VERSLAG inzake belastingontwijking en belastingontduiking als uitdagingen voor bestuur, sociale bescherming en ontwikkeling in ontwikkelingslanden
9.6.2015 - 2015/2058(INI)
Commissie ontwikkelingssamenwerking
Rapporteur: Elly Schlein
Rapporteur voor advies (*):
Hugues Bayet van de Commissie economische en monetaire zaken
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 54 van het Reglement
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT TOELICHTING
inzake belastingontwijking en belastingontduiking als uitdagingen voor bestuur, sociale bescherming en ontwikkeling in ontwikkelingslanden
Het Europees Parlement,
– gezien de verklaring van Monterrey (2002), de conferentie inzake ontwikkelingsfinanciering van Doha (2008), de verklaring van Parijs (2005) en de agenda voor verandering van Accra (2008),
– gezien de resoluties 68/204 en 68/279 van de Algemene Vergadering van de VN over de Derde internationale conferentie over financiële middelen voor ontwikkeling die van 13 tot 16 juli 2015 in Addis Abeba (Ethiopië) zal worden gehouden,
– gezien het werk van het VN-deskundigencomité inzake internationale samenwerking in belastingaangelegenheden[1],
– gezien het VN-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden[2],
– gezien de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme[3],
– gezien de mededeling van de Commissie van 21 april 2010 getiteld 'Belastingen en ontwikkeling – Samenwerking met ontwikkelingslanden met het oog op goed bestuur in belastingaangelegenheden' (COM(2010)0163),
– gezien de mededeling van de Commissie van 5 februari 2015 getiteld 'Een mondiaal partnerschap voor de uitroeiing van armoede en duurzame ontwikkeling na 2015' (COM(2015)0044),
– gezien de mededeling van de Commissie van 18 maart 2015 over fiscale transparantie ter bestrijding van belastingontduiking en -ontwijking (COM(2015)0136),
– gezien zijn resolutie van 21 mei 2013 over de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en belastingparadijzen[4],
– gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over belastingen en ontwikkeling – samenwerking met ontwikkelingslanden met het oog op goed bestuur in belastingaangelegenheden[5],
– gezien zijn resolutie van 10 februari 2010 over de bevordering van goed bestuur in belastingaangelegenheden[6],
– gezien zijn resolutie van 8 oktober 2013 over corruptie in de publieke en de private sector: het effect op de mensenrechten in derde landen[7],
– gezien zijn resolutie van 26 februari 2014 over de bevordering van ontwikkeling met verantwoordelijke bedrijfspraktijken, met inbegrip van de rol van extractieve bedrijven in ontwikkelingslanden[8],
– gezien zijn resolutie van 25 november 2014 over de EU en het mondiaal ontwikkelingskader voor de periode na 2015[9],
– gezien zijn resolutie van 13 maart 2014 over het verslag 2013 van de EU over de coherentie van het ontwikkelingsbeleid[10],
– gezien artikel 208 VWEU waarin wordt bepaald dat het uitbannen van armoede de primaire doelstelling is van het ontwikkelingsbeleid van de EU, en het beginsel van samenhang in het ontwikkelingsbeleid;
– gezien artikel 52 van het Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A8-0184/2015),
A. overwegende dat illegale geldstromen, d.w.z. alle ongeregistreerde particuliere geldstromen waarbij het kapitaal illegaal is verkregen, overgeboekt of gebruikt, doorgaans voortvloeien uit belastingontduikings- en -ontwijkingsactiviteiten, zoals foutieve facturering van goederen en diensten en oneigenlijke interne verrekenprijzen, tegen het beginsel dat de belasting moet worden betaald waar de winst wordt gegenereerd, en overwegende dat belastingontduiking en -ontwijking in alle belangrijke internationale publicaties en conferenties over ontwikkelingsfinanciering als de belangrijkste obstakels worden aangewezen voor het mobiliseren van binnenlandse inkomsten voor ontwikkeling;
B. overwegende dat volgens het verslag van Global Financial Integrity over 2014, de buitenlandse directe investeringen (BDI) en de officiële ontwikkelingshulp (OOH) tezamen genomen in de periode van 2003 tot 2012 een iets lager bedrag vertegenwoordigen dan de clandestien wegvloeiende geldstromen; overwegende dat het bedrag dat met illegale geldstromen gemoeid is ruwweg tien keer zo groot is als het bedrag aan steungelden dat ontwikkelingslanden ontvangen en dat bestemd zou moeten zijn voor armoede-uitroeiing, welzijn en duurzame ontwikkeling, wat neerkomt op een jaarlijkse clandestiene kapitaalvlucht vanuit ontwikkelingslanden van naar schatting 1 biljoen USD;
C. overwegende dat het genereren van overheidsinkomsten uit de mijnbouwindustrie essentieel is voor de ontwikkelingsstrategieën van veel ontwikkelingslanden, met name van MOL's, maar dat het potentieel dat de mijnbouwindustrie biedt om de belastinginkomsten in de ontwikkelingslanden op te schroeven nog lang niet voldoende wordt benut, hetgeen te wijten is aan de ontoereikende belastingregelingen of de problematische uitvoering daarvan, aangezien regeringen van ontwikkelingslanden gewoonlijk ad hoc regelingen met mijnbouwondernemingen treffen na onderhandelingen die zonder enige transparantie of duidelijke richtsnoeren worden gevoerd;
D. overwegende dat het bestaan van grote informele sectoren in de economie van ontwikkelingslanden belastingheffing over een brede grondslag nagenoeg onmogelijk maakt, en overwegende dat in landen waar een groot deel van de bevolking in armoede leeft een aanzienlijk aandeel van het BBP niet belastbaar is;
E. overwegende dat eerlijke, evenwichtige, efficiënte en transparante belastingstelsels overheden van essentiële financiële middelen voorzien ter dekking van het recht van burgers op elementaire openbare voorzieningen, zoals gezondheidszorg en onderwijs voor iedereen, en overwegende dat een doeltreffend fiscaal herverdelingsbeleid ertoe bijdraagt dat de gevolgen van groeiende ongelijkheid voor de meest behoeftigen worden verminderd;
F. overwegende dat volgens UNCTAD zo'n 30 % van grensoverschrijdende investeringsdeelnemingen door ondernemingen eerst langs een doorsluisland zijn omgeleid alvorens ter bestemming als productieve activa te worden opgevoerd;
G. overwegende dat inkomsten uit de vennootschapsbelasting in het nationale inkomen van ontwikkelingslanden een beduidend aandeel hebben, waardoor zij veel last hebben van ontduiking van die belasting, en dat de ontwikkelingslanden de laatste jaren de tarieven van de vennootschapsbelasting steeds hebben verlaagd;
H. overwegende dat belastingparadijzen en bankgeheimjurisdicties waar informatie omtrent banktegoeden en financiële situatie kan worden afgeschermd, in combinatie met "nultarief"-regelingen, bedoeld om kapitaal en inkomsten aan te trekken waarover in andere landen belasting had moeten worden geheven, tot schadelijke belastingconcurrentie leiden, de eerlijkheid van het belastingstelsel ondermijnen, handel en investeringen verstoren, en met name de ontwikkelingslanden duperen, die naar schatting jaarlijks 189 miljard USD aan belastinginkomsten mislopen;
I. overwegende dat belastingen in ontwikkelingslanden een betrouwbare en duurzame inkomstenbron kunnen zijn en het voordeel bieden van stabiliteit in vergelijking met traditionele ontwikkelingsfinanciering zoals concessionele leningen, alleen als er sprake is van een eerlijk, evenwichtig, efficiënt en transparant belastingstelsel, een doeltreffende en efficiënte belastingadministratie ter bevordering van de belastingdiscipline en een transparant en verantwoord gebruik van overheidsinkomsten;
J. overwegende dat de potentiële voordelen van doeltreffende en transparante belastingheffing verder gaan dan de toename van de beschikbare middelen ter bevordering van ontwikkeling, en een direct positief effect hebben op goed bestuur en staatsopbouw door het versterken van de democratische instellingen, de rechtsstaat, en het sociale contract tussen regering en burgers, zodat er een wederzijdse band tot stand komt tussen belasting, openbare en sociale diensten, en inspanningen om de stabiliteit van overheidsbegrotingen te bevorderen, om de onafhankelijkheid van buitenlandse hulp op de lange termijn te bevorderen en ontwikkelingslanden in staat te stellen om zich voor nationale doelstellingen te beijveren en te verantwoorden en om de verantwoordelijkheid voor hun beleidskeuzes op zich te nemen;
K. overwegende dat de behoefte aan meer binnenlandse inkomsten door de financiële en economische crisis nog nijpender is geworden;
L. overwegende dat het bedrag aan middelen dat de ontwikkelingslanden door binnenlandse mobilisering van inkomsten weten te verwerven gestaag toeneemt en dat met de hulp van internationale donors belangrijke vooruitgang op dit gebied is geboekt;
M. overwegende dat ontwikkelingslanden kampen met grote politieke, administratieve en technische beperkingen bij het verhogen van de belastinginkomsten als gevolg van ontoereikende menselijke en financiële middelen om belastingen te innen, zwakke administratieve capaciteit om de complexiteit van het innen van belasting van transnationale bedrijven het hoofd te bieden, het ontbreken van de capaciteit en de infrastructuur om belasting te innen, een braindrain van vakkundig personeel bij de belastingdiensten, corruptie, gebrek aan legitimiteit van het politieke stelsel, gebrekkige deelname aan internationale samenwerking op belastinggebied, een ongelijke verdeling van inkomsten en slecht bestuur op belastinggebied;
N. overwegende dat in de huidige mondiale context van handelsliberalisering en geleidelijke opheffing van handelsbelemmeringen in de laatste decennia de hoeveelheid goederen en diensten die over de grens worden verhandeld is toegenomen, er ook problemen zijn ontstaan voor ontwikkelingslanden die zwaar leunen op belastinginkomsten uit de handel, met name MOL's, om de teruglopende belastinginkomsten uit de handel te compenseren en over te schakelen naar andere vormen van binnenlandse inkomsten, met name door een evenwichtige belastingmix;
O. overwegende dat het aantal belastingverdragen tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden in de afgelopen jaren is toegenomen om de belasting op grensoverschrijdende financiële overboekingen te verlagen, waardoor hun capaciteit tot mobilisering van binnenlandse inkomsten tot een minimum wordt teruggebracht en waardoor potentiële sluiproutes worden gecreëerd via welke multinationale ondernemingen belasting kunnen ontwijken; overwegende dat een recente effectbeoordeling door de autoriteiten in Nederland uitwees dat het Nederlandse belastingstelsel ontwijking van de bronbelasting faciliteert, waardoor jaarlijks een bedrag van ca. 150-550 miljoen EUR aan dividend en aan rente over bronbelastingontvangsten voor de ontwikkelingslanden verloren gaat;[11]
P. overwegende dat ontwikkelingslanden, relatief gezien, substantieel minder belastinginkomsten genereren dan geavanceerde economieën (met een belastingquote tussen de 10 en 20 %, terwijl deze in de OESO-economieën 30 tot 40 % bedraagt) en worden gekenmerkt door een zeer smalle belastinggrondslag; overwegende dat er een aanzienlijk potentieel is voor verbreding van de belastinggrondslag en voor verhoging van de belastingopbrengsten, die de nodige middelen moeten verschaffen voor essentiële overheidstaken;
Q. overwegende dat ontwikkelingslanden hebben geprobeerd investeringen aan te trekken door diverse belastingprikkels en -vrijstellingen aan te bieden die niet transparant zijn en niet worden onderbouwd door een deugdelijke kosten-batenanalyse en vaak geen echte en duurzame investeringen kunnen aantrekken, waardoor ontwikkelingseconomieën zich in een onderlinge concurrentiestrijd begeven om de meest gunstige fiscale behandeling te kunnen aanbieden, wat leidt tot onbevredigende resultaten als het gaat om een effectief en efficiënt belastingstelsel en tot schadelijke belastingconcurrentie;
R. overwegende dat de lidstaten zich er al toe hebben verbonden 0,7% van hun bbp te besteden aan officiële ontwikkelingshulp (OOH), en overwegende dat het bedrag aan steun bij het mobiliseren van binnenlandse inkomsten nog laag is – in 2011 minder dan 1 % van de totale OOH – en dat er in 2012 naar schatting slechts 0,1% (118,4 miljoen USD) van de OOH werd bestemd voor capaciteitsopbouw op belastinggebied;
S. overwegende dat veel ontwikkelingslanden niet eens het minimumbelastingniveau kunnen bereiken dat nodig is ter financiering van hun basisactiviteiten, hun overheidsdiensten en hun inspanningen om de armoede te bestrijden;
T. overwegende dat de Europese Investeringsbank (EIB), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) en de instellingen voor ontwikkelingsfinanciering in de lidstaten rechtstreekse steun verlenen aan particuliere ondernemingen in ontwikkelingslanden met leningen, of indirect door steun aan financiële tussenpartijen zoals commerciële banken en private equity funds, die op hun beurt weer doorlenen aan of investeren in ondernemingen;
U. overwegende dat ontwikkelingslanden beter moeten worden vertegenwoordigd binnen de bestaande structuren en procedures van internationale samenwerking op belastinggebied, zodat zij op mondiaal niveau op voet van gelijkheid kunnen deelnemen aan de formulering en hervorming van het beleid op belastinggebied;
V. overwegende dat het deskundigencomité inzake internationale samenwerking in belastingaangelegenheden een suborgaan is van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties, dat zich speciaal bezighoudt met ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie;
W. overwegende dat de inning van voldoende openbare middelen een beslissende rol kan spelen bij het bevorderen van een eerlijker samenleving zonder discriminatie tussen mannen en vrouwen en waarin speciale steun wordt geboden aan kinderen en kwetsbare groepen;
1. verzoekt de Commissie snel een ambitieus actieplan voor te stellen, in de vorm van een mededeling, om ontwikkelingslanden te ondersteunen bij de bestrijding van belastingontduiking en -ontwijking en om hen te helpen bij het opzetten van eerlijke, evenwichtige, efficiënte en transparante belastingstelsels, rekening houdend met de werkzaamheden die zijn verricht door het Ontwikkelingshulpcomité van de OESO voorafgaand aan de van 13 t/m 16 juli 2015 te houden conferentie inzake ontwikkelingsfinanciering in Addis Ababa, Ethiopië, en de impact van internationale belastingverdragen op ontwikkelingslanden;
2. benadrukt met klem dat doeltreffende mobilisering van binnenlandse middelen en een versterking van de belastingstelsels onontbeerlijke factoren zijn voor het realiseren van het post-2015 kader dat de millenniumontwikkelingsdoelen zal vervangen, en dat een levensvatbare strategie vormt om de langdurige afhankelijkheid van buitenlandse hulp terug te dringen, en dat efficiënte en eerlijke belastingstelsels essentieel zijn voor de uitroeiing van armoede, de bestrijding van ongelijkheden, voor goed bestuur en voor staatsopbouw; herinnert eraan dat bepaalde transnationale economische activiteiten ten koste gaan van de mogelijkheden van nationale staten om binnenlandse overheidsinkomsten te genereren en hun eigen belastingstructuur te kiezen, terwijl de toegenomen mobiliteit van kapitaal, in combinatie met het gebruik van belastingparadijzen de voorwaarden voor belastingheffing aanzienlijk hebben gewijzigd; uit ook zijn bezorgdheid over de omvang van de corruptie en de mate van ondoorzichtigheid van overheden in veel ontwikkelingslanden, die verhinderen dat belastinginkomsten worden geïnvesteerd in de opbouw van de staat, overheidsdiensten en openbare infrastructuur;
3. stelt bezorgd vast dat de belastinginkomsten in de meeste ontwikkelingslanden laag blijven in verhouding tot het bbp, zodat zij buitengewoon kwetsbaar zijn voor activiteiten op het gebied van belastingontduiking en -ontwijking door particulieren en ondernemingen; benadrukt dat dit een aanzienlijk financieel verlies betekent voor ontwikkelingslanden, en dat het corruptie aanmoedigt en het EU-ontwikkelingsbeleid schaadt, en dat het nemen van passende maatregelen tegen deze praktijken op nationaal, EU- en internationaal niveau een topprioriteit voor de EU en haar lidstaten dient te zijn, rekening houdend met de behoeften en beperkingen van ontwikkelingslanden om toegang te krijgen tot hun belastinginkomsten; meent dat de EU een leidende rol op zich moet nemen om de internationale inspanningen aan te moedigen tegen belastingparadijzen, belastingfraude en belastingontduiking, en daarbij zelf het goede voorbeeld moet geven, en dat de EU moet samenwerken met de ontwikkelingslanden bij het tegengaan van agressieve methoden van belastingontwijking door sommige transnationale ondernemingen, en bij het vinden van manieren om de druk te weerstaan om zich in een fiscale concurrentiestrijd te begeven;
Actieplan ter bestrijding van belastingontwijking en belastingontduiking in ontwikkelingslanden
4. dringt er bij de Commissie op aan om concrete en doeltreffende maatregelen te treffen om ontwikkelingslanden en regionale samenwerkingsverbanden van belastingdiensten, zoals het Afrikaanse forum voor belastingbeheer en het inter-Amerikaanse centrum van belastingdiensten, te ondersteunen in de strijd tegen belastingontwijking en belastingontduiking, bij het ontwikkelen van een eerlijk, evenwichtig, efficiënt en transparant beleid op belastinggebied, bij het bevorderen van administratieve hervormingen, en om op het gebied van hulp en ontwikkeling meer financiële en technische bijstand te verlenen aan de nationale belastingdiensten van ontwikkelingslanden; is van mening dat deze steun moet worden geboden om de rechterlijke macht en instanties voor corruptiebestrijding in deze landen te versterken; pleit ervoor om de deskundigheid omtrent de overheidssector in de EU-lidstaten en in de begunstigde landen te bundelen, om de samenwerkingsactiviteiten te intensiveren en tevens te komen tot concrete, van tevoren afgesproken resultaten voor de begunstigde landen; pleit voor het organiseren van workshops, trainingsbijeenkomsten, uitzending van deskundigen, studiebezoeken, advisering en begeleiding;
5. vraagt de Commissie om goed bestuur inzake belastingaangelegenheden en eerlijke, evenwichtige, efficiënte en transparante belastinginning een hoge plaats te geven op de agenda in haar beleidsdialoog (op politiek, ontwikkelings- en handelsgebied) en in alle ontwikkelingssamenwerkingsovereenkomsten met partnerlanden, en daarbij zeggenschap en binnenlandse verantwoordingsplicht te versterken door een klimaat te stimuleren waarin nationale parlementen zinvol kunnen bijdragen aan de opstelling van en toezicht op de nationale begroting, met inbegrip van binnenlandse inkomsten en belastingaangelegenheden, en door steun te geven aan de rol van maatschappelijke organisaties bij publieke controle op het bestuur in belastingaangelegenheden en het volgen van belastingfraudezaken, onder meer door invoering van effectieve regelingen voor de bescherming van klokkenluiders en journalistieke bronnen;
6. dringt erop aan dat informatie over de uiteindelijke gerechtigden van vennootschappen, trusts en andere instellingen openbaar wordt gemaakt in open data-formats, om te voorkomen dat anonieme postbusondernemingen en vergelijkbare juridische structuren worden gebruikt voor witwassen, financiering van illegale of terroristische activiteiten, en om de identiteit van corrupte en criminele personen te maskeren en diefstal van overheidsgeld en winsten uit sluikhandel en illegale belastingontduiking verborgen te houden; meent daarnaast dat alle landen ten minste de anti-witwasaanbevelingen van de Financiële Actiegroep (FAG) moeten overnemen en er volledig gevolg aan moeten geven;
7. roept de EU en haar lidstaten op toe te zien op naleving van het beginsel dat multinationale ondernemingen, al dan niet beursgenoteerd, uit alle landen en sectoren, en met name de ondernemingen die natuurlijke rijkdommen delven, de rapportage per land als norm gaan hanteren, hetgeen betekent dat zij in hun jaarverslag per land en voor elk gebied waar ze actief zijn alle dochterondernemingen, hun respectieve financiële prestaties, relevante belastinginformatie, activa en aantal werknemers openbaar moeten maken, en ervoor moeten zorgen dat deze informatie publiek toegankelijk wordt gemaakt, en tegelijkertijd de administratieve lasten te minimaliseren door micro-ondernemingen vrijstelling te verlenen; vraagt de Commissie met een wetgevingsvoorstel te komen voor wijziging in deze zin van de jaarrekeningrichtlijn; herinnert eraan dat openbare transparantie een essentiële stap is op weg naar reparatie van het huidige belastingstelsel en het kweken van vertrouwen bij het publiek; vraagt de OESO de aanbeveling te doen uitgaan dat alle multinationale ondernemingen hun model voor rapportage per land openbaar maken, om te zorgen dat de belastingdiensten in alle landen gedegen informatie krijgen om de verrekenprijsrisico's te kunnen beoordelen en de meest effectieve manier voor de inzet van auditmiddelen te kunnen bepalen; onderstreept dat belastingvrijstellingen en -voordelen voor buitenlandse investeerders ingevolge bilaterale belastingverdragen de MNO's een oneerlijk concurrentievoordeel geven ten opzichte van binnenlandse ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen;
8. dringt erop aan dat de fiscale voorwaarden en regelingen waaronder de mijnbouwindustrie opereert, worden herzien; dringt er bij de EU op aan haar bijstand aan de ontwikkelingslanden te verhogen teneinde deze landen te helpen om het delven van natuurlijke rijkdommen op adequate wijze te belasten, de onderhandelingspositie van gastregeringen te versterken zodat deze hogere opbrengsten uit hun natuurlijke rijkdommen kunnen realiseren en diversificatie van hun economie kunnen stimuleren; steunt het initiatief voor transparantie in de mijnbouwwinning (Extractive Industries Transparency Initiative, EITI) en de uitbreiding tot producerende bedrijven en ondernemingen die handelen in grondstoffen;
9. is verheugd over de goedkeuring van een systeem voor automatische gegevensuitwisseling, een essentieel instrument voor het bevorderen van wereldwijde transparantie en samenwerking in de strijd tegen belastingontwijking en -ontduiking; erkent echter dat ontwikkelingslanden nog steeds ondersteuning in de vorm van financiële middelen, technische expertise en tijd nodig hebben om de capaciteit op te kunnen bouwen die nodig is voor het verzenden en verwerken van informatie; onderstreept daarom dat het belangrijk is dat in de nieuwe mondiale OESO-standaard voor automatische informatie-uitwisseling een overgangstermijn wordt opgenomen voor ontwikkelingslanden, waarmee wordt erkend dat wanneer deze standaard wederkerig wordt, de landen die niet de middelen en capaciteit hebben voor het inrichten van de nodige infrastructuur om de verlangde informatie te verzamelen, te beheren en door te geven, inderdaad kunnen worden uitgezonderd; meent bovendien dat er over één enkele standaard voor vertrouwelijkheid moet worden nagedacht;
10. dringt erop aan dat er tegen eind 2015 een mondiaal aanvaarde definitie wordt vastgesteld van het begrip "belastingparadijs", dat er sancties worden vastgesteld voor degenen die hiervan gebruik maken en dat er een zwarte lijst wordt opgesteld met landen die belastingontduiking niet bestrijden maar gedogen; dringt er bij de EU op aan de ontwikkelingslanden die nu nog als belastingparadijzen fungeren te ondersteunen bij hun economische omschakeling; verzoekt de lidstaten met onderhorigheden en gebiedsdelen die geen deel uitmaken van de Unie om samen met de regeringen van deze gebieden te werken aan de vaststelling van beginselen van fiscale transparantie en ervoor te zorgen dat geen van deze gebieden als belastingparadijs fungeert;
11. dringt er bij de Europese Unie en haar lidstaten op aan dat bij het uitonderhandelen van belasting- en investeringsverdragen met ontwikkelingslanden, de inkomsten of winsten uit grensoverschrijdende activiteiten in het bronland moeten worden belast waar waarde wordt onttrokken of gecreëerd; benadrukt in dit opzicht dat het modelverdrag van de VN inzake belastingheffing zorgt voor een eerlijke verdeling van belastingrechten tussen het bronland en het vestigingsland; onderstreept dat de EU en de lidstaten bij onderhandelingen over belastingverdragen moeten vasthouden aan het beginsel van samenhang in het ontwikkelingsbeleid zoals vastgelegd in artikel 208 VWEU;
12. dringt er bij de Commissie en alle lidstaten op aan om, naar het voorbeeld van een aantal lidstaten, effectbeoordelingen uit te voeren van Europees belastingbeleid op ontwikkelingslanden, en 'beste praktijken' uit te wisselen ter versterking van de samenhang in het ontwikkelingsbeleid en ter verbetering van de huidige praktijken, en meer rekening te houden met de negatieve overloopeffecten voor ontwikkelingslanden en de speciale behoeften van die landen; is in dit verband verheugd over het herziene actieplan van de Commissie inzake belastingontduiking en ‑ontwijking, dat in 2015 zal worden gepresenteerd, en verzoekt de lidstaten om snel overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB);
13. betuigt krachtig zijn steun voor de reeks bestaande internationale initiatieven tot hervorming van het mondiale systeem, inclusief het initiatief inzake grondslaguitholling en winstverschuiving van de OESO (BEPS), die zich richten op grotere deelname door de ontwikkelingslanden aan de internationale samenwerkingsstructuren en -procedures op belastinggebied; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan om ervoor te zorgen dat de VN-belastingcommissie wordt getransformeerd tot een echt intergouvernementeel orgaan, beter toegerust en met voldoende extra middelen, binnen het kader van de Economische en Sociale Raad van de VN, opdat ontwikkelingslanden op mondiaal niveau op voet van gelijkheid kunnen deelnemen aan de formulering en hervorming van beleid op belastinggebied; benadrukt dat er sancties moeten worden overwogen voor niet-coöperatieve rechtsgebieden en voor financiële instellingen die opereren in belastingparadijzen;
14. benadrukt dat toereikende openbare financiën kunnen bijdragen tot een minder onevenwichtige genderongelijkheid en betere ondersteuning van kinderen en kwetsbare groepen in de samenleving, en erkent dat belastingontduiking overal ter wereld een nadelig effect heeft op de welvaart van mensen, maar vooral schadelijk is voor huishoudens met een laag of modaal inkomen, in welke groep vrouwen veelal oververtegenwoordigd zijn;
15. merkt met bezorgdheid op dat veel ontwikkelingslanden zich in een zeer zwakke onderhandelingspositie bevinden ten opzichte van buitenlandse directe investeerders; is van mening dat ondernemingen zich nauwkeurig moeten vastleggen in termen van de positieve doorwerkingseffecten van hun investering op de lokale en/of nationale sociaal-economische ontwikkeling van het gastland; vraagt de Commissie, de Raad en de regeringen in onze partnerlanden erop toe te zien dat fiscale gedragsprikkels geen extra opties bieden voor belastingontwijking; onderstreept dat fiscale gedragsprikkels transparanter moeten zijn en idealiter op investering in duurzame ontwikkeling moeten zijn gericht;
16. roept de EIB, de EBWO en de instellingen voor ontwikkelingsfinanciering in de lidstaten op erop toe te zien en ervoor te zorgen dat ondernemingen en andere rechtspersonen die EIB-steun ontvangen niet meedoen aan belastingontduiking en -ontwijking door samen te werken met financiële tussenpersonen in offshorecentra en belastingparadijzen, of door clandestiene geldstromen te faciliteren, en hun transparantiebeleid aan te scherpen, bijvoorbeeld door al hun rapporten en onderzoeken openbaar te maken; dringt er bij de EIB op aan passende zorgvuldigheid te betrachten, door jaarlijkse verslagen per land te verlangen, de uiteindelijke gerechtigden te traceren en de verrekenprijzen te controleren om de transparantie van haar investeringen te waarborgen en belastingontduiking en belastingontwijking te voorkomen;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.
- [1] http://www.un.org/esa/ffd/tax/
- [2] http://www.un.org/esa/ffd/tax/unmodel.htm
- [3] PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.
- [4] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0205.
- [5] PB C 199E van 7.7.2012, blz. 37.
- [6] PB C 341 E van 16.12.2010, blz. 29.
- [7] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0394.
- [8] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0163.
- [9] Aangenomen teksten, P8_TA(2014)0059.
- [10] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0251.
- [11] 'Evaluation issues in financing for development Analysing effects of Dutch corporate tax policy on developing countries', een evaluatierapport waarvoor opdracht is gegeven door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, november 2013
TOELICHTING
I. Inzicht in het mobiliseren van inkomsten uit binnenlandse bronnen in ontwikkelingslanden
Waarom is mobilisering van inkomsten belangrijk?
Binnenlandse bronnen zijn en zullen de grootste financieringsbron voor ontwikkelingslanden blijven. Hoewel ze gedurende het afgelopen decennium als percentage van het bbp zijn toegenomen, is de gemiddelde belastingquote in ontwikkelingslanden nog steeds te laag: vanuit een vergelijkend perspectief genereren ontwikkelingslanden aanzienlijk minder inkomsten dan geavanceerde economieën. De belastingquote in lage-inkomenslanden ligt tussen 10% en 20%, en in veel van deze landen bedraagt hij minder dan 15% (dit wordt algemeen beschouwd als de drempel waaronder overheden problemen hebben om hun basisactiviteiten en diensten te financieren). In OESO-economieën ligt hij tussen de 30% en 40%. Deskundigen zijn het erover eens dat er aanzienlijke mogelijkheden zijn om de belastinginkomsten te verhogen: uit berekeningen van Oxfam in 52 ontwikkelingslanden blijkt dat een extra bedrag van 269 miljard USD zou kunnen worden gemobiliseerd ter financiering van overheidsdiensten als de belastinginning aanzienlijk zou worden verbeterd. Het is daarom essentieel ervoor te zorgen dat de binnenlandse belastinginning voorspelbaarder, stabieler en robuuster wordt, en dat alle partijen in de samenleving - individuen en ondernemingen - betalen naar draagkracht.
Wat zijn de problemen met de bestaande systemen?
· Handel: In ontwikkelingslanden komt een onevenredig groot deel van de publieke middelen uit handelsactiviteiten, waar gemakkelijk belasting over kan worden geheven maar die de begroting blootstellen aan volatiele grondstoffenprijzen en niet genoeg ruimte bieden voor het vergroten van de belastinginkomsten. De ontwikkelingslanden ondervinden problemen bij het compenseren voor de daling in handelsbelastingen als gevolg van de huidige mondiale context van handelsliberalisatie, en bij het omschakelen naar andere soorten binnenlandse bronnen.
· Informele sector: De informele sector vormt een beperking voor het mobiliseren van inkomsten, met name in ontwikkelingslanden waar de informele sector wijdverbreid is in zowel de stedelijke als plattelandsgebieden. De administratieve kosten voor het bereiken van de informele sector zijn potentieel hoog, aangezien het door zijn aard buiten het gezichtsveld van de belastingambtenaren ligt, en het hebben van een grote informele sector maakt een breed gefundeerde inkomstenbelasting nagenoeg onmogelijk.
· Politieke beperkingen: Sociale-economische belangengroepen lobbyen waarschijnlijk bij overheden voor het verkrijgen van fiscale voordelen en om permanent invloed uit te oefenen op functionarissen die werkzaam zijn op het gebied van belastingbeleid en -administratie. Dit bevordert corruptie.
· Administratieve beperkingen: Belastingdiensten beschikking over uiteenlopende capaciteiten waar het gaat om rechtshandhaving en het toezien op naleving. Met name wanneer landen belasting moeten heffen bij multinationale ondernemingen, vormt de complexiteit van belastinginning een groot obstakel voor ontwikkelingslanden. Andere voorbeelden van problemen waar ontwikkelingslanden mee worden geconfronteerd, zijn: vakkundig personeel dat zijn baan bij de belastingdienst verruild voor een baan bij een internationale organisatie of een bedrijf in de particuliere sector, het ontbreken van een infrastructuur voor belastinginning en de noodzaak om de IT-systemen aan te passen.
· Economische beperkingen: Ontwikkelingslanden hebben vaak maar een geringe belastinggrondslag. In landen waar een groot deel van de bevolking in armoede leeft, is een aanzienlijk deel van het bbp niet belastbaar. Als gevolg van de lage economische ontwikkeling is de industriële sector gewoonlijk onderontwikkeld, terwijl de agrarische sector omvangrijk is. In de industriële sector kan doorgaans gemakkelijker belasting worden geïnd.
· 'Race naar de bodem': In de afgelopen jaren hebben overheden van ontwikkelingslanden voortdurend de vennootschapsbelastingtarieven verlaagd, en hebben verscheidene belastingprikkels en -vrijstellingen gegeven met het doel investeerders aan te trekken en economische groei te bevorderen. Uit de cijfers blijkt echter dat deze prikkels geen belangrijke aanjager zijn voor buitenlandse investeringen. Deze praktijken zorgen ervoor dat economieën elkaar beconcurreren om de meest gunstige fiscale behandeling te kunnen bieden. Deze 'race naar de bodem' heeft grotere voordelen voor multinationale ondernemingen dan voor ontwikkelingslanden.
· Winningsindustrieën: Aangelegenheden met betrekking tot hoe inkomstenbronnen worden verdeeld onder investeerders en overheden, zijn cruciaal voor ontwikkelingslanden. De fiscale behandeling van investeringen in mijnen verschilt sterk van land tot land, en de regelingen zijn vaak ad hoc en niet erg transparant, en worden rechtstreeks uitonderhandeld tussen politici en ondernemingen buiten het belastingstelsel om en zonder duidelijke richtlijnen. De kans op corruptie en een lager aandeel in de inkomsten is groot.
Wat zijn de gevolgen?
Illegale geldstromen zijn alle ongeregistreerde particuliere geldstromen waarbij het kapitaal illegaal is verkregen, overgeboekt of gebruikt. In 2011 beliep het verlies van binnenlandse inkomstenbronnen van ontwikkelingslanden aan illegale geldstromen ruim 630 miljard USD, gelijk aan 4,3% van het bbp van ontwikkelingslanden (waarbij met name lage-inkomenslanden werden getroffen). Illegale geldstromen zijn slechts een van de manieren waarop ontwikkelingslanden belastinginkomsten uit ondernemingen mislopen. Oneigenlijke belastingontwijking - waarbij ondernemingen belasting proberen te ontduiken door middel van complexe interne structuren en door te zoeken naar lacunes in belastingwetten - is een ander groot probleem. Over de hele wereld dalen de belastingen op ondernemingswinsten. Dit treft met name ontwikkelingslanden omdat ze in hoge mate afhankelijk zijn van vennootschapsbelasting: de inkomsten uit vennootschapsbelasting vormen een belangrijk deel van hun nationale inkomen.
Er zijn nauwelijks literatuurbronnen en gegevens over dit onderwerp, en dit komt deels door het feit dat de omvang van belastingontduiking en -ontwijking moeilijk meetbaar is. Volgens ruwe schattingen wordt er elk jaar tenminste 1 biljoen USD aan ontwikkelingslanden onttrokken via een web van corrupte activiteiten, bestaande uit ondoorzichtige afspraken over natuurlijke hulpbronnen, het gebruik van anonieme postbusondernemingen, witwaspraktijken en illegale belastingontduiking. Global Financial Integrity schat dat alle ontwikkelingslanden tezamen tussen 2003 en 2012 6,6 biljoen USD zijn misgelopen als gevolg van illegale geldstromen. Oxfam meldde dat het bedrag aan onbetaalde belastingverplichtingen van ondernemingen in ontwikkelingslanden geschat wordt op 104 miljard USD per jaar. Volgens een raming van Actionaid ligt de gemiddelde inningskloof voor vennootschapsbelasting in ontwikkelingslanden (het verschil tussen de daadwerkelijk geïnde belasting en de verwachte belastinginning), als gevolg van belastingontwijking en -ontduiking, rond 20%.
Meest voorkomende manieren van belastingontduiking in ontwikkelingslanden:
· Het verkeerd aangeven of niet opgeven van persoonlijke inkomsten of ondernemingswinsten ter omzeiling van directe inkomstenbelasting of belastingverplichtingen.
· Het verkeerd prijzen van handelstransacties door middel van vervalste facturen tussen samenspannende exporteurs en importeurs is een gebruikelijke manier om geld illegaal over te boeken van ontwikkelingslanden naar financiële rekeningen in het buitenland, met als doel belasting te ontduiken.
· Btw- fraude, waarbij er valse verklaringen worden afgelegd over zakelijke transacties die onderworpen zijn aan btw.
· Omkoping van belastingfunctionarissen.
Meest voorkomende manieren van belastingontwijking in ontwikkelingslanden:
· Winstverschuiving: verwijst naar het legaal benutten van lacunes in het belastingwetboek. Dochterondernemingen van multinationals worden door de belastingdienst doorgaans behandeld als afzonderlijke entiteiten. Winstverschuiving kan worden bewerkstelligd door het manipuleren van verrekenprijzen of door het benutten van leningen binnen een groep. Daarnaast kunnen multinationals verrekenprijzen verstoren om de totale belastingdruk van de groep te verlagen, namelijk door het manipuleren van de toerekening van de winsten in bepaalde rechtsgebieden met hoge en lage belastingen.
· De bewuste keuze van locatie voor bepaalde immateriële activa (patenten, handelsmerken en auteursrechten) biedt multinationals de mogelijkheid om hun totale belastingplicht binnen het wettelijk kader te optimaliseren.
· Belastingprikkels en -vrijstellingen staan onder bepaalde omstandigheden (nepotisme, corruptie, lage transparantie) gelijk aan 'officieel goedgekeurde belastingontduiking'. Belastingprikkels kunnen het buitenlandse bedrijven niet alleen mogelijk maken belasting te ontduiken, maar kan aanleiding geven tot illegale belastingontduikingsactiviteiten door binnenlandse ondernemingen, door binnenlandse investeringen te herbenoemen als buitenlandse directe investeringen (‘round-tripping’) of bedrijven te verkopen aan dochterondernemingen vermomd als nieuwe investeerders als manier om in aanmerking te komen voor belastingvrijstellingen die exclusief worden verleend aan nieuwe investeerders (‘double-dipping’).
II. Analyseren van bestaande oplossingen op mondiaal niveau
Belastingverdragen tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden
Het verlies aan belastinginkomsten kan ook worden verergerd door belastingverdragen, een kernonderdeel van de internationale belastingregelgeving. Met het doel dubbele belastingheffing te voorkomen, wijzen bilaterale verdragen belastingrechten toe aan de twee ondertekenende landen. Wat betreft de bilaterale belastingverdragen tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden, is er algemene bezorgdheid dat ontwikkelde landen hun belangen beter weten te beschermen dan ontwikkelingslanden. Ten tweede, omdat belastingverdragen zijn gebruikt om de belasting op grensoverschrijdende financiële overboekingen te verlagen, zijn zij een belangrijk instrument geworden voor transnationale ondernemingen om hun winsten weg te sluizen uit de landen waar de winsten zijn behaald en te verplaatsen naar rechtsgebieden waar de multinationals weinig of geen belasting betalen.
De meeste belastingverdragen in de wereld zijn gebaseerd op het OESO-modelbelastingverdrag, dat een kader schept voor de verdeling van belastingrechten tussen overheden voor ondernemingen die zijn gevestigd in een bepaald land (het vestigingsland, meestal een ontwikkeld land) en actief zijn in een ander land (het bronland, vaak een ontwikkelingsland). Omdat het OESO-modelbelastingverdrag de vestigingslanden (d.w.z. de OESO-landen) zou bevoordelen, is onder auspiciën van de VN een ander modelbelastingverdrag ontwikkeld om te zorgen voor een evenwichtiger aanpak bij de toewijzing van belastingrechten. Veel ontwikkelde landen houden echter vast aan het OESO-model als zij onderhandelen met ontwikkelingslanden.
Acties op mondiaal niveau: het OESO-BEPS Actieplan
Het 'Actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving' (Action Plan on Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)) dat is voorgesteld door de OESO en is goedgekeurd door de G20 beoogt een herziening van de internationale belastingregels om de winstverschuivingsactiviteiten in te perken. Verder moet het actieplan ervoor zorgen dat ondernemingen belasting betalen waar de economische activiteit plaatsvindt en waarde wordt gecreëerd. Gezien het feit dat ontwikkelingslanden in grote mate afhankelijk zijn van vennootschapsbelasting, zouden zij zeer veel profijt kunnen hebben van dit proces. Er zijn echter verschillende redenen waarom dit proces in zijn huidige vorm geen uitkomsten zal opleveren die leiden tot een progressievere belastingstelsels wereldwijd, en niet tot voordeel zal strekken van de ontwikkelingslanden:
· De reikwijdte van BEPS is te beperkt, en richt zich te sterk op de belangen van de rijke landen (OESO-leden). De 15 acties in het actieplan gaan voorbij aan een aantal belangrijke kwesties (het probleem van de belastingprikkels bijvoorbeeld) en de voortgang bij de acties die het meest relevant zijn voor ontwikkelingslanden, is nog steeds traag.
· Omdat het actieplan vooral is ontworpen voor ontwikkelde landen, ontberen de ontwikkelingslanden de noodzakelijke wetgevingsmaatregelen om grondslaguitholling en winstverschuiving aan te pakken. Ze ondervinden moeilijkheden bij het opbouwen van de capaciteit die nodig is om de zeer complexe regels ten uitvoer te leggen en de multinationals tot de orde te roepen, en hun acties worden vaak belemmerd door een gebrek aan informatie.
Wat bestuur betreft hoeft de OESO alleen verantwoording af te leggen aan haar leden, en het BEPS-proces voorziet niet in passende vertegenwoordiging en verantwoordingsplicht. De ontwikkelingslanden zijn geraadpleegd, maar overleg in de marge kan het gebrek aan mogelijkheden om op gelijkwaardige basis mee te doen niet compenseren.
De noodzaak van een actieplan in de strijd tegen belastingontwijking en belastingontduiking in ontwikkelingslanden
Gezien het belang van een betere mobilisering van binnenlandse inkomstenbronnen en de problemen waar ontwikkelingslanden mee kampen bij het bestrijden van belastingontwijking en belastingontduiking, stelt de rapporteur een lijst met krachtige aanbevelingen voor die het EP zou moeten ondersteunen met het oog op de conferentie over ontwikkelingsfinanciering die in Addis Abeba zal worden gehouden en het scala van bestaande internationale initiatieven voor hervorming van het mondiale belastingstelsel.
Zo wordt opgeroepen tot: versterking van de financiële en technische ondersteuning aan ontwikkelingslanden en regionale belastingdiensten; goedkeuring van krachtige oplossingen ter verbetering van de transparantie en samenwerking in de strijd tegen belastingontwijking, zoals een geautomatiseerd systeem voor het uitwisselen van informatie en verslagleggingseisen per land, rekening houdend met de behoeften en beperkingen van ontwikkelingslanden; uitvoering van een effectbeoordeling op EU- en lidstaatniveau van fiscaal beleid op ontwikkelingslanden; handhaving van de belastingrechten van bronlanden bij het uitonderhandelen van belastingverdragen en vorming van een echt intergouvernementeel orgaan waarin ontwikkelingslanden op gelijkwaardige wijze kunnen bijdragen aan de mondiale hervorming van bestaande internationale belastingregels.
ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (8.5.2015)
aan de Commissie ontwikkelingssamenwerking
inzake belastingontwijking en belastingontduiking als problemen voor goed bestuur, sociale bescherming en ontwikkeling in ontwikkelingslanden
(2015/2058(INI))
Rapporteur voor advies (*): Hugues Bayet
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 54 van het Reglement
SUGGESTIES
De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie ontwikkelingssamenwerking onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. wijst er nogmaals op dat het dringend noodzakelijk is dat zowel ontwikkelingslanden als ontwikkelde landen winstbelasting heffen op de plaats waar de economische activiteiten plaatsvinden; benadrukt dat dit eveneens aan de orde moet komen tijdens onderhandelingen over belastingverdragen met ontwikkelingslanden;
2. is ingenomen met de inspanningen die reeds worden gedaan, met name binnen het kader van de OESO, om ontwikkelingslanden te ondersteunen bij de versterking van hun belastingstelsels en de bestrijding van belastingontduiking, belastingontwijking en illegale financiële stromen;
3. uit zijn bezorgdheid over de omvang van de corruptie en de mate van ondoorzichtigheid van overheden in veel ontwikkelingslanden, die verhinderen dat belastinginkomsten worden geïnvesteerd in de opbouw van de staat, overheidsdiensten en openbare infrastructuur;
4. verzoekt de lidstaten om snel een overeenkomst te bereiken over een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), die in eerste instantie verplicht zou zijn voor Europese bedrijven en Europese coöperatieve vennootschappen en vervolgens voor alle andere bedrijven, met uitzondering van micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen, zoals bepaald in de wetgevingsresolutie van het Parlement van 19 april 2012 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB);
5. herhaalt dat het noodzakelijk is om voor eind 2015 een zwarte lijst op te stellen van belastingparadijzen en landen die de mededinging verstoren middels gunstige belastingvoorwaarden, waaronder ook landen die tot de EU behoren; is van mening dat de definitie van belastingparadijzen ten minste de door de OESO vastgestelde criteria moet omvatten, evenals het volgende: "aanbieden van belastingmaatregelen die geen of slechts nominale belastingen inhouden, een gebrek aan effectieve uitwisseling van inlichtingen met buitenlandse belastingdiensten en een gebrek aan transparantie in de wetgevende, justitiële of bestuursrechtelijke regelgeving, of wanneer er voordelen worden geboden zelfs als er geen daadwerkelijke economische activiteiten worden ontplooid of aanzienlijke economische aanwezigheid is in het land dat dergelijke belastingvoordelen biedt"; dringt voorts aan op de formulering van een definitie op internationaal niveau (dat wil zeggen in het kader van de Verenigde Naties);
6. verzoekt de lidstaten met afhankelijke gebiedsdelen en grondgebieden buiten de Unie om samen met deze gebieden te werken aan de vaststelling van fiscale-transparantiebeginselen en ervoor te zorgen dat deze gebieden niet als belastingparadijzen fungeren;
7. verzoekt de Commissie een hulpprogramma op te starten, vergelijkbaar met het Fiscalis- en het Hercules-programma, ter ondersteuning van ontwikkelingslanden bij de opbouw van capaciteit om belastingontduiking, corruptie, belastingontwijking en agressieve fiscale planning te bestrijden, met onder meer technische bijstand voor cursussen op het gebied van Human Resources en de ontwikkeling van administratieve structuren; benadrukt dat deze bijstand op transparante wijze moet worden verleend;
8. verzoekt de Commissie aanvullende initiatieven uit te werken om goed bestuur in belastingaangelegenheden in derde landen te bevorderen, agressieve fiscale planning en dubbele (niet-)belasting aan te pakken, en kunstmatige belastingregelingen te bestrijden; verklaart dat overeenkomsten inzake dubbele (niet-)belasting tussen de lidstaten en derde landen op gemeenschappelijke normen gebaseerd moeten zijn; benadrukt eens te meer dat er geen overeenkomsten inzake dubbele (niet-)belasting mogen worden gesloten met belastingparadijzen of niet-coöperatieve rechtsgebieden;
9. dringt er bij EU-organen op aan om niet samen te werken met rechtsgebieden die geacht worden niet coöperatief te zijn in belastingaangelegenheden, of met ondernemingen die zijn veroordeeld voor belastingontduiking, belastingontwijking of agressieve fiscale planning, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat instellingen als de Europese Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) niet langer via hun financiële tussenpersonen samenwerken met niet-coöperatieve rechtsgebieden die belastingmaatregelen aanbieden die geen of slechts nominale belastingen inhouden, een gebrek aan effectieve uitwisseling van inlichtingen met buitenlandse belastingdiensten en een gebrek aan transparantie in de wetgevende, justitiële of bestuursrechtelijke regelgeving, en door zich ertoe te verbinden om geen EU-financiering te verstrekken aan ondernemingen die zijn veroordeeld voor belastingontduiking, belastingontwijking of agressieve fiscale planning;
10. herinnert aan de toezegging van de lidstaten in het kader van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling om zo snel mogelijk 0,7 % van hun bbp te besteden aan officiële ontwikkelingshulp;
11. verzoekt de Commissie ten volle samen te werken met de OESO, de G20 en ontwikkelingslanden om grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS) aan te pakken en geregeld verslag uit te brengen aan het Parlement en de Raad over de vorderingen op dit vlak; is ingenomen met het voor 2015 geplande herziene actieplan van de Commissie inzake belastingontduiking en -ontwijking, en verzoekt de Commissie een EU-richtlijn ter bestrijding van BEPS in te dienen;
12. dringt erop aan om in het kader van de toepassing van de nieuwe wereldwijde standaard gedurende een niet-wederkerige overgangsperiode proefprojecten uit te voeren betreffende de automatische uitwisseling van belastinginlichtingen met ontwikkelingslanden;
13. verzoekt de Commissie voorts om voorstellen tot wijziging van het vennootschapsrecht van de EU in te dienen, met als doel brievenbusondernemingen en soortgelijke entiteiten te verbieden door bijvoorbeeld inhoudelijke eisen te stellen en het bekleden van meerdere directeurschappen aan beperkingen te onderwerpen;
14. is ingenomen met het OESO-initiatief "Tax Inspectors Without Frontiers" en verzoekt de Commissie en de lidstaten om aan dit project deel te nemen;
15. wijst met klem op de noodzaak een effectbeoordeling van de internationale belastingverdragen uit te voeren, evenals een analyse van de overloopeffecten van de vennootschapsbelastingregimes van de lidstaten en hun bilaterale belastingverdragen met ontwikkelingslanden, op basis van de beginselen en methodologie van eerder door het Internationaal Monetair Fonds uitgevoerde studies; dringt er tevens op aan een effectbeoordeling van nationaal belastingbeleid en van "special purpose-entiteiten" en vergelijkbare juridische constructies uit te voeren;
16. dringt er bij landen die lid zijn van de OESO op aan een gedragscode voor hun regeringen op te stellen teneinde een doeltreffend beheer van belastingstelsels te waarborgen, en deze te baseren op een herziening van de werkzaamheden van de bestaande EU-Groep gedragscode (belastingregelingen voor ondernemingen);
17. benadrukt dat bindende mondiale normen paal en perk kunnen stellen aan de mogelijkheden voor creatieve fiscale planning door ondernemingen, en ervoor kunnen zorgen dat praktijken zoals winstverschuiving en kunstmatige winstverlaging niet meer lonen;
18. verzoekt alle lidstaten steun te verlenen voor de integratie van de bestrijding van belastingontduiking in de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015;
19. verzoekt de lidstaten zich op mondiaal niveau in te zetten voor een verplichte automatische uitwisseling van informatie tussen de nationale belastingautoriteiten;
20. roept de EU en haar lidstaten op toe te zien op naleving van het beginsel dat alle multinationale ondernemingen de rapportage per land als norm moeten hanteren in alle sectoren en in alle landen (en deze rapportage als onderdeel van hun jaarverslag openbaar moeten maken), en tegelijkertijd de administratieve lasten te minimaliseren door kmo's vrijstelling te verlenen;
21. dringt aan op de oprichting van een intergouvernementele belastinginstantie onder auspiciën van de Verenigde Naties die ervoor moet zorgen dat ontwikkelingslanden op gelijke voet kunnen deelnemen aan de formulering en hervorming van wereldwijd belastingbeleid;
22. dringt aan op een spoedige tenuitvoerlegging van de antiwitwasrichtlijn en de verordening betreffende geldovermakingen; is evenwel van mening dat er nog steeds verbeteringen mogelijk zijn en verzoekt de lidstaten met klem om de met name door de antiwitwasrichtlijn verschafte flexibiliteit te benutten voor de invoering van openbare registers die onbeperkt toegang bieden tot relevante informatie over de uiteindelijke begunstigden van bedrijven, trusts, stichtingen en andere juridische entiteiten;
23. is ingenomen met het feit dat het transparantiepakket van de Commissie de toezegging omvat om een effectbeoordeling uit te voeren van de mogelijkheid om de rapportage per land voor alle economische sectoren openbaar te maken; benadrukt dat moet worden gekeken naar de kosten van het openbaar maken van de rapportage per land, maar ook naar de voordelen voor Europese en zich ontwikkelende landen; herinnert eraan dat openbare transparantie een essentiële stap is op weg naar reparatie van het huidige belastingstelsel en het kweken van vertrouwen bij het publiek; spoort de Commissie met klem aan om ervoor te zorgen dat deze informatie beschikbaar is voor het publiek.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
6.5.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
43 2 5 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Burkhard Balz, Hugues Bayet, Pervenche Berès, Esther de Lange, Fabio De Masi, Markus Ferber, Jonás Fernández, Sven Giegold, Neena Gill, Roberto Gualtieri, Brian Hayes, Gunnar Hökmark, Cătălin Sorin Ivan, Petr Ježek, Othmar Karas, Georgios Kyrtsos, Alain Lamassoure, Bernd Lucke, Olle Ludvigsson, Ivana Maletić, Fulvio Martusciello, Marisa Matias, Costas Mavrides, Bernard Monot, Luděk Niedermayer, Stanisław Ożóg, Dimitrios Papadimoulis, Dariusz Rosati, Alfred Sant, Molly Scott Cato, Peter Simon, Theodor Dumitru Stolojan, Paul Tang, Michael Theurer, Ramon Tremosa i Balcells, Marco Valli, Tom Vandenkendelaere, Cora van Nieuwenhuizen, Miguel Viegas, Jakob von Weizsäcker, Marco Zanni |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Isabella De Monte, Marian Harkin, Eva Joly, Eva Kaili, Barbara Kappel, Verónica Lope Fontagné, Jacek Saryusz-Wolski, Romana Tomc, Beatrix von Storch |
||||
HOOFDELIJKE STEMMING
Voor : 24 |
PPE: Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Maurice Ponga, Cristian Dan Preda, Paul Rübig, Davor Ivo Stier, Bogdan Brunon Wenta, Rainer Wieland, Anna Záborská
S-D: Enrique Guerrero Salom, Arne Lietz, Louis-Joseph Manscour, Linda McAvan, Norbert Neuser, Elly Schlein, Pedro Silva Pereira
ECR: Bernd Lucke
ALDE: Beatriz Becerra Basterrechea, Charles Goerens, Paavo Väyrynen
GUE/NGL: Dennis De Jong, Miguel Urbán Crespo
Verts/ALE:Heidi Hautala, Maria Heubuch
EFDD: Ignazio Corrao |
|
Tegen : 0 |
|
|
Onthouding(en) : 0 |
|
|
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
1.6.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
24 0 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Beatriz Becerra Basterrechea, Ignazio Corrao, Charles Goerens, Enrique Guerrero Salom, Heidi Hautala, Maria Heubuch, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Arne Lietz, Linda McAvan, Norbert Neuser, Maurice Ponga, Cristian Dan Preda, Elly Schlein, Pedro Silva Pereira, Davor Ivo Stier, Paavo Väyrynen, Bogdan Brunon Wenta, Rainer Wieland, Anna Záborská |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Bernd Lucke, Louis-Joseph Manscour, Paul Rübig |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Miguel Urbán Crespo, Dennis de Jong |
||||