AANVULLEND VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties

16.2.2015 - (COM(2013)0550 – C7‑0241/2013 – 2013/0265(COD)) - ***I

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Pablo Zalba Bidegain
PR_COD_1consamCom


Procedure : 2013/0265(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0022/2015
Ingediende teksten :
A8-0022/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties

(COM(2013)0550 – C8‑0241/2013 – 2013/0265(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–       gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0550),

–       gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8‑0241/2013),

–       gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–       gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 december 2013[1],

–       gezien artikel 59 en artikel 61, lid 2, van zijn Reglement,

–       gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7‑0167/2014),

–       gezien de op zijn plenaire vergadering van 3 april 2014 aangenomen amendementen[2],

–       gezien het besluit van de Conferentie van voorzitters van 18 september 2014 inzake onafgedane zaken van de zevende zittingsperiode,

–       gezien het aanvullend verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A8-0022/2015),

1.      stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.      verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.      verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement  1

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT[3]*

op het voorstel van de Commissie

---------------------------------------------------------

VERORDENING (EU) 2015/…

VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties

(Voor de EER relevante tekst)

---------------------------------------------------------

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[4],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5],

Gezien de tijdens zijn vergadering van 3 april 2014 aangenomen wijziging(en)[6],

Gezien het besluit van de Conferentie van voorzitters van 18 september 2014 inzake onafgedane zaken van de zevende zittingsperiode,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[7],

Overwegende hetgeen volgt:

(1)         Een versnipperde interne markt is schadelijk voor het concurrentievermogen, de groei en de banenschepping in de Unie. Het wegwerken van directe en indirecte belemmeringen voor de goede werking en de voltooiing van een geïntegreerde markt voor elektronische betalingen, zonder onderscheid tussen binnenlandse en grensoverschrijdende betalingen, is noodzakelijk voor de goede werking van de interne markt.

(2)         Met Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad[8] is de juridische grondslag gelegd voor de totstandbrenging van een Uniebrede interne markt voor betalingsverkeer. Deze richtlijn, waarbij uniforme voorschriften voor het verlenen van betalingsdiensten zijn vastgesteld, heeft immers de activiteit van betalingsdienstaanbieders aanzienlijk vergemakkelijkt.

(3)         In Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad[9] is het beginsel vastgelegd dat gebruikers voor een grensoverschrijdende betaling in euro dezelfde kosten betalen als voor een overeenkomstige betaling binnen een lidstaat, met inbegrip van de onder deze verordening vallende op kaarten gebaseerde betalingstransacties.

(4)         Bij Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad[10] zijn de voorschriften vastgesteld voor de uitvoering van overmakingen en automatische afschrijvingen in euro in de interne markt, maar op kaarten gebaseerde betalingstransacties vallen niet onder het toepassingsgebied ervan.

(5)         ▌Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad[11]

is erop gericht bepaalde voorschriften voor tussen consumenten en handelaren gesloten overeenkomsten te harmoniseren, waaronder voorschriften betreffende vergoedingen voor het gebruik van betaalmiddelen. In de richtlijn is bepaald dat de lidstaten handelaren ▌verbieden consumenten voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel vergoedingen aan te rekenen die de door de handelaar hiervoor gedragen kosten overschrijden.

(6)         Veilig, efficiënt, concurrerend en innovatief elektronische betalingsverkeer is van cruciaal belang om consumenten, handelaren en ondernemingen ten volle te laten profiteren van de voordelen die de interne markt te bieden heeft. Dit is met name belangrijk omdat de wereld steeds meer op elektronische handel overstapt.

(7)         In sommige lidstaten is wetgeving ▌vastgesteld of in voorbereiding om interbancaire vergoedingen direct of indirect te reglementeren. Deze (ontwerp)wetgeving heeft betrekking op diverse aspecten, waaronder de vaststelling van maxima voor interbancaire vergoedingen op verschillende niveaus, handelarenvergoedingen, de verplichting om alle kaarten te honoreren en sturingsmaatregelen. De bestaande administratieve besluiten van die lidstaten lopen sterk uiteen. De verwachting is dat op nationaal niveau verdere regelgevingsmaatregelen zullen worden ingevoerd om de niveaus van of de verschillen tussen de interbancaire vergoedingen aan te pakken en in dit verband meer samenhang tot stand te brengen. Het probleem met dergelijke nationale maatregelen is dat zij de voltooiing van de interne markt voor op kaarten gebaseerde betalingen en op kaarten gebaseerde internet- en mobiele betalingen waarschijnlijk in aanzienlijke mate zullen belemmeren, en de vrijheid van dienstverrichting in de weg zullen staan.

(8)         Betaalkaarten zijn het vaakst gebruikte elektronische betaalinstrument voor aankopen in detailhandelszaken. De integratie van de betaalkaartmarkt in de Unie is echter verre van voltooid omdat vele betalingsoplossingen zich niet over hun landsgrenzen heen kunnen ontwikkelen en omdat nieuwe pan-Europese betalingsdienstaanbieders wordt belet de markt te betreden. ▌Het is ▌ noodzakelijk de belemmeringen voor de efficiënte werking van de betaalkaartmarkt, waaronder ook op kaarten gebaseerde betalingen en op kaarten gebaseerde internet- en mobiele betalingen vallen, weg te nemen ▌.

(9)         Om de interne markt efficiënter te doen functioneren moet elektronisch betaalverkeer in het belang van handelaren en consumenten worden aangemoedigd en vergemakkelijkt. Kaarten en andere elektronische betaalinstrumenten kunnen op een veelzijdiger manier worden gebruikt, onder meer om onlinebetalingen te verrichten en van de interne markt en de elektronische handel te profiteren, terwijl elektronische betalingen ook potentieel veiliger betalingen zijn voor handelaren. ▌Op kaarten gebaseerde betalingstransacties kunnen derhalve voor handelaren en consumenten voordeliger uitvallen dan contante betalingen, op voorwaarde dat de vergoedingen voor het gebruik van de betaalkaartsystemen op een economisch efficiënt niveau zijn vastgesteld, en tegelijkertijd bijdragen tot eerlijke concurrentie, innovatie en de toetreding van nieuwkomers tot de markt.

(10)       Interbancaire vergoedingen zijn vergoedingen die gewoonlijk worden toegepast tussen de kaartaccepterende en de kaartuitgevende betalingsdienstaanbieders die van een bepaald betaalkaartsysteem deel uitmaken. Interbancaire vergoedingen vormen een belangrijk deel van de vergoedingen die accepterende betalingsdienstaanbieders voor elke op een kaart gebaseerde betalingstransactie aan handelaren in rekening brengen. Handelaren verwerken deze kaartkosten, net als al hun andere kosten, op hun beurt in de algemene prijzen van goederen en diensten. Probleem in dit verband is dat de concurrentie tussen betaalkaartsystemen ▌om betalingsdienstaanbieders ▌ervan te overtuigen kaarten van hun systeem uit te geven ▌ eerder een verhoging dan een verlaging van de interbancaire vergoedingen in de hand werkt, terwijl concurrentie in een markteconomie normaal gezien prijsverlagend zou moeten werken. Naast een consequente toepassing van de mededingingsregels op interbancaire vergoedingen, zou de reglementering van die vergoedingen een betere werking van de interne markt teweegbrengen en bijdragen tot een vermindering van de transactiekosten voor consumenten.

(11)       Het brede scala aan interbancaire vergoedingen en het niveau ervan beletten de opkomst van "nieuwe" pan-Europese marktdeelnemers met bedrijfsmodellen waarin lagere of geen interbancaire vergoedingen worden aangerekend, wat ten koste gaat van potentiële schaal- en synergievoordelen en eventuele daaruit voortvloeiende efficiëntiewinsten. Deze toestand heeft negatieve gevolgen voor handelaren en consumenten en staat innovatie in de weg. Pan-Europese spelers die een bepaalde markt willen betreden, zien zich immers verplicht uitgevende banken ten minste de hoogste op die markt gangbare interbancaire vergoeding te bieden, waardoor de versnippering van de markt in stand wordt gehouden. Een ander risico is dat bestaande binnenlandse systemen die lagere of geen interbancaire vergoedingen toepassen, onder druk van banken die hogere inkomsten uit interbancaire vergoedingen nastreven, zich niet op de markt kunnen handhaven. Dit alles heeft tot gevolg dat consumenten en handelaren het met een beperktere keuze, hogere prijzen en betalingsdiensten van mindere kwaliteit moeten doen, terwijl zij ook maar op beperkte wijze van pan-Europese betalingsoplossingen gebruik kunnen maken. Daarbij komt nog dat handelaren de verschillen in vergoedingen niet kunnen ondervangen door gebruik te maken van kaartacceptatiediensten die door banken in andere lidstaten worden aangeboden. Volgens de specifieke regels van de betaalkaartsystemen geldt, op basis van hun territoriale beleid inzake licentieverlening, voor elke betalingstransactie immers de interbancaire vergoeding van het "verkooppunt" (land van de handelaar). Dit belet accepteerders hun diensten met succes over de grenzen heen aan te bieden. Tevens kan het handelaren beletten hun betalingskosten in het voordeel van consumenten te reduceren.

(12)       De toepassing van de bestaande wetgeving door de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten heeft deze situatie niet kunnen verhelpen.

(13)       Om versnippering van de interne markt en ernstige verstoringen van de concurrentie als gevolg van uiteenlopende wetten en bestuursrechtelijke besluiten te voorkomen, moeten er derhalve overeenkomstig artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) maatregelen worden genomen om het probleem van hoge en uiteenlopende interbancaire vergoedingen aan te pakken, alsook om betalingsdienstaanbieders in staat te stellen hun diensten over de grenzen heen aan te bieden en consumenten en handelaren de gelegenheid te bieden van grensoverschrijdende diensten gebruik te maken.

(14)       De toepassing van deze verordening mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de mededingingsregels van de Unie en van de lidstaten ▌. Zij belet de lidstaten niet lagere maxima te handhaven of in te voeren, of door middel van nationale wetgeving maatregelen met een gelijkwaardig oogmerk of gevolg te nemen.

(15)       Om de goede werking van een interne markt voor op kaarten gebaseerde betalingen en op kaarten gebaseerde internet- en mobiele betalingen in de hand werken, met alle positieve gevolgen van dien voor consumenten en handelaren, moet deze verordening van toepassing zijn op de grensoverschrijdende en binnenlandse uitgifte en acceptatie van op kaarten gebaseerde betalingstransacties. Als handelaren een accepteerder van buiten hun eigen lidstaat kunnen kiezen (grensoverschrijdende acceptatie), hetgeen zal worden gefaciliteerd door het opleggen van hetzelfde maximumniveau voor binnenlandse en grensoverschrijdende interbancaire vergoedingen voor geaccepteerde transacties en het verbod op territoriale licentieverlening, moet het mogelijk zijn de noodzakelijke juridische duidelijkheid te scheppen en concurrentieverstoringen tussen betaalkaartsystemen te voorkomen.

(16)       Als gevolg van unilaterale toezeggingen en verbintenissen die in het kader van mededingingsprocedures zijn aanvaard, worden in de Unie reeds veel grensoverschrijdende op kaarten gebaseerde betalingstransacties uitgevoerd met inachtneming van de maximale interbancaire vergoedingen. Om voor eerlijke concurrentie op de markt voor acceptatiediensten te zorgen, moeten de bepalingen met betrekking tot ▌grensoverschrijdende en binnenlandse transacties tezelfdertijd en binnen een redelijke termijn na de inwerkingtreding van deze verordening worden toegepast, rekening houdend met de moeilijkheid en de complexiteit van de migratie van betaalkaartsystemen, die op grond van deze verordening is vereist.

(14a)     Er zijn in hoofdzaak twee soorten kredietkaarten beschikbaar op de markt. Met ▌kaarten met uitgestelde debitering wordt de rekening van de kaarthouder op een vooraf afgesproken specifieke datum, meestal één keer per maand, gedebiteerd met het totale bedrag van de transacties, zonder dat er rente moet worden betaald. Met andere kredietkaarten kan de kaarthouder gebruik maken van een kredietfaciliteit om een deel van de verschuldigde bedragen op een later tijdstip dan gespecificeerd terug te betalen, met rente of andere kosten.

(18)       Voor alle op een debet- of kredietkaart gebaseerde betalingstransacties moet een maximumpercentage voor de interbancaire vergoeding gelden.

(18a)     Uit de effectbeoordeling blijkt dat een verbod op interbancaire vergoedingen voor debetkaarttransacties gunstig zou zijn voor de acceptatie en het gebruik van kaarten en voor de ontwikkeling van de eengemaakte markt, en meer voordelen voor handelaren en consumenten zou opleveren dan een op een hoger niveau vastgesteld maximum. Bovendien zouden de negatieve effecten die een hoger maximum op nationale systemen zonder of met zeer lage interbancaire vergoedingen voor debettransacties zou hebben omdat grensoverschrijdende expansie of nieuwkomers op de markt in dat geval de vergoedingenniveaus tot het maximumniveau zouden doen stijgen, worden voorkomen. Met een verbod op interbancaire vergoedingen voor debetkaarttransacties wordt ook de dreiging van de uitvoer van het model voor interbancaire vergoedingen naar nieuwe innoverende betalingsdiensten, zoals mobiele en onlinesystemen, aangepakt.

(19)       De maxima in deze verordening zijn gebaseerd op de in de economische literatuur ontwikkelde "Merchant Indifference Test", waarmee wordt bepaald welke vergoeding een handelaar zou willen betalen als hij de kosten van het gebruik van betaalkaarten door klanten zou vergelijken met de kosten van niet met een kaart gedane (contante) betalingen (rekening houdend met de vergoeding die aan de accepterende bank moet worden betaald, d.w.z. de handelarenvergoeding en de interbancaire vergoeding ). Met dergelijke maxima wordt het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten in de hand gewerkt, doordat betalen met kaarten die hogere transactievoordelen opleveren, wordt gestimuleerd, terwijl onevenredig hoge handelarenvergoedingen - die verborgen kosten voor andere consumenten met zich meebrengen - worden voorkomen. Zo niet zouden de handelarenvergoedingen, als gevolg van de collectieve regelingen voor interbancaire vergoedingen, buitensporig hoog kunnen worden, omdat handelaren niet snel dure betaalinstrumenten zullen weigeren uit vrees klanten te verliezen. De ervaring heeft geleerd dat de maxima evenredig zijn omdat zij geen problemen met zich meebrengen voor de werking van internationale kaartsystemen en betalingsdienstaanbieders. Zij leveren tevens voordelen voor handelaren en consumenten op en bieden rechtszekerheid.

(19a)     Niettemin hebben de interbancaire vergoedingen, zoals in de effectbeoordeling wordt aangetoond, in sommige lidstaten een zodanige ontwikkeling ondergaan dat consumenten kunnen profiteren van doeltreffende debetkaartmarkten wat betreft kaartacceptatie en kaartgebruik met interbancaire vergoedingen die onder het door de handelaren geaccepteerde niveau ("merchant indifference level") liggen. De lidstaten moeten derhalve lagere interbancaire vergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties kunnen vaststellen.

(19b)     Voorts dient, om te garanderen dat vergoedingen voor debetkaarten op een economisch efficiënt niveau worden vastgesteld, rekening houdend met de structuur van de binnenlandse markten voor debetkaarten, de mogelijkheid te worden gehandhaafd om maxima voor interbancaire vergoedingen uit te drukken als een vast tarief. Een vast tarief kan ook een stimulans zijn om ook kleine bedragen ("microbetalingen") met behulp van een kaart te betalen. Het moet tevens mogelijk zijn dat vaste tarief in combinatie met een procentueel tarief toe te passen, op voorwaarde dat de som van die interbancaire vergoedingen niet groter is dan het gespecificeerde percentage van de totale jaarlijkse transactiewaarde op binnenlands niveau binnen elk betaalkaartsysteem. Voorts moet het mogelijk zijn een lagere procentuele maximale interbancaire vergoeding per transactie vast te stellen en een vast maximumbedrag voor de vergoeding op te leggen als limiet voor het bedrag van de vergoeding dat het resultaat is van het toepasselijke procentuele tarief per transactie.

(19c)     Voorts is het, in aanmerking nemend dat met deze verordening voor het eerst naar de harmonisatie van interbancaire vergoedingen wordt gestreefd in een context waarin bestaande debetkaartsystemen en interbancaire vergoedingen zeer verschillend zijn, noodzakelijk om in flexibiliteit voor binnenlandse betaalkaartmarkten te voorzien. Met betrekking tot binnenlandse debetkaarttransacties moeten de lidstaten daarom gedurende een redelijke overgangstermijn op alle binnenlandse debetkaarttransacties binnen elk betaalkaartsysteem een gewogen gemiddelde interbancaire vergoeding van maximum 0,2 % van de op jaarbasis berekende gemiddelde transactiewaarde van alle binnenlandse debetkaarttransacties binnen elk betaalkaartsysteem kunnen toepassen. Wanneer de maximale interbancaire vergoeding binnen een betaalkaartsysteem op basis van die gemiddelde transactiewaarde wordt vastgesteld, volstaat het dat een betalingsdienstaanbieder deelneemt aan een betaalkaartsysteem (of een ander soort overeenkomst tussen betalingsdienstaanbieders) waarin voor alle binnenlandse debetkaarttransacties een gewogen gemiddelde interbancaire vergoeding van maximum 0,2 % wordt toegepast. Ook hier kan een forfaitaire vergoeding of een procentuele vergoeding of een combinatie van de twee worden toegepast, op voorwaarde dat het gewogen gemiddelde maximum in acht wordt genomen.

(19d)     Teneinde de dienstige maximale interbancaire vergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties te kunnen vaststellen, is het passend de nationale bevoegde autoriteiten die deze verordening moeten doen naleven, te machtigen informatie te verzamelen over het volume en de waarde van alle debetkaarttransacties binnen een betaalkaartsysteem of van alle debetkaarttransacties van een of meerdere betalingsdienstaanbieders. Dientengevolge moeten betaalkaartsystemen en betalingsdienstaanbieders worden verplicht de desbetreffende gegevens aan de bevoegde nationale autoriteiten te verstrekken met inachtneming van de door die instanties vastgestelde voorschriften en termijnen. De rapportageverplichtingen moeten niet alleen voor de betaalkaartsystemen, maar ook voor betalingsdienstaanbieders zoals uitgevers of accepteerders gelden, zodat alle relevante informatie beschikbaar is voor de bevoegde autoriteiten, die in elk geval moeten kunnen eisen dat die informatie via het betaalkaartsysteem wordt verzameld. Bovendien is het belangrijk dat lidstaten ervoor zorgen dat de relevante informatie over de toepasselijke maxima voor interbancaire vergoedingen voldoende bekend is bij het publiek. Gezien het feit dat betaalkaartsystemen in het algemeen geen betalingsdienstaanbieders zijn die onder prudentieel toezicht staan, kunnen de bevoegde autoriteiten eisen dat de door deze entiteiten verstuurde informatie door een onafhankelijke controleur wordt gecertificeerd.

(19e)     Sommige betaalinstrumenten op binnenlands niveau stellen de betaler in staat om op kaarten gebaseerde betalingstransacties te initiëren waarbij het betaalkaartsysteem geen onderscheid kan maken tussen een debet- of een kredietkaarttransactie. Wat de kaarthouder beslist, is bij het betaalkaartsysteem of de accepteerder niet bekend, waardoor het betaalkaartsysteem onmogelijk de verschillende maxima kan toepassen waarin de verordening voorziet voor debet- en kredietkaarttransacties, waartussen een onderscheid bestaat op grond van het moment waarop de betalingstransactie wordt gedebiteerd. Om de functionaliteit van bestaande bedrijfsmodellen te waarborgen en ongerechtvaardigde of buitensporige nalevingskosten te vermijden en tegelijk een passend gelijk speelveld tussen de verschillende soorten betaalkaarten te garanderen, is het passend om op dergelijke binnenlandse betalingstransacties met "universele kaarten" de regel van deze verordening voor debetkaarttransacties toe te passen. Niettemin moet voor die betaalinstrumenten in een langere aanpassingstijd worden voorzien. Daarom moeten de lidstaten, bij wijze van uitzondering en gedurende een overgangsperiode van 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, een maximaal aandeel kunnen vaststellen van de binnenlandse transacties met "universele kaarten" die als gelijkwaardig met kredietkaarttransacties worden beschouwd. Zo zou het kredietkaartmaximum kunnen worden toegepast op het vastgestelde aandeel van de totale waarde van de transacties voor handelaren of accepteerders. Het mathematische resultaat van de bepalingen zou dan in overeenstemming zijn met de toepassing van één maximum voor interbancaire vergoedingen voor binnenlandse betalingstransacties die met universele kaarten worden verricht.

(20)       Deze verordening moet betrekking hebben op alle transacties waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler en de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zich in de Unie bevinden.

(21)       Conform het in de digitale agenda voor Europa beschreven beginsel van technologische neutraliteit dient deze verordening betrekking te hebben op alle op kaarten gebaseerde betalingstransacties, ongeacht de omgeving (daaronder begrepen instrumenten en diensten voor betalingen in de detailhandel welke offline, online of mobiel kunnen zijn) waarin de transactie plaatsvindt.

(22)       Op kaarten gebaseerde betalingstransacties worden doorgaans uitgevoerd volgens twee belangrijke bedrijfsmodellen, zogeheten "driepartijenbetaalkaartsystemen" (kaarthouder – accepterend en uitgevend systeem – handelaar) en "vierpartijenbetaalkaartsystemen" (kaarthouder – uitgevende bank – accepterende bank – handelaar). Tal van vierpartijenbetaalkaartsystemen hanteren een expliciete ▌interbancaire vergoeding, die meestal multilateraal is. ▌Om het bestaan van impliciete interbancaire vergoedingen te erkennen en tot de verwezenlijking van gelijke concurrentievoorwaarden bij te dragen, moeten driepartijenbetaalkaartsystemen die van betalingsdienstaanbieders als uitgevers of accepteerders gebruikmaken, als vierpartijenbetaalkaartsystemen worden aangemerkt en horen zij dezelfde voorschriften in acht nemen; transparantie- en andere maatregelen in verband met bedrijfsregels dienen op alle aanbieders van toepassing te zijn. Rekening houdend met de specifieke situatie die zich voor dergelijke driepartijenbetaalkaartsystemen voordoet, is het echter passend de lidstaten gedurende een overgangsperiode toe te laten de regels inzake het maximum voor interbancaire vergoedingen niet toe te passen indien dergelijke systemen een zeer beperkt marktaandeel hebben in de betrokken lidstaat.

(22a)     De uitgiftedienst is gebaseerd op een contractuele betrekking tussen de uitgever van het betaalinstrument en de betaler, ongeacht of de uitgever het geld houdt namens de betaler. De uitgever stelt betaalkaarten ter beschikking van de betaler, machtigt tot transacties met terminals of een soortgelijk instrument en kan betaling aan de accepteerder garanderen voor transacties die conform de regels van het desbetreffende systeem worden verricht. Daarom wordt de loutere verdeling van betaalkaarten of technische diensten, zoals het louter verwerken en bewaren van gegevens, niet aangemerkt als een uitgiftedienst.

(22b)     De acceptatiedienst vormt een keten van verrichtingen, gaande van de initiatie van een op een kaart gebaseerde betalingstransactie tot de overmaking van de geldmiddelen naar de betaalrekening van de begunstigde. Afhankelijk van de lidstaat en van het bestaande bedrijfsmodel is de acceptatiedienst verschillend georganiseerd. Daarom sluit de betalingsdienstaanbieder die de interbancaire vergoeding betaalt, niet altijd direct met de begunstigde een overeenkomst. Intermediairs die een deel van de acceptatiediensten verstrekken zonder daarbij een directe contractuele betrekking met begunstigden te hebben, moeten niettemin onder de in deze verordening vervatte definitie van accepteerder vallen. De acceptatiedienst wordt verstrekt los van de vraag of de accepteerder het geld houdt namens de begunstigde. Technische diensten, zoals het louter verwerken en bewaren van gegevens of de aandrijving van terminals, worden niet aangemerkt als accepteerdiensten.

(23)       Er moet op worden toegezien dat de bepalingen betreffende de door betalingsdienstaanbieders te betalen of te ontvangen interbancaire vergoedingen niet worden omzeild met alternatieve vergoedingenstromen naar uitgevers. Om dit te voorkomen dient de "nettocompensatie" voor de vergoedingen, met inbegrip van mogelijke vergunningskosten, die de uitgever heeft betaald aan en ontvangen van een betaalkaartsysteem, een accepteerder of enige andere intermediair, als de interbancaire vergoeding te worden aangemerkt. Om na te gaan of er van omzeiling sprake is, dient bij de berekening van de interbancaire vergoeding rekening te worden gehouden met het totaalbedrag aan betalingen of stimulansen die een uitgever met betrekking tot de gereglementeerde transacties van een betaalkaartsysteem heeft ontvangen, verminderd met de vergoedingen die de uitgever aan het betaalkaartsysteem heeft betaald. De in aanmerking genomen betalingen, stimulansen en vergoedingen kunnen een direct karakter (d.w.z. op basis van het volume of de specifieke transactie) of een indirect karakter (onder meer verkoopstimulansen, bonussen, kortingen voor bepaalde transactievolumes) hebben. Bij het nagaan of de bepalingen van deze verordening worden omzeild, moet met name rekening worden gehouden met de voordelen die uitgevers halen uit speciale programma's die gezamenlijk worden uitgevoerd door uitgevers en betaalkaartsystemen, en met de inkomsten uit verwerkings-, licentieverlenings- en andere vergoedingen die inkomsten opleveren voor betaalkaartsystemen. In voorkomend geval en indien zulks door andere objectieve elementen wordt bevestigd, kan de uitgifte van betaalkaarten in derde landen ook in aanmerking worden genomen bij het beoordelen van een eventuele omzeiling van deze verordening.

(24)       Consumenten zijn vaak niet op de hoogte van de vergoedingen die handelaren betalen voor het betaalinstrument dat zij gebruiken. Tegelijkertijd kunnen uitgevers er met een aantal stimulansen (in de vorm van onder meer reisvouchers, bonussen, kortingen, terugboekingen, gratis verzekeringen enz.) op aansturen dat consumenten gebruikmaken van betaalinstrumenten en zo hoge vergoedingen voor uitgevers genereren. Om daaraan tegenwicht te bieden, mogen de maatregelen die ertoe strekken interbancaire vergoedingen te beperken, alleen maar betrekking hebben op betaalkaarten die massaproducten zijn geworden, en die handelaren doorgaans moeilijk kunnen weigeren omdat de uitgifte en het gebruik ervan zo wijdverspreid zijn (debet- en kredietkaarten van consumenten). Teneinde tot een doeltreffender marktwerking in de niet-gereglementeerde delen van de sector te komen en de overheveling van activiteiten van de gereglementeerde naar de niet-gereglementeerde delen van de sector te beperken, is het noodzakelijk een reeks maatregelen vast te stellen betreffende, onder meer, het scheiden van systeem en infrastructuur, het door de begunstigde sturen van het gedrag van de betaler en een selectieve acceptatie van betaalinstrumenten door de begunstigde.

(25)       Het aanbrengen van een scheiding tussen systeem en infrastructuur moet alle verwerkingsentiteiten in de gelegenheid stellen te concurreren om klanten van de systemen. Aangezien verwerkingskosten een aanzienlijk deel van de totale kosten van kaartacceptatie vertegenwoordigen, is het van belang ervoor te zorgen dat voor deze schakel in de waardeketen van daadwerkelijke concurrentie sprake is. De scheiding van systeem en infrastructuur houdt in dat kaartsystemen en verwerkingsentiteiten onafhankelijk moeten zijn wat boekhouding, organisatie en besluitvormingsproces betreft. Zij mogen niet discrimineren door, bijvoorbeeld, elkaar een voorkeursbehandeling te bieden, elkaar vertrouwelijke informatie te verstrekken die niet beschikbaar is voor hun concurrenten in hun respectieve marktsegment, hun concurrent in hun respectieve marktsegment buitensporige informatievereisten op te leggen, tot kruissubsidiëring van hun respectieve activiteiten over te gaan of governanceregelingen met elkaar te delen. Dergelijke discriminerende praktijken werken een versnippering van de markt in de hand, staan de toegang van nieuwkomers tot de markt in de weg en beletten de opkomst van pan-Europese marktspelers, waardoor de voltooiing van de interne markt op het gebied van op kaarten gebaseerde betalingen en op kaarten gebaseerde internet- en mobiele betalingen wordt belemmerd, met alle negatieve gevolgen van dien voor handelaren, ondernemingen en consumenten.

(26)       De door betaalkaartsystemen toegepaste regels en de praktijken van betalingsdienstaanbieders zorgen er veelal voor dat handelaren en consumenten zich niet van de verschillen in vergoeding bewust zijn, en ze verminderen tevens de markttransparantie. Zo worden vergoedingen "samengevoegd", of wordt het handelaren verboden op kaarten die aan andere kaartmerken zijn gekoppeld (co-badged cards) een goedkoper kaartmerk te kiezen, of op het gebruik van dergelijke goedkopere kaarten aan te sturen. Ook als handelaren van de diverse kosten op de hoogte zijn, beletten de systeemregels hen vaak actie te ondernemen om de vergoedingen te verlagen.

(27)       Betaalinstrumenten brengen voor de begunstigde verschillende kosten met zich mee, waarbij sommige instrumenten duurder zijn dan andere. Behalve als het gebruik van een specifiek betaalinstrument bij wet verplicht is voor het doen van bepaalde categorieën betalingen of als een betaalinstrument niet kan worden geweigerd omdat het de status van wettig betaalmiddel heeft, moet het de begunstigde vrij staan, in overeenstemming met Richtlijn 2007/64/EG, om betalers ertoe aan te sporen van een specifiek betaalinstrument gebruik te maken. Kaartsystemen en betalingsdienstaanbieders leggen begunstigden in dit verband tal van restricties op, onder meer betreffende de vrijheid van de begunstigde om voor de betaling van kleine bedragen bepaalde betaalinstrumenten te weigeren of om de betaler te informeren over de vergoedingen die de begunstigde voor specifieke betaalinstrumenten verschuldigd is, of betreffende het aantal kassa's in de winkel van de begunstigde die specifieke betaalinstrumenten accepteren. Deze restricties moeten worden afgeschaft.

(28)       In situaties waarin de begunstigde ▌de betaler stimuleert een specifiek betaalinstrument te gebruiken, mag de begunstigde ▌geen kosten aanrekenen voor het gebruik van betaalinstrumenten waarvoor de interbancaire vergoedingen bij deze verordening zijn gereglementeerd, omdat in dergelijke situaties de voordelen van het in rekening brengen van toeslagen beperkt zijn en voor complexiteit op de markt zorgen.

(29)       De verplichting om alle kaarten te honoreren is een tweeledige verplichting die uitgevende betalingsdienstaanbieders en betaalkaartsystemen begunstigden opleggen: ▌ begunstigden moeten alle kaarten van hetzelfde merk accepteren (het element "honoreren van alle producten"), ongeacht de verschillende kosten die aan deze kaarten verbonden zijn, en ▌ongeacht de individuele uitgevende bank die de kaart heeft uitgegeven (het element "honoreren van alle uitgevers"). Het is in het belang van de consument dat de begunstigde voor eenzelfde categorie kaarten niet tussen uitgevers of kaarthouders kan discrimineren, en dat betalingssystemen en betalingsdienstaanbieders begunstigden een dergelijke verplichting kunnen opleggen. Het element "honoreren van alle uitgevers" van de verplichting om alle kaarten te honoreren is derhalve een gerechtvaardigde verplichting binnen een betaalkaartsysteem, omdat begunstigden op die manier wordt belet te discrimineren tussen de individuele banken die een kaart hebben uitgegeven. Het element "honoreren van alle producten" ▌is in wezen een koppelverkooppraktijk die tot gevolg heeft dat de acceptatie van kaarten met lage vergoedingen aan de acceptatie van kaarten met hoge vergoedingen wordt gekoppeld. Het schrappen van het element "honoreren van alle producten" uit de verplichting alle kaarten te honoreren zou handelaren de mogelijkheid bieden de door hen aangeboden keuze aan betaalkaarten te beperken tot uitsluitend betaalkaarten met lage(re) kosten, wat dankzij de geringere door handelaren te betalen kosten ook consumenten ten goede zou komen. Handelaren die debetkaarten accepteren, zouden dan niet gedwongen zijn ▌kredietkaarten te accepteren, en handelaren die kredietkaarten accepteren, zouden niet gedwongen zijn commerciële kaarten te accepteren. Om de consument te beschermen en de consument in staat te stellen de betaalkaarten zo vaak mogelijk te gebruiken, zou de verplichting voor handelaren om kaarten waarvoor dezelfde gereglementeerde interbancaire vergoeding wordt toegepast, te accepteren alleen mogen gelden voor kaarten die binnen hetzelfde merk zijn uitgegeven en tot dezelfde categorie behoren (vooraf betaalde kaart, debetkaart of kredietkaart). Met deze beperking zou tevens een meer concurrerende omgeving ontstaan voor kaarten waarvoor de interbancaire vergoedingen niet bij deze verordening zijn gereglementeerd, omdat handelaren sterker zouden staan in de onderhandelingen over de voorwaarden waaronder zij die kaarten accepteren. Deze restricties moeten beperkt blijven en mogen alleen als aanvaardbaar worden beschouwd indien ze de consumentenbescherming ten goede komen en consumenten een passende mate van zekerheid geven dat hun betaalkaarten door de handelaren zullen worden geaccepteerd.

(29a)     Door de betalingsdienstaanbieders moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen consumentenkaarten en commerciële kaarten, zowel op technische als op commerciële grond. Het is derhalve belangrijk een commerciële kaart te definiëren als een betaalinstrument dat alleen dient voor bedrijfsuitgaven die direct worden gedebiteerd van de rekening van de onderneming of het publiekrechtelijke lichaam of de natuurlijke persoon die op zelfstandige basis een beroepsactiviteit uitoefent.

(30)       Begunstigden en betalers moeten de verschillende categorieën kaarten kunnen herkennen. Daarom moet het mogelijk zijn de diverse merken en categorieën ▌ elektronisch, en voor pas uitgegeven op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten ▌op zicht, op de drager te kunnen aflezen. Ten tweede moet ▌de betaler over de acceptatie van zijn betaalinstrument(en) in een bepaald verkooppunt worden geïnformeerd. Het is noodzakelijk dat de mededeling door de begunstigde aan de betaler van elke beperking op het gebruik van een bepaald merk ▌op hetzelfde moment en onder dezelfde voorwaarden geschiedt als de mededeling dat een gegeven merk wordt geaccepteerd.

(30a)     Om te garanderen dat de concurrentie tussen merken efficiënt is, is het belangrijk dat de keuze van de betaalapplicatie wordt gemaakt door de gebruikers, en niet wordt opgelegd door de upstreammarkt, bestaande uit betaalkaartsystemen, betalingsdienstaanbieders of verwerkers. Deze regeling mag de betalers en begunstigden niet beletten een standaardkeuze van de toepassing vast te stellen, waar dat technisch mogelijk is, op voorwaarde dat die keuze voor elke transactie kan worden gewijzigd.

(31)       Om ervoor te zorgen dat beroep kan worden aangetekend wanneer deze verordening verkeerd is toegepast of wanneer er geschillen tussen betalingsdienstgebruikers en betalingsdienstaanbieders ontstaan, moeten de lidstaten passende en effectieve buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures opzetten, of in equivalente maatregelen voorzien. De lidstaten moeten voorschriften vaststellen inzake de sancties die gelden voor inbreuken op deze verordening en waarborgen dat deze sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, en dat ze worden uitgevoerd.

(31a)     De Commissie moet een rapport indienen waarin de verschillende effecten van deze verordening op de werking van de markt worden bestudeerd. Het is noodzakelijk dat de Commissie over de mogelijkheid beschikt om de informatie te verzamelen die vereist is voor de opstelling van dit rapport, en dat de bevoegde autoriteiten voor het verzamelen van gegevens nauw samenwerken met de Commissie.

(32)       Daar de doelstellingen van deze verordening om ▌uniforme vereisten voor op kaarten gebaseerde betalings ▌transacties en op kaarten gebaseerde internet- en mobiele transacties vast te leggen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar wegens de omvang ervan beter op het niveau van de Unie kunnen worden bewerkstelligd, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde subsidiariteitsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(33)       Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en strookt met de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, de vrijheid van ondernemerschap en consumentenbescherming, en moet overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.          In deze verordening zijn eenvormige technische en bedrijfsmatige vereisten neergelegd voor binnen de Unie verrichte op kaarten gebaseerde betalingstransacties ▌waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zich binnen de Unie bevinden.

2.          Deze verordening is niet van toepassing op diensten die gebaseerd zijn op specifieke betaalinstrumenten met beperkte ▌gebruiksmogelijkheden die onder een van de volgende categorieën vallen:

a)     instrumenten waarmee de houder uitsluitend in de bedrijfsgebouwen van de uitgever of binnen een beperkt netwerk van dienstaanbieders ▌die een directe handelsovereenkomst met een professionele uitgever hebben, goederen of diensten kan aanschaffen;

b)     instrumenten waarmee uitsluitend goederen of diensten uit een zeer beperkt gamma kunnen worden aangeschaft;

c)     uitsluitend in één lidstaat geldende instrumenten waarin op verzoek van een onderneming of een publiekrechtelijk lichaam is voorzien, waarvoor een nationale of regionale overheidsinstantie specifieke sociale of belastinggerelateerde regels heeft vastgesteld, en waarmee specifieke goederen of diensten kunnen worden aangeschaft bij leveranciers die een handelsovereenkomst met de uitgever hebben.

3.          Hoofdstuk II is niet van toepassing op:

a)     transacties met commerciële kaarten;

b)     opnemingen van contanten bij geldautomaten of aan het loket van een betalingsdienstaanbieder; en

c)     transacties met betaalkaarten die door een driepartijenbetaalkaartsysteem zijn uitgegeven.

4.          Artikel 7 is niet van toepassing op driepartijenbetaalkaartsystemen.

4a.        Een driepartijenbetaalkaartsysteem dat aan andere betalingsdienstaanbieders een licentie verleent voor de uitgifte en/of de acceptatie van op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten, of samen met een co-brandingpartner of via een agent op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten uitgeeft, wordt als een vierpartijenbetaalkaartsysteem beschouwd. Wat de binnenlandse betalingstransacties betreft, kan voor een dergelijk driepartijenbetaalkaartsysteem evenwel tot...* worden voorzien in een vrijstelling van de verplichtingen van Hoofdstuk II, mits de op kaarten gebaseerde betalingstransacties die uit hoofde van een dergelijk driepartijenbetaalkaartsysteem in een lidstaat worden verricht, op jaarbasis niet meer bedragen dan 3 % van de totale waarde van de in die lidstaat verrichte op kaarten gebaseerde betalingstransacties.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)         "accepteerder": een betalingsdienstaanbieder die ▌met een begunstigde een overeenkomst sluit voor de acceptatie en de verwerking van op kaarten gebaseerde betalingstransacties, waardoor een overschrijving van geldmiddelen naar de begunstigde ontstaat;

(2)         "uitgever": een betalingsdienstaanbieder die met een betaler een overeenkomst sluit voor het verstrekken van een betaalinstrument voor het initiëren en het verwerken ▌van diens op kaarten gebaseerde betalingstransacties;

(3)         "consument": een natuurlijke persoon die in het kader van een betalingsdienstovereenkomst die onder deze verordening valt, voor doeleinden buiten zijn handels-, bedrijfs- of beroepswerkzaamheden handelt;

(4)         "debetkaarttransactie": een op kaarten gebaseerde betalingstransactie, transacties met een vooraf betaalde kaart daaronder begrepen, die geen kredietkaarttransactie is;

(5)         "kredietkaarttransactie": een op kaarten gebaseerde betalingstransactie waarbij het bedrag van de transactie geheel of gedeeltelijk op een vooraf overeengekomen specifieke kalenderdatum aan de betaler wordt gedebiteerd volgens een vooraf overeengekomen kredietfaciliteit, al dan niet met aanrekening van rente;

(6)         "commerciële kaart": een op kaarten gebaseerd betaalinstrument, uitgegeven aan ondernemingen, publiekrechtelijke lichamen of natuurlijke personen die op zelfstandige basis een beroepsactiviteit uitoefenen, waarvan het gebruik beperkt is tot de betaling van beroepskosten, en waarbij de met die kaart verrichte betalingen direct worden aangerekend via de rekening van de onderneming, het publiekrechtelijke lichaam of de natuurlijke persoon die op zelfstandige basis een beroepsactiviteit uitoefent;

(7)         "op kaarten gebaseerde betalingstransactie": een op een infrastructuur voor betaalkaartsystemen en bedrijfsregels gebaseerde dienst voor het verrichten van een betalingstransactie met behulp van een kaart, een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument of programmatuur indien dit in een debet- of kredietkaarttransactie resulteert. Transacties die op een andere soort van betalingsdienst gebaseerd zijn, zijn geen op kaarten gebaseerde betalingstransacties;

(8)         "grensoverschrijdende betalingstransactie": ▌een op kaarten gebaseerde betalingstransactie ▌waarbij de uitgever en de accepteerder zich niet in dezelfde lidstaat bevinden, of waarbij het op kaarten gebaseerde betaalinstrument is uitgegeven door een uitgever die zich in een andere lidstaat dan de lidstaat van het verkooppunt bevindt;

(8a)       "binnenlandse betalingstransactie": een op kaarten gebaseerde betalingstransactie die geen grensoverschrijdende betalingstransactie is;

(9)         "interbancaire vergoeding": een vergoeding die voor elke transactie direct of indirect (via een derde) wordt betaald tussen de uitgever en ▌de accepteerder die ▌bij een op kaarten gebaseerde betalingstransactie betrokken zijn. De nettocompensatie of andere overeengekomen vergoeding wordt aangemerkt als deel uitmakend van de interbancaire vergoeding;

(9a)       "nettocompensatie": het nettototaalbedrag aan betalingen, kortingen of stimulansen die een uitgever bij op kaarten gebaseerde betalingstransacties of daaraan gerelateerde activiteiten van het betaalkaartsysteem, de accepteerder of een andere intermediair heeft ontvangen;

(10)       "handelarenvergoeding": een door de begunstigde aan de accepteerder betaalde vergoeding in verband met op kaarten gebaseerde betalingstransacties;

(11)       "begunstigde": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beoogde ontvanger van de bij een betalingstransactie overgemaakte geldmiddelen is;

(12)       "betaler": hetzij een natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betaalopdracht vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij, bij ontbreken van een betaalrekening, een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een betaalopdracht geeft;

(12a)     "betaalkaart": een categorie van betaalinstrumenten waarmee de betaler een debet- of kredietkaarttransactie kan initiëren;

(13)       "betaalkaartsysteem": een geheel van regels, praktijken, normen en/of richtsnoeren ten behoeve van de uitvoering van op kaarten gebaseerde betalingstransacties ▌dat los staat van een infrastructuur die of een betaalsysteem dat de werking ervan ondersteunt, en dat een voor de werking van het systeem verantwoordelijk(e) specifiek(e) besluitvormingsorgaan, -organisatie of -entiteit omvat;

(14)       "vierpartijenbetaalkaartsysteem": een betaalkaartsysteem waarbij de op kaarten gebaseerde betalingen van de betaalrekening van een betaler naar de betaalrekening van een begunstigde worden verricht door tussenkomst van het systeem, een uitgever (voor de betaler) en een accepteerder (voor de begunstigde) ▌;

(15)       "driepartijenbetaalkaartsysteem": een betaalkaartsysteem waarbij ▌het systeem zelf als betalingsdienstaanbieder voor de acceptatie en de uitgifte zorgt, waarbij op kaarten gebaseerde betalingstransacties binnen het systeem worden verricht van de betaalrekening van een betaler naar de betaalrekening van een begunstigde ▌. Een driepartijenbetaalkaartsysteem dat aan andere betalingsdienstaanbieders een licentie verleent voor de uitgifte en/of de acceptatie van op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten, of samen met een co-brandingpartner of via een agent op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten uitgeeft, wordt als een vierpartijenbetaalkaartsysteem beschouwd;

(16)       "betaalinstrument": tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen gepersonaliseerd(e) instrument(en) en/of geheel van procedures waarvan wordt gebruikgemaakt ▌voor het initiëren van een betaalopdracht;

(17)       "op kaarten gebaseerd betaalinstrument": betaalinstrument, met inbegrip van een kaart, mobiele telefoon, computer of enigerlei andere technologische drager met de passende betalingsapplicatie, die de betaler in staat stelt een op kaarten gebaseerde betalingstransactie te initiëren die geen overmaking of automatische afschrijving in de zin van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 260/2012 is;

(18)       "betalingsapplicatie": computerprogrammatuur of gelijkwaardig die is geladen op een drager die het mogelijk maakt op kaarten gebaseerde betalingstransacties te initiëren en de betaler in staat stelt betaalopdrachten te geven;

(18a)     "betaalrekening": een rekening die op naam van een of meer betalingsdienstgebruikers staat en die wordt gebruikt voor het verrichten van betalingstransacties, inclusief via een specifieke rekening voor elektronisch geld als omschreven in punt 2 van artikel 2 van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad[12];

(19)       "betaalopdracht": door een betaler aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;

(21)       "betalingsdienstaanbieder": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die gemachtigd is tot het aanbieden van de in de bijlage bij Richtlijn 2007/64/EG genoemde betalingsdiensten ▌of erkend is als een uitgever van elektronisch geld overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2009/110/EG. Een betalingsdienstaanbieder kan een uitgever, een accepteerder of beide zijn;

(22)       "betalingsdienstgebruiker": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide gebruik maakt van een betalingsdienst;

(23)       "betalingstransactie": een namens of door de betaler, dan wel door de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden overgemaakt, ongeacht of er tussen de betaler en de begunstigde onderliggende verplichtingen bestaan;

(24)       "verwerking": het verrichten van diensten voor het verwerken van een betalingstransactie, voor zover deze diensten de stappen betreffen die nodig zijn om een betalingsinstructie tussen accepteerder en uitgever af te handelen;

(25)       "verwerkingsentiteit": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die diensten voor de verwerking van betalingstransacties aanbiedt;

(26)       "verkooppunt": het adres van de fysieke verkoopruimten van de handelaar waar de betalingstransactie wordt geïnitieerd. Daarbij geldt echter het volgende:

a)          bij verkoop op afstand of overeenkomsten op afstand (elektronische handel) als omschreven in punt 7 van artikel 2 van Richtlijn 2011/83/EU is het verkooppunt het adres van de vaste bedrijfsvestiging waar de handelaar zijn bedrijf uitoefent, ongeacht de website- of de serverlocatie van waaruit de betalingstransactie wordt geïnitieerd;

b)          indien de handelaar geen vaste bedrijfsvestiging heeft, wordt het adres waarvoor de handelaar een geldige bedrijfsvergunning heeft en van waaruit de betalingstransactie wordt geïnitieerd, als verkooppunt aangemerkt;

c)          indien de handelaar geen vaste bedrijfsvestiging heeft en niet over een geldige bedrijfsvergunning beschikt, wordt als verkooppunt aangemerkt het correspondentieadres voor de op de verkoopactiviteit te betalen belastingen van waaruit de betalingstransactie wordt geïnitieerd.

(27)       "merk": elk(e) materie(ë)l(e) of digita(a)l(e) naam, term, teken, symbool of een combinatie daarvan, waaruit blijkt via welk betaalkaartsysteem op kaarten gebaseerde betalingstransacties worden verricht;

(28)       "co-badging": het samenvoegen van twee of meer betaalmerken of betalingsapplicaties van hetzelfde merk op hetzelfde op kaarten gebaseerd betaalinstrument;

(28a)     "co-branding": het samenvoegen van ten minste één betaalmerk en ten minste één niet-betaalmerk op hetzelfde op kaarten gebaseerd betaalinstrument;

(29)       "debetkaart": een categorie van betaalinstrumenten waarmee de betaler een debetkaarttransactie kan initiëren, met uitsluiting van betalingen met een vooraf betaalde kaart;

(30)       "kredietkaart": een categorie van betaalinstrumenten waarmee de betaler een kredietkaarttransactie kan initiëren;

(31)       "vooraf betaalde kaart": een categorie van betaalinstrumenten waarop elektronisch geld als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2009/110/EG, is opgeslagen.

HOOFDSTUK II

INTERBANCAIRE VERGOEDINGEN

Artikel 3

Interbancaire vergoedingen voor ▌debetkaarttransacties van consumenten

1.          De interbancaire vergoeding die betalingsdienstaanbieders ▌voor debetkaarttransacties bieden of verlangen, bedraagt per transactie niet meer dan 0,2 % van de transactiewaarde.

1a.        Voor binnenlandse debetkaarttransacties kunnen de lidstaten:

a)     met betrekking tot de interbancaire vergoeding een maximumpercentage per transactie vaststellen dat lager is dan het in lid 1 bepaalde percentage, en bepalen dat de op basis van het toepasselijke percentage berekende vergoeding een bepaald maximumbedrag niet mag overschrijden, of

b)     betalingsdienstaanbieders toestaan een interbancaire vergoeding per transactie toe te passen van niet meer dan 0,05 EUR, of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta op ...*, die ook kan worden gecombineerd met een maximale procentuele vergoeding van niet meer dan 0,2 %, op voorwaarde dat de som van de interbancaire vergoedingen van het betaalkaartsysteem niet groter is dan 0,2% van de totale op jaarbasis berekende transactiewaarde van de binnenlandse debetkaart­transacties binnen elk betaalkaartsysteem.

1b.        Tot ...* kunnen de lidstaten, met betrekking tot binnenlandse debetkaarttransacties, de betalingsdienstaanbieders toestaan een gewogen gemiddelde interbancaire vergoeding toe te passen die niet meer bedraagt dan 0,2 % van de op jaarbasis berekende gemiddelde transactiewaarde van alle binnenlandse debetkaarttransacties binnen elk betaalkaartsysteem. De lidstaten kunnen voor alle binnenlandse debetkaarttransacties een lager gewogen gemiddelde maximale interbancaire vergoeding vaststellen.

1c.         De in de leden 1a en 1b bedoelde op jaarbasis berekende transactiewaarden worden berekend op jaarbasis, te rekenen vanaf 1 januari tot en met 31 december, en wordt toegepast vanaf 1 april van het daaropvolgende jaar. De referentieperiode voor de eerste berekening van die waarde begint 15 kalendermaanden vóór de toepassingsdatum van de leden 1a en 1b en eindigt drie kalendermaanden vóór die datum.

1d.        De in artikel 13 bedoelde bevoegde autoriteiten verlangen dat betaalkaartsystemen en/of betalingsdienstaanbieders hun op schriftelijk verzoek alle informatie verstrekken die zij nodig hebben om te verifiëren of het bepaalde in de leden 1b en 1c van dit artikel naar behoren is toegepast. Deze informatie wordt vóór 1 maart van het jaar dat volgt op de in de eerste zin van lid 1c bedoelde referentieperiode naar de bevoegde autoriteit gestuurd. Andere informatie op basis waarvan de bevoegde autoriteiten kunnen nagaan of aan het bepaalde in dit hoofdstuk is voldaan, wordt binnen de door hen opgelegde termijn op schriftelijk verzoek naar de bevoegde autoriteiten gestuurd. De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat die informatie door een onafhankelijke controleur wordt gecertificeerd.

Artikel 4

Interbancaire vergoedingen voor ▌kredietkaarttransacties van consumenten

De interbancaire vergoeding die betalingsdienstaanbieders voor kredietkaarttransacties bieden of verlangen, bedraagt per transactie niet meer dan 0,3 % van de transactiewaarde. Voor binnenlandse kredietkaarttransacties kunnen de lidstaten een lagere maximale interbancaire vergoeding per transactie vaststellen.

Artikel 5

Omzeilingsverbod

▌Voor de toepassing van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde maxima wordt elke overeengekomen vergoeding, met inbegrip van de nettocompensatie, waarvan het oogmerk of het effect gelijkwaardig is aan de interbancaire vergoeding en die een uitgever met betrekking tot betalingstransacties of daaraan gerelateerde activiteiten van het betaalkaartsysteem, de accepteerder of een andere intermediair ontvangt, als een deel van de interbancaire vergoeding beschouwd.

HOOFDSTUK III

BEDRIJFSREGELS

Artikel 6

Licentieverlening

1.          Elke territoriale beperking binnen de Unie of elke regel met eenzelfde effect in licentieovereenkomsten of in regels inzake betaalkaartsystemen met betrekking tot de uitgifte van betaalkaarten of de acceptatie van op kaarten gebaseerde betalingstransacties ▌is verboden.

2.          Elke eis of verplichting om voor grensoverschrijdende activiteiten een landspecifieke licentie of vergunning te verkrijgen, dan wel elke regel met eenzelfde effect in licentieovereenkomsten of in betaalkaartsystemen met betrekking tot de uitgifte van betaalkaarten of de acceptatie van op kaarten gebaseerde betalingstransacties is verboden.

Artikel 7

Scheiding tussen het betaalkaartsysteem en de verwerkingsentiteiten

1.          Betaalkaartsystemen en verwerkingsentiteiten:

a)     zijn onafhankelijk wat betreft de boekhouding, de organisatie en besluitvormingsprocessen;

b)     bieden geen gebundelde prijzen aan voor betaalkaartsysteem- en verwerkingsactiviteiten en passen op dergelijke activiteiten geen kruissubsidies toe;

c)      discrimineren op generlei wijze tussen, enerzijds, hun dochterondernemingen of aandeelhouders en, anderzijds, gebruikers van betaalkaartsystemen en andere contractuele partners. Zij stellen met name de verlening van een door hen aangeboden dienst op generlei wijze afhankelijk van de aanvaarding door hun contractpartij van een andere dienst die zij aanbieden.

1a.        De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de statutaire zetel van het systeem is gevestigd, kan een betaalkaartsysteem ertoe verplichten een onafhankelijk verslag voor te leggen waaruit blijkt dat het aan lid 1 voldoet.

2.          Betaalkaartsystemen voorzien in de mogelijkheid dat toelatings- en clearingberichten met betrekking tot afzonderlijke op kaarten gebaseerde betalingstransacties van elkaar worden gescheiden en door verschillende verwerkingsentiteiten worden verwerkt.

3.          Elke vorm van territoriale discriminatie in verwerkingsregels die door betaalkaartsystemen worden toegepast, is verboden.

4.          De verwerkingsentiteiten binnen de Unie zorgen voor technische interoperabiliteit van hun systeem met andere systemen van verwerkingsentiteiten binnen de Unie door door internationale of Europese normalisatie-instellingen ontwikkelde normen toe te passen. Daarnaast worden door de betaalkaartsystemen geen bedrijfsregels vastgesteld of toegepast die de interoperabiliteit tussen ▌verwerkingsentiteiten binnen de Unie beperken.

5.          De Europese Bankautoriteit (EBA) kan, na raadpleging van een adviespanel als bedoeld in artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad[13], ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen tot vaststelling van de vereisten waaraan betaalkaartsystemen en verwerkingsentiteiten met het oog op de toepassing van lid 1, punt a), moeten voldoen.

De EBA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk …[14]* voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 8

Co-badging en keuze van betaalmerk of betalingsapplicatie

1.          Elke betaalkaartsysteemregel en regel in een licentieovereenkomst of elke maatregel met een gelijkwaardig effect waardoor het een uitgever wordt verhinderd of belet op een op kaarten gebaseerd betaalinstrument twee of meer verschillende ▌betaalmerken of betalingsapplicaties samen te voegen, is verboden.

1a.        Bij het sluiten van een contractuele overeenkomst met een betalingsdienstaanbieder, kan de consument verlangen dat er op een op kaarten gebaseerd betaalinstrument twee of meer verschillende betaalmerken worden aangebracht, op voorwaarde dat deze dienst door de betalingsdienstaanbieder wordt aangeboden. De betalingsdienstaanbieder verstrekt de consument tijdig vóór de ondertekening van de overeenkomst duidelijke en objectieve informatie over alle beschikbare betaalmerken en de kenmerken ervan, waaronder functionaliteit, kosten en beveiliging.

2.          Elk verschil in behandeling van uitgevers of accepteerders waarin wordt voorzien in systeemregels en regels in licentieovereenkomsten met betrekking tot co-badging van verschillende betaalmerken of betalingsapplicaties op een op kaarten gebaseerd betaalinstrument, wordt op objectieve wijze verantwoord en is niet-discriminerend.

3.          Bij transacties waarvoor niet van hun systeem wordt gebruikgemaakt, leggen betaalkaartsystemen geen rapportageverplichtingen, verplichtingen tot betaling van vergoedingen of soortgelijke verplichtingen met eenzelfde oogmerk of effect op aan kaartuitgevende en kaartaccepterende betalingsdienstaanbieders voor transacties die worden uitgevoerd met een drager waarop hun betaalmerk aanwezig is, wanneer bij de transacties niet van hun systeem wordt gebruikgemaakt.

4.          Routeringbeginselen of gelijkwaardige maatregelen die ten doel hebben transacties via een specifiek kanaal of proces te laten verlopen, alsmede andere technische en beveiligingsnormen en voorschriften met betrekking tot op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten waarop twee of meer verschillende betaalmerken en betalingsapplicaties beschikbaar zijn, zijn niet-discriminerend en worden op niet-discriminerende wijze toegepast.

6.          Betaalkaartsystemen, uitgevers, accepteerders, verwerkingsentiteiten en andere aanbieders van technische diensten voorzien het betaalinstrument of de in het verkooppunt gebruikte apparatuur niet van automatische mechanismen, programmatuur of hardware die de keuze van het betaalmerk en/of de betalingsapplicatie van de betaler of de begunstigde beperkt wanneer zij van een betaalinstrument met co-badging gebruikmaken.

De begunstigden behouden de mogelijkheid op de in het verkooppunt gebruikte apparatuur automatische mechanismen te installeren waarmee een bepaald betaalmerk of een bepaalde betalingsapplicatie als prioritaire keuze wordt gegenereerd, maar begunstigden verhinderen niet dat de betaler voor de door de begunstigde geaccepteerde categorieën kaarten of daaraan gerelateerde betaalinstrumenten, een door de begunstigde in diens apparatuur gemaakte automatische prioritaire keuze wijzigt.

Artikel 9

Samenvoegingsverbod

1.          Elke accepteerder biedt en rekent zijn begunstigde ▌handelarenvergoedingen aan die voor de verschillende categorieën en verschillende merken van betaalkaarten met verschillende interbancaire-vergoedingsniveaus afzonderlijk worden vermeld, tenzij de begunstigde de accepteerder schriftelijk verzoekt handelarenvergoedingen samen te voegen.

2.          ▌De bedragen van de handelarenvergoedingen, de interbancaire vergoedingen en de systeemvergoedingen voor elke categorie en elk merk van betaalkaarten worden door de accepteerders afzonderlijk vermeld, tenzij de begunstigde achteraf door middel van een schrijven anderszins verzoekt.

Artikel 10

Verplichting alle kaarten te honoreren

1.          Betaalkaartsystemen en betalingsdienstaanbieders passen geen regels toe waarbij begunstigden die een door een uitgever uitgegeven op kaarten gebaseerd betaalinstrument accepteren, ertoe worden verplicht eveneens andere, in het kader van hetzelfde betaalkaartsysteem uitgegeven op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten te accepteren.

1a.        Lid 1 is niet van toepassing op op consumentenkaarten gebaseerde betaalinstrumenten van hetzelfde merk en dezelfde categorie (vooraf betaalde kaart, debetkaart of kredietkaart) waarvoor interbancaire vergoedingen worden toegepast uit hoofde van hoofdstuk II van deze verordening.

2.          ▌Lid 1 ▌doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor betalingssystemen en betalingsdienstaanbieders om te bepalen dat ▌een kaart niet mag worden geweigerd op basis van de identiteit van de uitgever of van de kaarthouder.

3.          De handelaren die besluiten niet alle kaarten of andere betaalinstrumenten van een betaalkaartsysteem te accepteren, brengen de consument daarvan op duidelijke en ondubbelzinnige wijze op de hoogte op hetzelfde ogenblik dat zij de consumenten over de acceptatie van andere kaarten en betaalinstrumenten van het betaalkaartsysteem informeren. Deze informatie wordt duidelijk zichtbaar aan de ingang van de winkel en aan de kassa aangegeven.

Bij verkoop op afstand wordt deze informatie op de website of andere toepasselijke elektronische of mobiele media van de begunstigde aangegeven.

De informatie wordt tijdig aan de betaler verstrekt voordat de betaler een verkoopovereenkomst met de begunstigde sluit.

4.          De uitgevers zorgen ervoor dat ▌elektronische identificatie van hun betaalinstrumenten mogelijk is, en dat bij de uitgifte van nieuwe op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten eveneens identificatie op zicht mogelijk is, zodat de begunstigden en de betalers in staat zijn op ondubbelzinnige wijze de door de betaler gekozen merken en categorieën van vooraf betaalde kaarten, debetkaarten, kredietkaarten of commerciële kaarten ▌te herkennen.

Artikel 11

Sturingsregels

1.          Elke regel in licentieovereenkomsten, in door betaalkaartsystemen toegepaste systeemregels en in tussen kaartaccepteerders en begunstigden gesloten overeenkomsten waarbij het de begunstigde wordt belet op gebruikmaking van een betaalinstrument dat zijn voorkeur geniet, aan te sturen is verboden. Dit verbod geldt eveneens voor elke regel waarbij het de begunstigde wordt verboden op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten van een bepaald betaalkaartsysteem minder gunstig of gunstiger dan andere betaalinstrumenten te behandelen.

2.          Elke regel in licentieovereenkomsten, in door betaalkaartsystemen toegepaste systeemregels en in tussen kaartaccepteerders en begunstigden gesloten overeenkomsten waarbij het de begunstigde wordt belet de betalers over interbancaire en handelarenvergoedingen te informeren, is verboden.

3.          De leden 1 en 2 doen geen afbreuk aan de voorschriften inzake kosten, kortingen of andere sturingsmechanismen als bedoeld in Richtlijn 2007/64/EG en ▌Richtlijn 2011/83/EU.

Artikel 12

Aan de begunstigde te verstrekken informatie over afzonderlijke op kaarten gebaseerde betalingstransacties

1.          Na de uitvoering van een op kaarten gebaseerde betalingstransactie verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde de volgende informatie aan de begunstigde:

a)      een referentie die de begunstigde in staat stelt de op kaarten gebaseerde betalingstransactie te identificeren;

b)     het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de betaalrekening van de begunstigde wordt gecrediteerd;

c)      het bedrag van de eventueel aangerekende kosten voor de op kaarten gebaseerde betalingstransactie, waarbij het bedrag van de handelarenvergoeding en het bedrag van de interbancaire vergoeding afzonderlijk worden vermeld.

Met de voorafgaande en uitdrukkelijke toestemming van de begunstigde mag de in de eerste alinea bedoelde informatie worden samengevoegd per merk, applicatie, categorie van betaalinstrument en interbancaire vergoeding dat/die op de transactie van toepassing is.

2.          In de overeenkomst tussen de accepteerder en de begunstigde kan worden bepaald dat de in lid 1, eerste alinea, bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld op een overeengekomen wijze die de begunstigden de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren.

Hoofdstuk IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Bevoegde autoriteiten

1.          De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die gemachtigd zijn de handhaving van deze verordening te garanderen; aan deze autoriteiten worden onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden verleend.

2.          De lidstaten kunnen bestaande organen aanwijzen als bevoegde autoriteiten.

3.          De lidstaten kunnen één of meer bevoegde autoriteiten aanwijzen.

4.          De lidstaten delen de Commissie uiterlijk …[15]* mee welke instanties zij als bevoegde autoriteiten hebben aangewezen. Zij delen alle latere wijzigingen met betrekking tot deze autoriteiten onverwijld aan de Commissie mee.

5.          De in lid 1 bedoelde aangewezen bevoegde autoriteiten beschikken over toereikende middelen voor de uitoefening van hun taken.

6.          De lidstaten verlangen van de bevoegde autoriteiten dat zij op doeltreffende wijze toezicht houden op de naleving van deze verordening, hetgeen ook inhoudt dat zij pogingen van de betalingsdienstaanbieders om deze verordening te omzeilen tegengaan, en alle nodige maatregelen nemen om die naleving te waarborgen.

Artikel 14

Sancties

1.          De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de sancties voor inbreuken op deze verordening en nemen de nodige maatregelen voor de daadwerkelijke toepassing ervan. ▌

2.          De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk ...[16]* van de desbetreffende bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen die er een invloed op hebben, mee.

Artikel 15

Geschillenbeslechting, buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures

1.          De lidstaten waarborgen en bevorderen adequate en effectieve buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures of nemen gelijkwaardige maatregelen voor de beslechting van de geschillen die uit hoofde van deze verordening tussen begunstigden en hun betalingsdienstaanbieders ontstaan. Daartoe wijzen de lidstaten bestaande organen aan of richten zij, in voorkomend geval, nieuwe organen op. De organen zijn onafhankelijk van de partijen.

2.          De lidstaten delen de Commissie uiterlijk ...[17]** mee welke organen zij hebben aangewezen of opgericht. Zij delen de Commissie onverwijld ▌alle latere wijzigingen met betrekking tot deze organen mee.

Artikel 15a

Universele kaarten

1.          Voor de toepassing van deze verordening zijn voor de binnenlandse betalingstransacties die door het betaalkaartsysteem niet als debet- of kredietkaarttransacties kunnen worden onderscheiden, de bepalingen inzake debetkaarten of inzake debetkaarttransacties van toepassing.

2.          In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten tot ...[18]* een aandeel van ten hoogste 30 % van de in lid 1 bedoelde binnenlandse betalingstransacties vaststellen dat wordt beschouwd als gelijkwaardig aan kredietkaarttransacties waarop de in artikel 4 vermelde maximale interbancaire vergoeding van toepassing is.

Artikel 16

Evaluatieclausule

Uiterlijk ...[19]** dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een rapport in over de toepassing van deze verordening. De Commissie beoordeelt in haar rapport met name of de interbancaire vergoedingen van een adequaat niveau zijn, en kijkt tevens in het bijzonder naar sturingsmechanismen zoals kosten, daarbij rekening houdend met het gebruik en de kosten van de diverse betaalmiddelen en de mate waarin nieuwkomers ▌, nieuwe technologie en innovatieve bedrijfsmodellen hun weg naar de markt hebben gevonden. Bij de beoordeling wordt met name aandacht besteed aan:

a)          de ontwikkeling van vergoedingen voor betalers;

b)          de mate van concurrentie tussen betaalkaartaanbieders en betaalkaartsystemen;

c)          het effect op de kosten voor de betaler en de begunstigde;

d)          de mate waarin handelaren lagere interbancaire vergoedingen aan hun klanten doorberekenen;

e)          de technische voorschriften en de gevolgen daarvan voor alle betrokken partijen;

f)           de gevolgen van co-badging voor de gebruiksvriendelijkheid, met name voor ouderen en andere kwetsbare gebruikers;

g)          het effect op de markt van de uitsluiting van commerciële kaarten van hoofdstuk II, waarbij de situatie in lidstaten waar het aanrekenen van toeslagen verboden is, wordt vergeleken met de situatie in lidstaten waar dit is toegestaan;

h)          de gevolgen voor de markt van de bijzondere bepalingen voor interbancaire vergoedingen voor binnenlandse debetkaarttransacties;

i)           de ontwikkeling van grensoverschrijdende acceptatie en de gevolgen ervan voor de eengemaakte markt, waarbij de situatie voor kaarten met maximumvergoedingen wordt vergeleken met de situatie voor kaarten zonder maximumvergoeding, teneinde na te gaan of kan worden verduidelijkt welke interbancaire vergoeding op grensoverschrijdende acceptatie van toepassing is;

j)           de toepassing in de praktijk van de voorschriften inzake de scheiding tussen het betaalkaartsysteem en de verwerkingsentiteiten, en de noodzaak tot heroverweging van juridische ontvlechting;

k)          de mogelijkheid, afhankelijk van het effect van artikel 3, lid 1, op de werkelijke waarde van interbancaire vergoedingen voor debetkaarttransacties van middelgrote en grote waarde, dat dit lid moet worden herzien door te bepalen dat de maximumvergoeding moet worden beperkt tot 0,07 EUR of 0,2 % van de waarde van de transactie, naargelang welk bedrag het laagst is.

Het rapport van de Commissie gaat in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel, eventueel met inbegrip van een voorstel tot wijziging van het maximum voor interbancaire vergoedingen.

Artikel 17

Inwerkingtreding

1.          Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

1a.        Zij is van toepassing vanaf ...[20]*, met uitzondering van de artikelen 3, 4, 6 en 12, die van toepassing zijn vanaf ...[21]**, en van de artikelen 7, 8, 9 en 10, die van toepassing zijn vanaf ...[22]***.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ...,

Voor het Europees Parlement                                    Voor de Raad

De Voorzitter                                                              De voorzitter

  • [1]  Nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt.
  • [2]  Aangenomen teksten van die datum, P7_TA-PROV(2014)0279.
  • [3] * Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool▐ aangegeven.
  • [4]             PB C 193 van 24.6.2014, blz. 2.
  • [5]             Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 11 december 2013 is nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad
  • [6]           P7_TA(2014)279
  • [7]             Standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van ... .
  • [8]             Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1).
  • [9]             Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001 (PB L 266 van 9.10.2009, blz. 11).
  • [10]             Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 22).
  • [11]            Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad(PB C 304 van 22.11.2011, blz. 64).
  • [12]            Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7)
  • [13]            Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
  • [14] *            PB: datum invoegen: zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • [15] *            PB: datum invoegen: 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • [16] *            PB: datum invoegen: 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • [17] **           PB: datum invoegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • [18] *            PB: datum invoegen: 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • [19] **           PB: datum invoegen: vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • [20] *            PB: gelieve de datum van inwerkingtreding van deze verordening in te voegen.
  • [21] **           PB: datum invoegen: zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • [22] ***          PB: datum invoegen: één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

PROCEDURE

Titel

Interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties

Document- en procedurenummers

COM(2013)0550 – C7-0241/2013 – 2013/0265(COD)

Datum indiening bij EP

24.7.2013

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ECON

8.10.2013

 

 

 

Medeadviserende commissies

       Datum bekendmaking

IMCO

8.10.2013

 

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Pablo Zalba Bidegain

10.9.2013

 

 

 

Behandeling in de commissie

5.11.2013

17.12.2013

12.2.2014

 

Datum goedkeuring

20.2.2014

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

26

0

5

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marino Baldini, Jean-Paul Besset, Sharon Bowles, George Sabin Cutaş, Rachida Dati, Leonardo Domenici, Diogo Feio, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Syed Kamall, Jürgen Klute, Hans-Peter Martin, Alfredo Pallone, Antolín Sánchez Presedo, Olle Schmidt, Peter Simon, Theodor Dumitru Stolojan, Kay Swinburne, Sampo Terho, Corien Wortmann-Kool, Pablo Zalba Bidegain

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Fabrizio Bertot, Herbert Dorfmann, Bas Eickhout, Sari Essayah, Ashley Fox, Sophia in ‘t Veld, Olle Ludvigsson, Thomas Mann, Catherine Stihler, Nils Torvalds, Emilie Turunen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Marta Andreasen

Datum indiening

11.3.2014

TERUGVERWIJZING NAAR EEN COMMISSIE

Datum terugverwijzing commissie (art. 61, lid 2)

3.4.2014

Rapporteur

         Datum bevestiging/benoeming

Pablo Zalba Bidegain

22.7.2014

Behandeling in de commissie

5.11.2013

17.12.2013

12.2.2014

Datum goedkeuring

27.1.2015

Uitslag eindstemming

+:

-:0:

 

51

2

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Burkhard Balz, Hugues Bayet, Pervenche Berès, Esther de Lange, Fabio De Masi, Anneliese Dodds, Markus Ferber, Jonás Fernández, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Brian Hayes, Danuta Maria Hübner, Petr Ježek, Georgios Kyrtsos, Alain Lamassoure, Werner Langen, Bernd Lucke, Olle Ludvigsson, Ivana Maletić, Costas Mavrides, Luděk Niedermayer, Patrick O’Flynn, Dariusz Rosati, Alfred Sant, Molly Scott Cato, Peter Simon, Renato Soru, Theodor Dumitru Stolojan, Kay Swinburne, Sampo Terho, Michael Theurer, Ernest Urtasun, Marco Valli, Cora van Nieuwenhuizen, Steven Woolfe, Pablo Zalba Bidegain, Marco Zanni

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Matt Carthy, Richard Corbett, Ildikó Gáll-Pelcz, Eva Kaili, Barbara Kappel, Rina Ronja Kari, Jeppe Kofod, Paloma López Bermejo, Thomas Mann, Morten Messerschmidt, Siegfried Mureșan, Michel Reimon, Andreas Schwab, Tibor Szanyi, Romana Tomc, Nils Torvalds

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Rikke Karlsson, Helga Stevens

Datum indiening

16.02.2015

HOOFDELIJKE STEMMING

Voor

Sylvie Goulard, Petr Ježek, Michael Theurer, Nils Torvalds, Cora van Nieuwenhuizen

 

Rikke Karlsson, Bernd Lucke, Morten Messerschmidt, Helga Stevens, Kay Swinburne, Sampo Terho

 

Sven Giegold, Michel Reimon, Molly Scott Cato, Ernest Urtasun

 

Matt Carthy, Fabio De Masi, Rina Ronja Kari, Paloma López Bermejo

 

Burkhard Balz, Markus Ferber, Ildikó Gáll-Pelcz, Brian Hayes, Danuta Maria Hübner, Georgios Kyrtsos, Alain Lamassoure, Esther de Lange, Werner Langen, Ivana Maletić, Thomas Mann, Siegfried Mureșan, Luděk Niedermayer, Dariusz Rosati, Andreas Schwab, Theodor Dumitru Stolojan, Romana Tomc, Pablo Zalba Bidegain

 

Hugues Bayet, Pervenche Berès, Richard Corbett, Anneliese Dodds, Jonás Fernández, Eva Kaili, Jeppe Kofod, Olle Ludvigsson, Costas Mavrides, Alfred Sant, Peter Simon, Renato Soru, Tibor Szanyi

 

Barbara Kappel

Tegen

Patrick O'Flynn, Steven Woolfe

Onthouding(en)

Marco Zanni, Marco Valli