VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1007/2009 betreffende de handel in zeehondenproducten
10.6.2015 - (COM(2015)0045 – C8‑0037/2015 – 2015/0028(COD)) - ***I
Commissie interne markt en consumentenbescherming
Rapporteur: Cristian-Silviu Bușoi
PR_COD_1amCom
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1007/2009 betreffende de handel in zeehondenproducten
(COM(2015)0045 – C8‑0037/2015 – 2015/0028(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2015)0045),
– gezien artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8‑0037/2015),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 27 mei 2015[1],
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de adviezen van de Commissie internationale handel en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0186/2015),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 2 | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 2 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||||||||
|
(2 bis) Overeenkomstig Verdrag C169 betreffende inheemse en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen, dat in 1989 werd goedgekeurd door de Internationale Arbeidsorganisatie, beschikken Inuit- en andere inheemse gemeenschappen over het recht op zelfidentificatie, en uit hoofde van dat recht streven zij vrijelijk hun economische, sociale en culturele ontwikkeling na. Dit recht moet worden gehandhaafd. | |||||||||||||||||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 2 ter (nieuw) | ||||||||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||||||||
|
(2 ter) Gezien het feit dat Verordening (EG) nr. 1007/2009 werd aangenomen na jaren van grootschalige campagnes gebaseerd op een verkeerd beeld van de door de Inuit en andere inheemse gemeenschappen uitgevoerde jacht op zeehonden, terwijl de medewetgevers zich er specifiek voor hadden geëngageerd alle potentiële negatieve gevolgen voor de Inuit en andere inheemse gemeenschappen te vermijden, en rekening houdend met de rechten van de Inuit en andere inheemse gemeenschappen krachtens het internationaal recht en de doelstelling van Verordening (EG) nr. 1007/2009 om het vertrouwen van consumenten in zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door de Inuit en andere inheemse gemeenschappen en die in de Unie op de markt worden gebracht te herstellen, moet de Commissie samen met de lidstaten bewustmakingscampagnes opstarten en andere passende maatregelen nemen om te zorgen voor de volledige tenuitvoerlegging en daadwerkelijke toepassing van de uitzondering op het algemene verbod voor zeehondenproducten. Dergelijke maatregelen kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op het herstellen van het vertrouwen van de consumenten in zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door de Inuit en andere inheemse gemeenschappen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1007/2009 en op het verstrekken van gerichte informatie aan consumenten om de grootschalige negatieve beeldvorming, stigmatisering en onjuiste ideeën tegen te gaan door feitelijke informatie aan te bieden over de door de Inuit en andere inheemse gemeenschappen uitgevoerde jacht op zeehonden. Dit kan er verder toe bijdragen dat het wederzijdse vertrouwen tussen de Europese volkeren en de volkeren van het Noordpoolgebied wordt opgebouwd en de positie van de Unie als geloofwaardige partner in het Noordpoolgebied wordt versterkt. | |||||||||||||||||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 3 | ||||||||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||||||||
(3) Net als bij andere vormen van zeehondenjacht kan een echt humane dodingsmethode ook bij de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen niet doelmatig en consequent worden toegepast. Toch is het in het licht van de doelstelling van Verordening (EG) nr. 1007/2009 passend om het in de Unie op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen toe te staan, mits die jacht wordt uitgevoerd op een manier waardoor pijn, kwellingen, angst of andere vormen van lijden bij de dieren tot een minimum worden beperkt met inachtneming van de traditionele manier van leven en de behoeften op het gebied van levensonderhoud van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen. De uitzondering voor zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen moet uitsluitend beperkt worden tot de jacht die bijdraagt tot het levensonderhoud van deze gemeenschappen en dus niet in hoofdzaak voor commerciële doeleinden wordt uitgevoerd. Daarom moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om, indien nodig, de hoeveelheid zeehondenproducten die uit hoofde van deze uitzondering op de markt wordt gebracht te beperken en zo te voorkomen dat ook een beroep wordt gedaan op de uitzondering voor producten die afkomstig zijn van jacht die hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden wordt verricht. |
(3) In het licht van de doelstelling van Verordening (EG) nr. 1007/2009 is het passend om het in de Unie op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen toe te staan, mits die jacht wordt uitgevoerd met passende aandacht voor het dierenwelzijn en op een manier waardoor vermijdbare pijn, kwellingen, angst of andere vormen van lijden bij de dieren tot een minimum worden beperkt met inachtneming van de traditionele manier van leven en de behoeften op het gebied van levensonderhoud van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen. De uitzondering voor zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen moet derhalve beperkt worden tot de jacht die bijdraagt tot het levensonderhoud van deze gemeenschappen. | |||||||||||||||||||||||||||
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 1 – alinea 1 – letter a | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 1 – alinea 1 – letter b | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 1 – alinea 1 – letter c | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 1 – alinea 2 | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 5 | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 3 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 5 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 3 ter (nieuw) Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 7 | ||||||||||||||||||||||||||||
|
- [1] Nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt.
TOELICHTING
Achtergrond
Naar aanleiding van een op 23 juli 2008 door de Europese Commissie ingediend voorstel hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EG) nr. 1007/2009 betreffende de handel in zeehondenproducten aangenomen, op grond waarvan de handel in zeehondenproducten in de Europese Unie is verboden. Deze verordening is van toepassing op zowel in de EU geproduceerde als geïmporteerde zeehondenproducten. De EU koos voor een "volledig" verbod, met twee grote uitzonderingen voor: producten afkomstig van de jacht door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen (de zogenaamde uitzondering voor inheemse gemeenschappen) en producten afkomstig van de jacht die uitsluitend wordt beoefend met het oog op duurzaam beheer van rijkdommen van de zee, op kleine schaal en zonder winstoogmerk (de zogenaamde uitzondering voor beheer van rijkdommen van de zee). De verordening heeft tot doel ervoor te zorgen dat zeehondenproducten afkomstig van de jacht die voor commerciële doeleinden wordt verricht, niet langer op de EU-markt te vinden zijn.
Canada en Noorwegen hebben de zeehondenverordening en de bijbehorende uitvoeringshandeling (Verordening (EU) nr. 737/2010 van de Commissie) bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) betwist. Op 18 juni 2014 heeft het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO de definitieve oordelen van een WTO-panel en de WTO-beroepsinstantie op 18 juni 2014 aangenomen. Hierin is het algemene verbod op zeehondenproducten gehandhaafd op grond van morele bezwaren met betrekking tot het dierenwelzijn, maar zijn de twee uitzonderingen geschrapt. Op 5 september 2014 hebben Canada en de Europese Unie het orgaan voor geschillenbeslechting ervan op de hoogte gebracht dat zij overeenstemming hadden bereikt over een termijn van 16 maanden als redelijke termijn voor de de Europese Unie om de aanbevelingen en uitspraken van het orgaan ten uitvoer te leggen, te rekenen vanaf de datum waarop het panelverslag werd goedgekeurd. Deze redelijke termijn verstrijkt dus op 18 oktober 2015. Ondanks het korte tijdsbestek heeft de Europese Commissie haar voorstel tot wijziging van de huidige verordening betreffende de handel in zeehondenproducten pas op 6 februari 2015 goedgekeurd.
Het voorstel van de Commissie
Dit wetgevingsvoorstel heeft tot doel uitvoering te geven aan de WTO-aanbevelingen en -uitspraken met betrekking tot de basisverordening uit 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten. Het voorstel schept bovendien de rechtsgrondslag om Verordening (EU) nr. 737/2010 in overeenstemming te brengen met genoemde uitspraken. De verordening uit 2010 was bedoeld als uitvoeringsverordening voor de verordening uit 2009.
De Commissie heeft een voorstel ingediend dat in overeenstemming is met de WTO-uitspraken en -aanbevelingen, door:
a) bepaalde wijzigingen aan te brengen in de oorspronkelijke formulering van de uitzondering voor inheemse gemeenschappen. Meer specifiek wordt in artikel 3, lid 1, bepaald dat zeehondenproducten op de markt mogen worden gebracht indien deze afkomstig zijn van jacht die aan vijf voorwaarden voldoet:
1. De jacht is beoefend door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen (in de aanhef);
2. De jacht is op traditionele wijze door de gemeenschap uitgevoerd (onder punt a);
3. De jacht draagt bij aan het levensonderhoud van de gemeenschap (onder punt b);
4. De jacht is niet hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden uitgevoerd (onder punt b); en
5. De jacht is uitgevoerd op een manier waardoor pijn, kwellingen, angst of andere vormen van lijden bij de dieren tot een minimum worden beperkt (onder punt c).
b) de uitzondering voor beheer van rijkdommen volledig uit de verordening te schrappen, daar in de WTO-uitspraak het raison d'être van deze uitzondering niet werd geaccepteerd. Uit hoofde van de uitspraken is dergelijke jacht niet te onderscheiden van commerciële jacht en is het discriminerend om uitsluitend de laatstgenoemde vorm van jacht te verbieden.
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, kan de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen om de hoeveelheid zeehondenproducten die afkomstig zijn van bepaalde vormen van jacht en die op de markt mogen worden gebracht, te beperken. Een dergelijke beperking kan uitsluitend worden opgelegd indien er aanwijzingen zijn dat de betroffen jacht "hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden wordt uitgevoerd". Dergelijke aanwijzingen kunnen betrekking hebben op het aantal gejaagde zeehonden, de hoeveelheid op de markt gebrachte zeehondenproducten of andere door de Commissie vastgestelde omstandigheden
Het standpunt van de rapporteur
De rapporteur is ingenomen met het voorstel van de Commissie om de huidige wetgeving aan te passen aan de WTO-uitspraken en -aanbevelingen, maar is tegelijkertijd van oordeel dat de Commissie haar voorstel met enige vertraging heeft ingediend. Bovendien, aangezien er geen effectbeoordeling van de basisverordening noch een uitvoeringsrapport is opgesteld, zoals voorzien in artikel 7 van de huidige wetgeving, betreurt de rapporteur het dat de besluitvorming met betrekking tot de nieuwe verordening niet op een stevige, geïnformeerde grondslag is gebaseerd.
Daar de nieuwe verordening is bedoeld om de WTO-aanbevelingen en -uitspraken inzake de basisverordening uit 2009 betreffende zeehondenproducten ten uitvoer te leggen, stemt de rapporteur in met de schrapping van de uitzondering voor beheer van rijkdommen van de zee en wijzigt hij het voorstel voor wat de uitzondering voor inheemse gemeenschappen betreft, waarbij hij met name rekening houdt met het recht op zelfbeschikking van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen.
De rapporteur heeft tevens de discrepantie tussen artikel 3, lid 5, en artikel 3, lid 1, van de oorspronkelijke tekst van het voorstel van de Commissie weggewerkt. Deze discrepantie was gelegen in het feit dat jacht die hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden wordt uitgevoerd, niet voldoet aan de vereiste als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b). De uitzondering voor inheemse gemeenschappen is om deze reden niet van toepassing, wat betekent dat zeehondenproducten afkomstig van de desbetreffende jacht niet op de markt mogen worden gebracht, hetgeen tevens betekent dat de beperking gelijk is aan nul. Aanwijzingen dat een bepaalde vorm van jacht hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden wordt uitgevoerd, zouden niet leiden tot de vaststelling van een beperking, maar waarschijnlijk aanleiding geven tot maatregelen gericht op de handhaving van het verbod als bedoeld in artikel 3, lid 1.
De rapporteur heeft het voorstel daarom aangepast om nogmaals te benadrukken dat de jacht op zeehonden een integraal onderdeel van de cultuur en identiteit van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen vormt, aangezien hierdoor een grote bijdrage aan hun levensonderhoud wordt geleverd, voedsel en inkomsten ter ondersteuning van het leven en de duurzame bestaansmiddelen van de gemeenschap worden gegenereerd, alsook het traditionele bestaan van de gemeenschap en de cultuurhistorische ruilhandel worden behouden en voortgezet. De rapporteur onderstreept tevens dat uitsluitend wanneer relevant bewijsmateriaal erop wijst dat uit het aantal gejaagde zeehonden of de hoeveelheid zeehondenproducten die op de markt wordt gebracht, blijkt dat een jacht hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden werd uitgevoerd, de Commissie bevoegd is gedelegeerde handelingen vast te stellen om de hoeveelheid producten die afkomstig zijn van de desbetreffende jacht en die op de markt mogen worden gebracht, te beperken.
Daarnaast heeft de rapporteur een nieuw artikel ingevoegd met betrekking tot de noodzaak het publiek naar behoren te informeren over het feit dat de op de EU-markt gebrachte zeehondenproducten die afkomstig zijn van door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht een wettige oorsprong hebben. Bewustmakingscampagnes die bedoeld zijn om het publiek te informeren over het bovengenoemde, kunnen eveneens worden gevoerd in het kader van doelstelling II van de verordening tot vaststelling van een consumentenprogramma.
Tot slot is de rapporteur van oordeel dat het rapportageproces niet voldoende transparant was en niet voldeed aan de in artikel 7 van de huidige verordening uiteengezette criteria. In de door de rapporteur voorgestelde wijziging op artikel 7 is een nieuwe termijn vastgesteld waaraan de Commissie en tevens de lidstaten zich dienen te houden. De rapporteur is van mening dat de Commissie in het eindverslag met name de gevolgen voor de fundamentele en sociale belangen van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen dient te beoordelen, met inbegrip van hun recht op voedsel en inkomsten ter ondersteuning van het leven en de duurzame bestaansmiddelen van de gemeenschap.
ADVIES van de Commissie internationale handel (11.5.2015)
aan de Commissie interne markt en consumentenbescherming
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1007/2009 betreffende de handel in zeehondenproducten
(COM(2015)0045 – C8‑0037/2015 – 2015/0028(COD))
Rapporteur voor advies: Bendt Bendtsen
BEKNOPTE MOTIVERING
Het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO staat centraal bij het bieden van veiligheid en voorspelbaarheid aan het multilaterale handelsstelsel. De uitspraken van dit orgaan dienen geëerbiedigd te worden (uitspraak van de beroepsinstantie van de WTO in de zeehondenzaak (DS 400/401).
De rapporteur is van mening dat de WTO-uitspraak zijn beslag kan krijgen terwijl het compromis dat het Parlement en de Raad in 2009 bereikten met Verordening 1007/2009 geëerbiedigd wordt. Deze verordening voorziet in twee uitzonderingen op het zeehondenverbod. Eén uitzondering betreft het recht op zelfbeschikking van de Inuit en inheemse volken en hun recht op gebruik van hun natuurlijke hulpbronnen, de andere betreft het beheer van de rijkdommen van de zee in de Oostzee.
De rapporteur bepleit daarom een hernieuwde invoering van de uitzondering voor beheer van de rijkdommen van de zee. De vigerende uitzondering voor beheer van de rijkdommen van de zee maakt in het licht van de genoemde doelstelling, dat wil zeggen de bescherming van de openbare zedelijkheid (artikel XX (a) GATT), onvoldoende onderscheid tussen de commerciële jacht en grootschalige handel. Met het formuleren van een uitzondering voor beheer van de rijkdommen van de zee kan vermeden worden dat karkassen die voortkomen uit normaal, kleinschalig visserijbeheer zomaar worden weggeworpen. Dit zou een nieuwe, tweede uitzondering zijn die alleen van toepassing is onder zeer strikt omlijnde voorwaarden en die tevens voortbouwt op een traditie van ambachtelijke productie van dikwijls lokale specialiteiten. Al met al zou dit de bescherming van de natuurlijke biodiversiteit en de bio-economische duurzaamheid van het Oostzeegebied ten goede komen.
Voorts zou de aangepaste EU-verordening niet alleen de eerbiediging van de WTO-uitspraak mogelijk maken maar tevens een helder licht werpen op een van de andere onderwerpen van de verordening, namelijk het beheer van de rijkdommen van de zee in overeenstemming met GATT XXg, in verband met de instandhouding van niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen.
De WTO heeft bepaald dat de uitzondering voor de Inuit legitiem is, maar dat sommige aspecten, de opzet en de toepassing ervan zijn uitgemond in willekeurige en niet te rechtvaardigen discriminatie. Daarom pakt de Commissie in haar voorstel deze onvolkomenheden aan door een grens te stellen aan het op de markt brengen van zeehondenproducten en door de doelstelling van de verordening op het gebied van dierenwelzijn in het voorstel voor een nieuw artikel aan te scherpen met de uitzondering voor inheemse gemeenschappen.
De rapporteur heeft slechts een paar suggesties voor wijzigingen in het Commissievoorstel betreffende de uitzondering voor inheemse gemeenschappen. Wel onderstreept de rapporteur dat de uitzondering voor de Inuit in 2009 was bedoeld om te garanderen dat het verbod geen negatieve gevolgen zou hebben voor de Inuitgemeenschappen. De rapporteur betreurt het dat de Commissie geen effectbeoordeling heeft uitgevoerd die de besluitvorming zuiver en goed geïnformeerd kan doen verlopen. Cijfers uit Groenland wijzen erop dat het verbod inderdaad grote negatieve gevolgen voor de gemeenschappen had, ondanks de uitzondering van Verordening 1007/2009, en dat dus het tegenovergestelde werd bereikt van datgene wat Raad en Parlement beoogden.
Volgens de rapporteur is duurzaamheid het belangrijkste argument vóór handel met zeehondenproducten onder deze voorwaarden, zowel op het gebied van biodiversiteit als bio-economie, alsmede duurzaamheid van de inheemse gemeenschappen die de gevolgen van het verbod ondervinden.
De zeehondenpopulatie in Groenland is groot. Slechts op drie soorten mag worden gejaagd (de zadelrob, de ringelrob en de klapmuts), en dat uitsluitend door jagers met een vergunning. In Groenland worden zeehonden met een geweer gedood, tenzij het te donker is om op een verantwoorde manier met een geweer te kunnen jagen. In dat geval worden ze gevangen in netten. Het is verboden om te jagen op pups en op vrouwtjeszeehonden die voeden.
Het jagen op zeehonden heeft van oudsher altijd plaatsgevonden in Groenland, waar de natuurlijke hulpbronnen schaars zijn. Zeehondenvlees wordt gebruikt voor consumptie door zowel mensen als sledehonden, de huiden worden gebruikt voor kleding en in sommige afgelegen gebieden zijn zeehonden de belangrijkste hulpbron. Zeehonden zijn dus vanuit cultureel en sociaal-economisch perspectief van essentieel belang. Ruwweg 7 000 Groenlanders (12 % van de bevolking) heeft een vergunning om op zeehonden te jagen, waarvan 2 000 mensen een voltijdsjachtvergunning hebben en 5 000 mensen hobbyjagers zijn. In 2009‑2010 ving een jager per jaar gemiddeld 23 zadelrobben, ringelrobben en klapmutsen. Sinds 2009 mogen alleen jagers die voltijds actief zijn zeehondenhuiden verkopen aan de looierij Groot-Groenland, die staatseigendom is. De export naar de EU is drastisch gedaald: in 2005 had de looierij Groot-Groenland een omzet van 9 miljoen EUR en in 2013 bedroeg de omzet 2 miljoen EUR. Groot Groenland had een overschot van 135 000 huiden.
Dit wijst erop dat de uitzondering voor inheemse gemeenschappen niet werkt zoals is beoogd in Verordening 1007/2009. Daarom heeft de rapporteur een clausule aan dit verslag toegevoegd, opdat de Commissie onderzoekt welke gevolgen de EU-verordening heeft en mogelijke maatregelen overweegt om deze aan te pakken.
AMENDEMENTEN
De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie interne markt en consumentenbescherming onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 1 | ||||||||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||||||||
(1) Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad2 had tot doel het wegnemen van de belemmeringen voor de werking van de interne markt die voortvloeiden uit verschillen tussen nationale maatregelen voor de regulering van de handel in zeehondenproducten. Deze maatregelen zijn genomen in reactie op de morele bezorgdheid bij het publiek over de dierenwelzijnsaspecten van het doden van zeehonden en de mogelijke aanwezigheid op de markt van producten die afkomstig zijn van dieren die zijn gedood op een manier die buitensporige pijn, kwellingen, angst en andere vormen van lijden veroorzaakt. Deze bezwaren werden ondersteund door wetenschappelijk onderzoek waaruit bleek dat een echt humane dodingsmethode niet consequent en doelmatig kan worden toegepast en gehandhaafd in de specifieke omstandigheden waarin de zeehondenjacht plaatsvindt. Om dat doel te bereiken stelde Verordening (EG) nr. 1007/2009 als algemene regel een verbod in op het op de markt brengen van zeehondenproducten. |
(1) Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad2 had tot doel het wegnemen van de belemmeringen voor de werking van de interne markt die voortvloeiden uit verschillen tussen nationale maatregelen voor de regulering van de handel in zeehondenproducten. Deze maatregelen zijn genomen in reactie op de morele bezorgdheid bij het publiek over de dierenwelzijnsaspecten van het doden van zeehonden en de mogelijke aanwezigheid op de markt van producten die afkomstig zijn van dieren die zijn gedood op een manier die buitensporige pijn, kwellingen, angst en andere vormen van lijden veroorzaakt. Om dat doel te bereiken stelde Verordening (EG) nr. 1007/2009 als algemene regel een verbod in op het op de markt brengen van zeehondenproducten. | |||||||||||||||||||||||||||
____________ |
_______________ | |||||||||||||||||||||||||||
2 Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PB L 286 van 31.10.2009, blz. 36). |
2 Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PB L 286 van 31.10.2009, blz. 36). | |||||||||||||||||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 2 | ||||||||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||||||||
(2) Tegelijkertijd vormt de jacht een integraal onderdeel van de cultuur en identiteit van de Inuit en andere inheemse gemeenschappen en levert deze een grote bijdrage aan hun levensonderhoud. Om die redenen leidt de traditioneel door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht op zeehonden niet tot dezelfde morele bezorgdheid bij het publiek als vormen van jacht die hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden worden uitgevoerd. Bovendien wordt overeenkomstig de VN-verklaring over de rechten van inheemse volken en andere relevante internationale instrumenten algemeen erkend dat de grondrechten en sociale belangen van de Inuit en van andere inheemse gemeenschappen niet negatief mogen worden beïnvloed. Om die redenen staat Verordening (EG) nr. 1007/2009 het op de markt brengen van zeehondenproducten toe indien deze afkomstig zijn van door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen traditioneel voor hun levensonderhoud beoefende jacht. |
(2) Tegelijkertijd vormt de jacht een integraal onderdeel van de cultuur, de sociaal-economische omstandigheden en identiteit van de Inuit en andere inheemse gemeenschappen en levert deze een grote bijdrage aan hun levensonderhoud, waarbij de jacht als duurzaam wordt beschouwd. Om die redenen leidt de traditioneel door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht op zeehonden niet tot dezelfde morele bezorgdheid bij het publiek als vormen van jacht die hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden worden uitgevoerd. Bovendien wordt algemeen erkend dat de grondrechten en sociale belangen van de Inuit en van andere inheemse gemeenschappen niet negatief mogen worden beïnvloed, hetgeen in overeenstemming is met de VN-verklaring over de rechten van inheemse volken en andere relevante internationale instrumenten en in het bijzonder met het door de Internationale Arbeidsorganisatie in 1989 aangenomen Verdrag C169 betreffende inheemse en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen, op grond waarvan Inuit en andere inheemse gemeenschappen het recht hebben op zelfidentificatie, en uit hoofde van dat recht streven zij vrijelijk hun economische, sociale en culturele ontwikkeling na. Om die redenen staat Verordening (EG) nr. 1007/2009 het op de markt brengen van zeehondenproducten toe indien deze afkomstig zijn van door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen traditioneel voor hun levensonderhoud en duurzaam beoefende jacht. De Commissie dient te onderzoeken welke passende maatregelen kunnen worden genomen om tegenwicht te bieden aan de mogelijk negatieve gevolgen die het verbod op zeehondenproducten voor de Inuitgemeenschappen heeft gehad en om het publiek voor te lichten over Europese inheemse gemeenschappen. | |||||||||||||||||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 2 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||||||||
|
(2 bis) Verordening (EG) nr. 1007/2009 dient een evenwicht in stand te houden tussen dierenwelzijn en eerbiediging van de cultuur en de tradities van de Inuit en andere inheemse gemeenschappen; | |||||||||||||||||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 3 | ||||||||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||||||||
(3) Net als bij andere vormen van zeehondenjacht kan een echt humane dodingsmethode ook bij de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen niet doelmatig en consequent worden toegepast. Toch is het in het licht van de doelstelling van Verordening (EG) nr. 1007/2009 passend om het in de Unie op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen toe te staan, mits die jacht wordt uitgevoerd op een manier waardoor pijn, kwellingen, angst of andere vormen van lijden bij de dieren tot een minimum worden beperkt met inachtneming van de traditionele manier van leven en de behoeften op het gebied van levensonderhoud van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen. De uitzondering voor zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen moet uitsluitend beperkt worden tot de jacht die bijdraagt tot het levensonderhoud van deze gemeenschappen en dus niet in hoofdzaak voor commerciële doeleinden wordt uitgevoerd. Daarom moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om, indien nodig, de hoeveelheid zeehondenproducten die uit hoofde van deze uitzondering op de markt wordt gebracht te beperken en zo te voorkomen dat ook een beroep wordt gedaan op de uitzondering voor producten die afkomstig zijn van jacht die hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden wordt verricht. |
(3) Het is in het licht van de doelstelling van Verordening (EG) nr. 1007/2009 passend om het in de Unie op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen toe te staan, mits die jacht wordt uitgevoerd op een duurzame manier met inachtneming van de traditionele manier van leven en de behoeften op het gebied van levensonderhoud van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen. Bijgevolg dient de Commissie maatregelen te nemen om het grote publiek te informeren over de doelstelling van Verordening (EG) nr. 1007/2009 en de uitzondering die deze verordening maakt voor producten afkomstig van door inheemse gemeenschappen beoefende jacht, zodat het consumentenvertrouwen kan worden hersteld. De uitzondering voor zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen moet uitsluitend beperkt worden tot de jacht die bijdraagt tot het levensonderhoud van deze gemeenschappen en dus niet in hoofdzaak voor commerciële doeleinden wordt uitgevoerd. Om te voorkomen dat deze uitzondering wordt toegepast op producten die afkomstig zijn van vormen van jacht die uitsluitend voor commerciële doeleinden worden beoefend, moet daarom aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag wetgevingshandelingen vast te stellen, teneinde de hoeveelheid zeehondenproducten die uit hoofde van deze uitzondering op de markt wordt gebracht te beperken en, indien nodig, te verbieden dat zeehondenproducten afkomstig van bepaalde vormen van jacht uit hoofde van deze uitzondering op de markt worden gebracht. Deze bevoegdheid dient uitsluitend te worden uitgeoefend indien dit nodig is, indien ter zake doend bewijs wordt overgelegd en indien dit passend wordt geacht na raadpleging van relevante belanghebbenden. | |||||||||||||||||||||||||||
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 4 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||||||||
|
(4 bis) In artikel III.4 van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 wordt bepaald dat de producten van oorsprong uit het grondgebied van enige verdragsluitende partij bij invoer in het grondgebied van enige andere verdragsluitende partij geen minder gunstige behandeling zullen genieten, dan die welke wordt verleend aan overeenkomstige producten van inheemse oorsprong. | |||||||||||||||||||||||||||
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | ||||||||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||||||||
(5) Teneinde te kunnen voorzien in gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het op de markt brengen van zeehondenproducten moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
(5) Teneinde te kunnen voorzien in gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het op de markt brengen van zeehondenproducten moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, met de Inuit, en met andere betrokken inheemse gemeenschappen. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. | |||||||||||||||||||||||||||
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Overweging 5 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||||||||
|
(5 bis) Voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van deze verordening moet de Commissie een effectbeoordeling uitvoeren om de sociale, economische en culturele gevolgen van de herziening te kunnen kwantificeren en kwalificeren, waarbij zij erop toeziet dat bij elke herziening onderkend wordt dat de zeehondenjacht deel uitmaakt van de culturele identiteit van bepaalde gemeenschappen, waardoor de bestaansmiddelen van gemeenschappen die zich in de nabijheid van zeehonden bevinden niet in gevaar komen en de biologische en culturele diversiteit van de Unie geëerbiedigd wordt. | |||||||||||||||||||||||||||
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 1 | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 1 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 10 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 3 | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 11 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 5 | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 12 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 3 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 5 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 13 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 3 ter (nieuw) Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 7 – lid 2 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
Amendement 14 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 3 quater (nieuw) Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 7 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||||||||
|
PROCEDURE
Titel |
Handel in zeehondenproducten |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2015)0045 – C8-0037/2015 – 2015/0028(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
IMCO 12.2.2015 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
INTA 12.2.2015 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Bendt Bendtsen 23.2.2015 |
||||
Behandeling in de commissie |
13.4.2015 |
|
|
|
|
Datum goedkeuring |
7.5.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
19 14 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
William (The Earl of) Dartmouth, Maria Arena, Daniel Caspary, Salvatore Cicu, Santiago Fisas Ayxelà, Yannick Jadot, Ska Keller, Jude Kirton-Darling, Bernd Lange, Jörg Leichtfried, Anne-Marie Mineur, Sorin Moisă, Alessia Maria Mosca, Franz Obermayr, Viviane Reding, Marietje Schaake, Helmut Scholz, Joachim Schuster, Joachim Starbatty, Adam Szejnfeld, Hannu Takkula, Iuliu Winkler, Jan Zahradil |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Clara Eugenia Aguilera García, Bendt Bendtsen, Goffredo Maria Bettini, Aymeric Chauprade, Sander Loones, Gabriel Mato, Frédérique Ries, Ramon Tremosa i Balcells, Wim van de Camp, Jarosław Wałęsa |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Ignazio Corrao, Herbert Dorfmann, Karl-Heinz Florenz, Tunne Kelam, Marco Zullo |
||||
ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (28.5.2015)
aan de Commissie interne markt en consumentenbescherming
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1007/2009 betreffende de handel in zeehondenproducten
(COM(2015)0045 – C8‑0037/2015 – 2015/0028(COD))
Rapporteur voor advies: Janusz Wojciechowski
BEKNOPTE MOTIVERING
Het voorstel van de Commissie
Doel van het Commissievoorstel is de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen en besluiten van de WTO betreffende de twee uitzonderingen op het verbod op handelen in zeehondenproducten in de basisverordening: Een uitzondering voor de invoer van zeehondenproducten afkomstig van de jacht die uitsluitend wordt beoefend met het oog op een duurzaam beheer van rijkdommen van de zee, zonder winstoogmerk en niet voor commerciële doeleinden (de uitzondering voor beheer van rijkdommen van de zee), en een uitzondering voor de invoer van zeehondenproducten afkomstig van traditioneel door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht (de uitzondering voor inheemse gemeenschappen). De Commissie stelt voor, rekening houdend met de verplichtingen in het kader van de WTO, de uitzondering voor beheer van rijkdommen van de zee op te heffen en de uitzondering voor inheemse gemeenschappen aan te passen aan de eisen van het orgaan voor geschillenbeslechting. Zo gaat het dierenwelzijn een rol spelen bij de toepassing van deze laatste uitzondering en wordt een beperking opgelegd aan de hoeveelheid zeehondenproducten die op de markt gebracht kunnen worden.
Het standpunt van de rapporteur
Diverse organisaties voor dierenbescherming en een groot deel van de publieke opinie verlangen al lange tijd dat de invoer van zeehondenproducten aan banden wordt gelegd. Zij accepteren niet dat deze dieren op dikwijls wrede wijze worden gedood voor commerciële doeleinden.
Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat zeehonden bijzonder intelligente en gevoelige dieren zijn, wat eens te meer een reden is om hen te beschermen tegen wreedheid en lijden. Bovendien zijn zeehondenproducten niet van bijzonder belang voor de economie van de Unie en kunnen Europese consumenten best zonder deze producten. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met de specifieke situatie van de Inuit en andere inheemse gemeenschappen, voor wie de zeehondenjacht een oude traditie is. Daarom moet de invoer van zeehondenproducten beperkt worden tot producten die afkomstig zijn van de door deze inheemse gemeenschappen beoefende jacht, waarbij van de gemeenschappen wordt vereist dat de manier waarop zij jagen voldoet aan de hoogst mogelijke humanitaire normen. Wanneer deze normen worden nageleefd, moet de Commissie aanvullende, niet-wetgevende maatregelen treffen aan de hand waarvan dergelijke producten gemakkelijker op de markt gebracht kunnen worden.
Adequate controle op de beperkte invoer van zeehondenproducten is een cruciaal punt. Deze controle kan alleen effectief zijn wanneer de importeurs van deze producten gedwongen zijn aan te tonen dat de producten afkomstig zijn van door bovengenoemde gemeenschappen beoefende jacht. Met het instellen van deze vereisten kiest de rapporteur voor een route die verenigbaar is met de basisbeginselen van de verordening. Deze beginselen stoelen op morele overwegingen over de jacht op zeehonden voor commerciële doeleinden. Tevens is de rapporteur van mening dat het mogelijk moet zijn om tijdelijk op Europees niveau een totaalverbod uit te vaardigen op de invoer van zeehondenproducten uit derde landen wanneer de jacht op zeehonden duidelijk wordt beoefend in strijd met de normen die zijn vastgesteld om de dieren pijn, stress, angst en andere vormen van lijden te besparen.
AMENDEMENTEN
De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie interne markt en consumentenbescherming onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:
Amendement 1 Voorstel voor een verordening Overweging 2 | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
(2) Tegelijkertijd vormt de jacht een integraal onderdeel van de cultuur en identiteit van de Inuit en andere inheemse gemeenschappen en levert deze een grote bijdrage aan hun levensonderhoud. Om die redenen leidt de traditioneel door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht op zeehonden niet tot dezelfde morele bezorgdheid bij het publiek als vormen van jacht die hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden worden uitgevoerd. Bovendien wordt overeenkomstig de VN-verklaring over de rechten van inheemse volken en andere relevante internationale instrumenten algemeen erkend dat de grondrechten en sociale belangen van de Inuit en van andere inheemse gemeenschappen niet negatief mogen worden beïnvloed. Om die redenen staat Verordening (EG) nr. 1007/2009 het op de markt brengen van zeehondenproducten toe indien deze afkomstig zijn van door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen traditioneel voor hun levensonderhoud beoefende jacht. |
(2) Tegelijkertijd vormt de jacht een integraal onderdeel van de cultuur en identiteit van de Inuit en andere inheemse gemeenschappen en levert deze een grote bijdrage aan hun levensonderhoud, met inbegrip van hun recht op ontwikkeling en economische activiteiten. Om die redenen leidt de traditioneel door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht op zeehonden, die als duurzaam wordt beschouwd en die niet schadelijk is voor de gezondheid van de zeehondenpopulatie, niet tot dezelfde morele bezorgdheid bij het publiek als vormen van jacht die hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden worden uitgevoerd. Bovendien wordt overeenkomstig de VN-verklaring over de rechten van inheemse volken en andere relevante internationale instrumenten algemeen erkend dat de fundamentele economische en sociale belangen van de Inuit en van andere inheemse gemeenschappen niet negatief mogen worden beïnvloed. Verder wordt in Verdrag 169 betreffende inheemse en in stamverband levende volken van de IAO van 1989 de nadruk gelegd op het recht op zelfbeschikking van inheemse volken en daarmee op hun recht om vrijelijk hun economische, sociale en culturele ontwikkeling na te streven. Om die redenen staat Verordening (EG) nr. 1007/2009 het op de markt brengen van zeehondenproducten toe indien deze afkomstig zijn van door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen traditioneel voor hun levensonderhoud beoefende jacht. | |||||||||||||||||||||
Amendement 2 Voorstel voor een verordening Overweging 3 | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
(3) Net als bij andere vormen van zeehondenjacht kan een echt humane dodingsmethode ook bij de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen niet doelmatig en consequent worden toegepast. Toch is het in het licht van de doelstelling van Verordening (EG) nr. 1007/2009 passend om het in de Unie op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen toe te staan, mits die jacht wordt uitgevoerd op een manier waardoor pijn, kwellingen, angst of andere vormen van lijden bij de dieren tot een minimum worden beperkt met inachtneming van de traditionele manier van leven en de behoeften op het gebied van levensonderhoud van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen. De uitzondering voor zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen moet uitsluitend beperkt worden tot de jacht die bijdraagt tot het levensonderhoud van deze gemeenschappen en dus niet in hoofdzaak voor commerciële doeleinden wordt uitgevoerd. Daarom moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om, indien nodig, de hoeveelheid zeehondenproducten die uit hoofde van deze uitzondering op de markt wordt gebracht te beperken en zo te voorkomen dat ook een beroep wordt gedaan op de uitzondering voor producten die afkomstig zijn van jacht die hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden wordt verricht. |
(3) Net als bij andere vormen van zeehondenjacht kan een echt humane dodingsmethode ook bij de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen niet doelmatig en consequent worden toegepast. Toch is het in het licht van de doelstelling van Verordening (EG) nr. 1007/2009 passend om het in de Unie op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen toe te staan, mits die jacht wordt uitgevoerd op een duurzame manier waardoor pijn, kwellingen, angst of andere vormen van lijden bij de dieren tot een minimum worden beperkt met inachtneming van de traditionele manier van leven en de behoeften op het gebied van levensonderhoud van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen, waarbij de respectieve habitats en het ecosysteem als geheel niet in gevaar worden gebracht. De uitzondering voor zeehondenproducten die afkomstig zijn van de jacht door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen moet uitsluitend beperkt worden tot de jacht die bijdraagt tot het levensonderhoud van deze gemeenschappen en dus niet in hoofdzaak voor commerciële doeleinden wordt uitgevoerd. De Commissie moet in dat verband maatregelen nemen om de bevolking te informeren over deze regelgeving en de uitzondering erop voor producten afkomstig van de jacht door inheemse gemeenschappen, om zo het vertrouwen van de consument te herstellen. Daarom moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om, wanneer er bewijsmateriaal voorhanden is, na raadpleging van de betrokken instanties en indien nodig, de toegestane hoeveelheid zeehondenproducten te beperken of deze producten te verbieden wanneer zij op de markt zijn gebracht met behulp van jachtmethoden die indruisen tegen de aan deze uitzondering ten grondslag liggende beginselen; dit om te voorkomen dat ook een beroep wordt gedaan op de uitzondering voor producten die afkomstig zijn van jacht die hoofdzakelijk voor commerciële doeleinden wordt verricht. | |||||||||||||||||||||
Amendement 3 Voorstel voor een verordening Overweging 3 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
|
(3 bis) Teneinde effectief te kunnen toezien op de tenuitvoerlegging van deze verordening moet worden bepaald dat importeurs van zeehondenproducten verplicht zijn aan te tonen dat de op de markt van de Unie ingevoerde producten afkomstig zijn van door Inuit of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht. | |||||||||||||||||||||
Amendement 4 Voorstel voor een verordening Overweging 3 ter (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
|
(3 ter) Zeehondenproducten die afkomstig zijn van de door Inuit- en andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht mogen enkel op de markt worden gebracht wanneer zij onder een regeling vallen of vergezeld gaan van een document ter staving van hun oorsprong en hun overeenstemming met de bepalingen van deze verordening. Daartoe zou een keurmerk in het leven kunnen worden geroepen aan de hand waarvan kan worden aangetoond dat dit type producten afkomstig is van een vorm van jacht die bijdraagt tot het levensonderhoud van deze gemeenschappen en die dus niet in hoofdzaak voor commerciële doeleinden wordt beoefend. | |||||||||||||||||||||
Amendement 5 Voorstel voor een verordening Overweging 5 | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
(5) Teneinde te kunnen voorzien in gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het op de markt brengen van zeehondenproducten moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
(5) Teneinde te kunnen voorzien in gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het op de markt brengen van zeehondenproducten moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en met Inuit en andere betrokken inheemse gemeenschappen. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. | |||||||||||||||||||||
Amendement 6 Voorstel voor een verordening Overweging 5 ter (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement | |||||||||||||||||||||
|
(5 ter) De Commissie moet met een zekere flexibiliteit kunnen reageren op betrouwbare informatie waaruit blijkt dat een derde land bij de jacht op zeehonden duidelijk niet te werk gaat conform de normen die zijn vastgesteld om de dieren pijn, stress, angst en andere vormen van lijden te besparen. In dat geval moet de Commissie tijdelijk een beperking kunnen opleggen aan of een verbod kunnen uitvaardigen op de invoer van zeehondenproducten uit het desbetreffende land die afkomstig zijn van een specifieke vorm van jacht. | |||||||||||||||||||||
Amendement 7 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 1 – inleidende formule | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Motivering | ||||||||||||||||||||||
De tenuitvoerlegging van deze verordening kan effectiever gecontroleerd worden door importeurs verplicht te laten bewijzen dat de zeehondenproducten die zij invoeren van betrouwbare herkomst zijn. | ||||||||||||||||||||||
Amendement 8 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 1 Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 3 – lid 5 | ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
Amendement 9 Voorstel voor een verordening Artikel 1 – punt 3 bis (nieuw) Verordening (EG) nr. 1007/2009 Artikel 5 bis (nieuw) | ||||||||||||||||||||||
|
PROCEDURE
Titel |
Handel in zeehondenproducten |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2015)0045 – C8-0037/2015 – 2015/0028(COD) |
||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
IMCO 12.2.2015 |
|
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
AGRI 12.2.2015 |
||||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Janusz Wojciechowski 23.3.2015 |
||||
Datum goedkeuring |
28.5.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
34 6 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
John Stuart Agnew, Clara Eugenia Aguilera García, Eric Andrieu, José Bové, Paul Brannen, Daniel Buda, Nicola Caputo, Viorica Dăncilă, Michel Dantin, Paolo De Castro, Albert Deß, Diane Dodds, Herbert Dorfmann, Norbert Erdős, Edouard Ferrand, Luke Ming Flanagan, Beata Gosiewska, Martin Häusling, Anja Hazekamp, Esther Herranz García, Jan Huitema, Peter Jahr, Jarosław Kalinowski, Elisabeth Köstinger, Philippe Loiseau, Mairead McGuinness, Giulia Moi, Ulrike Müller, James Nicholson, Maria Noichl, Laurenţiu Rebega, Jens Rohde, Bronis Ropė, Jordi Sebastià, Lidia Senra Rodríguez, Czesław Adam Siekierski, Janusz Wojciechowski, Marco Zullo |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Pilar Ayuso, Jørn Dohrmann, Norbert Lins, Momchil Nekov, Stanislav Polčák, Annie Schreijer-Pierik, Molly Scott Cato, Hannu Takkula, Valdemar Tomaševski |
||||
PROCEDURE
Titel |
Handel in zeehondenproducten |
||||
Document- en procedurenummers |
COM(2015)0045 – C8-0037/2015 – 2015/0028(COD) |
||||
Datum indiening bij EP |
6.2.2015 |
|
|
|
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
IMCO 12.2.2015 |
|
|
|
|
Medeadviserende commissies Datum bekendmaking |
INTA 12.2.2015 |
ENVI 12.2.2015 |
AGRI 12.2.2015 |
PECH 12.2.2015 |
|
Geen advies Datum besluit |
ENVI 24.2.2015 |
PECH 31.3.2015 |
|
|
|
Rapporteurs Datum benoeming |
Cristian-Silviu Buşoi 24.2.2015 |
|
|
|
|
Behandeling in de commissie |
23.4.2015 |
6.5.2015 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
4.6.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
33 2 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Dita Charanzová, Carlos Coelho, Lara Comi, Anna Maria Corazza Bildt, Daniel Dalton, Nicola Danti, Pascal Durand, Evelyne Gebhardt, Maria Grapini, Robert Jarosław Iwaszkiewicz, Antonio López-Istúriz White, Marcus Pretzell, Robert Rochefort, Virginie Rozière, Christel Schaldemose, Olga Sehnalová, Igor Šoltes, Ivan Štefanec, Catherine Stihler, Mylène Troszczynski, Mihai Ţurcanu, Anneleen Van Bossuyt, Marco Zullo |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Lucy Anderson, Pascal Arimont, Cristian-Silviu Buşoi, Birgit Collin-Langen, Filiz Hyusmenova, Jens Nilsson, Adam Szejnfeld, Marc Tarabella, Ulrike Trebesius, Ulla Tørnæs, Lambert van Nistelrooij |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Andrey Kovatchev |
||||
Datum indiening |
11.6.2015 |
||||