VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG

27.8.2015 - (COM(2013)0920 – C7‑0004/2014 – 2013/0443(COD)) - ***I

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Julie Girling
PR_COD_1amCom


Procedure : 2013/0443(COD)
Stadium plenaire behandeling

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG

(COM(2013)0920 – C7‑0004/2014 – 2013/0443(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–       gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0920),

–       gezien artikel 294, lid 2, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0004/2014),

–       gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–       gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 10 juli 2014[1],

–       gezien het advies van het Comité van de Regio's van 7 oktober 2014[2],

–       gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–       gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0249/2015),

1.      stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.      verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.      verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1) De afgelopen twintig jaar is er in de Unie aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van antropogene emissies in de lucht en de luchtkwaliteit dankzij een gericht beleid van de Unie, waaronder de mededeling van de Commissie van 2005 over de thematische strategie inzake luchtverontreiniging15. Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad16, waarin met ingang van 2010 maximumwaarden zijn vastgesteld voor de totale jaarlijkse emissies in de lidstaten van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen exclusief methaan (NMVOS), was van cruciaal belang voor het boeken van deze vooruitgang. Als gevolg hiervan zijn de SO2-emissies in de periode tussen 1990 en 2010 afgenomen met 82 %, de NOx-emissies met 47 %, de NMVOS-emissies met 56 % en de NH3-emissies met 28 %. Zoals evenwel wordt aangegeven in het programma "Schone lucht voor Europa" (de "herziene thematische strategie inzake luchtverontreiniging")17 worden het milieu en de menselijke gezondheid nog steeds bedreigd door aanzienlijke nadelige effecten en risico’s.

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

__________________

 

15Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 21 september 2005 – Thematische strategie inzake luchtverontreiniging, COM(2005) 446 final.

 

16Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22).

 

17Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement “Het programma “Schone lucht voor Europa””, (COM(2013) [xxx].

 

linguistic amendment – not voted

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) In het Zevende Milieuactieprogramma18 wordt de langetermijndoelstelling van de Unie voor het beleid inzake luchtkwaliteit bevestigd, te weten het bereiken van een luchtkwaliteit die niet leidt tot aanzienlijke nadelige effecten op en risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu, en wordt om die reden aangedrongen op de volledige naleving van de bestaande EU-wetgeving inzake luchtkwaliteit, strategische doelstellingen en maatregelen voor na 2020, vergroting van de inspanningen in gebieden waar de bevolking en ecosystemen worden blootgesteld aan hoge niveaus van luchtverontreinigende stoffen en versterking van de synergiën tussen wetgeving inzake luchtkwaliteit en de beleidsdoelstellingen van de Unie, met name op het gebied van klimaatverandering en biodiversiteit.

(2) In het Zevende Milieuactieprogramma18 wordt de langetermijndoelstelling van de Unie voor het beleid inzake luchtkwaliteit bevestigd, te weten het bereiken van een luchtkwaliteit die niet leidt tot aanzienlijke nadelige effecten op en risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu, en wordt om die reden aangedrongen op de volledige naleving van de bestaande EU-wetgeving inzake luchtkwaliteit, strategische doelstellingen en maatregelen voor na 2020, vergroting van de inspanningen in gebieden waar de bevolking en ecosystemen worden blootgesteld aan hoge niveaus van luchtverontreinigende stoffen en versterking van de synergiën tussen wetgeving inzake luchtkwaliteit en de beleidsdoelstellingen van de Unie, met name op het gebied van klimaatverandering en biodiversiteit. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de periode 2014-2020 biedt de lidstaten de mogelijkheid om bij te dragen aan de luchtkwaliteit met specifieke maatregelen. Toekomstige evaluatie zal leiden tot een beter begrip van de effecten van deze maatregelen.

__________________

__________________

18Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 “Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet”, COM(2012) 710 van 29.11.2012.

18Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 “Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet”, COM(2012) 710 van 29.11.2012.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis) De lidstaten en de Unie zijn partij bij het Verdrag van Minamata inzake kwik van 2013, dat tot doel heeft om de menselijke gezondheid en de bescherming van het milieu te verbeteren door de kwikemissies afkomstig van bestaande en nieuwe bronnen te verminderen. Het is de bedoeling dat deze richtlijn bijdraagt aan de vermindering van de emissies van kwik in de Unie, zoals vereist bij de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 28 januari 2005 over een Strategie van de Gemeenschap voor kwik en het Verdrag van Minamata inzake kwik.

Motivering

Als ondertekenende partijen bij het Verdrag van Minamata dienen de EU en de lidstaten er zorg voor te dragen dat de NEP-richtlijn bijdraagt tot de vermindering van de kwikemissies, die ernstige schadelijke gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid.

Amendement 4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) Het stelsel voor nationale emissieplafonds dat in Richtlijn 2001/81/EG is vastgesteld, dient derhalve te worden herzien om het in overeenstemming te brengen met de internationale verbintenissen van de Unie en de lidstaten.

(6) Het stelsel voor nationale emissieplafonds dat in Richtlijn 2001/81/EG is vastgesteld, dient derhalve te worden herzien om ervoor te zorgen dat de internationale verbintenissen van de Unie en de lidstaten worden nagekomen.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8) Deze richtlijn dient tevens bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de wetgeving van de Unie vastgestelde luchtkwaliteitsdoelstellingen, de verzachting van de effecten van klimaatverandering door het verminderen van de emissies van kortlevende verontreinigende stoffen die schadelijk zijn voor het klimaat, en tot de verbetering van de luchtkwaliteit wereldwijd.

(8) Deze richtlijn dient tevens op kostenefficiënte wijze bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de wetgeving van de Unie vastgestelde luchtkwaliteitsdoelstellingen, de verzachting van de effecten van klimaatverandering door het verminderen van de emissies van kortlevende verontreinigende stoffen die schadelijk zijn voor het klimaat naast de verbetering van de luchtkwaliteit wereldwijd, alsook door de synergieën met het klimaat- en energiebeleid van de Unie te verbeteren en overlapping met bestaande wetgeving van de Unie te voorkomen. Deze richtlijn moet in het bijzonder worden afgestemd op hetgeen door de Unie en op internationaal vlak gedaan wordt ten aanzien van klimaatverandering, waaronder het beleidskader klimaat en energie 2030 en de inspanningen gericht op het sluiten van een alomvattende, bindende mondiale klimaatovereenkomst.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis) Deze richtlijn dient ook bij te dragen tot de vermindering van de gezondheidsgerelateerde kosten van luchtverontreiniging in de Unie door de levenskwaliteit van de EU-burgers te verbeteren en de overgang naar een groene economie te bevorderen.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 ter) Om de emissies afkomstig van het zeevervoer te verminderen is het noodzakelijk om de door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) vastgestelde grenswaarden volledig en tijdig in te voeren en Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad strikt te handhaven1a. Daarnaast zijn verdere maatregelen ter beperking van de scheepvaartemissies noodzakelijk. Het is wenselijk dat de Unie en de lidstaten zich beraden op de vaststelling van nieuwe beheersgebieden voor emissies en binnen de IMO blijven streven naar een verdere vermindering van de emissies.

 

______________

 

1a Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (PB L 327 van 27.11.2012, blz. 1).

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9) De lidstaten hebben zich te houden aan in deze richtlijn voor 2020 en 2030 vastgestelde emissiereductieverbintenissen. Om aantoonbare vorderingen op weg naar de verbintenissen voor 2030 te waarborgen nemen de lidstaten intermediaire niveaus voor 2025 in acht, die worden bepaald op basis van een lineair traject tussen de emissieniveaus voor 2020 en de emissiereductieverbintenissen voor 2030, tenzij dit buitensporige kosten zou inhouden. Wanneer het onmogelijk blijkt de emissies in 2025 op dusdanige wijze te beperken, lichten de lidstaten de redenen hiervoor toe in de verslagen overeenkomstig deze richtlijn.

(9) Om de atmosferische emissies van luchtverontreinigende stoffen te beperken en op doeltreffende wijze bij te dragen aan de doelstelling van de Unie om een luchtkwaliteit te verwezenlijken die geen aanleiding geeft tot ingrijpende gevolgen en risico’s voor de gezondheid, en aan een vermindering van de afzetting van verzuring en eutrofiëring veroorzakende verontreinigende stoffen tot onder de kritische belastingwaarden en niveaus, worden in deze richtlijn bindende nationale emissiereductieverbintenissen voor 2020, 2025 en 2030 vastgesteld.

Amendement  9

Voorstel voor een verordening

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11) Om te bevorderen dat de emissiereductieverbintenissen en de intermediaire emissieniveaus op een kosteneffectieve manier worden nagekomen c.q. bereikt dient de lidstaten de mogelijkheid te worden geboden om ook de reductie van de emissies van de internationale zeevaart in aanmerking te nemen indien de emissies van die sector lager zijn dan de emissieniveaus die zouden voortvloeien uit de naleving van de normen in de wetgeving van de Unie, met inbegrip van de grenswaarden voor zwavel in brandstoffen die zijn vastgesteld in Richtlijn 1999/32/EG van de Raad21. De lidstaten moeten ook de mogelijkheid hebben om hun verbintenissen en intermediaire emissieniveaus op het gebied van methaan (CH4) gezamenlijk na te komen c.q. te bereiken en daartoe gebruik te maken van Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad22. Ter controle van de naleving van de nationale emissieplafonds, de emissiereductieverbintenissen en de intermediaire emissieniveaus kunnen de lidstaten hun nationale emissie-inventarissen aanpassen in het licht van verbeterd wetenschappelijk inzicht en verbeterde emissiemethodieken. De Commissie kan bezwaar maken tegen het gebruik van deze flexibiliteit door een lidstaat, indien niet aan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.

(11) Om te bevorderen dat de emissiereductieverbintenissen en de intermediaire emissieniveaus op een kosteneffectieve manier worden nagekomen c.q. bereikt, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om hun verbintenissen op het gebied van methaan (CH4) gezamenlijk na te komen c.q. te bereiken en daartoe gebruik te maken van Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad22. Ter controle van de naleving van de nationale emissieplafonds, de emissiereductieverbintenissen en de emissieniveaus kunnen de lidstaten hun nationale emissie-inventarissen aanpassen in het licht van verbeterd wetenschappelijk inzicht en verbeterde emissiemethodieken. De Commissie kan bezwaar maken tegen het gebruik van deze flexibiliteitsmogelijkheden door een lidstaat, indien niet aan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.

__________________

__________________

21Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (PB L 121 van 11.5.1999, blz. 13).

 

22 Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136).

22 Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136).

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) De lidstaten dienen een nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging vast te stellen en uit te voeren met het oog op het bereiken van de voor hen geldende eisen op het gebied van emissiereductie en intermediaire emissieniveaus en het leveren van een effectieve bijdrage aan het bereiken van de luchtkwaliteitsdoelstellingen van de Unie. De lidstaten dienen in verband hiermee rekening te houden met de noodzaak om de emissies te verminderen in zones en agglomeraties met te hoge concentraties aan luchtverontreinigende stoffen en/of in zones die aanzienlijk bijdragen aan de luchtverontreiniging in andere zones en agglomeraties, ook als die zich in de buurlanden bevinden. De nationale programma’s ter beperking van de luchtverontreiniging moeten derhalve bijdragen aan de geslaagde uitvoering van de luchtkwaliteitsplannen die in artikel 23 van Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad23 zijn vastgesteld.

(12) De lidstaten dienen een nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging vast te stellen en uit te voeren met het oog op het bereiken van de voor hen geldende eisen op het gebied van emissiereductie en het leveren van een effectieve bijdrage aan het bereiken van de luchtkwaliteitsdoelstellingen van de Unie. De lidstaten dienen in verband hiermee rekening te houden met de noodzaak om de emissies te verminderen in zones en agglomeraties met te hoge concentraties aan luchtverontreinigende stoffen en/of in zones die aanzienlijk bijdragen aan de luchtverontreiniging in andere zones en agglomeraties, ook als die zich in de buurlanden bevinden. De nationale programma’s ter beperking van de luchtverontreiniging moeten derhalve bijdragen aan de geslaagde uitvoering van de luchtkwaliteitsplannen die in artikel 23 van Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad23 zijn vastgesteld.

__________________

__________________

23 Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).

23 Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Om de atmosferische emissies van NH3 en PM2,5 uit de voornaamste bronnen te verminderen dienen de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging maatregelen te omvatten die van toepassing zijn op de landbouwsector. De lidstaten dient de mogelijkheid te worden geboden om andere maatregelen toe te passen dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld, mits deze onder de gegeven nationale omstandigheden een gelijkwaardig niveau van milieubescherming bieden.

(13) Om de atmosferische emissies van NH3, CH4 en PM2,5 uit de voornaamste bronnen te verminderen dienen de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging maatregelen te omvatten die van toepassing zijn op de landbouwsector. Deze maatregelen moeten kosteneffectief zijn en gebaseerd zijn op specifieke informatie en gegevens, waarbij rekening wordt gehouden met de wetenschappelijke vooruitgang en met de maatregelen die eerder door de lidstaten zijn genomen. Bovendien is het wenselijk om op Unieniveau uit te wisselen richtsnoeren te ontwikkelen voor goede praktijken inzake het gebruik van NH3 in de landbouw met als doel deze emissies te reduceren. De lidstaten dient de mogelijkheid te worden geboden om andere maatregelen toe te passen dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld, mits deze onder de gegeven nationale omstandigheden een gelijkwaardig niveau van milieubescherming bieden.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(13 bis) Om de emissies uit de voornaamste bronnen te verminderen dienen de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging maatregelen te omvatten voor alle betrokken sectoren, met inbegrip van de landbouw, de industrie, het wegvervoer, niet voor de weg bestemde verplaatsbare machines, de binnenscheepvaart en de nationale kustvaart, huisverwarming en oplosmiddelen. De lidstaten dient de mogelijkheid te worden geboden om andere maatregelen toe te passen dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld, mits deze, rekening houdend met de nationale omstandigheden, een gelijkwaardig niveau van milieubescherming bieden.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(13 ter) Indien zij maatregelen nemen die worden opgenomen in nationale luchtcontroleprogramma´s van toepassing op de landbouwsector, dienen lidstaten ervoor te zorgen dat volledig rekening wordt gehouden met de effecten op kleine en middelgrote landbouwbedrijven en dat deze effecten geen grote extra kosten met zich meebrengen die dergelijke bedrijven niet kunnen dragen. Verbetering van de luchtkwaliteit moet worden bereikt door middel van evenredige maatregelen die de toekomst van landbouwbedrijven veiligstellen. De nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging dienen een evenwicht te bewerkstelligen tussen veehouderij en beperking van de verontreiniging.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 13 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(13 quater) De maatregelen die in het kader van de nationale luchtcontroleprogramma´s worden genomen om de NH3-, CH4-, en PM2,5-emissies in de landbouwsector te voorkomen, moeten in aanmerking komen voor financiële steun uit, onder meer, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, met name maatregelen door kleine en middelgrote landbouwbedrijven waarvoor grote veranderingen van de werkmethodes of aanzienlijke investeringen vereist zijn, zoals extensieve begrazing, agro-ecologie, anaërobe vergisting door landbouwafval voor de productie van biogas, en dierenverblijfsystemen met geringe emissie.

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 14 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(14 bis) Ter verbetering van de luchtkwaliteit, met name in stedelijke gebieden, dienen de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging maatregelen te omvatten om de emissies van stikstofoxiden en stofdeeltjes in deze gebieden te verminderen.

Motivering

De lidstaten moeten niet alleen technische oplossingen op EU-niveau (bijv. Euronormen) invoeren, maar ook niet-technische maatregelen uitwerken, goedkeuren en invoeren die de door voertuigen veroorzaakte luchtverontreiniging fors kunnen verminderen en de volksgezondheid en het milieu kunnen verbeteren.

Amendement  16

Voorstel voor een verordening

Overweging 15 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(15 bis) Overeenkomstig het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden en de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie dient het publiek een ruime toegang tot de rechter te genieten om de doeltreffende tenuitvoerlegging en handhaving van deze richtlijn te verzekeren en bij te dragen tot de bescherming van het recht in een milieu te leven dat passend is voor persoonlijke gezondheid en welzijn.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(15 ter) Milieu-inspecties en markttoezicht zijn noodzakelijk om de doeltreffendheid van deze richtlijn te garanderen evenals die van de maatregelen die worden getroffen met het oog op de verwezenlijking van de bijbehorende doelstellingen.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 15 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(15 quater) Bij het beoordelen van de synergieën tussen het luchtkwaliteitsbeleid en het klimaat- en energiebeleid van de EU dient de Commissie rekening te houden met de studie van de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement getiteld "Luchtkwaliteit - aanvullende effectbeoordeling van de interactie tussen het luchtkwaliteitsbeleid en het klimaat- en energiebeleid van de EU".

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 21

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(21) Teneinde rekening te houden met de technische ontwikkelingen moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen betreffende de wijziging van de in bijlage I, alsook deel 1 van bijlage III, bijlage IV en bijlage V vastgestelde rapportagerichtsnoeren om deze aan de technische vooruitgang aan te passen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De Commissie dient er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor te zorgen dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op gepaste wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden.

(21) Teneinde rekening te houden met de technische ontwikkelingen moet aan de Commissie voor een bepaalde periode de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen betreffende de wijziging van de in bijlage I, alsook deel 1 van bijlage III, bijlage IV en bijlage V vastgestelde rapportagerichtsnoeren om deze aan de technische vooruitgang aan te passen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De Commissie dient er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor te zorgen dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op gepaste wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden.

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 23

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(23) De lidstaten dienen regels vast te stellen inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en zij dienen ervoor te zorgen dat deze regels ten uitvoer worden gelegd. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Taalkundig wijzigingsvoorstel - niet in stemming gebracht

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 26 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(26 bis) De kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten dienen hun nationale wetten zoveel mogelijk op deze richtlijn af te stemmen.

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 1 - alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Deze richtlijn heeft tot doel de atmosferische emissies van verzuring en eutrofiëring veroorzakende verontreinigende stoffen, ozonprecursoren, primaire stofdeeltjes, precursoren van secundaire stofdeeltjes en andere luchtverontreinigende stoffen te beperken en op die manier een bijdrage te leveren aan:

 

(a) de langetermijndoelstelling van de Unie om te komen tot niveaus van luchtkwaliteit die niet leiden tot een aanzienlijk negatief effect op en een gevaar voor de volksgezondheid en het milieu, overeenkomstig de door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerde luchtkwaliteitsrichtsnoeren;

 

(b) de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van biodiversiteit en ecosystemen door vermindering van de afzetting en het niveau van verzuring en eutrofiëring veroorzakende verontreinigende stoffen en andere verontreinigende stoffen, met inbegrip van ozon op leefniveau, tot onder de kritische belastingwaarden en niveaus;

 

(c) de verwezenlijking van de in de wetgevingshandelingen van de Unie vastgestelde luchtkwaliteitsdoelstellingen;

 

(d) de verzachting van de effecten van klimaatverandering door het verminderen van de emissies van kortlevende verontreinigende stoffen die schadelijk zijn voor het klimaat en door de synergieën met het klimaat- en energiebeleid van de Unie te verbeteren;

 

Deze richtlijn wordt in het bijzonder afgestemd op hetgeen door de Unie en op internationaal vlak gedaan wordt ten aanzien van klimaatverandering, waaronder het beleidskader klimaat en energie 2030 en de inspanningen gericht op het sluiten van een alomvattende, bindende mondiale klimaatovereenkomst.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – punt 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. "kritische belasting": de kwantitatieve schatting van een blootstelling aan een of meer verontreinigende stoffen waarbeneden volgens de huidige kennis geen significante schadelijke gevolgen op nader gespecificeerde kwetsbare milieucomponenten optreden;

Motivering

Deze definitie is afgeleid van de tekst in de bestaande NEC-richtlijn (2001/81/EG) en zorgt voor duidelijkheid en consistentie.

Amendement  24

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 3 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 ter. "kritisch niveau": de concentratie van verontreinigende stoffen in de atmosfeer waarboven er volgens de huidige kennis voor receptoren als mensen, planten, ecosystemen of materialen rechtstreekse schadelijke gevolgen kunnen optreden;

Motivering

Deze definitie is afgeleid van de tekst in de bestaande NEC-richtlijn (2001/81/EG) en zorgt voor duidelijkheid en consistentie.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – punt 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 bis. "ozon op leefniveau": ozon in het laagste gedeelte van de troposfeer;

Motivering

Deze definitie is afgeleid van de tekst in de bestaande NEC-richtlijn (2001/81/EG) en zorgt voor duidelijkheid en consistentie.

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – punt 4 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 ter. "vluchtige organische stoffen" (VOS): alle organische stoffen van antropogene aard, met uitzondering van methaan, die onder de invloed van zonlicht door reactie met stikstofoxiden fotochemische oxidantia kunnen produceren.

Motivering

Deze definitie is afgeleid van de tekst in de bestaande NEC-richtlijn (2001/81/EG) en zorgt voor duidelijkheid en consistentie.

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – punt 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. "vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan" (NMVOS): alle organische verbindingen van antropogene aard met uitzondering van methaan, die fotochemische oxidatiemiddelen kunnen vormen door reactie met stikstofoxiden in aanwezigheid van zonlicht;

5. "vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan" (NMVOS): alle organische verbindingen van antropogene oorsprong met uitzondering van methaan, die fotochemische oxidatiemiddelen kunnen vormen door reactie met stikstofoxiden in aanwezigheid van zonlicht;

Motivering

Taalkundig wijzigingsvoorstel - niet in stemming gebracht

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – punt 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

6 bis. "nationaal emissieplafond": de maximumhoeveelheid van een stof, uitgedrukt in kiloton, die in een kalenderjaar door een lidstaat mag worden uitgestoten;

Motivering

Deze definitie is afgeleid van de tekst in de bestaande NEC-richtlijn (2001/81/EG) en zorgt voor duidelijkheid en consistentie.

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – punt 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

9. "internationale zeevaart": reizen over zee en in de kustwateren door vaartuigen van alle vlaggen, uitgezonderd vissersvaartuigen, die vertrekken van het grondgebied van het ene land en aankomen op het grondgebied van een ander land;

Schrappen

Amendement  30

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 3 – punt 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

12 bis. "bronspecifiek luchtverontreinigingsbeleid van de EU": verordeningen of richtlijnen die, onafhankelijk van de verplichtingen die in deze verordeningen of richtlijnen zijn bepaald, al dan niet gedeeltelijk als doel hebben de emissies van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS), ammoniak (NH3), stofdeeltjes (PM2,5) en methaan (CH4) te verminderen door mitigerende maatregelen aan de bron te treffen, waaronder in ieder geval, maar niet uitsluitend, de vermindering van emissies bereikt door:

 

- Richtlijn 94/63/EG1a;

 

- Richtlijn 97/68/EG1b;

 

- Richtlijn 98/70/EG1c;

 

- Richtlijn 1999/32/EG1d;

 

- Richtlijn 2009/126/EG1e;

 

- Richtlijn 2004/42/EG1f;

 

- Richtlijn 2007/46/EG1g, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 715/20071h;

 

- Verordening (EG) nr. 79/20061i;

 

Verordening (EG) nr. 595/20091j en Verordening (EG) nr. 661/20091k;

 

- Richtlijn 2010/75/EU1l;

 

- Verordening (EU) nr. 167/20131m;

 

- Verordening (EU) nr. 168/20131n;

 

- Richtlijn 2014/94/EU1o;

 

_______________________

 

1a Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 24).

 

1b Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1).

 

1c Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58).

 

1d Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (PB L 121 van 11.5.1999, blz. 13).

 

1e Richtlijn 2009/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 36).

 

1f Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 87).

 

1g Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (Voor de EER relevante tekst) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).

 

1h Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).

 

1i Verordening (EG) nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 35 van 4.2.2009, blz. 32).

 

1j Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1).

 

1k Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1).

 

1l Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334, 17.12.2010, blz. 17).

 

1m Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1).

 

1n Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 52).

 

1o Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1).

Motivering

In verband met de ambities op het gebied van betere regelgeving van de nieuwe Commissie wordt het "bronspecifiek luchtverontreinigingsbeleid van de EU" in de richtlijn opgenomen. Bij het beleid inzake luchtkwaliteit dient voortaan rekening te worden gehouden met en een evaluatie te worden uitgevoerd van de tenuitvoerlegging van het bronspecifiek luchtverontreinigingsbeleid van de EU teneinde overlappingen te voorkomen, de synergie te versterken en inzicht te verwerven in de redenen waarom bepaalde lidstaten al dan niet resultaten bereiken.

Amendement  31

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 12 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

12 ter. "betrokken publiek": het publiek dat gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van of belanghebbende is bij de emissies van luchtverontreinigende stoffen in de atmosfeer; voor de toepassing van deze definitie worden niet-gouvernementele organisaties die zich voor milieubescherming inzetten, consumentenorganisaties, organisaties die de belangen van kwetsbare bevolkingsgroepen behartigen en andere relevante instellingen voor gezondheidszorg die aan de eisen van het nationale recht voldoen, geacht belanghebbende te zijn;

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten beperken op zijn minst hun jaarlijkse antropogene emissies van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS), ammoniak (NH3), stofdeeltjes (PM2,5) en methaan (CH4) overeenkomstig de nationale emissiereductieverbintenissen die gelden vanaf 2020 en 2030, zoals vastgesteld in bijlage II.

1. De lidstaten beperken op zijn minst hun jaarlijkse antropogene emissies van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS), ammoniak (NH3), stofdeeltjes (PM2,5), en kwik (Hg) overeenkomstig de nationale emissiereductieverbintenissen die gelden vanaf 2020, 2025 en 2030, zoals vastgesteld in bijlage II.

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 - lid 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis. De lidstaten beperken op zijn minst hun jaarlijkse antropogene emissies van methaan (CH4) overeenkomstig de nationale emissiereductieverbintenissen die gelden vanaf 2030, zoals vastgesteld in bijlage II.

Amendement  34

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 2 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Onverminderd lid 1 treffen de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen die geen buitensporige kosten met zich brengen om hun antropogene emissies van SO2, NOx, NMVOS, NH3, PM2,5 en CH4 in 2025 te beperken. Het niveau daarvan wordt bepaald op basis van verkochte brandstof, aan de hand van een lineaire reductietraject tussen hun emissieniveaus voor 2020 en de emissieniveaus bij naleving van de voor 2030 vastgestelde emissiereductieverbintenissen.

De lidstaten geven in de bij de Commissie in te dienen verslagen overeenkomstig artikel 9 van deze richtlijn updates over de vorderingen die zij boeken bij de verwezenlijking van hun nationale emissiereductieverbintenissen.

Amendement  35

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 - lid 3 - inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De volgende emissies worden niet in aanmerking genomen teneinde te voldoen aan de leden 1 en 2:

De volgende emissies worden niet in aanmerking genomen teneinde te voldoen aan lid 1:

Amendement  36

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 - lid 3 - letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) emissies van de zeevaart, onverminderd artikel 5, lid 1.

(d) emissies van de internationale zeevaart.

Amendement  37

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Ter nakoming van de in bijlage II vastgestelde intermediaire emissieniveaus voor 2025 overeenkomstig artikel 4, lid 2, en naleving van de nationale emissiereductieverbintenissen die met ingang van 2030 gelden voor NOx, SO2 en PM2,5, mogen de lidstaten de vermindering van de emissies van NOx, SO2 en PM2,5 van de internationale zeevaart compenseren met emissies van NOx, SO2 en PM2,5 uit andere bronnen gedurende hetzelfde jaar, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

Schrappen

(a) de emissiereducties doen zich voor in de zeegebieden die vallen binnen de territoriale wateren, de exclusieve economische zones of de zones met verontreinigingsbeheersing van de lidstaten indien er dergelijke zones zijn ingesteld;

 

(b) de lidstaten hebben doeltreffende monitorings- en inspectiemaatregelen vastgesteld en uitgevoerd om ervoor te zorgen dat deze flexibiliteit naar behoren wordt benut;

 

(c) de lidstaten hebben maatregelen uitgevoerd om lagere emissies van NOx, SO2 en PM2,5 van de internationale zeevaart te bereiken dan de emissieniveaus die zouden worden verwezenlijkt met de naleving van de normen van de Unie die gelden voor de emissies van NOx, SO2 en PM2,5, en zij hebben aangetoond dat de kwantificering van de aanvullende emissiereducties als gevolg van deze maatregelen toereikend is;

 

(d) de lidstaten hebben niet meer dan 20 % van de overeenkomstig punt c) berekende vermindering van de emissies van NOx, SO2 en PM2,5 gecompenseerd, mits deze compensering niet leidt tot niet-naleving van de nationale emissiereductieverbintenissen voor 2020, zoals vastgesteld in bijlage II.

 

Amendement  38

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 - lid 2 - inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten mogen hun verbintenissen op het gebied van de reductie van methaanemissies en de intermediaire emissieniveaus, zoals bedoeld in bijlage II, gezamenlijk nakomen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

De lidstaten mogen hun verbintenissen op het gebied van de reductie van methaanemissies, zoals bedoeld in bijlage II, gezamenlijk nakomen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

Amendement  39

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 - lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten kunnen aangepaste nationale emissie-inventarissen vaststellen voor SO2, NOx, NH3, NMVOS en PM2,5 in overeenstemming met bijlage IV, wanneer de toepassing van verbeterde en overeenkomstig de stand van de wetenschappelijke kennis geactualiseerde methoden voor de emissie-inventarissen zou leiden tot niet-nakoming van hun nationale emissiereductieverbintenissen of hun intermediaire emissieniveaus.

3. De lidstaten kunnen aangepaste nationale emissie-inventarissen vaststellen voor SO2, NOx, NH3, NMVOS en PM2,5, in overeenstemming met bijlage IV, wanneer de toepassing van verbeterde en overeenkomstig de stand van de wetenschappelijke kennis geactualiseerde methoden voor de emissie-inventarissen zou leiden tot niet-nakoming van hun nationale emissiereductieverbintenissen.

Motivering

De rapporteur is van mening dat de verbintenissen in het kader van de richtlijn inzake nationale emissieplafonds ook voor 2025 moeten gelden, waarmee de verwijzing naar intermediaire emissieniveaus overbodig wordt.

Amendement  40

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 - lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Lidstaten die voornemens zijn om de leden 1, 2 en 3 toe te passen stellen de Commissie hiervan uiterlijk op 30 september van het jaar voorafgaand aan het desbetreffende rapportagejaar op de hoogte. De daartoe verstrekte informatie bevat een overzicht van de verontreinigende stoffen en sectoren in kwestie en, indien beschikbaar, een beschrijving van de mate waarin de nationale emissie-inventarissen hierdoor worden beïnvloed.

4. Lidstaten die voornemens zijn om een van de flexibiliteitsmogelijkheden van deze richtlijn toe te passen stellen de Commissie hiervan uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het desbetreffende rapportagejaar op de hoogte. De daartoe verstrekte informatie bevat een overzicht van de verontreinigende stoffen en sectoren in kwestie en, indien beschikbaar, een beschrijving van de mate waarin de nationale emissie-inventarissen hierdoor worden beïnvloed.

Motivering

Door het voorstel van de Commissie wordt de rapportagedatum voor de voorlopige emissies van het voorgaande jaar vervroegd van 31 december naar 30 september. Dat biedt niet genoeg tijd om gegevens te verzamelen en de kwaliteit ervan te waarborgen.

Amendement  41

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 5 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, beoordeelt of het gebruik van de flexibiliteit voor een bepaald jaar aan de toepasselijke vereisten en criteria voldoet.

De Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, beoordeelt of het gebruik van een flexibiliteit of aanpassing voor een bepaald jaar aan de toepasselijke vereisten en criteria voldoet.

Amendement  42

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 5 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Indien de Commissie binnen negen maanden na ontvangst van het in artikel 7, leden 4, 5 en 6, bedoelde rapport geen bezwaren heeft gemaakt, gaat de betrokken lidstaat ervan uit dat het gebruik van de toegepaste flexibiliteit is aanvaard en geldig is voor dat jaar. Indien de Commissie van oordeel is dat het gebruik van een flexibiliteit niet aan de toepasselijke vereisten en criteria voldoet, stelt zij een besluit vast en brengt zij de lidstaat van de afwijzing op de hoogte.

Indien de Commissie binnen zes maanden na ontvangst van het in artikel 7, leden 5 en 6, bedoelde rapport geen bezwaren heeft gemaakt, gaat de betrokken lidstaat ervan uit dat het gebruik van de toegepaste flexibiliteit is aanvaard en geldig is voor dat jaar. Indien de Commissie van oordeel is dat het gebruik van een flexibiliteit niet aan de toepasselijke vereisten en criteria voldoet, stelt zij ten laatste negen maanden na de datum van ontvangst van het bedoelde rapport een besluit vast en brengt zij de lidstaat van de afwijzing op de hoogte. Het besluit gaat vergezeld van een rechtvaardiging.

Amendement  43

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 - lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin gedetailleerde regels worden neergelegd voor het gebruik van de flexibiliteit als bedoeld in de leden 1, 2 en 3, overeenkomstig de in artikel 14 beschreven onderzoeksprocedure.

6. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin gedetailleerde regels worden neergelegd voor het gebruik van een flexibiliteit als bedoeld in de leden 2 en 3, overeenkomstig de in artikel 14 beschreven onderzoeksprocedure.

Amendement  44

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Overeenkomstig deel 2 van bijlage III stellen de lidstaten een nationaal programma op voor de beperking van de luchtverontreiniging en keuren dit goed teneinde hun jaarlijkse antropogene emissies overeenkomstig artikel 4 te kunnen beperken.

1. Overeenkomstig deel 2 van bijlage III stellen de lidstaten een nationaal programma op voor de beperking van de luchtverontreiniging en keuren dit goed teneinde hun jaarlijkse emissies overeenkomstig artikel 4 te kunnen beperken en de doelstellingen van deze richtlijn uit hoofde van artikel 1 te kunnen verwezenlijken.

Amendement  45

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 – alinea 1 – letter a bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(a bis) de kosteneffectiviteit van emissiereductiemaatregelen in overweging nemen en rekening houden met emissiereducties die zijn verwezenlijkt of die, indien de lidstaat zijn emissiereductiemaatregelen voorrang geeft, kunnen worden verwezenlijkt door toepassing van de bestaande Uniewetgeving;

Amendement  46

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 2 - alinea 1 - letter a ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(a ter) voorrang geven aan specifieke beleidsmaatregelen ter vermindering van de gezondheidsrisico´s voor kwetsbare groepen en ter waarborging van de naleving van de in bijlage XIV, deel B, van Richtlijn 2008/50/EG vastgestelde streefwaarde inzake vermindering van de blootstelling;

Amendement  47

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 – alinea 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) rekening houden met de noodzaak de emissies van luchtverontreinigende stoffen te verminderen om de luchtkwaliteitsdoelstellingen op hun grondgebieden en in voorkomend geval in de naburige lidstaten te verwezenlijken;

(b) de emissies van luchtverontreinigende stoffen verminderen om de luchtkwaliteitsdoelstellingen op hun grondgebieden, met name de grenswaarden op grond van Richtlijn 2008/50/EG, en in voorkomend geval in de naburige lidstaten te verwezenlijken;

Amendement  48

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 – alinea 1 – letter b bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b bis) de aanvullende emissiereducties kwantificeren die noodzakelijk zijn om tegen 2030 te voldoen aan normen inzake de kwaliteit van de omgevingslucht die gelijk zijn aan of strenger zijn dan de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen normen;

Amendement  49

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 2 - alinea 1 - letter b ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b ter) de aanvullende emissiereducties kwantificeren die noodzakelijk zijn om tegen 2030 de kritieke belastingwaarden en niveaus met het oog op de bescherming van het milieu te bereiken;

Amendement  50

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 2 - alinea 1 - letter b quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b quater) relevante maatregelen vaststellen om de onder b bis) en b ter) vermelde doelstellingen te behalen.

Amendement  51

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 – alinea 1 – letter c bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(c bis) de overschakeling op investeringen ten behoeve van schone en efficiënte technologieën en duurzame productie steunen met behulp van fiscale prikkels;

Amendement  52

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 – alinea 1 – letter c ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(c ter) de mate beoordelen waarin de verschillende nationale geografische gebieden verschillen wat hun behoeften en moeilijkheden op het gebied van de aanpak van luchtverontreiniging betreft;

Amendement  53

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 – alinea 1 – letter d bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d bis) waarborgen dat de desbetreffende bevoegde autoriteiten toezien op de doeltreffendheid van de maatregelen die lidstaten doorvoeren om aan deze Richtlijn te voldoen en, in voorkomend geval, de bevoegdheid hebben om in te grijpen.

Amendement  54

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. De Commissie ziet erop toe dat al het bronspecifieke luchtverontreinigingsbeleid van de EU geschikt is voor het beoogde doel en bijdraagt tot de verwezenlijking van de luchtkwaliteitsdoelstellingen van de Unie.

 

Hiertoe keuren de Commissie en de lidstaten het voorstel voor een nieuwe verordening inzake feitelijke emissies tijdens het rijden voor Euro 6 dat momenteel wordt besproken, onmiddellijk goed.

 

De nieuwe typegoedkeuringsmethode wordt uiterlijk in 2017 ingevoerd en moet ervoor zorgen dat verontreinigende stoffen zoals NOx, en stofdeeltjes (PMs, 5 en PM10) op doeltreffende wijze worden beperkt onder conformiteitsfactoren, die noodzakelijk zijn om werkelijke rijomstandigheden na te bootsen.

 

Deze conformiteitsfactoren dienen strikt te zijn en zo te zijn gekwantificeerd dat zij alleen overeenstemmen met de onzekerheid van de testprocedure met betrekking tot de feitelijke emissies tijdens het rijden.

Amendement  55

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 2 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 ter. De lidstaten stellen een systeem van regelmatige en incidentele milieu-inspecties van, markttoezicht op en openbare rapportage over mobiele en stationaire bronnen in om ervoor te zorgen dat de beleidsmaatregelen op doeltreffende wijze bijdragen tot emissiereducties onder reële bedrijfsomstandigheden;

 

Uiterlijk ... * presenteert de Commissie een wetgevingsvoorstel voor een Uniebreed systeem voor het onder daadwerkelijke gebruiksomstandigheden testen van en rapporteren over emissienormen voor lichte voertuigen door de bevoegde autoriteit in kwestie, teneinde te waarborgen dat voertuigen en motoren gedurende hun volledige levenscyclus voldoen aan Euro 6-normen.

 

______________

 

*OJ: gelieve datum in te voeren twee jaar na de datum van omzetting van deze richtlijn.

Amendement  56

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De lidstaten kunnen een stapsgewijze afschaffing van bronnen van emissies op geringe hoogte bevorderen door de vervanging van doorlatende slangen die toepassing vinden in het vervoer en bij het betanken van voertuigen, door emissievrije technologie op het gebied van slangen te stimuleren.

Motivering

Koolwaterstoffen dragen bij tot de vorming van ozon op leefniveau. Uit traditionele tankslangen kunnen koolwaterstoffen ontsnappen. Dit kan worden voorkomen door moderne, emissievrije betankingssystemen te gebruiken.

Amendement  57

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 4 - letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) de lidstaten besluiten een van de in artikel 5 vastgestelde mogelijkheden tot flexibiliteit te benutten.

(b) de lidstaten besluiten een in artikel 5 vastgestelde mogelijkheid tot flexibiliteit te benutten.

 

 

Amendement  58

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 4 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

In de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging wordt aangegeven of de lidstaten voornemens zijn gebruik te maken van een flexibiliteit als bedoeld in artikel 5.

Amendement  59

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. De lidstaten raadplegen, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Unie, het publiek en de bevoegde autoriteiten, voor wie de uitvoering van de nationale programma’s ter beperking van de luchtverontreiniging gevolgen kan hebben vanwege hun specifieke verantwoordelijkheden op milieugebied die verband houden met luchtverontreiniging, kwaliteit en management op alle niveaus, over hun ontwerp voor een nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging en over eventuele belangrijke wijzigingen voordat ze hier een definitieve vorm aan geven. In voorkomend geval worden grensoverschrijdende raadplegingen georganiseerd overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Unie.

5. De lidstaten raadplegen, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Unie, het publiek en de bevoegde autoriteiten, voor wie de uitvoering van de nationale programma’s ter beperking van de luchtverontreiniging gevolgen kan hebben vanwege hun specifieke verantwoordelijkheden op milieugebied die verband houden met luchtverontreiniging, kwaliteit en management op alle niveaus, over hun ontwerp voor een nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging en over alle wijzigingen voordat ze hier een definitieve vorm aan geven. Deze raadplegingen omvatten de desbetreffende lokale of regionale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het emissiereductiebeleid in specifieke zones en/of agglomeraties, met inbegrip van zones en/of agglomeraties die zich in ten minste twee lidstaten bevinden.

Amendement  60

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 5 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De lidstaten zorgen er overeenkomstig de desbetreffende Uniewetgeving voor dat leden van het publiek in kwestie worden geraadpleegd in een vroeg stadium van de opstelling en herziening van de nationale ontwerpprogramma’s ter beperking van de luchtverontreiniging en in geval van eventuele wijzigingen van deze programma´s alvorens deze een definitieve vorm krijgen. In voorkomend geval worden grensoverschrijdende raadplegingen georganiseerd overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Unie, met inbegrip van artikel 25 van Richtlijn 2008/50/EG.

Amendement  61

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

5 bis. De lidstaten geven hun eigen instantie van onafhankelijke deskundigen de opdracht om het ontwerp van nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging te evalueren teneinde de nauwkeurigheid van de informatie en de toereikendheid van de in deze programma´s vervatte beleidsmaatregelen te boordelen. De resultaten van deze evaluatie worden openbaar gemaakt voordat het ontwerp van nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging wordt gepubliceerd teneinde een betekenisvolle deelname van het publiek te garanderen.

Amendement  62

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 6 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De Commissie verschaft richtsnoeren voor emissiereductiemaatregelen die niet zijn opgenomen in deel 1 van bijlage III, onder meer met betrekking tot huisverwarming en wegvervoer, die de lidstaten in het nationale programma ter beperking van de luchtverontreiniging kunnen opnemen.

Amendement  63

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

8. De Commissie kan richtsnoeren vaststellen met betrekking tot de uitwerking en uitvoering van nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging.

8. De Commissie stelt richtsnoeren vast met betrekking tot de uitwerking en uitvoering van nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging.

Amendement  64

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 - lid 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

9. De Commissie kan tevens in de vorm van uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen ten aanzien van de opmaak en de noodzakelijke informatie over de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging van de lidstaten. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14 bedoelde onderzoeksprocedure.

9. De Commissie stelt tevens in de vorm van uitvoeringshandelingen voorschriften vast ten aanzien van de opmaak en de noodzakelijke informatie over de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging van de lidstaten. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14 bedoelde onderzoeksprocedure.

Motivering

Om voor een geharmoniseerde vorm van de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging te zorgen, is een uitvoeringshandeling noodzakelijk.

Amendement 65

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 6 bis

 

Clean Air Fund

 

De Commissie faciliteert de toegang tot financiële ondersteuning, teneinde te waarborgen dat passende maatregelen kunnen worden genomen om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken.

 

Dit behelst beschikbare financiering van onder andere:

 

(a) landbouwfinanciering, waaronder zoals beschikbaar in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid 2014-2020, zoals gewijzigd tijdens de tussentijdse toetsing in 2017 met het oog op de opname van "luchtkwaliteit" als een "publiek goed", onder speciale verwijzing naar ammoniak of methaan, of allebei, teneinde de lidstaten en de relevante regionale en plaatselijke autoriteiten in staat te stellen middels specifieke maatregelen bij te dragen aan emissiereducties, en daar ondersteuning voor te bieden;

 

(b) toekomstige werkprogramma´s van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie;

 

(c) de Europese structuur- en investeringsfondsen;

 

(d) de financieringsinstrumenten voor acties op het gebied van milieu en klimaat, zoals LIFE;

 

(e) combinaties van bovengenoemde bronnen.

 

De Commissie ziet erop toe dat de financieringsprocedures eenvoudig, transparant en toegankelijk zijn voor verschillende geledingen van de overheid.

 

De Commissie onderzoekt of het mogelijk is één loket in te stellen waar instanties informatie kunnen opvragen over de beschikbare fondsen en de procedures in verband met de toegang tot projecten om problemen als gevolg van luchtverontreiniging aan te pakken.

Amendement  66

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 1 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Voor de in tabel B van bijlage I vermelde verontreinigende stoffen dienen de lidstaten nationale emissie-inventarissen op te stellen die zij jaarlijks actualiseren overeenkomstig de daarin vastgestelde vereisten.

Voor de in tabel B van bijlage I vermelde verontreinigende stoffen stellen de lidstaten nationale emissie-inventarissen op die zij jaarlijks actualiseren overeenkomstig de daarin vastgestelde vereisten.

Motivering

Rapportage door de lidstaten dient verplicht te zijn. Taalkundig wijzigingsvoorstel - niet in stemming gebracht

Amendement  67

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 - lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De lidstaten die gebruikmaken van de flexibiliteit krachtens artikel 5, lid 1, nemen de volgende informatie op in het informatieve inventarisrapport voor het desbetreffende jaar:

Schrappen

(a) de hoeveelheden emissies van NOx, SO2 en PM2,5 die zouden zijn vrijgekomen indien het gebied met emissiebeheersing er niet was geweest;

 

(b) de emissiereductieniveaus die zijn bereikt in het gedeelte van het gebied met emissiebeheersing van de lidstaat overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder c);

 

(c) de mate waarin de desbetreffende lidstaat gebruik heeft gemaakt van deze flexibiliteit;

 

(d) alle aanvullende gegevens die de Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, naar oordeel van de lidstaten nodig heeft om een volledige evaluatie te kunnen uitvoeren van de omstandigheden waaronder de flexibiliteit is toegepast.

 

Amendement  68

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 - lid 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

7. De lidstaten stellen de emissie-inventarissen, met inbegrip van aangepaste emissie-inventarissen, emissieprognoses en het informatieve inventarisrapport, op overeenkomstig bijlage IV.

7. De lidstaten stellen de emissie-inventarissen, indien van toepassing met inbegrip van aangepaste emissie-inventarissen, emissieprognoses en het informatieve inventarisrapport, op overeenkomstig bijlage IV.

Motivering

De aangepaste emissie-inventarissen worden uitsluitend opgesteld in het geval dat de lidstaten voor de flexibiliteit kiezen die hen in artikel 5, lid 3, wordt geboden.

Amendement 69

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nadelige effecten van de luchtverontreiniging op ecosystemen, voor zover mogelijk, worden gemonitord overeenkomstig de voorschriften van bijlage V.

1. De lidstaten monitoren de nadelige effecten van de luchtverontreiniging op ecosystemen, overeenkomstig de voorschriften van bijlage V.

Amendement  70

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten stemmen in voorkomend geval de monitoring van de effecten van de luchtverontreiniging af op andere monitoringsprogramma's die zijn vastgesteld uit hoofde van de wetgeving van de Unie, waaronder Richtlijn 2008/50/EG en Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad30.

2. De lidstaten stemmen de monitoring van de effecten van de luchtverontreiniging af op andere monitoringsprogramma's die zijn vastgesteld uit hoofde van de wetgeving van de Unie, waaronder Richtlijn 2008/50/EG en Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad30.

__________________

__________________

30 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

30 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

Amendement  71

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 – lid 1 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten leggen hun nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging [binnen drie maanden na de in artikel 17 genoemde datum, in te vullen door het Bureau voor publicaties] en de latere bijwerkingen daarvan om de twee jaar aan de Commissie voor.

De lidstaten leggen hun nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging uiterlijk ...* en de latere bijwerkingen daarvan om de twee jaar aan de Commissie voor.

 

_________________

 

* PB: Gelieve de datum in te vullen zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

Amendement  72

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 – lid 1 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Wanneer een nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging overeenkomstig artikel 6, lid 4, is geactualiseerd, stelt de betrokken lidstaat de Commissie daarvan binnen twee maanden op de hoogte.

Wanneer een nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging overeenkomstig artikel 6, lid 4, is geactualiseerd, deelt de betrokken lidstaat het bijgewerkte programma binnen twee maanden aan de Commissie mee.

Amendement  73

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 – lid 2 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Met ingang van 2017 dienen de lidstaten hun nationale emissie-inventarissen, emissieprognoses, geografische gedesaggregeerde emissie-inventarissen, inventarissen van grote puntbronnen en de in artikel 7, leden 1, 2 en 3, en voor zover van toepassing in artikel 7, leden 4, 5 en 6, genoemde rapporten in bij de Commissie en het Europees Milieuagentschap, overeenkomstig de rapportagetermijnen van bijlage I.

Met ingang van 2017 dienen de lidstaten hun nationale emissie-inventarissen, emissieprognoses, geografische gedesaggregeerde emissie-inventarissen, inventarissen van grote puntbronnen en de in artikel 7, leden 1, 2 en 3, en voor zover van toepassing in artikel 7, leden 5 en 6, genoemde rapporten in bij de Commissie en het Europees Milieuagentschap, overeenkomstig de rapportagetermijnen van bijlage I.

Amendement  74

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 - lid 4 - inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap en de lidstaten, voert regelmatig een evaluatie uit van de gegevens van de nationale emissie-inventarissen. Deze evaluatie behelst het volgende:

De Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap en de lidstaten, voert regelmatig een evaluatie uit van de gegevens van de nationale emissie-inventarissen en van de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging. Deze evaluatie behelst het volgende:

Amendement  75

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 - lid 4 - letter c bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(c bis) controles om te beoordelen of de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging voldoen aan de vereisten als bedoeld in artikel 6.

Amendement  76

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 – lid 4 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De resultaten van de evaluaties van de Commissie worden ter beschikking gesteld van het publiek, overeenkomstig artikel 11.

Amendement  77

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 1 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie brengt ten minste eens in de vijf jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de vooruitgang bij de uitvoering van deze richtlijn, met inbegrip van een beoordeling van de daarmee geleverde bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn.

De Commissie brengt eens in de 30 maanden gerekend vanaf ...* aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de uitvoering van deze richtlijn. In het kader hiervan beoordeelt de Commissie:

 

(a) de bijdrage van de Commissie en de lidstaten aan de inspanningen om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken;

 

(b) de vooruitgang bij de vermindering van de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen tot 2025 en 2030;

 

(c) de voortgang die is geboekt bij het verwezenlijken van de langetermijndoelstellingen op het gebied van de luchtkwaliteit die in het zevende Milieuactieprogramma zijn vastgesteld;

 

(d) de vraag of de kritische belastingwaarden en niveaus alsmede de richtwaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de luchtverontreiniging zijn overschreden; en

 

 

(e) de absorptie door de lidstaten van de beschikbare EU-middelen die zijn uitgetrokken om de luchtverontreiniging te verminderen.

 

______________

 

* PB: gelieve de datum van de inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen.

Amendement  78

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Bij de rapportage over de emissiereducties van de lidstaten voor de jaren 2020, 2025 en 2030 licht de Commissie de redenen voor het niet bereiken ervan in voorkomend geval toe.

Amendement  79

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – lid 1 – alinea 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Wanneer in het verslag wordt geconcludeerd dat lidstaten niet in staat zijn om de Uniewetgeving en de in Richtlijn 2008/50/EG vastgestelde EU-grenswaarden voor de luchtkwaliteit na te leven, dient de Commissie:

 

(a) te beoordelen of de niet-naleving het gevolg is van ineffectief bronspecifiek luchtverontreinigingsbeleid van de EU, met inbegrip van de tenuitvoerlegging ervan in de lidstaten;

 

(b) het in artikel 14 genoemde comité te raadplegen en vast te stellen of er behoefte bestaat aan nieuwe rechtsbronnen en, in voorkomend geval, wetgevingsvoorstellen voor te leggen om het behalen van de doelstellingen van deze richtlijn te waarborgen. Deze wetgevingsvoorstellen worden aan een gedegen effectbeoordeling onderworpen en stoelen op de meest recente wetenschappelijke gegevens.

Amendement  80

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 1 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie doet in elk geval op de bovengenoemde wijze verslag voor het jaar 2025, en neemt daarin ook informatie op over het bereiken van de intermediaire emissieniveaus zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, en in voorkomend geval de redenen voor het in niet bereiken van die niveaus. Zij inventariseert de noodzaak voor verdere acties, en houdt daarbij ook rekening met de sectorale effecten van de tenuitvoerlegging.

Op basis van deze verslagen inventariseert de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, de noodzaak voor verdere acties, onder meer op nationaal niveau, en houdt daarbij ook rekening met de sectorale effecten van de tenuitvoerlegging.

Amendement  81

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De in lid 1 bedoelde verslagen kunnen een evaluatie omvatten van de milieu- en sociaaleconomische effecten van deze richtlijn.

2. De in lid 1 bedoelde verslagen omvatten een evaluatie van de gezondheids-, milieu- en sociaaleconomische effecten van deze richtlijn, onder meer van de gevolgen voor de gezondheidsstelsels van de lidstaten en van de kosten van het niet nemen van maatregelen. De Commissie maakt die verslagen openbaar.

Amendement  82

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 10 bis

 

European Clean Air Forum

 

De Commissie zet een "European Clean Air Forum" (Europees forum voor schone lucht) op om de gecoördineerde tenuitvoerlegging van het programma "Schone lucht voor Europa" te vergemakkelijken en alle belanghebbenden, waaronder de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op alle relevante niveaus, de Commissie, de industrie, het maatschappelijk middenveld en de wetenschappelijke gemeenschap, om de twee jaar bij elkaar te brengen. Het forum houdt toezicht op de vaststelling van richtsnoeren voor de uitwerking en uitvoering van nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging alsmede de ontwikkeling van emissiereductietrajecten, met inbegrip van de beoordeling van de rapportageverplichtingen.

Motivering

In mededeling COM(2013)918 wordt gesteld dat de Europese Commissie een Clean Air Forum zal opzetten om de gecoördineerde tenuitvoerlegging van deze richtlijn te vergemakkelijken en alle belanghebbenden om de twee jaar bij elkaar te brengen. Dit forum dient richtsnoeren te verstrekken aan de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de NEP-richtlijn en andere wetgeving van de Unie inzake de luchtkwaliteit.

Amendement  83

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 11 - lid 1 - letter b bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b bis) de door de lidstaten geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van hun specifieke bindende streefcijfers ten aanzien van luchtverontreiniging per verontreinigende stof voor 2025 en 2030.

Amendement  84

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 11 - lid 1 - letter b ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b ter) de resultaten van de in artikel 9, lid 4, bedoelde evaluatie.

Amendement  85

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 11 - lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. De lidstaten waarborgen dat het desbetreffende publiek toegang heeft tot administratieve of gerechtelijke procedures voor het aanvechten van handelingen of nalatigheden door de bevoegde autoriteiten of particulieren welke niet stroken met deze richtlijn.

 

Deze procedures voorzien in adequate en doeltreffende rechtsmiddelen, met inbegrip van, in voorkomend geval, tijdelijke maatregelen, en ze moeten eerlijk, billijk en snel zijn, en niet buitensporig kostbaar.

 

De lidstaten zien erop toe dat informatie over de toegang tot dergelijke procedures openbaar wordt gemaakt en beraden zich op de instelling van passende mechanismen voor bijstand om financiële of andere belemmeringen voor de toegang tot de rechter weg te nemen of te verminderen.

Amendement  86

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 11 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 11 bis

 

Op grond van de in artikel 10, lid 1, bedoelde verslagen herziet de Commissie deze richtlijn uiterlijk in 2025, teneinde ervoor te zorgen dat voortgang wordt geboekt bij de verwezenlijking van de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen luchtkwaliteitsniveaus en de in het Zevende Milieuactieprogramma geformuleerde langetermijnvisie. In voorkomend geval stelt de Commissie, met inachtneming van de wetenschappelijke en technologische vooruitgang, wijzigingen voor van de nationale emissiereductieverbintenissen in bijlage II;

 

Op grond van de regelmatige verslagen als bedoeld in artikel 10, lid 1, overweegt de Commissie maatregelen ter vermindering van emissies door de internationale scheepvaart, met name in de territoriale wateren en de exclusieve economische zones van de lidstaten, en dient zij, indien van toepassing, een wetgevingsvoorstel in.

Amendement  87

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Unie en eventueel de lidstaten streven naar bilaterale en multilaterale samenwerking met derde landen en naar coördinatie met relevante internationale organisaties, zoals het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE), de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (ICAO), door onder meer informatie uit te wisselen op het gebied van technisch en wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling, om aldus een betere basis voor de emissiereducties te verkrijgen.

De Unie en eventueel de lidstaten streven naar bilaterale en multilaterale samenwerking met derde landen en naar coördinatie met relevante internationale organisaties, zoals het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE), de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties, de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (ICAO), door onder meer informatie uit te wisselen op het gebied van technisch en wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling, om aldus een betere basis voor de emissiereducties te verkrijgen. De lidstaten hebben grensoverschrijdend overleg over wederzijdse dreigingen die worden veroorzaakt door emissies in naburige industriële regio’s in die lidstaten en de desbetreffende lidstaten stellen gezamenlijk plannen op voor de afschaffing of beperking van de emissies.

Motivering

Naburige lidstaten zouden met elkaar moeten overleggen en gemeenschappelijk plannen moeten opstellen voor de beperking en afschaffing van emissies, vooral wanneer hun industriële gebieden aan elkaar grenzen.

Amendement  88

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 13 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De in artikel 6, lid 7, artikel 7, lid 9, en artikel 8, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

2. De bevoegdheden tot vaststelling van gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 6, lid 7, artikel 7, lid 9, en artikel 8, lid 3, worden aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van …*. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het verstrijken van de periode van vijf jaar een rapport op met betrekking tot de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

 

_______________

 

* PB: gelieve de datum van de inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen.

Amendement  89

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De voorziene sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De voorziene sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk ...* van deze maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van deze maatregelen mee.

 

_________________

 

* PB: gelieve de datum van de inwerkingtreding van deze richtlijn in te vullen.

Motivering

De Commissie moet in staat zijn ervoor te zorgen dat sancties doeltreffend en binnen en tussen lidstaten evenredig zijn, in het bijzonder gezien het grensoverschrijdende karakter van luchtverontreiniging.

Amendement  90

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 15 - alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Onverminderd lid 1 mogen de lidstaten de nalevingslasten niet afschuiven op autoriteiten die niet over de strategische bevoegdheden beschikken om aan de vereisten van de richtlijn te voldoen.

Motivering

In gevallen waarin een lidstaat zijn verplichting uit hoofde van de NEP-richtlijn niet nakomt, moet worden voorkomen dat lokale autoriteiten, waarvan er momenteel vele kampen met bezuinigingen, worden belast met boetes als gevolg van een inbreukprocedure.

Amendement  91

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I - tabel A - rij 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Voorlopige nationale emissies per geaggregeerde NFR(2)

- SO2, NOX, NH3, NMVOC, PM2,5

Jaarlijks, voor rapportagejaar minus 1 (X-1)

30/09

 

Amendement

Voorlopige nationale emissies per geaggregeerde NFR(2)

- SO2, NOX, NH3, NMVOC, PM2,5

Tweejaarlijks, voor rapportagejaar minus 1 (X-1)

31/12

Motivering

Door het voorstel van de Commissie wordt de rapportagedatum voor de voorlopige emissies van het voorgaande jaar vervroegd van 31 december naar 30 september. Dat biedt niet genoeg tijd om gegevens te verzamelen en de kwaliteit ervan te waarborgen.

Amendement  92

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE II - Tabel (a)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Tabel (a): Emissiereductieverbintenissen voor zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS). Verkochte hoeveelheid brandstof, basisjaar 2005.

Lidstaat State

SO2-reductie t.o.v. 2005

NOx-reductie t.o.v. 2005

NMVOS-reductie t.o.v. 2005

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

België

43%

 

68%

41%

 

63%

21%

 

44%

Bulgarije

78%

 

94%

41%

 

65%

21%

 

62%

Tsjechische Republiek

45%

 

72%

35%

 

66%

18%

 

57%

Denemarken

35%

 

58%

56%

 

69%

35%

 

59%

Duitsland

21%

 

53%

39%

 

69%

13%

 

43%

Estland

32%

 

71%

18%

 

61%

10%

 

37%

Griekenland

74%

 

92%

31%

 

72%

54%

 

67%

Spanje

67%

 

89%

41%

 

75%

22%

 

48%

Frankrijk

55%

 

78%

50%

 

70%

43%

 

50%

Kroatië

55%

 

87%

31%

 

66%

34%

 

48%

Ierland

65%

 

83%

49%

 

75%

25%

 

32%

Italië

35%

 

75%

40%

 

69%

35%

 

54%

Cyprus

83%

 

95%

44%

 

70%

45%

 

54%

Letland

8%

 

46%

32%

 

44%

27%

 

49%

Litouwen

55%

 

72%

48%

 

55%

32%

 

57%

Luxemburg

34%

 

44%

43%

 

79%

29%

 

58%

Hongarije

46%

 

88%

34%

 

69%

30%

 

59%

Malta

77%

 

98%

42%

 

89%

23%

 

31%

Nederland

28%

 

59%

45%

 

68%

8%

 

34%

Oostenrijk

26%

 

50%

37%

 

72%

21%

 

48%

Polen

59%

 

78%

30%

 

55%

25%

 

56%

Portugal

63%

 

77%

36%

 

71%

18%

 

46%

Roemenië

77%

 

93%

45%

 

67%

25%

 

64%

Slovenië

63%

 

89%

39%

 

71%

23%

 

63%

Slowakije

57%

 

79%

36%

 

59%

18%

 

40%

Finland

30%

 

30%

35%

 

51%

35%

 

46%

Zweden

22%

 

22%

36%

 

65%

25%

 

38%

Verenigd Koninkrijk

59%

 

84%

55%

 

73%

32%

 

49%

EU 28

59%

 

81%

42%

 

69%

28%

 

50%

 

Amendement

Tabel (a): Emissiereductieverbintenissen voor zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS). Verkochte hoeveelheid brandstof, basisjaar 2005.

Lidstaat State

SO2-reductie t.o.v. 2005

NOx-reductie t.o.v. 2005

NMVOS-reductie t.o.v. 2005

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2024

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2024

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2024

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

België

43%

69%

70%

41%

61%

67%

21%

45%

46%

Bulgarije

78%

93%

94%

41%

64%

68%

21%

61%

64%

Tsjechische Republiek

45%

70%

74%

35%

63%

70%

18%

55%

58%

Denemarken

35%

58%

64%

56%

66%

72%

35%

58%

60%

Duitsland

21%

48%

54%

39%

65%

71%

13%

42%

44%

Estland

32%

70%

71%

18%

57%

63%

10%

35%

65%

Griekenland

74%

91%

93%

31%

69%

74%

54%

68%

70%

Spanje

67%

89%

89%

41%

72%

78%

22%

48%

49%

Frankrijk

55%

78%

80%

50%

68%

74%

43%

49%

52%

Kroatië

55%

86%

87%

31%

65%

70%

34%

52%

56%

Ierland

65%

84%

86%

49%

67%

79%

25%

34%

39%

Italië

35%

76%

77%

40%

67%

72%

35%

54%

56%

Cyprus

83%

97%

97%

44%

69%

73%

45%

54%

56%

Letland

8%

50%

50%

32%

38%

49%

27%

58%

60%

Litouwen

55%

74%

75%

48%

53%

60%

32%

60%

64%

Luxemburg

34%

46%

48%

43%

76%

82%

29%

58%

59%

Hongarije

46%

87%

88%

34%

68%

74%

30%

57%

60%

Malta

77%

98%

99%

42%

86%

90%

23%

32%

32%

Nederland

28%

57%

61%

45%

67%

72%

8%

35%

37%

Oostenrijk

26%

53%

57%

37%

71%

77%

21%

48%

50%

Polen

59%

76%

81%

30%

52%

62%

25%

55%

59%

Portugal

63%

79%

80%

36%

70%

75%

18%

47%

47%

Roemenië

77%

92%

93%

45%

65%

71%

25%

64%

66%

Slovenië

63%

90%

90%

39%

68%

75%

23%

64%

65%

Slowakije

57%

79%

80%

36%

57%

63%

18%

40%

42%

Finland

30%

32%

36%

35%

47%

54%

35%

47%

54%

Zweden

22%

18%

20%

36%

63%

67%

25%

35%

39%

Verenigd Koninkrijk

59%

83%

85%

55%

71%

75%

32%

50%

51%

EU 28

59%

80%

83%

42%

66%

72%

28%

50%

53%

 

Motivering

De nationale emissiereductiecijfers voor de jaren 2025 en 2030 gebaseerd op de effectbeoordeling van het Europees Parlement en de meest kostenefficiënte optie voor de emissiereductie met inachtneming van het klimaat- en energiebeleid.

Amendement  93

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE II - Tabel (b)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Tabel (b): Emissiereductieverbintenissen voor ammoniak (NH3), stofdeeltjes (PM2,5) en methaan (CH4). Verkochte hoeveelheid brandstof, basisjaar 2005.

Lidstaat State

NH3-reductie vanaf 2005

PM2,5-reductie vanaf 2005

CH4-reductie vanaf 2005

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

 

Voor elk jaar vanaf 2030

België

2%

 

16%

20%

 

47%

 

26%

Bulgarije

3%

 

10%

20%

 

64%

 

53%

Tsjechische Republiek

7%

 

35%

17%

 

51%

 

31%

Denemarken

24%

 

37%

33%

 

64%

 

24%

Duitsland

5%

 

39%

26%

 

43%

 

39%

Estland

1%

 

8%

15%

 

52%

 

23%

Griekenland

7%

 

26%

35%

 

72%

 

40%

Spanje

3%

 

29%

15%

 

61%

 

34%

Frankrijk

4%

 

29%

27%

 

48%

 

25%

Kroatië

1%

 

24%

18%

 

66%

 

31%

Ierland

1%

 

7%

18%

 

35%

 

7%

Italië

5%

 

26%

10%

 

45%

 

40%

Cyprus

10%

 

18%

46%

 

72%

 

18%

Letland

1%

 

1%

16%

 

45%

 

37%

Litouwen

10%

 

10%

20%

 

54%

 

42%

Luxemburg

1%

 

24%

15%

 

48%

 

27%

Hongarije

10%

 

34%

13%

 

63%

 

55%

Malta

4%

 

24%

25%

 

80%

 

32%

Nederland

13%

 

25%

37%

 

38%

 

33%

Oostenrijk

1%

 

19%

20%

 

55%

 

20%

Polen

1%

 

26%

16%

 

40%

 

34%

Portugal

7%

 

16%

15%

 

70%

 

29%

Roemenië

13%

 

24%

28%

 

65%

 

26%

Slovenië

1%

 

24%

25%

 

70%

 

28%

Slowakije

15%

 

37%

36%

 

64%

 

41%

Finland

20%

 

20%

30%

 

39%

 

15%

Zweden

15%

 

17%

19%

 

30%

 

18%

Verenigd Koninkrijk

8%

 

21%

30%

 

47%

 

41%

EU 28

6%

 

27%

22%

 

51%

 

33%

 

Amendement

Tabel (b): Emissiereductieverbintenissen voor ammoniak (NH3), stofdeeltjes (PM2,5) en methaan (CH4). Verkochte hoeveelheid brandstof, basisjaar 2005.

Lidstaat State

NH3-reductie vanaf 2005

PM2,5-reductie vanaf 2005

CH4-reductie vanaf 2005

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2024

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2024

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

 

Voor elk jaar vanaf 2030

België

2%

16%

17%

20%

48%

50%

 

26%

Bulgarije

3%

11%

10%

20%

64%

70%

 

53%

Tsjechische Republiek

7%

35%

36%

17%

51%

59%

 

31%

Denemarken

24%

37%

38%

33%

61%

67%

 

24%

Duitsland

5%

46%

47%

26%

42%

46%

 

39%

Estland

1%

10%

10%

15%

51%

74%

 

23%

Griekenland

7%

28%

28%

35%

71%

73%

 

40%

Spanje

3%

29%

30%

15%

63%

64%

 

34%

Frankrijk

4%

31%

32%

27%

46%

52%

 

25%

Kroatië

1%

27%

29%

18%

67%

71%

 

31%

Ierland

1%

11%

14%

18%

35%

44%

 

7%

Italië

5%

29%

29%

10%

44%

56%

 

40%

Cyprus

10%

21%

21%

46%

73%

74%

 

18%

Letland

1%

3%

4%

16%

56%

63%

 

37%

Litouwen

10%

4%

1%

20%

57%

65%

 

42%

Luxemburg

1%

25%

25%

15%

48%

50%

 

27%

Hongarije

10%

38%

38%

13%

63%

66%

 

55%

Malta

4%

25%

28%

25%

80%

81%

 

32%

Nederland

13%

24%

26%

37%

40%

42%

 

33%

Oostenrijk

1%

20%

19%

20%

56%

59%

 

20%

Polen

1%

28%

29%

16%

37%

53%

 

34%

Portugal

7%

22%

20%

15%

70%

71%

 

29%

Roemenië

13%

25%

25%

28%

64%

69%

 

26%

Slovenië

1%

25%

26%

25%

76%

77%

 

28%

Slowakije

15%

41%

41%

36%

63%

66%

 

41%

Finland

20%

17%

17%

30%

41%

48%

 

15%

Zweden

15%

18%

18%

19%

35%

44%

 

18%

Verenigd Koninkrijk

8%

22%

22%

30%

48%

50%

 

41%

EU 28

6%

29%

30%

22%

51%

58%

 

33%

Motivering

NH3 en PM2,5: De nationale emissiereductiecijfers voor de jaren 2025 en 2030 gebaseerd op de effectbeoordeling van het Europees Parlement en de meest kostenefficiënte optie voor de emissiereductie met inachtneming van het klimaat- en energiebeleid. Wat methaan betreft wordt het voorstel van de Commissie gehandhaafd.

Amendement  94

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE II - Tabel (b) bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Tabel b (bis) Emissiereductieverbintenissen voor kwik (Hg) vanaf 2005*

 

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

 

* De cijfers worden gebaseerd op de methode van de studie van de onderzoeksdienst van het Europees Parlement "Air Quality - Complementary Impact Assessment on interactions between EU air quality policy and climate and energy policy" en een beperking van de emissiekloof met 75 % ten opzichte van het klimaat- en energiebeleidsscenario, met inbegrip van het klimaat- en energiekader van de EU voor 2030, als uiteengezet in de mededeling van de Commissie "Een beleidskader voor klimaat en energie in de periode 2020-2030".

Amendement  95

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 1 - letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) stikstofbeheer met inachtneming van de gehele stikstofkringloop;

(a) stikstofbeheer met inachtneming van de gehele stikstofkringloop en overweging van het opstellen van plannen voor bodem- en nutriëntenbeheer;

Amendement  96

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 1 - letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) methoden voor het emissie-arm uitrijden van mest;

(c) methoden en technieken voor het emissie-arm uitrijden van mest, waaronder scheiding in vloeibare en vaste mest;

Amendement  97

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 1 - letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) emissie-arme systemen voor de verwerking en compostering van mest;

(e) emissie-arme systemen voor de verwerking en compostering van mest, waaronder scheiding in vloeibare en vaste mest;

Amendement  98

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 1 - letter g bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(g bis) bevorderen van beweiding en extensieve landbouw en verbeteren van de biodiversiteit in de weide met planten met een hoog gehalte aan aminozuren zoals klaver, alfalfa en granen;

Motivering

Opname van planten met een hoog gehalte aan aminozuren of eiwitten in het weidevoer (bijvoorbeeld door een lage inzaaiing van tijdelijk grasland) vergroot eveneens de bodemvruchtbaarheid en bespaart ook op voerkosten, bijvoorbeeld van geïmporteerde soja.

Amendement  99

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 1 - letter g ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(g ter) bevordering van gewasrotatie, waarbij ook stikstofbindende gewassen worden gebruikt;

Motivering

Meer holistische benaderingen van landbouwpraktijken kunnen in vergaande mate bijdragen tot de reductie van ammoniakemissies en bovendien aanzienlijke positieve milieueffecten meebrengen (voor de bodem, de biodiversiteit en water). Praktijken zoals gewasrotatie dragen in aanzienlijke mate bij aan de kwaliteit van de bodem en kunnen de afhankelijkheid van landbouwers van kunstmatige inputs verminderen. Praktijken zoals extensieve beweiding kunnen bijdragen tot de verbetering van de biodiversiteit, de reductie van emissies van broeikasgassen en luchtverontreiniging, en zijn gunstig voor het dierenwelzijn.

Amendement  100

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 1 - letter g quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(g quater) bevordering van agro-ecologische landbouwpraktijken die leiden tot landbouwsystemen met een hoge biodiversiteit, een hoge hulpbronnenefficiëntie en een verminderde of idealiter geen afhankelijkheid van chemische inputs;

Amendement  101

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 3 - letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) anorganische meststoffen worden verspreid overeenkomstig de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen of het grasland, waarbij tevens rekening wordt gehouden met het bestaande nutriëntengehalte in de bodem en de nutriënten uit andere meststoffen.

(d) anorganische meststoffen worden in de mate van het mogelijke vervangen door organische meststoffen. Indien anorganische meststoffen blijvend worden toegepast, worden ze verspreid overeenkomstig de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen of het grasland, waarbij tevens rekening wordt gehouden met het bestaande nutriëntengehalte in de bodem en de nutriënten uit andere meststoffen.

Amendement  102

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 4 - letter a - inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) reductie van emissies uit de toediening van drijfmest en vaste mest aan bouwland of grasland met behulp van methoden die zorgen voor een emissiereductie van ten minste 30 % in vergelijking met de referentiemethode als omschreven in het Ammonia Guidance Document en onder de volgende voorwaarden:

Niet van toepassing op de Nederlandse versie.

Motivering

Taalkundig wijzigingsvoorstel - niet in stemming gebracht

Amendement  103

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 4 - letter a - punt ii

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(ii) mest en drijfmest wordt niet verspreid op drassig, ondergelopen, bevroren of met sneeuw bedekt land;

(ii) mest en drijfmest niet verspreiden op drassig, ondergelopen, bevroren of met sneeuw bedekt land;

Motivering

Taalkundig wijzigingsvoorstel - niet in stemming gebracht

Amendement  104

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 4 - letter b - inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) reductie van emissies uit de opslag van mest buiten dierenverblijven aan de hand van de volgende benaderingen:

Niet van toepassing op de Nederlandse versie.

Motivering

Taalkundig wijzigingsvoorstel - niet in stemming gebracht

Amendement  105

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 4 - letter b - punt i

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(i) voor nieuwe, na 1 januari 2022 gebouwde drijfmestopslaginrichtingen worden emissie-arme opslagsystemen of opslagtechnieken gebruikt waarvan is aangetoond dat zij de emissies met ten minste 60 % verminderen in vergelijking met de referentiemethode als omschreven in het Ammonia Guidance Document, en voor bestaande drijfmestopslaginrichtingen met ten minste 40 %;

(i) voor nieuwe, na 1 januari 2022 gebouwde drijfmestopslaginrichtingen emissie-arme opslagsystemen of opslagtechnieken gebruiken waarvan is aangetoond dat zij de emissies met ten minste 60 % verminderen in vergelijking met de referentiemethode als omschreven in het Ammonia Guidance Document, en voor bestaande drijfmestopslaginrichtingen met ten minste 40 %;

Motivering

Taalkundig wijzigingsvoorstel - niet in stemming gebracht

Amendement  106

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 4 - letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) reductie van emissies uit dierenverblijven met behulp van systemen waarvan is aangetoond dat ze de ammoniakemissies verminderen met ten minste 20 % in vergelijking met de referentiemethode als omschreven in het Ammonia Guidance Document.

Niet van toepassing op de Nederlandse versie.

Motivering

Taalkundig wijzigingsvoorstel - niet in stemming gebracht

Amendement  107

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A - punt 4 - letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) reductie van emissies uit mest aan de hand van eiwitarme voederstrategieën, waarvan is aangetoond dat ze de ammoniakemissies verminderen met ten minste 10 % in vergelijking met de referentiemethode als omschreven in het Ammonia Guidance Document.

Niet van toepassing op de Nederlandse versie.

Motivering

Taalkundig wijzigingsvoorstel - niet in stemming gebracht

Amendement  108

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel A ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

A ter. Maatregelen ter beheersing van emissies van stikstofoxiden en stofdeeltjes in stedelijke zones

 

In overleg met lokale en regionale autoriteiten overwegen de lidstaten de volgende maatregelen:

 

- duurzame plannen voor stedelijke mobiliteit, waaronder maatregelen zoals lage-emissiezones, congestiebelastingen, beheerssystemen voor parkeren, snelheidslimieten, regelingen voor autodelen en de uitrol van een alternatieve oplaadinfrastructuur;

 

- de bevordering van een overstap naar het vaker met de fiets, te voet en met het openbaar vervoer reizen;

 

- duurzame plannen voor stedelijk goederenvervoer, zoals de invoering van consolidatiecentra, alsook maatregelen om bij regionaal goederenvervoer een overstap te maken van vervoer over de weg naar vervoer over het spoor of over het water;

 

gebruik van het planningssysteem voor de aanpak van emissies van nieuwe ontwikkelingen en boilersystemen; toepassing van energie-efficiëntiemaatregelen op bestaande gebouwen;

 

- aanpassingsregelingen om de vervanging van oude huishoudelijke stookinstallaties te bevorderen, met gebruik van betere woningisolatie, warmtepompen, lichte stookolie, nieuwe houtpelletinstallaties, stadsverwarming of gas;

 

- economische en fiscale stimulansen om de toepassing van emissie-arme verwarmingssystemen aan te moedigen;

 

- verbod op de verbranding van vaste brandstoffen in woongebieden en kwetsbare gebieden om de gezondheid van kwetsbare groepen zoals kinderen te beschermen;

 

- minimalisering van emissies in de bouwsector door beleidsmaatregelen in te voeren en te versterken voor de reductie en monitoring van bouwstof, en de vaststelling van limieten voor niet voor weggebruik bestemde mobiele machines;

 

- herziening van de voertuigenbelastingtarieven om de hogere emissies in reële omstandigheden van dieselauto's en voertuigen met benzinemotoren met directe injectie te weerspiegelen, teneinde de verkoop van minder vervuilende voertuigen te bevorderen;

 

- overheidsopdrachten en fiscale prikkels die bevorderen dat reeds vroeg gebruik wordt gemaakt van voertuigen met extreem lage emissies;

 

- steun voor de montering van fijnstoffilters van klasse IV volgens de UNECE-aanbevelingen op bestaande machines, vrachtwagens, bussen en taxi's met een dieselmotor;

 

- regulering van emissies van bouwmachines en andere niet voor weggebruik bestemde mobiele machines die in dichtbevolkte gebieden worden ingezet (ook door aanpassing van bestaande machines);

 

- bewustmakingscampagnes en waarschuwingen.

Amendement  109

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 1 - onderdeel C bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

C bis. Emissieverminderende maatregelen ter beperking van de uitstoot van koolwaterstof

 

De lidstaten beperken de emissies van vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS) door het gebruik te bevorderen van moderne emissievrije slangtechnologieën die in verschillende sectoren worden gebruikt.

Motivering

Conventionele tankslangen zijn niet volledig dicht. Hierdoor ontsnapt koolwaterstof, dat ozon op leefniveau kan doen ontstaan. Volgens een extrapolatie ontsnapt bij Europese tankstations naar schatting jaarlijks ongeveer 45 miljoen liter koolwaterstof. Een modern, emissievrij tanksysteem zou kunnen helpen het ontsnappen van koolwaterstof tegen te gaan.

Amendement  110

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 2 - punt 1 - letter a - punt i

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(i) de beleidsprioriteiten en hun relatie met de op andere beleidsterreinen vastgestelde prioriteiten, waaronder klimaatverandering;

(i) de beleidsprioriteiten en hun relatie met de op andere beleidsterreinen vastgestelde prioriteiten, waaronder op het gebied van landbouw, plattelandseconomie, industrie, mobiliteit en vervoer, natuurbehoud en klimaatverandering;

Motivering

Er bestaan wat dit betreft overlappingen en synergieën met meer beleidsterreinen dan alleen beleid op het gebied van klimaatverandering: landbouw, industrie, plattelandseconomie en natuurbehoud dienen daarom ook te worden opgenomen.

Amendement  111

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 2 - punt 1 - letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) de overwogen beleidsopties om te voldoen aan de emissiereductie-verbintenissen voor 2020 en vanaf 2030 en aan de intermediaire emissieniveaus voor 2025, en voor het leveren van een bijdrage aan de verdere verbetering van de luchtkwaliteit en de analyse ervan, met inbegrip van de analysemethode; de individuele of gecombineerde uitwerking van de beleidsvormen en maatregelen inzake emissiereducties, luchtkwaliteit en milieu, en de daaraan gerelateerde onzekerheden;

(b) de overwogen beleidsopties om te voldoen aan de emissiereductieverbintenissen voor 2020, 2025 en 2030 voor het leveren van een bijdrage aan de verdere verbetering van de luchtkwaliteit en de analyse ervan, met inbegrip van de analysemethode; de individuele of gecombineerde uitwerking van de beleidsvormen en maatregelen inzake emissiereducties, luchtkwaliteit en milieu, en de daaraan gerelateerde onzekerheden;

Amendement  112

Voorstel voor een verordening

BIJLAGE III - Deel 2 - punt 1 - letter d

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) in voorkomend geval een verklaring met de redenen waarom de intermediaire emissisieniveaus voor 2025 niet gehaald kunnen worden zonder maatregelen die buitensporige kosten met zich meebrengen;

(d) een verklaring van de maatregelen die genomen zijn om de nationale emissiereductieverbintenissen te halen;

Amendement  113

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 2 - punt 1 - letter d bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d bis) een verklaring van de methode die wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat de maatregelen voor de verwezenlijking van de nationale reductieverbintenissen voor PM2,5 prioriteit geven aan de reductie van de emissies van zwarte koolstof;

Amendement  114

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 2 - punt 1 - letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) een beoordeling van de wijze waarop het gekozen beleid en de geselecteerde maatregelen zorgen voor samenhang met op andere relevante beleidsterreinen opgestelde plannen en programma’s.

(e) een beoordeling van de wijze waarop het gekozen beleid en de geselecteerde maatregelen zorgen voor samenhang met op andere relevante beleidsterreinen opgestelde plannen en programma’s, waaronder de in Richtlijn 2008/50/EG vastgestelde luchtkwaliteitsplannen, de in Richtlijn 2010/75/EU vastgestelde tijdelijke nationale plannen en inspectieplannen, de in Richtlijn 2012/27/EG vastgestelde nationale actieplannen voor energie-efficiëntie en de in Richtlijn 2009/28/EG vastgestelde nationale actieplannen voor hernieuwbare energie, en desbetreffende plannen of programma´s die onder Richtlijn 2001/42/EG vallen, of vergelijkbare bepalingen in latere wetgeving.

Amendement  115

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage III – deel 2 – punt 2 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) een beoordeling van de vooruitgang bij de uitvoering van het programma, de emissiereductie en de concentratievermindering;

(a) een beoordeling van de vooruitgang bij de uitvoering van het programma, de emissiereductie en de concentratievermindering, en de daarmee verbonden gunstige effecten voor het milieu en de volksgezondheid, en sociaaleconomische voordelen;

Motivering

Meer informatie over de effecten van luchtverontreiniging zal bijdragen aan een grotere betrokkenheid van het publiek bij het luchtverontreinigingsbeleid, en met name bij de formulering en tenuitvoerlegging van nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging.

Amendement  116

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage III – deel 2 – punt 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) alle belangrijke veranderingen in de beleidscontext, de beoordelingen, het programma of het tijdschema voor de uitvoering.

(b) alle belangrijke veranderingen in de beleidscontext (inclusief de resultaten van de overeenkomstig artikel 6, lid 2 ter, uitgevoerde inspecties en marktonderzoeken die worden uitgevoerd), de beoordelingen, het programma of het tijdschema voor de uitvoering.

Amendement  117

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 2 - punt 2 - letter b bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b bis) een beoordeling van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de langetermijndoelstellingen van de Unie op het gebied van volksgezondheid en milieu, in het licht van een eventueel noodzakelijke actualisering van deze doelstellingen, met inbegrip van alle nieuwe door de Wereldgezondheidsorganisatie vastgestelde luchtkwaliteitsrichtsnoeren;

Amendement  118

Voorstel voor een richtlijn

BIJLAGE III - Deel 2 - punt 2 - letter b ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b ter) Indien een nationaal programma voor de beheersing van luchtverontreiniging wordt geactualiseerd overeenkomstig artikel 6, lid 4, dient het informatie te omvatten over alle aanvullende maatregelen ter vermindering van luchtverontreiniging die op het juiste lokale, regionale of nationale niveau zijn overwogen om te worden uitgevoerd in combinatie met de verwezenlijking van de emissiereductieverbintenissen en luchtkwaliteitsdoelstellingen, met inbegrip van de in bijlage III van deze richtlijn en lid 3 van Bijlage XV (B) bij Richtlijn 2008/50/EG genoemde maatregelen.

  • [1]  PB C 451 van 16.12.2014, blz. 134.
  • [2]  PB C 415 van 20.11.2014, blz. 23.

TOELICHTING

Beleidsvorming op grond van bewijzen ("evidence-based") moet leidend zijn bij EU-wetgeving. Wetten moeten stoelen op robuuste, alomvattende effectbeoordelingen die duidelijk maken waarom een voorstel noodzakelijk en evenredig is, én waarom het het meest geëigend is actie te ondernemen op het niveau van de EU. In het geval van luchtkwaliteit is de situatie helder: het is een belangrijke, grensoverschrijdende volksgezondheids- en milieukwestie die alle EU-burgers "raakt" en onmiddellijke actie behoeft.

Na jaren van inactiviteit staat luchtkwaliteit nu hoog op de politieke agenda als een belangrijke bron van zorg in verband met de volksgezondheid. Slechte luchtkwaliteit draagt bij aan vroegtijdig overlijden, arbeidsverzuim door ziekte, significante ziektekosten, productiviteitsverlies, lagere gewasopbrengsten en schade aan gebouwen. De totale externe gezondheidsgerelateerde kosten voor de samenleving in Europa ten gevolge van luchtverontreiniging worden geschat op 330 tot 940 miljard euro per jaar. Daarnaast is er steeds meer bewijs dat erop duidt dat de uitstoot van stikstof in de atmosfeer tot veranderingen in het natuurlijke milieu leidt, zoals een verminderde diversiteit van de bodemvegetatie, verminderde plantgroei en een onevenwichtige voedingsstatus ten gevolge van eutrofiëring en verzuring.

Hoewel er in de Unie wel het een en ander is gedaan om luchtverontreiniging terug te dringen, houden veel lidstaten zich niet aan de gedane beloften. Daarnaast haalt de EU bij lange na niet de eigen langetermijndoelstelling van het in acht nemen van de aanbevolen verontreinigingslimieten in de luchtkwaliteitsrichtsnoeren 2005 van de Wereldgezondheidsorganisatie. Op 18 december 2013 publiceerde de Commissie haar langverwachte Clean Air Package, geschraagd door een substantiële effectbeoordeling. Het pakket schetst maatregelen die erop gericht zijn te waarborgen dat de bestaande doelen op de korte termijn worden gehaald en bevat nieuwe luchtkwaliteitsdoelstellingen voor de periode tot 2030. Het omvat vier elementen: het programma "Schone lucht voor Europa", een voorstel voor een besluit houdende ratificatie door de EU van het amendement van 2012 op het protocol van Göteborg bij het VN-Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, een voorstel voor een nieuwe richtlijn ter vermindering van de verontreiniging door middelgrote verbrandingsinstallaties, zoals energiecentrales voor grote gebouwen, en kleine industrie-installaties, en tot slot het onderhavige wetgevingsvoorstel tot wijziging van de richtlijn inzake nationale emissieplafondsvan 2001.

Het voorstel van de Commissie behelst intrekking en vervanging van de bestaande richtlijn inzake nationale emissieplafonds, en de vaststelling van emissieplafonds voor zwaveldioxide, stikstofoxiden, ammoniak en vluchtige organische stoffen andere dan methaan voor 2020 en 2030. Het voorstel behelst daarnaast de opname onder het toepassingsgebied van de richtlijn van stofdeeltjes (PM2,5) vanaf 2020 en – teneinde tot een belangrijke synergie met de klimaatwetgeving te komen – methaan vanaf 2030. De doelstellingen voor 2020 weerspiegelen de plafonds die we internationaal onder het protocol van Göteborg overeengekomen zijn.

De nieuwe doelstellingen voor 2030 zijn het meest ingewikkelde element van het voorstel met verschillende plafonds voor elke lidstaat en elke verontreinigende stof. Beoogd wordt het realiseren van 70 % van de technisch gezien maximaal haalbare reducties van de gezondheidseffecten zoals gedefinieerd door de Wereldgezondheidsorganisatie. Met dit doel voor ogen en na een inventarisatie te hebben gemaakt van de plaatsen waar maatregelen het meest kosten-efficiënt zijn, heeft de Commissie de plafonds voor de afzonderlijke lidstaten vastgesteld. De tekst van de Commissie bepaalt ook dat de lidstaten nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging moeten ontwikkelen en elke twee jaar moeten actualiseren.

Hoewel het oorspronkelijke voorstel betreffende een herziening van de richtlijn inzake nationale emissieplafonds al bijna 16 maanden geleden werd ingediend, heeft de eerste lezing door de medewetgevers op zich laten wachten ten gevolge van het feit dat zowel het Europees Parlement als de Commissie met een nieuw mandaat zijn gestart, én doordat de lidstaten en de Commissie lang overleg hebben gevoerd over de uitgangsscenario's die gebruikt zijn voor het vaststellen van de reductiedoelstellingen voor 2030. De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement heeft de extra tijd aan het begin van de vergaderperiode gebruikt om een aanvullende effectbeoordeling te laten uitvoeren (de publicatie ervan vond in oktober 2014 plaats) naar de interactie tussen het luchtkwaliteitsbeleid van de EU enerzijds en het door de Commissie begin 2014 geformuleerde klimaat- en energiebeleid anderzijds.

De toekomst van het voorstel is verder enigszins onduidelijk na de opname ervan in bijlage II (lijst van in te trekken of te wijzigen hangende voorstellen) van het werkprogramma van de Commissie voor 2015. In reactie op de bezorgdheid van de lidstaten in verband met de cumulatieve kosten en effecten van de nieuwe wetgeving heeft de Commissie overwogen het voorstel in te trekken; een idee waar de rapporteur en het Europees Parlement, alsook een groot aantal lidstaten en betrokken partijen zich krachtig tegen verzetten. Vanwege de voordelen voor de volksgezondheid en het milieu heeft de Commissie overigens besloten haar voorstel te handhaven, zij het met het verder niet gespecificeerde voorbehoud dat het gewijzigd zal worden als onderdeel van de wetgevingsfollow‑up van het klimaat- en energiepakket 2030. De eerste lezing kan nu daadwerkelijk van start gaan.

Het is belangrijk erop te wijzen dat de rapporteur positief staat tegenover het nieuwe voornemen van de Commissie om te werken aan slimmere en meer gestroomlijnde regelgeving, en te komen tot minder bureaucratische druk voor het bedrijfsleven en de lidstaten. De richtlijn inzake nationale emissieplafonds vormt hierop geen uitzondering. Hoewel de plafonds voor de in het verslag genoemde jaartallen als stimulansen voor emissiereducties bedoeld zijn, moeten ze ook realistisch, evenredig en haalbaar zijn, en op bewijzen stoelen, en bepaalde sectoren niet onevenredig zwaarder treffen dan andere.

De rapporteur heeft zich bij zijn werk laten leiden door het beginsel dat betere regelgeving en milieubescherming onderling ondersteunend kunnen zijn. Deze richtlijn moet derhalve stroken met andere pijlers van het EU-beleid en waar mogelijk aansluiten op aan dit onderwerp gerelateerde ontwerpwetgeving. Het succes van deze richtlijn op de lange termijn staat of valt met solide gegevens, een betere uitwisseling van informatie en specifieke aandacht voor monitoring en rapportage betreffende zowel de nationale emissieplafonds, als alle rechtsbronnen, en het is cruciaal dat op deze punten de doelstellingen worden gerealiseerd.

Het is waarschijnlijk dat de richtlijn inzake nationale emissieplafonds op enig moment in de toekomst in het kader van het klimaat- en energiebeleid 2030 gewijzigd zal moeten worden op basis van de wetgevingsresultaten die aan het kader voor 2030 ten grondslag liggen. De EU heeft zich de afgelopen tien jaar vooral op klimaatverandering gericht, ten koste van luchtkwaliteit. Dit heeft geresulteerd in versnipperd en inconsistent beleid. Zo is in het kader van het klimaatbeleid de verkoop van dieselauto's, een belangrijke bron van stikstofoxiden en stofdeeltjes, flink bevorderd aangezien diesels in vergelijking met auto's op benzine ongeveer 15 % minder CO2 uitstoten.

Er bestaan belangrijke raakvlakken tussen klimaatbeleid en luchtkwaliteitsbeleid. Indachtig dit gegeven heeft uw rapporteur ervoor gekozen methaan binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn te houden. Voor methaanemissies (methaan is een gas met belangrijke broeikasgaseffecten) bestaat reeds directe regelgeving, bijvoorbeeld de richtlijn inzake het storten van afval, en indirecte regelgeving, bijvoorbeeld de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen. Methaan is evenwel ook een belangrijke ozonprecursor en het is derhalve zaak dit gas ook specifiek via deze wetgeving aan te pakken.

Om voor progressie in de richting van de plafonds voor 2030 te zorgen, heeft uw rapporteur voor alle verontreinigende stoffen, met uitzondering van ammoniak, bindende doelstellingen voor 2025 opgenomen. De doelstelling van de Commissie voor ammoniak voor 2030 zal in meerdere lidstaten, en vooral die met een grote landbouwsector, moeilijk te verwezenlijken zijn, hetgeen betekent dat een bepaalde mate van flexibiliteit van groot belang is aangezien ammoniakniveaus slechts moelijk snel en doeltreffend omlaag te brengen zijn. Deze reden en het feit dat het voorstel van de Commissie voor deze verontreinigende stof geen flexibiliteit omvat, heeft mij ertoe gebracht alleen een plafond voor 2030 voor te stellen.

Uw rapporteur heeft er ook voor gekozen de flexibiliteit die offsets van reducties van emissies van stikstofoxiden, zwaveldioxiden en stofdeeltjes door de internationale scheepvaart mogelijk maakt, te schrappen. Een bepaling die erop gericht is zeevaartemissies te reduceren in plaats van emissies op land zou in de praktijk heel moeilijk toe te passen en te controleren zijn. Deze flexibiliteit zou ook niet in gelijke mate voor alle lidstaten gelden, omdat uitsluitend door land omsloten landen ervan uitgesloten zouden zijn.

De lidstaten moeten er volledig over worden geïnformeerd hoe zij presteren bij het halen van hun emissiereductieverbintenissen. Mogelijke problemen bij het halen van de verbintenissen moeten in een vroeg stadium worden geïdentificeerd zodat de lidstaten in kwesties corrigerende maatregelen kunnen treffen. Het is een "must" dat de Commissie op dit punt een alomvattende toezichts- en vroegtijdige waarschuwingsrol vervult, waarbij zij de lidstaten helpt met de belangrijkste onderdelen van hun nationale programma's of, in de ernstigste gevallen, in staat stelt de nodige maatregelen te nemen. Indien nodig, moet de Commissie inbreukprocedures starten, maar niet uitsluitend als strafmaatregel; inbreukprocedures moeten alleen als laatste redmiddel worden ingezet.

Ik realiseer me dat een aantal van de doelstellingen voor lidstaten een uitdaging vormen en in sommige gevallen moet de EU bijstand verlenen in ruil voor een betere omzetting. De rapporteur beschouwt luchtkwaliteit als een publiek goed en is tegen deze achtergrond van oordeel dat de lidstaten voor EU-financiering in aanmerking moeten kunnen komen. We moeten derhalve kijken naar nieuwe en innovatieve manieren van het financieren van emissiereducties.

Zo is bijvoorbeeld het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) een significante bron van financiële middelen en bij de onlangs (in 2013) bereikte interinstitutionele overeenstemming over hervorming van het GLB is ingestemd met een grotere nadruk op groenere, milieuvriendelijkere maatregelen binnen de Europese landbouw. De rapporteur is van oordeel dat luchtkwaliteit, net als andere publieke goederen, hierbinnen een rol toekomt gezien het feit dat de landbouwsector een belangrijke producent van ammoniak- en methaanemissies is.

Tot slot is het van belang te erkennen dat de richtlijn inzake nationale emissieplafonds Europa's overkoepelende kaderwetgeving op het gebied van luchtkwaliteit is en dat zonder doeltreffende en implementeerbare rechtsbronnen de lidstaten nooit in staat zullen zijn hun emissiereductieverbintenissen te halen. Met andere woorden, een verdere verbetering van de luchtkwaliteit is alleen mogelijk indien we erin slagen de verontreiniging door de belangrijkste bronnen significant te reduceren.

Een illustratief voorbeeld is de autosector: het is van essentieel belang dat de Commissie haar flink vertraagde voorstel voor de verordening inzake emissies Euro 6c ter implementatie van Real Driving Emissions (RDE) in de typegoedkeuringsvereisten voor nieuwe voertuigen voorlegt. De rapporteur vindt dat sancties voor het niet in acht nemen van de plafonds voor stikstofoxiden zeer moeilijk te rechtvaardigen zijn indien de testnormen niet doelstellingconform zijn en voor emissies die onder daadwerkelijke rij-omstandigheden worden geproduceerd significant te lage waarden laten zien.

Tegen deze achtergrond vindt de rapporteur het ook essentieel dat de bevoegde autoriteiten de geëigende instrumenten ter beschikking worden gesteld om de naleving van de wetgeving met plafonds voor 2030 af te dwingen. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de invoering van Low Emission Zones (LES's), een regeling betreffende verontreiniging door verkeersemissies die beoogt de emissies van dieselvoertuigen in stedelijke zones die met de grootste uitstoot van stikstofoxiden en stofeeltjes te maken hebben, te reduceren.

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (22.4.2015)

aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG
(COM(2013)0920 – C8‑0004/2014 – 2013/0443(COD))

Rapporteur voor advies: Adam Gierek

BEKNOPTE MOTIVERING

De emissies van antropogene gassen en stofdeeltjes worden voornamelijk veroorzaakt door onvolledige verbrandingsprocessen van brandstoffen voor verwarming, energieopwekking en vervoer, door industriële chemische processen, alsmede door slijtage in het wegverkeer. Hun intensiteit kan een seizoensgebonden karakter hebben en betreft o.a. de emissies op geringe hoogte.

De richtlijn van het EP en de Raad heeft ten doel nieuwe nationale emissiegrenswaarden vast te stellen voor de belangrijkste luchtverontreinigende stoffen. Het voorstel voor een richtlijn moet de bestaande Richtlijn 2001/81/EG vervangen, waarin de nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen tot het jaar 2010 waren vastgelegd, en tegelijkertijd het EU-recht aanpassen aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit het Protocol van Göteborg van 1999. Doel van het voorstel is de mogelijke bedreigingen van de volksgezondheid, het milieu en het klimaat te verminderen. Het voorstel is het gevolg van de herziening van het beleid ter bescherming van de atmosfeer en maakt deel uit van het pakket van nieuwe Uniewetgeving.

Behalve de aanpassing van het EU-recht aan de gewijzigde bepalingen van dit protocol, behelst het voorstel voor een richtlijn een wijziging – nl. de geleidelijke aanscherping van de reductieverplichtingen in de periode 2010 en 2030 en daarna - met betrekking tot vier luchtverontreinigende stoffen die in de geldende richtlijn worden vermeld (zwaveldioxide, stikstofoxide, vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan, en ammoniak), met betrekking tot stofdeeltjes met een diameter van niet minder dan 2,5 µm (in overeenstemming met het gewijzigde protocol), alsmede met betrekking tot emissies van methaan. Met betrekking tot deze ambitieuze plannen om de verontreinigende stoffen te beperken, zijn in het voorstel voor een richtlijn op middellange termijn (2025) emissieplafonds voorzien.

De emissiereductieverbintenissen van de lidstaten worden uitgedrukt als percentage van de emissiereductie die het verschil weergeeft tussen de totale emissies die zijn vrijgekomen tijdens het referentiejaar (2005) en de totale emissies die zijn vrijgekomen tijdens het onderzochte kalenderjaar. De richtlijn verplicht de lidstaten ertoe nationale programma’s op te stellen ter beperking van de luchtverontreiniging en deze om de twee jaar te actualiseren. De programma’s moeten een beschrijving bevatten van de activiteiten die de lidstaten in staat stellen de financiële gevolgen van het verwezenlijken van de reductiedoelstellingen grondig te analyseren. De lidstaten hebben bovendien de verplichting om de beperking van de luchtverontreiniging te monitoren, alsmede een nationale emissie-inventaris en -prognose op te stellen. Zowel de nationale programma’s als de emissie-inventarissen moeten worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Het voorstel voor een richtlijn behelst tevens een kleine wijziging van Richtlijn 2003/35/EG betreffende inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu. De wijziging betreft de verwijzing naar de bepaling betreffende de opstelling van nationale programma’s ter beperking van de luchtverontreiniging.

Wijziging van Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad was o.a. noodzakelijk vanwege de verzuring van de bodem, eutrofiëring van het water, alsmede de geleidelijke klimaatverandering. Het werd derhalve onontbeerlijk een nieuwe rechtshandeling op te stellen ter consolidering van de tot dusverre toegepaste bepalingen.

Het belangrijkst zijn de wijzigingen van rechtsbepalingen die betrekking hebben op de inspraak van het publiek bij de opstelling van plannen en programma’s betreffende het milieu. In bijlage I bij de richtlijn zijn derhalve verwijzingen opgenomen naar de nationale bepalingen betreffende de beperking van luchtverontreiniging.

Standpunt van de rapporteur

Uw rapporteur staat positief tegenover het nieuwe voorstel voor een richtlijn van het EP en de Raad, ofschoon hij moet vaststellen dat de grondslagen alweer een kwart eeuw geleden zijn opgesteld en er in het ontwerp geen verwijzing is opgenomen naar de behoefte aan betere regulering en monitoring van die emissies, met name op lokaal niveau door middel van verbeterde meetmethoden.

Specifieke opmerkingen

1) In het voorstel wordt geen gewag gemaakt van de emissie van alle stofdeeltjes, inclusief de emissie van stofdeeltjes met een diameter van minder dan 2,5 µm, en met name de stofdeeltjes met een diameter die wordt uitgedrukt in nanometer (νm) zijn het gevaarlijkst voor de volksgezondheid en het klimaat.

2) Er wordt geen gewag gemaakt van de emissie van gechloreerde aromatische koolwaterstoffen, zoals dioxines.

3) Een belangrijke en actuele kwestie is het probleem van de seizoensgebonden emissies, met name de toename van de emissies in het stookseizoen, en met name de zogenoemde emissies op geringe hoogte.

4) De emissies verspreiden zich ongeacht de grenzen en in verband daarmee mogen kustlanden en ook de luchtvaart en het zeevervoer niet worden ontheven van de verplichting om deze emissies te beperken. Landen mogen hun emissies niet inventariseren op flexibele basis.

5) Een van de gevaarlijke gassen die door menselijk toedoen in de atmosfeer terechtkomen, hoewel het niet in grote hoeveelheden wordt geproduceerd, is waterstofsulfide (H2S). Bekend zijn bijv. bacteriële methoden voor de raffinage van dieselolie bij het vervoer over zee en de aanzienlijke emissie van dit giftige gas in de atmosfeer (H2S).

6) In formeel opzicht ontbreekt het in het voorstel van de Commissie echter aan transparantie, maar vooral bij het verwijzen naar de inhoud van de verschillende bijlagen in het voorstel van de Commissie. De geanalyseerde onderhavige rechtshandeling zou – volgens de rapporteur voor advies – moeten beschikken over eigen bijlagen, en ten minste veel nauwkeuriger moeten aangeven naar welke specifieke documenten zij verwijzen.

AMENDEMENTEN

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 bis) De lidstaten en de Unie hebben zich ertoe verbonden om hun emissies van kwik te verminderen als onderdeel van de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Minamata inzake kwik.

Motivering

Het is de bedoeling dat deze richtlijn bijdraagt aan de vermindering van de emissies van kwik in de EU, zoals vereist bij de Strategie van de Gemeenschap voor kwik van 2005 en het Verdrag van Minamata inzake kwik waarbij de lidstaten en de Unie zich hebben aangesloten.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(6) Het stelsel voor nationale emissieplafonds dat in Richtlijn 2001/81/EG is vastgesteld, dient derhalve te worden herzien om het in overeenstemming te brengen met de internationale verbintenissen van de Unie en de lidstaten.

(6) Het stelsel voor nationale emissieplafonds dat in Richtlijn 2001/81/EG is vastgesteld, dient derhalve te worden herzien om ervoor te zorgen dat de internationale verbintenissen van de Unie en de lidstaten worden nagekomen.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis) Deze richtlijn dient bij te dragen tot de vermindering van de emissies van kwik in de Unie, zoals vereist bij de Strategie van de Gemeenschap voor kwik van 2005 en het Verdrag van Minamata inzake kwik waarbij de lidstaten en de Unie zich hebben aangesloten.

Motivering

Het is de bedoeling dat deze richtlijn bijdraagt aan de vermindering van de emissies van kwik in de EU, zoals vereist bij de Strategie van de Gemeenschap voor kwik van 2005 en het Verdrag van Minamata inzake kwik waarbij de lidstaten en de Unie zich hebben aangesloten.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9) De lidstaten hebben zich te houden aan in deze richtlijn voor 2020 en 2030 vastgestelde emissiereductieverbintenissen. Om aantoonbare vorderingen op weg naar de verbintenissen voor 2030 te waarborgen nemen de lidstaten intermediaire niveaus voor 2025 in acht, die worden bepaald op basis van een lineair traject tussen de emissieniveaus voor 2020 en de emissiereductieverbintenissen voor 2030, tenzij dit buitensporige kosten zou inhouden. Wanneer het onmogelijk blijkt de emissies in 2025 op dusdanige wijze te beperken, lichten de lidstaten de redenen hiervoor toe in de verslagen overeenkomstig deze richtlijn.

(9) De lidstaten hebben zich te houden aan in deze richtlijn voor 2020, 2025 en 2030 vastgestelde emissiereductieverbintenissen.

Motivering

Ook de nationale emissiereductieverbintenissen voor 2025 dienen een bindend karakter te hebben teneinde de luchtkwaliteitsniveaus te bereiken die geen significante negatieve effecten en risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu tot gevolg hebben.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 bis) Bij het vaststellen van de emissiereductieverbintenissen moeten de reeds in het verleden door lidstaten geleverde inspanningen worden meegewogen.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11) Om te bevorderen dat de emissiereductieverbintenissen en de intermediaire emissieniveaus op een kosteneffectieve manier worden nagekomen c.q. bereikt dient de lidstaten de mogelijkheid te worden geboden om ook de reductie van de emissies van de internationale zeevaart in aanmerking te nemen indien de emissies van die sector lager zijn dan de emissieniveaus die zouden voortvloeien uit de naleving van de normen in de wetgeving van de Unie, met inbegrip van de grenswaarden voor zwavel in brandstoffen die zijn vastgesteld in Richtlijn 1999/32/EG van de Raad21. De lidstaten moeten ook de mogelijkheid hebben om hun verbintenissen en intermediaire emissieniveaus op het gebied van methaan (CH4) gezamenlijk na te komen c.q. te bereiken en daartoe gebruik te maken van Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad22. Ter controle van de naleving van de nationale emissieplafonds, de emissiereductieverbintenissen en de intermediaire emissieniveaus kunnen de lidstaten hun nationale emissie-inventarissen aanpassen in het licht van verbeterd wetenschappelijk inzicht en verbeterde emissiemethodieken. De Commissie kan bezwaar maken tegen het gebruik van deze flexibiliteit door een lidstaat, indien niet aan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.

(11) Om te bevorderen dat de emissiereductieverbintenissen op een kosteneffectieve manier worden nagekomen c.q. bereikt dient de lidstaten de mogelijkheid te worden geboden om ook de reductie van de emissies van de internationale zeevaart in aanmerking te nemen indien de emissies van die sector lager zijn dan de emissieniveaus die zouden voortvloeien uit de naleving van de normen in de wetgeving van de Unie, met inbegrip van de grenswaarden voor zwavel in brandstoffen die zijn vastgesteld in Richtlijn 1999/32/EG van de Raad.21 Ter controle van de naleving van de nationale emissieplafonds, de emissiereductieverbintenissen en de intermediaire emissieniveaus kunnen de lidstaten hun nationale emissie-inventarissen aanpassen in het licht van verbeterd wetenschappelijk inzicht en verbeterde emissiemethodieken. De Commissie kan bezwaar maken tegen het gebruik van deze flexibiliteit door een lidstaat, indien niet aan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.

__________________

__________________

21 Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (PB L 121 van 11.5.1999, blz. 13).

21 Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (PB L 121 van 11.5.1999, blz. 13).

22 Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136).

 

Motivering

Deze wijziging vloeit voort uit het amendement dat ertoe strekt om de emissiereductieverbintenissen ten aanzien van methaan in de richtlijn te schrappen. Bij ontstentenis van de verbintenissen vervalt de noodzaak om naar manieren te zoeken om deze gezamenlijk na te komen.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) De lidstaten dienen een nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging vast te stellen en uit te voeren met het oog op het bereiken van de voor hen geldende eisen op het gebied van emissiereductie en intermediaire emissieniveaus en het leveren van een effectieve bijdrage aan het bereiken van de luchtkwaliteitsdoelstellingen van de Unie. De lidstaten dienen in verband hiermee rekening te houden met de noodzaak om de emissies te verminderen in zones en agglomeraties met te hoge concentraties aan luchtverontreinigende stoffen en/of in zones die aanzienlijk bijdragen aan de luchtverontreiniging in andere zones en agglomeraties, ook als die zich in de buurlanden bevinden. De nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging moeten derhalve bijdragen aan de geslaagde uitvoering van de luchtkwaliteitsplannen die in artikel 23 van Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld23.

(12) De lidstaten dienen een nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging vast te stellen en uit te voeren met het oog op het bereiken van de voor hen geldende eisen op het gebied van emissiereductie en het leveren van een effectieve bijdrage aan het bereiken van de luchtkwaliteitsdoelstellingen van de Unie. De lidstaten dienen in verband hiermee rekening te houden met de noodzaak om de emissies te verminderen in zones en agglomeraties met te hoge concentraties aan luchtverontreinigende stoffen en/of in zones die aanzienlijk bijdragen aan de luchtverontreiniging in andere zones en agglomeraties, ook als die zich in de buurlanden bevinden. De nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging moeten derhalve bijdragen aan de geslaagde uitvoering van de luchtkwaliteitsplannen die in artikel 23 van Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld.23

__________________

__________________

23 Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).

23 Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).

Amendement  8

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 26 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(26 bis) De kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten dienen hun nationale regelgeving zoveel mogelijk op deze richtlijn af te stemmen.

Amendement  9

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 2 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Deze richtlijn is van toepassing op de emissies van de in bijlage I genoemde verontreinigende stoffen uit alle bronnen die plaatsvinden op het grondgebied van de lidstaten, in hun exclusieve economische zones en in hun zones met verontreinigingsbeheersing.

Deze richtlijn is van toepassing op de emissies van de in bijlage I genoemde verontreinigende stoffen uit alle antropogene bronnen die plaatsvinden op het grondgebied van de lidstaten, in hun exclusieve economische zones en in hun zones met verontreinigingsbeheersing.

Motivering

De werkingssfeer dient accuraat en in overeenstemming met andere artikelen, waaronder artikel 4, te zijn.

Amendement  10

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten beperken op zijn minst hun jaarlijkse antropogene emissies van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS), ammoniak (NH3), stofdeeltjes (PM2,5) en methaan (CH4) overeenkomstig de nationale emissiereductieverbintenissen die gelden vanaf 2020 en 2030, zoals vastgesteld in bijlage II.

1. De lidstaten beperken op zijn minst hun jaarlijkse antropogene emissies van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS), ammoniak (NH3), stofdeeltjes (PM2,5) en kwik (Hg). De beperking van de emissies van vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS) en methaan (CH4) moet worden bezien in het bredere kader van de reductie van emissies van broeikasgassen.

Motivering

Bijlage II dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd. Kwik en kwikverbindingen zijn zeer giftig voor de mens, met name voor het zich ontwikkelende zenuwstelsel. Bij inademing ervan in dampvorm wordt het snel in de bloedbaan opgenomen. Als gevolg van omzetting van neergeslagen kwik door micro-organismen kan methylkwik worden gevormd, een goed gedocumenteerd neurotoxine, dat zich kan ophopen in organismen en hogerop in de voedselketen in steeds grotere hoeveelheden in dieren kan voorkomen.

Amendement  11

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Onverminderd lid 1 treffen de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen die geen buitensporige kosten met zich brengen om hun antropogene emissies van SO2, NOx, NMVOS, NH3, PM2,5 en CH4 in 2025 te beperken. Het niveau daarvan wordt bepaald op basis van verkochte brandstof, aan de hand van een lineaire reductietraject tussen hun emissieniveaus voor 2020 en de emissieniveaus bij naleving van de voor 2030 vastgestelde emissiereductieverbintenissen.

Schrappen

Wanneer het niet lukt de emissies in 2025 te beperken tot het niveau bepaald aan de hand van het lineaire reductietraject, lichten de lidstaten de redenen hiervoor toe in de bij de Commissie in te dienen verslagen overeenkomstig artikel 9 van deze richtlijn.

 

Motivering

Naar aanleiding van de wijziging van artikel 4, lid 1. d.w.z. dat de nationale emissieverbintenissen ook voor 2025 bindend dienen te zijn.

Amendement  12

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De volgende emissies worden niet in aanmerking genomen teneinde te voldoen aan de leden 1 en 2:

Schrappen

a) emissies van vliegtuigen, buiten de landings- en startcyclus;

 

b) emissies op de Canarische eilanden, de Franse overzeese departementen, Madeira en de Azoren;

 

c) emissies van de nationale zeevaart van en naar de onder b) genoemde gebieden;

 

d) emissies van de zeevaart, onverminderd artikel 5, lid 1.

 

Motivering

We mogen de ogen niet sluiten voor al deze emissies die – evenals CO2 – lang in de atmosfeer blijven en bijdragen aan de klimaatverandering.

Amendement  13

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 4 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De niveaus van de antropogene emissies worden vastgesteld door de natuurlijke emissies af te trekken van de totale emissies.

Motivering

Het betreft natuurlijke emissies, o.a. van landbouwgronden, zowel van stikstof als van fijnstof.

Amendement  14

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Ter nakoming van de in bijlage II vastgestelde intermediaire emissieniveaus voor 2025 overeenkomstig artikel 4, lid 2, en naleving van de nationale emissiereductieverbintenissen die met ingang van 2030 gelden voor NOx, SO2 en PM2,5, mogen de lidstaten de vermindering van de emissies van NOx, SO2 en PM2,5 van de internationale zeevaart compenseren met emissies van NOx, SO2 en PM2,5 uit andere bronnen gedurende hetzelfde jaar, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

Schrappen

a) de emissiereducties doen zich voor in de zeegebieden die vallen binnen de territoriale wateren, de exclusieve economische zones of de zones met verontreinigingsbeheersing van de lidstaten indien er dergelijke zones zijn ingesteld;

 

b) de lidstaten hebben doeltreffende monitorings- en inspectiemaatregelen vastgesteld en uitgevoerd om ervoor te zorgen dat deze flexibiliteit naar behoren wordt benut;

 

c) de lidstaten hebben maatregelen uitgevoerd om lagere emissies van NOx, SO2 en PM2,5 van de internationale zeevaart te bereiken dan de emissieniveaus die zouden worden verwezenlijkt met de naleving van de normen van de Unie die gelden voor de emissies van NOx, SO2 en PM2,5, en zij hebben aangetoond dat de kwantificering van de aanvullende emissiereducties als gevolg van deze maatregelen toereikend is;

 

d) de lidstaten hebben niet meer dan 20 % van de overeenkomstig punt c) berekende vermindering van de emissies van NOx, SO2 en PM2,5 gecompenseerd, mits deze compensering niet leidt tot niet-naleving van de nationale emissiereductieverbintenissen voor 2020, zoals vastgesteld in bijlage II.

 

Amendement  15

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De lidstaten mogen hun verbintenissen op het gebied van de reductie van methaanemissies en de intermediaire emissieniveaus, zoals bedoeld in bijlage II, gezamenlijk nakomen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

Schrappen

(a) de lidstaten voldoen aan alle toepasselijke vereisten en modaliteiten uit hoofde van de wetgeving van de Unie, met inbegrip van de vereisten en modaliteiten van Beschikking°406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad;

 

(b) de lidstaten hebben doeltreffende bepalingen vastgesteld en uitgevoerd om te zorgen voor een behoorlijke gezamenlijke naleving van de verbintenissen.

 

Motivering

Wanneer het lukt de dubbele regeling voor methaan in deze richtlijn te vermijden, moet dit lid worden geschrapt. Methaan is in het klimaatbeleid opgenomen in zowel de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen als in het ETS. Het hier invoegen van methaan bij de herziening van de NEP-richtlijn zou leiden tot een dubbele regelgeving, die met het oog op het streven naar een betere regelgeving en het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) juist moet worden vermeden.

Amendement  16

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De lidstaten kunnen afwijken van de vanaf 2030 geldende nationale emissiereductieverbintenissen die zijn vastgesteld in bijlage II, voor zover de technische en economische factoren die als basis dienden voor de oorspronkelijke berekening van de doelstelling, zijn veranderd.

Motivering

Er moet worden geleerd uit de fouten van het verleden en er moeten derhalve geen doelstellingen worden vastgesteld op basis van scenario's die zich niet hebben voorgedaan. Wanneer emissieprognoses, emissiefactoren en economische of technische omstandigheden significant veranderen, moet het mogelijk zijn de doelstelling per schadelijke stof en per lidstaat aan te passen. Dit wordt hier voorgesteld (in combinatie met het amendement op artikel 5, lid 1, met betrekking tot het flexibiliteitsmechanisme in verband met hotspots) en mag geen afbreuk doen aan de algehele Europese doelstelling.

Amendement  17

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 3 – alinea 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de redenen voor de afwijking van de doelstelling en dienen een aanvraag in voor de overdracht van kredieten. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 13 gedelegeerde handelingen vast te stellen voor de ontwikkeling van methoden en criteria en om een beslissing te nemen over de overdracht van emissiekredieten.

Motivering

Er moet worden geleerd uit de fouten van het verleden en er moeten derhalve geen doelstellingen worden vastgesteld op basis van scenario's die zich niet hebben voorgedaan. Wanneer emissieprognoses, emissiefactoren en economische of technische omstandigheden significant veranderen, moet het mogelijk zijn de doelstelling per schadelijke stof en per lidstaat aan te passen. Dit wordt hier voorgesteld (in combinatie met het amendement op artikel 5, lid 1, met betrekking tot het flexibiliteitsmechanisme in verband met hotspots) en mag geen afbreuk doen aan de algehele Europese doelstelling.

Amendement  18

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 5 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Indien de Commissie binnen negen maanden na ontvangst van het in artikel 7, leden 4, 5 en 6, bedoelde rapport geen bezwaren heeft gemaakt, gaat de betrokken lidstaat ervan uit dat het gebruik van de toegepaste flexibiliteit is aanvaard en geldig is voor dat jaar. Indien de Commissie van oordeel is dat het gebruik van een flexibiliteit niet aan de toepasselijke vereisten en criteria voldoet, stelt zij een besluit vast en brengt zij de lidstaat van de afwijzing op de hoogte.

Indien de Commissie binnen negen maanden na ontvangst van het in artikel 7, leden 4, 5 en 6, bedoelde rapport geen bezwaren heeft gemaakt, gaat de betrokken lidstaat ervan uit dat het gebruik van de toegepaste flexibiliteit is aanvaard en geldig is voor dat jaar.

Motivering

Het is duidelijk dat er een probleem bestaat met betrekking tot de flexibiliteit – het ontbreekt aan exacte criteria om die toe te passen. Daarom bevat het voorstel van de Commissie een bepaling die erop neerkomt dat de Commissie dat in laatste instantie bepaalt.

Amendement  19

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 5 – lid 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

6 bis. Indien lidstaten in een bepaald jaar vaststellen dat zij de in bijlage II vastgestelde emissiereductieverbintenissen niet kunnen nakomen, mogen zij deze verbintenissen nakomen door de desbetreffende jaarlijkse emissies voor het jaar in kwestie en de een of twee voorgaande jaren te middelen, op voorwaarde dat dit gemiddelde de desbetreffende verbintenis niet overschrijdt.

Motivering

De emissies in een bepaald jaar kunnen aanzienlijk worden beïnvloed door externe omstandigheden, zoals de winterkou of droog weer in de zomer. Deze omstandigheden leiden tot variaties in de vraag naar elektriciteit en warmte en de mogelijkheden van emissieloze productie. Door de mogelijkheid om een gemiddelde te gebruiken kunnen deze jaarlijkse schommelingen worden gecompenseerd.

Amendement  20

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 2 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten nemen, voor zover noodzakelijk, de in deel 1 van bijlage III vastgestelde emissieverminderende maatregelen of maatregelen met een gelijkwaardig effect op het milieu over om de relevante nationale emissiereductieverbintenissen na te komen.

De lidstaten kunnen de in deel 1 van bijlage III vastgestelde emissieverminderende maatregelen of maatregelen met een gelijkwaardig effect op het milieu overnemen om de relevante nationale emissiereductieverbintenissen na te komen.

Motivering

In deel 1 van bijlage III worden maatregelen uiteengezet die kunnen worden overgenomen in de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging. Deze zijn louter bedoeld als richtsnoer en hebben tot doel om de lidstaten voldoende flexibiliteit te geven om de maatregelen te kiezen die de vereiste emissiereducties mogelijk maken. De tekst van het artikel dient consistent te zijn.

Amendement  21

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Het nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging wordt om de twee jaar geactualiseerd.

3. Het nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging wordt om de vier jaar geactualiseerd.

Motivering

Het voorstel behelst dat de programma's om de twee jaar worden geactualiseerd. Deze periode tussen herzieningen is te kort en zou ondoelmatig en duur zijn, voor zowel de bevoegde autoriteiten als de belanghebbenden. Bovendien dient bij de actualisering van de programma's geen systematische herziening te worden uitgevoerd, maar alleen te worden gekeken naar de verontreinigende stof(fen) waarvoor de emissiereductieverbintenissen mogelijk niet worden gehaald.

Amendement  22

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 4 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Onverminderd lid 3 worden het beleid en de maatregelen op het gebied van emissiereductie die zijn opgenomen in het nationale programma ter beperking van de luchtverontreiniging, binnen twaalf maanden geactualiseerd wanneer:

4. Onverminderd lid 3 worden het beleid en de maatregelen op het gebied van emissiereductie die zijn opgenomen in het nationale programma ter beperking van de luchtverontreiniging, binnen 24 maanden geactualiseerd wanneer:

Motivering

Gezien de tijd die gemoeid is met het actualiseren van een plan, dient voor de actualisering ervan twee jaar te worden uitgetrokken wanneer de richtlijn niet wordt nageleefd.

Amendement  23

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 6 – lid 4– letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) de lidstaten besluiten een van de in artikel 5 vastgestelde mogelijkheden tot flexibiliteit te benutten.

Schrappen

Motivering

Dit is een gevolg van het schrappen van artikel 5 (flexibiliteitsmaatregelen).

Amendement  24

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 1 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Voor de in tabel B van bijlage I vermelde verontreinigende stoffen dienen de lidstaten nationale emissie-inventarissen op te stellen die zij jaarlijks actualiseren overeenkomstig de daarin vastgestelde vereisten.

Voor de in tabel B van bijlage I vermelde verontreinigende stoffen stellen de lidstaten nationale emissie-inventarissen op die zij jaarlijks actualiseren overeenkomstig de daarin vastgestelde vereisten.

Amendement  25

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De lidstaten die gebruikmaken van de flexibiliteit krachtens artikel 5, lid 1, nemen de volgende informatie op in het informatieve inventarisrapport voor het desbetreffende jaar:

Schrappen

(a) de hoeveelheden emissies van NOx, SO2 en PM2,5 die zouden zijn vrijgekomen indien het gebied met emissiebeheersing er niet was geweest;

 

(b) de emissiereductieniveaus die zijn bereikt in het gedeelte van het gebied met emissiebeheersing van de lidstaat overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder c);

 

(c) de mate waarin de desbetreffende lidstaat gebruik heeft gemaakt van deze flexibiliteit;

 

(d) alle aanvullende gegevens die de Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, naar oordeel van de lidstaten nodig heeft om een volledige evaluatie te kunnen uitvoeren van de omstandigheden waaronder de flexibiliteit is toegepast.

 

Motivering

Dit is een gevolg van het schrappen van artikel 5 (flexibiliteitsmaatregelen).

Amendement  26

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 7 – lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. De lidstaten die ervoor kiezen gebruik te maken van de in artikel 5, lid 2, bedoelde flexibiliteit verstrekken een afzonderlijk verslag aan de hand waarvan de Commissie kan beoordelen of is voldaan aan de vereisten van de desbetreffende bepaling.

Schrappen

Motivering

Dit is een gevolg van het schrappen van artikel 5 (flexibiliteitsmaatregelen).

Amendement  27

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 8 – lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nadelige effecten van de luchtverontreiniging op ecosystemen, voor zover mogelijk, worden gemonitord overeenkomstig de voorschriften van bijlage V.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nadelige effecten van de luchtverontreiniging op ecosystemen worden gemonitord overeenkomstig de voorschriften van bijlage V.

Amendement  28

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 – lid 1 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten leggen hun nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging [binnen drie maanden na de in artikel 17 genoemde datum, in te vullen door het Bureau voor publicaties] en de latere bijwerkingen daarvan om de twee jaar aan de Commissie voor.

De lidstaten leggen hun nationaal programma ter beperking van de luchtverontreiniging [binnen drie maanden na de in artikel 17 genoemde datum, in te vullen door het Bureau voor publicaties] en de latere bijwerkingen daarvan om de vier jaar aan de Commissie voor.

Motivering

Gezien de grote complexiteit van de nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging is het van belang dat de lidstaten genoeg tijd hebben om wijzigingen door te voeren.

Amendement  29

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 9 – lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten brengen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad31 verslag uit over hun nationale emissie-inventarissen en -prognoses voor CH4.

Schrappen

__________________

 

31 Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 14).

 

Motivering

Deze wijziging vloeit voort uit het amendement dat ertoe strekt om de emissiereductieverbintenissen ten aanzien van methaan in de richtlijn te schrappen. Zonder de verbintenissen is er geen reden om methaanemissies en prognoses voor methaan door te geven in de context van de NEP-richtlijn.

Amendement  30

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 1 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie doet in elk geval op de bovengenoemde wijze verslag voor het jaar 2025, en neemt daarin ook informatie op over het bereiken van de intermediaire emissieniveaus zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, en in voorkomend geval de redenen voor het in niet bereiken van die niveaus. Zij inventariseert de noodzaak voor verdere acties, en houdt daarbij ook rekening met de sectorale effecten van de tenuitvoerlegging.

Schrappen

Motivering

Dit amendement heeft tot doel om de nationale emissiereductie voor 2025 een bindend karakter te geven.

Amendement  31

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 10 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De in lid 1 bedoelde verslagen kunnen een evaluatie omvatten van de milieu- en sociaaleconomische effecten van deze richtlijn.

2. De in lid 1 bedoelde verslagen moeten een evaluatie omvatten van de milieu- en sociaaleconomische effecten van deze richtlijn.

Motivering

Het is belangrijk om garanties te bieden voor een grondig onderzoek van de milieu- en sociaaleconomische effecten van deze richtlijn.

Amendement  32

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 12

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Unie en eventueel de lidstaten streven naar bilaterale en multilaterale samenwerking met derde landen en naar coördinatie met relevante internationale organisaties, zoals het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE), de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (ICAO), door onder meer informatie uit te wisselen op het gebied van technisch en wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling, om aldus een betere basis voor de emissiereducties te verkrijgen.

De Unie en eventueel de lidstaten streven naar bilaterale en multilaterale samenwerking met derde landen en naar coördinatie met relevante internationale organisaties, zoals het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE), de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (ICAO), door onder meer informatie uit te wisselen op het gebied van technisch en wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling, om aldus een betere basis voor de emissiereducties te verkrijgen. De lidstaten hebben grensoverschrijdend overleg over wederzijdse dreigingen die worden veroorzaakt door emissies in naburige industriële regio’s in die lidstaten en de desbetreffende lidstaten stellen gezamenlijk plannen op voor de afschaffing of beperking van de emissies.

Motivering

Naburige lidstaten zouden met elkaar moeten overleggen en gemeenschappelijk plannen moeten opstellen voor de beperking en afschaffing van emissies, vooral wanneer hun industriële gebieden aan elkaar grenzen.

Amendement  33

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 13 – lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De in artikel 6, lid 7, artikel 7, lid 9, en artikel 8, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

2. De in artikel 5, lid 3, artikel 6, lid 7, artikel 7, lid 9, en artikel 8, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

Motivering

Technische aanvulling voor de uitvoering van het amendement op artikel 5, leden 1 en 3, met betrekking tot de daar voorgestelde flexibiliteitsmechanismen.

Amendement  34

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 17 – lid 1 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [achttien maanden na de datum van inwerkingtreding, in te vullen door het Bureau voor publicaties] aan deze richtlijn te voldoen.

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [vierentwintig maanden na de datum van inwerkingtreding, in te vullen door het Bureau voor publicaties] aan deze richtlijn te voldoen.

Motivering

Het is belangrijk om te garanderen dat de lidstaten genoeg tijd hebben om de richtlijn in hun nationaal recht om te zetten.

Amendement  35

Voorstel voor een richtlijn

Artikel 18 – lid 1 – alinea 2 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) artikel 1 en bijlage I tot 31 december 2019;

Schrappen

Amendement  36

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I – Sectie A – rij 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Totale nationale emissies per broncategorie

Schrappen

- CH4

 

Jaarlijks, vanaf 2005 tot aan rapportagejaar minus 2 (X-2)

 

15/02****

 

Motivering

Het voorstel om methaan met ingang van 2030 in de richtlijn op te nemen gaat verder dan de bestaande internationale klimaatwetgeving en veroorzaakt extra administratieve lasten voor de industrie en de lidstaten zonder dat dit een evenredig voordeel voor het milieu oplevert.

Amendement  37

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage I – Sectie C – rij 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Geprojecteerde emissies per geaggregeerde broncategorie

Schrappen

- CH4

 

15/03

 

Motivering

Het voorstel om methaan met ingang van 2030 in de richtlijn op te nemen gaat verder dan de bestaande internationale klimaatwetgeving en veroorzaakt extra administratieve lasten voor de industrie en de lidstaten zonder dat dit een evenredig voordeel voor het milieu oplevert.

Amendement  38

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage II – tabel a

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Tabel (a): Emissiereductieverbintenissen voor zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS). Verkochte hoeveelheid brandstof, basisjaar 2005.

Lidstaat

SO2-reductie t.o.v. 2005

NOx-reductie t.o.v. 2005

NMVOS-reductie t.o.v. 2005

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

België

43%

 

68%

41%

 

63%

21%

 

44%

Bulgarije

78%

 

94%

41%

 

65%

21%

 

62%

Tsjechië

45%

 

72%

35%

 

66%

18%

 

57%

Denemarken

35%

 

58%

56%

 

69%

35%

 

59%

Duitsland

21%

 

53%

39%

 

69%

13%

 

43%

Estland

32%

 

71%

18%

 

61%

10%

 

37%

Griekenland

74%

 

92%

31%

 

72%

54%

 

67%

Spanje

67%

 

89%

41%

 

75%

22%

 

48%

Frankrijk

55%

 

78%

50%

 

70%

43%

 

50%

Kroatië

55%

 

87%

31%

 

66%

34%

 

48%

Ierland

65%

 

83%

49%

 

75%

25%

 

32%

Italië

35%

 

75%

40%

 

69%

35%

 

54%

Cyprus

83%

 

95%

44%

 

70%

45%

 

54%

Letland

8%

 

46%

32%

 

44%

27%

 

49%

Litouwen

55%

 

72%

48%

 

55%

32%

 

57%

Luxemburg

34%

 

44%

43%

 

79%

29%

 

58%

Hongarije

46%

 

88%

34%

 

69%

30%

 

59%

Malta

77%

 

98%

42%

 

89%

23%

 

31%

Nederland

28%

 

59%

45%

 

68%

8%

 

34%

Oostenrijk

26%

 

50%

37%

 

72%

21%

 

48%

Polen

59%

 

78%

30%

 

55%

25%

 

56%

Portugal

63%

 

77%

36%

 

71%

18%

 

46%

Roemenië

77%

 

93%

45%

 

67%

25%

 

64%

Slovenië

63%

 

89%

39%

 

71%

23%

 

63%

Slowakije

57%

 

79%

36%

 

59%

18%

 

40%

Finland

30%

 

30%

35%

 

51%

35%

 

46%

Zweden

22%

 

22%

36%

 

65%

25%

 

38%

Verenigd Koninkrijk

59%

 

84%

55%

 

73%

32%

 

49%

EU 28

59%

 

81%

42%

 

69%

28%

 

50%

Amendement

Tabel (a): Emissiereductieverbintenissen voor zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (NMVOS). Verkochte hoeveelheid brandstof, basisjaar 2005.

Lidstaat

SO2-reductie t.o.v. 2005

NOx-reductie t.o.v. 2005

NMVOS-reductie t.o.v. 2005

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2024

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2024

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2024

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

België

43%

67%

68%

41%

58%

63%

21%

44%

44%

Bulgarije

78%

91%

94%

41%

62%

65%

21%

61%

62%

Tsjechië

45%

68%

72%

35%

61%

66%

18%

55%

57%

Denemarken

35%

56%

58%

56%

65%

69%

35%

59%

59%

Duitsland

21%

46%

53%

39%

63%

69%

13%

42%

43%

Estland

32%

70%

71%

18%

55%

61%

10%

31%

37%

Griekenland

74%

90%

92%

31%

68%

72%

54%

68%

67%

Spanje

67%

89%

89%

41%

72%

75%

22%

48%

48%

Frankrijk

55%

77%

78%

50%

66%

70%

43%

49%

50%

Kroatië

55%

86%

87%

31%

64%

66%

34%

52%

48%

Ierland

65%

81%

83%

49%

64%

75%

25%

33%

32%

Italië

35%

76%

75%

40%

66%

69%

35%

54%

54%

Cyprus

83%

97%

95%

44%

68%

70%

45%

53%

54%

Letland

8%

47%

46%

32%

39%

44%

27%

57%

49%

Litouwen

55%

74%

72%

48%

54%

55%

32%

59%

57%

Luxemburg

34%

44%

44%

43%

73%

79%

29%

58%

58%

Hongarije

46%

86%

88%

34%

66%

69%

30%

57%

59%

Malta

77%

98%

98%

42%

86%

89%

23%

32%

31%

Nederland

28%

57%

59%

45%

65%

68%

8%

34%

34%

Oostenrijk

26%

52%

50%

37%

69%

72%

21%

47%

48%

Polen

59%

74%

78%

30%

50%

55%

25%

53%

56%

Portugal

63%

79%

77%

36%

72%

71%

18%

48%

46%

Roemenië

77%

92%

93%

45%

64%

67%

25%

63%

64%

Slovenië

63%

88%

89%

39%

66%

71%

23%

62%

63%

Slowakije

57%

78%

79%

36%

55%

59%

18%

41%

40%

Finland

30%

30%

30%

35%

45%

51%

35%

45%

46%

Zweden

22%

22%

22%

36%

62%

65%

25%

35%

38%

Verenigd Koninkrijk

59%

82%

84%

55%

70%

73%

32%

50%

49%

EU 28

59%

79%

81%

42%

64%

69%

28%

50%

50%

Motivering

De gegevens (emissiegrenswaarden) zijn ontleend aan het scenario met een beperking van de emissiekloof met 75 % uit de effectbeoordeling van de Commissie, dat volgens zowel de effectbeoordeling van de Commissie als de effectbeoordeling van het Europees Parlement de meest kosteneffectieve optie is.

Amendement  39

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage II – tabel b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Tabel (b): Emissiereductieverbintenissen voor ammoniak (NH3), stofdeeltjes (PM2,5) en methaan (CH4). Verkochte hoeveelheid brandstof, basisjaar 2005.

Lidstaat

NH3-reductie vanaf 2005

PM2,5-reductie vanaf 2005

CH4-reductie vanaf 2005

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

 

Voor elk jaar vanaf 2030

 

Voor elk jaar vanaf 2030

België

2%

 

16%

20%

 

47%

 

26%

Bulgarije

3%

 

10%

20%

 

64%

 

53%

Tsjechië

7%

 

35%

17%

 

51%

 

31%

Denemarken

24%

 

37%

33%

 

64%

 

24%

Duitsland

5%

 

39%

26%

 

43%

 

39%

Estland

1%

 

8%

15%

 

52%

 

23%

Griekenland

7%

 

26%

35%

 

72%

 

40%

Spanje

3%

 

29%

15%

 

61%

 

34%

Frankrijk

4%

 

29%

27%

 

48%

 

25%

Kroatië

1%

 

24%

18%

 

66%

 

31%

Ierland

1%

 

7%

18%

 

35%

 

7%

Italië

5%

 

26%

10%

 

45%

 

40%

Cyprus

10%

 

18%

46%

 

72%

 

18%

Letland

1%

 

1%

16%

 

45%

 

37%

Litouwen

10%

 

10%

20%

 

54%

 

42%

Luxemburg

1%

 

24%

15%

 

48%

 

27%

Hongarije

10%

 

34%

13%

 

63%

 

55%

Malta

4%

 

24%

25%

 

80%

 

32%

Nederland

13%

 

25%

37%

 

38%

 

33%

Oostenrijk

1%

 

19%

20%

 

55%

 

20%

Polen

1%

 

26%

16%

 

40%

 

34%

Portugal

7%

 

16%

15%

 

70%

 

29%

Roemenië

13%

 

24%

28%

 

65%

 

26%

Slovenië

1%

 

24%

25%

 

70%

 

28%

Slowakije

15%

 

37%

36%

 

64%

 

41%

Finland

20%

 

20%

30%

 

39%

 

15%

Zweden

15%

 

17%

19%

 

30%

 

18%

Verenigd Koninkrijk

8%

 

21%

30%

 

47%

 

41%

EU 28

6%

 

27%

22%

 

51%

 

33%

Amendement

Tabel (b): Emissiereductieverbintenissen voor ammoniak (NH3), stofdeeltjes (PM2,5) en kwik (Hg). Verkochte hoeveelheid brandstof, basisjaar 2005.

Lidstaat

NH3-reductie vanaf 2005

PM2,5-reductie vanaf 2005

Hg-reductie t.o.v. 2005

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2024

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2024

Voor elk jaar vanaf 2025 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

Voor elk jaar vanaf 2020 tot 2029

Voor elk jaar vanaf 2030

België

2%

16%

16%

20%

46%

47%

 

 

Bulgarije

3%

11%

10%

20%

60%

64%

 

 

Tsjechië

7%

35%

35%

17%

47%

51%

 

 

Denemarken

24%

40%

37%

33%

62%

64%

 

 

Duitsland

5%

46%

39%

26%

41%

43%

 

 

Estland

1%

23%

8%

15%

48%

52%

 

 

Griekenland

7%

28%

26%

35%

71%

72%

 

 

Spanje

3%

30%

29%

15%

61%

61%

 

 

Frankrijk

4%

31%

29%

27%

43%

48%

 

 

Kroatië

1%

31%

24%

18%

65%

66%

 

 

Ierland

1%

14%

7%

18%

32%

35%

 

 

Italië

5%

29%

26%

10%

42%

45%

 

 

Cyprus

10%

23%

18%

46%

73%

72%

 

 

Letland

1%

1%

1%

16%

52%

45%

 

 

Litouwen

10%

10%

10%

20%

55%

54%

 

 

Luxemburg

1%

25%

24%

15%

47%

48%

 

 

Hongarije

10%

38%

34%

13%

61%

63%

 

 

Malta

4%

26%

24%

25%

79%

80%

 

 

Nederland

13%

24%

25%

37%

38%

38%

 

 

Oostenrijk

1%

20%

19%

20%

54%

55%

 

 

Polen

1%

29%

26%

16%

31%

40%

 

 

Portugal

7%

22%

16%

15%

69%

70%

 

 

Roemenië

13%

29%

24%

28%

61%

65%

 

 

Slovenië

1%

26%

24%

25%

73%

70%

 

 

Slowakije

15%

41%

37%

36%

62%

64%

 

 

Finland

20%

20%

20%

30%

37%

39%

 

 

Zweden

15%

20%

17%

19%

33%

30%

 

 

Verenigd Koninkrijk

8%

22%

21%

30%

47%

47%

 

 

EU 28

6%

30%

27%

22%

48%

51%

 

 

Motivering

De gegevens (emissiegrenswaarden) zijn ontleend aan het scenario met een beperking van de emissiekloof met 75 % uit de effectbeoordeling van de Commissie, dat volgens zowel de effectbeoordeling van de Commissie als de effectbeoordeling van het Europees Parlement de meest kosteneffectieve optie is.

Amendement  40

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage III – Deel 1 – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

MAATREGELEN DIE OPGENOMEN KUNNEN WORDEN IN HET NATIONALE PROGRAMMA VOOR DE BEHEERSING VAN LUCHTVERONTREINIGING

MAATREGELEN DIE OPGENOMEN WORDEN IN HET NATIONALE PROGRAMMA VOOR DE BEHEERSING VAN LUCHTVERONTREINIGING

Motivering

Wanneer de landbouwsector geen bijdrage aan de emissiereducties zou leveren, zouden de overige sectoren van de economie, met inbegrip van de industrie en de elektriciteitssector, kostbaardere maatregelen moeten treffen om dezelfde milieudoelstellingen te verwezenlijken.

Amendement  41

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage III – deel 1 – afdeling A – punt 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.        De lidstaten stellen een nationale gedragscode op voor goede landbouwpraktijken voor de reductie van ammoniakemissies op basis van de UNECE-gedragscode van 2001 voor goede landbouwpraktijken voor de reductie van ammoniakemissies3, waarin ten minste de volgende punten zijn opgenomen:

De lidstaten stellen een nationale gedragscode op voor goede landbouwpraktijken voor de reductie van ammoniakemissies op basis van de UNECE-gedragscode van 2001 voor goede landbouwpraktijken voor de reductie van ammoniakemissies3. In de nationale gedragscode kunnen de volgende punten worden opgenomen:

__________________

__________________

(3) Besluit ECE/EB.AIR/75, lid 28a

(3) Besluit ECE/EB.AIR/75, lid 28a

Motivering

Belangrijk is dat de lidstaten zelf de meest kostenefficiënte maatregelen kunnen vinden. Het amendement biedt hun meer flexibiliteit.

Amendement  42

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage III – deel 1 – afdeling A – punt 3 – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De lidstaten reduceren de ammoniakemissies uit anorganische meststoffen aan de hand van de volgende benaderingen:

3. De lidstaten reduceren, voor zover nodig, uitgaande van de in bijlage II vermelde nationale verbintenissen, de ammoniakemissies uit anorganische meststoffen aan de hand van de volgende benaderingen:

Motivering

Belangrijk is dat de lidstaten zelf de meest kostenefficiënte maatregelen kunnen vinden. Het amendement biedt hun meer flexibiliteit.

Amendement  43

Voorstel voor een richtlijn

Bijlage V – punt 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun netwerk van meetlocaties representatief is voor hun zoetwater-, natuurlijke en semi-natuurlijke ecosystemen, evenals de bosecosystemen.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun netwerk van meetlocaties representatief is voor hun zoetwater-, natuurlijke en semi-natuurlijke ecosystemen.

Motivering

Bosecosystemen maken al deel uit van de natuurlijke en semi-natuurlijke ecosystemen.

PROCEDURE

Titel

Reductie van nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen en wijziging van Richtlijn 2003/35/Eg

Document- en procedurenummers

COM(2013)0920 – C7-0004/2014 – 2013/0443(COD)

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ENVI

13.1.2014

 

 

 

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

ITRE

13.1.2014

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Adam Gierek

9.9.2014

Behandeling in de commissie

25.9.2014

21.1.2015

 

 

Datum goedkeuring

24.3.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

34

27

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Bendt Bendtsen, Reinhard Bütikofer, Pilar del Castillo Vera, Christian Ehler, Fredrick Federley, Ashley Fox, Adam Gierek, Juan Carlos Girauta Vidal, Theresa Griffin, Marek Józef Gróbarczyk, András Gyürk, Roger Helmer, Dawid Bohdan Jackiewicz, Eva Kaili, Barbara Kappel, Krišjānis Kariņš, Seán Kelly, Jeppe Kofod, Miapetra Kumpula-Natri, Janusz Lewandowski, Ernest Maragall, Edouard Martin, Nadine Morano, Dan Nica, Angelika Niebler, Miroslav Poche, Miloslav Ransdorf, Michel Reimon, Herbert Reul, Paul Rübig, Algirdas Saudargas, Jean-Luc Schaffhauser, Neoklis Sylikiotis, Dario Tamburrano, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Claude Turmes, Miguel Urbán Crespo, Vladimir Urutchev, Adina-Ioana Vălean, Kathleen Van Brempt, Henna Virkkunen, Martina Werner, Hermann Winkler, Flavio Zanonato, Carlos Zorrinho

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Simona Bonafè, Cornelia Ernst, Yannick Jadot, Werner Langen, Morten Messerschmidt, Clare Moody, Dominique Riquet, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Massimiliano Salini, Anne Sander, Maria Spyraki, Paul Tang, Pavel Telička, Anneleen Van Bossuyt, Cora van Nieuwenhuizen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Isabella Adinolfi, Ignazio Corrao

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (2.6.2015)

aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG
(COM(2013)0920 – C7‑0004/2014 – 2013/0443(COD))

Rapporteur voor advies: Jan Huitema

BEKNOPTE MOTIVERING

Achtergrond - Het Commissievoorstel

Doel met dit voorstel voor een richtlijn ter vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen is de "vereisten [in Richtlijn 2003/35/EG] te (…) herzien en [te actualiseren] teneinde de resterende zeer aanzienlijke gezondheidsrisico's en milieueffecten als gevolg van luchtverontreiniging in de Unie aan te pakken en de wetgeving van de Unie in overeenstemming te brengen met de nieuwe internationale verbintenissen na de herziening van het Protocol van Göteborg in 2012". Met de nieuwe richtlijn wordt de oude ingetrokken en vervangen.

De vereiste impactreducties zijn vastgesteld in de mededeling "Programma 'Schone lucht voor Europa'"[1]. De Commissie stelt dat de reductieverbintenissen voor 2030 die in het voorstel voor een richtlijn zijn opgenomen, zijn ontworpen ter uitvoering van de luchtkwaliteitseffecten voor 2030 zoals vastgesteld in de genoemde mededeling.

In het voorstel worden nieuwe nationale verbintenissen op het gebied van emissiereductie vastgesteld die gelden vanaf 2020 en 2030 voor SO2, NOx, NMVOS, NH3, stofdeeltjes (PM2,5) en methaan (CH4), alsmede intermediaire emissieniveaus voor het jaar 2025. Daarnaast moeten de lidstaten hun jaarlijkse emissies van die verontreinigende stoffen in 2025 beperken tot de niveaus zoals bepaald door een lineaire reductietraject, tenzij dit buitensporig dure maatregelen met zich brengt.

De lidstaten zijn ertoe verplicht hun nationale programma's ter beperking van de luchtverontreiniging goed te keuren en aan te geven hoe zij hun reductieverbintenissen zullen nakomen; zij moeten waar mogelijk ook de nadelige effecten monitoren van de luchtverontreiniging op aquatische en terrestrische ecosystemen.

Standpunt van de rapporteur

De rapporteur maakt zich vooral zorgen over twee elementen:

1) de opname van reductieverbintenissen ten aanzien van methaan in de NEP-richtlijn, die een probleem is voor de landbouwsector. Methaan is een broeikasgas, dat al valt onder de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen (Beschikking nr. 406/2009/EG) in het kader van het EU-klimaat- en energiepakket 2020. Opname van reductieverbintenissen ten aanzien van methaan in de NEP-richtlijn zou leiden tot overregulering en zou de flexibiliteit beperken die de lidstaten in de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen wordt geboden. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het feit dat er trade-offs zijn met het dierenwelzijn. Om deze redenen heeft de rapporteur een amendement opgenomen om methaan uit de NEP-richtlijn te schrappen.

2) de opname van buitensporige reductieverbintenissen ten aanzien van ammoniak in de NEP-richtlijn, die ook problemen oplevert voor de landbouwsector. Er zij aan herinnerd dat de ammoniakemissies in de EU sinds 1990 zijn gereduceerd met bijna 30 %[2]. Bij de vaststelling van de emissieplafonds voor ammoniak moeten de inspanningen die de lidstaten eerder al hebben geleverd om de ammoniakemissies te reduceren, dus worden erkend, om met de reeds gerealiseerde emissiereducties en investeringen rekening te houden en om wie snel reageert, niet te ontmoedigen om verdere maatregelen te nemen. De emissiereductieverbintenissen ten aanzien van ammoniak die in de onderhavige richtlijn voor 2030 worden vastgesteld, zijn evenwel buitensporig.

Daarom heeft de rapporteur een amendement opgenomen om de reductieverbintenissen voor 2030 ten aanzien van ammoniak uit bijlage II te schrappen. Hij stelt voor dat de Commissie in plaats hiervan een voorstel met herziene reductieverbintenissen ten aanzien van ammoniak indient, met haalbare streefdoelen voor de verschillende lidstaten en met een gelijk speelveld.

Overige vraagstukken

•   Er moet worden erkend dat de agrarische gemeenschap bijdraagt tot collectieve goederen die verder gaan dan de productie van levensmiddelen en die geen directe marktwaarde hebben, bijvoorbeeld kwesties in verband met het milieu en het klimaat.

•   Het is van cruciaal belang te onderstrepen dat er binnen het Europese wetgevingskader voor milieubescherming synergieën bestaan. Er moet rekening worden gehouden met de ammoniakreducties die zijn gerealiseerd met diverse EU-beleidsmaatregelen als de nitraatrichtlijn en de tenuitvoerlegging van nationale beleidsmaatregelen voor de vermindering van de afzetting van ammoniak in Natura 2000-gebieden op basis van de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn.

•   Voorts moet ammoniak worden vrijgesteld wat de intermediaire doelstellingen betreft die zijn vastgesteld voor 2025. Deze intermediaire doelstellingen belemmeren de flexibiliteit van de maatregelen die de lidstaten nemen, naast het feit dat er tussen de lidstaten en tussen de sectoren verschillen bestaan met betrekking tot de voorspelbaarheid van het halen van de doelstellingen.

•   De rapporteur is het ermee eens dat rekening moet worden gehouden met de effecten voor kleine en microlandbouwbedrijven, maar hij is ook van mening dat dit een gelijk speelveld niet in gevaar mag brengen.

AMENDEMENTEN

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande amendementen in aanmerking te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) In het Zevende Milieuactieprogramma18 wordt de langetermijndoelstelling van de Unie voor het beleid inzake luchtkwaliteit bevestigd, te weten het bereiken van een luchtkwaliteit die niet leidt tot aanzienlijke nadelige effecten op en risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu, en wordt om die reden aangedrongen op de volledige naleving van de bestaande EU-wetgeving inzake luchtkwaliteit, strategische doelstellingen en maatregelen voor na 2020, vergroting van de inspanningen in gebieden waar de bevolking en ecosystemen worden blootgesteld aan hoge niveaus van luchtverontreinigende stoffen en versterking van de synergiën tussen wetgeving inzake luchtkwaliteit en de beleidsdoelstellingen van de Unie, met name op het gebied van klimaatverandering en biodiversiteit.

(2) In het Zevende Milieuactieprogramma18 wordt de langetermijndoelstelling van de Unie voor het beleid inzake luchtkwaliteit bevestigd, te weten het bereiken van een luchtkwaliteit die niet leidt tot aanzienlijke nadelige effecten op en risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu, en wordt om die reden aangedrongen op de volledige naleving van de bestaande EU-wetgeving inzake luchtkwaliteit, strategische doelstellingen en maatregelen voor na 2020, vergroting van de inspanningen in gebieden waar de bevolking en ecosystemen worden blootgesteld aan hoge niveaus van luchtverontreinigende stoffen en versterking van de synergiën tussen wetgeving inzake luchtkwaliteit en de beleidsdoelstellingen van de Unie, met name op het gebied van klimaatverandering en biodiversiteit. Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor de periode 2014-2020 biedt de lidstaten de mogelijkheid om bij te dragen aan de luchtkwaliteit met specifieke maatregelen. Toekomstige evaluatie zal een beter begrip opleveren van de effecten van deze maatregelen.

–––––––––––––––––––––––

–––––––––––––––––––––––

18 Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 "Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet", COM(2012) 710 van 29.11.2012.

18 Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 "Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet" (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171).

Motivering

Met de bijdrage van de landbouw aan de luchtkwaliteit door middel van maatregelen die gebaseerd zijn op het nieuwe GLB, met name maatregelen in de context van vergroening, moet bij de evaluatie van de impact van de landbouw op de luchtkwaliteit rekening worden gehouden.

Amendement  2

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5) Wat het jaar 2020 en volgende jaren betreft, worden in het door de Raad in Besluit [xxxx/xxxx/EU]20 goedgekeurde herziene Protocol van Göteborg voor elke partij nieuwe emissiereductieverbintenissen vastgesteld, met als referentiejaar 2005, voor SO2, NOx, NH3, NMVOS en stofdeeltjes (PM2,5), worden reducties van de emissies van zwarte koolstof bepleit en wordt aangedrongen op het verzamelen en bewaren van informatie over de nadelige effecten van de concentratie en afzetting van luchtverontreinigende stoffen op de menselijke gezondheid en het milieu, alsmede de deelname aan de op effecten gerichte programma's uit hoofde van het LRTAP-verdrag.

(5) Wat het jaar 2020 en volgende jaren betreft, worden in het door de Raad in Besluit [xxxx/xxxx/EU]20 goedgekeurde herziene Protocol van Göteborg voor elke partij nieuwe emissiereductieverbintenissen vastgesteld, met als referentiejaar 2005, voor SO2, NOx, NH3, NMVOS en stofdeeltjes (PM2,5), worden reducties van de emissies van zwarte koolstof bepleit en wordt aangedrongen op het verzamelen en bewaren van informatie over de nadelige effecten van de concentratie en afzetting van luchtverontreinigende stoffen op de menselijke gezondheid en het milieu, alsmede de deelname aan de op effecten gerichte programma's uit hoofde van het LRTAP-verdrag. De ratificering van het herziene Protocol van Göteborg is evenwel nog in behandeling in het Europees Parlement, de Raad en een aantal lidstaten.

__________________

__________________

20 Besluit 2013/xxxx/EU van de Raad betreffende de aanvaarding van de wijziging in het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (PB L […] van […], blz. […]).

20 Besluit 2013/xxxx/EU van de Raad betreffende de aanvaarding van de wijziging in het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (PB L […] van […], blz. […]).

Motivering

De ratificering van een amendement op het Protocol van Göteborg is nog in behandeling in het Europees Parlement, de Raad en een aantal lidstaten. Het Parlement staat op gelijke voet als medewetgever voor aangelegenheden die vallen onder de gewone wetgevingsprocedure en heeft dus het recht om om het even welk deel van een Commissievoorstel te wijzigen of te verwerpen, met inbegrip van elementen die verband houden met de eventuele tenuitvoerlegging van een internationale overeenkomst, waarvoor het Parlement wordt gevraagd zijn toestemming te verlenen. Het Parlement moet ook de precieze meerderheid kennen die vereist is om tot ratificering over te gaan.

Amendement  3

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 bis) De agrarische gemeenschap draagt bij tot collectieve goederen die verdergaan dan de productie van levensmiddelen en die geen directe marktwaarde hebben, bijvoorbeeld doelstellingen in verband met het milieu en het klimaat. Landbouwers moeten daarom in het kader van het GLB erkenning krijgen en vergoed worden voor hun inspanningen die bijdragen tot een reductie van de emissies van verontreinigende stoffen waarop deze richtlijn betrekking heeft.

Motivering

De bijdrage van landbouwers tot de bescherming van collectieve goederen, bijvoorbeeld de luchtkwaliteit, moet erkend en vergoed worden, bijvoorbeeld door middel van certificeringsregelingen.

Amendement  4

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 ter) Permanent en tijdelijk grasland in de hele Unie, dat in stand wordt gehouden door de inspanningen van de agrarische gemeenschap en haar grazend vee, speelt een belangrijke rol bij het beperken van klimaatverandering, door het feit dat grasland een belangrijke factor is in de koolstofvastlegging.1 a

 

__________________

 

1 a Zie Conant, R.T. (2010). Challenges and opportunities for carbon sequestration in grassland systems. A technical report on grassland management and climate change mitigation. Integrated Crop Management, 10, blz. 20 e.v. (een technisch rapport dat is opgesteld voor de afdeling productie en bescherming van planten van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties).

Motivering

De met gras bedekte gebieden van de Europese Unie zijn een sleutelfactor in de strijd tegen klimaatverandering, aangezien ze de grootste categorie van koolstofputten op het grondgebied van de Unie vormen.

Amendement  5

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 8 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(8 quater) De landbouwers en de landbouwgrond van de Unie dragen in ruime mate bij tot het halen van de doelstellingen op het gebied van milieu- en luchtkwaliteit. De landbouwers moeten binnen het GLB op overeenkomstige wijze worden vergoed, zowel voor hun huidige als voor hun toekomstige inspanningen op dit gebied.

Motivering

De bijdrage van de landbouw aan het halen van de doelstellingen op het gebied van milieu en luchtkwaliteit moet naar behoren worden erkend en vergoed.

Amendement  6

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9) De lidstaten hebben zich te houden aan in deze richtlijn voor 2020 en 2030 vastgestelde emissiereductieverbintenissen. Om aantoonbare vorderingen op weg naar de verbintenissen voor 2030 te waarborgen nemen de lidstaten intermediaire niveaus voor 2025 in acht, die worden bepaald op basis van een lineair traject tussen de emissieniveaus voor 2020 en de emissiereductieverbintenissen voor 2030, tenzij dit buitensporige kosten zou inhouden. Wanneer het onmogelijk blijkt de emissies in 2025 op dusdanige wijze te beperken, lichten de lidstaten de redenen hiervoor toe in de verslagen overeenkomstig deze richtlijn.

(9) De lidstaten hebben zich te houden aan in deze richtlijn voor 2020 en 2030 vastgestelde emissiereductieverbintenissen. Om aantoonbare vorderingen op weg naar de verbintenissen voor 2030 te waarborgen nemen de lidstaten, indien van toepassing, intermediaire niveaus voor 2025 in acht, die worden bepaald op basis van een lineair traject tussen de emissieniveaus voor 2020 en de emissiereductieverbintenissen voor 2030, tenzij dit buitensporige kosten zou inhouden. Wanneer het onmogelijk blijkt de emissies in 2025 op dusdanige wijze te beperken, lichten de lidstaten de redenen hiervoor toe in de verslagen overeenkomstig deze richtlijn.

Motivering

Met dit amendement wordt rekening gehouden met een amendement voor de schrapping van de emissiereductieverbintenissen ten aanzien van ammoniak uit de bepalingen betreffende intermediaire niveaus. Bovendien zal een vermindering van de ammoniakemissies naar verwachting geen lineair verloop vertonen.

Amendement  7

Voorstel voor een richtlijn

Overweging 9 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9 bis) Sinds 1990 zijn de NH3-emissies in de EU verminderd met bijna 30 %1a. Bij de vaststelling van de emissieplafonds voor NH3, moeten de inspanningen die eerder voor de vermindering van NH3 zijn geleverd, zowel door afzonderlijke lidstaten als door de landbouwsector in de Unie als geheel, dus worden erkend. Er moet ook rekening worden gehouden met het feit dat er trade-offs zijn met het dierenwelzijn, zoals vrije stallen en beweiding, die, hoewel hierbij meer emissies gepaard gaan dan bij gesloten stallen, een hogere mate van dierenwelzijn garanderen.

 

______________