VERSLAG over de regionale rol van Pakistan en zijn politieke betrekkingen met de EU

17.2.2014 - (2013/2168(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Boris Zala

Procedure : 2013/2168(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0117/2014
Ingediende teksten :
A7-0117/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de regionale rol van Pakistan en zijn politieke betrekkingen met de EU

(2013/2168(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de artikelen 2 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–   gezien het vijfjarig inzetplan EU-Pakistan van februari 2012[1],

–   gezien het strategisch kader en het actieplan van de Europese Unie voor mensenrechten en democratie (11855/2012), die op 25 juni 2012 door de Raad Buitenlandse Zaken zijn goedgekeurd[2],

–   gezien de Europese veiligheidsstrategie (EVS) getiteld "Een veilig Europa in een betere wereld", die op 12 december 2003 door de Europese Raad is aangenomen, en gezien het verslag over de tenuitvoerlegging van de EVS getiteld "Veiligheid in een veranderende wereld", dat op 11 en 12 december 2008 is aangenomen door de Europese Raad,

–   gezien Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties[3], die met name voorziet in een bijzondere stimuleringsregeling voor "duurzame ontwikkeling en goed bestuur" ("SAP+"),

–   gezien bijlage VIII bij bovenstaande verordening waarin de VN/IAO-verdragen betreffende de fundamentele mensen- en arbeidsrechten zijn opgenomen, evenals de beginselen die verband houden met het milieu en goed bestuur, die Pakistan heeft geratificeerd en heeft beloofd daadwerkelijk ten uitvoer te zullen leggen,

–   gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken over Pakistan van 11 maart 2013,

–   gezien zijn resoluties van 7 februari 2013 over de recente aanslagen op medische hulpverleners in Pakistan[4], van 13 september 2012 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering, als noodmaatregel, van autonome handelspreferenties voor Pakistan[5], en van 15 december 2011 over de situatie van vrouwen in Afghanistan en Pakistan[6], alsmede het bezoek aan Pakistan van een delegatie van zijn Subcommissie mensenrechten in augustus 2013,

–   gezien het verslag van de speciale VN-rapporteur voor de bevordering en bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden, Christof Heyns, van 13 september 2013,

–   gezien Resolutie 68/178 van de Algemene Vergadering van de VN van 18 december 2013 betreffende de bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden bij terrorismebestrijding,

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A7‑0117/2014),

A. overwegende dat de strategische rol van Pakistan in de regio, zijn betrekkingen met de buurlanden en de betrekkingen tussen de EU en Pakistan van aanzienlijk en steeds groter belang zijn voor de EU, gezien de centrale ligging van Pakistan in het hart van een instabiele regio, zijn centrale rol ten aanzien van de veiligheid en ontwikkeling in Centraal- en Zuid-Azië, en zijn cruciale functie bij de bestrijding van terrorisme, de verspreiding van massavernietigingswapens, drugshandel en andere grensoverschrijdende bedreigingen, die allemaal van invloed zijn op de veiligheid en het welzijn van Europese burgers;

B.  overwegende dat de parlementsverkiezingen in maart 2013 de eerste machtsoverdracht van de ene gekozen burgerregering naar de andere in de moderne geschiedenis van Pakistan markeerden; overwegende dat het democratische proces in Pakistan wordt versterkt door andere maatschappelijke veranderingen, zoals een groeiende middenklasse in de steden, een steeds levendiger maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media;

C. overwegende dat de politieke en economische vooruitgang van het land wordt belemmerd door diepgaande interne en regionale veiligheidsproblemen, zoals extremisme, sektarische conflicten, zelfmoordaanslagen, gerichte moorden en straffeloosheid in tribale gebieden, die nog worden verergerd door de zwakte van wetshandhavingsinstanties en het strafrechtsysteem;

D. overwegende dat Pakistan tot de landen behoort met het grootste aantal niet-opgeleiden, waarbij naar schatting 12 miljoen kinderen niet naar school gaan en ongeveer twee derde van de Pakistaanse vrouwen en de helft van de Pakistaanse mannen analfabeet is; overwegende dat het land nog steeds de 134e positie inneemt van de 135 landen in het genderkloofverslag van het Economisch Wereldforum;

E.  overwegende dat Pakistan volgens de mondiale klimaatrisico-index tot de twaalf landen behoort die in de afgelopen twintig jaar het zwaarst zijn getroffen door klimaatverandering, te kampen heeft gehad met ernstige overstromingen en watertekorten en de directe gevolgen ondervindt van de terugtrekking van de gletsjers in het Himalaya- en het Karakorum-gebergte;

F.  overwegende dat Pakistan een semi-geïndustrialiseerd land is met middellage inkomens waar ongeveer een derde van de bevolking onder de armoedegrens leeft; overwegende dat Pakistan op plaats 146 stond van de 187 landen op de index van de menselijke ontwikkeling (HDI, human development index) van 2012, en gezakt is van plaats 145 in 2011; overwegende dat de economische situatie van Pakistan aan het wankelen is gebracht door elkaar opvolgende natuurrampen, en overwegende dat de economische groei van het land wordt verzwakt en het vermogen van de regering om het land te ontwikkelen wordt beperkt door een grote mate van onveiligheid, instabiliteit en wijdverbreide corruptie;

G. overwegende dat Pakistan kwetsbaar is voor een groot aantal gevaren, voornamelijk overstromingen en aardbevingen; overwegende dat de instabiele veiligheidssituatie, samen met de sociale uitdagingen waar Pakistan voor staat, als katalysatoren werken en deze kwetsbaarheid vergroten; overwegende dat opeenvolgende jaren van natuurrampen een zware wissel hebben getrokken op de overlevingsstrategieën van de toch al arme gemeenschappen en hun veerkracht om toekomstige rampen op te vangen aanzienlijk hebben gereduceerd;

H. overwegende dat de constructieve bijdrage van Pakistan van essentieel belang is voor verzoening, vrede en politieke stabiliteit in de buurlanden en met name in Afghanistan, in het bijzonder in het kader van de voor 2014 geplande terugtrekking van de NAVO-troepen;

I.   overwegende dat Pakistan een van de grootste ontvangers van EU-ontwikkelings- en humanitaire hulp is en dat de EU de grootste uitvoermarkt van Pakistan is;

J.   overwegende dat Pakistan een steeds belangrijker partner van de EU wordt in de bestrijding van terrorisme, nucleaire proliferatie, mensen- en drugshandel, en georganiseerde misdaad alsook bij het streven naar regionale stabiliteit;

K. overwegende dat de EU en Pakistan onlangs hebben besloten om hun bilaterale betrekkingen te verdiepen en te verbreden, zoals blijkt uit het in februari 2012 gepresenteerde vijfjarige inzetplan en uit de eerste strategische dialoog EU-Pakistan van juni 2012;

L.  overwegende dat het vijfjarig inzetplan EU-Pakistan van 2012 ten doel heeft strategische betrekkingen op te bouwen en een partnerschap voor vrede en ontwikkeling te smeden dat geworteld is in gedeelde waarden en principes;

M. overwegende dat Pakistan sinds 1 januari 2014 deel uitmaakt van het bijzondere stelsel van algemene handelspreferenties van de EU (SAP+);

N. overwegende dat de fabriek van Ali Enterprises, waar spijkerbroeken voor de Europese markt worden geproduceerd, in september 2012 werd verwoest door een brand die leidde tot de dood van 286 opgesloten werknemers; overwegende dat de opneming van Pakistan in de SAP+-regeling de productie van de textielsector kan stimuleren en verbeteringen van de arbeidsrechten en de productieomstandigheden steeds belangrijker kan maken;

1.  onderstreept de grote betekenis van de verkiezingen van maart 2013 voor de consolidatie van de democratie en het burgerlijk bestuur in Pakistan; spoort de Pakistaanse politieke elite aan gebruik te maken van dit momentum om de democratische instellingen, de rechtsstaat en de civiele controle op alle terreinen van het openbaar bestuur en met name op de veiligheidstroepen en de rechterlijke macht, verder te versterken, de interne en regionale veiligheid te bevorderen, overheidshervormingen door te voeren waarmee de economische groei kan worden gestimuleerd, transparantie en de bestrijding van georganiseerde misdaad kunnen worden versterkt, sociaal onrecht kan worden verzacht en alle mensenrechtenschendingen kunnen worden beëindigd;

2.  is evenwel van mening dat de opbouw van een duurzame democratie en een pluralistische samenleving, evenals het vergroten van de sociale gerechtigheid, de uitroeiing van ernstige armoede en ondervoeding in delen van het land, het verhogen van het basisniveau van het onderwijs en de voorbereiding van Pakistan op de effecten van de klimaatverandering verregaande en moeilijke hervormingen met zich mee zullen brengen van het politieke en sociaaleconomische bestel in Pakistan, dat nog altijd wordt gekenmerkt door feodale structuren in het landbezit en de politieke voorkeuren, door onevenwichtige prioriteiten ten aanzien van militaire uitgaven enerzijds en sociale voorzieningen, onderwijs en economische ontwikkeling anderzijds, en door een disfunctionerend belastinginningssysteem dat het vermogen van de staat om publieke voorzieningen te leveren systematisch ondergraaft;

3.  ondersteunt de Pakistaanse regering en spoort haar inspanningen aan om doeltreffende manieren te ontwikkelen om mogelijke toekomstige natuurrampen te voorkomen en te monitoren en om de coördinatie en samenwerking met lokale actoren, internationale ngo's en fondsenwervers op het gebied van humanitaire hulp effectiever te laten verlopen;

4.  herhaalt dat goed bestuur, verantwoordelijke en inclusieve instituties, een scheiding van de machten en eerbiediging van de grondrechten belangrijke aspecten zijn bij het inspelen op het verband tussen veiligheid en ontwikkeling in Pakistan; is voorts van oordeel dat legitieme, democratisch gekozen burgerregeringen, overdracht van bevoegdheden naar de provincies en een doeltreffend lokaal bestuur de beste middelen zijn om de golf van geweld en extremisme in te dammen, het overheidsgezag in de federaal bestuurde tribale gebieden te herstellen, en de soevereiniteit en territoriale integriteit van Pakistan te waarborgen;

5.  ondersteunt in dit kader de poging van de Pakistaanse regering een vreedzame dialoog aan te knopen met Tehreek-e-Taliban Pakistan (TTP), indien dit de weg vrijmaakt voor een politieke en duurzame oplossing voor de opstanden en voor een stabiele democratische orde die de mensenrechten eerbiedigt; roept de onderhandelaars echter op om rekening te houden met het feit dat het niveau van onderwijs, met name onder vrouwen, van doorslaggevend belang is voor de vooruitgang van samenlevingen, en om onderwijs voor meisjes een belangrijk onderdeel te laten zijn van de onderhandelingen;

6.  waardeert dat Pakistan zich blijft toeleggen op de bestrijding van terrorisme aan weerskanten van de grens, en spoort de autoriteiten aan krachtigere maatregelen te treffen om de mogelijkheden voor de werving en opleiding van terroristen op Pakistaans grondgebied, die delen van Pakistan tot een veilig toevluchtsoord maken voor terroristische organisaties die het land en de regio en vooral Afghanistan willen destabiliseren, verder te beperken;

7.  neemt kennis van het feit dat de Pakistaanse Talibanleider Hakimullah Mehsud op 4 november 2013 werd gedood door een vanuit de VS aangestuurde drone, en merkt op dat het parlement en de nieuwe regering van Pakistan zich formeel tegen dergelijke interventies hebben uitgesproken en dat de beperkingen op het gebruik van drone-aanvallen duidelijker moeten worden ingekaderd in het internationaal recht;

8.  verzoekt de Pakistaanse regering haar veiligheidsverplichtingen en ‑verantwoordelijkheden na te komen door zich intensiever in te zetten voor de strijd tegen extremisme, terrorisme en radicalisering, met behulp van strenge en onwrikbare veiligheidsmaatregelen en ordehandhaving, en door ongelijkheid en sociaaleconomische problemen waardoor de radicalisering van de Pakistaanse jeugd waarschijnlijk verder wordt aangewakkerd aan te pakken;

9.  merkt op dat de Pakistaanse regering zich duidelijk heeft uitgesproken tegen de aanvallen met Amerikaanse drones op Pakistaans grondgebied; is ingenomen met de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN die oproept tot nadere verduidelijking van het rechtskader dat van toepassing is op het gebruik van bewapende drones;

10. is ingenomen met de bijdrage van Pakistan aan staatsopbouw- en verzoeningsprocedures in Afghanistan, zoals de geleverde bijstand om de heropening van de vredesbesprekingen te bevorderen; verwacht dat Pakistan deze positieve houding zal vasthouden in de aanloop naar de Afghaanse presidentsverkiezingen en daarna; is bezorgd over de geopolitieke concurrentie tussen naburige mogendheden om invloed in Afghanistan na de terugtrekking van de NAVO-troepen;

11. hoopt dat Pakistan een constructieve rol zal spelen bij de bevordering van regionale stabiliteit, onder meer met betrekking tot de aanwezigheid van de NAVO en EU-lidstaten in Afghanistan na 2014, door het trialoogmodel van betrokkenheid bij Afghanistan met India, Turkije, China, Rusland en het Verenigd Koninkrijk verder te stimuleren, en door bij te dragen tot de regionale samenwerking in de strijd tegen mensenhandel en de handel in drugs en illegale goederen;

12. is verheugd over de recente tastbare vorderingen in de dialoog tussen Pakistan en India, met name wat betreft de handelsbetrekkingen en intermenselijke contacten, mogelijk gemaakt door de constructieve houding van beide partijen; betreurt dat de via de dialoog verwezenlijkte successen kwetsbaar blijven voor onverwachte voorvallen, zoals de aanhoudende incidenten bij de Line of Control (bestandslijn) die de door Pakistan en de door India bezette gebieden van Kasjmir van elkaar scheidt; verzoekt beide regeringen toe te zien op een passende commandostructuur, de verantwoordingsplicht van militairen en een dialoog tussen de strijdkrachten onderling, om vergelijkbare incidenten in de toekomst te voorkomen;

13. erkent dat Pakistan een legitiem belang heeft bij het opbouwen van strategische, economische en energiebetrekkingen met China; acht het van groot belang dat nauwere banden tussen China en Pakistan de geopolitieke stabiliteit in Zuid-Azië versterken;

14. beschouwt het streven van Pakistan om volwaardig lid te worden van de Shanghai Samenwerkingsorganisatie (SCO) als een positief signaal van de ambitie van Pakistan om meer betrokken te raken bij multilaterale initiatieven; wijst evenwel op het ontbreken van een formeel samenwerkingsmechanisme tussen de SCO en de EU en op de verschillen in hun respectieve normatieve fundamenten en opvattingen over mondiale vraagstukken;

15. is bezorgd over berichten dat Pakistan zou overwegen kernwapens te exporteren naar derde landen; verwacht van de EU en haar lidstaten dat zij, ondanks officiële ontkenningen van deze berichten, Pakistan duidelijk maken dat de uitvoer van kernwapens onaanvaardbaar is; dringt er bij Pakistan, als kernmacht, op aan een wettelijk verbod uit te vaardigen op de uitvoer van alle kennis of materiaal met betrekking tot kernwapens en om actief bij te dragen tot internationale inspanningen op het gebied van non-proliferatie; is van mening dat de ondertekening en ratificatie van het non-proliferatieverdrag door zowel Pakistan als India zouden getuigen van een krachtige inzet voor vreedzame regionale co‑existentie en in grote mate zouden bijdragen tot de veiligheid van de regio als geheel;

16. is van mening dat de strijd tegen extremisme en radicalisme rechtstreeks verband houdt met krachtigere democratiseringsprocessen en geeft nogmaals uiting aan de sterke gehechtheid en de aanhoudende steun van de EU aan en voor een democratisch, veilig en goed bestuurd Pakistan met een onafhankelijk rechtsstelsel, dat de rechtsstaat en de mensenrechten hoog in het vaandel draagt, vriendelijke betrekkingen met buurlanden onderhoudt en een stabiliserende invloed op de regio heeft;

17. herinnert eraan dat de betrekkingen tussen de EU en Pakistan zich van oudsher hebben ontwikkeld binnen een op ontwikkeling en handel gericht kader; waardeert de aanzienlijke en aanhoudende bijdragen van de EU in het kader van de humanitaire en ontwikkelingssamenwerking, en is ingenomen met het besluit om Pakistan vanaf 2014 op te nemen in de SAP+-regeling van de EU; dringt er bij Pakistan op aan de desbetreffende hieraan verbonden voorwaarden volledig na te komen en verzoekt de Commissie te garanderen dat er op strikte wijze aangescherpt toezicht wordt gehouden, zoals voorzien in de nieuwe SAP-verordening; onderstreept dat samenwerking, met name op het gebied van onderwijs, opbouw van de democratie en aanpassing aan de klimaatverandering, het voornaamste aandachtspunt moet blijven;

18. is groot voorstander van nauwere en meer alomvattende betrekkingen tussen de EU en Pakistan via de ontwikkeling van een politieke dialoog teneinde betrekkingen van wederzijds belang te onderhouden tussen gelijkwaardige partners; is in dit kader ingenomen met het vijfjarig inzetplan en de aanvang van de strategische dialoog EU‑Pakistan, die ook blijk geven van de grotere nadruk op politieke en veiligheidssamenwerking, ook op het gebied van terrorismebestrijding, ontwapening, non-proliferatie, migratie, onderwijs en cultuur; verwacht echter grotere vorderingen op alle gebieden die het inzetplan beslaat;

19. spoort zowel de EU als Pakistan aan samen te werken bij het uitvoeringsproces en bij de regelmatige monitoring van de vorderingen door de onderlinge dialoog op de lange termijn te versterken;

20. is van mening dat de overgang van Pakistan naar democratie een goede gelegenheid voor de EU heeft gecreëerd om een meer uitgesproken politieke benadering te hanteren ten aanzien van de bilaterale betrekkingen en de verlening van steun; is van mening dat de prioriteit van de EU-steun aan Pakistan moet liggen bij de consolidatie van de democratische instituties op alle niveaus, de versterking van de overheidscapaciteit en van goed bestuur, de opbouw van doeltreffende voorzieningen op het gebied van rechtshandhaving en civiele terrorismebestrijding, met inbegrip van een onafhankelijke rechterlijke macht, en het stimuleren van het maatschappelijk middenveld en vrije media;

21. is in dit verband ingenomen met de reeds bestaande uitgebreide programma's voor de ondersteuning van de democratie in verband met de uitvoering van de aanbevelingen die in 2008 en 2013 zijn gedaan door de verkiezingswaarnemingsmissies van de EU;

22. verzoekt de EDEO en de Commissie een genuanceerd en multidimensionaal beleid ten aanzien van Pakistan na te streven, dat synergieën creëert tussen alle relevante instrumenten die ter beschikking staan van de EU, zoals politieke dialoog, veiligheidssamenwerking, handel en bijstand, in overeenstemming met de alomvattende EU-benadering van extern beleid en met het oog op de voorbereidingen voor de volgende top EU-Pakistan;

23. verzoekt de EDEO, de Commissie en de Raad er tevens voor te zorgen dat het EU-beleid ten aanzien van Pakistan in de context van een bredere strategie voor de regio wordt geplaatst en daarin wordt verankerd, om aldus de belangen van de EU in Zuid- en Centraal-Azië te versterken; acht het van belang dat de bilaterale betrekkingen van de EU met Pakistan en de buurlanden van Pakistan, in het bijzonder India, China en Iran, ook worden aangegrepen om beleidsmaatregelen ten aanzien van de situatie in Afghanistan te bespreken en te coördineren, teneinde een gerichte aanpak te waarborgen; benadrukt in dit opzicht de behoefte aan meer beleidscoördinatie en dialoog over regionale kwesties tussen de EU en de VS;

24. is van oordeel dat de toekomst van de betrekkingen tussen de EU en Pakistan ook moet worden bezien in het kader van de zich ontwikkelende institutionele instrumenten voor betrokkenheid bij derde landen, met name in de vorm van strategische partnerschappen; dringt nogmaals aan op een conceptuele verfijning van het strategischepartnerschappenmodel, en op duidelijkere en consistentere criteria om, onder meer, te evalueren onder welke voorwaarden Pakistan op een bepaald moment een strategische partner van de EU zou kunnen worden;

25. herhaalt met klem dat vorderingen in de bilaterale betrekkingen gekoppeld zijn aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in Pakistan, met name wat betreft de uitbanning van schuldarbeid, kinderarbeid en mensenhandel, gendergerelateerd geweld, de verbetering van de rechten van vrouwen en meisjes, met inbegrip van toegang tot onderwijs, het waarborgen van de vrijheid van meningsuiting en onafhankelijke media, evenals de bevordering van verdraagzaamheid jegens en bescherming van kwetsbare minderheden door alle vormen van discriminatie doeltreffend te bestrijden; erkent dat hiertoe een einde moet komen aan de cultuur van straffeloosheid en een voor iedereen toegankelijk en op alle niveaus betrouwbaar rechtsstelsel moet worden ontwikkeld;

26. blijft zeer verontrust over de kwaliteit van het onderwijs en, in samenhang daarmee, de alarmerende situatie van vrouwen in grote delen van Pakistan; pleit voor concrete en zichtbare maatregelen om de grondrechten van vrouwen in de samenleving te versterken, waaronder de invoering van wetgeving tegen huiselijk geweld en maatregelen om het onderzoeken en vervolgen van eermoorden en aanvallen met zuur te verbeteren, alsmede een herziening van wetgeving die straffeloosheid in de hand werkt; wijst op de noodzaak van betere toegang tot onderwijs, een betere integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt, en betere zwangerschapszorg;

27. herhaalt zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat de Pakistaanse godslasteringswetten, die de doodstraf als gevolg kunnen hebben en die vaak gebruikt worden als excuus voor het censureren, criminaliseren, vervolgen en soms zelfs vermoorden van leden van politieke of religieuze minderheden, zich lenen voor misbruik waarvan aanhangers van elk geloof in Pakistan het slachtoffer kunnen worden; onderstreept dat de weigering om de godslasteringswetgeving te herzien of in te trekken een voortdurende situatie van kwetsbaarheid creëert voor minderheden; roept de Pakistaanse regering op een moratorium in te voeren op het gebruik van deze wetgeving, als een eerste stap naar de herziening of de intrekking ervan, en de intimidatiecampagnes, de bedreigingen en het geweld jegens christenen, ahmadi's en andere kwetsbare groepen te onderzoeken en de daders indien nodig te vervolgen;

28. roept de Pakistaanse autoriteiten met name op om personen te arresteren en te vervolgen die aanzetten tot geweld, of die verantwoordelijk zijn voor gewelddadige aanvallen op scholen of minderheden, zoals de sjiieten, met inbegrip van de Hazara-gemeenschap, de ahmadi's en christenen, om de veiligheidstroepen te instrueren de mensen die worden aangevallen actief te beschermen tegen extremistische groepen, om wetgeving vast te stellen ter bestrijding van huiselijk geweld, en om een einde te maken aan de gedwongen verdwijningen, buitengerechtelijke executies en willekeurige detenties in met name Beloetsjistan;

29. veroordeelt alle aanvallen op christenen en andere religieuze minderheden die in Pakistan leven en verwacht van Pakistan dat het grotere inspanningen zal leveren om de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te waarborgen, onder meer door de strenge godslasteringwetgeving te versoepelen, en dat het stappen zal zetten in de richting van de afschaffing van de doodstraf;

30. is ingenomen met de aanneming van het wetsvoorstel tot oprichting van een nationale mensenrechtencommissie in 2012 en dringt er bij de regering op aan de commissie op te zetten, zodat deze van start kan gaan;

31. merkt op dat de EU de belangrijkste exportpartner is voor Pakistaanse goederen (22,6 % in 2012); is van mening dat aan de handel gelieerde EU-steun aan Pakistan de diversificatie en de ontwikkeling van productiemethoden, met inbegrip van verwerking, moet helpen bevorderen, steun moet verlenen voor regionale integratie en technologieoverdracht, moet bijdragen aan de totstandbrenging of ontwikkeling van binnenlandse productiecapaciteit en de inkomensongelijkheid moet terugdringen;

32. brengt in herinnering dat de SAP+-regeling van de EU, waar Pakistan met ingang van 2014 van profiteert, alleen wordt toegekend aan landen die zich ertoe verbinden uitvoering te geven aan de internationale verdragen inzake mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en goed bestuur; onderstreept met name de verplichtingen die Pakistan is aangegaan in het kader van de in bijlage VIII opgesomde verdragen en herinnert de Commissie aan haar verplichting om toe te zien op de doeltreffende uitvoering ervan; brengt voorts in herinnering dat de SAP+-regeling tijdelijk wordt ingetrokken indien een land "zijn bindende verbintenissen niet daadwerkelijk nakomt";

33. roept de Pakistaanse autoriteiten op doeltreffende stappen te nemen om de 36 IAO-verdragen ten uitvoer te leggen die het land heeft geratificeerd, met name om vakbonden hun werk te kunnen laten doen, de arbeidsomstandigheden en veiligheidsnormen te verbeteren, kinderarbeid uit te bannen en de ernstigste vormen van uitbuiting van de drie miljoen vrouwen die als huishoudelijk personeel werken, te bestrijden;

34. dringt er bij de Pakistaanse regering op aan om, zoals toegezegd, het programma "Beter werk" van de IAO en de IFC te ondertekenen teneinde een extra impuls te geven aan de verbetering van de arbeids- en veiligheidsomstandigheden van de werknemers; verzoekt iedereen die direct of indirect verantwoordelijk is voor de brand in de kledingfabriek van Ali Enterprises, met inbegrip van het betrokken accountantskantoor dat de controles met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen uitvoerde en de Europese detailhandelaren, om de overlevenden van de brand eindelijk volledig, duurzaam en eerlijk schadeloos te stellen, hetgeen nog steeds niet is gebeurd;

35. verzoekt zijn voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de regering en het parlement van Pakistan, de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten en de regeringen van de lidstaten.

  • [1]  http://eeas.europa.eu/pakistan/docs/2012_feb_eu_pakistan_5_year_engagement_plan_en.pdf
  • [2]  http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/NL/foraff/131181.pdf
  • [3]  PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1.
  • [4]  Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0060.
  • [5]  PB C 353 E van 3.12.2013, blz. 323.
  • [6]  PB C 168 E van 14.6.2013, blz. 119.

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (2.12.2013)

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake de regionale rol van Pakistan en zijn politieke betrekkingen met de EU
(2013/2168(INI))

Rapporteur voor advies: Jan Zahradil

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat Pakistan een semigeïndustrialiseerd land is met middellage inkomens waar ongeveer een derde van de bevolking onder de armoedegrens leeft; overwegende dat Pakistan op plaats 146 stond van de 187 landen op de index van de menselijke ontwikkeling (HDI, human development index) van 2012, en gezakt is van plaats 145 in 2011; overwegende dat de economische situatie van Pakistan aan het wankelen is gebracht door elkaar opvolgende natuurrampen, en overwegende dat de economische groei van het land wordt verzwakt en het vermogen van de regering om het land te ontwikkelen wordt beperkt door een grote mate van onveiligheid, instabiliteit en wijdverbreide corruptie;

B.  overwegende dat Pakistan kwetsbaar is voor een groot aantal gevaren, voornamelijk overstromingen en aardbevingen; overwegende dat de instabiele veiligheidssituatie, samen met de sociale uitdagingen waar Pakistan voor staat, als katalysatoren werken en deze kwetsbaarheid vergroten; overwegende dat opeenvolgende jaren van natuurrampen een zware wissel hebben getrokken op de overlevingsstrategieën van de toch al arme gemeenschappen en hun veerkracht om toekomstige rampen op te vangen aanzienlijk hebben gereduceerd;

C. overwegende dat het vijfjarig inzetplan EU-Pakistan van 2012 ten doel heeft strategische betrekkingen op te bouwen en een partnerschap voor vrede en ontwikkeling te smeden dat geworteld is in gedeelde waarden en principes;

1.  herinnert eraan dat er niets wordt gedaan aan ongelijkwaardig feodaal landbezit op het platteland van Pakistan, waarbij 2,5 % van de bevolking meer dan 40 % van het land bezit en bijna de helft van de plattelandsbevolking helemaal niets bezit; benadrukt dat vanwege landloosheid en een gebrekkige toegang tot irrigatiewater en andere productiefaciliteiten de armoede op het platteland en sociale instabiliteit blijven bestaan; benadrukt dat toegang tot veilige, betaalbare, schone en duurzame energie, veilig drinkwater, duurzame diensten op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs, en veiligheid van cruciaal belang zijn voor het verbeteren van het leven van de Pakistanen en de langetermijnontwikkeling van het land;

2.  benadrukt dat een proactieve agenda voor de mensenrechten – waaronder maatregelen om een eind te maken aan sektarische aanvallen, om de rechten van religieuze minderheden en vrouwen te beschermen, de vrijheid van de media te garanderen, een eind te maken aan het misbruik van antiterrorismemaatregelen en het moratorium op de doodstraf te herstellen – van essentieel belang is voor de ontwikkeling van Pakistan;

3.  is verontrust over de extreem lage belastinginkomsten, die in 2011 slechts 9,1 % van het bbp bedroegen, een van de laagste percentages wereldwijd; is van mening dat er een grondige hervorming van het belastingstelsel nodig is om de overheidsfinanciën te versterken, met name de uitgaven voor gezondheidszorg, onderwijs en welzijn;

4.  blijft zeer verontrust over de kwaliteit van het onderwijs en in samenhang daarmee de alarmerende situatie van vrouwen in grote delen van Pakistan; pleit voor concrete en zichtbare maatregelen om de grondrechten van vrouwen in de samenleving te handhaven, waaronder de invoering van wetgeving tegen huiselijk geweld en maatregelen om het onderzoeken en vervolgen van eremoord en aanvallen met zuur te verbeteren, alsmede een herziening van wetgeving die straffeloosheid in de hand werkt; wijst op de noodzaak van betere toegang tot onderwijs, een betere integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt, en betere zwangerschapszorg;

5.  constateert dat de EU zich als belangrijke donor blijft inzetten om Pakistan te helpen bij de verwezenlijking van zijn ontwikkelingsdoelen voor de lange termijn en bij het bewerkstelligen van duurzame en breed verankerde economische groei; herinnert aan het vijfjarig inzetplan EU-Pakistan dat prioriteiten als goed bestuur, samenwerking op het gebied van zelfbeschikking voor vrouwen, energie, duurzame landbouw en de mensenrechtendialoog behelst;

6.  is verheugd over de democratische consolidatie waarvan de eerste vreedzame machtsovergang van de ene naar de andere democratisch gekozen regering ooit blijk gaf na de verkiezingen van mei 2013, maar heeft bezwaar tegen de onstabiele veiligheidssituatie, het risico op islamitisch radicalisme en de voortdurende terroristische aanslagen op gematigde moslims en religieuze minderheden zoals ahmadi's, sjiieten en christenen;

7.  verzoekt de Pakistaanse regering haar veiligheidsverplichtingen en ‑verantwoordelijkheden na te komen door zich meer in te zetten voor de strijd tegen extremisme, terrorisme en radicalisering, met behulp van strenge en onwrikbare veiligheidsmaatregelen en ordehandhaving, en door ongelijkheid en sociaaleconomische problemen waardoor de radicalisering van de Pakistaanse jeugd waarschijnlijk verder wordt aangewakkerd aan te pakken;

8.  herhaalt zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat de Pakistaanse godslasteringswetten, die de doodstraf als gevolg kunnen hebben en die vaak gebruikt worden als excuus voor het censureren, criminaliseren, vervolgen en soms zelfs vermoorden van leden van politieke of religieuze, zich lenen voor misbruik waarvan aanhangers van elk geloof in Pakistan het slachtoffer kunnen worden; onderstreept dat de weigering om de godslasteringswetgeving te herzien of in te trekken een voortdurende situatie van kwetsbaarheid creëert voor minderheden; roept de Pakistaanse regering op een moratorium in te voeren op het gebruik van deze wetgeving, als een eerste stap naar de herziening of de intrekking ervan, en de intimidatiecampagnes, de bedreigingen en het geweld jegens christenen, ahmadi's en andere kwetsbare groepen te onderzoeken en indien nodig daartegen te procederen;

9.  signaleert dat de Pakistaanse talibanleider Hakimullah Mehsud op 4 november 2013 gedood is door een vanuit de VS aangestuurde drone, en dat het parlement en de nieuwe regering van Pakistan zich formeel tegen dergelijke interventies hebben uitgesproken; onderstreept dat zulke droneaanvallen, waarbij volgens informatie alleen al in Pakistan honderden burgers zijn omgekomen, onder deze omstandigheden moeten worden beschouwd als schendingen van het internationale recht, dat hieraan een halt moet worden toegeroepen, en dat de beperkingen op het gebruik van drone-aanvallen duidelijker moeten worden ingekaderd binnen het internationale recht;

10. onderstreept dat het van essentieel belang is dat de vermindering van het gevaar van rampen en de voorbereiding op rampen op een hoger plan worden getild en worden geïntegreerd in de humanitaire hulp, om het vermogen van begunstigden om toekomstige rampen op te vangen te versterken; roept de Commissie op door te gaan met het bevorderen van een gecoördineerde aanpak en respons met behulp van bestaande humanitaire mechanismes op internationaal en lokaal niveau;

11. spoort Pakistan aan een constructieve rol te spelen in een regio die te kampen heeft met ernstige geopolitieke uitdagingen; is ingenomen met de verbeterde betrekkingen tussen India en Pakistan in het afgelopen jaar, de nieuwe visumovereenkomst die geldt als belangrijke stap in de toenemende interactie tussen de twee landen, en pleit voor blijvende pogingen tot toenadering van beide kanten;

12. benadrukt het regionale belang van stabiele betrekkingen tussen Pakistan en Afghanistan, en roept Pakistan op de betrekkingen met Afghanistan te normaliseren; roept Pakistan op zijn steun aan de Afghaanse taliban in te trekken, niet langer Afghaanse rebellen op te vangen en steun te verlenen, en de grensregio met Afghanistan weer onder controle te brengen, aangezien zijn nationale veiligheidsbelangen voor de lange termijn het meest gebaat zijn bij een vreedzaam, gematigd en welvarend Afghanistan;

13. merkt op dat de EU de belangrijkste exportpartner is voor Pakistaanse goederen (22,6 % in 2012); is van mening dat aan de handel gelieerde EU-steun aan Pakistan de diversificatie en de ontwikkeling van productiemethoden, met inbegrip van verwerking, moet helpen bevorderen, steun moet verlenen voor regionale integratie en technologieoverdracht, moet bijdragen aan de totstandbrenging of ontwikkeling van binnenlandse productiecapaciteit en de inkomensongelijkheid moet terugdringen;

14. roept de Pakistaanse autoriteiten op doeltreffende stappen te nemen om de 36 IAO-verdragen ten uitvoer te leggen die het land heeft geratificeerd, met name om vakbonden hun werk te kunnen laten doen, de arbeidsomstandigheden en veiligheidsnormen te verbeteren, kinderarbeid uit te bannen en de ernstigste vormen van uitbuiting van de ongeveer drie miljoen vrouwen die als huishoudelijk personeel werken te bestrijden.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

2.12.2013

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Ricardo Cortés Lastra, Charles Goerens, Filip Kaczmarek, Gay Mitchell, Norbert Neuser, Bill Newton Dunn, Maurice Ponga, Jean Roatta, Michèle Striffler, Alf Svensson, Keith Taylor, Patrice Tirolien

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Emer Costello, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Fiona Hall, Eduard Kukan, Bart Staes

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Fabrizio Bertot, Tanja Fajon, Miroslav Mikolášik

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

11.2.2014

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

41

1

7

Bij de eindstemming aanwezige leden

Sir Robert Atkins, Bastiaan Belder, Hiltrud Breyer, Elmar Brok, Michael Gahler, Marietta Giannakou, Andrzej Grzyb, Takis Hadjigeorgiou, Richard Howitt, Tunne Kelam, Nicole Kiil-Nielsen, Andrey Kovatchev, Paweł Robert Kowal, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Eduard Kukan, Vytautas Landsbergis, Krzysztof Lisek, Sabine Lösing, Marusya Lyubcheva, Willy Meyer, Francisco José Millán Mon, María Muñiz De Urquiza, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Norica Nicolai, Raimon Obiols, Ria Oomen-Ruijten, Justas Vincas Paleckis, Pier Antonio Panzeri, Ioan Mircea Paşcu, Tonino Picula, Bernd Posselt, Hans-Gert Pöttering, Cristian Dan Preda, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Werner Schulz, Sophocles Sophocleous, Laurence J.A.J. Stassen, Davor Ivo Stier, Charles Tannock, Eleni Theocharous, Geoffrey Van Orden, Sir Graham Watson, Boris Zala

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Kinga Gál, Doris Pack, Sampo Terho, Janusz Władysław Zemke

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Ivari Padar, Dubravka Šuica