VERSLAG over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2014 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling III – Commissie

15.12.2014 - (16740/2014 – C8‑0289/2014 – 2014/2036(BUD))

Begrotingscommissie
Rapporteur: Gérard Deprez

Procedure : 2014/2036(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0069/2014
Ingediende teksten :
A8-0069/2014
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2014 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling III – Commissie

(16740/2014 – C8‑0289/2014 – 2014/2036(BUD))

Het Europees Parlement,

–       gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–       gezien artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

–       gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[1], met name artikel 41,

–       gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, definitief vastgesteld op 20 november 2013[2],

–       gezien de gezamenlijke verklaring betreffende de betalingskredieten van het Parlement, de Raad en de Commissie (gezamenlijke verklaring van 12 november 2013), opgenomen in de gezamenlijke conclusies van 12 november 2013[3], alsmede de verklaring van het Europees Parlement en de Commissie over betalingskredieten, opgenomen in dezelfde gezamenlijke conclusies,

–       gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[4] ("MFK-verordening"),

–       gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[5]("het IIA"),

–       gezien Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen[6],

–       gezien het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2014, goedgekeurd door de Commissie op 28 mei 2014 (COM(2014)0329),

–        gezien het voorstel van de Commissie voor de gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2014, goedgekeurd op 28 mei 2014 (COM(2014)0328),

–       gezien de door het Parlement en de Raad op 8 december 2014 goedgekeurde gezamenlijke conclusies,

–       gezien het standpunt inzake het ontwerp van gewijzigde begroting ("OGB") nr. 3/2014, vastgesteld door de Raad op 12 december 2014 en meegedeeld aan het Europees Parlement dezelfde dag (16740/2014 – C8-0289/2014),

–       gezien de artikelen 88 en 91 van zijn Reglement,

–       gezien de brief van de Commissie buitenlandse zaken,

–       gezien de brief van de Commissie ontwikkelingssamenwerking,

–       gezien de brief van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,

–       gezien de brief van de Commissie cultuur en onderwijs,

–       gezien het verslag van de Begrotingscommissie en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A8-0069/2014),

A.     overwegende dat in OGB nr. 3/2014 op de algemene begroting 2014, zoals oorspronkelijk door de Commissie voorgesteld, wordt voorgesteld om de raming van de ontvangsten uit boeten en dwangsommen en van andere ontvangsten te verhogen met 1 568 miljoen EUR en de betalingskredieten te verhogen met 4 738 miljoen EUR voor de rubrieken 1a, 1b, 2 en 4 van het meerjarig financieel kader (MFK), met als doel te voorzien in betalingsbehoeften tot het einde van het jaar om verplichtingen in verband met vastleggingen uit het verleden en van het lopende jaar na te kunnen komen;

B.     overwegende dat bij het begin van de tenuitvoerlegging van het meerjarig financieel kader 2014-2020 sprake was van een enorme betalingsachterstand, met onbetaalde rekeningen die aan het einde van 2013 alleen al voor het cohesiebeleid ongeveer 23,4 miljard EUR bedroegen, en een niveau van uitstaande verplichtingen (RAL) aan het einde van 2013 van 221,7 miljard EUR, d.w.z. 41 miljard EUR meer dan oorspronkelijk bij de vaststelling van het meerjarig financieel kader 2007-2013 voorzien was;

C.     overwegende dat van het totaal van OGB nr. 3/2014 slechts 99 miljoen EUR dient ter dekking van programma's in 2014-2020 in het kader van het cohesiebeleid en dat de rest bedoeld is voor de afsluiting van de programma's van 2007-2013 (3,296 miljard EUR) en voor betalingen die nodig zijn uit hoofde van andere rubrieken (1,34 miljard EUR);

D.     overwegende dat het Parlement, de Raad en de Commissie er zich door middel van de gezamenlijke verklaring van 12 november 2013 toe hebben verbonden erop toe te zien dat de Unie over de financiële middelen beschikt om te voldoen aan haar juridische verplichtingen in 2014, door een ordelijke afwikkeling van de betalingen te waarborgen en gebruik te maken van de verschillende flexibiliteitsmechanismen die zijn opgenomen in de MFK-verordening, onder meer in artikel 13 (marge voor onvoorziene uitgaven);

E.     overwegende dat een aantal delegaties in de Raad bedenkingen had inzake het gebruik van de marge voor onvoorziene uitgaven in OGB nr. 3/2014, een bezorgdheid die niet door het Parlement wordt gedeeld, maar juist wordt gezien als strijdig met de geest van de MFK-verordening en het IIA;

1.      neemt kennis van OGB nr. 3/2014, zoals voorgesteld door de Commissie;

2.      onderschrijft de door het Parlement en de Raad op 8 december 2014 goedgekeurde gezamenlijke conclusies met het oog op de verhoging van de betalingskredieten in de begroting voor 2014 op een aantal begrotingslijnen tot een niveau van 4 246 miljoen EUR, waarvan 3 168 miljoen EUR beschikbaar zal worden gesteld via de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2014;

3.      is met name verheugd over de verhogingen van de betalingskredieten van de rubrieken 1a en 4, die in ruime mate in stand zijn gebleven in het uiteindelijke compromis zoals opgenomen in de gezamenlijke conclusies van 8 december 2014;

4.      is ingenomen met de verhoging van de betalingskredieten voor rubriek 1b, omdat vooral die rubriek wordt getroffen door de betalingstekorten in de begroting van de Unie in het algemeen; is echter van mening dat dit het absolute minimum is dat nodig is om de behoeften tot het einde van 2014 te dekken, en onvoldoende zal zijn om het sneeuwbaleffect van onbetaalde rekeningen sinds de begroting 2010 op te lossen; herinnert er met name aan dat het overgrote deel van de facturen van rubriek 1b traditioneel door de lidstaten worden ingediend tegen het einde van elk begrotingsjaar, om mogelijke annuleringen ten gevolge van de toepassing van de N+2- en de N+3-regels te voorkomen;

5.      steunt het voorstel voor gebruikmaking van de marge voor onvoorziene omstandigheden en benadrukt zijn uitlegging van artikel 3, lid 2, van de MFK-verordening dat betalingen in verband met de speciale instrumenten moeten worden toegewezen boven de maxima; is van mening dat een andere uitlegging van dat artikel ingaat tegen de basis voor politieke overeenstemming over het MKF 2014-2020, te weten de afspraak dat specifieke en maximale flexibiliteit toegepast moet worden om de Unie in staat te stellen aan haar verplichtingen te voldoen;

6.      herinnert eraan dat door de goedkeuring van OGB nr. 3/2104, OGB nr. 4/2104, OGB nr. 6/2104 en OGB nr. 8/2104 de behoefte aan bni-bijdragen van de lidstaten met in totaal 8 688 miljoen EUR zal dalen en dat daardoor volledige compensatie zal worden geboden voor de bijkomende betalingskredieten waarom is gevraagd in OGB nr. 3/2014, zoals overeengekomen in de gezamenlijke conclusies van 8 december 2014;

7.      keurt het standpunt van de Raad inzake de gewijzigde begroting nr. 3/2014 goed;

8.      verzoekt zijn Voorzitter te constateren dat de gewijzigde begroting nr. 2/2014 definitief is vastgesteld en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

9.      verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.

  • [1]  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
  • [2]  PB L 51 van 20.2.2014, blz. 1.
  • [3]  Aangenomen teksten van 20 november 2013, P7_TA(2013)0472.
  • [4]  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
  • [5]  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
  • [6]  PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17.

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (24.9.2014)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2014: Ontvangsten van boeten en rentebetalingen – Ontvangsten van terugbetalingen en terugstortingen aan de FEMIP (Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit) – Herschikking van middelen voor het Europees Visserijfonds – Verhoging van de betalingskredieten voor de desbetreffende vastleggingen in eerdere jaarbegrotingen – Onvoorziene uitgaven overeenkomstig artikel 13 van de MFK-verordening – Personeel van de Europese Commissie, de Bureaus, het Comité van de Regio's en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
(2014/2036(BUD))

Rapporteur: Jan Marian Olbrycht

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  vindt de betalingsachterstand in rubriek 1b, die de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen en eind 2013 tot 23,4 miljard EUR is opgelopen, onaanvaardbaar; herinnert eraan dat deze betalingsachterstand veel groter is dan de Commissie voor dezelfde periode had geraamd en eind dit jaar naar verwachting nog veel groter zal zijn;

2.  steunt het voorstel van de Commissie voor het OGB 3/2014, waarin om een verhoging van de van betalingskredieten wordt gevraagd en wordt voorgesteld om alle beschikbare instrumenten te benutten om de betalingsachterstanden in talrijke rubrieken weg te werken; is met name verheugd over de toewijzing van 70% van het gevraagde bedrag aan rubriek 1b, omdat vooral die rubriek wordt getroffen door de betalingstekorten in de EU-begroting in het algemeen;

3.  acht het absoluut noodzakelijk dat het OGB 3/2014 zo spoedig mogelijk zonder voorbehoud wordt goedgekeurd, aangezien de goedkeuring ervan ook aanzienlijke gevolgen heeft voor de begroting 2015;

4.  is van mening dat het voorgestelde OGB 3/2014 de betalingsachterstand in de EU-begroting slechts in beperkte mate helpt verminderen, en benadrukt dat het geen oplossing vormt voor het probleem, dat structureel en politiek van aard is; vraagt de Commissie in dit verband een langetermijnoplossing voor te stellen, en moedigt de Commissie en de Raad aan om alle flexibiliteitsinstrumenten in het MFK toe te passen om het probleem ondertussen verder te verminderen;

5.  vraagt de Commissie tijdig een volledige raming van de betalingssituatie in rubriek 1b te maken en regelmatig aan het Parlement verslag uit te brengen over de verwachte ontwikkeling van de betalingen in deze rubriek, met name wat betreft de daadwerkelijke toepassing door de Commissie van de betalingstermijn van 60 dagen voor ontvangen betalingsverzoeken.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

23.9.2014

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

33

3

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

José Blanco López, Franc Bogovič, Victor Boştinaru, Mercedes Bresso, Andrea Cozzolino, Rosa D’Amato, Tamás Deutsch, Bill Etheridge, Raffaele Fitto, Michela Giuffrida, Anna Hedh, Krzysztof Hetman, Ivan Jakovčić, Constanze Krehl, Andrew Lewer, Louis-Joseph Manscour, Martina Michels, Iskra Mihaylova, Younous Omarjee, Stanislav Polčák, Julia Reid, Liliana Rodrigues, Monika Smolková, Maria Spyraki, Olaf Stuger, Ángela Vallina, Monika Vana, Matthijs van Miltenburg, Derek Vaughan, Kerstin Westphal, Joachim Zeller

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Salvatore Cicu, Andor Deli, James Nicholson, Jan Marian Olbrycht, Davor Škrlec, Iuliu Winkler, Milan Zver

BIJLAGE I: BRIEF VAN DE COMMISSIE BUITENLANDSE ZAKEN

De heer Jean Arthuis

Voorzitter

Begrotingscommissie

Betreft:  Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3

Geachte collega,

In de eerste plaats wil ik u graag feliciteren met uw benoeming tot voorzitter van de Begrotingscommissie. Ik verheug mij ten zeerste op onze samenwerking. Ik schrijf u in verband met het recent voorgestelde derde ontwerp van gewijzigde begroting voor 2014, om mijn steun uit te spreken voor de voorstellen die door de Commissie werden gedaan, in het bijzonder met betrekking tot de bijkomende betalingskredieten voor het IcSP en het ENI, en om één wijziging van de cijfers voor te stellen.

In april stelde de Commissie voor om middelen over te schrijven binnen rubriek 3, maar ze verzuimde een verhoging van de betalingskredieten op te nemen voor het IcSP in haar voorstel. Dit is nu gebeurd met het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3, dat voorziet in een verhoging van de kredieten met 51 miljoen EUR. 15 miljoen EUR van deze 51 miljoen EUR zou echter onmiddellijk worden gebruikt om een tijdelijke overdracht uit de GBVB-begroting terug te betalen (dit geld werd, door een gebrek aan betalingskredieten voor het IcSP, gebruikt voor een verkiezingswaarnemingsmissie in Oekraïne), waardoor er slechts 36 miljoen EUR aan nieuwe middelen zou overblijven. Dit is helaas niet voldoende om de noodzakelijke uitgaven in het kader van het IcSP voor dit jaar te dekken. Daarom stellen we voor om de kredieten voor het IcSP te verhogen met 70 miljoen EUR. Ik dring er bij u op aan om ervoor te zorgen dat deze middelen zonder onnodige vertraging worden toegekend, aangezien de huidige situatie bijzonder kritiek is voor een instrument dat van essentieel belang is voor de uitvoering van het buitenlands beleid van de EU, en met name voor dringende crisisresponsmaatregelen voor Oekraïne, Syrië, Irak, Palestina, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Zuid-Sudan.

In dit verband zou ik eveneens graag mijn steun uitspreken voor het gebruik van de marge voor onvoorziene uitgaven om de voorafgaande uitgaven te dekken die nodig zijn om te zorgen voor passende begrotingssteun voor Oekraïne binnen het ENI. Ik hoop van harte dat de Begrotingscommissie alles in het werk zal stellen om ervoor te zorgen dat de nodige middelen ter beschikking worden gesteld van onze partner op dit kritieke moment. De situatie in Oekraïne kan zeker en vast worden beschouwd als een onvoorziene omstandigheid waarvoor geen middelen werden uitgetrokken in het kader van het MFK.

Hoogachtend,

Elmar Brok

BIJLAGE II: BRIEF VAN DE COMMISSIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

De heer Jean Arthuis

Voorzitter van de Begrotingscommissie

Europees Parlement

ASP 9G205

Brussel

Betreft: De betalingscrisis voor humanitaire hulpoperaties

Geachte heer Arthuis,

Zoals u zeker en vast weet, maakt het gebrek aan bereidheid bij de Raad om het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 3 op de EU-begroting 2014 goed te keuren het steeds moeilijker voor het bureau voor humanitaire hulp van de Commissie (ECHO) om verstoringen, schaalverkleiningen en de annulering van hulpactiviteiten te vermijden. Ik schrijf u om u op de hoogte te brengen van de grote bezorgdheid van mijn commissie, die volgens mij door iedereen moet worden gedeeld.

De gevolgen van verstoringen van humanitaire hulpverlening kunnen uiteraard niet vergeleken worden met verstoringen van andere EU-activiteiten, aangezien humanitaire hulp vaak letterlijk een kwestie van leven of dood is. Besluiten over de begroting voor humanitaire hulp mogen bijgevolg niet worden uitgesteld, maar moeten een bijzondere behandeling krijgen wanneer nodig.

Het uitblijven van een antwoord van de Raad op het door de Commissie in mei ingediende OGB 3-voorstel doet vermoeden dat, eens te meer, cruciale middelen voor humanitaire hulp worden gegijzeld met het oog op een akkoord over de volledige EU-begroting voor volgend jaar. Dit is geen verantwoorde manier om om te gaan met humanitaire hulp, en geen correcte manier om de schaarse middelen te beheren. De administratieve werklast van ECHO wordt hierdoor aanzienlijk verhoogd, en het bureau wordt verplicht 600 000 EUR te besteden aan kosten voor late betalingen dit jaar, aangezien het niet over geld beschikt om op tijd rekeningen te betalen.

Met de crisissen in Syrië, Irak, Zuid-Sudan, de Centraal Afrikaanse Republiek en elders hebben de mondiale humanitaire behoeften een ongekend niveau bereikt. In deze context, en met de huidige ontwikkelingen in Oekraïne, is het absoluut duidelijk dat ECHO de betalingskredieten moet krijgen die het nodig heeft om zijn vastleggingen te kunnen nakomen.

In het belang van de kinderen, vrouwen en mannen die afhankelijk zijn van de humanitaire hulp van de EU en het vermogen van ECHO en zijn uitvoerende partners om zich enkel toe te spitsen op het leveren van deze hulp, moet het Parlement aandringen op een spoedige oplossing van de steeds erger wordende betalingscrisis bij ECHO. Ik ben mij bewust van de moeilijkheden, maar wil er toch bij uw

commissie en de vertegenwoordigers van het Parlement bij de begrotingsonderhandelingen met de Raad op aandringen om alles in het werk te stellen om tot een oplossing te komen, met inbegrip van het uitoefenen van de nodige morele druk.

Ik zou deze gelegenheid eveneens willen benutten om te benadrukken dat het belangrijk is te zorgen voor een redelijk en realistisch niveau voor de kredieten voor humanitaire hulp en de Reserve voor noodhulp in de EU-begroting voor 2015. Het is uiteraard nodig de huidige betalingsachterstand weg te werken en ervoor te zorgen dat een dergelijk probleem zich in de toekomst niet opnieuw voordoet. Mijn commissie heeft amendementen aangenomen om de bedragen van de ontwerpbegroting voor humanitaire hulp te herstellen en om de betalingskredieten voor de Reserve voor noodhulp aanzienlijk te verhogen. Ik hoop ten zeerste dat uw commissie bereid zal zijn deze amendementen goed te keuren.

De Commissie ontwikkelingssamenwerking dankt u voor uw inspanningen en staat klaar om hulp te bieden indien en wanneer dit nuttig kan zijn.

Hoogachtend,

Linda McAvan

BIJLAGE III: BRIEF VAN DE COMMISSIE MILIEUBEHEER, VOLKSGEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID

De heer Jean Arthuis

Voorzitter

Begrotingscommissie

ASP 09G205

Geachte voorzitter,

Ik schrijf u in verband met het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2014 dat was opgenomen in de agenda van de Begrotingscommissie van 3 september 2014 (rapporteur: de heer Gérard Deprez).

Meer in het bijzonder zou ik graag uw aandacht vestigen op begrotingsartikel 34 02 01, waar de Commissie een verhoging voorstelt (met 6 miljoen EUR) van de betalingskredieten voor het LIFE-programma.

Zoals u misschien weet is ENVI zeer begaan met LIFE, als belangrijkste instrument van de EU voor de uitvoering van haar milieu- en klimaatbeleid, en we zijn van mening dat de werking ervan zeer belangrijk is.

Hoewel ENVI heeft besloten geen advies op te stellen over het verslag van de heer Deprez betreffende het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2014, hebben de ENVI-coördinatoren mij gevraagd u te schrijven om erop aan te dringen dat de voorgestelde verhoging van de betalingskredieten voor begrotingsartikel 34 02 01 zou worden behouden.

De verhoging is eigenlijk enkel het gevolg van een vroegtijdige lancering van het instrument voor de particuliere financiering van energie-efficiëntie. De werkzaamheden in het kader hiervan zijn goed opgeschoten en bepaalde bepalingen zullen reeds in 2014 nodig zijn.

De ENVI-commissie hoopt dat de Begrotingscommissie terdege rekening zal houden met dit verzoek en dat het door de Commissie voorgestelde bedrag niet zal worden gewijzigd.

Hoogachtend,

Giovanni La Via

Kopie: De heer G. Deprez, rapporteur

BIJLAGE IV: BRIEF VAN DE COMMISSIE CULTUUR EN ONDERWIJS

De heer Jean Arthuis

Voorzitter van de Begrotingscommissie

Betreft: standpunt van de CULT-commissie over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2014

Geachte heer Arthuis,

Als onderdeel van de procedure betreffende het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 3/2014, werden de gespecialiseerde commissies gevraagd een bijdrage te leveren aan het verslag over dit OGB. Gelet op de door haar interne kalender opgelegde beperkingen en de vastgestelde termijnen, zal CULT niet in staat zijn een formeel advies op te stellen. Ik zou u daarom willen vragen rekening te houden met de volgende samenvatting van het standpunt van onze commissie betreffende OGB 3/2014.

In mijn hoedanigheid als voorzitter en rapporteur voor de begroting 2015, heb ik CULT geraadpleegd over deze brief, die een overzicht geeft van de door CULT meegedeelde standpunten in het kader van de begrotingsprocedures voor 2014 en 2015.

Wat Erasmus+ betreft zijn ontoereikende betalingsniveau een cruciaal structureel probleem geworden de afgelopen jaren: sinds 2011 komen de betalingsniveaus niet overeen met de eigenlijke betalingen die nodig zijn, en waren er dus gewijzigde begrotingen nodig. Gelet op de grote zichtbaarheid en populariteit van het programma (en de voorloper ervan, het programma "Een leven lang leren"), zou de reputatie ervan hierdoor ernstig kunnen worden geschaad. Het gebrek aan passende middelen zou uiteindelijk kunnen leiden tot problemen bij de uitvoering van het programma, aangezien de door het programma ondersteunde projectcycli voor individuele mobiliteit kort zijn en de verhouding tussen vastleggingen en betalingen ten minste 85% moet bedragen.

Bovendien was de vroegtijdige toewijzing van 130 miljoen EUR aan vastleggingskredieten voor Erasmus+ en van 200 miljoen EUR voor Horizon 2020 (voor de Marie Skłodowska-Curie-acties en de Europese Onderzoeksraad) in het kader van de begroting 2014 bedoeld om deze programma's vlot te kunnen opstarten met voldoende middelen en, in het geval van Erasmus+, om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van werkloosheid bij jongeren. Deze bijkomende vastleggingen werden echter niet gevolgd door de toewijzing van overeenkomstige betalingskredieten in de begroting 2014.

Zonder de in OGB 3/2014 voorgestelde toewijzing van overeenkomstige betalingskredieten uit de marge voor onvoorziene uitgaven (117 miljoen EUR voor Erasmus+ en 90 miljoen EUR voor de Marie Skłodowska-Curie-acties), kunnen de bijkomende vastleggingen niet worden toegepast, waardoor een verkeerd politiek signaal zou worden gegeven aan de Europese burgers.

De snelle goedkeuring van OGB 3/2014 is daarom absoluut noodzakelijk om de situatie voor 2014 op te lossen en een vlotte uitvoering van het programma in 2014 te waarborgen, door te zorgen voor een compensatie voor een tekort aan betalingen van in totaal 202 miljoen EUR voor Erasmus+ en 90 miljoen EUR voor de Marie Skłodowska-Curie-acties. In de toekomst moet echter de fundamentele oorzaak van het probleem - betalingsniveaus die ontoereikend zijn om de vastleggingen na te komen - worden aangepakt in het kader van de gewone jaarlijkse begrotingsprocedure.

De CULT-commissie is daarom voorstander van een snelle goedkeuring van OGB 3/2014, met de door de Commissie vooropgestelde betalingsniveaus.

We hopen dat de Begrotingscommissie en haar rapporteur, de heer Gérard Deprez, zullen instemmen met deze standpunten en ze kunnen opnemen in haar resolutie over OGB 3/2014.

Hoogachtend,

Silvia Costa

Voorzitter

Kopie: de heer Gérard DEPREZ, rapporteur van BUDG voor gewijzigde begroting nr. 3/2014.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

15.12.2014

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

5

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean Arthuis, Richard Ashworth, Reimer Böge, Jean-Paul Denanot, Gérard Deprez, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Jens Geier, Iris Hoffmann, Monika Hohlmeier, Bernd Kölmel, Zbigniew Kuźmiuk, Vladimír Maňka, Sophie Montel, Clare Moody, Siegfried Mureşan, Victor Negrescu, Jan Olbrycht, Younous Omarjee, Pina Picierno, Paul Rübig, Petri Sarvamaa, Patricija Šulin, Eleftherios Synadinos, Isabelle Thomas, Inese Vaidere, Marco Valli, Monika Vana, Daniele Viotti, Marco Zanni

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Tamás Deutsch, Pablo Echenique, Ernest Maragall, Andrej Plenković, Sergei Stanishev, Nils Torvalds