VERSLAG inzake de rol van de EU binnen de VN – hoe kunnen de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU beter worden verwezenlijkt?

21.10.2015 - (2015/2104(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Paavo Väyrynen


Procedure : 2015/2104(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0308/2015
Ingediende teksten :
A8-0308/2015
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

inzake de rol van de EU binnen de VN – hoe kunnen de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU beter worden verwezenlijkt?

(2015/2104(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

  gezien zijn eerdere resoluties over de EU en de VN, met name zijn aanbeveling aan de Raad van 2 april 2014 over de 69e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties[1] (2014/2017(INI)) en zijn resolutie van 11 mei 2011 over "De EU als wereldspeler: de rol van de EU in multilaterale organisaties"[2],

  gezien de conclusies van de Raad van 22 juni 2015 over de prioriteiten van de EU voor de 70e Algemene Vergadering van de VN,

  gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

  gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) over de deelname van de Europese Unie aan de werkzaamheden van de Verenigde Naties[3], waarin de EU het recht is verleend om te interveniëren in de Algemene Vergadering van de VN, mondeling voorstellen en amendementen in te dienen die op verzoek van een lidstaat in stemming zullen worden gebracht en het recht op weerwoord uit te oefenen,

  gezien de opmerkingen in de allereerste verklaring van de voorzitter van de Veiligheidsraad van 14 februari 2014 over de rol die de EU heeft vervuld bij de handhaving van de internationale vrede en veiligheid[4],

  gezien de verklaring van de Wereldconferentie tegen racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante onverdraagzaamheid, die in 2001 in Durban plaatsvond,

  gezien het in maart 2015 gepubliceerde onderzoek van het directoraat-generaal Extern Beleid van het Europees Parlement getiteld "Reforming the United Nations: State of Play, Ways Forward",

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie internationale handel, de Commissie begrotingscontrole, de Commissie cultuur en onderwijs en de Commissie constitutionele zaken (A8-0308/2015),

De doelstellingen en mondiale kracht van de EU

A.  overwegende dat de toekomst van de Europese Unie verbonden is aan mondiale vrede, veiligheid, ontwikkeling en mensenrechten; overwegende dat de uitdagingen waar de EU voor staat mondiale oplossingen vereisen en dat mondiale problemen Europees optreden vereisen;

B.  overwegende dat de beginselen en doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU zijn verankerd in artikel 21 van het Verdrag van de Europese Unie, en nauw verbonden zijn met die van de VN; overwegende dat in artikel 21 VEU uitdrukkelijk wordt opgeroepen tot naleving van de beginselen van het Handvest van de VN en het internationaal recht;

C.  overwegende dat de EU over unieke mogelijkheden beschikt om middelen in te zetten uit het volledige arsenaal aan diplomatieke, veiligheids-, defensie-, economische, ontwikkelings- en humanitaire instrumenten, volledig in overeenstemming met het Handvest van de VN; overwegende dat het gebruik van deze instrumenten in een alomvattende aanpak de EU een unieke flexibiliteit verleent om de grootste uitdagingen op het gebied van de veiligheid doeltreffend aan te pakken;

D.  overwegende dat de EU via haar gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) onder de auspiciën van de VN actief deelneemt aan de bevordering van vrede, veiligheid en vooruitgang;

E.  overwegende dat de EU toeziet op haar waarden, fundamentele belangen, veiligheid, onafhankelijkheid en integriteit en haar optreden voor vredeshandhaving, conflictpreventie en het versterken van de internationale veiligheid, in overeenstemming met de beginselen van het Handvest van de VN en de Slotakte van Helsinki van 1975 en met de doelstellingen van het in 1990 aangenomen Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa; overwegende dat de EU deel uitmaakt van het VN-stelsel voor collectieve veiligheid, ook in het kader van een van de regionale regelingen zoals omschreven in hoofdstuk VIII van het Handvest van de VN;

F.  overwegende dat de EU de duurzame vooruitgang op economisch, sociaal en milieugebied in ontwikkelingslanden stimuleert met als voornaamste doelstellingen om armoede uit te bannen, duurzame vrede en stabiliteit te bevorderen en sociale ongelijkheden te bestrijden, en humanitaire hulp biedt aan bevolkingen, landen en regio's die te kampen hebben met alle soorten natuurlijke of door de mens veroorzaakte crises;

G.  overwegende dat de EU een voortrekkersrol speelt op diverse onderling gerelateerde beleidsterreinen: handel, ontwikkeling, humanitaire noodhulp, het milieu en de mensenrechten;

H.  overwegende dat de EU werkt aan de duurzaamheid van het milieu door zich in te zetten voor internationale maatregelen en acties voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het milieu en voor het duurzame beheer van natuurlijke rijkdommen;

I.  overwegende dat de EU eveneens een vooraanstaande rol speelt op het gebied van milieubeleid, met name in de strijd tegen klimaatverandering, niet alleen door in de voorhoede te staan en zichzelf ambitieuze doelen te stellen, maar ook door bij mondiale onderhandelingen onophoudelijk te pleiten voor bindende overeenkomsten en concrete en meetbare maatregelen;

J.  overwegende dat de EU de grondvesten van de sociale duurzaamheid en goed bestuur versterkt door de democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en de beginselen van het internationaal recht te consolideren, ondersteunen en bevorderen;

K.  overwegende dat de EU, overeenkomstig haar verdragen, een internationaal stelsel bevordert dat gestoeld is op nauwere multilaterale samenwerking en een goed mondiaal bestuur en zich sterk maakt voor effectief multilateralisme, waarbij de VN centraal staan; overwegende dat dit engagement is gestoeld op de overtuiging dat de internationale gemeenschap alleen met succes kan reageren op mondiale crises, uitdagingen en dreigingen indien zij beschikt over een doelmatig multilateraal stelsel dat is gegrondvest op universele rechten en waarden;

L.   overwegende dat het extern beleid van de EU met name gericht is geweest op bilaterale betrekkingen en op samenwerking en partnerschappen met landen, groepen landen en andere regionale en internationale organisaties over de hele wereld; overwegende dat de laatste decennia bijzondere aandacht is besteed aan de geopolitieke doelstellingen en punten van zorg in de oostelijke en zuidelijke buurlanden van de EU; overwegende dat de EU tevens bijzondere betrekkingen onderhoudt met en in haar optreden bijzondere aandacht heeft voor de uitdagingen in Afrikaanse landen;

M.  overwegende dat de EU in een context van groeiende onderlinge afhankelijkheid in de wereld een grotere rol moet gaan spelen, zowel in bilaterale betrekkingen als in multilaterale fora;

N.  overwegende dat de EU betrokken is en een belangrijke rol vervult bij internationale onderhandelingen en bemiddeling, met name bij de onderhandelingen tussen Iran en de E3/EU3+3-groep en het vredesproces in het Midden-Oosten;

O.  overwegende dat de EU, als grootste handelsblok wereldwijd, een belangrijke rol speelt bij bilaterale en multilaterale handelsovereenkomsten en actieve handelsbeleidsmaatregelen heeft ontwikkeld om de economische groei, armoedebestrijding, milieubescherming en bescherming van natuurlijke rijkdommen te bevorderen;

P.  overwegende dat de EU en haar lidstaten samen de grootste financiële bijdrage leveren aan de algemene begroting van de VN en aan de humanitaire bijstand, officiële ontwikkelingshulp en vredeshandhavingsoperaties van de VN; overwegende dat het ontwikkelingsbeleid van de EU van groot belang is, omdat het armoedebestrijding en duurzaamheid op economisch, sociaal en milieugebied actief bevordert en daardoor een belangrijke bijdrage levert aan vrede en veiligheid; overwegende dat de EU als enige niet-staat partij is bij meer dan vijftig multilaterale overeenkomsten en verdragen in VN-verband;

Q.  overwegende dat de EU een van de meest toegewijde beschermers en bevorderaars is van de mensenrechten, fundamentele vrijheden, culturele waarden, diversiteit, democratie en de rechtsstaat; overwegende dat haar bepalingen daaromtrent deel uitmaken van al haar bilaterale partnerschappen en een centraal onderdeel vormen van haar multilaterale beleid; overwegende dat de EU altijd groot voorstander is geweest van de internationale rechtspleging;

R.  overwegende dat de EU een belangrijke rol vervult bij de ondersteuning van de operaties van de VN op gebieden van wederzijds belang, met name bij de bescherming van burgers, en in het bijzonder van door gewapende conflicten getroffen vrouwen en kinderen;

S.  overwegende dat de gelijkheid van vrouwen en mannen een fundamentele waarde van de EU is die in haar Verdragen en in haar Handvest van de grondrechten is neergelegd; overwegende dat de EU zich tot taak heeft gesteld om de gelijkheid van vrouwen en mannen in al haar activiteiten en beleidsterreinen te integreren, met inbegrip van het externe en het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid;

T.  overwegende dat de mensheid gemeenschappelijke waarden en belangen heeft; overwegende dat de lasten en de baten eerlijk moeten worden verdeeld bij de oplossing van gemeenschappelijke problemen en de bevordering van gemeenschappelijke doelen en waarden;

Het VN-stelsel

U.  overwegende dat het VN-stelsel het voornaamste mondiale forum is voor de verbetering van het mondiale bestuur en als zodanig het beste forum vormt waar de waarden en belangen van de EU kunnen worden bevorderd;

V.  overwegende dat het voornaamste doel na de Tweede Wereldoorlog erin bestond de vrede en veiligheid te handhaven; overwegende dat de bevordering van de economische en sociale ontwikkeling alsook de mensenrechten een wezenlijk onderdeel vormde van het handvest; overwegende dat milieukwesties sinds de vroege jaren zeventig op de agenda van de VN zijn komen te staan; overwegende dat het concept duurzame ontwikkeling in het Brundtland-rapport 'Our Common Future' uit 1987 wordt gedefinieerd als een vorm van ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien, in gevaar te brengen; overwegende dat het ontwikkelings- en het milieubeleid tijdens de Conferentie van Rio (UNCED) werden gecombineerd met het oog op doeltreffende armoedebestrijding en de bevordering van duurzame ontwikkeling wereldwijd;

W.  overwegende dat het VN-stelsel alle terreinen van samenwerking beslaat, waarbij de Veiligheidsraad als kernelement met name verantwoordelijk is voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, bijgestaan door raadgevende en hulporganen;

X.  overwegende dat het VN-stelsel bestaat uit 19 gespecialiseerde agentschappen, waaronder de FAO, IFAD, ILO, IMF, UNESCO, UNIDO, WHO en de Wereldbankgroep, en daarnaast 11 fondsen en programma's omvat, zoals UNCTAD, UNDP, UNEP, UNFPA, UNHCR, UNICEF, UN Women en het WFP,[5] evenals 9 functionele commissies, 5 regionale commissies en een aantal andere gelijksoortige organen; overwegende dat organisaties als de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en het Internationaal Agentschap voor atoomenergie (IAEA) ook verbonden zijn aan het VN-stelsel;

Y.  overwegende dat het merendeel van bovengenoemde agentschappen, fondsen, programma's en commissies onder toezicht staan van de Economische en Sociale Raad en de Algemene Vergadering, en dat sommige daar verslag aan uitbrengen;

Z.  overwegende dat de EU en haar lidstaten een cruciale rol spelen bij het bevorderen van de beginselen en doelen van de VN en bij het oplossen van de gemeenschappelijke problemen van de mensheid; overwegende dat Europa aan de andere kant mondiale partners nodig heeft voor het oplossen van zijn eigen problemen op terreinen als veiligheid, milieubescherming, mensenrechten, migratie, instandhouding van het asielrecht, en financiële onevenwichtigheden;

AA.  overwegende dat de EU ten aanzien van haar nabuurschap een bijzondere verantwoordelijkheid draagt voor de handhaving van de vrede, ontwikkeling en de mensenrechten;

AB.  overwegende dat het van cruciaal belang is dat in het kader van de VN ondernomen acties in overeenstemming zijn met het internationale recht; overwegende dat misdrijven die worden begaan onder een VN-mandaat bijzonder schadelijk zijn voor de geloofwaardigheid van de organisatie en niet onbestraft mogen blijven;

AC.  overwegende dat landen zijn opgedeeld in geografische zones en daardoor vaak als een blok stemmen; overwegende dat landen die lid zijn van de Mensenrechtenraad van de VN (UNHCR) vaak zelf stelselmatig de mensenrechten schenden en daardoor de doeltreffendheid en geloofwaardigheid van de UNHCR als geheel ondermijnen;

AD.  overwegende dat de opbrengst van de plundering van culturele en religieuze plaatsen en objecten en van daaraan gerelateerde smokkelactiviteiten in Irak en Syrië door IS/Da'esh wordt gebruikt om de terroristische activiteiten te financieren; overwegende dat UNESCO en het Verdrag inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen een centrale rol moeten spelen bij het garanderen van de hoogstnoodzakelijke bescherming van Syrisch en Iraaks cultureel erfgoed;

AE.  overwegende dat de EU en de VN bij de aanpak van de meest netelige crisisscenario's nauw samenwerken, met name in het Midden-Oosten en Noord-Afrika; overwegende dat hun inspanningen verder moeten worden geïntensiveerd met het oog op vreedzame politieke oplossingen voor dergelijke crises;

AF.  overwegende dat de besprekingen en de besluitvorming over de verlenging van het mandaat van het Forum voor internetbeheer zullen plaatsvinden tijdens de Algemene Vergadering van de VN in 2015; overwegende dat het Parlement de Algemene Vergadering van de VN heeft verzocht het mandaat van het Forum voor internetbeheer te verlengen, en zijn middelen en het multistakeholdermodel voor internetgovernance te versterken;

De EU binnen het VN-stelsel

1.  herinnert eraan dat de EU en haar lidstaten de waarden en beginselen van het Handvest van de VN delen, zoals is vastgesteld in artikel 21, lid 1, VEU, en een cruciale rol vervullen bij het bevorderen van deze beginselen en van de doelstellingen van de VN, door middel van het externe optreden van de EU; is van oordeel dat de EU mondiale partners nodig heeft om de doelstellingen van haar buitenlands beleid – met name op het gebied van vrede en veiligheid, terrorisme, georganiseerde misdaad, regionale conflicten, falende staten en de verspreiding van massavernietigingswapens – met succes te kunnen verwezenlijken;

2.  meent dat de veiligheidssituatie van de EU steeds instabieler en onzekerder wordt vanwege het grote aantal langdurige of nieuwe bedreigingen voor de veiligheid; beschouwt het conflict in Oost-Oekraïne, de conflicten in Syrië en Irak, en de opkomst van de terroristische organisatie IS, de crisis in Libië en de terroristische dreiging in Afrika (in het bijzonder in de Sahel, Libië en de Hoorn van Afrika) als ernstige mondiale dreigingen die een mondiale respons vereisen; is van oordeel dat de EU deze dreigingen niet alleen het hoofd kan bieden, maar de steun van internationale partners nodig heeft;

3.  is ermee ingenomen dat de EU en haar lidstaten op verschillende manieren en in verschillende vormen actief deelnemen en bijdragen aan de werkzaamheden van het VN-stelsel, en meent dat e.e.a. meer aandacht verdient;

4.  is tevens ingenomen met de grote bijdrage van de EU aan ontwikkeling en humanitaire noodhulp wereldwijd; herinnert eraan dat de EU en haar lidstaten samen 's werelds grootste financiële bijdrage op het gebied van ontwikkeling en humanitaire hulp leveren;

5.  wijst erop dat de EU een werkelijk internationale speler is geworden en dienovereenkomstig een versterkte waarnemersstatus binnen de VN heeft en daardoor het recht heeft het woord te nemen tijdens debatten in de Algemene Vergadering van de VN tussen vertegenwoordigers van belangrijke groepen en voor de afzonderlijke landen, evenals het recht om voorstellen en amendementen in te dienen, het recht om weerwoord uit te oefenen en het recht om moties van orde op te werpen en documenten te doen circuleren;

6.  wijst er tevens op dat de EU binnen de VN door uiteenlopende actoren wordt vertegenwoordigd: de voorzitter van de Europese Raad, de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Commissie en de EU-delegaties, alsook door haar 28 lidstaten, waarvan er twee (Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) permanent lid van de VN-Veiligheidsraad zijn en het recht van veto hebben; wijst er met klem op dat de EU-lidstaten er conform het Verdrag toe gehouden zijn hun optreden in alle internationale fora te coördineren;

Hoe de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU beter binnen het kader van de VN kunnen worden verwezenlijkt

7.  meent dat de EU, om de doelstellingen van haar buitenlands beleid – zoals verankerd in de Verdragen – beter te verwezenlijken, ernaar moet streven het mondiale bestuur binnen het VN-stelsel te versterken en ervoor moet zorgen dat zij en haar lidstaten binnen dit stelsel meer invloed krijgen; herinnert aan de toezegging van de EU dat zij een alomvattende hervorming van het VN-stelsel zal steunen ter versterking van de legitimiteit, de regionale vertegenwoordiging, de transparantie, de verantwoordingsplicht en de effectiviteit ervan bij reacties op de complexe, veelzijdige uitdagingen van tegenwoordig; beklemtoont dat het van groot belang is dat de werkzaamheden van de Algemene Vergadering nieuw leven ingeblazen wordt;

8.  benadrukt dat de EU binnen de Algemene Vergadering een sterkere rol moet spelen, die genoeg zichtbaarheid en beleidsaandacht biedt om haar internationale verplichtingen na te komen, overeenkomstig de resolutie van 3 mei 2011 van de Algemene Vergadering[6];

9.  houdt vast aan zijn steun voor de rol van de parlementen en regionale vergaderingen in het VN-stelsel;

10.  verzoekt de leden van de Veiligheidsraad de ondoorzichtige selectieprocedure van de secretaris-generaal van de VN in nauwe samenwerking met de Algemene Raad te evalueren en te herzien, en te zorgen voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen voor dit ambt; verzoekt alle VN-organen, en met name de Veiligheidsraad, voldoende aandacht te besteden aan gendermainstreaming binnen de VN, en vraagt de EU-lidstaten hierbij een voortrekkersrol te vervullen door vrouwelijke kandidaten aan te moedigen en naar voren te schuiven; geeft uiting aan zijn wens dat de volgende keer een vrouw wordt verkozen tot secretaris-generaal van de VN; roept de EU op UN Women te steunen door rekening te houden met discriminatie op grond van genderidentiteit en genderexpressie;

11.  benadrukt de huidige prioriteiten van de EU voor de 70e zitting van de Algemene Vergadering van de VN, een herhaling van de langgekoesterde wens van de EU dat de VN hun structuren, begroting en werkmethodes stroomlijnen zonder moeilijke onderwerpen, zoals de hervorming van de Veiligheidsraad, uit de weg te gaan;

12.  benadrukt dat de Algemene Vergadering, die de regeringen van alle lidstaten vertegenwoordigt, over manieren en middelen moet beschikken om sturing te geven aan het VN-stelsel en om al zijn activiteiten te coördineren;

13.  is ervan overtuigd dat de Veiligheidsraad moet worden hervormd om beter rekening te houden met de nieuwe realiteit en om doeltreffender in te spelen op de huidige en toekomstige veiligheidsuitdagingen; verzoekt de landen die binnen de VN-Veiligheidsraad over vetorecht beschikken, dit recht niet uit te oefenen in gevallen van genocide en misdaden tegen de menselijkheid;

14.  herinnert, gezien de bijdrage van de EU aan de mondiale vredes- en veiligheidsarchitectuur en de doelstelling van het Verdrag van Lissabon om het Europese buitenlandse beleid te versterken, aan de langetermijndoelstelling dat de EU een zetel zou hebben in een uitgebreide VN-Veiligheidsraad, en herhaalt zijn pleidooi voor een Europees debat over de hervorming van deze raad; verzoekt de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger (hv/vv) opnieuw zich in te zetten voor gezamenlijke EU-standpunten over kwesties die onder de bevoegdheid van de VN-Veiligheidsraad vallen, en voor de verbetering van de bestaande samenwerkingsmechanismen die ervoor moeten zorgen dat EU-lidstaten die zitting hebben in de VN-Veiligheidsraad op dit forum gezamenlijke EU-standpunten verdedigen; wijst erop dat de EU-leden in de VN-Veiligheidsraad overeenkomstig artikel 34 VEU de andere lidstaten en de hoge vertegenwoordiger op de hoogte dienen te houden en de standpunten en belangen van de EU dienen te verdedigen; wijst er tevens op dat, indien de EU een gemeenschappelijk standpunt heeft bepaald over een onderwerp op de agenda van de VNVR, de desbetreffende staten moeten vragen dat de hoge vertegenwoordiger wordt uitgenodigd om het standpunt van de Unie toe te lichten;

15.  brengt in herinnering dat in hoofdstuk VIII van het Handvest van de VN een grotere rol voor regionale en subregionale organisaties binnen de VN wordt bevorderd, en vraagt de EU en de OVSE om te streven naar meer betrokkenheid van hun en andere regionale organisaties bij het mondiaal bestuur;

16.  is van oordeel dat de EU via nauwere samenwerking met de VN meer zou moeten profiteren van partnerschappen met de gespecialiseerde organen, fondsen, programma's, commissies en comités van de VN, pleit voor betere EU-coördinatie in de besturen van deze organen om te verzekeren dat de EU met één stem spreekt;

17.  benadrukt dat, om de doelstellingen op het gebied van het buitenlands beleid van de EU, met inbegrip van de bevordering van de fundamentele waarden, beter te kunnen verwezenlijken, niet alleen deze noodzakelijke hervormingen binnen de VN moeten worden doorgevoerd, maar ook een doeltreffender coördinatie vereist is van de verschillende dimensies van het volledige externe beleid, zowel bilateraal als multilateraal; herhaalt zijn oproep tot een grotere zichtbaarheid van het optreden van de EU en van de steun die de EU ter plaatse en in het kader van alle multilaterale fora biedt;

18.  roept de EU op haar werkzaamheden in het kader van humanitaire hulp, bijvoorbeeld via ECHO, beter af te stemmen met de desbetreffende VN-agentschappen teneinde de beperkte middelen optimaal te kunnen inzetten en onnodige overlapping te voorkomen;

19.  roept de betrokken EU- en VN-instellingen op de Financiële en Administratieve Kaderovereenkomst (FAFA) volledig te eerbiedigen en ten uitvoer te leggen; verzoekt de Commissie verslag uit te brengen aan het Parlement over de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en daaraan gerelateerde richtsnoeren, in kaart te brengen welke gebieden verbetering behoeven en in het licht hiervan met relevante voorstellen te komen;

20.  benadrukt het belang van de samenwerking tussen de EU en het UNDP met betrekking tot de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp; onderstreept de verbintenis van het mondiaal partnerschap voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking en moedigt alle landen en particuliere actoren aan zich hiertoe te verbinden;

21.  is van oordeel dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een zeer geslaagde bijdrage heeft geleverd aan de vooruitgang die Europa heeft geboekt op het vlak van eerbiediging van de mensenrechten en als voorbeeld kan dienen voor andere regio's;

22.  roept op tot de verbetering van instrumenten voor preventieve en vroege waarschuwing en grotere bemiddelingscapaciteiten van de VN, en tot samenhangende en haalbare mandaten voor vredesopbouw- en vredeshandhavingsoperaties, die een mensenrechtencomponent en duidelijke exitstrategieën omvatten; moedigt de EU-lidstaten aan meer substantiële steun te bieden voor vredesopbouw- en vredeshandhavingsoperaties, en roept de EU op meer werk te maken van haar bemiddelingspogingen bij het oplossen van conflicten; spoort de Veiligheidsraad, gezien de wreedheden en mensenrechtenschendingen die recentelijk door enkele extremistische en terroristische groeperingen zijn begaan en het aanhoudende gebruik in conflicten van seksueel geweld – met inbegrip van verkrachting – als oorlogswapen, ertoe aan in overeenstemming met de doctrine inzake de verantwoordelijkheid om te beschermen een ambitieuze reeks instrumenten en middelen te definiëren om deze gruweldaden doeltreffend te kunnen voorkomen en de rechtsstaat en het internationaal humanitair recht te waarborgen, en om de lidstaten van de VN ertoe aan te sporen mensensmokkel te bestrijden en op te treden tegen het werven voor en het financieren van terroristische groeperingen door het rekruteren, organiseren, vervoeren en uitrusten van terroristische strijders alsook het financieren van hun bewegingen en activiteiten te voorkomen en te bestrijden;

23.  is van oordeel dat de EU het Internationaal Strafhof krachtig en nadrukkelijk dient te ondersteunen, met name door haar betrekkingen met de VN en in het bijzonder de Veiligheidsraad te versterken en uit te breiden, en door erop toe te zien dat de EU-lidstaten spoedig overgaan tot ratificatie van de in Kampala overeengekomen wijzigingen van het Statuut van Rome, waarin het misdrijf agressie wordt gedefinieerd; wijst erop dat de verantwoordelijkheid om daders voor de rechter te brengen in eerste instantie bij de staten zelf berust en steunt de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof in gevallen waarin de nationale autoriteiten niet in staat of niet bereid zijn tot daadwerkelijke vervolging van de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap zorgen baren;

24.  is voorstander van versterking van de operationele samenwerking tussen de EU en de VN op het gebied van crisisbeheersing, mede door onderling analyses uit te wisselen (om zo tot een gezamenlijke analyse te komen) en door samen vredes- en veiligheidsoperaties te plannen (om de operationele aspecten ervan te vereenvoudigen);

25.  is van oordeel dat er meer moet worden gedaan om ervoor te zorgen dat de VN-lidstaten hun toezeggingen om humanitaire hulp te bieden ook echt nakomen, bijvoorbeeld door regelmatig overzichten te publiceren van de mate waarin de verplichtingen worden nageleefd;

26.  juicht het toe dat de EU zich inzet voor meer transparantie en een groter verantwoordelijkheidsbesef bij de handel in wapens en steunt het bevorderen van de universalisering en volledige tenuitvoerlegging van het Wapenhandelsverdrag en de toepassing van de resultaten van de eerste conferentie van de staten; vraagt de EU om het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (Non-Proliferatieverdrag, NPV) te blijven erkennen als de hoeksteen van de alomvattende regeling voor de niet-verspreiding van kernwapens, en dus de wezenlijke fundering voor de verdere nucleaire ontwapening, in overeenstemming met artikel VI van dat verdrag; vraagt de EU om actief stappen te ondernemen ten behoeve van de wereldwijde ontwapening;

27.  onderstreept dat het van groot belang is dat de EU gelijkheid en non-discriminatie actief blijft bevorderen; is ingenomen met de allereerste vergadering van de VN-Veiligheidsraad over LGBTI-rechten, die plaatsvond op 24 augustus 2015 en waarin de aanvallen en moorden op LGBTI in het Midden-Oosten door IS werden veroordeeld; moedigt de VN-Veiligheidsraad aan ook in de toekomst rekening te houden met schendingen van LGBTI-rechten;

28.  verwijst naar het onverbiddelijk afwijzende standpunt van de EU ten aanzien van de doodstraf; onderstreept dat het van groot belang is dat de EU blijft ijveren voor een moratorium op de doodstraf;

29.  is ervan overtuigd dat de economische, sociale, milieu- en ontwikkelingsdimensies van het VN-stelsel aanzienlijk moeten worden versterkt, door ervoor te zorgen dat de VN-organen voor een meer politieke aanpak kiezen en hun onderlinge samenwerking verbeteren, en door toe te zien op een effectiever en transparanter gebruik van de beschikbare middelen; meent dat dit op de eerste plaats bereikt moet worden door een structurele en functionele hervorming van het conform het statuut van de VN hiervoor verantwoordelijke hoofdorgaan, de Economische en Sociale Raad; verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten de mogelijkheid te overwegen hun rol in de Economische en Sociale Raad te versterken door deze om te vormen tot een Raad voor duurzame ontwikkeling;

30.  is ingenomen met de oprichting van het politiek forum op hoog niveau over duurzame ontwikkeling, dat tot taak heeft te zorgen voor politiek leiderschap, sturing en aanbevelingen op het gebied van ontwikkelingsbeleid ten aanzien van de drie pijlers (maatschappij, economie en milieu) van duurzame ontwikkeling; is ervan overtuigd dat het politiek forum op hoog niveau het voornaamste besluitvormingsorgaan voor alle kwesties op het gebied van ontwikkelingsbeleid moet worden, met het oog op een gecoördineerde en efficiënte evaluatie van de behoeften en de aanneming van de noodzakelijke routekaarten, besluiten en bindende maatregelen in verband met het kader voor duurzame ontwikkeling voor de periode na 2015; houdt vol dat dit noodzakelijk is om de in september 2015 door de VN-top aangenomen doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling doeltreffend ten uitvoer te leggen;

31.  is er, gezien de terugkerende humanitaire rampen in verband met vluchtelingen en migranten, die veel menselijk leed veroorzaken, en gezien het feit dat duurzame ontwikkeling in de landen van herkomst op termijn een oplossing zou kunnen bieden voor de migratieproblematiek, van overtuigd dat de werkzaamheden van alle op dit terrein actieve agentschappen gecoördineerd zouden moeten worden;

32.  stelt zich op het standpunt dat de uitdagingen als gevolg van de humanitaire crisis in verband met vluchtelingen op een alomvattende manier moeten worden aangepakt, in een geest van solidariteit binnen de EU en in nauwe samenwerking met de VN en hun agentschappen;

33.  verzoekt de EU en de VN hun gezamenlijke inspanningen te verhogen om zo tijdens de VN-conferentie over klimaatverandering 2015 (COP21) in Parijs een ambitieuze en wettelijk bindende overeenkomst te bereiken, en om ervoor te zorgen dat de COP21 vervolgens spoedig ten uitvoer wordt gelegd;

34.  is van mening dat de werkzaamheden van de Wereldbankgroep, het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldhandelsorganisatie ook gecoördineerd zouden kunnen worden als onderdelen van het VN-stelsel, met behoud van hun huidige besluitvormingsprocedures, om ervoor te zorgen dat hun respectieve besluiten en maatregelen op een verantwoordelijke, efficiënte en consistente manier worden genomen en uitgevoerd, zonder dat er sprake is van overlapping; vindt dat de activiteiten van de G7- en G20-groepen principieel moeten worden geïntegreerd in het werk van een Economische en Sociale Raad die in politiek en procedureel opzicht en wat betreft de middelen is versterkt en efficiënter is opgezet;

35.  steunt de doelstelling om op multilateraal niveau een regeling voor de bescherming van investeringen in te voeren, met een nieuw systeem waarbij de jurisdictie van nationale rechtbanken geëerbiedigd wordt, en verzoekt de Commissie deze doelstelling op te nemen in haar onderhandelingsagenda voor het opstellen van investeringsovereenkomsten; is van oordeel dat, indien er een permanent internationaal hof voor de beslechting van investeringsgeschillen zou worden opgericht, dit binnen het VN-stelsel zou kunnen worden geplaatst en gebaseerd zou moeten zijn op de rechten en plichten van wie aan het hof onderworpen wordt, met nadruk op de OESO-beginselen voor multinationale ondernemingen en op de VN-beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten; is van mening dat het VN-stelsel nuttige modellen biedt voor een dergelijke regeling, in het bijzonder wat de financiering betreft;

36.  meent dat de WTO-ontwikkelingsronde van Doha moet worden afgerond en dat de VN hun unieke positie kunnen gebruiken om van deze onderhandelingen een succes te maken voor ontwikkelingslanden; is in dit verband van oordeel dat de VN kunnen samenwerken met de WTO, en ontwikkelingslanden kunnen adviseren en begeleiden ten aanzien van een strategie voor handel en investeringen, met de EU als belangrijke speler;

37.  is zich ervan bewust dat de VN-richtsnoeren voor het bedrijfsleven en de mensenrechten moeten worden aangescherpt en toegepast; verzoekt de EU met klem bij te dragen aan een geslaagde uitkomst van de werkzaamheden van de intergouvernementele werkgroep voor transnationale ondernemingen en mensenrechten;

38.  gelooft dat de VN zich meer moeten inspannen voor alle kwesties die verband houden met het menselijk welzijn; vindt dat culturele duurzaamheid en de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen daaronder vallen, en dat in dit verband onderwijs, toerisme, culturele diplomatie, bescherming van het erfgoed, de creatieve sector en wetenschappelijk onderzoek bij het beleidsvormingsproces moeten worden betrokken;

39.  is stellig van mening dat de EU en de VN in het geval van humanitaire crises, gewapende conflicten en natuurrampen moeten samenwerken als het gaat om het onderwijs dat in het kader van noodhulpprogramma's wordt aangeboden, voornamelijk door ondersteuning te blijven bieden aan programma's zoals het Unicef-programma voor onderwijs in noodsituaties en in overgangsperioden na een crisis, het UNHCR-programma voor kwaliteitsonderwijs in vluchtelingenkampen en de UNRWA-werkzaamheden op onderwijsgebied;

40.  is in dit verband ingenomen met de verdeling in clusters van de werkzaamheden van de in 2014 verkozen Commissie, waarbij de hv/vv een grotere verantwoordelijkheid krijgt voor de coördinatie van het extern beleid van de EU, in nauwe samenwerking met andere EU-instellingen; benadrukt dat beleid met een mondiale dimensie de kern moet vormen van de werkzaamheden van deze specifieke cluster;

41.  verzoekt de hv/vv in haar/zijn jaarverslag over het GBVB een alomvattend onderdeel op te nemen over de bevordering van de doelstellingen op het gebied van het buitenlands beleid van de EU;

42.  meent dat het Parlement deze mondiale uitdagingen op dezelfde brede en alomvattende manier als de Commissie moet kunnen aangaan, en zijn werkzaamheden dienovereenkomstig moet kunnen organiseren; spoort alle parlementaire commissies die bevoegd zijn voor beleidsterreinen met een externe en mondiale dimensie ertoe aan hun standpunten over het desbetreffende onderdeel van het verslag van de hv/vv te doen toekomen aan de Commissie buitenlandse zaken, die bevoegd is voor dit verslag;

43.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de Europese Dienst voor extern optreden, de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

24.9.2015

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake de rol van de EU binnen de VN – hoe kunnen de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU beter worden verwezenlijkt?

(2015/2104(INI))

Rapporteur voor advies: Anna Záborská

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst er nogmaals op dat de EU en haar lidstaten het voortouw moeten nemen bij de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015, en moeten samenwerken met de VN en alle betrokken partijen om ervoor te zorgen dat er ambitieuze verbintenissen worden aangegaan voor de verwezenlijking van de toekomstige doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling; benadrukt dat de EU hierbij gebonden is aan de waarden die door alle lidstaten gedeeld worden;

2.  is van mening dat er meer werk moet worden gemaakt van de samenwerking tussen de EU en het UNDP bij de bevordering van gedeelde waarden en de ondersteuning van regeringen, het maatschappelijk middenveld en de bevolking in armere landen op het vlak van belangrijke beleidsdomeinen als capaciteitsontwikkeling, institutionele opbouw, de strijd tegen corruptie, gelijkheid tussen man en vrouw, verkiezingsbijstand, crisispreventie en herstel na een crisis, rampenrisicovermindering en klimaatverandering;

3.  verzoekt de Commissie en de gespecialiseerde organisaties, fondsen en programma's van de VN een dialoog op hoog niveau op gang te brengen over de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, om het beleid, de programma's en de activiteiten van de EU en de VN op elkaar af te stemmen; benadrukt het belang van uitgesplitste en toegankelijke gegevens teneinde de vooruitgang te volgen en de resultaten van het partnerschap tussen de EU en de VN te evalueren;

4.  roept de EU en het UNDP op zich harder in te spannen om ervoor te zorgen dat de activiteiten van multinationale ondernemingen in armere landen scherp in de gaten worden gehouden, met name op terreinen die van groot belang zijn voor ontwikkeling, zoals eerbiediging van de mensenrechten en werknemersrechten en milieubescherming;

5.  benadrukt het belang van de samenwerking tussen de EU en het UNDP met betrekking tot de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp; onderstreept de verbintenis van het mondiaal partnerschap voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking en moedigt alle landen en particuliere actoren aan zich hiertoe te verbinden;

6.  onderstreept hoe belangrijk het voor de ontwikkeling van armere landen is dat de VN bindende regels vaststellen voor de activiteiten van multinationale ondernemingen en de bestrijding van belastingontduiking en belastingontwijking;

7.  beklemtoont het belang van betrekkingen tussen de EU en de VN op het gebied van vredeshandhaving, de-escalatie en bemiddeling, en is verheugd dat de banden tussen de EDEO en de Afdeling politieke aangelegenheden (DPA) van de VN de afgelopen jaren zijn aangehaald; dringt aan op meer EU-steun, ook voor de Eenheid bemiddelingsondersteuning; betreurt de tendens dat de lidstaten minder personeel aan VN-missies bijdragen;

8.  dringt aan op de voortzetting van de samenwerking tussen de EU en de VN op het vlak van gezondheid, hiv/aids, onderwijs, voedsel en voeding, water, sanitaire voorzieningen en hygiëne, kinderbescherming, gendergelijkheid, sociale inclusie, klimaatactie, humanitaire hulp, migratie, mensenrechten, non-discriminatie op alle gebieden, goed bestuur en opbouw van de democratie, met name in de strijd tegen corruptie, belastingontduiking en illegale geldstromen, en ter ondersteuning van maatregelen voor conflictpreventie;

9.  is ingenomen met het in 2012 ingestelde partnerschap tussen de EU en UN Women om de gendergelijkheid en de rechten van de vrouw wereldwijd te bevorderen; verzoekt om een evaluatie van dit partnerschap met het oog op een mogelijke versterking van deze banden;

10.  dringt aan op nauwere samenwerking tussen de EU en de VN om de deelname van het maatschappelijk middenveld aan het politieke proces te vergemakkelijken, met speciale aandacht voor vrouwen, die op politiek gebied nog steeds weinig te zeggen hebben;

11.  onderstreept het belang van het partnerschap tussen de EU en de VN om het leven van toekomstige generaties te verbeteren en benadrukt de bijzondere kwetsbaarheid van kinderen en de cruciale rol die zij spelen om tot duurzame en billijke ontwikkeling voor iedereen te komen; beschouwt de jarenlange samenwerking tussen de EU en Unicef als cruciaal om kinderen in noodsituaties te beschermen en alle doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling met betrekking tot kinderen te verwezenlijken;

12.  herhaalt dat de EU het voortouw moet nemen in de strijd tegen de klimaatverandering en op dit gebied met de VN moet blijven samenwerken, rekening houdend met de specifieke situatie van de ontwikkelingslanden, met name in de aanloop naar de goedkeuring van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en de overeenkomst van de COP 21 in Parijs;

13.  wijst op het belang van het partnerschap tussen de EU en de VN om de dieperliggende oorzaken en gevolgen van mondiale vluchtelingencrises en humanitaire noodsituaties aan te pakken; wijst nogmaals op het fundamenteel belang van een transparant gebruik van ontwikkelingshulp en van een gecoördineerd optreden door alle internationale actoren, in combinatie met het verstrekken van technische bijstand en gepaste middelen, om de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, met inbegrip van kinderen, te beschermen en om ervoor te zorgen dat het recht van migranten op internationale bescherming wordt geëerbiedigd; dringt daarom aan op verdere samenwerking en dialoog bij de voorbereiding van de wereldtop voor humanitaire hulp in 2016.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.9.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

2

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Louis Aliot, Beatriz Becerra Basterrechea, Ignazio Corrao, Nirj Deva, Doru-Claudian Frunzulică, Nathan Gill, Charles Goerens, Enrique Guerrero Salom, Heidi Hautala, Maria Heubuch, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Arne Lietz, Linda McAvan, Norbert Neuser, Maurice Ponga, Cristian Dan Preda, Lola Sánchez Caldentey, Elly Schlein, Davor Ivo Stier, Paavo Väyrynen, Bogdan Brunon Wenta, Rainer Wieland, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers

Eleni Theocharous

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Liliana Rodrigues, Estefanía Torres Martínez

22.9.2015

ADVIES van de Commissie internationale handel

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake de rol van de EU binnen de VN – hoe kunnen de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU beter worden verwezenlijkt?

(2015/2104(INI))

Rapporteur voor advies: Ska Keller

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  stelt met nadruk dat vrije en eerlijke handel in wezen het nuttigste instrument is om ontwikkelingslanden te helpen zichzelf te helpen; wijst erop dat handel en investeringen een cruciale rol kunnen spelen bij de duurzame ontwikkeling van de minst ontwikkelde arme landen en bij armoedebestrijding en de strijd tegen schendingen van de mensenrechten, indien deze rol op passende wijze en aan de hand van langetermijndoelstellingen wordt vervuld, duidelijk gericht is, geplaatst is in duidelijke werkingsregels en verbonden is met maatregelen die een tegenwicht vormen tijdens overgangsperiodes, bijvoorbeeld door middel van specifieke programma's voor handelspreferenties, handelssancties, regulering van de handel in bepaalde goederen die gebruikt kunnen worden voor de doodstraf, foltering, onmenselijke of vernederende behandeling en bestraffing, en certificeringssystemen voor regulering van de handel in conflictmineralen; roept de EU daarom op tot het ontwikkelen van ambitieuze, efficiënte en actieve handelsbeleidsmaatregelen voor het bevorderen van de duurzame-ontwikkelingsdoelen en de millenniumdoelen voor ontwikkeling van de VN; is, met betrekking tot de afronding van de ontwikkelingsronde van Doha, van mening dat de VN hun unieke positie in de multilaterale besprekingen kunnen gebruiken om van deze onderhandelingen een succes te maken voor ontwikkelingslanden; is in dit verband van mening dat de VN moeten samenwerken met de Wereldhandelsorganisatie (WTO) om naast het adviseren en begeleiden van ontwikkelingslanden ook een strategie naar voren te schuiven voor de liberalisering van handel en investeringen, en dat de EU hier als belangrijke speler bij betrokken moet worden;

2.  benadrukt dat er behoefte is aan een ambitieuze duurzame VN-agenda voor ontwikkeling en is, in overeenstemming met artikel 21, lid 2, onder d), VEU van oordeel dat het handelsbeleid van de EU consequent nauwer moet worden gecoördineerd en uitgevoerd om het mondiale partnerschap voor een economisch, sociaal en ecologisch duurzame ontwikkeling nieuw leven in te blazen en te bevorderen; dringt aan op grotere internationale inspanningen om uitgebreide effectbeoordelingen uit te voeren met betrekking tot de gevolgen van de wereldhandel voor de levenskwaliteit en gelijke kansen voor de wereldbevolking en het milieu; pleit voor het bevorderen van de ruimte voor dialoog tussen openbare en particuliere instanties, waaronder ondernemingen, vakbonden en het maatschappelijk middenveld, met het oog op de uitwisseling van optimale werkwijzen en synergieën voor een duurzame ontwikkeling;

3.  begrijpt dat het handelsbeleid een rol kan spelen bij de vermindering van de uitstoot van CO2, en roept de EU er daarom toe op ervoor te zorgen dat haar handelsbeleid in lijn is met de verbintenissen die het eerste weekend van juni 2015 in Schloss Elmau (Duitsland) zijn aangegaan door de G7-leiders met betrekking tot het in de loop van deze eeuw koolstofarm maken van de wereldeconomie en het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 2°C, in overeenstemming met de doelstellingen van de komende overeenkomst die tijdens de COP 21 in Parijs zal worden afgerond; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan de wijziging van Doha met betrekking tot de periode vóór 2020 te ratificeren;

4.  dringt er bij de EU, als 's werelds grootste handelsblok, op aan om een centrale rol te spelen bij het toenemende internationale debat over louter mondiale kwesties, en onder meer om op de voorgrond te treden op de Conferentie van de VN over klimaatverandering in 2015 en een verhoogde betrokkenheid aan de dag te leggen bij de kwestie van migranten en vluchtelingen binnen het kader van de VN, alsook om ambitieuze, efficiënte en actieve handelsbeleidsmaatregelen te ontwikkelen voor de bevordering van duurzame groei, armoedebestrijding, milieubescherming en bescherming van natuurlijke hulpbronnen, overeenkomstig de desbetreffende VN-verdragen;

5.  dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan dat zij de toepassing van het recht op voedsel, zoals omschreven in de VN-resolutie van 2011 over het recht op voedsel (A/66/158), waarborgen, ook in handelsovereenkomsten; erkent de doorslaggevende rol van de EU in het aanpakken van de mondiale uitdagingen met betrekking tot voedselzekerheid;

6.  blijft voorstander van het verslag uit 2011 van de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD) over directe buitenlandse investeringen in de minst ontwikkelde landen, dat aanbevelingen bevat voor een actieplan om investeringen te verhogen door middel van een voorzichtige liberalisering van de infrastructuursectoren, de bevordering van publiek-private partnerschappen (PPP's) met buitenlandse investeerders, de aanmoediging van leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen, een groter aanbod van degelijke normen voor de behandeling en bescherming van investeringen, en meer inspanningen om problemen met betrekking tot slecht bestuur en het naleven van juridische kaders aan te pakken;

7.  deelt het standpunt zoals verwoord in het jaarverslag 2015 van de UNCTAD over wereldwijde investeringen wat betreft het feit dat het regelgevingskader voor investeringen moet worden herzien en dat er een einde moet worden gemaakt aan belastingfraude, belastingontwijking en agressieve fiscale planning, zoals omschreven in het verslag van 2011 van de OESO "Corporate Loss Utilisation through Aggressive Tax Planning", door multinationals, om de mobilisatie van binnenlandse middelen voor de duurzame-ontwikkelingsdoelen te ondersteunen en ten volle te kunnen profiteren van de mogelijkheden die investeringen, de afbouw van handelsbelemmeringen en de liberalisering van onze economie kunnen teweegbrengen voor duurzame economische ontwikkeling, in het bijzonder in de minst ontwikkelde landen, wanneer deze aan de hand van langetermijndoelstellingen worden uitgevoerd, duidelijk gericht zijn, geplaatst zijn in duidelijke werkingsregels en verbonden zijn met maatregelen die een tegenwicht vormen tijdens overgangsperiodes; is van mening dat de doeltreffende uitvoering van een belasting op financiële transacties (BFT) op het wereldtoneel, waarbij de EU een baanbrekende rol speelt, een bijkomend middel kan zijn voor vele landen om deze doelstellingen te behalen; verzoekt de EU de leiding te nemen in de mondiale strijd tegen belastingparadijzen, die de uitroeiing van illegale handel in de weg staan, met verwoestende gevolgen voor ontwikkeling en mensenrechten; verzoekt de EU in dit verband belastingontduiking en grondslaguitholling en winstverschuiving door multinationale ondernemingen aan te pakken door middel van passende bepalingen in haar handelsovereenkomsten met derde landen, in de regels van de EIB, in programma's van de investeringsfaciliteit voor Latijns-Amerika (LAIF) en andere programma's om investeringen te vergemakkelijken, enz.;

8.  herinnert eraan dat de krachten gebundeld en versterkt moeten worden om arbeidsuitbuiting uit te roeien, in het bijzonder van vrouwen en kinderen, om een eind te maken aan praktijken van sociale dumping die de menselijke ontwikkeling ondermijnen, en om de arbeidsomstandigheden in de hele mondiale waardeketen te verbeteren door daar zowel kopers als producenten bij te betrekken, zoals onlangs in Bangladesh en Myanmar is gedaan; herinnert eraan dat de Commissie de hoogste graad van samenwerking moet aanhouden met de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), vooral binnen de context van de VN-top over duurzame ontwikkeling in september 2015; verzoekt de EU er op mondiaal niveau voor te ijveren dat de doelstellingen van de agenda voor waardig werk van de IAO, zoals bekrachtigd in de Verklaring betreffende de sociale rechtvaardigheid voor een billijke mondialisering, die de IAO-lidstaten in 2008 unaniem hebben goedgekeurd, opgenomen worden in het handelsbeleid; verzoekt de EU eveneens ten volle gebruik te maken van de deskundigheid van alle IAO-organen, en met name van de commissie van deskundigen en de commissie voor de toepassing van normen, dringt er bij de EU op aan een ambitieus en doeltreffend hoofdstuk over duurzame ontwikkeling op te nemen in alle handelsovereenkomsten; herinnert in deze context eveneens aan de wezenlijke rol die door de EU gesloten handelsakkoorden en andere instrumenten, zoals het stelsel van algemene preferenties, kunnen spelen bij het bevorderen van de IAO-normen en daardoor bij het nastreven van waardige arbeidsomstandigheden in de hele wereld;

9.  steunt de doelstelling om op multilateraal niveau een regeling voor de bescherming van investeringen in te voeren, met een nieuw systeem waarbij de jurisdictie van nationale rechtbanken geëerbiedigd wordt, en verzoekt de Commissie deze doelstelling op te nemen in haar onderhandelingsagenda voor het opstellen van investeringsovereenkomsten; is van oordeel dat, indien er een permanent internationaal hof voor de beslechting van investeringsgeschillen zou worden opgericht, dit binnen het VN-systeem zou kunnen worden geplaatst en gebaseerd zou moeten zijn op de rechten en plichten van wie aan het hof onderworpen wordt, met nadruk op de OESO-beginselen voor multinationale ondernemingen en op de VN-beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten; is van mening dat het VN-systeem nuttige modellen biedt voor een dergelijke regeling, in het bijzonder wat de financiering betreft;

10.  herinnert eraan dat in het mandaat van Doha, dat tijdens de 13e zitting van de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (XIII UNCTAD, Doha, van 21 t/m 26 april 2012) door alle deelnemende landen is goedgekeurd, aangedrongen wordt op de band tussen gendergelijkheid en inclusieve ontwikkeling, gevraagd wordt aan de UNCTAD om "haar werkzaamheden betreffende de band tussen gendergelijkheid, de versterking van de positie van vrouwen, handel en ontwikkeling op te voeren", en een lijst voorkomt waarin gendergelijkheid en kwesties over de versterking van de positie van vrouwen opgenomen zijn als essentiële doelstellingen voor alle landen; verzoekt de EU haar eigen inspanningen op te voeren en een voorbeeldfunctie te vervullen door genderperspectieven op te nemen in het handelsbeleid; pleit voor een systematische verwerking van de bevindingen en aanbevelingen van UN Women op het gebied van gendergelijkheid en het handelsbeleid die duiden op het bestaan van overtuigend bewijs dat economische ontwikkeling en sociale gelijkheid hand in hand gaan, en er bovendien op wijzen dat er een sterke correlatie is tussen gendergelijkheid en concurrentievermogen en het bbp per hoofd van de bevolking; dringt er daarom op aan dat genderongelijkheid bij de herziening van het Handboek van de EU inzake duurzaamheidseffectbeoordelingen wordt gehandhaafd als duurzaamheidsindicator;

11.  verzoekt de EU de onderschrijving van de beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap uit het "Global Compact"-initiatief van de VN te bevorderen en te steunen; vraagt de EU om in de VN-fora te ijveren voor de goedkeuring van handelsbeleid dat de naleving van deze beginselen op een doeltreffende manier stimuleert, bijvoorbeeld door voorwaarden te stellen aan overheidsopdrachten;

12.  is zich ervan bewust dat de VN-richtsnoeren voor het bedrijfsleven en de mensenrechten moeten worden aangescherpt en toegepast; verzoekt de EU met klem bij te dragen aan een geslaagde uitkomst van de werkzaamheden van de intergouvernementele werkgroep voor transnationale en andere ondernemingen op het gebied van de mensenrechten, die ernaar streeft een wettelijk bindend instrument inzake bedrijfsleven en mensenrechten te creëren, en erkent de gezamenlijke verantwoordelijkheid van bedrijven en regeringen bij het steunen van deze beginselen;

13.  verzoekt de EU haar rol in en deelname aan de regelgevende werkgroepen van de VN-organen te versterken – bijvoorbeeld in de WP.29-groep die actief is onder de auspiciën van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE) – en andere VN-lidstaten aan te sporen soortgelijke stappen te nemen; benadrukt dat er behoefte is aan het uitwerken van mondiale technische normen die vrije handel en economische groei bevorderen en verenigbaar zijn met de Europese interne markt;

14.  erkent dat handelsovereenkomsten en toegang tot gezondheidszorg nauw met elkaar verbonden zijn, vooral in ontwikkelingslanden; merkt op dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) instrumenten aan het uitwerken is om dit verband objectief te kunnen beoordelen; dringt er bij de EU op aan het initiatief van de WHO te steunen en rekening te houden met de resultaten van haar werk.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.9.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

8

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

William (The Earl of) Dartmouth, Maria Arena, Tiziana Beghin, David Campbell Bannerman, Salvatore Cicu, Marielle de Sarnez, Santiago Fisas Ayxelà, Eleonora Forenza, Karoline Graswander-Hainz, Ska Keller, Jude Kirton-Darling, Gabrielius Landsbergis, Bernd Lange, Emmanuel Maurel, Anne-Marie Mineur, Sorin Moisă, Franck Proust, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Viviane Reding, Inmaculada Rodríguez-Piñero Fernández, Tokia Saïfi, Matteo Salvini, Marietje Schaake, Helmut Scholz, Joachim Schuster, Joachim Starbatty, Adam Szejnfeld, Iuliu Winkler, Jan Zahradil

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers

Klaus Buchner, Dita Charanzová, Edouard Ferrand, Agnes Jongerius, Sander Loones, Gabriel Mato, Fernando Ruas, Jarosław Wałęsa

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Marco Affronte, Andrejs Mamikins

24.9.2015

ADVIES van de Commissie begrotingscontrole

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake de rol van de EU binnen de VN – hoe kunnen de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU beter worden verwezenlijkt?

(2015/2104(INI))

Rapporteur voor advies: Ryszard Czarnecki

SUGGESTIES

De Commissie begrotingscontrole verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

–  gezien de Financiële en Administratieve Kaderovereenkomst (FAFA) tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties (2003) en addendum 1 daarbij (2014),

A.  overwegende dat 2015 een uitdagend jaar is voor het herdefiniëren van de manier waarop mondiale actoren en instellingen samenwerken door nieuwe dynamieken en werkwijzen te ontwikkelen, met name om beter tegemoet te komen aan de verbintenissen op het gebied van het externe beleid van de EU;

B.  overwegende dat de EU een solide traditie heeft van internationale samenwerking op het vlak van mondiale uitdagingen en van ontwikkelingshulp en humanitaire steun aan grote delen van de wereld;

C.  overwegende dat de EU een aanzienlijke defensiebegroting heeft en een niet geringe financiële bijdrage levert aan de VN-vredesmissies;

D.  overwegende dat het externe optreden van de EU verloopt via internationale organisaties die uitvoering geven aan EU-fondsen of die samen met de EU projecten cofinancieren, wat soms een uitdaging kan vormen op het gebied van overzicht en beheer;

1.  benadrukt dat de efficiëntie, verantwoordingsplicht, doeltreffendheid en transparantie van de VN moeten worden verbeterd, met name wat betreft het gebruik van EU-middelen en de resultaten omtrent de tenuitvoerlegging van internationaal overeengekomen strategische richtsnoeren en ontwikkelingsdoelen;

2.  roept de betrokken EU- en VN-instellingen op de Financiële en Administratieve Kaderovereenkomst (FAFA) volledig te eerbiedigen en ten uitvoer te leggen; verzoekt de Commissie verslag uit te brengen aan het Parlement over de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en daaraan gerelateerde richtsnoeren, in kaart te brengen welke gebieden verbetering behoeven en in het licht hiervan met relevante voorstellen te komen;

3.  is van oordeel dat bij de harmonisatie van de respectieve bestuurssystemen de nadruk moet worden gelegd op de definiëring en voortdurende uitwisseling van goede werkmethoden om vergelijkbare en duurzame kernbeginselen van betrouwbaarheid vast te stellen, in overeenstemming met het Financieel Reglement van de EU; verzoekt in dit verband om openheid van beide kanten, zodat Europese auditors de rekeningen van de VN tot in detail kunnen inzien;

4.  herinnert eraan dat de grootste financiële bijdrage aan de VN-begroting afkomstig is van de Europese Unie en haar lidstaten samen; benadrukt daarom, in de geest van het initiatief "Eén VN" (één leider, één begroting, één programma, één bureau), dat ervoor moet worden gezorgd dat via de VN bestede EU-middelen meer zichtbaarheid krijgen en efficiënt worden gebruikt; verlangt dat de VN en de Commissie het Parlement precies laten weten hoe de VN de door de EU verstrekte financiële middelen besteedt;

5.  spoort de VN en de desbetreffende instellingen van de VN ertoe aan hun samenwerking met de EU te blijven verdiepen om de twee bestuursmechanismen voortdurend nader tot elkaar te brengen, onder meer door de doorlopende ontwikkeling van uitputtende en deugdelijke systemen van monitoring, verslaglegging en controle; brengt in herinnering dat gestructureerde samenwerking tussen de EU en de VN de enige efficiënte manier is om ondoeltreffend gebruik van middelen en een overlapping van activiteiten te voorkomen;

6.  meent dat de VN en de EU in het kader van het interinstitutionele partnerschap hun risicobeheersmethoden, algemeen financieel toezicht en beheerskader moeten verbeteren, en dat hun gegevens, methodologieën en resultaten in audits moeten worden vergeleken;

7.  is van mening dat innovatieve financieringsbenaderingen een belangrijk middel zijn om de beschikbaarheid en het effect van ontwikkelingsfinanciering te optimaliseren, aangezien daarmee nieuwe financieringsbronnen, -mechanismen en -instrumenten worden geïdentificeerd; gelooft voornamelijk dat met innovatieve financieringsbenaderingen overheidsfinanciering kan worden gebruikt om nieuwe financieringsstromen op gang te brengen, particuliere investeringen en marktfinanciering aan te trekken en het effect van bestaande publieke en particuliere middelen te maximaliseren;

8.  is ingenomen met het feit dat de EU, door steun te verstrekken via de VN, regio's van de wereld kan bereiken die ze alleen niet zou bereiken; is zich bewust van het hoge risico dat onlosmakelijk verbonden is met het verlenen van steun aan door conflicten getroffen regio's; betreurt evenwel dat de partnerorganisaties die in het kader van indirect beheer met de tenuitvoerlegging van de begroting van de Unie zijn belast, veelal nalaten tijdig verslag uit te brengen aan de Commissie of met een onvolledige of onvoldoende resultaatgerichte rapportage komen, waardoor de Commissie haar toezichthoudende functie niet naar behoren kan vervullen;

9.  is in dit verband verheugd over het akkoord van de medewetgevers over een wijziging van het Financieel Reglement, op grond waarvan de VN en andere, vergelijkbare partnerorganisaties de Commissie in kennis moeten stellen van alle vastgestelde onregelmatigheden of gevallen van fraude die gevolgen hebben voor de begroting van de Unie; is echter van mening dat de mogelijkheden van de Commissie om de juistheid, efficiëntie en duurzaamheid van de via de VN bestede EU-middelen rechtstreeks te evalueren, moeten worden uitgebreid;

10.  onderstreept dat het nodig is op alle niveaus een zo hoog mogelijk niveau van transparantie en institutionele controleerbaarheid te verwezenlijken door toe te zien op de beschikbaarheid van uitgebreide en betrouwbare begrotingsinformatie en financiële gegevens over projecten die door de EU worden gefinancierd, zodat het Parlement hier toezicht op kan uitoefenen; pleit voor een krachtiger openbaarmakingsbeleid van de VN ten aanzien van intenties, begunstigden en financiering, voornamelijk voor VN audit- en evaluatieverslagen, met het oog op een beter beheer van EU-gelden;

11.  beschouwt het van fundamenteel belang dat de zichtbaarheid van de Unie wordt verbeterd, met name bij gecofinancierde en door meerdere donoren gesteunde initiatieven wanneer er EU-middelen in het spel zijn; is van mening dat er spoedig en regelmatig informatie moet worden verstrekt over gebundelde financiering (met inbegrip van trustfondsen), aangezien de fungibiliteit en traceerbaarheid van EU-middelen essentiële kwesties zijn;

12.  betoogt met klem dat, door middel van de toekomstige samenwerking en het toekomstige kader, enerzijds alle belanghebbenden ertoe moeten worden aangezet innovatieve bronnen, mechanismen en instrumenten op grotere schaal en in nauwe samenwerking met multilaterale banken en andere geldschieters te onderzoeken en toe te passen, en anderzijds moet worden gewaarborgd dat deze nieuwe financieringsbronnen volledig in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, verantwoordingsplicht en doeltreffendheid;

13.  herinnert eraan dat de VN passende maatregelen moet nemen om bekendheid te geven aan het feit dat bepaalde acties door de EU zijn gefinancierd, zodat de EU dezelfde zichtbaarheid en erkenning krijgt als andere internationale donoren, en om bij elk optreden de waarden van de Unie die door de VN worden gedeeld, zoals de bevordering van de mensenrechten en de rechtsstaat, hoge sociale en milieunormen en algemene steun voor duurzame ontwikkeling en inclusieve economische groei, uit te dragen;

14.  beklemtoont dat alle gecofinancierde activiteiten nauw in overeenstemming moeten zijn met de algemene strategie en prioriteitsterreinen van de EU, die gebaseerd zijn op politieke voorkeuren en economische en financiële efficiëntiecriteria, en die weerspiegeld moeten worden in de beheersprestaties;

15.  onderstreept dat de EU achter het idee staat dat de VN geschikt moet zijn voor het beoogde doel ("fit for purpose") en doeltreffender en efficiënter moet opereren; is van oordeel dat nieuwe en steeds groter wordende uitdagingen nopen tot nieuwe VN-functies, welke op hun beurt een heroverweging van de bestuurs- en financieringsmodaliteiten vereisen; meent dat de EU prioriteit moet blijven geven aan het waarborgen van goed beheer van de financiële en personele middelen van de VN, ook bij de onderhandelingen over de volgende gewone VN-begroting en de VN-begrotingen voor vredeshandhaving;

16.  verzoekt zowel de EU als de VN te streven naar optimale operationele coördinatie voor wat betreft complementariteit, teneinde stelselmatig de beste mogelijkheden, optimale hefboomwerking en synergieën te onderzoeken voor de ondersteuning en uitvoering van EU-beleidsdoelstellingen, met name tussen het ontwikkelingsbeleid van de EU en andere terreinen van extern optreden, zoals de mensenrechten, migratie en vluchtelingen, veiligheid, stabiliteit en conflictpreventie;

17.  spoort de EU en de VN ertoe aan om in een zo vroeg mogelijk stadium hun expertise, hun strategische en programmeringsbenadering in de verschillende interventiegebieden en met name hun samenwerking bij risicobeheersinstrumenten (financiële, operationele of landenrisico's) te versterken, teneinde steun beter te concentreren op de plekken waar daar het meeste behoefte aan is; roept op tot een behoorlijke toepassing van strikte voorwaarden, met name de aanwezigheid of ontwikkeling van indicatoren voor goed bestuur in de publieke sector in partnerlanden;

18.  herinnert eraan dat het beginsel van toegevoegde waarde eveneens van toepassing is op de door de EU gefinancierde VN-activiteiten en verzoekt de Commissie regelmatig en gedetailleerd verslag uit te brengen over welke toegevoegde waarde dergelijke financieringsconstructies opleveren in vergelijking met directe, door lidstaten verstrekte financiering en ten opzichte van de constructie waarin deze activiteiten door de EU en/of lidstaten zelf zouden worden uitgevoerd;

19.  is van oordeel dat de resultaatgeoriënteerde aanpak, in het licht van de nadruk op de resultaten van EU-steun, moet worden verbeterd door een kader voor resultatenmeting in te voeren waarmee de betrouwbaarheid van projecten in het licht van de economische en sociale duurzaamheid kan worden beoordeeld en de doeltreffendheid en efficiëntie van projecten kunnen worden geëvalueerd;

20.  is voorstander van een permanente dialoog over de kwaliteit en duurzaamheid van de in het kader van het VN-EU-partnerschap bereikte resultaten, ook in verband met de algemene vraag ten aanzien van de consistentie en samenhang van het optreden; meent dat verdere uitwerking moet worden gegeven aan resultaatindicatoren en de harmonisatie daarvan om projecten doeltreffender te maken, een daadwerkelijke toegevoegde waarde te waarborgen en grotere ontwikkelingseffecten te bereiken;

21.  onderstreept dat het nultolerantiebeleid ten opzichte van fraude en corruptie, als kernbeginsel, van groot belang is voor de EU, evenals de aanscherping van ethische en integriteitsvoorschriften; pleit voor een verdieping van de betrekkingen tussen de VN-instellingen en -organen en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), door de richtsnoeren voor de uitwisseling van informatie en strategieën van OLAF over te nemen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.9.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

26

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Nedzhmi Ali, Louis Aliot, Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Ryszard Czarnecki, Dennis de Jong, Tamás Deutsch, Martina Dlabajová, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, Rina Ronja Kari, Verónica Lope Fontagné, Monica Macovei, Dan Nica, Georgi Pirinski, Petri Sarvamaa, Claudia Schmidt, Igor Šoltes, Bart Staes, Marco Valli, Derek Vaughan, Anders Primdahl Vistisen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers

Richard Ashworth, Cătălin Sorin Ivan, Karin Kadenbach, Marian-Jean Marinescu, Markus Pieper, Julia Pitera, Miroslav Poche, Patricija Šulin

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Raymond Finch

23.9.2015

ADVIES van de Commissie cultuur en onderwijs

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake de rol van de EU binnen de VN – hoe kunnen de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU beter worden verwezenlijkt?

(2015/2104(INI))

Rapporteur voor advies: Fernando Maura Barandiarán

SUGGESTIES

De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

De culturele dimensie van het buitenlands beleid van de EU

1.  onderstreept dat cultuur, als het gaat om de externe betrekkingen van de EU, samen met de interculturele en interreligieuze dialoog een krachtig instrument vormt ter bevordering van cohesie, vrede, veiligheid en de politieke dialoog met derde landen, waarmee contacten van mens tot mens, de participatieve dialoog met culturele actoren uit diverse sectoren en empowerment van burgers en het maatschappelijk middenveld worden gestimuleerd; benadrukt tevens dat cultuur in de allereerste plaats een doel op zich is en als zodanig moet worden ondersteund;

2.  wijst erop dat cultureel beleid wordt gebaseerd op de fundamentele waarden van de EU, wederzijds begrip, samenwerking en het concept van cultureel wereldburgerschap, en daarom op consistente en strategische wijze als een instrument ter bevordering van de Europese fundamentele rechten en waarden moet worden geïntegreerd in het extern optreden van de EU, met inbegrip van haar nabuurschapsbeleid, hierbij ten volle rekening houdend met andere culturen en waarden;

3.  verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de Commissie, en dan met name haar directoraat-generaal (DG) Onderwijs en Cultuur en DG Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, om cultuur een meer strategische rol te laten spelen in de betrekkingen van de EU met derde landen;

4.  roept op tot een meer geïntegreerde benadering en vruchtbare samenwerking tussen de Commissie, de EDEO, het Parlement en de VN op het gebied van onder andere de bevordering van cultuur, de instandhouding van bedreigd cultureel erfgoed, de strijd tegen de illegale handel in cultuurgoederen (ook binnen de EU), conflictpreventie, verzoeningsprocessen, vredesopbouw, beperking van de nasleep van conflicten, mechanismen voor snelle verlichting in crisissituaties, de ontwikkeling van de creatieve sectoren, de mobiliteit van beoefenaars van culturele beroepen, culturele goederen en diensten, onderwijs en ontwikkeling, uitwisselingsprogramma's voor studenten, capaciteitsopbouw, onderwijs en scholing in noodsituaties, en de toegankelijkheid van cultuur en onderwijs;

5.  benadrukt de behoefte aan culturele uitwisselingen en forums die gericht zijn op wederzijds begrip, bilaterale samenwerking en multilaterale samenwerking, en de noodzaak tot de versterking van de gemeenschappelijke universele waarden; wijst in dit verband op de projecten van de EDEO en het DG Onderwijs en Cultuur van de Commissie met betrekking tot culturele diplomatie en verzoekt niet alleen om een gezamenlijke mededeling ter bevordering van wederzijds leren en begrip – waarin rekening wordt gehouden met de door de lidstaten ondersteunde programma's – maar ook om de ontwikkeling van netwerken van culturele organisaties en ngo's;

6.  wijst erop dat onderwijs en scholing een rol moeten spelen in noodsituaties die door conflicten zijn veroorzaakt en bijgevolg onder de noemer "activiteiten op het gebied van opvang, ondersteuning en empowerment" moeten worden geschaard;

7.  onderstreept het belang van culturele diplomatie en wijst erop dat een gemeenschappelijk Europees buitenlands cultureel beleid de EU veel meer voor het voetlicht zal brengen bij internationale organisaties zoals de VN; vraagt de Commissie daarom een apart hoofdstuk aan culturele diplomatie te wijden in het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU dat voor de top van de Raad van Europa van juni 2016 wordt opgesteld;

8.  merkt op dat onderwijs van belang is voor menselijke, sociale en economische ontwikkeling en essentieel is voor het bereiken van de kerndoelstellingen van het buitenlands beleid van de EU, zoals vredesopbouw en internationale stabiliteit, duurzame ontwikkeling, interculturele dialoog en armoedebestrijding, zowel op EU-niveau als op internationaal niveau; onderstreept het belang van doeltreffende samenwerking tussen de EU en de VN op het gebied van ondersteuning van het internationale initiatief Education for All, verbetering van de toegang tot en de kwaliteit van het onderwijs, en versterking van de onderwijssystemen overal ter wereld;

9.  erkent dat cultuur de kern vormt van menselijke ontwikkeling en in belangrijke mate bijdraagt tot de opbouw van de samenleving en tot de bevordering van democratie, sociale inclusie, mensenrechten en fundamentele vrijheden; verzoekt de EU om, in overeenstemming met haar bevoegdheden en verantwoordelijkheden, culturele diversiteit en de bevordering van mensenrechten centraal te stellen in haar internationale betrekkingen en in het bijzonder in gemeenschappelijk Europees beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, en ervoor te zorgen dat iedereen die beweert dat zijn culturele rechten zijn geschonden, daadwerkelijk beroep kan instellen;

10.  benadrukt dat interculturaliteit en wederzijds begrip bepalend zijn voor succesvol ontwikkelingsbeleid; wenst daarom dat de EU en de lidstaten streven naar beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en bewustmaking waarin de culturele dimensie is geïntegreerd;

11.  spoort de EU en de lidstaten aan tot de bevordering van gemeenschappelijke belangen met derde landen, dit door middel van een partnerschap dat stoelt op gelijkheid en waarmee wederzijdse uitwisseling en interculturele samenwerking wordt beoogt; adviseert er naartoe te werken dat cultuur een dynamische rol gaat spelen op het internationale toneel en als een "zachte kracht" ten goede zal komen aan de betrekkingen van de EU en haar lidstaten met de rest van de wereld;

12.  wijst erop dat nauwere samenwerking tussen de lidstaten onderling, en dan vooral in de vorm van betere coördinatie tussen cultuurattachés in EU-delegaties en vertegenwoordigingen van de lidstaten en in de vorm van de bundeling van middelen in derde landen door culturele instanties uit de lidstaten, ervoor kan zorgen dat culturele diplomatie meer effect sorteert;

13.  is in dit verband ingenomen met de voorbereidende actie over "Cultuur in de externe betrekkingen van de Europese Unie", die van groot belang is voor de versterking van de strategische rol van cultuur ten aanzien van de menselijke, sociale en economische ontwikkeling, welke bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het extern beleid;

14.  verzoekt de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger voor alle EU-vertegenwoordigingen in derde landen (zoals in de delegatie EU-China) een cultuurspecialist te benoemen en EDEO-medewerkers beschikbaar te stellen die geschoold zijn op het gebied van de culturele dimensie van extern beleid;

15.  is voorstander van nauwere samenwerking tussen culturele instanties en het maatschappelijk middenveld, partnerschappen tussen steden en "creatieve hubs" in derde landen;

16.  roept op tot een meer coherente strategie voor de bescherming en de bevordering van werelderfgoed en tot intensievere internationale samenwerking in conflictgebieden, waarbij ook nauwer wordt samengewerkt met het Internationaal Blauwe Schild Comité (IBSC);

17.  roept de Commissie op samen met lokale culturele instanties in de lidstaten, cultuurbeoefenaars en het maatschappelijk middenveld een proactieve samenwerking aan te gaan met de culturele netwerken van de nationale instituten voor cultuur van de Europese Unie (EUNIC);

18.  is van mening dat toezicht op en evaluatie van initiatieven met betrekking tot culturele projecten en culturele diplomatie noodzakelijk is om te waarborgen dat financiële middelen goed worden besteed en dat de aard en het effect van de initiatieven worden geverifieerd;

19.  beklemtoont dat het belangrijk is om statistische gegevens over cultuur en culturele sectoren te verzamelen, omdat daarmee niet alleen een bijdrage kan worden geleverd aan het debat over cultureel beleid, maar ook het economisch potentieel van culturele en creatieve sectoren en hun effect op sociaal welzijn meer onder de aandacht kan worden gebracht;

20.  benadrukt dat cultuur kan bijdragen tot de bevordering van democratisering, vredesopbouw en de eerbiediging van de mensenrechten; wijst op de toezegging van de EU om artistieke vrijheid en vrijheid van cultuuruiting te steunen en daarmee kunstenaars, onderzoekers, journalisten en organisaties uit het maatschappelijk middenveld te beschermen tegen censuur en intimidatie; dringt aan op het vaststellen van prioriteiten die verband houden met de culturele dimensie van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR);

21.  onderstreept het belang van de "Verklaring over de bevordering van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, tolerantie en non-discriminatie door middel van onderwijs", die in maart 2015 in Parijs werd aangenomen en waarin wordt benadrukt dat de actieve dialoog tussen culturen, de internationale solidariteit en het wederzijds respect moeten worden gestimuleerd;

Governance en samenwerking tussen de EU en de VN

22.  is ingenomen met de hechte samenwerking tussen de EU en de Unesco, die berust op de goedkeuring van de Financiële en Administratieve Kaderovereenkomst (FAFA) tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties van 2003, op het memorandum van overeenstemming tussen de Unesco en de EU van 2012 en op de deelname van de EU aan de Algemene Vergadering van de VN naar aanleiding van de resolutie van 2011 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties; dringt echter aan op een meer doeltreffende vertegenwoordiging van de EU binnen de VN, in het bijzonder op het gebied van cultuur, onderwijs, burgerschap, kinder- en jongerenrechten en overeenkomstig het Verdrag van Lissabon; onderstreept dat de EU en de VN een daadwerkelijk strategisch partnerschap tot stand kunnen brengen door EU-vertegenwoordigers met stemrecht in de raden van bestuur van de VN-agentschappen op het gebied van cultuur, onderwijs, burgerschap, en kinder- en jongerenrechten te laten plaatsnemen en door samen met de Unesco – en samen met Unicef, UNDP, UNHCR, UNRWA en UNWOMAN – stappen te ondernemen om, met instemming van de begunstigde partnerlanden, tot financiële samenwerking en gemeenschappelijk projectbeheer te komen;

23.  benadrukt dat financiële samenwerking en gezamenlijk projectbeheer alleen niet volstaan om de samenwerking tussen de EU en de Unesco te versterken, maar dat de partnerschappen op onderwijs- en cultuurgebied op de lange termijn ook moeten worden verbeterd; verzoekt derhalve om een jaarlijkse, kwalitatief hoogwaardige strategische dialoog die erop gericht is gemeenschappelijke uitdagingen op duurzamere wijze aan te pakken;

24.  wijst erop dat cultuur een essentiële factor is voor het opbouwen van duurzame samenlevingen en wenst dat de culturele dimensie wordt geïntegreerd in de VN-Agenda inzake duurzame ontwikkeling voor de periode na 2015, en daarmee in de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling voor 2030, aangezien cultuur een grote invloed heeft op economische ontwikkeling, sociale inclusie, milieuduurzaamheid, vrede en veiligheid;

25.  erkent dat cultureel erfgoed de diversiteit van cultuuruitingen weerspiegelt en daarom van groot belang is voor de externe betrekkingen van de Unie; verzoekt om geharmoniseerde wetgeving en internationale overeenkomsten, dit met het oog op de bescherming van cultureel erfgoed en de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen in nauwe samenwerking met de Unesco;

26.  onderstreept dat culturele en creatieve sectoren van belang zijn voor lokale en regionale ontwikkeling; verzoekt in dit verband om de voortzetting en de uitbreiding van de projecten van de EU en de Unesco inzake expertisefaciliteiten en stelt voor om de Unesco-indicatoren inzake cultuur voor ontwikkeling in te stellen als een methodologisch referentiekader voor het beoordelen van de multidimensionale rol van cultuur in ontwikkelingsprocessen;

27.  wijst erop dat cultureel toerisme bevorderlijk is voor het leggen van wereldwijde contacten van persoon tot persoon en is voorstander van gezamenlijke inspanningen ter versterking van de positie van het Unesco-erfgoedtoerisme, omdat daarmee een impuls wordt gegeven aan de culturele sector en op duurzame en kwalitatief hoogwaardige wijze wordt bijgedragen tot de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen;

28.  beklemtoont dat de belemmeringen waarmee kunstenaars en cultuurbeoefenaars te maken hebben, moeten worden weggenomen en dat hun mobiliteit moet worden verbeterd door middel van diverse voorkeursbehandelingen, zoals het verstrekken van visa voor cultuur- en onderwijsdoeleinden en het bevorderen van culturele uitwisselingen, onderzoeksprojecten, kunstenaarsresidenties en beurzen voor scheppende en uitvoerende kunstenaars, dit in overeenstemming met artikel 16 van het Unesco-Verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, dat onder meer door de EU is ondertekend;

29.  is stellig van mening dat de EU en de VN in het geval van humanitaire crises, gewapende conflicten en natuurrampen moeten samenwerken als het gaat om het onderwijs dat in het kader van noodhulpprogramma's wordt aangeboden, voornamelijk door ondersteuning te blijven bieden aan programma's zoals het Unicef-programma voor onderwijs in noodsituaties en in overgangsperioden na een crisis, het UNHCR-programma voor kwaliteitsonderwijs in vluchtelingenkampen en de UNRWA-werkzaamheden op onderwijsgebied;

Rechtsinstrumenten

30.  brengt in herinnering dat de EU het Unesco-Verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen heeft geratificeerd en verzoekt de lidstaten, voor zover ze dat nog niet hebben gedaan, de volgende verdragen te ratificeren: het Unesco-Verdrag van 1970 inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen, het Unidroit-Verdrag van 1995 inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen (beiden essentiële rechtsinstrumenten voor een krachtiger bescherming van het mondiale culturele erfgoed en culturele diversiteit), het Unesco-Verdrag van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict en de twee protocollen erbij, het Unesco-Verdrag van 2001 inzake de bescherming van cultureel erfgoed onder water en het Unesco-Verdrag van 2003 inzake de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed; verzoekt om geharmoniseerde wetgeving en een internationale overeenkomst inzake cultureel erfgoed en de illegale handel in cultuurgoederen;

31.  dringt erop aan om bij de ontwikkeling van culturele samenwerking gebruik te maken van betere communicatiestrategieën en hiertoe digitale middelen in te zetten en te ontwikkelen, zoals internetplatforms met meertalige informatie en online onderwijsmateriaal, met als doel de toegankelijkheid te verbeteren, informatie te verspreiden in lokale talen en te stimuleren tot uitwisselingen en netwerkvorming tussen kunstenaars, cultuurbeoefenaars en organisaties uit het maatschappelijk middenveld;

32.  wijst er nadrukkelijk op dat cultureel erfgoed van symbolisch belang is en daarom niet meer zonder de bescherming van betere coördinatie en bewustwording kan nu het, zoals blijkt uit de recente vernietiging van plaatsen van cultureel belang in Syrië en Irak, een politiek doelwit is geworden;

33.  roept in dit verband op tot intensivering van de inspanningen om, in samenwerking met de Unesco en de andere VN-lidstaten, de vernietiging van cultureel werelderfgoed een halt toe te roepen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

15.9.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

4

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Isabella Adinolfi, Dominique Bilde, Andrea Bocskor, Silvia Costa, Angel Dzhambazki, Jill Evans, Petra Kammerevert, Rikke Karlsson, Andrew Lewer, Svetoslav Hristov Malinov, Curzio Maltese, Stefano Maullu, Fernando Maura Barandiarán, Luigi Morgano, Momchil Nekov, Yana Toom, Helga Trüpel, Julie Ward, Bogdan Brunon Wenta, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Milan Zver, Krystyna Łybacka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Sylvie Guillaume, Dietmar Köster, Paul Nuttall, Hermann Winkler

30.9.2015

ADVIES van de Commissie constitutionele zaken

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake de rol van de EU binnen de VN – hoe kunnen de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU beter worden verwezenlijkt?

(2015/2104(INI))

Rapporteur voor advies: David McAllister

SUGGESTIES

De Commissie constitutionele zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  houdt rekening met de complexe institutionele structuur van de Verenigde Naties (VN) als internationale organisatie van landen, en met de specifieke aard van de Europese Unie (EU) als een supranationale unie die sinds 2011 een versterkte waarnemersstatus binnen de VN heeft, met het recht om het woord te nemen in debatten, voorstellen en amendementen in te dienen, moties van orde op te werpen en op basis van VN-Resolutie 65/276 van 3 mei 2011 over de deelname van de Europese Unie aan de werkzaamheden van de Verenigde Naties documenten rond te sturen; benadrukt dat de eigenlijke rechtssubjecten van de VN soevereine staten van de wereldgemeenschap zijn, met inbegrip van de EU-lidstaten; dringt met het oog op een meer doeltreffende wereldwijde samenwerking aan op een betere verstandhouding tussen de VN-spelers en de verschillende VN-structuren (agentschappen, fondsen, programma's, commissie en comités) door de algemene coördinatie en samenhang te verbeteren; is in dit verband van mening dat de EU zich als een waarlijke mondiale speler binnen de VN moet gedragen en er verder naar moet streven haar hefboomeffect en zichtbaarheid op het internationale toneel te verbeteren, naar de letter en de geest van het Verdrag van Lissabon;

2.  is van mening dat de versterkte status van de EU binnen de VN het pad moet effenen voor nauwere cohesie en samenwerking; verzoekt de lidstaten, teneinde meer gewicht te kunnen geven aan de rol van de Unie in het buitenlands beleid en de EU als één internationale speler te laten optreden, de interne coördinatie op dat vlak te verbeteren, het van tevoren eens te worden over een gemeenschappelijk standpunt met betrekking tot alle relevante kwesties en na te denken over manieren om alle noodzakelijke instrumenten te verstrekken om tot een echt gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te komen; wijst erop dat de functie van hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid in het leven werd geroepen uit hoofde van artikel 18 VEU om de Unie op internationale forums, niet in de laatste plaats in de VN, met één stem te laten spreken en dat de hoge vertegenwoordiger dan ook in staat moet worden gesteld haar rol ten volle te vervullen, als de belangrijkste EU-vertegenwoordiger naar buiten toe;

3.  wenst dat de VN, de Commissie en de Raad het Parlement ten volle op de hoogte houden over hun coördinerende taken om het Parlement te betrekken bij de definitie en herziening van de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU;

4.  steunt de hervormingsagenda van de VN voor het uitdragen van doeltreffend multilateralisme, met inachtneming van de versterkte status van de EU in de Algemene Vergadering van de VN na de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon op 1 december 2009 en de goedkeuring van VN-Resolutie 65/276 van 3 mei 2011 over de deelname van de Europese Unie aan de werkzaamheden van de Verenigde Naties;

5.  wenst dat de noodzakelijke onderhandelingen, procedures en hervormingen van de VN-Veiligheidsraad worden uitgevoerd zodat de EU permanent lid van dat orgaan kan worden, met één vaste zetel en één enkele stem;

6.  herinnert eraan dat deze twee internationale organisaties gemeenschappelijke basisbeginselen hebben, en benadrukt dat hun gedeelde waarden de belangrijkste motivatie moeten vormen voor samenwerking; benadrukt dat een stevig en stabiel partnerschap tussen de EU en de VN van fundamenteel belang is voor het werk van de VN voor elk van de drie pijlers – vrede en veiligheid, mensenrechten en duurzame ontwikkeling – en tevens van essentieel belang is voor de rol van de EU als actieve mondiale speler; bevestigt nogmaals dat het voorkomen en aanpakken van de oorzaken van gewelddadige conflicten en het vinden van oplossingen voor nieuwe uitdagingen cruciaal zijn;

7.  benadrukt dat een parlementaire vergadering van de VN (PVVN), opgericht krachtens artikel 22 van het VN-Handvest, een uitgangspunt kan zijn om de VN democratischer te maken, met het oog op meer democratische verantwoordingsplicht en transparantie van mondiaal beheer en een grotere publieke participatie aan de activiteiten van de VN;

8.  zet zich in om het VN-systeem en alle bijbehorende instellingen en structuren beter af te stemmen op de nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen in de wereld en de transparantie, verantwoordingsplicht en doeltreffendheid ervan te vergroten door dubbel werk te vermijden en de verschillende VN-structuren op rationelere wijze in te zetten; oppert dat de ervaring van de EU met transnationale besluitvorming een aantal nuttige inzichten kan verschaffen voor het hervormingsproces van de VN, vooral met betrekking tot de Veiligheidsraad;

9.  roept ertoe op bij de komende verkiezing voor de positie van secretaris-generaal van de VN vrouwelijke kandidaten te steunen;

10.  herinnert eraan dat de EU en haar lidstaten samen de grootste financiële bijdrage leveren aan de VN-begroting; herinnert eraan dat de toewijding van de EU niet alleen naar voren komt in dit bedrag, maar ook in de samenwerking op het vlak van menselijk kapitaal en technische kennis; benadrukt daarom, in de geest van het initiatief "Eén VN" (één leider, één begroting, één programma, één bureau) dat ervoor moet worden gezorgd dat via de VN bestede EU-middelen meer zichtbaarheid krijgen en efficiënt worden gebruikt; wenst dat de Commissie en de EU-lidstaten bij de VN aandringen op de consistente uitvoering van het VN-initiatief inzake transparantie en verantwoording, en verzoekt hen het Parlement volledig en tijdig op de hoogte houden van de besteding door de VN van de EU-bijdragen;

11.  waardeert het dat de EU, door haar steun via de VN in goede banen te leiden, regio's van de wereld kan steunen die ze alleen misschien niet zou kunnen bereiken; is zich bewust van het hoge risico dat inherent is aan het verlenen van steun aan door conflicten getroffen regio's; betreurt het echter dat partnerorganisaties waaraan de uitvoering van de begroting van de Unie onder indirect beheer wordt toevertrouwd, vaak te laat, onvolledig en onvoldoende resultaatgericht verslag uitbrengen aan de Commissie, waardoor de Commissie haar controlerende functie niet correct kan uitoefenen;

12.  vindt dat samenwerking tussen de EU en de VN inzake vredesondersteuning van cruciaal belang is om politieke missies en bemiddelingsactiviteiten te ondersteunen en planningsprocedures te stroomlijnen, en steunt in dit verband de herziening van de VN-vredesoperaties volledig;

13.  erkent de wil van de EU om het VN-systeem beter af te stemmen op de nieuwe machtsverhoudingen in de wereld, maar is van mening dat het nastreven van hervormingen wordt gehinderd door het feit dat de lidstaten niet tot een gemeenschappelijk standpunt komen, vooral met betrekking tot de structuren voor internationale vrede en veiligheid, en heeft bijgedragen tot de huidige impasse rond de hervorming van de Veiligheidsraad, of deze op zijn minst niet heeft opgelost;

14.  benadrukt de huidige prioriteiten van de EU voor de 69e zitting van de Algemene Vergadering van de VN, een herhaling van de langgekoesterde wens van de EU dat de VN hun structuren, begroting en werkmethodes stroomlijnen zonder moeilijke onderwerpen, zoals de hervorming van de Veiligheidsraad, uit de weg te gaan;

15.  benadrukt dat de Algemene Vergadering, die de regeringen van alle lidstaten vertegenwoordigt, over manieren en middelen moet beschikken om sturing te geven aan het VN-systeem en om al zijn activiteiten te coördineren;

16.  beveelt de Raad aan: een grondige hervorming van het VN-systeem, en met name van de VN-Veiligheidsraad, actief te ondersteunen om de legitimiteit, regionale vertegenwoordiging, verantwoordingsplicht en effectiviteit ervan te versterken; werk te maken van de langetermijndoelstelling dat de EU een zetel krijgt in een uitgebreidere Veiligheidsraad; de samenhang en doeltreffendheid van de EU als wereldspeler te garanderen om snel en grondig te handelen en met één stem te spreken, door de standpunten van de lidstaten beter te coördineren en de samenwerking tussen de EDEO en de lidstaten te verbeteren; en in dit verband de EDEO aan te sporen om, met name via de EU-delegaties in New York en Genève, te werken aan een grotere samenhang binnen de EU.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.9.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

16

3

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Elmar Brok, Fabio Massimo Castaldo, Pascal Durand, Danuta Maria Hübner, Ramón Jáuregui Atondo, Constance Le Grip, Jo Leinen, György Schöpflin, Josep-Maria Terricabras, Kazimierz Michał Ujazdowski, Rainer Wieland

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers

Gerolf Annemans, Sylvie Goulard, Enrique Guerrero Salom, Sylvia-Yvonne Kaufmann, David McAllister, Viviane Reding, Helmut Scholz

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Andrea Bocskor, Mady Delvaux, Ulrike Rodust, Iuliu Winkler

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

13.10.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

48

8

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Michèle Alliot-Marie, Nikos Androulakis, Francisco Assis, Petras Auštrevičius, Amjad Bashir, Bas Belder, Goffredo Maria Bettini, Mario Borghezio, Elmar Brok, Klaus Buchner, James Carver, Fabio Massimo Castaldo, Arnaud Danjean, Mark Demesmaeker, Georgios Epitideios, Anna Elżbieta Fotyga, Eugen Freund, Michael Gahler, Iveta Grigule, Richard Howitt, Sandra Kalniete, Manolis Kefalogiannis, Tunne Kelam, Andrey Kovatchev, Arne Lietz, Barbara Lochbihler, Sabine Lösing, Andrejs Mamikins, David McAllister, Javier Nart, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Ioan Mircea Paşcu, Alojz Peterle, Tonino Picula, Andrej Plenković, Cristian Dan Preda, Jozo Radoš, Sofia Sakorafa, Jacek Saryusz-Wolski, Alyn Smith, Jaromír Štětina, Charles Tannock, László Tőkés, Ivo Vajgl, Geoffrey Van Orden, Boris Zala

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Marielle de Sarnez, Antonio López-Istúriz White, David Martin, Urmas Paet, Soraya Post, Helmut Scholz, György Schöpflin, Igor Šoltes, Dubravka Šuica, Bodil Valero, Paavo Väyrynen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Maria Grapini, Pavel Poc

HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

48

+

ALDE

Petras Auštrevičius, Iveta Grigule, Javier Nart, Urmas Paet, Jozo Radoš, Ivo Vajgl, Paavo Väyrynen, Marielle de Sarnez

ECR

Mark Demesmaeker

EFDD

Fabio Massimo Castaldo

PPE

Michèle Alliot-Marie, Elmar Brok, Arnaud Danjean, Michael Gahler, Sandra Kalniete, Manolis Kefalogiannis, Tunne Kelam, Andrey Kovatchev, Antonio López-Istúriz White, David McAllister, Alojz Peterle, Andrej Plenković, Cristian Dan Preda, Jacek Saryusz-Wolski, György Schöpflin, László Tőkés, Jaromír Štětina, Dubravka Šuica

S&D

Nikos Androulakis, Francisco Assis, Goffredo Maria Bettini, Eugen Freund, Maria Grapini, Richard Howitt, Arne Lietz, Andrejs Mamikins, David Martin, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Ioan Mircea Paşcu, Tonino Picula, Pavel Poc, Soraya Post, Boris Zala

Verts/ALE

Barbara Lochbihler, Alyn Smith, Bodil Valero, Igor Šoltes

8

-

ECR

Amjad Bashir, Bas Belder, Anna Elżbieta Fotyga, Charles Tannock, Geoffrey Van Orden

EFDD

James Carver

ENF

Mario Borghezio

NI

Georgios Epitideios

4

0

GUE/NGL

Sabine Lösing, Sofia Sakorafa, Helmut Scholz

Verts/ALE

Klaus Buchner

Verklaring van de gebruikte tekens:

+  :  voor

-  :  tegen

0  :  onthouding

  • [1]  PB C 100 van 26.3.2015, blz. 27.
  • [2]  PB C 377 van 7.12.2012, blz. 66.
  • [3]  Resolutie 65/276 van 3 mei 2011 over de deelname van de Europese Unie aan de werkzaamheden van de Verenigde Naties
  • [4]  Document S/PRST/2014/4 van 14 februari 2014 – verklaring van de voorzitter van de Veiligheidsraad over de samenwerking tussen de Verenigde Naties en regionale en subregionale organisaties bij de handhaving van de internationale vrede en veiligheid
  • [5]  FAO: Voedsel- en Landbouworganisatie; IFAD: Internationaal Fonds voor agrarische ontwikkeling; ILO: Internationale Arbeidsorganisatie; IMF: Internationaal Monetair Fonds; UNESCO: Organisatie van de VN voor onderwijs, wetenschap en cultuur; UNIDO: Organisatie van de VN voor industriële ontwikkeling; WHO: Wereldgezondheidsorganisatie; UNCTAD: Conferentie van de VN over handel en ontwikkeling; UNDP: Ontwikkelingsprogramma van de VN; UNEP: Milieuprogramma van de VN; UNFPA: Bevolkingsfonds van de VN; UNHCR: Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor Vluchtelingen; UNICEF: Kinderfonds van de VN; WFP: Wereldvoedselprogramma.
  • [6]  Resolutie A/65/276 van 3 mei 2011 van de Algemene Vergadering over de deelname van de Europese Unie aan de werkzaamheden van de Verenigde Naties