneming het doorberekeningsverweer kan aanvoeren, omdat zij hierdoor wordt vrijgesteld van haar aansprakelijkheid voor de veroorzaakte schade. Wanneer het doorberekeningsverweer in een bepaalde zaak wordt aangevoerd, moet de behandelende rechter daarom oordelen of de personen aan wie de prijsverhoging vermoedelijk werd doorberekend het recht hebben een schadevergoeding te vorderen. Hoewel indirecte afnemers het recht hebben een schadevergoeding te vorderen, kunnen nationale regels inzake causaliteit (met inbegrip van regels inzake voorzienbaarheid en afstand), die overeenkomstig de beginselen van het Unierecht worden toegepast, tot gevolg hebben dat bepaalde personen (bijvoorbeeld op een niveau in de toeleveringsketen dat zich ver van de inbreuk bevindt) in een bepaalde zaak wettelijk geen schadevergoeding kunnen vorderen. Enkel indien de rechter tot de conclusie komt dat de persoon aan wie de prijsverhoging vermoedelijk werd doorberekend wettelijk een schadevergoeding kan vorderen, zal hij onderzoeken of het doorberekeningsverweer gegrond is. |
Schrappen |
Motivering | |
Schrapping in verband met artikel 12, lid 2. | |
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Overweging 34 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(34) Een benadeelde partij die heeft bewezen dat zij door een inbreuk op het mededingingsrecht schade heeft geleden, moet nog steeds de omvang van de schade aantonen om een schadevergoeding te kunnen krijgen. Bij het begroten van schade in mededingingszaken spelen feiten een belangrijke rol en moeten complexe economische modellen worden toegepast. Hierbij kunnen de kosten vaak hoog oplopen en kan het voor benadeelde partijen moeilijk zijn om alle noodzakelijke gegevens te verkrijgen om hun vorderingen te staven. Het begroten van schade in mededingingszaken kan als zodanig voor benadeelde partijen een belangrijke hinderpaal vormen om voor geleden schade een vergoeding te krijgen. |
(34) Een benadeelde partij die heeft bewezen dat zij door een inbreuk op het mededingingsrecht schade heeft geleden, moet nog steeds de omvang van de schade aantonen om een schadevergoeding te kunnen krijgen. Bij het begroten van schade in mededingingszaken spelen feiten een belangrijke rol en moeten complexe economische modellen worden toegepast. Hierbij kunnen de kosten vaak hoog oplopen en kan het voor benadeelde partijen moeilijk zijn om alle noodzakelijke gegevens te verkrijgen om hun vorderingen te staven. Het begroten van schade in mededingingszaken kan als zodanig voor benadeelde partijen een belangrijke hinderpaal vormen om voor geleden schade een vergoeding te krijgen. De wijze van begroten van de schade kan variëren tussen de verschillende nationale jurisdicties. Om duidelijke regels en voorspelbaarheid te garanderen moet de Commissie zorgen voor nadere communautaire richtsnoeren. |
Motivering | |
Om een efficiënte en geharmoniseerde vonniswijzing door de nationale rechters te verzekeren bij schadevorderingen in verband met inbreuken op het mededingingsrecht moet de Commissie nadere communautaire richtsnoeren opstellen voor het begroten van de schade. Dit zou het moeilijke proces van het schatten van de schade die veroorzaakt is door een inbreuk op het mededingingsrecht vereenvoudigen en de voorspelbaarheid en harmonisatie van het proces verbeteren. | |
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Overweging 35 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(35) Om het probleem van de informatieasymmetrie en sommige moeilijkheden in verband met het begroten van schade in mededingingszaken op te lossen en om de doeltreffendheid van schadevorderingen te garanderen, moet in het geval van een kartelinbreuk het vermoeden bestaan dat de inbreuk schade heeft veroorzaakt, met name omdat die gevolgen had voor de prijzen. Afhankelijk van de feiten van de zaak betekent dit dat het kartel een prijsstijging heeft veroorzaakt, dan wel heeft verhinderd dat de prijzen werden verlaagd, wat zonder de inbreuk wel het geval zou zijn geweest. De inbreukmakende onderneming moet dergelijk vermoeden kunnen weerleggen. Het is aangewezen om dit weerlegbaar vermoeden tot kartels te beperken, omdat door de geheime aard van een kartel de bovenvermelde informatieasymmetrie vergroot en het voor de benadeelde partij moeilijker wordt om het nodige bewijsmateriaal te verkrijgen om de schade aan te tonen. |
(35) Om het probleem van de informatieasymmetrie en sommige moeilijkheden in verband met het begroten van schade in mededingingszaken op te lossen en om de doeltreffendheid van schadevorderingen te garanderen, moet in het geval van een kartelinbreuk het vermoeden bestaan dat de inbreuk schade heeft veroorzaakt, met name omdat die gevolgen had voor de prijzen. Afhankelijk van de feiten van de zaak betekent dit dat het kartel een prijsstijging heeft veroorzaakt, dan wel heeft verhinderd dat de prijzen werden verlaagd, wat zonder de inbreuk wel het geval zou zijn geweest. De inbreukmakende onderneming moet dergelijk vermoeden kunnen weerleggen. De lidstaten zorgen ervoor dat nationale rechters de bevoegdheid krijgen om, met inachtneming van het door de partijen geleverde bewijsmateriaal, de omvang van de schade te begroten. |
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Overweging 36 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(36) Zonder Unieregels inzake de begroting van schade veroorzaakt door een inbreuk op de mededingingswetgeving moet op basis van het nationale rechtssysteem van elke lidstaat en door de nationale rechters worden vastgesteld aan welke voorwaarden een benadeelde partij moet voldoen wanneer zij de omvang van de geleden schade aantoont, hoe de omvang precies moet worden aangetoond, welke methoden kunnen worden gebruikt om de omvang te begroten en welke de gevolgen zijn wanneer niet volledig aan de gestelde eisen kan worden voldaan. Deze nationale eisen mogen echter niet minder gunstig zijn dan de eisen voor vergelijkbare nationale vorderingen (beginsel van gelijkwaardigheid), en mogen het evenmin praktisch onmogelijk of buitensporig moeilijk maken om het Unierecht op schadevergoeding uit te oefenen (beginsel van doeltreffendheid). In dit verband moet rekening worden gehouden met de mogelijke informatieasymmetrie tussen de partijen en met het feit dat voor de begroting van de schade moet worden beoordeeld hoe de markt in kwestie zonder de inbreuk zou zijn geëvolueerd. Die beoordeling houdt een vergelijking in met een situatie die per definitie hypothetisch is, en kan derhalve nooit exact worden verricht. Het is daarom aangewezen de nationale rechters de bevoegdheid te geven om de omvang van de door de inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte schade te begroten. |
(36) Zonder Unieregels inzake de begroting van schade veroorzaakt door een inbreuk op de mededingingswetgeving moet op basis van het nationale rechtssysteem van elke lidstaat en door de nationale rechters worden vastgesteld aan welke voorwaarden een benadeelde partij moet voldoen wanneer zij de omvang van de geleden schade aantoont, hoe de omvang precies moet worden aangetoond, welke methoden kunnen worden gebruikt om de omvang te begroten en welke de gevolgen zijn wanneer niet volledig aan de gestelde eisen kan worden voldaan. Deze nationale eisen mogen echter niet minder gunstig zijn dan de eisen voor vergelijkbare nationale vorderingen (beginsel van gelijkwaardigheid), en mogen het evenmin praktisch onmogelijk of buitensporig moeilijk maken om het Unierecht op schadevergoeding uit te oefenen (beginsel van doeltreffendheid). In dit verband moet rekening worden gehouden met de mogelijke informatieasymmetrie tussen de partijen en met het feit dat voor de begroting van de schade moet worden beoordeeld hoe de markt in kwestie zonder de inbreuk zou zijn geëvolueerd. Die beoordeling houdt een vergelijking in met een situatie die per definitie hypothetisch is, en kan derhalve nooit exact worden verricht. Het is daarom aangewezen de nationale rechters de bevoegdheid te geven om de omvang van de door de inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte schade te begroten. In deze begroting ligt het zwaartepunt bij de begroting door de benadeelde partij van de geleden schade. |
Motivering | |
Om de benadeelde partij die schade heeft geleden door een inbreuk op het mededingingsrecht beter te beschermen is het belangrijk ervoor te zorgen dat deze sterk staat in een gerechtelijke procedure. Door het zwaartepunt te leggen bij begroting van de schade door de benadeelde partij wordt ervoor gezorgd dat de zwakkere partij wordt beschermd. Daarnaast wordt karteldeelname hierdoor ontmoedigd omdat de inbreukmakers minder macht krijgen in een gerechtelijke procedure. | |
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Overweging 37 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(37) Benadeelde partijen en inbreukmakende ondernemingen moeten worden gestimuleerd om een vergoeding van de door een inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte schade overeen te komen via systemen voor consensuele geschillenbeslechting zoals minnelijke schikkingen, arbitrage en bemiddeling/mediation. Indien mogelijk zouden zoveel mogelijk benadeelde partijen en inbreukmakende ondernemingen van dergelijke consensuele geschillenbeslechting gebruik moeten maken. De bepalingen van deze richtlijn inzake consensuele geschillenbeslechting hebben tot doel het gebruik van dergelijke mechanismen te vereenvoudigen en de doeltreffendheid ervan te verhogen. |
(37) Nationale gerechtelijke instanties zijn vaak overbelast en vorderingen tot schadevergoeding kunnen een tijdrovend proces zijn. Daarom moeten benadeelde partijen en inbreukmakende ondernemingen worden gestimuleerd om een vergoeding van de door een inbreuk op het mededingingsrecht veroorzaakte schade overeen te komen via systemen voor consensuele geschillenbeslechting zoals minnelijke schikkingen, arbitrage en bemiddeling/mediation. Indien mogelijk zouden zoveel mogelijk benadeelde partijen en inbreukmakende ondernemingen van dergelijke consensuele geschillenbeslechting gebruik moeten maken. Aangezien het mogelijk is dat individuele acties niet volstaan, moeten collectieve vorderingen door echte en gekwalificeerde organisaties, zoals consumentenbonden of vakorganisaties die namens de individuele eiser optreden, expliciet worden opgenomen in deze richtlijn. |
Motivering | |
Collectieve acties zouden de mogelijkheid scheppen voor echte en gekwalificeerde organisaties, zoals consumentenbonden of vakbondsorganisaties, om namens individuele eisers een procedure aan te spannen. Alleen een duidelijk identificeerbare groep mag echter optreden als vertegenwoordiger en aan een schadeactie deelnemen. Die identificatie moet afgerond zijn wanneer de vordering wordt ingesteld, en de rapporteur stelt een "opt‑in"-model voor. | |
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Overweging 41 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(41 bis) De kosten van juridische procedures mogen eisers er niet van weerhouden een gegronde vordering aanhangig te maken bij de nationale rechter. De lidstaten moeten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat benadeelde partijen toegang hebben tot financiële middelen voor het indienen van een schadeclaim. Dit kan door middel van een fonds, gefinancierd uit boetes betaald door overtreders. |
Motivering | |
Voor een consument, consumentenorganisatie of een klein bedrijf kan het risico dat ze de gerechtelijke kosten moeten betalen een belangrijke drijfveer zijn om geen vordering in te stellen. Een fonds dat wordt gefinancierd met de boetes die betaald zijn in het kader van zaken betreffende een inbreuk op het mededingingsrecht, vergroot de mogelijkheden om een vordering in te stellen. Met dit fonds zou een eerste indicatieve uitspraak in een potentiële zaak op basis van door een potentiële eiser geleverd bewijs gefinancierd kunnen worden. Daarbij zij erop gewezen dat het principe van "de verliezer betaalt" wordt gehandhaafd. | |
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. Eenieder die schade heeft geleden door een inbreuk op de mededingingswetgeving van de Unie of de nationale mededingingswetgeving kan volledige vergoeding van die schade vorderen. |
1. Eenieder die schade heeft geleden door een inbreuk op de mededingingswetgeving van de Unie of de nationale mededingingswetgeving kan volledige vergoeding van die schade vorderen, onverminderd de nationale vereisten voor de vaststelling van aansprakelijkheid. |
Motivering | |
Bij de vordering van schadevergoeding moet worden voldaan aan de nationale vereisten voor de vaststelling van aansprakelijkheid. | |
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat overcompensatie wordt uitgesloten. |
Motivering | |
Overcompensatie moet worden voorkomen, omdat hiermee schade wordt berokkend aan de doelstelling van een gelijk speelveld op de interne markt. | |
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – lid 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat benadeelde partijen effectief hun schadeclaims geldend kunnen maken. |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat benadeelde partijen effectief hun schadeclaims geldend kunnen maken en dat hun schade daadwerkelijk wordt hersteld. |
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – alinea 1 – punt 3 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. "schadevordering": een vordering volgens nationaal recht waarbij een benadeelde partij een schadeclaim voor een nationale rechter brengt; wanneer het nationale recht in deze mogelijkheid voorziet, kan dit ook vorderingen omvatten waarbij een persoon die namens één of meerdere benadeelde partijen handelt, een schadeclaim voor een nationale rechter brengt; |
3. "schadevordering": een vordering volgens nationaal recht waarbij een benadeelde partij een individuele of gezamenlijke schadeclaim voor een nationale rechter brengt; dit omvat ook vorderingen waarbij een persoon die namens één of meerdere benadeelde partijen handelt, een schadeclaim voor een nationale rechter brengt. Het nationale recht moet in deze mogelijkheid voorzien, met name met betrekking tot collectief verhaal. De lidstaten mogen bij het opzetten van een regeling voor collectief verhaal enkel een opt-in-systeem invoeren en afzien van het gebruik van resultaatafhankelijke beloningen, de mogelijkheid om punitieve schadevergoedingen toe te kennen en financiering door derde partijen wanneer de financier wordt vergoed op basis van de overeengekomen schikking of de toegekende compensatie; |
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – alinea 1– punt 3 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
3 bis. "collectief verhaal": i) een wettelijk mechanisme dat het mogelijk maakt dat twee of meer natuurlijke personen, rechtspersonen of instanties die gerechtigd zijn om een representatieve vordering in te stellen, collectief een vordering tot staking van onwettig gedrag instellen (collectieve vordering tot staking); ii) een wettelijk mechanisme dat het mogelijk maakt dat twee of meer natuurlijke personen of rechtspersonen die aanvoeren schade te hebben geleden in een situatie van massaschade, of instanties die gerechtigd zijn om een representatieve vordering in te stellen, collectief een vordering tot schadevergoeding instellen (collectieve vordering tot schadevergoeding); |
Motivering | |
In februari 2012 heeft het Europees Parlement zijn goedkeuring gehecht aan de resolutie "Op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen", waarin het EP verzocht eventuele voorstellen voor collectief verhaal te voorzien van een reeks gemeenschappelijke beginselen die binnen de EU een uniforme toegang tot de rechter waarborgt in de vorm van collectief verhaal bij schendingen van de rechten van de consument. Een mechanisme voor collectief verhaal zou de doeltreffende handhaving van het mededingingsrecht en de consumentenbescherming verbeteren. | |
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – alinea 1 – punt 13 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
13. "clementieregeling": een regeling op basis waarvan een deelnemer aan een geheim kartel onafhankelijk van de andere bij het kartel betrokken ondernemingen meewerkt aan het onderzoek van de mededingingsautoriteit door vrijwillig informatie te verschaffen over zijn kennis van het kartel en de rol die hij daarin speelt, in ruil voor immuniteit tegen of een vermindering van geldboeten die aan het kartel worden opgelegd; |
13. "clementieregeling": een regeling op basis waarvan een deelnemer aan een mededingingsbeperkende overeenkomst, besluit of praktijk onafhankelijk van de andere bij de overeenkomst, het besluit of de praktijk betrokken ondernemingen meewerkt aan het onderzoek van de mededingingsautoriteit door vrijwillig informatie te verschaffen over zijn kennis van de overeenkomst, het besluit of de praktijk en de rol die hij daarin speelt, in ruil voor immuniteit tegen of een vermindering van geldboeten die aan de overeenkomst, het besluit of de praktijk worden opgelegd; |
Motivering | |
De gekozen formulering is te beperkt en houdt geen rekening met de realiteit van de interne markt. | |
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – alinea 1 – punt 17 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
17. "consensuele schikking": een overeenkomst waarbij na consensuele geschillenbeslechting een schadevergoeding wordt betaald. |
17. "consensuele schikking": een overeenkomst waarbij na consensuele geschillenbeslechting een schadevergoeding wordt betaald, met inbegrip van een overeenkomst uit hoofde waarvan een onderneming zich ertoe verbindt uit een beveiligd compensatiefonds een schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers van inbreuken op de mededingingsregels; |
Motivering | |
De mogelijkheid om een beveiligd compensatiefonds op te richten, versterkt het recht op vergoeding van de benadeelde partijen. | |
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 2 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) heeft aangetoond dat voor de staving van haar vordering of verweer relevant bewijsmateriaal in het bezit van de tegenpartij of een derde is; en |
(a) bewijsmateriaal heeft gespecificeerd dat voor de staving van haar vordering of verweer relevant is en in het bezit van de tegenpartij of een derde is; |
Motivering | |
De Commissie geeft in de toelichting op haar wetgevingsvoorstel aan dat algemene verzoeken om toegang tot documenten in principe moeten worden aangemerkt als onevenredig en niet in overeenstemming met de plicht van de partij die om toegang verzoekt om (de categorieën van) bewijsmateriaal zo nauwkeurig en eng mogelijk te specificeren. Om te voorkomen dat er wordt "gevist" naar informatie, moet de eiser het bewijsmateriaal of de categorieën bewijsmateriaal zo nauwkeurig en eng mogelijk specificeren. | |
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 2 – letter b bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(b bis) heeft aangetoond dat zij het verzoek om toegang tot bewijsmateriaal indient in verband met een schadevordering die voor een nationale rechter in de Unie werd ingesteld; en |
Motivering | |
Artikel 5 zegt niets over verzoeken om toegang tot bewijsmateriaal van buiten de EU. Bewijzen van een mededingingsbeperkende overeenkomst of regeling binnen de EU mogen evenwel niet als surrogaat worden gebruikt in het kader van (collectieve) schadevorderingen buiten het rechtsgebied van de EU. Dit amendement is bedoeld om deze kwestie afdoende op te helderen en dergelijke gevolgen te vermijden. | |
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De lidstaten waarborgen dat nationale rechters kunnen gelasten dat toegang moet worden verleend tot gespecificeerde gedeelten of categorieën van dat bewijsmateriaal, waarbij deze zo nauwkeurig en eng als op basis van de redelijkerwijs beschikbare feiten mogelijk is worden omschreven. |
Motivering | |
De Commissie geeft in de toelichting op haar wetgevingsvoorstel aan, dat algemene verzoeken om toegang tot documenten in principe moeten worden aangemerkt als onevenredig en niet in overeenstemming met de plicht van de partij die om toegang verzoekt om (de categorieën van) bewijsmateriaal zo nauwkeurig en eng mogelijk te specificeren. Om te voorkomen dat er wordt "gevist" naar informatie, moet de eiser het bewijsmateriaal of de categorieën bewijsmateriaal zo nauwkeurig en eng mogelijk specificeren. | |
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 3 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal beperkt tot wat evenredig is. Bij de beoordeling van de vraag of een toegang waar een partij om verzoekt evenredig is, houdt de nationale rechter rekening met de rechtmatige belangen van alle betrokken partijen en derden. Met name houdt hij rekening met de volgende elementen: |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal beperkt tot wat evenredig is en betrekking heeft op een schadevordering in de Unie. Bij de beoordeling van de vraag of een toegang waar een partij om verzoekt evenredig is, houdt de nationale rechter rekening met de betrokken openbare belangen en de rechtmatige belangen van alle betrokken particuliere partijen. Met name houdt hij rekening met de volgende elementen: |
Motivering | |
Om een gelijk speelveld tot stand te brengen op de interne markt is het van het allergrootste belang ervoor te zorgen dat er genoeg stimulansen uitgaan van de clementieregeling. Clementieregelingen zijn het meest doeltreffende instrument om mededingingsbeperkende overeenkomsten op te sporen. Indien mededingingsbeperkend gedrag niet of nauwelijks wordt opgespoord, zijn er geen slachtoffers om te vergoeden. Door de aanvrager ingediende documenten moeten derhalve beschermd worden, terwijl bescherming als zodanig niet verenigbaar is met het primair recht (Donau Chemie). | |
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 3 – letter a bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(a bis) de noodzaak om de effectiviteit van de publieke handhaving van het mededingingsrecht te vrijwaren, met name wat betreft de risico's die het verlenen van toegang tot documenten inhoudt voor: |
|
(i) door de mededingingsautoriteiten beheerde clementieregelingen; |
|
(ii) door de mededingingsautoriteiten beheerde schikkingsprocedures; |
|
(iii) de interne besluitvormingsprocedures binnen een mededingingsautoriteit en binnen het European Competition Network; |
Motivering | |
Om een gelijk speelveld tot stand te brengen op de interne markt is het van het allergrootste belang ervoor te zorgen dat er genoeg stimulansen uitgaan van de clementieregeling. Clementieregelingen zijn het meest doeltreffende instrument om mededingingsbeperkende overeenkomsten op te sporen. Indien mededingingsbeperkend gedrag niet of nauwelijks wordt opgespoord, zijn er geen slachtoffers om te vergoeden. De nationale rechters moeten dit belang in aanmerking nemen wanneer zij een bevel tot openbaarmaking uitvaardigen. | |
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 4 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter over doeltreffende maatregelen beschikt om vertrouwelijke informatie in de ruimst mogelijk mate te beschermen tegen oneigenlijk gebruik, maar zorgen er tegelijk voor dat relevant bewijsmateriaal dat dergelijke informatie bevat, voor de schadevordering beschikbaar is. |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter over doeltreffende maatregelen beschikt om vertrouwelijke informatie in de ruimst mogelijk mate te beschermen tegen oneigenlijk gebruik, maar zorgen er tegelijk voor dat relevant bewijsmateriaal dat dergelijke informatie bevat, voor de schadevordering binnen de Unie beschikbaar is. Het belang voor ondernemingen om na een inbreuk schadevorderingen te vermijden, vormt geen commercieel belang dat bescherming verdient. |
Motivering | |
Het belang om na een inbreuk op de mededingingsregels schadevorderingen te vermijden, vormt geen commercieel belang dat bescherming verdient, omdat het belang rechtstreeks indruist tegen het recht op vergoeding (zie zaak T-437/08 – CDC Hydrogen Peroxide tegen de Commissie). | |
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 8 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
8. Onverminderd de verplichting uit hoofde van lid 4 en de beperkingen uit hoofde van artikel 6, belet dit artikel de lidstaten niet regels te handhaven of in te voeren die tot een ruimere toegang tot bewijsmateriaal zouden leiden. |
Schrappen |
Motivering | |
Om een gelijk speelveld tot stand te brengen op de interne markt is het van het allergrootste belang ervoor te zorgen dat er genoeg stimulansen uitgaan van de clementieregeling. Clementieregelingen zijn het meest doeltreffende instrument om mededingingsbeperkende overeenkomsten op te sporen. Indien mededingingsbeperkend gedrag niet of nauwelijks wordt opgespoord, zijn er geen slachtoffers om te vergoeden. Er moet voor hetzelfde niveau van bescherming worden gezorgd om de doeltreffendheid van de clementieregeling te handhaven. | |
Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 1 – letter a | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(a) ondernemingsverklaringen met betrekking tot clementie; en |
(a) alle nieuw geproduceerde belastende documenten die door een indiener van een clementieverzoek worden verstrekt; en |
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Artikel 7 bis |
|
Klokkenluiders |
|
1. Elke persoon die redelijk gegronde vermoedens heeft dat een persoon een strafbaar feit in de zin van deze richtlijn heeft gepleegd of voornemens is te plegen, kan een mededingingsautoriteit in kennis stellen van de bijzonderheden en kan verzoeken dat zijn of haar identiteit met betrekking tot deze aangifte niet wordt onthuld. |
|
2. De mededingingsautoriteit zorgt voor geheimhouding van de identiteit van de persoon die de mededingingsautoriteit overeenkomstig artikel 7, lid 1, in kennis heeft gesteld en aan wie geheimhouding is gewaarborgd. |
Motivering | |
Om het publiek aan te moedigen informatie te verstrekken aan mededingingsautoriteiten moet deze richtlijn in expliciete bescherming van de identiteit van de klokkenluider voorzien. Zelfs al is de informatie onvoldoende als bewijs in een kartelzaak, kan de mededingingsautoriteit op grond hiervan wel een onderzoek starten. | |
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 1 – inleidende formule | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter aan de partijen, derden en hun wettelijke vertegenwoordigers sancties kan opleggen in het geval van: |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter aan de partijen, derden en hun wettelijke vertegenwoordigers daadwerkelijk sancties oplegt in het geval van: |
Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 1 – letter b – punt iii | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
iii) de vernietigende partij wist dat het bewijsmateriaal van belang was voor door of tegen haar ingestelde aanhangige of potentiële schadevorderingen; |
iii) de vernietigende partij wist of kon redelijkerwijs concluderen dat het bewijsmateriaal van belang was voor door of tegen haar ingestelde aanhangige of potentiële schadevorderingen; |
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de nationale rechter in schadevorderingen artikel 101 of 102 van het Verdrag of het nationaal mededingingsrecht toepast op overeenkomsten, besluiten of feitelijke gedragingen waarover al een in kracht van gewijsde gegaan inbreukbesluit van een nationale mededingingsautoriteit of beroepsinstantie is vastgesteld, hij geen beslissingen kan nemen die met dergelijke inbreukbesluiten in strijd zijn. Deze verplichting laat de rechten en verplichtingen uit hoofde van artikel 267 van het Verdrag onverlet. |
De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de nationale rechter in schadevorderingen artikel 101 of 102 van het Verdrag of het nationaal mededingingsrecht toepast op overeenkomsten, besluiten of feitelijke gedragingen waarover al een in kracht van gewijsde gegaan inbreukbesluit van een nationale mededingingsautoriteit of beroepsinstantie is vastgesteld, hij geen beslissingen kan nemen die met dergelijke inbreukbesluiten in strijd zijn. Deze verplichting doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen uit hoofde van artikel 267 van het Verdrag, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, op een onpartijdig gerecht en op verdediging uit hoofde van de artikelen 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten, en het recht op een eerlijk proces uit hoofde van artikel 6 van het EVRM. Dienovereenkomstig zijn besluiten van nationale mededingingsautoriteiten en mededingingsrechters bindend op voorwaarde dat het onderzoek zonder manifeste fouten is verlopen en dat de rechten van de verdediging werden geëerbiedigd. |
Motivering | |
Om de verdedigingsrechten van consumenten en ondernemingen te waarborgen, is de bindende werking niet van toepassing indien deze rechten niet zijn geëerbiedigd. | |
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 2 – punt ii | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
ii) de kwalificatie van dit gedrag als een inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie of het nationale mededingingsrecht; |
ii) feiten uit hoofde waarvan dit gedrag als een inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie of het nationale mededingingsrecht wordt gekwalificeerd; |
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 5 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn wordt geschorst wanneer een mededingingsautoriteit een handeling verricht tot onderzoek of vervolging van een inbreuk waarop de schadevordering betrekking heeft. De schorsing eindigt ten vroegste één jaar nadat het inbreukbesluit in kracht van gewijsde is gegaan of de procedure op andere wijze is beëindigd. |
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn wordt geschorst wanneer een mededingingsautoriteit een handeling verricht tot onderzoek of vervolging van een inbreuk waarop de schadevordering betrekking heeft. De schorsing eindigt ten vroegste twee jaar nadat het inbreukbesluit in kracht van gewijsde is gegaan of de procedure op andere wijze is beëindigd. |
Motivering | |
Rekening houdend met het ingewikkelde economische karakter van, en de moeilijkheid om tijdig een vergoeding te eisen voor schade die voortvloeit uit, mededingingsbeperkend gedrag, en gezien de informatieasymmetrieën waar met name consumenten mee te maken hebben, is het gepast om de schorsingstermijn met een jaar te verlengen om het recht van de eisers op volledige vergoeding doeltreffend te garanderen. | |
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 5 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
5 bis. In weerwil van de leden 1 tot en met 4 van dit artikel worden schadevorderingen ingesteld binnen tien jaar na de gebeurtenissen die eraan ten grondslag liggen. |
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 – lid 1 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
1 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale rechter de bevoegdheid heeft om te ramen welk deel van de prijsverhoging werd doorberekend. |
Motivering | |
Het moet worden verduidelijkt dat de nationale rechter bevoegd is om te ramen welk deel van de prijsverhoging werd doorberekend teneinde problemen, zoals de informatieasymmetrie, te verhelpen. | |
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 – lid 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2. Voor zover de prijsverhoging werd doorberekend aan personen op het volgende niveau van de toeleveringsketen voor wie het wettelijk onmogelijk is om een schadevergoeding te vorderen, kan de verweerder het in het voorgaande lid bedoelde verweer niet inroepen. |
Schrappen |
Motivering | |
Het is moeilijk te beoordelen wat "wettelijk onmogelijk" betekent. Daarnaast zouden juridische obstakels die het voor indirecte afnemers "wettelijk onmogelijk" maken een vordering voor de door hen geleden schade in te stellen, in strijd zijn met de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie (zie Courage en Crehan; Manfredi), en dus sowieso niet mogen voorkomen. De voorgestelde formulering kan resulteren in de toekenning van een schadevergoeding aan eisers die geen schade hebben geleden en in overcompensatie. | |
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 2 – alinea 2 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De lidstaten zorgen ervoor dat de rechter de bevoegdheid heeft om te ramen welk deel van de prijsverhoging werd doorberekend. |
De lidstaten zorgen ervoor dat de rechter de bevoegdheid heeft om te ramen welk deel van de prijsverhoging werd doorberekend. De rechtbanken worden bijgestaan door duidelijke, eenvoudige en omvattende richtsnoeren van de Commissie. |
Amendement 42 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 1 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
Teneinde te voorkomen dat door eisers op verschillende niveaus van de toeleveringsketen ingestelde vorderingen tot schadevergoeding aanleiding geven tot een meervoudige aansprakelijkheid van de inbreukmaker, zorgen de lidstaten ervoor dat, in gevallen waar het bewezen is dat de prijsverhoging volledig of gedeeltelijk is doorberekend, de nationale rechter bij wie een schadevordering aanhangig is geen schadevergoeding kan toekennen aan de eiser voor dat deel van de prijsverhoging. De rechter heeft de bevoegdheid om te schatten welk deel van de prijsverhoging aan de directe of indirecte afnemer is doorberekend. |
Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat in het geval van een kartelinbreuk wordt vermoed dat de inbreuk schade heeft veroorzaakt. De inbreukmakende onderneming heeft het recht dit vermoeden te weerleggen. |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat in het geval van een kartel wordt vermoed dat de inbreuk schade heeft veroorzaakt. De inbreukmakende onderneming heeft het recht dit vermoeden te weerleggen. De lidstaten bepalen dat de nationale rechtbanken de bevoegdheid hebben om de omvang van de schade te begroten. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de met betrekking tot de begroting van de schade vastgestelde regels inzake bewijslast, omvang van het bewijs en aan te tonen feiten het voor de benadeelde partij niet praktisch onmogelijk of buitensporig moeilijk maken om haar recht op schadevergoeding uit te oefenen. De lidstaten bepalen dat de rechter de bevoegdheid heeft om de omvang van de schade te begroten. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de met betrekking tot de begroting van de schade vastgestelde regels inzake bewijslast, omvang van het bewijs en aan te tonen feiten het voor de benadeelde partij niet praktisch onmogelijk of buitensporig moeilijk maken om haar recht op schadevergoeding uit te oefenen. |
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Artikel 17 – lid 2 bis (nieuw) | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat mededingingsautoriteiten die deel uitmaken van een netwerk van voor de toepassing van de mededingingsregels van de Unie bevoegde publieke instanties een procedure kunnen schorsen indien de partijen bij deze procedure deelnemen aan een consensuele geschillenbeslechtingsprocedure met betrekking tot een schadevordering. |
Motivering | |
In het belang van consumenten en ondernemingen moeten schadevergoedingen kosteneffectief, tijdig en efficiënt zijn. Vroegtijdige consensuele geschillenbeslechting moet derhalve worden bevorderd door middel van een stimulans die gekoppeld is aan de door de mededingingsautoriteiten vastgestelde boete om te zorgen voor kosteneffectieve, tijdige en efficiënte vergoeding. Indien de mededingingsautoriteit de betaalde vergoeding beschouwt als nauwkeurig en rechtmatig, dient deze hier rekening mee te houden bij de vaststelling van de boete. | |
Amendement 45 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – alinea 1 | |
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De Commissie evalueert deze richtlijn en brengt uiterlijk op […] [te rekenen als vijf jaar vanaf de in deze richtlijn vastgestelde termijn voor omzetting] aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit. |
De Commissie evalueert deze richtlijn en brengt uiterlijk op […] [te rekenen als vijf jaar vanaf de in deze richtlijn vastgestelde termijn voor omzetting] aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit. |
|
Het verslag gaat vergezeld van een samenhangende beoordeling van de werking van de mechanismen voor collectief verhaal en collectieve alternatieve geschillenbeslechting op het gebied van mededinging na de invoering van de richtlijn, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan het belang van uitbreiding van de toepassing van dergelijke mechanismen naar andere sectoren of de oprichting van een dergelijk mechanisme op EU-niveau, om te zorgen voor doeltreffende consumentenbescherming en een evenwichtige werking van de interne markt. |
PROCEDURE
Titel |
Regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de EU |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2013)0404 – C7-0170/2013 – 2013/0185(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ECON 1.7.2013 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
IMCO 1.7.2013 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Olle Schmidt 9.7.2013 |
||||
Behandeling in de commissie |
14.10.2013 |
27.11.2013 |
16.12.2013 |
|
|
Datum goedkeuring |
17.12.2013 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
31 0 1 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Pablo Arias Echeverría, Preslav Borissov, Birgit Collin-Langen, Lara Comi, Vicente Miguel Garcés Ramón, Małgorzata Handzlik, Philippe Juvin, Toine Manders, Hans-Peter Mayer, Sirpa Pietikäinen, Phil Prendergast, Mitro Repo, Robert Rochefort, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Catherine Stihler, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Jürgen Creutzmann, Ildikó Gáll-Pelcz, Roberta Metsola, Konstantinos Poupakis, Sylvana Rapti, Olle Schmidt, Jutta Steinruck, Marc Tarabella, Kerstin Westphal |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Luis Manuel Capoulas Santos |
||||
PROCEDURE
Titel |
Regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de EU |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2013)0404 – C7-0170/2013 – 2013/0185(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
11.6.2013 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
ECON 1.7.2013 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
ITRE 1.7.2013 |
IMCO 1.7.2013 |
JURI 1.7.2013 |
|
|
Geen advies Datum besluit |
ITRE 8.7.2013 |
|
|
|
|
Medeverantwoordelijke commissie(s) Datum bekendmaking |
JURI 12.12.2013 |
|
|
|
|
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Andreas Schwab 18.6.2013 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
17.10.2013 |
25.11.2013 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
27.1.2014 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
40 3 4 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marino Baldini, Burkhard Balz, Jean-Paul Besset, Sharon Bowles, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Markus Ferber, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Liem Hoang Ngoc, Wolf Klinz, Jürgen Klute, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Philippe Lamberts, Werner Langen, Astrid Lulling, Ivana Maletić, Alfredo Pallone, Antolín Sánchez Presedo, Peter Simon, Kay Swinburne, Sampo Terho, Marianne Thyssen, Pablo Zalba Bidegain |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Pervenche Berès, Zdravka Bušić, Sari Essayah, Robert Goebbels, Olle Ludvigsson, Andreas Schwab |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2) |
Marta Andreasen, Alejandro Cercas, António Fernando Correia de Campos, Jürgen Creutzmann, Andrew Duff, Richard Howitt, Tunne Kelam, Eduard Kukan, Verónica Lope Fontagné, George Lyon, Emma McClarkin, Evelyn Regner, Alda Sousa, Alf Svensson |
||||
Datum indiening |
4.2.2014 |
||||