VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten en tot intrekking van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad

2.3.2015 - (COM(2014)0174 – C7‑0105/2014 – 2014/0096(COD)) - ***I

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Giovanni La Via
PR_COD_1amCom


Procedure : 2014/0096(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0042/2015
Ingediende teksten :
A8-0042/2015
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten en tot intrekking van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad

(COM(2014)0174 – C7‑0105/2014 – 2014/0096(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–       gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0174),

–       gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0105/2014),

–       gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–       gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 4 juni 2014[1],

–       gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–       gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A8-0042/2015),

1.      stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.      verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.      verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement    1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) Richtlijn 2000/13/EG6 van het Europees Parlement en de Raad is niet van toepassing op de onderlinge verhoudingen tussen ondernemingen. Aangezien de onder deze richtlijn vallende producten niet zijn bedoeld om te worden verkocht aan de eindverbruiker, maar enkel tussen bedrijven voor de bereiding van levensmiddelen, dienen de specifieke, reeds in Richtlijn 83/417/EEG vervatte voorschriften te worden gehandhaafd, te worden aangepast aan het huidige wettelijke kader en te worden vereenvoudigd. In deze voorschriften is bepaald welke informatie voor deze producten dient te worden verstrekt om de exploitanten van levensmiddelenbedrijven toegang te geven tot de informatie die zij nodig hebben voor de etikettering van de eindproducten, bijvoorbeeld op het gebied van allergenen, enerzijds en om te voorkomen dat deze producten kunnen worden verward met soortgelijke producten die niet voor menselijke consumptie zijn bestemd anderzijds.

(6) Krachtens Verordening (EU) nr. 1169/20116 van het Europees Parlement en de Raad, moet in betrekkingen tussen bedrijven voldoende informatie worden verstrekt om te zorgen voor de aanwezigheid en de nauwkeurigheid van voedselinformatie voor de eindverbruiker. Aangezien de onder deze richtlijn vallende producten niet zijn bedoeld om te worden verkocht aan de eindverbruiker, maar enkel tussen bedrijven voor de bereiding van levensmiddelen, dienen de specifieke, reeds in Richtlijn 83/417/EEG vervatte voorschriften te worden gehandhaafd, te worden aangepast aan het huidige wettelijke kader en te worden vereenvoudigd. In deze voorschriften is bepaald welke informatie voor deze producten dient te worden verstrekt om de exploitanten van levensmiddelenbedrijven toegang te geven tot de informatie die zij nodig hebben voor de etikettering van de eindproducten, bijvoorbeeld op het gebied van allergenen, enerzijds en om te voorkomen dat deze producten kunnen worden verward met soortgelijke producten die niet voor menselijke consumptie geschikt of bestemd zijn anderzijds.

____________________

____________________

6 Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29).

6 Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

Motivering

Met ingang van 13 december 2014 is Richtlijn 2000/13/EG ingetrokken krachtens Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, hetgeen op adequate wijze in de overweging moet worden weergegeven. Hoewel de onder het voorstel vallende producten (caseïne en caseïnaten) niet bestemd zijn voor verkoop aan de eindverbruiker, maar alleen voor verkoop tussen bedrijven onderling voor de bereiding van levensmiddelen, is het van belang dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven over de informatie beschikken die zij nodig hebben voor de etikettering van de eindproducten, met name op het gebied van allergenen.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad7 voorziet in de definitie van technische hulpstoffen, die ook in Richtlijn 83/417/EEG technische hulpstoffen worden genoemd. Daarom dient in deze richtlijn eveneens de term "technische hulpstoffen" te worden gebruikt.

(7) Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad7 voorziet in de definitie van technische hulpstoffen, die ook in Richtlijn 83/417/EEG technische hulpstoffen worden genoemd. Daarom dienen in deze richtlijn eveneens de termen "levensmiddelenadditieven" en "technische hulpstoffen" te worden gebruikt overeenkomstig de Codex Alimentarius-norm betreffende voor menselijke voeding bestemde caseïneproducten.

__________________

__________________

7 Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).

7 Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).

Motivering

In de internationale norm (Codex Alimentarius) zijn "technische hulpstoffen" geclassificeerd als ofwel technische hulpstoffen (zuren) ofwel additieven (alkalines). Om consistentie op internationaal niveau te waarborgen dient de Codex te worden gevolgd.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – letter a – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) "caseïne": de gewassen en gedroogde, in water onoplosbare eiwitstof, die in de grootste hoeveelheid in melk voorkomt en die uit magere melk wordt verkregen door precipitatie:

(a) "caseïne": de gewassen en gedroogde, in water onoplosbare eiwitstof, die in de grootste hoeveelheid in melk voorkomt en die uit magere melk en/of andere melkproducten wordt verkregen door precipitatie:

Motivering

Technische update die de wetgeving in overeenstemming brengt met codexstandaard N290 voor eetbare caseïne met behulp van dezelfde definities (Internationale normen voor levensmiddelen zoals gedefinieerd door de FAO en de WHO).

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De in artikel 7 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd met ingang van (…). (Publications Office is to fill in the date of entry into force of this Act).

2. De in artikel 7 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van …+. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

 

____________________

 

+ PB: gelieve de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen.

Motivering

De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van de bijlagen aan internationale normen en de technische vooruitgang, moet niet voor een onbeperkte periode aan de Commissie worden toegekend, doch veeleer voor een periode van 5 jaar. Om de medewetgevers in staat te stellen een besluit te nemen over de verlenging van de bevoegdheidsdelegatie stelt de Commissie hierover uiterlijk 9 maanden voor het einde van de termijn van 5 jaar een verslag op.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 – lid 1 – alinea 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 maart 2015 aan deze richtlijn te voldoen.

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ...+ aan deze richtlijn te voldoen.

Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

 

____________________

 

+ PB: zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

Motivering

Er wordt voorgesteld een ambitieuze maar realistische datum vast te stellen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in de lidstaten.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage II – letter a – punt 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Gehalte aan caseïne-eiwitten van de melk, berekend op de droge stof, ten minste 88 gew.-%

2. Gehalte aan caseïne-eiwitten van de melk, berekend op de "as-is"-basis, ten minste 88 gew.-%

Motivering

Er bestaat algemene consensus over de verlaging van het melkeiwitniveau van caseïnaten uit hoofde van zowel Richtlijn 83/417/EEG als de Codex Alimentarius. Door het gehalte melkeiwitten te berekenen op basis van het absolute gewicht van het product (in plaats van op basis van de droge stof), wordt de zuiverheid van het product wat betreft het eiwitgehalte vergroot.

  • [1]  PB C xxx van ..., blz. xxx. / Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

TOELICHTING

De Commissie heeft haar voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten en tot intrekking van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad in maart 2014 gepubliceerd. In het voorstel stelt de Commissie voor om 1) Richtlijn 83/417/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde melkeiwitten (caseïne en caseïnaten) in te trekken en 2) deze te vervangen door een nieuwe richtlijn, om de volgende redenen:

•         aanpassing van de aan de Commissie verleende bevoegdheden aan het onderscheid tussen gedelegeerde en uitvoeringshandelingen dat is ingevoerd bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);

•         aanpassing van de bestaande bepalingen aan de verdere ontwikkeling van de wetgeving op het gebied van levensmiddelen; en

•         aanpassing van de vereisten inzake de samenstelling van de voor menselijke voeding bestemde caseïne (Codex Alimentarius).

Wat de aanpassing aan internationale normen betreft wordt voorgesteld om, met name, de parameters met betrekking tot het maximale vochtgehalte van voor menselijke voeding bestemde caseïne vast te stellen op 12 % (in plaats van 10 % in het verleden) en met betrekking tot het maximale melkvetgehalte van voedingszuurcaseïne op 2,5 % (in plaats van 2,25 %). Om het mogelijk te maken dat de bijlagen I tot en met III (normen voor voedingszuurcaseïne, voedingslebcaseïne en voor menselijke voeding bestemde caseïnaten in verband met de samenstelling, contaminatie, gebruikte technische hulpstoffen etc.) in de toekomst snel kunnen worden aangepast aan internationale normen en technische vooruitgang, stelt de Commissie tevens voor gedelegeerde handelingen aan te nemen (art. 290 VWEU).

Het voorstel moet worden gezien in de context van de algemene levensmiddelenwetgeving (Verordening (EG) nr. 178/2002) die ten doel heeft te voorzien in het vrij verkeer van veilig en gezond voedsel, en die aldus aanzienlijk bijdraagt aan de gezondheid en het welzijn van burgers. In dit verband moet eveneens worden gewaarborgd dat consumenten naar behoren worden geïnformeerd over het voedsel dat zij consumeren. Hoewel de onder het voorstel vallende producten (caseïne en caseïnaten) niet bestemd zijn voor verkoop aan de eindverbruiker, maar alleen voor verkoop tussen bedrijven onderling voor de bereiding van levensmiddelen, is het van belang dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven over de informatie beschikken die zij nodig hebben voor de etikettering van de eindproducten, met name op het gebied van allergenen. Om deze reden omvat het voorstel bepalingen betreffende de etikettering van voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten (artikel 5). In geval dat de in dit artikel vastgelegde verplichte vermeldingen niet op de verpakkingen, recipiënten of etiketten zijn aangebracht, mogen dergelijke producten niet op de markt worden gebracht als voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten of worden gebruikt voor de bereiding van levensmiddelen.

De rapporteur is het grotendeels met dit voorstel eens. Hij is in het bijzonder ingenomen met de aanpassing van de vereisten inzake de samenstelling van de voor menselijke voeding bestemde caseïne aan de Codex Alimentarius daar dit gelijke kansen waarborgt voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven op de wereldmarkt. Daarnaast ondersteunt de rapporteur de etiketteringsvoorschriften voor caseïne en caseïnaten die consumenten, en met name consumenten die lijden aan een voedselallergie of -intolerantie, in staat zullen stellen met kennis van zaken keuzes te maken.

Niettemin is de rapporteur van mening dat het voorstel op een aantal punten nader moet worden uitgewerkt. Bijgevolg stelt de rapporteur voor om de bevoegdheid gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de bijlagen aan te passen niet aan de Commissie moet worden toegekend voor een onbeperkte periode, maar voor een periode van 5 jaar (AM 3/artikel 8). Daarnaast stelt hij voor een ambitieuze, maar realistische datum voor de inwerkingtreding van deze richtlijn in de lidstaten vast te stellen (6 maanden na inwerkingtreding van de richtlijn in plaats van 31 maart 2015 (AM 4/artikel 9) Tot slot stelt de rapporteur een aantal technische wijzigingen voor om te waarborgen dat de richtlijn volledig in overeenstemming is met de Codex Alimentarius (AM 5/bijlage II en AM 2/overweging 7).

PROCEDURE

Titel

Onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten en intrekking van Richtlijn 83/417/EEG

Document- en procedurenummers

COM(2014)0174 – C7-0105/2014 – 2014/0096(COD)

Datum indiening bij EP

20.3.2014

 

 

 

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

2.4.2014

 

 

 

Medeadviserende commissies

       Datum bekendmaking

IMCO

2.4.2014

 

 

 

Geen advies

       Datum besluit

IMCO

24.9.2014

 

 

 

Rapporteurs

       Datum benoeming

Giovanni La Via

24.7.2014

 

 

 

Behandeling in de commissie

29.1.2015

 

 

 

Datum goedkeuring

24.2.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

65

3

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marco Affronte, Margrete Auken, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Catherine Bearder, Ivo Belet, Biljana Borzan, Lynn Boylan, Paul Brannen, Cristian-Silviu Bușoi, Birgit Collin-Langen, Mireille D’Ornano, Miriam Dalli, Seb Dance, Angélique Delahaye, Ian Duncan, Stefan Eck, Bas Eickhout, Eleonora Evi, José Inácio Faria, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Jens Gieseke, Julie Girling, Sylvie Goddyn, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Andrzej Grzyb, Jytte Guteland, György Hölvényi, Jean-François Jalkh, Karin Kadenbach, Kateřina Konečná, Giovanni La Via, Peter Liese, Norbert Lins, Valentinas Mazuronis, Susanne Melior, Miroslav Mikolášik, Massimo Paolucci, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Pavel Poc, Marcus Pretzell, Frédérique Ries, Michèle Rivasi, Daciana Octavia Sârbu, Annie Schreijer-Pierik, Davor Škrlec, Tibor Szanyi, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Nils Torvalds, Glenis Willmott, Jadwiga Wiśniewska

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Nicola Caputo, Mark Demesmaeker, Jan Huitema, Merja Kyllönen, Jo Leinen, James Nicholson, Younous Omarjee, Alojz Peterle, Bart Staes

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Nessa Childers, Enrico Gasbarra, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska

Datum indiening

5.3.2015