VERSLAG over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, afdeling II – Europese Raad en Raad

31.3.2015 - (2014/2079(DEC))

Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Ryszard Czarnecki

Procedure : 2014/2079(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0116/2015
Ingediende teksten :
A8-0116/2015
Aangenomen teksten :

1. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, afdeling II – Europese Raad en Raad

(2014/2079(DEC))

Het Europees Parlement,

–       gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013[1],

–       gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013 (COM(2014)0510 – C8-0148/2014)[2],

–       gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2013, tezamen met de antwoorden van de instellingen[3],

–       gezien de verklaring van de Rekenkamer[4] voor het begrotingsjaar 2013 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–       gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–       gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[5],

–       gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[6], en met name de artikelen 55, 99, 164, 165 en 166,

–       gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,

–       gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0116/2015),

1.      stelt zijn besluit tot verlening van kwijting aan de secretaris-generaal van de Raad voor de uitvoering van de begroting van de Europese Raad en de Raad voor het begrotingsjaar 2013 uit;

2.      formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.      verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Rekenkamer, de Europese ombudsman, de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming en de Europese Dienst voor extern optreden, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

2. ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, afdeling II – Europese Raad en Raad

(2014/2079(DEC))

Het Europees Parlement,

–       gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, afdeling II – Europese Raad en Raad,

–       gezien het Besluit van de Europese Ombudsman van 26 februari 2015 tot afsluiting van haar initiatiefonderzoek OI/1/2014/PMC inzake klokkenluiders,

–       gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,

–       gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0116/2015),

A.  overwegende dat alle instellingen van de Unie transparant moeten zijn en dat zij ten volle verantwoording verschuldigd zijn aan de burgers van de Unie voor de hun als instelling van de Unie toevertrouwde middelen;

B.   overwegende dat het Parlement, bij gebrek aan antwoorden op zijn vragen en voldoende informatie, niet in staat is met kennis van zaken een besluit te nemen over het verlenen van kwijting;

1.   merkt op dat de Rekenkamer op basis van haar controlewerkzaamheden heeft geconcludeerd dat de betalingen als geheel over het per 31 december 2013 afgesloten jaar met betrekking tot de administratieve en andere uitgaven van de instellingen en organen geen materiële fouten vertonen;

2.   neemt ter kennis dat de Rekenkamer in haar jaarverslag van 2013 opmerkt dat er geen significante tekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot de gecontroleerde aspecten voor de Europese Raad en de Raad;

3.   merkt op dat de Europese Raad en de Raad in 2013 een totale begroting hadden van 535 511 300 EUR (533 920 000 EUR in 2012) met een uitvoeringspercentage van 86,7 %; betreurt de daling van het bestedingspercentage in 2013 ten opzichte van 2012 (91,8 %);

4.   acht het zorgelijk dat het niet-bestede percentage groot blijft en betrekking heeft op bijna alle categorieën; wijst nogmaals op zijn verzoeken om kernprestatie-indicatoren te ontwikkelen voor het verbeteren van de begrotingsplanning voor de komende jaren;

5.   neemt er kennis van dat in 2013, 71 376 244 EUR aan vastleggingen is geannuleerd door onderbesteding en doordat er minder gebruik is gemaakt van faciliteiten;

6.   is verrast dat 5 miljoen EUR die was vastgelegd voor de aankoop van het "Europagebouw" is overgedragen naar 2014 voor werkelijke betaling; is van mening dat dit saldo, naast andere overgedragen kredieten, indruist tegen de beginselen van jaarperiodiciteit en goed financieel beheer van het Financieel Reglement;

7.   herhaalt dat de begroting van de Europese Raad en die van de Raad moeten worden gescheiden, voor een transparanter financieel beheer van de instellingen en om ervoor te zorgen dat beide instellingen beter aan hun verantwoordingsplicht kunnen voldoen;

8.   verzoekt de Europese Raad en de Raad nogmaals om het Parlement hun jaarlijks activiteitenverslag toe te zenden met een volledig overzicht van al het personeel waarover beide instellingen beschikken, opgesplitst naar categorie, rang, geslacht, nationaliteit en gevolgde beroepsopleiding; merkt op dat deze tabel automatisch moet worden opgenomen in het jaarlijks activiteitenverslag van de instellingen;

9.   is ingenomen met de oprichting van het auditcomité bij het secretariaat-generaal van de Raad en met de goedkeuring van een nieuw handvest voor interne controle; verzoekt de Raad het Parlement op de hoogte te houden van de voordelen en resultaten van deze maatregelen;

10. betreurt het dat er in 2013 sprake was van een daling van de uitvoeringsgraad van de follow-upopmerkingen die bij de interne controle zijn gemaakt; is het met de Raad eens op het punt van het belang van een spoedige uitvoering van de controleaanbevelingen[7]; verwacht dat deze procedure onverwijld ten uitvoer wordt gelegd;

11. is bezorgd over de vertraagde tenuitvoerlegging van de controleaanbevelingen van de vertaaldienst;

12. stelt tot zijn bezorgdheid vast dat er enorme verschillen bestaan tussen de vertaalkosten van de verschillende instellingen van de Unie; vraagt derhalve dat de interinstitutionele werkgroep vertaling de oorzaken van deze verschillen in kaart brengt en oplossingen voorstelt om het evenwicht te herstellen en te zorgen voor harmonisatie van de vertaalkosten onder optimale eerbiediging van kwaliteit en taalkundige verscheidenheid; merkt met het oog hierop op dat de werkgroep de samenwerking tussen de instellingen opnieuw moet opstarten, teneinde optimale werkwijzen en resultaten uit te wisselen en de gebieden te identificeren waar de samenwerking of de akkoorden tussen de instellingen kunnen worden versterkt; merkt op dat de werkgroep zich eveneens tot doel moet stellen een uniforme methode voor de presentatie van de vertaalkosten voor alle instellingen te ontwikkelen om de analyse en vergelijking van de kosten te vereenvoudigen; wijst erop dat de werkgroep de resultaten vóór eind 2015 bekend moet maken; verzoekt alle instellingen actief deel te nemen aan de werkzaamheden van de interinstitutionele werkgroep; herinnert in deze context aan het wezenlijke belang van eerbiediging van de meertaligheid in de EU-instellingen teneinde gelijke behandeling en gelijke kansen te waarborgen voor alle burgers van de Unie;

13. is van mening dat in deze tijden van crisis en algemene bezuinigingen de kosten van "away days" van het personeel van de EU-instellingen moeten worden verlaagd en dat deze dagen zoveel mogelijk op de locaties van de instellingen moeten worden gehouden, daar de toegevoegde waarde ervan de hoge kosten niet rechtvaardigt;

14. spreekt zijn bezorgdheid uit over het gebrek aan vrouwen op leidinggevende posten binnen de instellingen van de Unie; verzoekt de Raad te voorzien in een programma voor gelijke kansen, met name voor leidinggevende functies, om dit gebrek aan evenwicht zo snel mogelijk te verhelpen;

15. betreurt het dat de opstelling van een handboek voor het beheer van vastgoedprojecten vertraging heeft opgelopen;

16. neemt ter kennis dat een aantal van de controleaanbevelingen inzake het project rond het "Europagebouw" nog steeds niet zijn uitgevoerd; herhaalt zijn verzoek aan de Raad om een gedetailleerde schriftelijke uitleg te verstrekken over de totale omvang van de financiële middelen die worden gebruikt voor de aankoop van het gebouw;

17. verlangt dat het gebouwenbeleid van de instelling bij het jaarlijks activiteitenverslag wordt gevoegd, met name omdat het belangrijk is dat de kosten van een dergelijk beleid voldoende transparant worden gemaakt en niet buitensporig zijn;

18. neemt ter kennis dat de begroting van de Raad voor 2013 zo goed als niet is toegenomen (0,3 % oftewel 1,6 miljoen EUR); beschouwt dit als een positieve trend en verwacht dat die zich in de komende jaren zal voortzetten;

19. verzoekt de Raad met andere instellingen samen te werken ten behoeve van een uniforme methode om vertaalkosten te presenteren, teneinde de analyse en vergelijking van de kosten te vereenvoudigen;

20. is verontrust over de vertraging bij de aanneming van de interne regels inzake klokkenluiders; roept de Raad op deze regels zonder verder uitstel toe te passen;

21. roept de Raad op om in zijn jaarlijkse activiteitenverslagen, overeenkomstig de bestaande regels inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming, de resultaten en gevolgen van gesloten OLAF-zaken op te nemen indien de instelling of personen die voor de instelling werken aan een onderzoek zijn onderworpen;

Redenen waarom het besluit om kwijting te verlenen is uitgesteld

22. herhaalt dat de Raad transparant moet zijn en volledige verantwoording verschuldigd is aan de burgers van de Unie voor de middelen die hem als instelling van de Unie zijn toevertrouwd; benadrukt dat dit inhoudt dat de Raad net als de overige instellingen volledig en te goeder trouw moet deelnemen aan de jaarlijkse kwijtingsprocedure; is in dit verband van mening dat voor een effectief toezicht op de uitvoering van de begroting van de Unie samenwerking vereist is tussen het Parlement en de Raad via een werkafspraak; betreurt de moeilijkheden waarop tot nu toe in de kwijtingprocedures is gestuit; stelt evenwel vast dat het huidige voorzitterschap van de Unie belangstelling toont voor het nader tot elkaar brengen van de verschillende standpunten, en neemt kennis van de brief van de secretaris-generaal van de Raad in reactie op de door de Commissie begrotingscontrole gestelde vragen, waarin de Raad zich bereid verklaart tot actieve ondersteuning van concrete maatregelen om tot een "modus vivendi" te komen, zoals het Parlement in zijn resolutie van 23 oktober 2014[8] had verzocht; onderstreept dat de capaciteit voor dialoog tussen beide instellingen moet worden verbeterd om zo spoedig mogelijk tot een oplossing te komen, zodat aan het mandaat in het Verdrag en de verantwoordingsplicht jegens de burgers kan worden voldaan;

23. herhaalt dat het alleen mogelijk is om een effectieve begrotingscontrole uit te voeren als het Parlement en de Raad samenwerken, met als hoofdelementen formele bijeenkomsten tussen vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie begrotingscontrole van het Parlement, waarbij de vragen die door de leden van de commissie op basis van een schriftelijke vragenlijst zijn gesteld worden beantwoord en door op verzoek documenten over te leggen die als achtergrondmateriaal voor de begrotingscontrole dienen;

24. herhaalt dat het Parlement, zonder de samenwerking van de Raad zoals hierboven gesteld, niet in staat is om met kennis van zaken een besluit te nemen over het verlenen van kwijting;

25. stemt in met het standpunt van de Commissie in haar brief van 23 januari 2014 aan het Parlement dat het wenselijk is dat het Parlement voortgaat met het verlenen van kwijting, dan wel het uitstellen of weigeren van de kwijting aan de andere instellingen (inclusief de Raad), zoals tot nu toe het geval is geweest;

26. spreekt zijn volledige goedkeuring en steun uit voor het standpunt van de Commissie in haar brief dat alle instellingen volledig deel uitmaken van het follow-upproces betreffende de opmerkingen die het Parlement heeft gemaakt in de kwijtingsprocedure en dat alle instellingen moeten samenwerken om het soepele verloop van de kwijtingprocedure te garanderen met volledige eerbiediging van de relevante bepalingen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de relevante secundaire wetgeving;

27. informeert de Raad dat de Commissie in haar brief heeft verklaard dat zij geen toezicht zal houden op de tenuitvoerlegging van de begrotingen van de andere instellingen en dat een antwoord geven op de vragen die aan een andere instelling zijn gericht, afbreuk zou doen aan de autonomie van die instelling om haar eigen afdeling van de begroting ten uitvoer te leggen; herinnert eraan dat het Parlement kwijting verleent aan de andere instellingen nadat het de verstrekte documenten en de antwoorden die op de vragen zijn gegeven heeft onderzocht; betreurt het dat het Parlement herhaaldelijk moeite heeft om antwoorden van de Raad te krijgen;

28. is van mening dat het democratisch is de bevoegdheid van het Parlement om kwijting te verlenen overeenkomstig de artikelen 316, 317 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zo uit te oefenen als zij tot nu toe is geïnterpreteerd en uitgeoefend, namelijk verlening van kwijting voor elk onderdeel van de EU-begroting afzonderlijk, om de transparantie en de democratische verantwoordingsplicht ten aanzien van de belastingbetalers van de Unie te vrijwaren; beaamt in dit verband dat het al dan niet verlenen van kwijting een plicht is van het Parlement jegens de burgers van de Unie;

29. is van oordeel dat het juridisch kader van de Unie inzake de kwijting moet worden herzien om de kwijtingsprocedure te verduidelijken;

30. betreurt het feit dat niet alle instellingen van de Unie dezelfde normen met betrekking tot transparantie eerbiedigen en meent dat de Raad in dit opzicht voor verbetering moet zorgen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

23.3.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

27

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Nedzhmi Ali, Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Ryszard Czarnecki, Dennis de Jong, Tamás Deutsch, Martina Dlabajová, Ingeborg Gräßle, Rina Ronja Kari, Bogusław Liberadzki, Verónica Lope Fontagné, Monica Macovei, Fulvio Martusciello, Dan Nica, Georgi Pirinski, Petri Sarvamaa, Claudia Schmidt, Igor Šoltes, Bart Staes, Michael Theurer, Marco Valli, Derek Vaughan, Anders Primdahl Vistisen, Joachim Zeller

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Caterina Chinnici, Iris Hoffmann, Andrey Novakov

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Laura Ferrara

  • [1]  PB L 66 van 8.3.2014.
  • [2]  PB C 403 van 13.11.2014, blz. 1.
  • [3]  PB C 398 van 12.11.2014, blz. 1.
  • [4]  PB C 403 van 13.11.2014, blz. 128.
  • [5]  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
  • [6]  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
  • [7]  Samenvatting van het jaarlijkse activiteitenverslag van 2013 door de intern controleur van het secretariaat-generaal van de Raad, blz. 2.
  • [8]  PB L 334 van 21.11.2014, blz. 95.