VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie en tot opschorting van de toepassing ervan wat betreft Bosnië en Herzegovina
24.3.2015 - (COM(2014)0386 – C8‑0039/2014 – 2014/0197(COD)) - ***I
Commissie internationale handel
Rapporteur: Goffredo Maria Bettini
PR_COD_1amCom
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie en tot opschorting van de toepassing ervan wat betreft Bosnië en Herzegovina
(COM(2014)0386 – C8‑0039/2014 – 2014/0197(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0386),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8‑0039/2014),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0060/2015),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 2 | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
(2) Verordening (EG) nr. 1215/2009 biedt geen enkele mogelijkheid om het toekennen van uitzonderlijke handelsmaatregelen tijdelijk op te schorten in geval van ernstige en systematische schendingen van de grondbeginselen van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat door de begunstigden ervan. Het is wenselijk om een dergelijke mogelijkheid in die verordening op te nemen om ervoor te zorgen dat snel kan worden ingegrepen in geval van ernstige en systematische schendingen van de grondbeginselen van de mensenrechten, de democratie en de rechtstaat in een van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie. |
(2) Verordening (EG) nr. 1215/2009 biedt geen enkele mogelijkheid om het toekennen van uitzonderlijke handelsmaatregelen tijdelijk op te schorten in geval van ernstige en systematische schendingen van de grondbeginselen van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat door de begunstigden ervan. Het is wenselijk om een dergelijke mogelijkheid in die verordening op te nemen om ervoor te zorgen dat snel kan worden ingegrepen in geval van ernstige en systematische schendingen van de grondbeginselen van de mensenrechten, de democratie en de rechtstaat in een van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie. Eerbiediging van democratische beginselen, de rechtsstaat, mensenrechten en de bescherming van minderheden zijn vereisten om verder te kunnen gaan met het toetredingsproces. | ||||||||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 7 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 7 ter (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
(7 ter) De Europese Unie blijft belang hechten aan de steun voor Europees perspectief voor Bosnië en Herzegovina en verwacht van de politiek leiders van dit land dat ze streven naar hervormingen die gericht zijn op goed functionerende instellingen en op waarborging van gelijke rechten voor de drie bevolkingsgroepen en alle burgers van Bosnië en Herzegovina. | ||||||||||||||||||
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt -1 (nieuw) Verordening (EG) nr. 1215/2009 Overweging 14 bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Motivering | |||||||||||||||||||
Sinds Verordening (EG) nr. 1215/2009 is aangenomen, zijn er verschillende wijzigingen doorgevoerd. De toepassing van gedelegeerde handelingen werd ingevoerd bij Verordening 1336/2011, hoewel deze verordening geen overweging bevatte waarin de toepassing van gedelegeerde handelingen werd toegelicht. De rapporteur stelt voor in aanvullende gevallen gedelegeerde handelingen toe te passen, om een passende democratische controle te waarborgen op de uitvoering van de basisverordening door de Commissie. Dit moet duidelijk worden aangegeven in een desbetreffende overweging, in overeenstemming met de tussen het Parlement en de Raad overeengekomen consensus over de toepassing van gedelegeerde handelingen. | |||||||||||||||||||
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 1215/2009 Artikel 2 – lid 3 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Motivering | |||||||||||||||||||
In amendement 6 stelt de rapporteur voor de procedure voor gedelegeerde handelingen toe te passen voor de opschorting van preferenties wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden van doeltreffende administratieve samenwerk ing ter voorkoming van fraude, eerbiediging van de mensenrechten en de beginselen van de rechtsstaat, en doeltreffende economische hervormingen en regionale samenwerking. Daarom moet artikel 2, lid 3, worden gewijzigd om de toepassing van uitvoeringshandelingen in deze drie gevallen uit te sluiten. | |||||||||||||||||||
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 ter (nieuw) Verordening (EG) nr. 1215/2009 Artikel 7 – punt c (nieuw) | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Motivering | |||||||||||||||||||
De rapporteur stelt voor de procedure voor gedelegeerde handelingen toe te passen voor de opschorting van preferenties wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden van doeltreffende administratieve samenwerking ter voorkoming van fraude, eerbiediging van de mensenrechten en de beginselen van de rechtsstaat, en doeltreffende economische hervormingen en regionale samenwerking. De rapporteur is van oordeel dat de Commissie in deze drie gevallen over een te grote beoordelingsmarge beschikt en dat de medewetgevers hierbij moeten worden betrokken (zie ook de toelichting). | |||||||||||||||||||
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 quater (nieuw) Verordening (EG) nr. 1215/2009 Artikel 10 – lid 1 – inleidende formule | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Motivering | |||||||||||||||||||
Gezien het voorstel om gedelegeerde handelingen toe te passen voor de opschorting van preferenties wanneer het deelnemende land of gebied niet voldoet aan de voorwaarden van doeltreffende administratieve samenwerking ter voorkoming van fraude, eerbiediging van de mensenrechten en de beginselen van de rechtsstaat, en doeltreffende economische hervormingen en regionale samenwerking, moet de vrijwaringsclausule betreffende de tijdelijke opschorting van preferenties door middel van uitvoeringshandelingen dienovereenkomstig worden aangepast. |
TOELICHTING
Achtergrond van het Commissievoorstel
De liberalisering van de handel tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan is geregeld in een aantal stabilisatie- en associatieovereenkomsten (SAO's), en in het geval van Bosnië en Herzegovina in een interimovereenkomst. Voorts hebben Kosovo (dat nog geen eigen SAO heeft) en de gehele regio profijt van autonome handelsmaatregelen, die sinds 2000 door de EU worden toegekend. Deze unilaterale preferenties bieden onbeperkte rechtenvrije toegang tot de markt van de EU voor de meeste producten. In tegenstelling tot de SAO's, waarin iedere partij preferenties toekent, vormen autonome handelsmaatregelen een eenzijdige preferentiële regeling ten gunste van de Westelijke Balkan. Het toepassingsgebied van de tariefliberalisering in de SAO's en van de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1215/2009 toegekende preferenties verschillen, met name wat landbouwproducten betreft. De autonome handelsmaatregelen bieden een grotere mate van liberalisering voor landbouwproducten dan de SAO's en interimovereenkomst.
Dit Commissievoorstel bevat drie grote wijzigingen ten opzichte van de Basisverordening (EG) nr. 1215/2009.
1. Verlenging van de huidige preferenties tot eind 2015:
Deze verlenging is bedoeld om de begunstigde landen extra tijd te bieden om de preferenties uit hoofde van de basisverordening in overeenstemming te brengen met die uit hoofde van de SAO's en interimovereenkomst.
2. Invoering van een zogenaamde "mensenrechtenclausule" in de verordening inzake autonome handelsmaatregelen
Deze clausule maakt het mogelijk de preferenties op te schorten in geval de begunstigde landen zich schuldig maken aan ernstige en systematische schendingen van fundamentele waarden als de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat.
3. Mogelijke opschorting van autonome handelsmaatregelen voor Bosnië en Herzegovina vanaf 1 januari 2016
Kroatië is op 1 juli 2013 toegtreden tot de EU. Bosnië en Herzegovina is echter nog niet akkoord gegaan met de aanpassing van de interimovereenkomst om rekening te houden met het preferentiële traditionele handelsverkeer tussen Kroatië en Bosnië en Herzegovina in het kader van de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst (Cefta), die de twee landen vóór 1 juli 2013 met elkaar verbond. Als gevolg hiervan worden de preferentiële quota die in de interimovereenkomst van 2008 zijn overeengekomen voor 27 EU-lidstaten, nu gebruikt door 28 lidstaten (op basis van het principe "wie het eerst komt, het eerst maalt"). De door de EU gevolgde methodologie voor het aanpassen van haar handelsovereenkomsten na een uitbreiding is gestoeld op het concept van het traditionele handelsverkeer tussen de nieuwe lidstaat en het land met de handelsovereenkomst met de EU. Alle landen van de Westelijke Balkan die partij zijn bij de Cefta, met uitzondering van Bosnië en Herzegovina, hebben met deze methodologie ingestemd en hun onderhandelingen over de aanpassing van hun overeenkomsten met de EU reeds afgerond.
Na drie ronden onderhandelingen met Bosnië en Herzegovina kon er nog geen overeenstemming worden bereikt. Bosnië en Herzegovina is, in strijd met de methodologie van de EU, van oordeel dat het zijn preferentie voor het volume van het traditionele handelsverkeer niet kan verhogen. Volgens Bosnië en Herzegovina is dit alleen mogelijk indien de EU aanvullende concessies doet.
Naar aanleiding van deze impasse en de schade aan de handelsbelangen van de EU, stelt de Commissie voor dat de aan Bosnië en Herzegovina toegekende autonome handelsmaatregelen niet langer vanzelfsprekend zijn, maar afhankelijk worden van de aanvaarding door Bosnië en Herzegovina van de EU-methodologie voor de aanpassing van de interimovereenkomst. Zodra Bosnië en Herzegovina en de EU overeenstemming bereiken en zij overgaan tot de ondertekening en voorlopige toepassing van een overeenkomst voor de aanpassing van de handelsconcessies, worden de preferenties voor Bosnië en Herzegovina hersteld.
Voorwaarden voor preferenties
De basisverordening omvat, met name in artikel 2, lid 1, verschillende voorwaarden voor preferentiële regelingen:
a) de bepalingen betreffende de oorsprong in Verordening (EEG) nr. 2454/93 moeten in acht zijn genomen,
b) de begunstigden stellen geen nieuwe douanerechten of heffingen van gelijke werking vast voor producten van oorsprong uit de EU,
c) de begunstigden gaan over tot een daadwerkelijke administratieve samenwerking met de EU ter voorkoming van fraude.
Het onderhavige Commissievoorstel omvat nog een vierde voorwaarde, de zogenaamde "mensenrechtenclausule". Om in aanmerking te komen voor de preferenties geldt nu ook het volgende:
d) de begunstigden maken zich niet schuldig aan ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten, met inbegrip van fundamentele arbeidsrechten, de grondbeginselen van de democratie en de rechtsstaat.
Artikel 2, lid 2, van de basisverordening bevat voorts een aanvullende voorwaarde voor de preferenties: de bereidheid van de begunstigde landen tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking met andere landen die bij het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie betrokken zijn, met name door de totstandbrenging van vrijhandelzones.
Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening kan de Commissie in geval van niet-naleving van bovenstaande voorwaarden het recht op de preferenties opschorten (volledig of gedeeltelijk), middels uitvoeringshandelingen die in het kader van de onderzoeksprocedure zijn goedgekeurd.
Wijzigingsvoorstellen:
Gedelegeerde handelingen:
Een van de voornaamste doelstellingen van de door de rapporteur voorgestelde amendementen is om de toepassing van uitvoeringshandelingen te vervangen door gedelegeerde handelingen voor het besluit over de opschorting van preferenties wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn vervat in artikel 2, lid 1, onder c) en d), en artikel 2, lid 2, d.w.z.:
Artikel 2, lid 1:
c) de begunstigden gaan over tot een daadwerkelijke administratieve samenwerking met de EU ter voorkoming van fraude
d) de in artikel 1 genoemde landen en gebieden maken zich niet schuldig aan ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten, met inbegrip van fundamentele arbeidsrechten, de grondbeginselen van de democratie en de rechtsstaat (ingevoerd door het onderhavige Commissievoorstel)
Artikel 2, lid 2:
"de bereidheid van de begunstigde landen tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking met andere landen die bij het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie betrokken zijn, met name door de totstandbrenging van vrijhandelzones".
Bij het kiezen tussen gedelegeerde handelingen (artikel 290 VWEU) en uitvoeringshandelingen (artikel 291 VWEU) dienen de medewetgevers de aan de Commissie toegekende beoordelingsmarge als voornaamste criterium te handhaven, met name door rekening te houden met de reikwijdte van de beleidsevaluatie.
De rapporteur is met name gezien onderstaande redenen van oordeel dat de Commissie, wanneer zij op bovengenoemde gronden beslist of de preferenties worden opgeschort, over een ruime beoordelingsmarge beschikt die veel verder reikt dan het eenvoudig toepassen van de bepalingen van de basishandeling en het uitvoeren van een objectieve evaluatie:
• de precieze criteria voor het evalueren of aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan, zijn niet vastgelegd in de basisverordening en brengen daarom onvermijdelijk een subjectieve beoordeling met zich mee die verder reikt dan een eenvoudige toepassing van de bepalingen;
• in artikel 2, lid 3, is de reikwijdte van de opschorting niet duidelijk vastgelegd (de preferenties kunnen volledig of gedeeltelijk worden opgeschort), en er ontbreken precieze criteria voor het vaststellen van de reikwijdte van de opschorting;
• in artikel 2, lid 3, wordt voorts bepaald dat de Commissie de preferenties kan opschorten – zij kan dus ook besluiten dit niet te doen.
Volgens de rapporteur leidt de combinatie van de drie bovenstaande overwegingen tot een aanzienlijke beoordelingsmarge voor de Commissie wanneer zij besluit of de preferenties worden opgeschort. Dit leidt tot een subjectieve beoordeling en overschrijdt de uitvoeringsgrenzen. Daarom moet een dergelijk besluit middels gedelegeerde handelingen worden genomen, zodat een adequate controle door de medewetgevers is gewaarborgd.
Voor de voorwaarden die zijn vastgelegd in andere bepalingen van de basisverordening is de beoordelingsmarge kleiner, en de criteria voor het evalueren van de naleving van deze voorwaarden zijn veel objectiever dan voor de voorwaarden uit hoofde van artikel 2, lid 1, onder c) en d), en artikel 2, lid 2. Daarom deelt de rapporteur het standpunt dat de toepassing van uitvoeringshandelingen in die gevallen aanvaardbaar is.
Voorts voegt de rapporteur een overweging toe aan de basisverordening waarin de toepassing van gedelegeerde handelingen wordt toegelicht. Sinds Verordening (EG) nr. 1215/2009 is aangenomen, zijn er verschillende wijzigingen doorgevoerd. De toepassing van gedelegeerde handelingen werd ingevoerd bij Verordening 1336/2011, hoewel deze verordening geen overweging bevatte waarin de toepassing van gedelegeerde handelingen werd uitgelegd. De rapporteur stelt voor in aanvullende gevallen gedelegeerde handelingen toe te passen, om een passende democratische controle te waarborgen op de uitvoering van de basisverordening door de Commissie. Dit moet duidelijk worden aangegeven in een desbetreffende overweging, in overeenstemming met de tussen het Parlement en de Raad overeengekomen consensus over de toepassing van gedelegeerde handelingen.
Andere amendementen:
De EU en Bosnië en Herzegovina worden met klem verzocht te streven naar een overeenkomst met betrekking tot de aanpassing van de interimovereenkomst met de EU naar aanleiding van de toetreding van Kroatië, teneinde te voorkomen dat de preferenties voor Bosnië en Herzegovina vanaf 1 januari 2016 worden opgeschort.
De rapporteur vindt het eveneens belangrijk opnieuw te wijzen op de door de landen van de Westelijke Balkan geboekte vorderingen in de richting van verdere aansluiting bij de EU, en op de recente conclusies van de Raad ten aanzien van Bosnië en Herzegovina.
Conclusies:
De uiteindelijke doelstelling van de door de rapporteur voorgestelde amendementen is om het sterke engagement van de EU voor de toekomstige Europese integratie van de landen en gebieden die onder deze verordening vallen kracht bij te zetten door ze unilaterale handelspreferenties toe te kennen. Het EU-integratieproces was ongetwijfeld een uitdaging voor de landen die dit proces zijn aangegaan, maar bleek ook het meest doeltreffende instrument te zijn voor de stabiliteit in de regio. In dit opzicht moeten dergelijke concessies of de mogelijke opschorting daarvan worden beschouwd als een impuls om de in het "Pact voor Groei" benadrukte politieke en sociaal-economische hervormingen te versnellen, die voor de landen van de Westelijke Balkan bovendien onmisbaar zijn voor de verwezenlijking van de vereisten die voortvloeien uit de criteria van Kopenhagen en uit het acquis communautaire. In dit verband spoort de rapporteur Bosnië en Herzegovina aan de interimovereenkomst aan te passen aan de preferentiële handel met Kroatië, gezien de toetreding van dit land tot de Europese Unie op 1 juli 2013. Voorts vraagt de rapporteur beide partijen de gemeenschappelijke belangen niet uit het oog te verliezen om tot een bevredigende overeenkomst te komen, zowel voor beide EU-lidstaten als voor de Cefta-leden.
ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (11.3.2015)
aan de Commissie internationale handel
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie en tot opschorting van de toepassing ervan wat betreft Bosnië en Herzegovina
(COM(2014)0386 – C8‑0039/2014 – 2014/0197(COD))
Rapporteur voor advies: Cristian Dan Preda
BEKNOPTE MOTIVERING
Het voorstel van de Commissie om de autonome handelsmaatregelen voor landen en gebieden van de westelijke Balkan die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces (SAP) met nog eens vijf jaar te verlengen, moet positief worden benaderd. Deze preferentiële handelsregeling heeft bijgedragen tot een toename van de uitvoer van de westelijke Balkan naar de EU. In 2013 was de EU de grootste handelspartner van de regio, zowel op het vlak van invoer (72,7 %) als op het vlak van uitvoer (81,8 %). Deze handelspreferenties ondersteunen, samen met de bestaande bilaterale overeenkomsten, de economische integratie met de EU en bevorderen zo de politieke stabiliteit en economische vooruitgang in de hele regio. Deze maatregelen moeten worden gezien in een bredere context van ons beleid ten aanzien van de landen van de westelijke Balkan, waarbij ons uiteindelijke doel is hen dichter bij de EU te brengen.
Met het voorstel van de Commissie wordt eveneens beoogd een leemte in Verordening (EG) nr. 1215/2009 te vullen, namelijk het ontbreken van een mensenrechtenclausule waardoor de handelspreferenties kunnen worden opgeschort wanneer de grondbeginselen van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat in een van de landen en gebieden van het SAP worden geschonden. Hoewel dit idee positief moet worden benaderd als een praktische toepassing van artikel 21, lid 1, van het VEU en een voorbeeld van de verplichting om mensenrechten te integreren in het extern beleid van de EU, komt de formulering van het voorstel van de Commissie niet volledig overeen met het standpunt van de rapporteur. De voorkeur moet worden gegeven aan een positieve formulering van deze clausule in lijn met de criteria van Kopenhagen. Bovendien, als de drempel voor de activering van deze clausule te hoog wordt gelegd, zou deze onbruikbaar kunnen worden. De rapporteur benadrukt dat het Europees Parlement, als medewetgever en tak van de begrotingsautoriteit en instelling die een zeer belangrijke rol vervult met betrekking tot uitbreidingslanden, zijn voorrechten volledig moet kunnen uitoefenen als een besluit moet worden genomen over de opschorting van de handelspreferenties. In een breder perspectief vindt de rapporteur dat er meer duidelijkheid en consistentie moet komen over de manier waarop mensenrechtenclausules worden opgesteld in regelingen over autonome handelspreferenties.
Tot slot wordt in het voorstel van de Commissie rekening gehouden met het feit dat Bosnië en Herzegovina nog niet heeft aanvaard de in het kader van de interimovereenkomst met de EU betreffende de handel en aanverwante zaken toegekende handelsconcessies aan te passen na de toetreding van Kroatië. Als tegen het einde van het jaar hierover geen overeenstemming wordt bereikt, kunnen de aan Bosnië en Herzegovina in het kader van deze verordening toegekende preferenties vanaf 1 januari 2016 worden opgeschort.
De rapporteur wenst echter te benadrukken dat de opschorting van de handelspreferenties voor Bosnië en Herzegovina als een stimulans moet worden gezien om het huidige meningsverschil met de EU over de aanpassing van de interimovereenkomst op te lossen. De rapporteur hoopt dat de nieuwe autoriteiten in Bosnië en Herzegovina hun voordeel zullen halen uit de positieve stimulans die werd gegeven door het feit dat de Raad Buitenlandse Zaken op 15 december 2014 een nieuwe EU-benadering ten aanzien van het land heeft aangenomen, teneinde deze kwestie ook op te lossen.
AMENDEMENTEN
De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 2 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Motivering | |||||||||||||||||||
Aangezien landen die lid willen worden van de EU aan de criteria van Kopenhagen moeten voldoen, is het van belang om een bepaling op te nemen op grond waarvan maatregelen genomen kunnen worden in geval van ernstige en systematische schendingen van de grondbeginselen van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat. In een dergelijke bepaling moeten tevens fundamentele arbeids- en milieunormen worden opgenomen ter bevordering en bescherming van de mensenrechten en de beginselen van duurzame ontwikkeling en om de landen te helpen bij het overnemen van het acquis communautaire. | |||||||||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 7 bis (nieuw) | |||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | ||||||||||||||||||
|
(7 bis) De nieuw verkozen instellingen van Bosnië en Herzegovina moeten de mogelijkheid van het hernieuwde beleid van de Unie ten aanzien van Bosnië en Herzegovina benutten om een overeenkomst over de aanpassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst en van de interimovereenkomst te sluiten met inachtneming van de toetreding van Kroatië tot de EU en met behoud van het preferentiële traditionele handelsverkeer. | ||||||||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1215/2009 Artikel 2 – lid 1 – letter d | |||||||||||||||||||
|
PROCEDURE
Titel |
Uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie en opschorting van de toepassing ervan wat betreft Bosnië en Herzegovina |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2014)0386 – C8-0039/2014 – 2014/0197(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
INTA 3.7.2014 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
AFET 3.7.2014 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Cristian Dan Preda 22.9.2014 |
||||
Behandeling in de commissie |
24.2.2015 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
9.3.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
29 15 21 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Lars Adaktusson, Michèle Alliot-Marie, Nikos Androulakis, Petras Auštrevičius, Amjad Bashir, Bas Belder, Goffredo Maria Bettini, Elmar Brok, Klaus Buchner, James Carver, Fabio Massimo Castaldo, Lorenzo Cesa, Aymeric Chauprade, Andi Cristea, Arnaud Danjean, Mark Demesmaeker, Georgios Epitideios, Eugen Freund, Michael Gahler, Richard Howitt, Sandra Kalniete, Manolis Kefalogiannis, Tunne Kelam, Afzal Khan, Janusz Korwin-Mikke, Eduard Kukan, Ilhan Kyuchyuk, Arne Lietz, Barbara Lochbihler, Sabine Lösing, Andrejs Mamikins, Ramona Nicole Mănescu, David McAllister, Jean-Luc Mélenchon, Tamás Meszerics, Francisco José Millán Mon, Javier Nart, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Kati Piri, Andrej Plenković, Cristian Dan Preda, Jozo Radoš, Sofia Sakorafa, Alyn Smith, Charles Tannock, Eleni Theocharous, László Tőkés, Ivo Vajgl, Johannes Cornelis van Baalen, Geoffrey Van Orden, Hilde Vautmans, Boris Zala |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Nicolas Bay, Reinhard Bütikofer, Ana Gomes, Andrzej Grzyb, Gabrielius Landsbergis, Juan Fernando López Aguilar, Antonio López-Istúriz White, David Martin, Helmut Scholz, Traian Ungureanu, Janusz Zemke |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Eric Andrieu |
||||
PROCEDURE
Titel |
Uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie en opschorting van de toepassing ervan wat betreft Bosnië en Herzegovina |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2014)0386 – C8-0039/2014 – 2014/0197(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
26.6.2014 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
INTA 3.7.2014 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissies Datum bekendmaking |
AFET 3.7.2014 |
|
|
|
|
Rapporteurs Datum benoeming |
Goffredo Maria Bettini 3.9.2014 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
5.11.2014 |
24.2.2015 |
19.3.2015 |
|
|
Datum goedkeuring |
19.3.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
31 6 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
William (The Earl of) Dartmouth, Maria Arena, Tiziana Beghin, David Campbell Bannerman, Daniel Caspary, Santiago Fisas Ayxelà, Yannick Jadot, Ska Keller, Alexander Graf Lambsdorff, Gabrielius Landsbergis, Bernd Lange, Emmanuel Maurel, Emma McClarkin, Alessia Maria Mosca, Franck Proust, Viviane Reding, Matteo Salvini, Helmut Scholz, Joachim Schuster, Joachim Starbatty, Adam Szejnfeld, Iuliu Winkler |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, Bendt Bendtsen, Goffredo Maria Bettini, Victor Boștinaru, Dita Charanzová, Aymeric Chauprade, Danuta Maria Hübner, Pedro Silva Pereira, Davor Ivo Stier, Jarosław Wałęsa, Pablo Zalba Bidegain |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Seb Dance, Jean-Luc Schaffhauser, Marco Valli |
||||
Datum indiening |
24.3.2015 |
||||