VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, tot wijziging van Verordening (EU) nr. XXX/XXX van het Europees Parlement en de Raad (verordening officiële controles) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad

5.11.2015 - (COM(2014)0180 – C7-0109/2014 – 2014/0100(COD)) - ***I

Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling
Rapporteur: Martin Häusling


Procedure : 2014/0100(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0311/2015
Ingediende teksten :
A8-0311/2015
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, tot wijziging van Verordening (EU) nr. XXX/XXX van het Europees Parlement en de Raad (verordening officiële controles) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad

(COM(2014)0180 – C7-0109/2014 – 2014/0100(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2014)0180),

–  gezien artikel 294, lid 2, en de artikelen 42 en 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7‑0109/2014),

–  gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het gemotiveerde advies dat in het kader van protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid is uitgebracht door de Oostenrijkse Bondsraad, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 15 oktober 2014[1],

–  gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A8-0311/2015),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Amendement    1

Voorstel voor een verordening

Overweging 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(2) Biologische producten ontlenen hun hoge kwaliteit aan de inachtneming van strenge gezondheids-, milieu- en dierenwelzijnsnormen bij de vervaardiging van deze producten. Zoals wordt onderstreept in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten11 maakt de regeling inzake de biologische productie deel uit van de kwaliteitsregelingen van de Unie voor landbouwproducten, samen met de regelingen betreffende geografische aanduidingen, gegarandeerde traditionele specialiteiten en producten uit ultraperifere gebieden van de Unie, zoals vastgesteld in respectievelijk Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad12 en Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad13. In die zin worden met de biologische productie in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dezelfde doelstellingen nagestreefd als met alle kwaliteitsregelingen van de Unie voor landbouwproducten.

(2) Biologische producten ontlenen hun zeer gezonde karakter aan de inachtneming van strenge gezondheids-, milieu- en dierenwelzijnsnormen bij de vervaardiging van deze producten. Zoals wordt onderstreept in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten11 maakt de regeling inzake de biologische productie deel uit van de kwaliteitsregelingen van de Unie voor landbouwproducten, samen met de regelingen betreffende geografische aanduidingen, gegarandeerde traditionele specialiteiten en producten uit berggebieden en ultraperifere gebieden van de Unie, zoals vastgesteld in respectievelijk Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad12 en Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad13. In die zin vervult de biologische productie een voortrekkersrol bij het opzetten van duurzamere landbouw- en voedselsystemen, en daartoe worden met de biologische productie in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dezelfde doelstellingen nagestreefd als met alle kwaliteitsregelingen van de Unie voor landbouwproducten.

__________________

__________________

11 COM (2009) 234 definitief.

11 COM (2009) 234 definitief.

12 Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

12 Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

13 Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 23).

13 Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 23).

Amendement    2

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) De inbedding van de doelstellingen van het beleid inzake de biologische productie in de GLB-doelstellingen houdt met name in dat landbouwers een billijke prijs moeten krijgen voor de naleving van de biologische productievoorschriften. Bovendien creëert de toenemende vraag van de consument naar biologische producten de voorwaarden voor een verdere ontwikkeling en expansie van de markt voor deze producten en bijgevolg voor een hogere vergoeding voor biologisch producerende landbouwers.

(3) De inbedding van de doelstellingen van het beleid inzake de biologische productie in de GLB-doelstellingen houdt met name in dat landbouwers een billijke prijs moeten krijgen voor de naleving van de biologische productievoorschriften. Bovendien creëert de toenemende vraag van de consument naar biologische producten de voorwaarden voor een verdere ontwikkeling en expansie van de markt voor deze producten en bijgevolg voor een hogere vergoeding voor biologisch producerende landbouwers. Gelet op het feit dat het voor landbouwers in de Unie steeds moeilijker is om een redelijk inkomen uit de voedselketen te genereren, dient deze verordening ertoe bij te dragen dat landbouwers en consumenten weer dichter bij elkaar komen via een rechtstreekse afzet in korte voedselketens om zo voor de biologische landbouw een billijk aandeel in de toegevoegde waarde van de voedselproductie te verzekeren en positieve externe effecten tot stand te brengen.

Amendement    3

Voorstel voor een verordening

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4) Voorts draagt het biologische productiesysteem bij tot de integratie van milieubeschermingsvereisten in het GLB en tot de bevordering van de duurzame landbouwproductie. Daarom zijn in het kader van het GLB, laatstelijk bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad14, maatregelen voor de financiële ondersteuning van de biologische productie ingevoerd en nog versterkt bij de recente hervorming van het rechtskader voor het plattelandsontwikkelingsbeleid, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad15.

(4) Voorts draagt het biologische productiesysteem bij tot de integratie van milieubeschermingsvereisten in het GLB en tot de bevordering van de duurzame landbouwproductie. Daarom zijn in het kader van het GLB, laatstelijk bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad14, maatregelen voor de financiële ondersteuning van de biologische productie ingevoerd en nog versterkt bij de recente hervorming van het rechtskader voor het plattelandsontwikkelingsbeleid, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad15. In de onderhavige verordening moet daarom worden verwezen naar maatregelen die binnen de nationale programma's voor plattelandsontwikkeling voor steun in aanmerking komen en moeten bijdragen tot de bevordering van biologische fokkerij en een verbeterd aanbod van biologische zaden en diervoeders. Bovendien is er dringend behoefte aan betrouwbare gegevens over bestaande leemten in het aanbod van biologische zaden, diervoeders en eiwitbronnen, en dienen er voorstellen te worden gedaan en actieplannen te worden ontwikkeld om die leemten op te vullen teneinde de bestaande afwijkende regelingen op dit gebied geleidelijk op te heffen.

__________________

__________________

14 Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

14 Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

15 Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

15 Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

Amendement    4

Voorstel voor een verordening

Overweging 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 bis) De biologische landbouwsector in de Unie heeft zich de voorbije jaren snel ontwikkeld, niet alleen wat de oppervlakte betreft die voor biologische landbouw wordt gebruikt, maar ook wat het aantal bedrijven betreft en het totale aantal biologische marktdeelnemers die in de Unie zijn geregistreerd.

Amendement    5

Voorstel voor een verordening

Overweging 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(8) Gezien de dynamische evolutie van de biologische sector is in Verordening (EG) nr. 834/200726 van de Raad bepaald dat de voorschriften van de Unie inzake de biologische productie in de toekomst moeten worden geëvalueerd rekening houdend met de ervaring die met de toepassing ervan is opgedaan. Uit deze door de Commissie verrichte evaluatie blijkt dat het rechtskader van de Unie voor de biologische productie moet worden verbeterd aan de hand van voorschriften die aansluiten op de hoge verwachtingen van de consument en die voldoende duidelijk zijn voor de partijen waarvoor zij zijn bestemd. Daarom moet Verordening (EG) nr. 834/2007 worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen

(8) Gezien de dynamische evolutie van de biologische sector is in Verordening (EG) nr. 834/200726 van de Raad bepaald dat de voorschriften van de Unie inzake de biologische productie in de toekomst moeten worden geëvalueerd rekening houdend met de ervaring die met de toepassing ervan is opgedaan. Uit deze door de Commissie verrichte evaluatie blijkt dat het rechtskader van de Unie voor de biologische productie moet worden verbeterd aan de hand van voorschriften die aansluiten op de hoge verwachtingen van de consument en die voldoende duidelijk zijn voor de partijen waarvoor zij zijn bestemd. Daarom moet Verordening (EG) nr. 834/2007 worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen. De bepalingen van Verordening (EG) nr. 834/2007 die op deze doelstellingen inspelen, moeten echter behouden blijven in deze verordening. Bovendien dient deze verordening voornamelijk een betere tenuitvoerlegging van de bestaande beginselen en voorschriften in de hand te werken en een dynamiek op gang te brengen om de sector in staat te stellen de uitdagingen waarmee hij wordt geconfronteerd, het hoofd te bieden.

__________________

__________________

26 Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).

26 Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).

Amendement    6

Voorstel voor een verordening

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9) Uit de ervaring die tot dusverre met de toepassing van Verordening (EG) nr. 834/2007 is opgedaan, blijkt dat verduidelijkt moet worden op welke producten deze verordening van toepassing is. In de eerste plaats moeten de in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("het Verdrag") vermelde landbouwproducten, inclusief aquacultuurproducten, eronder vallen. Voorts moet de verordening van toepassing zijn op verwerkte landbouwproducten voor gebruik als levensmiddel of diervoeder, omdat het in de handel brengen van dergelijke producten als "biologisch" een zeer belangrijke afzetmogelijkheid voor landbouwproducten biedt en voor de consument zichtbaar maakt dat deze producten vervaardigd zijn met biologische landbouwproducten. Bovendien moet deze verordening tevens van toepassing zijn op bepaalde andere producten die net als verwerkte landbouwproducten een nauwe band met landbouwproducten hebben, en wel omdat die andere producten hetzij een belangrijke afzetmarkt voor landbouwproducten vertegenwoordigen, hetzij integraal deel uitmaken van het productieproces. Tot slot moet zeezout in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen, omdat de productie ervan aan de hand van natuurlijke technieken plaatsvindt en bijdraagt tot de ontwikkeling van plattelandsgebieden en dus in overeenstemming is met de doelstellingen van deze verordening. Omwille van de duidelijkheid moeten deze andere producten, die niet in bijlage I bij het Verdrag worden vermeld, in een bijlage bij deze verordening worden opgenomen.

(9) Uit de ervaring die tot dusverre met de toepassing van Verordening (EG) nr. 834/2007 is opgedaan, blijkt dat verduidelijkt moet worden op welke productieprocessen en producten deze verordening van toepassing is. In de eerste plaats moeten de landbouwproductiemethoden en landbouwproducten, inclusief aquacultuur-en bijenteeltproducten, eronder vallen. Voorts moet de verordening van toepassing zijn op verwerkte landbouwproducten voor gebruik als levensmiddel of diervoeder, omdat het in de handel brengen van dergelijke producten als "biologisch" een zeer belangrijke afzetmogelijkheid voor landbouwproducten biedt en voor de consument zichtbaar maakt dat deze producten vervaardigd zijn met biologische landbouwproducten. Bovendien moet deze verordening tevens van toepassing zijn op bepaalde andere producten die net als verwerkte landbouwproducten een nauwe band met landbouwproducten hebben, en wel omdat die andere producten hetzij een belangrijke afzetmarkt voor landbouwproducten vertegenwoordigen, hetzij integraal deel uitmaken van het productieproces. Tot slot moet zout in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen, omdat de productie ervan aan de hand van natuurlijke technieken plaatsvindt en bijdraagt tot de ontwikkeling van plattelandsgebieden en dus in overeenstemming is met de doelstellingen van deze verordening.

Amendement    7

Voorstel voor een verordening

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11) Om rekening te houden met nieuwe productiemethoden, productiematerialen of internationale verbintenissen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot wijziging van de lijst andere producten die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Alleen producten die een nauwe band met landbouwproducten hebben, komen in aanmerking voor opname in die lijst.

Schrappen

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 2, lid 5.

Amendement    8

Voorstel voor een verordening

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) Omdat grootkeuken-diensten per definitie lokaal van aard zijn, worden maatregelen die door de lidstaten of in het kader van particuliere regelingen op dit gebied worden genomen, als adequaat beschouwd om de werking van de interne markt te garanderen. Voedsel dat door grootkeukens in hun eigen bedrijfsruimten wordt bereid, valt niet onder deze verordening. Producten van jacht en visserij op in het wild levende dieren mogen evenmin onder deze verordening vallen, aangezien het productieproces niet volledig kan worden gecontroleerd.

(12) Voedsel dat door grootkeukens in hun eigen bedrijfsruimten wordt bereid, valt onder deze verordening. Producten van jacht en visserij op in het wild levende dieren mogen niet onder deze verordening vallen, aangezien het productieproces niet volledig kan worden gecontroleerd.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 2, lid 2, alinea 2.

Amendement    9

Voorstel voor een verordening

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13) Uit onderzoeksprojecten is naar voren gekomen dat het vertrouwen van de consument van essentieel belang is op de markt voor biologische levensmiddelen. Op de lange termijn kunnen onbetrouwbare voorschriften het vertrouwen van het publiek schade toebrengen en tot marktfalen leiden. Daarom moet de duurzame ontwikkeling van de biologische productie in de Unie gebaseerd zijn op degelijke productievoorschriften die op Unieniveau zijn geharmoniseerd. Deze productievoorschriften moeten bovendien tegemoet komen aan de verwachtingen die marktdeelnemers en consumenten hebben ten aanzien van de kwaliteit van biologische producten en de naleving van de in deze verordening vastgestelde beginselen en regels.

(13) Uit onderzoeksprojecten is naar voren gekomen dat het vertrouwen van de consument van essentieel belang is op de markt voor biologische levensmiddelen. Op de lange termijn kunnen onbetrouwbare voorschriften en de ontoereikende tenuitvoerlegging van de bestaande voorschriften en controles op Unieniveau het vertrouwen van het publiek schade toebrengen en tot marktfalen leiden. Daarom moet de duurzame ontwikkeling van de biologische productie in de Unie gebaseerd zijn op degelijke en transparante productievoorschriften en een geharmoniseerde uitvoering op nationaal en Unieniveau. In het verleden is gebleken dat de controles op Unieniveau ernstige tekortkomingen vertonen. Het is van het grootste belang dat de gegevensverzameling, communicatie, monitoring en coördinatie van de tenuitvoerlegging van deze voorschriften in alle lidstaten en op Unieniveau worden verbeterd.

Amendement    10

Voorstel voor een verordening

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14) Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd gerelateerde wetgeving, zoals op het gebied van veiligheid van de voedselketen, gezondheid en welzijn van de dieren, gezondheid van planten, vegetatief teeltmateriaal, etikettering en milieu. Wat de toelating voor het gebruik van bepaalde producten en stoffen in de productie van biologische producten betreft, dient meer bepaald te worden benadrukt dat dergelijke producten en stoffen eerst op Unieniveau moeten worden toegelaten. Daarom moet deze verordening van toepassing zijn onverminderd andere specifieke Uniebepalingen betreffende het toelaten en het in de handel brengen van dergelijke producten en stoffen.

(14) Deze verordening moet overeenkomstig het Unierecht van toepassing zijn onverminderd andere Uniewetgeving of nationale bepalingen, betreffende de in deze verordening vermelde producten, zoals bepalingen inzake de productie, de bereiding, het in de handel brengen, de etikettering en de controle van deze producten, met inbegrip van de wetgeving betreffende levensmiddelen en diervoeding. Wat de toelating voor het gebruik van bepaalde producten en stoffen in de productie van biologische producten betreft, dient meer bepaald te worden benadrukt dat dergelijke producten en stoffen eerst op Unieniveau moeten worden toegelaten. Daarom moet deze verordening van toepassing zijn onverminderd andere specifieke Uniebepalingen betreffende het toelaten en het in de handel brengen van dergelijke producten en stoffen.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 2, lid 3.

Amendement    11

Voorstel voor een verordening

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Principieel moet het op grond van de in deze verordening vervatte productievoorschriften verboden zijn gebruik te maken van ioniserende straling, genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) en producten die geproduceerd zijn met of door ggo's. Aangezien de consument steeds meer begaan is met de milieueffecten van de verwerking en het vervoer van levensmiddelen, moeten andere biologische marktdeelnemers dan landbouwers en marktdeelnemers die zeewier of aquacultuurdieren produceren, ertoe worden verplicht hun milieuprestatie overeenkomstig een geharmoniseerd systeem te beheren. Om de regelgevingsdruk voor in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie27 gedefinieerde micro-ondernemingen die bij de biologische productie zijn betrokken, tot een minimum te beperken, dienen deze ondernemingen van toepassing van deze eis te worden vrijgesteld. Om de correcte toepassing van de algemene productievoorschriften te waarborgen, dient de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria voor het milieubeheersysteem.

(15) Principieel moet het op grond van de in deze verordening vervatte productievoorschriften verboden zijn gebruik te maken van ioniserende straling, genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) en producten die geproduceerd zijn met of door ggo's. Er moeten inspanningen worden geleverd om de markt voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik zonder ggo's te ontwikkelen. Aangezien de consument steeds meer begaan is met de milieueffecten van de verwerking en het vervoer van levensmiddelen, moeten andere biologische marktdeelnemers dan micro-ondernemingen, landbouwers, imkers, detailhandelaren en marktdeelnemers die algen of aquacultuurdieren produceren, ertoe worden verplicht hun milieuprestatie overeenkomstig een geharmoniseerd kader te verbeteren. Om de regelgevingsdruk voor in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie27 gedefinieerde micro-ondernemingen die bij de biologische productie zijn betrokken, tot een minimum te beperken, dienen deze ondernemingen van toepassing van deze eis te worden vrijgesteld. Om de correcte toepassing van de algemene productievoorschriften te waarborgen, dient de Commissie ertoe te worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanvulling van bepaalde criteria van het milieubeheerkader.

__________________

__________________

27 Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

27 Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

 

(De wijziging van het woord "zeewier" in "algen" is van toepassing op de gehele tekst. Bij aanneming van dit amendement moet deze wijziging in de gehele tekst worden doorgevoerd.)

Amendement    12

Voorstel voor een verordening

Overweging 16

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(16) Het risico dat de biologische productievoorschriften niet worden nageleefd, wordt hoger ingeschat in landbouwondernemingen met eenheden die niet in het kader van de biologische productievoorschriften worden beheerd. Daarom moeten alle landbouwbedrijven in de Unie die biologisch willen worden, na een adequate omschakelingsperiode volledig worden beheerd overeenkomstig de eisen voor de biologische productie. Biologische landbouwbedrijven moeten in alle lidstaten dezelfde omschakelingsperiode doormaken, ongeacht of zij voordien met steun uit Uniemiddelen agromilieumaatregelen hebben toegepast. Voor braakliggend land hoeft echter geen omschakelingsperiode in acht te worden genomen. Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de algemene omschakelingsregels of tot aanvulling en wijziging van de specifieke omschakelingsregels.

(16) Het risico dat de biologische productievoorschriften niet worden nageleefd, wordt hoger ingeschat in landbouwondernemingen met eenheden die niet in het kader van de biologische productievoorschriften worden beheerd. Daarom moeten alle landbouwbedrijven in de Unie die biologisch willen worden, na een adequate omschakelingsperiode volledig worden beheerd overeenkomstig de eisen voor de biologische productie. Gemengde landbouwondernemingen met productie-eenheden die voor niet-biologische productie bestemd zijn en productie-eenheden die aan deze verordening voldoen, moeten echter toegestaan zijn wanneer de traditionele landbouwactiviteiten duidelijk onderscheiden zijn van de biologische landbouwactiviteiten. Voorts hoeft er geen omschakelingsperiode in acht te worden genomen voor braakliggend land of wanneer kan worden aangetoond dat er op het betrokken land alleen voor de biologische productie toegelaten stoffen zijn gebruikt gedurende ten minste de periode die voor omschakeling vereist is, en mits aan andere vereisten is voldaan. Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de algemene omschakelingsregels of tot aanvulling van de specifieke omschakelingsregels.

Amendement    13

Voorstel voor een verordening

Overweging 16 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(16 bis) Bij de keuze van de te verbouwen soorten en rassen moet rekening worden gehouden met het aanpassingsvermogen ervan aan de bodem- en klimaatomstandigheden en aan de resistentie ervan tegen ziekten.

Amendement    14

Voorstel voor een verordening

Overweging 17 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(17 bis) In eerdere verordeningen is nog in onvoldoende mate rekening gehouden met de specifieke vereisten voor de plantenteelt en de dierenfokkerij. Die vereisten moeten in deze verordening duidelijk worden omschreven en ontwikkeld. Dit is met name noodzakelijk om het probleem van de op de interne markt bestaande leemten in de beschikbaarheid van voor de biologische productie geschikte biologische zaden en dieren op te lossen. De Commissie moet derhalve de nodige stappen ondernemen om de biologische plantenteelt en dierenfokkerij door middel van desbetreffende maatregelen en onderzoeksprogramma's te verbeteren.

Amendement    15

Voorstel voor een verordening

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(19) Wat beheer en bemesting van de grond betreft, moeten voorwaarden worden vastgesteld voor het gebruik van teeltpraktijken die bij de biologische plantaardige productie zijn toegelaten en voor het gebruik van meststoffen en bodemverbeteringsmiddelen.

(19) Wat beheer en bemesting van de grond betreft, moeten voorwaarden worden vastgesteld voor het gebruik van teeltpraktijken die bij de biologische plantaardige productie zijn toegelaten en voor het gebruik van meststoffen en bodemverbeteringsmiddelen. De lidstaten moeten in dit verband de producenten in gebieden met biologische landbouw aanmoedigen groepen te vormen om het risico op verontreiniging door bij de traditionele landbouw gebruikte stoffen te verminderen. Gezien het potentieel van biohoutskool, dat de vruchtbaarheid van de bodem op natuurlijke wijze verbetert, het gebruik van meststoffen en water vermindert en bijdraagt tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, dient het gebruik ervan bij het beheer van de grond te worden toegestaan.

Amendement    16

Voorstel voor een verordening

Overweging 19 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(19 bis) Aangezien grondwater het belangrijkste vehikel is voor het transport van door de traditionele landbouw geproduceerde residuen, moeten de lidstaten de biologische landbouw aanmoedigen in stroomopwaarts gelegen gebieden.

Amendement    17

Voorstel voor een verordening

Overweging 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(20) Het gebruik van pesticiden moet aanzienlijk worden beperkt. De voorkeur moet worden gegeven aan maatregelen die schade door plaagorganismen en onkruid voorkomen via de toepassing van technieken waarbij geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, zoals vruchtwisseling. De aanwezigheid van plaagorganismen en onkruid moet worden gemonitord teneinde te beslissen of ingrijpen economisch en ecologisch gerechtvaardigd is. Het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen moet worden toegelaten indien de net genoemde technieken onvoldoende bescherming bieden en alleen indien die gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad28 zijn toegelaten na conform te zijn bevonden aan de doelstellingen en beginselen van de biologische productie, inclusief de restrictieve gebruiksvoorwaarden, en vervolgens overeenkomstig de onderhavige verordening te zijn toegelaten.

(20) Het gebruik van pesticiden moet aanzienlijk worden beperkt. De voorkeur moet worden gegeven aan maatregelen die schade door plaagorganismen, onkruid en ziekten voorkomen via de toepassing van technieken waarbij geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, zoals wisselbouw en vruchtwisseling. De aanwezigheid van plaagorganismen, onkruid en ziekten moet worden gemonitord teneinde te beslissen of ingrijpen economisch en ecologisch gerechtvaardigd is. Het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen moet worden toegelaten indien de net genoemde technieken onvoldoende bescherming bieden en alleen indien die gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad28 zijn toegelaten na conform te zijn bevonden aan de doelstellingen en beginselen van de biologische productie, inclusief de restrictieve gebruiksvoorwaarden, en vervolgens overeenkomstig de onderhavige verordening te zijn toegelaten.

__________________

__________________

28 Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

28 Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

Motivering

Het amendement houdt verband met de amendementen van de rapporteur op bijlage II, deel I, punt 1.6.1, inleidende formule, en punt 1.6.2.

Amendement    18

Voorstel voor een verordening

Overweging 21

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(21) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot wijziging of aanvulling van de specifieke voorschriften voor plantaardige productie, op het gebied van teeltpraktijken, beheer en bemesting van de bodem, gezondheid van planten, beheer van plaagorganismen en onkruid, beheer van de champignonteelt en andere specifieke planten en systemen voor plantaardige productie, de oorsprong van vegetatief teeltmateriaal en de vergaring van wilde planten.

(21) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor plantaardige productie, op het gebied van beheer en bemesting van de bodem, gezondheid van planten, beheer van plaagorganismen, onkruid en ziekten, beheer van de champignonteelt en andere specifieke planten en systemen voor plantaardige productie en de vergaring van wilde planten.

Motivering

Het amendement houdt verband met de amendementen van de rapporteur op artikel 10, lid 3, inleidende formule en letters a, c en e.

Amendement    19

Voorstel voor een verordening

Overweging 21 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(21 bis) Aangezien het belangrijk is het gebruik te ontwikkelen van zaden en planten die geschikt zijn voor de bodem- en de klimaatomstandigheden en die voldoen aan de verwachtingen van de consumenten, moet de productie van biologische zaden en planten worden aangemoedigd en moet tegelijk voort worden voorzien in de mogelijkheid om niet-biologische zaden en planten te gebruiken als er geen biologische equivalenten beschikbaar zijn, of om te zorgen voor het behoud van een toereikende genetische basis.

Amendement    20

Voorstel voor een verordening

Overweging 21 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(21 ter) Aangezien de biologische landbouw moet kunnen steunen op uit genetisch oogpunt kwalitatief hoogstaande dieren voor het fokken en dat bij het fokken van deze dieren de regels inzake biologische landbouw moeten worden nageleefd, is het wenselijk de mogelijkheid te behouden in bepaalde omstandigheden gebruik te maken van niet-biologische fokdieren, als oplossing voor een gebrek aan beschikbaarheid of om een toereikende genetische basis te garanderen, met name voor zeldzamere soorten en rassen.

Amendement    21

Voorstel voor een verordening

Overweging 22

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(22) Aangezien dierlijke productie van nature uit hand in hand gaat met beheer van de landbouwgrond en de dierlijke mest wordt gebruikt voor de gewasproductie, moet niet-grondgebonden dierlijke productie worden verboden. Bij de keuze van de rassen moet het vermogen van de dieren om zich aan de plaatselijke omstandigheden aan te passen, hun levenskracht en hun ziektebestendigheid in aanmerking worden genomen, en moet tevens een ruime biologische diversiteit worden nagestreefd.

(22) Aangezien dierlijke productie van nature uit hand in hand gaat met beheer van de landbouwgrond en de dierlijke mest wordt gebruikt voor de gewasproductie, moet niet-grondgebonden dierlijke productie worden verboden. Bij de keuze van de rassen moeten het vermogen van de dieren om zich aan de plaatselijke omstandigheden aan te passen, hun levenskracht en hun ziektebestendigheid in aanmerking worden genomen, en moet tevens een ruime biologische diversiteit worden nagestreefd, mits dit niet ten koste gaat van inheemse en plaatselijke rassen en soorten, waarvan het houden moet worden gesteund.

Amendement    22

Voorstel voor een verordening

Overweging 23 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(23 bis) Door de bestaande uitzonderingen op de hogere dierenwelzijnsnormen in de biologische landbouw variëren de bijbehorende landbouwpraktijken voor dieren in de Unie aanzienlijk.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 5, lid 1, letter f.

Amendement    23

Voorstel voor een verordening

Overweging 24

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(24) Om te voorkomen dat nutriënten natuurlijke hulpbronnen als grond en water verontreinigen, moet een maximumgrens voor de mestgift per hectare en voor de dierbezetting per hectare worden vastgesteld. Deze maximumgrens moet gerelateerd zijn aan het stikstofgehalte van de mest.

(24) Om te voorkomen dat nutriënten natuurlijke hulpbronnen als grond, grondwater en water verontreinigen, moet een maximumgrens voor de mestgift per hectare en voor de dierbezetting per hectare worden vastgesteld. Deze maximumgrens moet gerelateerd zijn aan het stikstofgehalte van de mest.

Amendement    24

Voorstel voor een verordening

Overweging 25

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(25) Verminkingen die bij de dieren stress, schade, ziekte of lijden in de hand werken, moeten worden verboden.

(25) Alle verminkingen die bij de dieren stress, schade, ziekte of lijden in de hand werken, moeten worden verboden. Het inkorten van snavels bij kuikens in de eerste drie levensdagen, het aanbrengen van rubberbanden aan de staarten van schapen en het couperen van staarten moet door de bevoegde autoriteiten kunnen worden toegestaan wanneer de veiligheid of de gezondheid van dier of mens in het geding is of wanneer dergelijke ingrepen gericht zijn op de verbetering van de gezondheid, het welzijn of de hygiëne van de betrokken dieren. Het onthoornen en castreren van jonge zoogdieren mag slechts worden toegestaan als adequate anesthesie en/of analgesie wordt toegepast.

Amendement    25

Voorstel voor een verordening

Overweging 26

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(26) De dieren moeten, rekening houdend met hun fysiologische behoeften, worden gevoederd met voedermiddelen die overeenkomstig de biologische productievoorschriften zijn geproduceerd en bij voorkeur afkomstig zijn van het eigen bedrijf. Bovendien kan het nodig zijn om onder welomschreven voorwaarden bepaalde mineralen, spoorelementen en vitamines bij te voederen om aan de basisvoedingsbehoeften van de dieren te voldoen.

(26) De dieren moeten, rekening houdend met hun fysiologische behoeften qua kwaliteit en kwantiteit, worden gevoederd met voedermiddelen die overeenkomstig de biologische productievoorschriften zijn geproduceerd en bij voorkeur afkomstig zijn van het eigen bedrijf. Het moet toegestaan zijn dat een deel van het voederrantsoen diervoeders bevat die afkomstig zijn van bedrijven die aan het omschakelen zijn op biologische landbouw. Bovendien kan het nodig zijn om onder welomschreven voorwaarden bepaalde mineralen, spoorelementen en vitamines bij te voederen om aan de basisvoedingsbehoeften van de dieren te voldoen. Gelet op het feit dat plantaardige eiwitten momenteel niet in voldoende hoeveelheden op de markt beschikbaar zijn en nodig zijn om de gezondheid van de dieren bij de biologische productie te waarborgen, moet de Commissie echter de nodige stappen ondernemen om de biologische productie van eiwitten te ondersteunen.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op bijlage II, deel II, punt 1.4.1, alinea 1, letter b.

Amendement    26

Voorstel voor een verordening

Overweging 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(28) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot wijziging of aanvulling van de specifieke voorschriften voor dierlijke productie op het gebied van oorsprong van dieren, huisvesting van dieren, onder meer inzake minimumvloeroppervlakte van binnen- en buitenruimten en het maximumaantal dieren per hectare, houderijpraktijken, fokkerij/reproductie, voeder en vervoedering, ziektepreventie en diergeneeskundige behandeling.

(28) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor dierlijke productie op het gebied van voeding, ziektepreventie en diergeneeskundige behandeling.

Motivering

Het amendement houdt verband met de amendementen op artikel 11, lid 2, inleidende formule en letters a, c, d en e.

Amendement    27

Voorstel voor een verordening

Overweging 32

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(32) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot wijziging of aanvulling van de specifieke voorschriften voor de zeewierproductie, onder meer aangaande de geschiktheid van het aquatische medium en het duurzaambeheerplan, de oogst van wild zeewier, zeewierteelt, groeiwerende behandelingen en reiniging van productieapparatuur en productievoorzieningen, met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de productie van aquacultuurdieren, onder meer aangaande de geschiktheid van het aquatische medium en het duurzaambeheerplan, de oorsprong van aquacultuurdieren, aquacultuurhouderij, waaronder aquatische inperkingssystemen, productiesystemen en maximale bezettingsdichtheid, reproductie, beheer van aquacultuurdieren, voeder en vervoedering, ziektepreventie en diergeneeskundige behandeling.

(32) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de algenproductie, onder meer aangaande de oogst van wilde algen en algenteelt, en aangaande verschillende soorten algen, groeiwerende behandelingen en reiniging van productieapparatuur en productievoorzieningen, met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de productie van aquacultuurdieren en voor specifieke aquacultuursoorten, onder meer aangaande de oorsprong van aquacultuurdieren, huisvestingsvoorwaarden en houderijpraktijken, beheer van weekdieren, voeder en vervoedering, ziektepreventie en diergeneeskundige behandelingen.

Motivering

Het amendement houdt verband met de amendementen van de rapporteur op artikel 12, leden 2 en 3.

Amendement    28

Voorstel voor een verordening

Overweging 33 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(33 bis) De Commissie moet ervoor zorgen dat de lidstaten maatregelen nemen tegen oneerlijke praktijken in de voedselvoorzieningsketen in de biologische sector.

Amendement    29

Voorstel voor een verordening

Overweging 34

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(34) Er moeten bepalingen inzake de samenstelling van biologische verwerkte levensmiddelen worden vastgesteld. Deze levensmiddelen moeten voornamelijk uit biologische ingrediënten van agrarische oorsprong worden geproduceerd, eventueel aangevuld met bepaalde, in deze verordening gespecificeerde niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong. Bovendien mogen alleen bepaalde stoffen, die overeenkomstig deze verordening zijn toegelaten, worden gebruikt bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen.

(34) Er moeten bepalingen inzake de samenstelling van biologische verwerkte levensmiddelen worden vastgesteld. Deze levensmiddelen moeten uit biologische ingrediënten van agrarische oorsprong worden geproduceerd, eventueel aangevuld met bepaalde, in deze verordening gespecificeerde niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong. Bovendien mogen alleen bepaalde stoffen, die overeenkomstig deze verordening zijn toegelaten, worden gebruikt bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen.

Amendement    30

Voorstel voor een verordening

Overweging 35

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(35) Verwerkte levensmiddelen mogen alleen als biologisch product worden geëtiketteerd wanneer alle of nagenoeg alle ingrediënten van agrarische oorsprong biologisch zijn. Er moeten evenwel bijzondere etiketteringsvoorschriften worden vastgesteld voor verwerkte levensmiddelen die ingrediënten van agrarische oorsprong bevatten die niet biologisch kunnen worden verkregen, zoals producten van jacht en visserij. Bovendien moet het, omwille van de consumentenvoorlichting, de transparantie van de markt en om het gebruik van biologische ingrediënten aan te moedigen, ook mogelijk zijn om onder bepaalde voorwaarden naar de biologische productie te verwijzen in de lijst van ingrediënten.

(35) Verwerkte levensmiddelen mogen alleen als biologisch product worden geëtiketteerd wanneer alle of nagenoeg alle ingrediënten van agrarische oorsprong biologisch zijn. Er moeten evenwel bijzondere etiketteringsvoorschriften worden vastgesteld voor verwerkte levensmiddelen die ingrediënten van agrarische oorsprong bevatten die niet biologisch kunnen worden verkregen, zoals producten van jacht en visserij. Bovendien moet het, omwille van de consumentenvoorlichting, de transparantie van de markt en om het gebruik van biologische ingrediënten aan te moedigen, ook mogelijk zijn om onder bepaalde voorwaarden naar de biologische productie te verwijzen in de lijst van ingrediënten, alsook naar de oorsprong van de biologische producten.

Amendement    31

Voorstel voor een verordening

Overweging 37

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(37) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot wijziging of aanvulling van de specifieke productievoorschriften voor verwerkte levensmiddelen en diervoeders, meer bepaald op het gebied van de procedures, preventieve maatregelen, samenstelling van de verwerkte levensmiddelen en diervoerders, reinigingsmaatregelen, het in de handel brengen van verwerkte producten, inclusief etikettering en identificatie, het scheiden van enerzijds biologische en anderzijds niet-biologische producten, ingrediënten van agrarische oorsprong en voedermiddelen, de lijst van niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong die uitzonderlijk mogen worden gebruikt voor de productie van verwerkte biologische producten, de berekening van het percentage ingrediënten van agrarische oorsprong en de technieken die bij de verwerking van levensmiddelen of diervoeders worden gebruikt.

(37) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de specifieke productievoorschriften voor verwerkte diervoeders, meer bepaald op het gebied van preventieve en voorzorgsmaatregelen en de technieken die bij de verwerking van diervoeders worden gebruikt, en met betrekking tot de specifieke productievoorschriften voor verwerkte levensmiddelen, meer bepaald op het gebied van preventieve en voorzorgsmaatregelen, de samenstelling en voorwaarden voor het gebruik van producten en stoffen die zijn toegelaten voor gebruik in verwerkte levensmiddelen, de lijst van niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong die uitzonderlijk mogen worden gebruikt voor de productie van verwerkte biologische producten, de berekening van het percentage ingrediënten van agrarische oorsprong en de technieken die bij de verwerking van levensmiddelen worden gebruikt.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 13, lid 2, en zijn amendement waarbij een nieuw artikel 13 bis is ingevoegd.

Amendement    32

Voorstel voor een verordening

Overweging 38

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(38) Biologische wijn moet volledig uit biologische grondstoffen worden geproduceerd, eventueel met toevoeging van bepaalde overeenkomstig deze verordening toegelaten stoffen. Het gebruik van bepaalde oenologische procedés, processen en behandelingen bij de productie van biologische wijn moet worden verboden. Het gebruik van bepaalde andere procedés, processen en behandelingen dient onder duidelijk omschreven voorwaarden te worden toegelaten.

(38) Biologische wijn moet volledig uit biologische grondstoffen worden geproduceerd, eventueel met toevoeging van bepaalde overeenkomstig deze verordening toegelaten stoffen. Oenologische procedés, processen en behandelingen moeten in overeenstemming met de in deze verordening vastgelegde productievoorschriften worden uitgevoerd.

Amendement    33

Voorstel voor een verordening

Overweging 39

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(39) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot wijziging of aanvulling van de specifieke voorschriften voor de productie van wijn, op het gebied van oenologische procedés en beperkingen.

(39) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de productie van wijn, op het gebied van oenologische procedés en beperkingen.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 14, lid 2.

Amendement    34

Voorstel voor een verordening

Overweging 41

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(41) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot wijziging of aanvulling van de specifieke voorschriften voor biologische gist, op het gebied van de verwerking van gist en de bij de productie van gist gebruikte substraten.

(41) Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor biologische gist, op het gebied van de verwerking van gist en de bij de productie van gist gebruikte substraten.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 15, lid 2.

Amendement    35

Voorstel voor een verordening

Overweging 42

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(42) Om rekening te houden met toekomstige behoeften aan specifieke productievoorschriften voor producten waarvan de productie niet valt onder een van de categorieën specifieke productievoorschriften als vastgesteld in deze verordening, en om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening, en vervolgens aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot specifieke productievoorschriften voor dergelijke producten, en de wijziging of aanvulling daarvan.

(42) Wanneer deze verordening niet in gedetailleerde productievoorschriften voor bepaalde diersoorten, bepaalde aquatische planten en bepaalde microalgen voorziet, moeten nationale voorschriften of, bij ontstentenis daarvan, door de lidstaten erkende particuliere normen worden toegepast in afwachting van de opname van gedetailleerde productievoorschriften in deze verordening. Dergelijke nationale voorschriften of particuliere normen moeten aan de Commissie worden meegedeeld. De in deze verordening vastgestelde voorschriften met betrekking tot etikettering, controles en certificering zijn van overeenkomstige toepassing.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 16.

Amendement    36

Voorstel voor een verordening

Overweging 43

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(43) Verordening (EG) nr. 834/2007 voorziet in een aantal uitzonderingen op de biologische productievoorschriften. Uit ervaring met de toepassing van die bepalingen is gebleken dat deze uitzonderingen een negatieve impact op de biologische productie hebben. Met name blijkt dat louter het bestaan van dergelijke uitzonderingen de productie van productiemiddelen in biologische vorm belet en dat het hoge niveau van dierenwelzijn dat met de biologische productie wordt geassocieerd, niet wordt gewaarborgd. Bovendien gaat met het beheer en de controle van de uitzonderingen een aanzienlijke administratieve belasting gepaard, zowel voor de nationale overheden als voor de marktdeelnemers. Tot slot heeft het bestaan van uitzonderingen de voorwaarden voor concurrentieverstoringen gecreëerd en het consumentenvertrouwen op de helling gezet. Daarom dient de ruimte om uitzonderingen op de biologische productievoorschriften toe te staan, verder te worden beperkt tot gevallen waarin zich een ramp heeft voorgedaan.

(43) Verordening (EG) nr. 834/2007 voorziet in een aantal uitzonderingen op de biologische productievoorschriften. Uit ervaring met de toepassing van die bepalingen is gebleken dat deze uitzonderingen onvoldoende stimulansen hebben gecreëerd om dergelijke uitzonderingen overbodig te maken. Met name blijkt dat louter het bestaan van dergelijke uitzonderingen een toename van het aanbod van productiemiddelen in biologische vorm kan beletten en dat het hoge niveau van dierenwelzijn dat met de biologische productie wordt geassocieerd, niet altijd wordt gewaarborgd. Bovendien gaat met het beheer en de controle van de uitzonderingen een aanzienlijke administratieve belasting gepaard, zowel voor de nationale overheden als voor de marktdeelnemers. Tot slot heeft het bestaan van uitzonderingen de voorwaarden voor concurrentieverstoringen gecreëerd en het consumentenvertrouwen op de helling gezet. Daarom moeten bij deze verordening maatregelen worden vastgesteld om de ontwikkeling van de biologische fokkerij te stimuleren en de bestaande leemten op de markt van biologische productiemiddelen op te vullen zodat uitzonderingen zo snel mogelijk kunnen worden afgeschaft.

Amendement    37

Voorstel voor een verordening

Overweging 44

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(44) Om de voortzetting of de hervatting van de biologische productie in het geval van rampen mogelijk te maken, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria om te bepalen wanneer een geval als ramp kan worden gekwalificeerd, en met betrekking tot de specifieke voorschriften voor de aanpak van dergelijke gevallen en voor de vereiste monitoring en verslaglegging.

(44) De Commissie moet ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria op grond waarvan situaties kunnen worden aangemerkt als behoevende uitzonderlijke productievoorschriften, met betrekking tot de aanpak van dergelijke situaties en met betrekking tot de vereiste monitoring en verslaglegging, rekening houdend met de vakkennis van de biologische sector.

Amendement    38

Voorstel voor een verordening

Overweging 44 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(44 bis) De consumptie van lokaal geproduceerd en in de handel gebracht voedsel moet aangemoedigd en bevorderd worden om de uitstoot van broeikasgassen door de vervoerssector zo laag mogelijk te houden. Om de productie van afval te verminderen moeten daarnaast onverpakte producten worden bevorderd en moet overdadige verpakking zo veel mogelijk worden voorkomen.

Amendement    39

Voorstel voor een verordening

Overweging 45

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(45) In bepaalde omstandigheden kunnen biologische en niet-biologische producten samen worden opgehaald en vervoerd. Er moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld om de biologische en de niet-biologische producten tijdens de behandeling goed van elkaar te scheiden en vermenging te voorkomen.

(45) In bepaalde omstandigheden kunnen biologische en niet-biologische producten samen worden opgehaald en vervoerd. Er moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld om de biologische en de niet-biologische producten tijdens deze behandeling voor het ophalen, het vervoer en de verwerking goed van elkaar te scheiden en vermenging te voorkomen.

Amendement    40

Voorstel voor een verordening

Overweging 46

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(46) Om de integriteit van de biologische productie en de aanpassing aan de technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot wijziging of aanvulling van de specifieke voorschriften voor ophaling, verpakking, vervoer en opslag van biologische producten.

(46) Om de integriteit van de biologische productie en de aanpassing aan de technische ontwikkelingen te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor ophaling, verpakking, vervoer en opslag van biologische producten.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 18, lid 2.

Amendement    41

Voorstel voor een verordening

Overweging 47

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(47) Producten en stoffen als gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, bodemverbeteringsmiddelen, nutriënten, diervoedingscomponenten, additieven voor levensmiddelen of diervoeders, technische hulpstoffen en reinigings- en ontsmettingsmiddelen, mogen in de biologische productie slechts worden gebruikt in een tot een minimum beperkte hoeveelheid en overeenkomstig de specifieke voorwaarden van deze verordening. Hetzelfde dient te gelden voor producten en stoffen die als levensmiddelenadditieven en technische hulpstoffen worden gebruikt bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen. Daarom moet worden voorzien in bepalingen inzake toekomstig gebruik van dergelijke producten en stoffen in de biologische productie in het algemeen en de productie van verwerkte biologische levensmiddelen in het bijzonder, mits daarbij de beginselen van deze verordening en bepaalde criteria in acht worden genomen.

(47) Producten en stoffen als gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, bodemverbeteringsmiddelen, nutriënten, diervoedingscomponenten, additieven voor levensmiddelen of diervoeders, technische hulpstoffen, producten voor gebruik in de veehouderij en reinigings- en ontsmettingsmiddelen, mogen in de biologische productie slechts worden gebruikt in een tot een minimum beperkte hoeveelheid en overeenkomstig de specifieke voorwaarden van deze verordening. Hetzelfde dient te gelden voor producten en stoffen die als levensmiddelenadditieven en technische hulpstoffen worden gebruikt bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen, producten en stoffen voor oenologische procedés en reinigings- en ontsmettingsmiddelen. Daarom moet worden voorzien in bepalingen inzake toekomstig gebruik van dergelijke producten en stoffen in de biologische productie in het algemeen en de productie van verwerkte biologische levensmiddelen in het bijzonder, mits daarbij de beginselen van deze verordening en bepaalde criteria in acht worden genomen.

 

Motivering

Het amendement stemt overeen met de amendementen van de rapporteur op artikel 19, lid 1, alinea 2, letters b bis en b ter.

Amendement    42

Voorstel voor een verordening

Overweging 48

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(48) Om kwaliteit, traceerbaarheid en naleving van deze verordening met betrekking tot de biologische productie in het algemeen en de productie van verwerkte biologische levensmiddelen in het bijzonder, alsmede aanpassing aan technische ontwikkelingen te waarborgen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot aanvullende criteria inzake de toelating, en de intrekking van de toelating, voor het gebruik van producten en stoffen in de biologische productie in het algemeen en in de productie van verwerkte biologische levensmiddelen in het bijzonder, en met betrekking tot andere voorschriften voor het gebruik van dergelijke toegelaten producten en stoffen.

(48) Om kwaliteit, traceerbaarheid en naleving van deze verordening met betrekking tot de biologische productie in het algemeen en de productie van verwerkte biologische levensmiddelen in het bijzonder, alsmede aanpassing aan technische ontwikkelingen te waarborgen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de toelating, of de intrekking van de toelating, voor producten en stoffen die kunnen worden gebruikt in de biologische productie in het algemeen en producten en stoffen die kunnen worden gebruikt in de productie van verwerkte biologische levensmiddelen in het bijzonder, en met betrekking tot andere voorschriften voor het gebruik van dergelijke toegelaten producten en stoffen.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 19, lid 5.

Amendement    43

Voorstel voor een verordening

Overweging 49

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(49) Omdat in de regelgeving van de Unie niet is vastgesteld welke maatregelen moeten worden genomen bij aanwezigheid van niet-toegelaten stoffen of producten in biologische producten, lopen de benaderingen die verspreid over de Unie zijn ontwikkeld en worden toegepast, uiteen. Deze situatie leidt tot onzekerheid bij de marktdeelnemers, de controleautoriteiten en de controleorganen. Bovendien kan ze tot gevolg hebben dat de marktdeelnemers in de Unie niet gelijk worden behandeld en dat de consumenten hun vertrouwen in biologische producten aangetast zien. Daarom moeten duidelijke en uniforme bepalingen worden vastgesteld om te verbieden dat producten waarin niet-toegelaten producten of stoffen boven bepaalde niveaus aanwezig zijn, als biologisch in de handel worden gebracht. Bij het bepalen van deze niveaus moet met name rekening worden gehouden met Richtlijn 2006/125/EG van de Commissie31 inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters.

Schrappen

__________________

 

31 Richtlijn 2006/125/EG van de Commissie van 5 december 2006 inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (PB L 339 van 6.12.2006, blz. 16).

 

Amendement    44

Voorstel voor een verordening

Overweging 50

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(50) Om de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de transparantie van het biologische productiesysteem en het desbetreffende etiketteringssysteem te waarborgen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot specifieke criteria en voorwaarden om voor de aanwezigheid van niet-toegelaten producten en stoffen in producten maximumniveaus te bepalen en toe te passen bij overschrijding waarvan deze producten niet als biologisch in de handel mogen worden gebracht, alsmede met betrekking tot het bepalen van die niveaus en de aanpassing ervan in het licht van technische ontwikkelingen.

Schrappen

Amendement    45

Voorstel voor een verordening

Overweging 51

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(51) De biologische productie is gebaseerd op het algemene beginsel dat het gebruik van externe productiemiddelen moet worden beperkt. Landbouwers moeten maatregelen nemen om het risico van verontreiniging door niet-toegelaten producten of stoffen te voorkomen. Toch kunnen zich ondanks dergelijke maatregelen gevallen voordoen waarin landbouwers hun landbouwproducten niet als biologisch in de handel kunnen brengen omdat deze onbedoeld niet-toegelaten producten of stoffen bevatten. Daarom dient de Commissie de mogelijkheid te krijgen om de lidstaten overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag toe te staan nationale betalingen toe te kennen als vergoeding voor het in dergelijke gevallen geleden verlies. Daarnaast kunnen de lidstaten een beroep doen op de instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid om dergelijke verliezen geheel of gedeeltelijk te vergoeden.

(51) De biologische productie is gebaseerd op het algemene beginsel dat het gebruik van externe productiemiddelen moet worden beperkt. Landbouwers moeten maatregelen nemen om het risico van verontreiniging door niet-toegelaten producten of stoffen te voorkomen. Toch kunnen zich ondanks dergelijke maatregelen gevallen voordoen waarin landbouwers hun landbouwproducten niet als biologisch in de handel kunnen brengen omdat deze onbedoeld niet-toegelaten producten of stoffen bevatten.

Amendement    46

Voorstel voor een verordening

Overweging 52

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(52) De etikettering van landbouwproducten en levensmiddelen dient in overeenstemming te zijn met de algemene voorschriften van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad32, met name de bepalingen die verwarring of misleiding van de consument moeten voorkomen. Daarbovenop moeten specifieke bepalingen over de etikettering van biologische producten worden vastgesteld in de onderhavige verordening. Deze moeten strekken tot bescherming van de belangen van zowel marktdeelnemers (correcte identificatie van hun producten op de markt en billijke concurrentievoorwaarden) als consumenten (de juiste informatie om met kennis van zaken een keuze te maken).

(52) De etikettering van landbouwproducten en levensmiddelen dient in overeenstemming te zijn met de algemene voorschriften van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad32 en met name strikt te voldoen aan de gemeenschappelijke etiketteringsnormen en de bepalingen die verwarring of misleiding van de consument moeten voorkomen. Daarbovenop moeten specifieke bepalingen over de etikettering van biologische producten worden vastgesteld in de onderhavige verordening. Deze moeten strekken tot bescherming van de belangen van zowel marktdeelnemers (correcte identificatie van hun producten op de markt en billijke concurrentievoorwaarden) als consumenten (de juiste informatie om met kennis van zaken een keuze te maken).

__________________

__________________

32 Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

32 Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

Amendement    47

Voorstel voor een verordening

Overweging 57

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(57) Om de consument duidelijkheid en adequate informatie te verschaffen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanpassing van de in deze verordening opgenomen lijst met termen inzake de biologische productie, met betrekking tot specifieke etiketterings- en samenstellingsvoorschriften voor diervoeders en de ingrediënten daarvan, met betrekking tot aanvullende voorschriften inzake etikettering en het gebruik van andere aanduidingen dan het logo voor de biologische productie van de Europese Unie zoals bepaald in deze verordening, en met betrekking tot de wijziging van het logo voor biologische productie van de Europese Unie en de desbetreffende regels.

(57) Om de consument duidelijkheid en adequate informatie te verschaffen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanpassing van de in deze verordening opgenomen lijst met termen inzake de biologische productie, met betrekking tot aanvullende voorschriften inzake etikettering en het gebruik van andere aanduidingen dan het logo voor de biologische productie van de Europese Unie zoals bepaald in deze verordening, en met betrekking tot de wijziging van het logo voor de biologische productie van de Europese Unie en de desbetreffende regels.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 21, lid 4.

Amendement    48

Voorstel voor een verordening

Overweging 58

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(58) De biologische productie is alleen geloofwaardig als zij wordt geflankeerd door doelmatige verificaties en controles in alle stadia van de productie, de verwerking en de distributie. Om de naleving van de voorschriften inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten te verifiëren, moeten voor de biologische productie officiële controles of andere officiële activiteiten worden verricht overeenkomstig Verordening (EU) nr. (XXX/XXXX) van het Europees Parlement en de Raad33.

(58) De biologische productie is alleen geloofwaardig als zij wordt geflankeerd door doelmatige verificaties en controles in alle stadia van de productie, de verwerking en de distributie. Om de naleving van de voorschriften inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten te verifiëren, moeten voor de biologische productie officiële controles of andere officiële activiteiten worden verricht overeenkomstig deze verordening. Daarom moeten specifieke voorschriften voor de biologische productie met betrekking tot de controle van het productieproces in de hele biologische productieketen onder deze verordening vallen.

__________________

 

33 Verordening (EU) nr. (XXX/XXXX) van het Europees Parlement en de Raad van [...] betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid, teeltmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, 1829/2003, 1831/2003, 1/2005, 396/2005, 834/2007, 1099/2009, 1069/2009 en 1107/2009, de Verordeningen (EU) nr. 1151/2012 en [….]/2013 [Office of Publications, please insert number of Regulation laying down provisions for the management of expenditure relating to the food chain, animal health and animal welfare, and relating to plant health and plant reproductive material], en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG, 2008/120/EG en 2009/128/EG (verordening officiële controles) (PB L ...).

 

Amendement    49

Voorstel voor een verordening

Overweging 60

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(60) Voor individuele kleine landbouwers in de Unie vallen de inspectiekosten en de administratieve lasten die met biologische certificering gepaard gaan, verhoudingsgewijs hoog uit. Daarom dient een groepscertificeringssysteem te worden ingevoerd om de inspectie- en certificeringskosten en de daarmee gepaard gaande administratieve lasten te verminderen, de lokale netwerken te versterken, betere afzetmogelijkheden te bevorderen en een gelijk speelveld met marktdeelnemers in derde landen te waarborgen. Met het oog daarop moet het begrip "groep marktdeelnemers" worden ingevoerd en gedefinieerd.

(60) Voor individuele kleine landbouwers in de Unie vallen de inspectiekosten en de administratieve lasten die met biologische certificering gepaard gaan, verhoudingsgewijs hoog uit. Daarom dient een groepscertificeringssysteem te worden ingevoerd om de inspectie- en certificeringskosten en de daarmee gepaard gaande administratieve lasten te verminderen, de lokale netwerken te versterken, betere afzetmogelijkheden te bevorderen en een gelijk speelveld met marktdeelnemers in derde landen te waarborgen. Met het oog daarop moet het begrip "groep marktdeelnemers" worden ingevoerd en gedefinieerd. Dat begrip moet ook grensoverschrijdende groepen omvatten. Bovendien moeten de lidstaten gericht gebruik maken van maatregelen voor samenwerking tussen landbouwers, met name kleine landbouwers die in aanmerking komen voor financiering krachtens Verordening (EU) nr. 1305/2013.

Amendement    50

Voorstel voor een verordening

Overweging 61

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(61) Om de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de transparantie van het biologische productiesysteem en het desbetreffende etiketteringssysteem te waarborgen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot boekhoudingsvoorschriften voor marktdeelnemers of groepen marktdeelnemers, voorschriften inzake de bekendmaking van de lijst van marktdeelnemers, en de voorschriften en procedures voor enerzijds de bekendmaking van de vergoedingen die mogen worden geïnd in verband met de controles op de naleving van de biologische productievoorschriften, en anderzijds het toezicht van de bevoegde autoriteiten op de toepassing van deze vergoedingen, alsmede met betrekking tot de criteria om te bepalen voor welke productgroepen de marktdeelnemers aanspraak moet kunnen maken op slechts één door de betrokken controleautoriteit of het betrokken controleorgaan afgegeven certificaat.

Schrappen

Motivering

Het amendement houdt verband met de amendementen van de rapporteur op artikel 24, lid 6, en artikel 25, lid 6.

Amendement    51

Voorstel voor een verordening

Overweging 62

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(62) Met het oog op een doeltreffende en doelmatige certificering van een groep marktdeelnemers, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de taken van de individuele leden van een groep marktdeelnemers, de samenstelling en omvang van die groep, de categorieën door een groep marktdeelnemers te produceren producten, de voorwaarden voor deelname aan de groep en de opzet en werking van het systeem van de groep voor interne controles, inclusief werkingssfeer, inhoud en frequentie van de uit te voeren controles.

Schrappen

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 26, lid 3.

Amendement    52

Voorstel voor een verordening

Overweging 62 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(62 bis) Om de mogelijkheden voor kleine landbouwers te optimaliseren en individuele landbouwers aan te moedigen om groepen van marktdeelnemers te vormen, moeten de voorschriften voor groepen marktdeelnemers beantwoorden aan de behoeften en capaciteit van kleine landbouwers.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 26, lid 3.

Amendement    53

Voorstel voor een verordening

Overweging 67

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(67) Uit de ervaring met de regeling van controleautoriteiten en controleorganen die erkend zijn als bevoegd om in derde landen controles te verrichten en certificaten te verstrekken met het oog op de invoer van producten van gegarandeerde gelijkwaardigheid, blijkt dat de door die autoriteiten en organen toegepaste voorschriften verschillen en wellicht niet altijd makkelijk als gelijkwaardig met de betrokken Unievoorschriften kunnen worden beschouwd. Bovendien ondervindt de Commissie bij het toezicht hinder van de wildgroei aan normen van controleautoriteiten en controleorganen. Daarom dient die regeling voor de erkenning van de gelijkwaardigheid te worden afgeschaft. Dit neemt niet weg dat controleautoriteiten en controleorganen die een erkenning willen krijgen voor de invoer van aan de Unievoorschriften conforme producten, voldoende tijd moeten krijgen om hiertoe voorbereidingen te treffen.

(67) Uit de ervaring met de regeling van controleautoriteiten en controleorganen die erkend zijn als bevoegd om in derde landen controles te verrichten en certificaten te verstrekken met het oog op de invoer van producten van gegarandeerde gelijkwaardigheid, blijkt dat de door die autoriteiten en organen toegepaste voorschriften verschillen en wellicht niet altijd makkelijk als gelijkwaardig met de betrokken Unievoorschriften kunnen worden beschouwd. Bovendien ondervindt de Commissie bij het toezicht hinder van de wildgroei aan normen van controleautoriteiten en controleorganen. Daarom dient die regeling voor de erkenning van de gelijkwaardigheid te worden gewijzigd teneinde waar passend een nieuw systeem van aangepaste naleving in te voeren. Dit neemt niet weg dat controleautoriteiten en controleorganen die een erkenning willen krijgen voor de invoer van aan de Unievoorschriften conforme producten, voldoende tijd moeten krijgen om hiertoe voorbereidingen te treffen.

Amendement    54

Voorstel voor een verordening

Overweging 69

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(69) Om eerlijke concurrentie tussen de marktdeelnemers te garanderen, de traceerbaarheid van de producten die worden geïmporteerd om in de Unie als biologisch in de handel te worden gebracht te waarborgen, de transparantie van de erkennings- en toezichtsprocedure voor controleautoriteiten en controleorganen in het kader van de invoer van conforme biologische producten te verzekeren en ervoor te zorgen dat de lijst van derde landen die voor gelijkwaardigheidsdoeleinden in het kader van Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn erkend, wordt beheerd, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de voor de douaneautoriteiten in derde landen bestemde documenten, zo mogelijk in elektronische vorm, met name een biologisch uitvoercertificaat, met betrekking tot de voor invoer vereiste documenten, eveneens zo mogelijk in elektronische vorm, met betrekking tot de criteria voor erkenning en intrekking van de erkenning van controleautoriteiten en controleorganen in het kader van de invoer van conforme producten, en met betrekking tot de informatie die in het kader van die verordening erkende derde landen dienen toe te zenden met het oog op het toezicht op hun erkenning en de uitoefening van dat toezicht door de Commissie, onder meer in de vorm van onderzoeken ter plaatse.

(69) Om de traceerbaarheid van de producten die worden geïmporteerd om in de Unie als biologisch in de handel te worden gebracht te waarborgen, de transparantie van de erkennings- en toezichtsprocedure voor controleautoriteiten en controleorganen in het kader van de invoer van conforme biologische producten te verzekeren en ervoor te zorgen dat de lijst van derde landen die voor gelijkwaardigheidsdoeleinden in het kader van Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn erkend, wordt beheerd, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de voor invoer vereiste documenten, zo mogelijk in elektronische vorm, met betrekking tot de vervulling van de criteria voor erkenning en intrekking van de erkenning van controleautoriteiten en controleorganen in het kader van de invoer van conforme producten, met betrekking tot de informatie die in het kader van die verordening erkende derde landen dienen toe te zenden met het oog op het toezicht op hun erkenning, met betrekking tot de bepalingen voor de uitoefening van dat toezicht door de Commissie, onder meer in de vorm van onderzoeken ter plaatse, met betrekking tot de procedure die moet worden gevolgd voor de erkenning van controleautoriteiten en controleorganen, ook wat betreft de inhoud van het technische dossier dat moet worden ingediend, en met betrekking tot de procedure die moet worden gevolgd voor de intrekking van de erkenning, en met betrekking tot de controles en andere maatregelen die moeten worden uitgevoerd door de door de Commissie erkende controleautoriteiten en controleorganen. In geval van ernstige of herhaalde inbreuken op de controle- en certificeringsvoorschriften moet de erkenning van de betrokken controleorganen onmiddellijk worden ingetrokken, in de betrokken derde landen alsook op de hele interne markt voor nationale accreditatieorganen die in de Unie zijn gevestigd.

Motivering

Het amendement houdt verband met de amendementen van de rapporteur op artikel 27, lid 3, artikel 29, lid 7, en waarbij in artikel 29 nieuwe leden 7 bis en 7 ter zijn ingevoegd.

Amendement    55

Voorstel voor een verordening

Overweging 69 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(69 bis) De Commissie moet ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de toepassing van maatregelen in gevallen van niet-naleving, of vermoeden van niet-naleving, van de toepasselijke voorschriften waarbij afbreuk wordt gedaan aan de integriteit van biologische producten die worden ingevoerd uit in het kader van artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 erkende derde landen, en met betrekking tot het systeem voor de toezending van de voor de tenuitvoerlegging en monitoring van deze verordening vereiste informatie. Alle informatie over vermoedens van niet-naleving, ingetrokken erkenningen of opgeschorte toelatingen moet onmiddellijk worden meegedeeld aan alle bevoegde autoriteiten en controleorganen om te voorkomen dat niet-toegelaten producten op de markt worden gebracht.

Motivering

Het amendement houdt verband met de amendementen van de rapporteur op artikel 29, lid 8, artikel 31, lid 6, en artikel 33, lid 2.

Amendement    56

Voorstel voor een verordening

Overweging 70

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(70) Bepaald moet worden dat het verkeer van biologische producten die in een bepaalde lidstaat zijn gecontroleerd en aan deze verordening voldoen, in een andere lidstaat niet kan worden beperkt. Om de goede werking van de interne markt en de handel tussen lidstaten te garanderen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften inzake het vrije verkeer van biologische producten.

(70) Bepaald moet worden dat het verkeer van biologische producten die in een bepaalde lidstaat zijn gecontroleerd en aan deze verordening voldoen, in een andere lidstaat niet kan worden beperkt.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 32, lid 2.

Amendement    57

Voorstel voor een verordening

Overweging 71

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(71) De lidstaten moeten met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening de Commissie jaarlijks daartoe vereiste betrouwbare gegevens verstrekken. Omwille van de duidelijkheid en de transparantie moeten lidstaten lijsten van bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten en controleorganen bijhouden. De lijst van controleautoriteiten en controleorganen moet door de lidstaten openbaar worden gemaakt en jaarlijks door de Commissie worden gepubliceerd.

(71) De lidstaten moeten met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening de Commissie jaarlijks daartoe vereiste betrouwbare, actuele statistische gegevens verstrekken. Omwille van de duidelijkheid en de transparantie moeten lidstaten lijsten van bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten en controleorganen bijhouden. De lijst van controleautoriteiten en controleorganen moet door de lidstaten openbaar worden gemaakt en jaarlijks door de Commissie worden gepubliceerd.

Amendement    58

Voorstel voor een verordening

Overweging 72

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(72) Er moet maatregelen worden vastgesteld die borg staan voor een vlotte overgang naar een aantal bij deze verordening ingevoerde wijzigingen van het rechtskader voor de import van biologische producten in de Unie. Met name moet de Commissie er, met het oog op een vlotte overgang van het oude naar het nieuwe rechtskader, toe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorschriften inzake omschakelingsperioden die in het kader van Verordening (EG) nr. 834/2007 ingaan, en dat in afwijking van de algemene regel dat geen eerdere perioden met terugwerkende kracht als deel van de omschakelingsperiode mogen worden erkend.

(72) Er moeten maatregelen worden vastgesteld die borg staan voor een vlotte overgang naar een aantal bij deze verordening ingevoerde wijzigingen van het rechtskader voor de import van biologische producten in de Unie. Met name moet de Commissie er, met het oog op een vlotte overgang van het oude naar het nieuwe rechtskader, toe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorschriften inzake omschakelingsperioden die in het kader van Verordening (EG) nr. 834/2007 ingaan.

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 8, lid 3.

Amendement    59

Voorstel voor een verordening

Overweging 75

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(75) Om uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te garanderen, moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden krijgen met betrekking tot de technische details voor het opzetten van de databank waarin de rassen worden opgenomen waarvoor overeenkomstig de biologische productiemethode verkregen vegetatief teeltmateriaal beschikbaar is, met betrekking tot de toelating, en de intrekking van de toelating, voor het gebruik van bepaalde producten en stoffen in de biologische productie in het algemeen en in de productie van verwerkte biologische levensmiddelen in het bijzonder, inclusief de te volgen toelatingsprocedure en de lijst van deze producten en stoffen en, in voorkomend geval, de desbetreffende beschrijving, samenstellingseisen en gebruiksvoorwaarden, met betrekking tot de specifieke en praktische bepalingen voor presentatie, samenstelling en grootte van de vermelding van de codenummers van de controleautoriteiten en controleorganen alsmede van de vermelding van de plaats waar de agrarische grondstoffen zijn geteeld, en de toewijzing van codenummers aan controleautoriteiten en controleorganen, met betrekking tot de details en specificaties inzake inhoud, vorm en meldingswijze voor de door de marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers aan hun bevoegde autoriteiten te richten meldingen van hun activiteit en de wijze van bekendmaking van de vergoedingen die voor de controles mogen worden geïnd, met betrekking tot de uitwisseling van informatie tussen groepen marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten en controleorganen en tussen lidstaten en de Commissie, met betrekking tot de erkenning of intrekking van de erkenning van controleautoriteiten en controleorganen die bevoegd zijn om controles in derde landen te verrichten en het opstellen van de lijst van deze controleautoriteiten en controleorganen en van voorschriften die borg staan voor de toepassing van maatregelen in gevallen van niet-naleving of vermoeden van niet-naleving met een impact op de integriteit van geïmporteerde biologische producten, met betrekking tot het opstellen van een lijst van in het kader van artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 erkende derde landen en de wijziging van die lijst, alsmede voorschriften die borg staan voor de toepassing van maatregelen in gevallen van niet-naleving of vermoeden van niet-naleving met een impact op de integriteit van uit die landen geïmporteerde biologische producten, met betrekking tot het systeem voor de toezending van de voor de tenuitvoerlegging en monitoring van deze verordening vereiste informatie, en met betrekking tot het opstellen van de lijst van in het kader van artikel 33, lid 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 erkende controleautoriteiten en controleorganen en de wijziging van die lijst. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad34.

(75) Om uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te garanderen, moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden krijgen met betrekking tot de technische details voor het opzetten van de ene databank waarin de rassen, met name de traditionele en zeldzame rassen, worden opgenomen waarvoor overeenkomstig de biologische productiemethode verkregen vegetatief teeltmateriaal beschikbaar is, met betrekking tot de toelating, en de intrekking van de toelating, voor het gebruik van bepaalde producten en stoffen in de biologische productie in het algemeen en in de productie van verwerkte biologische levensmiddelen in het bijzonder, inclusief de te volgen toelatingsprocedure en de lijst van deze producten en stoffen en, in voorkomend geval, de desbetreffende beschrijving, samenstellingseisen en gebruiksvoorwaarden, met betrekking tot de specifieke en praktische bepalingen voor presentatie, samenstelling en grootte van de vermelding van de codenummers van de controleautoriteiten en controleorganen alsmede van de vermelding van de plaats waar de agrarische grondstoffen zijn geteeld, en de toewijzing van codenummers aan controleautoriteiten en controleorganen, met betrekking tot de details en specificaties inzake inhoud, vorm en meldingswijze voor de door de marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers aan hun bevoegde autoriteiten te richten meldingen van hun activiteit en de wijze van bekendmaking van de vergoedingen die voor de controles mogen worden geïnd, met betrekking tot de uitwisseling van informatie tussen groepen marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten en controleorganen en tussen lidstaten en de Commissie, met betrekking tot de erkenning of intrekking van de erkenning van controleautoriteiten en controleorganen die bevoegd zijn om controles in derde landen te verrichten en het opstellen van de lijst van deze controleautoriteiten en controleorganen en van voorschriften die borg staan voor de toepassing van maatregelen in gevallen van niet-naleving of vermoeden van niet-naleving met een impact op de integriteit van geïmporteerde biologische producten, met betrekking tot het opstellen van een lijst van in het kader van artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 erkende derde landen en de wijziging van die lijst, alsmede voorschriften die borg staan voor de toepassing van maatregelen in gevallen van niet-naleving of vermoeden van niet-naleving met een impact op de integriteit van uit die landen geïmporteerde biologische producten, met betrekking tot het systeem voor de toezending van de voor de tenuitvoerlegging en monitoring van deze verordening vereiste informatie, en met betrekking tot het opstellen van de lijst van in het kader van artikel 33, lid 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 erkende controleautoriteiten en controleorganen en de wijziging van die lijst. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad34.

__________________

__________________

34 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

34 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

Amendement    60

Voorstel voor een verordening

Overweging 77

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(77) Voor een vlotte overgang van, aan de ene kant, de in Verordening (EG) nr. 834/2007 vastgestelde voorschriften inzake de biologische oorsprong van vegetatief teeltmateriaal en voor de fokkerij/reproductie bestemde dieren, en de krachtens artikel 22 van die verordening vastgestelde uitzondering op de productievoorschriften, naar, aan de andere kant, de nieuwe in de onderhavige verordening vastgestelde productievoorschriften voor planten, plantaardige producten en dieren, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot het toestaan van uitzonderingen wanneer deze uitzonderingen noodzakelijk worden geacht om toegang tot voor gebruik in de biologische productie toegelaten vegetatief teeltmateriaal en voor de fokkerij/reproductie bestemde levende dieren te waarborgen. Aangezien het hier overgangshandelingen betreft, dienen deze slechts voor een beperkte periode van toepassing te zijn.

(77) Voor een vlotte overgang van, aan de ene kant, de in Verordening (EG) nr. 834/2007 vastgestelde voorschriften inzake de biologische oorsprong van vegetatief teeltmateriaal en voor de fokkerij/reproductie bestemde dieren, en de krachtens artikel 22 van die verordening vastgestelde uitzondering op de productievoorschriften, naar, aan de andere kant, de nieuwe in de onderhavige verordening vastgestelde productievoorschriften voor planten, plantaardige producten en dieren, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd handelingen vast te stellen met betrekking tot het toestaan van uitzonderingen wanneer deze uitzonderingen noodzakelijk worden geacht om toegang tot voor gebruik in de biologische productie toegelaten vegetatief teeltmateriaal en voor de fokkerij/reproductie bestemde levende dieren te waarborgen. Aangezien het hier echter slechts overgangshandelingen betreft, zijn deze slechts van toepassing voor een beperkte periode die overeenstemt met de tijd die nodig is om leemten in de beschikbaarheid op de markt van biologisch vegetatief teeltmateriaal en biologische voor fokkerij/reproductie bestemde dieren te identificeren en op te vullen.

Motivering

Het doel is om in samenwerking met de Europese producenten van biologisch zaaigoed een echte markt voor biologisch zaaigoed te creëren. Dit vereist een doeltreffende stimuleringsregeling en een duidelijke inzet van de wetgever.

Amendement    61

Voorstel voor een verordening

Overweging 77 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(77 bis) Het actieplan van de Commissie voor de toekomst van de biologische productie in de Europese Unie moet gebruikt worden om te helpen met de financiering van onderzoek en innovatie om de productie en de beschikbaarheid van biologisch zaaigoed en vegetatief teeltmateriaal te vergroten.

Amendement    62

Voorstel voor een verordening

Overweging 77 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(77 ter) Om de productie, de beschikbaarheid en het gebruik van biologisch zaaigoed en vegetatief teeltmateriaal te vergroten, moeten partnerschapsregelingen tussen zaadtelers, fokkers en alle actoren van de biologische landbouw worden aangemoedigd. Bovendien moet aan de groep van deskundigen voor technisch advies over de biologische productie (Expert Group for Technical Advice on Organic Production, EGTOP) de taak worden toevertrouwd om een nieuw systeem te ontwikkelen voor een effectief en duurzaam gebruik van biologisch zaaigoed, als stimulans voor biologische telers van zaaigoed en fokkers.

Amendement    63

Voorstel voor een verordening

Overweging 78

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(78) De Commissie dient de situatie op het gebied van de beschikbaarheid van biologisch vegetatief teeltmateriaal en biologische voor fokkerij/reproductie bestemde dieren te beoordelen en in dit verband in 2021 verslag uit te brengen bij het Europees Parlement en de Raad.

(78) Om ervoor te zorgen dat biologisch vegetatief teeltmateriaal, biologische diervoeders en biologische voor fokkerij/reproductie bestemde dieren in voldoende hoeveelheden op de markt beschikbaar zijn, en alvorens voorstellen in te dienen voor de geleidelijke afschaffing van uitzonderingen, dient de Commissie een studie uit te voeren op basis van gegevensverzameling en een analyse van de situatie in de lidstaten. Op basis van die studie moet de Commissie uiterlijk eind 2020 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen met een analytisch gedeelte over de stand van ontwikkeling van de biologische landbouw en de geboekte vooruitgang, en een strategisch gedeelte over de getroffen of de vereiste maatregelen om de prestaties van de biologische landbouw en het institutionele kader te verbeteren.

Amendement    64

Voorstel voor een verordening

Overweging 80

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(80) Bij de herziening van het rechtskader voor de biologische productie en de etikettering van biologische producten is gebleken dat in verband met de overeenkomstig Verordening (EU) nr. XXX/XXXX (verordening officiële controles) verrichte officiële controles en andere officiële activiteiten specifieke behoeften bestaan waarvoor bepalingen moeten worden vastgesteld met het oog op een betere aanpak van gevallen van niet-naleving. Bovendien moeten de bepalingen van Verordening (EU) nr. XXX/XXX (verordening officiële controles) inzake de taken en verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten, de goedkeuring van en het toezicht op de gemachtigde instanties, de officiële certificering, de verslagleggingsverplichtingen en de administratieve bijstand worden afgestemd op de specifieke behoeften van de biologische productiesector. Verordening (EU) nr. XXX/XXX (verordening officiële controles) moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

Schrappen

Motivering

Het amendement houdt verband met het amendement van de rapporteur op artikel 44.

Amendement    65

Voorstel voor een verordening

Artikel 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Bij deze verordening worden de beginselen van de biologische productie vastgesteld alsmede de voorschriften inzake de biologische productie en het gebruik van daarnaar verwijzende vermeldingen op het etiket en in reclame.

Bij deze verordening worden de beginselen van de biologische productie alsook de controle daarop en de certificering daarvan vastgesteld alsmede de voorschriften inzake de biologische productie, verwerking, distributie, controles en het gebruik van vermeldingen die verwijzen naar de biologische productie op het etiket en in reclame. De verordening vormt de basis voor de duurzame ontwikkeling van de biologische productie en de positieve effecten daarvan op het milieu en de volksgezondheid, terwijl tegelijk wordt gezorgd voor de doeltreffende werking van de interne markt en eerlijke concurrentie, zodat landbouwers worden geholpen een redelijk inkomen te verwerven, het vertrouwen van de consument wordt verzekerd en de belangen van de consument worden beschermd.

Motivering

De beginselen en methoden voor biologische productie moeten worden toegepast in het hele biologische landbouw- en biologische productieproces. Het is daarom belangrijk dat de procesgebaseerde controles in deze verordening behouden blijven. Het volstaat niet om alleen het voor menselijke of dierlijke consumptie bestemde product te controleren. Deze verordening heeft ook betrekking op de certificering van biologische en omschakelingsproducten.

Amendement    66

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Deze verordening is van toepassing op in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het Verdrag) vermelde landbouwproducten en een aantal andere in bijlage I bij deze verordening vermelde producten, voor zover die landbouwproducten en die andere producten bestemd zijn om als biologisch te worden geproduceerd, bereid, gedistribueerd, in de handel gebracht, geïmporteerd of geëxporteerd.

1. Deze verordening is van toepassing op de volgende uit de landbouw, met inbegrip van de aquacultuur en bijenteelt, afkomstige producten wanneer deze producten als biologisch geproduceerd, bereid, geëtiketteerd, gedistribueerd, in de Unie in de handel gebracht, in de Unie geïmporteerd of uit de Unie geëxporteerd worden, of bestemd zijn om als biologisch te worden geproduceerd, bereid, geëtiketteerd, gedistribueerd, in de handel gebracht, geïmporteerd of geëxporteerd:

 

a) levende of onverwerkte landbouwproducten, met inbegrip van zaden en ander vegetatief teeltmateriaal;

 

b) verwerkte landbouwproducten voor gebruik als levensmiddel;

 

c) diervoeders;

 

d) algen en aquacultuurdieren;

 

e) wijn;

 

f) gist;

 

g) champignons;

 

h) vergaarde in het wild groeiende planten en delen daarvan;

 

en andere producten die nauw verband houden met de landbouw en bestemd zijn om geproduceerd, bereid, geëtiketteerd, gedistribueerd, in de handel gebracht, geïmporteerd of geëxporteerd te worden.

De producten van jacht en visserij op in het wild levende dieren worden niet als biologische producten beschouwd

De producten van jacht en visserij op in het wild levende dieren worden niet als biologische producten beschouwd.

 

(De wijziging van het woord "zeewier" in "algen" is van toepassing op de gehele tekst. Bij aanneming van dit amendement moet deze wijziging in de gehele tekst worden doorgevoerd.)

Amendement    67

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Deze verordening is van toepassing op elke marktdeelnemer die betrokken is bij activiteiten in enig stadium van de productie, bereiding of distributie met betrekking tot de in lid 1 bedoelde producten.

2. Deze verordening is van toepassing op elke marktdeelnemer die betrokken is bij activiteiten in enig stadium van de productie, bereiding, etikettering of distributie met betrekking tot de in lid 1 bedoelde producten.

Grootkeukendiensten die worden uitgevoerd door een in artikel 2, lid 2, punt d), van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad35 omschreven grote cateraar, vallen niet onder deze verordening.

Grootkeukendiensten die worden uitgevoerd door een in artikel 2, lid 2, punt d), van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad35 omschreven grote cateraar, vallen onder deze verordening.

__________________

__________________

35 Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

35 Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

Motivering

Grootkeukens zijn een belangrijk onderdeel van de biologische markt geworden en voorzien openbare kantines en restaurants in toenemende mate van biologische producten. Ze moeten derhalve worden opgenomen in deze verordening.

Amendement    68

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 – lid 2 – alinea 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De lidstaten kunnen nationale voorschriften, of, bij ontstentenis daarvan, particuliere normen inzake etikettering en controle van producten afkomstig van grootkeukendiensten toepassen.

Schrappen

Motivering

Cateraars en restaurants moeten worden opgenomen in deze verordening. Grote kantines kunnen aangeven dat de maaltijden worden bereid met biologische producten, maar er is geen verplichting met betrekking tot het aandeel biologische producten in het geheel.

Amendement    69

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 - lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Deze verordening is van toepassing onverminderd gerelateerde wetgeving van de Unie op het gebied van, onder meer, veiligheid van de voedselketen, gezondheid en welzijn van de dieren, gezondheid van planten, en vegetatief teeltmateriaal, met name onverminderd Verordening (EU) nr. XX/XXX van het Europees Parlement en de Raad36 (vegetatief teeltmateriaal) en Verordening (EU) nr. XX/XXX van het Europees Parlement en de Raad37 (beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten).

3. Deze verordening is overeenkomstig het Unierecht van toepassing onverminderd andere wetgeving van de Unie of nationale bepalingen, betreffende de in dit artikel bedoelde producten, zoals bepalingen inzake de productie, de bereiding, het in de handel brengen, de etikettering en de controle van deze producten, met inbegrip van de wetgeving betreffende levensmiddelen en diervoeding.

__________________

 

36[volledige titel] (PB L,…).

 

37[volledige titel] (PB L,…).

 

Motivering

De bovenvermelde wettelijke regelingen zullen nog niet allemaal van kracht zijn wanneer de nieuwe biologische wetgeving wordt aangenomen.

Amendement    70

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 - lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. Om rekening te houden met nieuwe informatie over productiemethoden, productiematerialen of internationale verbintenissen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst producten in bijlage I. Alleen producten die een nauwe band met landbouwproducten hebben, komen in aanmerking voor opname in die lijst.

Schrappen

Motivering

Het toepassingsgebied moet ongewijzigd blijven ten opzichte van de bestaande Verordening (EG) nr. 834/2007. Dergelijke wijzigingen van de basisverordening dienen alleen mogelijk te zijn via de medebeslissingsprocedure.

Amendement    71

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3) "agrarische grondstof": een landbouwproduct dat geen handeling van verduurzaming of verwerking heeft ondergaan;

3) "agrarische grondstof" of "aquacultuurgrondstof": een landbouw- of aquacultuurproduct dat geen handeling van verwerking, bereiding of verduurzaming heeft ondergaan;

Amendement    72

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4) "preventieve maatregelen": maatregelen die moeten worden genomen om de bodemkwaliteit en de preventie en bestrijding van plaagorganismen en onkruid te waarborgen en om contaminatie met producten of stoffen die in het kader van deze verordening niet zijn toegelaten, te voorkomen;

4) "preventieve en voorzorgsmaatregelen": maatregelen die moeten worden genomen om de kwaliteit van de biologische productie en het behoud van de biodiversiteit te waarborgen en om contaminatie en vermenging met producten of stoffen die in het kader van deze verordening niet zijn toegelaten, te voorkomen in alle stadia van de productie, bereiding en distributie;

Motivering

Voorzorgsmaatregelen moeten verder gaan dan preventieve maatregelen en moeten daarnaast op alle stadia van de productie in het biologische landbouwsysteem worden toegepast.

Amendement    73

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5) "omschakeling": de overgang van de niet-biologische productie naar de biologische productie binnen een bepaalde periode;

5) "omschakeling": de overgang van de niet-biologische productie naar de biologische productie binnen een bepaalde periode gedurende welke de bepalingen inzake biologische productie worden toegepast;

Amendement    74

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

7) "groep marktdeelnemers": een groep waarin elke marktdeelnemer een landbouwer is die een bedrijf van maximaal 5 hectare cultuurgrond heeft, levensmiddelen of diervoeders produceert en eventueel ook betrokken is bij de verwerking van levensmiddelen of diervoeders;

7) "groep marktdeelnemers": een groep die aan alle onderstaande criteria voldoet:

 

a) elk lid van de groep is een landbouwer of een algen of aquacultuurproducten producerende marktdeelnemer die levensmiddelen of diervoeders produceert en eventueel ook betrokken is bij de verwerking, de bereiding of het in de handel brengen van levensmiddelen of diervoeders;

 

b) de productieactiviteiten van de leden van de groep vinden in elkaars geografische nabijheid plaats;

 

c) er wordt een gemeenschappelijk marketingsysteem voor de door de groep geproduceerde biologische producten opgezet;

 

d) de groep heeft rechtspersoonlijkheid en beschikt over een intern controlesysteem; en

 

e) de omzet of standaardopbrengst van de biologische productie van elk lid van de groep bedraagt maximaal 15 000 EUR per jaar, of elk lid produceert op een bedrijf van maximaal 5 hectare of, in het geval van productie onder glas of andere intensieve productie onder beschermende overkappingen, op een bedrijf van maximaal 0,5 hectare of, in het geval van uitsluitend blijvend grasland, op een bedrijf van maximaal 15 hectare.

 

De onder e) vermelde voorwaarden zijn niet van toepassing op groepen marktdeelnemers uit derde landen;

Amendement    75

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 10 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

10 bis) "biologische plantenteelt en ontwikkeling van rassen": de verbetering van de genetische diversiteit met gebruikmaking van het natuurlijke voortplantingsvermogen. De biologische plantenteelt is gericht op de ontwikkeling van nieuwe rassen die bijzonder geschikt zijn voor biologische productiesystemen. Dit impliceert een holistische aanpak die natuurlijke kruisingen respecteert en gebaseerd is op vruchtbare planten die duurzaam in de levende bodem kunnen wortelen. De biologische plantenteelt vindt onder deze voorwaarden voor biologische plantenteelt plaats overeenkomstig de voorschriften van deze verordening.

Amendement    76

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 10 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

10 ter) "vegetatief teeltmateriaal": planten en vormen daarvan, in elk stadium, met inbegrip van zaden, die volledige planten kunnen voortbrengen en daarvoor bedoeld zijn;

Amendement    77

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 10 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

10 quater) "moederplant": een geïdentificeerde plant waarvan teeltmateriaal wordt genomen met het oog op het vermeerderen van nieuwe planten;

Amendement    78

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 10 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

10 quinquies) "generatie": een groep planten die samen één afstammingslijn van planten vormen;

Amendement    79

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 10 sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

10 sexies) "biologische fokkerij/reproductie van dieren": de verbetering van de genetische diversiteit met gebruikmaking van het natuurlijke voortplantingsvermogen van de betrokken dieren. Met biologische dierenfokkerij wordt ernaar gestreefd optimaal te voldoen aan de voorschriften van deze verordening, waarbij de nadruk ligt op weerstand tegen ziekten, levensduur, fokwaarde en aanpassing aan de natuurlijke en klimatologische omstandigheden, en wordt, waar passend, op trage groei gerichte fokkerij bevorderd;

Amendement    80

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 13 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

13 bis) "plantpreparaten": uit bepaalde planten verkregen extracten die bestemd zijn om gewassen te versterken of plagen en ziekten te bestrijden;

Amendement    81

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 13 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

13 ter) "biodynamische preparaten": traditioneel in de biodynamische landbouw gebruikte mengsels met de nummers 500 tot en met 508;

Amendement    82

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 16

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

16) "veranda": een extra, overdekte, niet-geïsoleerde tot de stal behorende buitenruimte met aan de langste zijde gewoonlijk een afsluiting van metaaldraad of metaalgaas, met een buitenklimaat, met natuurlijke en kunstmatige verlichting en met een van strooisel voorzien vloeroppervlak;

16) "veranda": een extra, overdekte, niet-geïsoleerde tot de stal behorende buitenruimte met aan de langste zijde gewoonlijk een afsluiting van metaaldraad of metaalgaas, met een buitenklimaat, met natuurlijke en indien mogelijk kunstmatige verlichting en met een van strooisel voorzien vloeroppervlak;

Motivering

Als de veranda over afdoende natuurlijke verlichting beschikt, hoeft er geen kunstlicht te worden verplicht.

Amendement    83

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 16 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

16 bis) "jonge leghennen": jonge dieren van de soort Gallus gallus die bestemd zijn voor de eierproductie en jonger zijn dan 18 weken;

Amendement    84

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 16 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

16 ter) "leghennen": dieren van de soort Gallus gallus die worden gehouden voor de productie van tafeleieren en ten minste 18 weken oud zijn;

Amendement    85

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 16 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

16 quater) "vleeskippen": dieren van de soort Gallus gallus die voor het vlees worden gehouden;

Amendement    86

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 16 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

16 quinquies) "bruikbare oppervlakte": een oppervlakte als omschreven in Richtlijn 1999/74/EG van de Raad1 bis, namelijk een ten minste 30 cm breed oppervlak (in de pluimveestal) met een helling van ten hoogste 14 % met daarboven een vrije ruimte van ten minste 45 cm hoogte. Nestoppervlakten worden niet tot de bruikbare oppervlakte gerekend;

 

__________________

 

1 bis Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 53).

Motivering

De bepaling is overgenomen uit artikel 2, lid 2, onder d), van Richtlijn 1999/74/EG van de Raad.

Amendement    87

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 16 septies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

16 septies) "kernindicatoren": indicatoren die betrekking hebben op de directe milieuaspecten zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1221/2009;

Amendement    88

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

20) "bereiding": alle handelingen van verduurzaming of verwerking van biologische producten (waaronder voor dierlijke producten het slachten en het uitsnijden), verpakking, etikettering of wijziging van de etikettering in verband met de biologische productie;

20) "bereiding": alle handelingen van verduurzaming of verwerking van biologische producten (waaronder voor dierlijke producten het slachten en het uitsnijden), verpakking, etikettering of wijziging van de etikettering in verband met de toegepaste biologische productiemethode;

Motivering

"Bereiding" zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 834/2007.

Amendement    89

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 24

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

24) "omschakelingsdiervoeders": diervoeders die tijdens de omschakelingsperiode worden geproduceerd, met uitzondering van de diervoeders die gedurende een periode van 12 maanden vanaf het begin van de omschakeling worden geproduceerd;

24) "omschakelingsproducten": plantaardige producten die tijdens de omschakelingsperiode worden geproduceerd, met uitzondering van de plantaardige producten die gedurende een periode van 12 maanden vanaf het begin van de omschakeling worden geproduceerd;

Amendement    90

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

28) "ramp": omstandigheden die voortvloeien uit "ongunstige weersomstandigheden", een "milieuongeval", een "natuurramp" of een "rampzalige gebeurtenis", als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, respectievelijk punt h), j), k) en l), van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

28) "ramp": omstandigheden die voortvloeien uit "ongunstige weersomstandigheden", een "milieuongeval", een "natuurramp", "dierziekten" of een "rampzalige gebeurtenis", als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, respectievelijk onder h), i), j), k) en l), van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

Amendement    91

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 33

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

33) "controleautoriteit": een controleautoriteit voor de biologische productie en de etikettering van biologische producten als gedefinieerd in artikel 2, punt 39, van Verordening (EU) nr. XXX/XXXX (verordening officiële controles);

33) "controleautoriteit": een overheidsinstantie van een lidstaat waaraan de bevoegde autoriteit haar controlebevoegdheid voor de inspectie en certificering op het gebied van de biologische productie en de etikettering overeenkomstig de bij deze verordening vastgestelde bepalingen geheel of gedeeltelijk heeft gedelegeerd, met inbegrip van, in voorkomend geval, de betrokken autoriteit van een derde land of de betrokken autoriteit die in een derde land actief is;

Amendement    92

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 34

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

34) "controleorgaan": een gemachtigde instantie als gedefinieerd in artikel 2, punt 38, van Verordening (EU) nr. XXX/XXXX (verordening officiële controles), alsmede een instantie die door de Commissie of een door de Commissie erkend derde land is erkend om in derde landen controles te verrichten met betrekking tot de invoer van biologische producten in de Unie;

34) "controleorgaan": een onafhankelijke particuliere of openbare derde partij die inspecties en certificering uitvoert op het gebied van biologische productie overeenkomstig de bij deze verordening vastgestelde bepalingen, met inbegrip van, in voorkomend geval, het betrokken controleorgaan van een derde land of het betrokken controleorgaan dat in een derde land actief is;

Amendement    93

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 35 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

35 bis) "naleving": naleving van deze verordening en de bijlagen erbij, van de overeenkomstig deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen en van andere verordeningen waarnaar in deze verordening wordt verwezen;

Amendement    94

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 36

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

36) "genetisch gemodificeerd organisme": een genetisch gemodificeerd organisme als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad43, dat niet is verkregen met behulp van de in bijlage I.B bij die richtlijn 2001/18/EG genoemde genetische modificatietechnieken, hierna "GGO";

36) "genetisch gemodificeerd organisme": een genetisch gemodificeerd organisme als gedefinieerd in Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad43, hierna "ggo";

__________________

__________________

43 Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).

43 Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).

Amendement    95

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 40 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

40 bis) "technisch vervaardigd nanomateriaal": technisch vervaardigd nanomateriaal als gedefinieerd in artikel 2, lid 2, onder t), van Verordening (EU) nr. 1169/2011;

Amendement    96

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 41

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

41) "gelijkwaardigheid": het voldoen aan dezelfde doelstellingen en beginselen door de toepassing van voorschriften die hetzelfde overeenstemmingsniveau garanderen; "technische hulpstof": technische hulpstof als gedefinieerd in artikel 3, lid 2, punt b), van Verordening (EG) nr. 1333/2008;

41) "gelijkwaardig": het gegeven dat verschillende systemen of maatregelen aan dezelfde doelstellingen en beginselen voldoen door de toepassing van voorschriften die hetzelfde overeenstemmingsniveau garanderen;

(Dit amendement betreft ook de schrapping van artikel 3, punt 42, (Nederlandse versie) vanwege een verkeerde nummering in het voorstel van de Commissie.)

Amendement    97

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 43

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

44) "ioniserende straling": "ioniserende straling als gedefinieerd in artikel 1 van Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad47.

44) "ioniserende straling": "ioniserende straling als gedefinieerd in artikel 1 van Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad47 en als gereguleerd door Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad47 bis;

__________________

__________________

47 Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1).

47 Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1);

 

47 bis Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (PB L 66 van 13.3.1999, blz. 16).

(Dit amendement betreft artikel 3, punt 44, (Nederlandse versie) vanwege een verkeerde nummering in het voorstel van de Commissie.)

Motivering

Er dient te worden verwezen naar Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling.

Amendement    98

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 43 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

43 bis) "grootkeukendiensten": de bereiding en distributie van biologische producten in inrichtingen voor collectieve maaltijdverstrekking zoals restaurants, kantines, ziekenhuizen en gevangenissen, en andere soorten levensmiddelenbedrijven op de plaats van verkoop of levering aan de eindgebruiker;

Amendement    99

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 43 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

43 ter) "productie-eenheid": het geheel van de in een productiesector gebruikte productiemiddelen, zoals primaire-productieruimten, percelen grond, weilanden, openluchtruimten, stallen, bijenkorven, visvijvers, insluitingssystemen of -locaties voor algen of aquacultuurdieren, kweekeenheden, geconcessioneerde kust- of zeebodemlocaties, plaatsen voor de opslag van gewassen, plantaardige producten, algenproducten, dierlijke producten, grondstoffen en andere voor de betrokken biologische productiesector relevante productiemiddelen;

Amendement    100

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 43 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

43 quater) "pluimveestal": een losstaande, overdekte constructie die zodanig is ingericht dat de erin ondergebrachte dieren worden beschermd tegen slechte weersomstandigheden;

Motivering

De term "pluimveestal" ("poultryhouse" in het Engels) uit de vorige verordening wordt al naar gelang het land en de taal verschillend uitgelegd. Soms wordt daarmee een voor fokkerij bestemde ruimte binnen een groot gebouw ("building" in het Engels) bedoeld. De definitie van deze term moet precies zijn en worden geharmoniseerd.

Amendement    101

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 43 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

43 quinquies) "substraatteelt": methode om planten te telen met hun wortels hetzij louter in een oplossing van minerale voedingsstoffen, hetzij in een inert medium als perliet, grind of minerale vezels, waaraan een oplossing van voedingsstoffen is toegevoegd;

Amendement    102

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 43 sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

43 sexies) "grondgebonden gewassenteelt": de productie in levende bodem zoals minerale bodem gemengd en/of bemest met materialen en producten die zijn toegestaan bij biologische productie, in verband met de ondergrond en het vast gesteente;

Amendement    103

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 43 septies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

43 septies) "bedrijf": alle productie-eenheden die door één bestuur worden geëxploiteerd met het oog op de productie van de in artikel 2, lid 1, bedoelde producten;

Amendement    104

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 – punt 43 octies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

43 octies) "voorverpakt levensmiddel": een voorverpakt levensmiddel als gedefinieerd in artikel 2, lid 2, onder f), van Verordening (EU) nr. 1169/2011;

 

Motivering

Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten.

Amendement    105

Voorstel voor een verordening

Hoofdstuk II - titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Beginselen van de biologische productie

Doelstellingen en beginselen van de biologische productie

Amendement    106

Voorstel voor een verordening

Artikel 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 3 bis

 

Doel

 

Om een duurzaam beheersysteem voor de biologische productie tot stand te brengen, worden de volgende algemene doelstellingen nagestreefd:

 

a) de systemen en cycli van de natuur eerbiedigen en de gezondheid van bodem, water, planten en dieren, alsmede het evenwicht daartussen, behouden en verbeteren;

 

b) een passend beheer van biologische processen tot stand brengen, gebaseerd op ecologische systemen die gebruikmaken van systeeminterne natuurlijke hulpbronnen door methoden die:

 

– de vruchtbaarheid van de bodem op lange termijn in stand houden;

 

– bijdragen tot een hoog niveau van biodiversiteit;

 

– een aanzienlijke bijdrage leveren aan een niet-toxisch milieu;

 

– verantwoord gebruikmaken van energie en water, bijdragen aan de besparing van energie en water, en natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem, organische stoffen en lucht in stand houden;

 

– aan hoge normen voor dierenwelzijn voldoen en in het bijzonder rekening houden met de soortspecifieke gedragsbehoeften van dieren.

Motivering

Het hoofdstuk dient niet alleen betrekking te hebben op de beginselen, maar ook op de doelstellingen van biologische landbouw, verwerking en distributie zoals het geval was in het kader van Verordening (EG) nr. 834/2007.

Amendement    107

Voorstel voor een verordening

Artikel 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

 

De biologische productie is een duurzaam beheersysteem voor de landbouw dat is gebaseerd op de volgende algemene beginselen:

De biologische productie is een duurzaam beheersysteem dat is gebaseerd op de volgende algemene beginselen:

a) eerbiedigen van de systemen en cycli van de natuur, behouden en verbeteren van de toestand van bodem, water, lucht en biodiversiteit en van de gezondheid van planten en dieren, alsmede van het evenwicht daartussen;

a) bijdragen tot de bescherming van het milieu, het klimaat en de volksgezondheid;

b) bijdragen tot een hoog niveau van biodiversiteit;

b) bijdragen tot een hoog niveau van biodiversiteit;

c) verantwoord gebruik maken van energie en natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem, organische stoffen en lucht;

c) verantwoord gebruik maken van energie en natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem, organische stoffen en lucht;

d) voldoen aan hoge normen voor dierenwelzijn en in het bijzonder tegemoetkomen aan de soortspecifieke ethologische behoeften van dieren;

d) voldoen aan hoge normen voor dierenwelzijn en in het bijzonder tegemoetkomen aan de soortspecifieke ethologische behoeften van dieren;

 

d bis) produceren van een rijke verscheidenheid aan levensmiddelen en andere landbouw- en aquacultuurproducten van hoge kwaliteit ten gunste van het milieu, de gezondheid van de mens, de gezondheid van planten of de gezondheid en het welzijn van dieren;

 

d ter) waarborgen van de kwaliteit van de biologische producten tijdens elke fase van de productie, de verwerking en de distributie;

 

d quater) bevorderen van korte distributieketens en lokale productie in de diverse regio's van de Unie;

e) passend ontwerpen en beheren van biologische processen, gebaseerd op ecologische systemen die gebruik maken van systeeminterne natuurlijke hulpbronnen door methoden:

e) passend ontwerpen en beheren van biologische processen, gebaseerd op ecologische systemen die gebruik maken van systeeminterne natuurlijke hulpbronnen door methoden:

i) waarbij levende organismen en mechanische productiemethoden worden gebruikt;

i) waarbij levende organismen en mechanische productiemethoden worden gebruikt;

ii) waarbij op grondgebonden wijze gewassen worden geteeld of dieren worden gehouden of waarbij aquacultuur wordt bedreven volgens het beginsel van duurzame exploitatie van de visbestanden;

ii) waarbij op grondgebonden wijze gewassen worden geteeld of dieren worden gehouden of waarbij aquacultuur wordt bedreven volgens het beginsel van duurzame visserij. Dergelijke praktijken zijn bovendien gebaseerd op de volgende beginselen:

 

– bodembescherming en -afdekking tegen wind en watererosie;

 

– bescherming van de waterkwaliteit;

 

– vruchtwisseling, behalve in het geval van blijvende teelten;

 

– gebruik van zaden en dieren met een grote genetische diversiteit, een hoge mate van weerstand tegen ziekten en een lange levensduur;

iii) waarbij het gebruik van ggo's en van met of door ggo's geproduceerde producten, met uitzondering van diergeneesmiddelen, uitgesloten wordt;

iii) waarbij het gebruik van ggo's en van met of door ggo's geproduceerde producten, met uitzondering van diergeneesmiddelen, uitgesloten wordt;

iv) die gebaseerd zijn op het gebruik van preventieve maatregelen waar dat nodig is;

iv) die gebaseerd zijn op risicobeoordelingen als gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en het gebruik van voorzorgsmaatregelen waar dat nodig is;

f) beperken van het gebruik van externe productiemiddelen. Indien externe productiemiddelen vereist zijn of er geen passende onder e) bedoelde beheerpraktijken en -methoden bestaan, worden zij beperkt tot:

f) beperken van het gebruik van externe productiemiddelen. Indien externe productiemiddelen vereist zijn of er geen passende onder e) bedoelde beheerpraktijken en -methoden bestaan, worden zij beperkt tot:

i) productiemiddelen van de biologische productie;

i) productiemiddelen van de biologische productie; voor vegetatief teeltmateriaal wordt de voorkeur gegeven aan de rassen die geselecteerd zijn voor hun vermogen om tegemoet te komen aan de behoeften en specifieke doelstellingen van de biologische landbouw, voor zover deze beschikbaar zijn;

ii) natuurlijke stoffen of natuurlijke derivaten;

ii) natuurlijke stoffen of natuurlijke derivaten;

iii) minerale meststoffen met een lage oplosbaarheid;

iii) minerale meststoffen met een lage oplosbaarheid;

g) zo nodig aanpassen van het productieproces in het kader van deze verordening, rekening houdend met de gezondheidstoestand, regionale verschillen in ecologisch evenwicht, klimatologische en plaatselijke omstandigheden, stadia van ontwikkeling en specifieke houderijpraktijken.

g) zo nodig aanpassen van het productieproces in het kader van deze verordening, rekening houdend met de gezondheidstoestand, regionale verschillen in ecologisch evenwicht, klimatologische en plaatselijke omstandigheden, stadia van ontwikkeling en specifieke houderijpraktijken.

Amendement    108

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – letter d bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

d bis) behouden van de gezondheid van planten en dieren;

Amendement    109

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – letter h

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

h) uitsluiten van gentechnologie, klonen van dieren, kunstmatig geïnduceerde polyploïdie en ioniserende straling uit de hele biologische levensmiddelenketen;

h) uitsluiten van klonen van dieren uit de hele biologische levensmiddelenketen;

Amendement    110

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – letter h bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

h bis) uitsluiten van levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk uit kunstmatig vervaardigde nanomaterialen bestaan;

Amendement    111

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – letter i

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

i) duurzaam instandhouden van de gezondheid van het aquatische milieu en van de kwaliteit van de omliggende aquatische en terrestrische ecosystemen;

i) instandhouden van de biodiversiteit in natuurlijke aquatische ecosystemen en duurzaam instandhouden van de gezondheid van het aquatische milieu en van de kwaliteit van de omliggende aquatische en terrestrische ecosystemen in de aquacultuur;

Amendement    112

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 – letter j bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

j bis) in acht nemen van het plaatselijke of regionale ecologisch evenwicht bij het nemen van besluiten over de productie;

Amendement    113

Voorstel voor een verordening

Artikel 5 - letter j ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

j ter) produceren van producten van de biologische veehouderij van dieren die sinds hun geboorte of het uitkomen van de eieren gedurende hun hele leven op biologische bedrijven hebben verbleven;

Amendement    114

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Specifieke beginselen voor de verwerking van biologische levensmiddelen en diervoeders

Specifieke beginselen voor de verwerking van biologische levensmiddelen

Motivering

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen levensmiddelen en diervoeders. Beide onderwerpen moeten in verschillende artikelen worden behandeld.

Amendement    115

Voorstel voor een verordening

Artikel 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De productie van verwerkte biologische levensmiddelen en diervoeders is met name gebaseerd op de volgende specifieke beginselen:

De productie van verwerkte biologische levensmiddelen is met name gebaseerd op de volgende specifieke beginselen:

a) produceren van biologische levensmiddelen met biologische ingrediënten van agrarische oorsprong;

a) produceren van biologische levensmiddelen met biologische ingrediënten van agrarische oorsprong, tenzij een ingrediënt op een bepaald moment niet in biologische vorm verkrijgbaar is. In dergelijke gevallen kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bij wijze van uitzondering niet-biologische ingrediënten toestaan. Een dergelijke toestemming wordt ter kennis van de Commissie gebracht en door de Commissie zodanig bekendgemaakt dat deze informatie toegankelijk is;

b) produceren van biologische diervoeders met biologische voedermiddelen;

 

c) beperken van het gebruik van levensmiddelenadditieven, niet-biologische ingrediënten met een hoofdzakelijk technologische en sensorische functie, en micronutriënten en technische hulpstoffen, zodat het gebruik ervan tot een minimum wordt beperkt en alleen om wezenlijke technologische redenen of voor bijzondere voedingsgerelateerde doeleinden plaatsvindt;

b) beperkingen stellen aan het gebruik van levensmiddelenadditieven, niet-biologische ingrediënten met een hoofdzakelijk technologische en sensorische functie, en micronutriënten en technische hulpstoffen, zodat het gebruik ervan tot een minimum wordt beperkt en alleen om wezenlijke technologische redenen of voor bijzondere voedingsgerelateerde doeleinden plaatsvindt;

d) beperken van het gebruik van diervoederadditieven en technische hulpstoffen, zodat het gebruik ervan tot een minimum wordt beperkt en alleen om wezenlijke technologische of zoötechnische redenen of voor bijzondere voedingsgerelateerde doeleinden plaatsvindt;

 

e) uitsluiten van stoffen en verwerkingsmethoden die misleidend kunnen zijn met betrekking tot de ware aard van het product;

c) uitsluiten van stoffen en verwerkingsmethoden die misleidend kunnen zijn met betrekking tot de ware aard van het product;

f) zorgvuldig verwerken van levensmiddelen of diervoeders, bij voorkeur met biologische, mechanische en fysische methoden.

d) zorgvuldig verwerken van levensmiddelen, bij voorkeur met biologische, mechanische en fysische methoden.

Amendement    116

Voorstel voor een verordening

Artikel 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 6 bis

 

Specifieke beginselen voor de verwerking van biologische diervoeders

 

De productie van verwerkte biologische diervoeders is met name gebaseerd op de volgende specifieke beginselen:

 

a) produceren van biologische diervoeders met biologische voedermiddelen;

 

b) beperken van het gebruik van toevoegingsmiddelen voor diervoeders en technische hulpstoffen, en gebruik daarvan alleen om wezenlijke technologische of zoötechnische redenen of voor bijzondere voedingsgerelateerde doeleinden toestaan;

 

c) uitsluiten van stoffen en verwerkingsmethoden die misleidend kunnen zijn met betrekking tot de ware aard van het product;

 

d) zorgvuldig verwerken van diervoeders, bij voorkeur met biologische, mechanische en fysische methoden.

Amendement    117

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 - lid 1 - letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) het volledige landbouwbedrijf of het volledige aquacultuurbedrijf wordt beheerd overeenkomstig de eisen die gelden voor de biologische productie;

a) het volledige landbouwbedrijf of het volledige aquacultuurbedrijf wordt beheerd overeenkomstig deze verordening;

Amendement    118

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 - lid 1 - letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) tenzij anders is bepaald in bijlage II, deel IV, punt 2.2, en deel VI, punt 1.3, mogen alleen krachtens artikel 19 toegelaten producten en stoffen in de biologische productie en aquacultuur worden gebruikt, mits de betrokken producten en stoffen voor gebruik in de landbouw en de aquacultuur zijn toegelaten overeenkomstig de ter zake relevante bepalingen van de Uniewetgeving en, waar nodig, in de betrokken lidstaat, overeenkomstig op de Uniewetgeving gebaseerde nationale bepalingen;

b) alleen krachtens bijlage II, deel IV, punt 2.2, en deel VI, punt 1.3, voor de in artikel 19 vermelde doeleinden toegelaten producten en stoffen mogen in de biologische productie en aquacultuur worden gebruikt, mits de betrokken producten en stoffen voor gebruik in de landbouw en de aquacultuur zijn toegelaten overeenkomstig de ter zake relevante bepalingen van de Uniewetgeving en, waar nodig, in de betrokken lidstaat, overeenkomstig op de Uniewetgeving gebaseerde nationale bepalingen; het gebruik van producten en stoffen voor andere dan de in artikel 19 vermelde en krachtens bijlage II, deel IV, punt 2.2, en deel VI, punt 1.3, toegelaten doeleinden is toegestaan, mits dat gebruik in overeenstemming is met de beginselen van hoofdstuk II;

Amendement    119

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 - lid 1 - letter c bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

c bis) het klonen van dieren en het houden van dieren met kunstmatig geïnduceerde polyploïdie zijn verboden;

Amendement    120

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 - lid 1 - letter c ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

c ter) in voorkomend geval worden in alle stadia van de productie, bereiding en distributie preventieve maatregelen genomen;

Amendement    121

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 - lid 1 - letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d) andere biologische marktdeelnemers dan micro-ondernemingen, landbouwers en marktdeelnemers die zeewier of aquacultuurdieren produceren, passen een milieubeheersysteem toe om hun milieuprestatie te verbeteren.

d) andere biologische marktdeelnemers dan micro-ondernemingen, landbouwers, imkers, detailhandelaren en marktdeelnemers die algen of aquacultuurdieren produceren, verbeteren hun milieuprestatie om de biodiversiteit te beschermen en bij te dragen tot het indammen van de klimaatverandering, bijvoorbeeld door middel van koolstofvastlegging, en stellen prestatiedoelstellingen vast.

Amendement    122

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Met het oog op de correcte toepassing van de algemene productievoorschriften wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria waaraan het in lid 1, onder d), bedoelde milieubeheersysteem moet voldoen. In het kader van deze criteria wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van kleine en middelgrote ondernemingen.

2. Met het oog op de correcte toepassing van de algemene productievoorschriften wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 op de beginselen van hoofdstuk II gebaseerde gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria waaraan de in lid 1, onder d), bedoelde eisen voor bij biologische activiteiten te treffen milieuprestatiemaatregelen moeten voldoen. In het kader van deze criteria wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van kleine en middelgrote ondernemingen.

Amendement    123

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 7 bis

 

Afwijking van de algemene productievoorschriften

 

1. In afwijking van artikel 7, lid 1, onder a), mag een bedrijf worden opgedeeld in duidelijk gescheiden productie-eenheden die ofwel aan deze verordening voldoen ofwel voor niet-biologische productie bestemd zijn, mits:

 

a) passende maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de producten van de verschillende betrokken eenheden te allen tijde van elkaar gescheiden worden gehouden;

 

b) het met betrekking tot vee om verschillende soorten gaat en de stallen duidelijk gescheiden zijn;

 

c) met betrekking tot planten de bebouwde grond duidelijk gescheiden is, er verschillende gewassen en gemakkelijk van elkaar te onderscheiden rassen worden geproduceerd en de oogsten afzonderlijk opgeslagen en verwerkt worden;

 

d) met betrekking tot aquacultuur de productie-eenheden, de diervoeders en de rassen duidelijk gescheiden worden;

 

e) voor de productie van blijvende gewassen met een teeltperiode van ten minste drie jaar worden rassen die niet gemakkelijk van elkaar kunnen worden onderscheiden, aanvaard indien de productie ervan plaatsvindt in het kader van een omschakelingsplan met een duur van ten hoogste vijf jaar en indien hierop specifieke controleprocedures van toepassing zijn.

 

In het geval van onderzoeks- en onderwijscentra, kweekvoorzieningen, zaadvermeerderingsbedrijven, broedvoorzieningen in het kader van aquacultuur en faciliteiten voor de algenproductie en -teelt zijn de vereisten in verband met de verschillende soorten en rassen als bedoeld onder a) en e) van de eerste alinea niet van toepassing.

 

2. Een landbouwbedrijf of een aquacultuurbedrijf dat biologische en niet-biologische eenheden omvat, kan voor het niet-biologische gedeelte van de productie een omschakelingsplan opstellen dat moet worden uitgevoerd binnen een tijdsbestek dat het bedrijf in staat stelt zich aan de voorschriften van deze verordening aan te passen.

 

3. De in lid 1 bedoelde afwijking is niet van toepassing op eenheden die producten produceren die niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, of waarvoor nog geen gedetailleerde voorschriften zijn vastgesteld.

Amendement    124

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Landbouwers en marktdeelnemers die zeewier of aquacultuurdieren produceren, nemen een omschakelingsperiode in acht. Gedurende de hele omschakelingsperiode passen zij de in deze verordening vastgestelde voorschriften inzake de biologische productie toe, en met name de specifieke omschakelingsvoorschriften in bijlage II.

1. Landbouwers, imkers en marktdeelnemers die algen of aquacultuurdieren produceren, nemen een omschakelingsperiode in acht. Gedurende de hele omschakelingsperiode passen zij alle in deze verordening vastgestelde voorschriften inzake de biologische productie toe, en met name de specifieke omschakelingsvoorschriften in bijlage II.

Motivering

De bepaling is overgenomen uit artikel 17 ter van Verordening (EG) nr. 834/2007.

Amendement    125

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De omschakelingsperiode begint ten vroegste wanneer de landbouwer of de marktdeelnemer die zeewier of aquacultuurdieren produceert, zijn activiteit overeenkomstig deze verordening heeft gemeld aan de bevoegde autoriteiten.

2. De omschakelingsperiode begint ten vroegste wanneer de landbouwer of de marktdeelnemer die algen of aquacultuurdieren produceert, zijn bedrijf aan het systeem van certificering en controle heeft onderworpen en zijn activiteit overeenkomstig deze verordening heeft gemeld aan de bevoegde autoriteiten.

 

De bevoegde autoriteit mag elke periode die aan de omschakelingsperiode voorafgaat, met terugwerkende kracht als deel van deze omschakelingsperiode erkennen voor zover:

 

a) op de percelen maatregelen zijn toegepast in het kader van een programma dat is uitgevoerd op grond van Verordening (EG) nr. 1305/2013, of in het kader van elk ander officieel programma, op voorwaarde dat de betrokken maatregelen garanderen dat de percelen niet zijn behandeld met producten die niet zijn toegestaan voor gebruik in de biologische productie; of

 

b) de marktdeelnemer kan aantonen dat de percelen, gedurende een periode van ten minste drie jaar, natuurgebieden of landbouwgebieden waren die niet zijn behandeld met producten of stoffen die niet zijn toegestaan voor gebruik in de biologische productie.

 

De omschakelingsperiode kan worden beperkt tot één jaar voor door niet-herbivore soorten gebruikte weidegronden en openluchtruimten. Deze periode mag worden beperkt tot zes maanden voor grond die het vorige jaar niet is behandeld met producten die niet voor gebruik in de biologische productie zijn toegestaan.

Amendement    126

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 - lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Geen eerdere perioden worden met terugwerkende kracht als deel van de omschakelingsperiode erkend.

Schrappen

Amendement    127

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 - lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Tijdens de omschakelingsperiode geproduceerde producten worden niet als biologisch in de handel gebracht.

4. Tijdens de omschakelingsperiode geproduceerde dieren en dierlijke producten worden niet als biologisch in de handel gebracht. Plantaardige producten die gedurende een periode van 12 maanden vanaf het begin van de omschakeling worden geoogst, mogen als omschakelingsproducten in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat dergelijke producten ten hoogste één gewasingrediënt van agrarische oorsprong bevatten.

Motivering

Overeenkomstig artikel 17, onder f), en artikel 26 inzake specifieke etiketteringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, alsook artikel 62 van Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie.

Amendement    128

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 - lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. In afwijking van artikel 7, lid 1, onder a), mag het landbouwbedrijf tijdens de omschakelingsperiode worden opgedeeld in duidelijk gescheiden eenheden die niet allemaal volgens de beginselen van de biologische productie worden beheerd. Voor dieren moet het bij de biologische productie tijdens de omschakelingsperiode gaan om verschillende soorten. Wat betreft aquacultuur mogen daarin dezelfde soorten voorkomen, mits de productie-eenheden op passende wijze gescheiden zijn. Wat planten betreft, moet het bij de biologische productie tijdens de omschakelingsperiode gaan om verschillende rassen die gemakkelijk van elkaar te onderscheiden zijn..

Schrappen

Amendement    129

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 - lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6. Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische productie en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de in dit artikel opgenomen voorschriften en tot wijziging van de in bijlage II opgenomen voorschriften betreffende de omschakeling.

6. Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische productie en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de in dit artikel opgenomen voorschriften en de in bijlage II opgenomen voorschriften betreffende de omschakeling.

Amendement    130

Voorstel voor een verordening

Artikel 9 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Voor de toepassing van lid 1 met betrekking tot het gebruik van ggo's of met of door ggo's geproduceerde producten voor levensmiddelen of diervoeders, mogen marktdeelnemers vertrouwen op de etikettering van het product of enig ander begeleidend document dat is aangebracht of verstrekt overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG, Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad48 of Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad49.

2. Voor de toepassing van het in lid 1 neergelegde verbod met betrekking tot het gebruik van ggo's of met of door ggo's geproduceerde producten voor levensmiddelen of diervoeders, vertrouwen marktdeelnemers op de etikettering van het product of enig ander begeleidend document dat is aangebracht of verstrekt overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG, Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad48 of Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad49.

__________________

__________________

48 Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).

48 Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).

49 Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24).

49 Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24).

Amendement    131

Voorstel voor een verordening

Artikel 9 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Voor de toepassing van het in lid 1 neergelegde verbod met betrekking tot andere producten dan levensmiddelen of diervoeders of met of door ggo's geproduceerde producten, verlangen de marktdeelnemers die dergelijke van derden gekochte niet-biologische producten gebruiken, van de verkoper dat deze bevestigt dat de geleverde producten niet met of door ggo's zijn geproduceerd.

Motivering

Het gebruik van ggo's is verboden in de biologische productie. Marktdeelnemers moeten derhalve kunnen aantonen dat zij geen niet-biologische producten hebben gebruikt die met of door ggo's zijn geproduceerd.

Amendement    132

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Marktdeelnemers die planten of plantaardige producten produceren, nemen met name de in bijlage II, deel I, vastgestelde specifieke productievoorschriften in acht.

1. Marktdeelnemers die planten of plantaardige producten produceren, nemen met name de in bijlage II, deel I, vastgestelde specifieke productievoorschriften en de overeenkomstig lid 4 van dit artikel vastgestelde specifieke uitvoeringsbepalingen in acht.

Motivering

Dit amendement houdt verband met de amendementen op lid 4 van dezelfde indieners.

Amendement    133

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. In iedere lidstaat wordt een elektronische databank opgezet waarin overeenkomstig Verordening (EU) nr. XX/XXX (VTM-wetgeving) de rassen en het heterogeen materiaal worden opgenomen waarvoor op het grondgebied van die lidstaat biologisch geproduceerd vegetatief teeltmateriaal beschikbaar is.

2. In iedere lidstaat wordt een elektronische databank opgezet waarin indicatief rassen inclusief pootaardappelen en heterogeen materiaal, zoals populaties of vrij bestoven rassen, wat wil zeggen dat zij niet verkregen zijn door gecontroleerde bestuiving van ingeteelde stammen, worden opgenomen waarvoor op de nationale markt van die lidstaat biologisch geproduceerd zaaizaad beschikbaar is. De biologisch gekweekte rassen of het heterogeen materiaal dat geselecteerd is voor zijn vermogen om tegemoet te komen aan de specifieke doelstellingen van de biologische landbouw worden duidelijk aangegeven in de lijst.

 

De databanken worden door elke lidstaat onderhouden en door de Commissie openbaar gemaakt. Om op het niveau van de Unie te zorgen voor een tijdig overzicht van de beschikbaarheid van voor de biologische productie geschikt vegetatief teeltmateriaal, wordt aan de Commissie de bevoegdheid toegekend overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

 

– de technische minimumvoorschriften voor het opzetten van de in dit lid vermelde databanken,

 

– de inhoud van de gegevens die de lidstaten aan de Commissie moeten doorgeven, alsmede de technische details en de frequentie van die procedure.

 

Op heterogeen materiaal dat voor gebruik in de biologische landbouw beschikbaar is gesteld, zijn

 

a) Richtlijn 66/401/EEG van de Raad1 bis,

 

b) Richtlijn 66/402/EEG van de Raad1 ter,

 

c) Richtlijn 68/193/EEG van de Raad1 quater,

 

d) Richtlijn 98/56/EG van de Raad1 quinquies,

 

e) Richtlijn 1999/105/EG van de Raad1 sexies,

 

d) Richtlijn 2002/53/EG van de Raad1 septies,

 

e) Richtlijn 2002/54/EG van de Raad1 octies,

 

f) Richtlijn 2002/55/EG van de Raad1 nonies,

 

g) Richtlijn 2002/56/EG van de Raad1 decies,

 

h) Richtlijn 2002/57/EG van de Raad1 undecies,

 

i) Richtlijn 2008/72/EG van de Raad1 duodecies, en

 

j) Richtlijn 2008/90/EG van de Raad1 terdecies,

 

niet van toepassing.

 

________________

 

1 bis Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298).

 

1 ter Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309).

 

1 quater Richtlijn 68/193/EEG van de Raad van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken (PB L 93 van 17.4.1968, blz. 15).

 

1 quinquies Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1).

 

1 sexies Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12).

 

1 septies Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33).

 

1 octies Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60).

 

1 nonies Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74).

 

1 decies Richtlijn 2008/72/EG van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PB L 205 van 1.8.2008, blz. 28).

 

1 undecies Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PB L 267 van 8.10.2008, blz. 10).

 

1 duodecies Richtlijn 2008/72/EG van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PB L 205 van 1.8.2008, blz. 28).

 

1 terdecies Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PB L 267 van 8.10.2008, blz. 10).

Amendement    134

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 - lid 3 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de plantaardige biologische productie en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling of wijziging van de specifieke voorschriften voor de plantaardige productie, met betrekking tot:

Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de plantaardige biologische productie en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de plantaardige productie, met betrekking tot:

Amendement    135

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – lid 3 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) teeltpraktijken;

Schrappen

Amendement    136

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – lid 3 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) beheer en bemesting van de grond;

(b) beheer en bemesting van de grond, als vastgelegd in bijlage II, deel I, punten 1.5.4 en 1.5.5;

Amendement    137

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – lid 3 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) gezondheid van de planten en beheer van plaagorganismen en onkruid;

(c) gezondheid van de planten en beheer van plaagorganismen, onkruid en ziekten, als vastgelegd in bijlage II, deel I, punt 1.6;

Amendement    138

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – lid 3 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) oorsprong van het vegetatief teeltmateriaal;

Schrappen

Amendement    139

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 – lid 3 – letter f

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(f) vergaring van wilde planten.

(f) vergaring van wilde planten, als vastgelegd in bijlage II, deel I, punt 2.2.

Amendement    140

Voorstel voor een verordening

Artikel 10 - lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de technische voorschriften voor het opzetten van de in lid 2 bedoelde databank. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

4. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

 

(a) de voorschriften voor specifieke planten, plantaardige producten of systemen voor plantaardige productie;

 

(b) de technische voorschriften voor het opzetten van de in lid 2 bedoelde databank;

 

(c) de voorwaarden voor de uitvoering van bijlage II, deel I, punt 1.4.2.

 

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

Amendement    141

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Marktdeelnemers die dieren produceren, nemen met name de in bijlage II, deel II, vastgestelde specifieke productievoorschriften in acht.

1. Marktdeelnemers die dieren produceren, nemen met name de in bijlage II, deel II, vastgestelde productievoorschriften in acht.

Amendement    142

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis. Uiterlijk op 1 juli 2017 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over nieuwe soortspecifieke voorschriften die in deze verordening moeten worden opgenomen. Deze voorschriften moeten zodanig worden opgesteld dat zij voorzien in alle fysiologische en ethologische behoeften van de betrokken soort.

 

Het gebruik van kooien is niet toegestaan voor gewervelde soorten, met uitzondering van vissen.

Motivering

Dit is een overgangsbepaling voor nieuwe soorten.

Amendement    143

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 - lid 2 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische dierlijke productie, en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging of aanvulling van de specifieke voorschriften voor de dierlijke productie, met betrekking tot:

Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische dierlijke productie, en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de dierlijke productie, met betrekking tot:

Amendement    144

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 2 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) oorsprong van de dieren;

Schrappen

Amendement    145

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) huisvesting van de dieren, onder meer het minimale vloeroppervlak van de binnen- en de buitenruimten en het maximumaantal dieren per hectare;

Schrappen

Amendement    146

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 2 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) houderijpraktijken;

Schrappen

Amendement    147

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 2 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) reproductie;

Schrappen

Amendement    148

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 2 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) diervoeders en vervoedering;

(e) voeding, als vastgelegd in bijlage II, deel II, punten 2.1.2, 2.2.2, 2.3.2, 2.4.3 en 2.5.3;

Amendement    149

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 2 – letter f

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(f) ziektepreventie en diergeneeskundige behandeling.

(f) ziektepreventie en diergeneeskundige behandeling, als vastgelegd in bijlage II, deel II, punt 2.5.4.

Amendement    150

Voorstel voor een verordening

Artikel 11 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Die gedelegeerde handelingen omvatten de volgende soorten:

 

(a) runderen, schapen en geiten;

 

(b) paardachtigen;

 

(c) varkens;

 

(d) pluimvee;

 

(e) bijen.

Amendement    151

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Productievoorschriften voor zeewier en aquacultuurdieren

Productievoorschriften voor algen en aquacultuurdieren

Amendement    152

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Marktdeelnemers die zeewier en aquacultuurdieren produceren, nemen met name de in bijlage II, deel III, vastgestelde specifieke productievoorschriften in acht.

1. Marktdeelnemers die algen en aquacultuurdieren produceren, nemen met name de in bijlage II, deel III, vastgestelde productievoorschriften en de overeenkomstig lid 3 bis van dit artikel vastgestelde specifieke voorschriften in acht.

Amendement    153

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 - lid 2 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische zeewierproductie en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling of wijziging van de specifieke voorschriften voor de zeewierproductie, met betrekking tot:

Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische algenproductie en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de algenproductie, met betrekking tot:

Amendement    154

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 2 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) geschiktheid van het aquatische medium en het duurzaambeheerplan;

Schrappen

Amendement    155

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 2 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) zeewierteelt;

(c) algenteelt, met inbegrip van verschillende soorten algen;

Amendement    156

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 - lid 3 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische productie van aquacultuurdieren en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling of wijziging van de specifieke voorschriften voor de productie van aquacultuurdieren, met betrekking tot:

Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische productie van aquacultuurdieren en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de productie van aquacultuurdieren, met inbegrip van specifieke aquacultuursoorten, met betrekking tot:

Amendement    157

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 3 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) geschiktheid van het aquatische medium en het duurzaambeheerplan;

Schrappen

Amendement    158

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 3 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) oorsprong van de aquacultuurdieren;

(b) oorsprong van de aquacultuurdieren voor elke specifieke soort, als vastgelegd in bijlage II, deel III, punt 4.1.2;

Amendement    159

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 3 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) aquacultuurhouderij, met inbegrip van aquatische inperkingssystemen, productiesystemen, maximale bezettingsdichtheid en, in voorkomend geval, minimale bezettingsdichtheid;

(c) huisvestingsvoorwaarden en houderijpraktijken, als vastgelegd in bijlage II, deel III, punten 4.1.5 en 4.2.2;

Amendement    160

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 3 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) reproductie;

Schrappen

Amendement    161

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 3 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) beheer van aquacultuurdieren;

(e) beheer van weekdieren, als vastgelegd in bijlage II, deel III, punt 4.2.4;

Amendement    162

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 3 – letter f

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(f) diervoeders en vervoedering;

(f) diervoeders en vervoedering, als vastgelegd in bijlage II, deel III, punten 4.1.3.3 en 4.1.3.4;

Amendement    163

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 3 – letter g

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(g) ziektepreventie en diergeneeskundige behandeling.

(g) ziektepreventie en diergeneeskundige behandelingen, als vastgelegd in bijlage II, deel III, punt 4.1.4.

Amendement    164

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 – lid 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen specifieke voorschriften vast inzake de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de databank als bedoeld in bijlage II, deel III, punt 4.1.2.1.

 

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

Amendement    165

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Productievoorschriften voor verwerkte levensmiddelen en diervoeders

Productievoorschriften voor verwerkte diervoeders

Motivering

Er is een verschil tussen de productievoorschriften voor levensmiddelen en diervoeders, omdat ze gebaseerd zijn op verschillende horizontale verordeningen. Deze onderwerpen moeten dus gescheiden worden gehouden. Dit verklaart eveneens de schrapping van tekstdelen in de volgende amendementen op artikel 13.

Amendement    166

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Marktdeelnemers die verwerkte levensmiddelen en diervoeders produceren, nemen met name de in bijlage II, deel IV, vastgestelde specifieke productievoorschriften in acht.

1. Marktdeelnemers die verwerkte diervoeders produceren, nemen de in bijlage II, deel IV, vastgestelde productievoorschriften in acht.

Motivering

Marktdeelnemers dienen eveneens de in bijlage II, deel IV, vastgestelde algemene productievoorschriften in acht te nemen.

Amendement    167

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 - lid 2 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische productie van verwerkte levensmiddelen en diervoerders en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling of wijziging van de specifieke voorschriften voor de productie van verwerkte levensmiddelen en diervoeders, met betrekking tot:

Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische productie van verwerkte diervoerders en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de productie van verwerkte diervoeders, met betrekking tot:

Amendement    168

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 2 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) procedures;

Schrappen

Amendement    169

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) preventieve maatregelen;

(b) preventieve en voorzorgsmaatregelen;

Amendement    170

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 2 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) samenstelling en voorwaarden voor het gebruik van verwerkte levensmiddelen en diervoeders, met inbegrip van voor gebruik in verwerkte levensmiddelen en diervoeders toegelaten producten en stoffen;

Schrappen

Amendement    171

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 2 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) reinigingsmaatregelen;

Schrappen

Amendement    172

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 2 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) in de handel brengen van verwerkte producten, inclusief etikettering en identificatie;

Schrappen

Amendement    173

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 2 – letter f

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(f) scheiden van enerzijds biologische en anderzijds niet-biologische producten, ingrediënten van agrarische oorsprong en voedermiddelen;

Schrappen

Amendement    174

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 2 – letter g

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(g) de lijst van niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong die uitzonderlijk mogen worden gebruikt voor de productie van verwerkte biologische producten;

Schrappen

Amendement    175

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 2 – letter h

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(h) berekening van het percentage ingrediënten van agrarische oorsprong als bedoeld in artikel 21, lid 3, onder a) ii) en onder b);

Schrappen

Amendement    176

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 – lid 2 – letter i

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(i) technieken die bij de verwerking van levensmiddelen of diervoeders worden gebruikt.

(i) technieken die bij de verwerking van diervoeders worden gebruikt.

Amendement    177

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 13 bis

 

Productievoorschriften voor verwerkte levensmiddelen

 

1. Marktdeelnemers die verwerkte levensmiddelen produceren, nemen de in bijlage II, deel IV, vastgestelde productievoorschriften in acht.

 

2. Naast de algemene productievoorschriften van artikel 7 gelden voor marktdeelnemers die verwerkte levensmiddelen produceren, de volgende voorschriften:

 

 

(a) de bereiding van verwerkte biologische levensmiddelen wordt in tijd of ruimte gescheiden gehouden van de bereiding van niet-biologische levensmiddelen;

 

(b) de volgende voorwaarden zijn van toepassing op de samenstelling van biologische verwerkte levensmiddelen:

 

(i) het product wordt hoofdzakelijk geproduceerd met ingrediënten van agrarische oorsprong; om te bepalen of een product hoofdzakelijk wordt geproduceerd met ingrediënten van agrarische oorsprong, worden toegevoegd water en keukenzout buiten beschouwing gelaten;

 

(ii) er mogen alleen additieven, technische hulpstoffen, smaakstoffen, water, zout, preparaten van micro-organismen en enzymen, mineralen, sporenelementen, vitamines, alsmede aminozuren en andere micronutriënten worden gebruikt, en uitsluitend als het gebruik ervan in de biologische productie overeenkomstig artikel 19 toegestaan is;

 

(iii) niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong mogen alleen worden gebruikt als het gebruik ervan door een lidstaat is toegestaan;

 

(iv) een biologisch ingrediënt komt niet samen voor met hetzelfde ingrediënt in niet-biologische vorm of afkomstig uit omschakeling;

 

(v) levensmiddelen die afkomstig zijn van gewassen in omschakeling bevatten slechts één gewasingrediënt van agrarische oorsprong.

 

3. Om de kwaliteit, traceerbaarheid en naleving van deze verordening inzake de biologische productie van verwerkte levensmiddelen en de aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de productie van verwerkte levensmiddelen, met betrekking tot:

 

(a) preventieve en voorzorgsmaatregelen;

 

(b) de samenstelling en voorwaarden voor het gebruik van voor gebruik in verwerkte levensmiddelen toegelaten producten en stoffen, als vastgelegd in bijlage II, deel IV, punt 2.2.2;

 

(c) de procedure voor de toelating van niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong die bij uitzondering mogen worden gebruikt voor de productie van verwerkte biologische producten;

 

(d) de voorschriften voor de berekening van het percentage ingrediënten van agrarische oorsprong als bedoeld in artikel 21, lid 3, onder a), punt i), en onder b), zoals vastgelegd in bijlage II, deel IV, punt 2.2.3;

 

(e) technieken die bij de verwerking van levensmiddelen worden gebruikt.

Amendement    178

Voorstel voor een verordening

Artikel 14 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische wijnproductie en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling of wijziging van de specifieke voorschriften voor de productie van wijn, met betrekking tot oenologische procedés en beperkingen.

2. Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische wijnproductie en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de productie van wijn, met betrekking tot oenologische procedés en beperkingen, als vastgelegd in bijlage II, deel V, punten 3.2, 3.3, 3.4 en 3.5.

Amendement    179

Voorstel voor een verordening

Artikel 15 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische gistproductie en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling of wijziging van de specifieke voorschriften voor de productie van gist, met betrekking tot de verwerking en de gebruikte substraten.

2. Om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische gistproductie en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de specifieke voorschriften voor de productie van gist, als vastgelegd in bijlage II, deel VI, punt 1.3.

Amendement    180

Voorstel voor een verordening

Artikel 16

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om in te spelen op een toekomstige behoefte aan specifieke productievoorschriften voor andere dan in de artikelen 10 tot en met 15 bedoelde producten, om kwaliteit, traceerbaarheid, naleving van deze verordening inzake de biologische productie van deze andere producten en aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging of aanvulling van bijlage II met betrekking tot specifieke productievoorschriften voor deze producten.

Indien deze verordening niet in gedetailleerde productievoorschriften voor bepaalde diersoorten, aquatische planten en microalgen voorziet, worden nationale voorschriften of, bij ontstentenis daarvan, door de lidstaten erkende particuliere normen toegepast in afwachting van de opname van gedetailleerde productievoorschriften in deze verordening. Dergelijke nationale voorschriften of particuliere normen worden aan de Commissie meegedeeld. De in hoofdstuk IV vastgelegde voorschriften met betrekking tot etikettering, en de in hoofdstuk V vastgestelde voorschriften met betrekking tot controles en certificering zijn van overeenkomstige toepassing.

Amendement    181

Voorstel voor een verordening

Artikel 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Om het mogelijk te maken de biologische productie in het geval van een ramp overeenkomstig de in hoofdstuk II vastgestelde beginselen voort te zetten of te hervatten, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria om te bepalen wanneer een geval als ramp kan worden gekwalificeerd, en met betrekking tot de specifieke voorschriften op het gebied van de aanpak van dergelijke gevallen en op het gebied van de nodige monitoring- en verslagleggingseisen.

1. Om het mogelijk te maken de biologische productie in het geval van omstandigheden die voortvloeien uit ongunstige weersomstandigheden, een dierenpandemie, een gewassenziekte of ‑plaag, een milieuongeval of een natuurramp voort te zetten of te hervatten, kunnen bevoegde autoriteiten individuele toestemming verlenen voor uitzonderingen, onder de volgende voorwaarden:

 

(a) bij afwijkingen van de in dit hoofdstuk vastgelegde productievoorschriften worden de in hoofdstuk II vastgelegde beginselen in acht genomen;

 

(b) de onder a) bedoelde afwijkingen blijven tot een minimum beperkt, zijn in voorkomend geval van beperkte duur en worden alleen in de volgende gevallen toegestaan:

 

(i) indien ze nodig zijn om te waarborgen dat de biologische productie kan worden gestart of gehandhaafd op bedrijven die geconfronteerd worden met klimatologische, geografische of structurele beperkingen;

 

(ii) indien ze nodig zijn om de toegang tot diervoeders, zaaigoed en vegetatief teeltmateriaal, levende dieren en andere landbouwproductiemiddelen te garanderen, in omstandigheden waarin dergelijke productiemiddelen niet in biologische vorm in de handel verkrijgbaar zijn;

 

(iii) indien ze nodig zijn om de toegang tot ingrediënten van agrarische oorsprong te garanderen, in omstandigheden waarin dergelijke ingrediënten niet in biologische vorm in de handel verkrijgbaar zijn;

 

(iv) indien ze nodig zijn om specifieke problemen op te lossen die verband houden met het beheer van biologisch vee;

 

(e) indien tijdelijke maatregelen nodig zijn om de biologische productie voort te zetten of te hervatten in het geval van een ramp.

 

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria op basis waarvan situaties moeten worden gecategoriseerd als situaties waarin uitzonderlijke productievoorschriften en voorschriften op het gebied van de aanpak ervan, alsook voorschriften op het gebied van de nodige monitoring- en verslagleggingseisen vereist zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de expertise uit de biologische sector.

 

3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten dragen de verantwoordelijkheid om uitzonderingen per geval toe te staan.

Amendement    182

Voorstel voor een verordening

Artikel 18 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Om de integriteit van de biologische productie en de aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging of aanvulling van de voorschriften in bijlage III.

2. Om de integriteit van de biologische productie en de aanpassing aan technische ontwikkelingen te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van de voorschriften in bijlage III, punten 2, 3, 4 en 6.

Amendement    183

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 1 – alinea 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) gewasbeschermingsmiddel;

(a) gewasbeschermingsmiddel in de gehele Europese Unie of in een of meer van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 gedefinieerde zones;

Motivering

In overeenstemming met de transversale bepalingen met betrekking tot de toelating van gewasbeschermingsmiddelen van Verordening (EG) nr. 1107/2009, moet het ook in deze verordening mogelijk zijn om een indeling te maken in Zuid-, Midden- en Noord-Europese zones, om rekening te houden met de aanzienlijke ecologische en klimatologische verschillen binnen de EU. Om misbruik te voorkomen, moet een verbeterde ecologische duurzaamheid een voorwaarde zijn voor toelatingen per zone.

Amendement    184

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 1 – alinea 1 – letter d bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d bis) niet onder d) of e) vermelde stoffen voor gebruik met het oog op de diergezondheid;

Motivering

In dit punt wordt de mogelijkheid geboden om, indien nodig, nieuwe lijsten van stoffen op te stellen, bijv. van stoffen voor gebruik als diergeneesmiddel.

Amendement    185

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 1 – alinea 1 – letter f bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(f bis) niet-therapeutische geneesmiddelen en producten die bijdragen tot de gezondheid en het welzijn van dieren.

Motivering

Zo zou als alternatief voor de chirurgische castratie van biggen mogelijk moeten zijn om de immunologische preventie van berengeur mogelijk moeten zijn.

Amendement    186

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 1 – alinea 2 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De Commissie kan met name toelating voor het gebruik van bepaalde producten en stoffen in de productie van verwerkte biologische levensmiddelen verlenen en deze producten en stoffen opnemen in beperkte lijsten, mits deze worden ingezet als:

De Commissie verleent met name toelating voor het gebruik van bepaalde producten en stoffen in de productie van verwerkte biologische levensmiddelen en neemt deze producten en stoffen op in beperkte lijsten, mits deze worden ingezet als:

Amendement    187

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 1 – alinea 2 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) levensmiddelenadditief, voedingsenzym of technische hulpstof;

(a) levensmiddelenadditief, voedingsenzym, technische hulpstof, smaakstof, preparaat van micro‑organismen, mineraal, sporenelement, vitamine, aminozuur en micronutriënt;

Motivering

Dit amendement verduidelijkt welke stoffen mogen worden gebruikt als levensmiddelenadditief.

Amendement    188

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 1 – alinea 2 – letter b bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b bis) product en stof voor oenologische procedés;

Amendement    189

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 1 – alinea 2 – letter b ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b ter) reinigings- en ontsmettingsmiddel in verwerkings- en opslagfaciliteiten.

Amendement    190

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 2 – alinea 1 – letter c - punt ii bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(ii bis) een toelating per zone van producten is alleen mogelijk als een positief milieueffect kan worden bereikt door een verminderd gebruik van andere producten en stoffen en als anders naar verwachting een onaanvaardbare verslechtering van de traditioneel biologische teelten zou plaatsvinden in de zone in kwestie;

Motivering

In overeenstemming met de transversale bepalingen met betrekking tot de toelating van gewasbeschermingsmiddelen van Verordening (EG) nr. 1107/2009, moet het ook in deze verordening mogelijk zijn om een indeling te maken in Zuid-, Midden- en Noord-Europese zones, om rekening te houden met de aanzienlijke ecologische en klimatologische verschillen binnen de EU. Om misbruik te voorkomen, moet een verbeterde ecologische duurzaamheid een voorwaarde zijn voor toelatingen per zone.

Amendement    191

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 2 – alinea 1 – letter e - inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

voor de in lid 1, eerste alinea, onder c) en d), bedoelde producten geldt het volgende:

voor de in lid 1, eerste alinea, onder c), d) en d bis), bedoelde producten geldt het volgende:

Amendement    192

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 2 – alinea 2 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) er zijn geen overeenkomstig dit artikel toegelaten alternatieven voorhanden;

(a) er zijn geen overeenkomstig dit artikel toegelaten alternatieve stoffen of technologieën voorhanden die in overeenstemming zijn met deze verordening;

Amendement    193

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 2 – alinea 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het gebruik van chemisch gesynthetiseerde producten of stoffen wordt alleen toegelaten wanneer het gebruik van in artikel 4, onder f), bedoelde externe productiemiddelen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het milieu.

Het gebruik van niet onder artikel 4, onder f), vallende producten en stoffen wordt alleen toegelaten wanneer het gebruik van in artikel 4, onder f), bedoelde externe productiemiddelen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het milieu, de gezondheid van mens en dier of de productkwaliteit.

Motivering

De toelating geldt niet alleen voor chemisch gesynthetiseerde stoffen, maar ook voor andere stoffen die niet onder artikel 4, onder f), vallen.

Amendement    194

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 4 – alinea 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Verzoeken tot wijziging of schrapping worden door de lidstaten bekendgemaakt.

Het dossier met betrekking tot wijziging of schrapping wordt door de lidstaten en de Commissie bekendgemaakt.

Motivering

Verzoeken tot wijzigingen van de lijsten van stoffen moeten transparanter worden dan in het verleden.

Amendement    195

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 – lid 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

4 bis. De Commissie herziet de in lid 1 bedoelde lijsten elke vier jaar.

Motivering

Tot op heden worden maar weinig lijsten regelmatig bijgewerkt, wat betekent dat de marktdeelnemers onvoldoende geïnformeerd zijn.

Amendement    196

Voorstel voor een verordening

Artikel 19 - lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de toelating, of de intrekking van de toelating, voor het gebruik van producten en stoffen in de biologische productie in het algemeen en in de productie van verwerkte biologische levensmiddelen in het bijzonder, en met betrekking tot de procedures voor de toelating van deze producten en stoffen, de lijst van deze producten en stoffen en, in voorkomend geval, de beschrijving, samenstellingseisen en gebruiksvoorwaarden voor deze producten en stoffen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de toelating, of de intrekking van de toelating, voor het gebruik van producten en stoffen in de biologische productie in het algemeen en in de productie van verwerkte biologische levensmiddelen in het bijzonder, en met betrekking tot de procedures voor de toelating van deze producten en stoffen, de lijst van deze producten en stoffen en, in voorkomend geval, de beschrijving, samenstellingseisen en gebruiksvoorwaarden voor deze producten en stoffen.

Amendement    197

Voorstel voor een verordening

Artikel 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 20

Schrappen

Aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen

 

1. Producten waarin een gehalte aan niet krachtens artikel 19 toegelaten producten of stoffen aanwezig blijkt te zijn dat de met name met inachtneming van Richtlijn 2006/125/EG vastgestelde niveaus overschrijdt, worden niet als biologisch in de handel gebracht.

 

2. Om de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de transparantie van het biologische productiesysteem en het desbetreffende etiketteringssysteem te waarborgen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de specifieke criteria en voorwaarden voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde niveaus, de vaststelling van die niveaus en de aanpassing ervan aan technische ontwikkelingen.

 

3. In afwijking van artikel 211, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en mits de Commissie daarvoor, zonder toepassing van de in artikel 37, lid 2 of lid 3, van deze verordening bedoelde procedure, toestemming verleent, kunnen de lidstaten nationale betalingen toekennen om landbouwers die hun landbouwproducten niet als biologisch in de handel kunnen brengen omdat deze verontreinigd zijn met niet-toegelaten producten of stoffen, te vergoeden voor het daardoor veroorzaakte verlies, op voorwaarde dat deze landbouwers alle gepaste maatregelen hebben genomen om het risico van een dergelijke verontreiniging te voorkomen. Daarnaast kunnen de lidstaten een beroep doen op de instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid om dergelijke verliezen geheel of gedeeltelijk te vergoeden.

 

Amendement    198

Voorstel voor een verordening

Artikel 20 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 20 bis

 

Voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om niet-naleving van deze verordening te voorkomen

 

1. Teneinde naleving van deze verordening te waarborgen, nemen marktdeelnemers alle nodige voorzorgsmaatregelen om de aanwezigheid van niet-toegelaten processen, producten of stoffen in de biologische productie te voorkomen.

 

2. Met name als een marktdeelnemer vermoedt dat een proces, product of stof, die/dat is verkregen, geproduceerd of bereid voor gebruik in de biologische landbouw, niet voldoet aan deze verordening, draagt de marktdeelnemer zorg voor:

 

(a) de scheiding en de identificatie van het product;

 

(b) het opzetten van een systeem voor verificatie en beoordeling, dat is afgestemd op de aard en de omvang van het bedrijf, aan de hand van procedures op basis van een systematische identificatie van kritische procedurele stappen;

 

(c) het uit de handel nemen van het product en de beëindiging van de verwerking ervan, als hij na de uitvoering van de onder b) bedoelde beoordeling vaststelt dat het vermoeden van niet-naleving gegrond is. De marktdeelnemer stelt de bevoegde autoriteiten of het controleorgaan onmiddellijk op de hoogte van zijn bevindingen.

 

3. De bevoegde autoriteiten, controleorganen en controleautoriteiten nemen de volgende maatregelen:

 

(a) indien een controleautoriteit of een controleorgaan:

 

– de aanwezigheid ontdekt van een niet‑toegelaten proces, product of stof in de biologische productie, of

 

– van een marktdeelnemer betrouwbare informatie ontvangt over een vermoeden waarvan is vastgesteld dat het gegrond is in overeenstemming met lid 2, onder c), of

 

– op de hoogte wordt gesteld van het feit dat een marktdeelnemer van plan is een product in de handel te brengen dat niet voldoet aan de regels voor biologische productie, maar dat voorzien is van een verwijzing naar de biologische productiemethode,

 

verbiedt de controleautoriteit of het controleorgaan in kwestie het in de handel brengen van het product dat is voorzien van een aanduiding die verwijst naar de biologische productiemethode, totdat het vermoeden van niet-naleving naar tevredenheid is weggenomen;

 

(b) de controleautoriteit of het controleorgaan neemt het vermoeden op niet-naleving weg of bevestigt het vermoeden en de instelling van het verbod op in de handel brengen zo snel mogelijk, rekening houdend met de houdbaarheid van de goederen, maar in elk geval binnen twee maanden. In dat geval verleent de betrokken marktdeelnemer de controleautoriteit of het controleorgaan zijn volledige medewerking. Alvorens het vermoeden van niet‑naleving te bevestigen, stelt de controleautoriteit of het controleorgaan de marktdeelnemer in staat commentaar te geven op de bevindingen;

 

(c) indien de niet-naleving bevestigd is, is artikel 26 bis van toepassing;

 

(d) indien de niet-naleving niet binnen de onder b) vastgestelde termijn wordt bevestigd, wordt de op grond daarvan genomen beslissing uiterlijk ten tijde van het verstrijken van die termijn herroepen.

 

4. Teneinde onvoorziene contaminatie met niet-toegelaten producten of stoffen als gevolg van niet-biologische landbouwpraktijken bij de verwerking, bereiding en distributie, waarop marktdeelnemers geen controle kunnen uitoefenen, te voorkomen, stellen de lidstaten voorzorgsmaatregelen vast.

 

5. Indien controleautoriteiten, controleorganen en bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat er specifieke risico's bestaan op niet-naleving van deze verordening of onvoorziene contaminatie van biologische producten in bepaalde sectoren van biologische productie, nemen de lidstaten gepaste voorzorgsmaatregelen tegen die risico's.

Amendement    199

Voorstel voor een verordening

Artikel 20 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 20 ter

 

Oorzaken van contaminatie met gewasbeschermingsmiddelen en de verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten en controleorganen

 

1. Indien een controleautoriteit of een controleorgaan de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen ontdekt die niet voldoen aan artikel 19, of daar betrouwbare informatie over ontvangt, wordt er een passend onderzoek uitgevoerd naar de oorzaak van de contaminatie. In een dergelijk onderzoek moet de contaminatie in een van de drie volgende categorieën worden ingedeeld:

 

(a) technisch niet te voorkomen;

 

(b) technisch te voorkomen;

 

(c) opzettelijke of herhaaldelijke contaminatie die technisch te voorkomen is.

 

Een contaminatie wordt als te voorkomen beschouwd wanneer de marktdeelnemer:

 

– heeft nagelaten passende, evenredige maatregelen in te voeren of te handhaven om de risico's op contaminatie van biologische producten met niet-toegelaten producten en stoffen vast te stellen en te vermijden; of

 

– heeft nagelaten deze passende maatregelen op gezette tijden te controleren en aan te passen, terwijl het risico op contaminatie duidelijk waarneembaar was; of

 

– heeft nagelaten passende maatregelen te nemen naar aanleiding van eerdere verzoeken van de bevoegde autoriteiten of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan om stappen ter voorkoming van contaminatie te ondernemen; of

 

– niet heeft voldaan aan de desbetreffende eisen van deze verordening, of anderszins heeft nagelaten de noodzakelijke stappen in het productieproces te ondernemen ter voorkoming van contaminatie.

 

2. Producten die mogelijk besmet zijn met de in lid 1, eerste alinea, onder a) bedoelde gewasbeschermingsmiddelen kunnen na onderzoek door de bevoegde autoriteiten worden beschouwd als verkoopbaar.

 

De in lid 1, eerste alinea, onder b) bedoelde mogelijke contaminatie wordt onderzocht door de controleautoriteit of het controleorgaan aan de hand van de omstandigheden die hebben geleid tot de contaminatie, in overeenstemming met de in artikel 20 bis vastgelegde procedures.

 

3. In gevallen van contaminatie als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder c) verbiedt de bevoegde autoriteit, de controleautoriteit of het controleorgaan de betrokken marktdeelnemer het in de handel brengen van producten die een verwijzing in de etikettering of de reclame naar de biologische productiemethode bevatten.

 

Productiegebieden of producten die zijn aangetast door de niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen moeten een nieuwe omschakelingsperiode doorlopen, als bedoeld in artikel 8, die begint op de datum dat de niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen zijn gebruikt, of als die datum niet verifieerbaar is, op de datum waarop dit werd ontdekt. Dit geldt onverminderd eventueel opgelegde sancties.

 

4. Teneinde te voorzien in de beste methoden om niet-naleving van deze verordening op te sporen en te documenteren, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van:

 

– de te hanteren methodologie om de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen op te sporen en te evalueren die niet voldoen aan deze verordening, en in het bijzonder aan artikel 19;

 

– de te volgen procedures;

 

– de details die moeten worden ingevoerd in een gemeenschappelijke databank voor niet-naleving van deze verordening, met inbegrip van aangetroffen residuen van niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen.

Amendement    200

Voorstel voor een verordening

Artikel 20 quater (nieuw) - alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 20 quater

 

Databank voor niet-naleving van deze verordening en databank voor aangetroffen niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen

 

De Commissie zet een databank op voor gevallen van niet-naleving van deze verordening, aan de hand van nationale databanken in de lidstaten. Die databanken worden gebruikt om optimale werkmethoden voor de voorkoming van contaminatie te kunnen formuleren. Bij het vergaren van de gegevens hanteren de lidstaten en de Commissie een risicogebaseerde benadering waarin de redenen voor en de categorieën van de in artikel 20 ter, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c) bedoelde niet-naleving of contaminatie uiteengezet worden. De databanken zijn toegankelijk voor marktdeelnemers, controleorganen, de controleautoriteit en bevoegde autoriteiten. De lidstaten dienen een jaarverslag in bij de Commissie.

 

De lidstaten zetten een databank op met analyses die zijn uitgevoerd door controleorganen en controleautoriteiten, met inbegrip van de opsporing van niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen. De databank is toegankelijk voor marktdeelnemers, controleorganen, controleautoriteiten en bevoegde autoriteiten. De lidstaten brengen elk jaar verslag uit aan de Commissie over de in hun nationale databank verzamelde bevindingen.

Motivering

Dit amendement is onlosmakelijk verbonden met het voorgaande amendement van dezelfde auteurs. De lidstaten moeten jaarlijks de resultaten van hun onderzoeken aan de Commissie voorleggen. Op basis van die resultaten dient de Commissie een verslag in dat, in voorkomend geval, vergezeld gaat van een wetgevingsvoorstel tot vaststelling van communautaire drempelwaarden voor derubricering en compensatieregelingen voor de landbouwers in het geval van onvermijdelijke contaminatie.

Amendement    201

Voorstel voor een verordening

Artikel 21 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Voor de toepassing van deze verordening worden producten beschouwd als producten waarop naar de biologische productie verwijzende termen voorkomen, wanneer die producten, de ingrediënten ervan of de bij de productie gebruikte voedermiddelen in de etikettering, de reclame of de handelsdocumenten worden beschreven in termen die bij de koper de indruk wekken dat de producten, ingrediënten of voedermiddelen geproduceerd zijn overeenkomstig deze verordening. Met name mogen de in bijlage IV vermelde termen en de afleidingen of verkleinwoorden daarvan, zoals "bio" en "eco" in de hele Unie en in elke in die bijlage vermelde taal worden gebruikt in de etikettering en de reclame voor producten die voldoen aan deze verordening.

1. Voor de toepassing van deze verordening worden producten beschouwd als producten waarop naar de biologische productie verwijzende termen voorkomen, wanneer die producten, de ingrediënten ervan, de bij de productie gebruikte voedermiddelen of enig productieonderdeel in de keten van het biologische product in de etikettering, de reclame of de handelsdocumenten worden beschreven in termen die bij de koper de indruk wekken dat de producten, ingrediënten, voedermiddelen of enig onderdeel van de keten van het biologische product geproduceerd zijn overeenkomstig of met inachtneming van deze verordening. Met name mogen de in bijlage IV vermelde termen of de equivalenten ervan in andere talen die weliswaar geen officiële talen van de Unie zijn, maar in de grondwet van een lidstaat als officiële taal zijn erkend, en de afleidingen of verkleinwoorden daarvan, zoals "bio" en "eco" in de hele Unie en in elke in die bijlage vermelde taal worden gebruikt in de etikettering en de reclame voor de in artikel 2, lid 1 bedoelde producten die voldoen aan deze verordening. In de etikettering van en in de reclame voor levende en onverwerkte landbouwproducten mogen termen die verwijzen naar de biologische productiemethode bovendien slechts voorkomen als het volledige product geproduceerd is overeenkomstig de voorschriften van deze verordening.

Amendement    202

Voorstel voor een verordening

Artikel 21 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. Met betrekking tot producten en stoffen die in de gewasproductie worden gebruikt als gewasbeschermingsmiddel, meststof, bodemverbeteringsmiddel en nutriënt, worden de in lid 1 van dit artikel bedoelde termen in de Unie in geen enkele in bijlage IV bedoelde taal gebruikt in de etikettering, reclame en handelsdocumenten.

Amendement    203

Voorstel voor een verordening

Artikel 21 – lid 3 – alinea 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Met betrekking tot verwerkte levensmiddelen mogen de in lid 1 bedoelde termen worden gebruikt:

3. Met betrekking tot verwerkte levensmiddelen worden de in lid 1 bedoelde termen gebruikt:

Amendement    204

Voorstel voor een verordening

Artikel 21 – lid 3 – alinea 1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) alleen in de ingrediëntenlijst, wanneer minder dan 95 % van de ingrediënten van agrarische oorsprong biologisch zijn en op voorwaarde dat deze ingrediënten voldoen aan de in deze verordening vastgestelde productievoorschriften.

(b) alleen in de ingrediëntenlijst, wanneer minder dan 95 % van de ingrediënten van agrarische oorsprong biologisch zijn en op voorwaarde dat de levensmiddelen in kwestie voldoen aan de in deze verordening vastgestelde productievoorschriften.

Motivering

Dit amendement is nodig om te vermijden dat traditionele of niet-biologische processen en stoffen worden geassocieerd met het gebruik van de term "biologisch".

Amendement    205

Voorstel voor een verordening

Artikel 21 – lid 3 – alinea 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Met betrekking tot plantenrassen mogen de in lid 1 bedoelde termen worden gebruikt in de verkoopbenaming, op voorwaarde dat:

 

(a) het ras voldoet aan de in bijlage II, deel I, punt 1.4, vervatte productievoorschriften; alsmede

 

(b) de term "biologisch ras" wordt gebruikt.

Amendement    206

Voorstel voor een verordening

Artikel 21 - lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. Om te garanderen dat de consument duidelijk en adequaat wordt geïnformeerd, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanpassing van de lijst van termen in bijlage IV conform taalgebonden ontwikkelingen in de lidstaten en met betrekking tot specifieke etiketterings- en samenstellingsvoorschriften voor diervoeders en de ingrediënten daarvan.

4. Om te garanderen dat de consument duidelijk en adequaat wordt geïnformeerd, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanpassing van de lijst van termen in bijlage IV conform taalgebonden ontwikkelingen in de lidstaten.

Amendement    207

Voorstel voor een verordening

Artikel 22 – lid 2 – alinea 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Wanneer het logo voor de biologische productie van de Europese Unie wordt gebruikt, wordt in hetzelfde gezichtsveld als het logo de plaats waar de agrarische grondstoffen waaruit het product is samengesteld, geteeld zijn, vermeld in, naargelang van het geval, een van de volgende vormen:

Met uitzondering van producten uit de wijnsector als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder l), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt, wanneer het logo voor de biologische productie van de Europese Unie wordt gebruikt, in hetzelfde gezichtsveld als het logo de plaats waar de agrarische grondstoffen waaruit het product is samengesteld, geteeld zijn, vermeld in, naargelang van het geval, een van de volgende vormen:

Motivering

Krachtens artikel 55 van Verordening (EG) nr. 607/2009 zijn alle Europese wijnen nu al onderworpen aan een verplichte oorsprongsetikettering van de grondstoffen, ongeacht of het producten met dan wel zonder geografische aanduiding zijn. Teneinde de administratieve rompslomp en de extra kosten voor de etikettering te beperken, wordt daarom voorgesteld deze overbodige verplichting voor deze producten te schrappen.

Amendement    208

Voorstel voor een verordening

Artikel 22 – lid 2 – alinea 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De aanduiding "EU" of "niet-EU" kan worden vervangen door of aangevuld met een landnaam wanneer alle agrarische grondstoffen waaruit het product is samengesteld, in dat land zijn geteeld.

De aanduiding "EU" of "niet-EU" kan worden aangevuld met een land-of regionaam wanneer alle agrarische grondstoffen waaruit het product is samengesteld, in dat land of in die regio zijn geteeld.

Amendement    209

Voorstel voor een verordening

Artikel 22 - lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. De aanduidingen als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel en in artikel 23, lid 3, worden aangebracht op een opvallende plaats en zijn goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar.

3. De aanduidingen als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel en in artikel 23, lid 3 worden gedrukt op een opvallende plaats, zijn goed zichtbaar en duidelijk leesbaar en verbergen de verplichte aanduidingen van artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 niet.

Amendement    210

Voorstel voor een verordening

Artikel 22 – lid 5 – alinea 1 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) de vermelding van de plaats waar de agrarische grondstoffen zijn geteeld, overeenkomstig lid 2 van dit artikel en artikel 232, lid 3.

(c) de vermelding van de plaats waar de agrarische grondstoffen zijn geteeld, overeenkomstig lid 2 van dit artikel en artikel 23, lid 3.

Motivering

Tikfout in het voorstel van de Commissie.

Amendement    211

Voorstel voor een verordening

Artikel 23 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Het logo voor de biologische productie van de Europese Unie mag worden gebruikt in de etikettering en presentatie van producten die aan deze verordening voldoen en in de reclame voor deze producten.

1. Het logo voor de biologische productie van de Europese Unie mag worden gebruikt in de etikettering en presentatie van producten die aan deze verordening voldoen en in de reclame voor deze producten, met inbegrip van producten waarvoor op basis van artikel 16 specifieke productievoorschriften kunnen worden vastgelegd. Het logo voor de biologische productie wordt niet gebruikt bij levensmiddelen als bedoeld in artikel 21, lid 3, eerste alinea, onder b), en bij omschakelingsproducten.

Amendement    212

Voorstel voor een verordening

Artikel 23 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Het logo voor de biologische productie van de Europese Unie is een officiële verklaring in de zin van de artikelen 85 en 90 van Verordening (EU) nr. XXX/XXXX (verordening officiële controles).

Schrappen

Motivering

Als het logo voor de biologische productie een officieel attest is, kan dat meer administratieve rompslomp met zich meebrengen voor marktdeelnemers in een toekomstig goedkeuringsproces.

Amendement    213

Voorstel voor een verordening

Hoofdstuk V – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Biologische certificering

Biologische controles en certificering

Amendement    214

Voorstel voor een verordening

Artikel 23 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 23 bis

 

Controlesysteem

 

1. De lidstaten zetten een controlesysteem op en wijzen een of meer bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de bij deze verordening vastgelegde verplichtingen, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. XX/XXXX (verordening officiële controles).

 

2. Naast de voorwaarden die zijn vastgelegd in de verordening officiële controles omvat het uit hoofde van deze verordening opgezette controlesysteem ten minste de toepassing van de bij artikel 20 bis vastgestelde voorzorgsmaatregelen en de bij het onderhavige hoofdstuk vastgestelde controlemaatregelen.

 

3. De aard en de frequentie van de controles worden bepaald op basis van een beoordeling van het risico op gevallen van niet-naleving van de eisen van deze verordening en de ernst van de niet‑naleving. Alle marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers worden ten minste onderworpen aan een jaarlijkse fysieke controle ter plaatse op de naleving van de toepasselijke voorschriften. Dergelijke controles zijn gebaseerd op inspecties, screening en gerichte screening, afhankelijk van de waarschijnlijkheid van niet-naleving.

 

De criteria voor risicobeoordelingen die door controleautoriteiten worden gehanteerd om te bepalen wat de meest riskante onderdelen van de levensmiddelenketen zijn, zijn vastgelegd in bijlage V septies. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de specifieke elementen van het risicobeheer, de controlefrequentie en het aandeel steekproefsgewijze controles op het totale aantal controles.

 

4. De bevoegde autoriteit kan:

 

(a) haar controlebevoegdheden delegeren aan een of meer andere controleautoriteiten voor biologische producten als gedefinieerd in artikel 2, punt 39, van de verordening officiële controles. De controleautoriteiten bieden adequate waarborgen inzake objectiviteit en onpartijdigheid, en beschikken over gekwalificeerd personeel en de middelen die nodig zijn om hun taak te vervullen;

 

(b) controletaken delegeren aan een of meer controleorganen voor biologische producten als gedefinieerd in artikel 2, punt 39, van de verordening officiële controles. In dergelijke gevallen wijzen de lidstaten de autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor de erkenning van en het toezicht op dergelijke organen.

 

5. De bevoegde autoriteit mag uitsluitend controletaken aan een specifiek controleorgaan of een specifieke controleautoriteit delegeren indien aan de voorwaarden in artikel 26 van de verordening officiële controles is voldaan, en met name indien:

 

(a) de taken die het controleorgaan of de controleautoriteit moet verrichten en de voorwaarden waaronder het orgaan of de autoriteit deze mag verrichten, nauwkeurig zijn omschreven;

 

(b) het controleorgaan of de controleautoriteit:

 

(i) over de vereiste deskundigheid, uitrusting en infrastructuur beschikt om de aan hem/haar gedelegeerde taken te vervullen,

 

(ii) over voldoende geschikte, gekwalificeerde en ervaren medewerkers beschikt, alsmede

 

(iii) onpartijdig is, en er geen sprake is van enig belangenconflict wat betreft de vervulling van de aan het orgaan of de autoriteit gedelegeerde taken;

 

(c) het controleorgaan of de controleautoriteit is geaccrediteerd overeenkomstig de Europese norm EN 17065 of ISO Guide 65 ("Algemene voorschriften voor instanties die productcertificeringssystemen toepassen") in de versie waarvan het meest recentelijk kennis is gegeven door bekendmaking in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie, en wordt erkend door de bevoegde autoriteiten;

 

(d) het controleorgaan of de controleautoriteit de bevoegde autoriteit op gezette tijden en telkens wanneer laatstgenoemde daarom verzoekt de resultaten van de verrichte controles meedeelt. Indien uit de resultaten van de controles ernstige niet-naleving blijkt, stelt het controleorgaan de bevoegde autoriteit hiervan onverwijld in kennis;

 

(e) er tussen de delegerende bevoegde autoriteit en het controleorgaan of de controleautoriteit doeltreffende en gedocumenteerde coördinatie plaatsvindt.

 

6. Naast de naleving van de bepalingen van lid 5 houdt de bevoegde autoriteit bij de goedkeuring van een controleorgaan of controleautoriteit rekening met de volgende criteria:

 

(a) de te volgen standaardcontroleprocedure, die een gedetailleerde beschrijving bevat van de controlemaatregelen en de voorzorgsmaatregelen die het controleorgaan of de controleautoriteit op de onder zijn/haar controle vallende marktdeelnemers zal toepassen;

 

(b) de maatregelen die het controleorgaan voornemens is te nemen wanneer gevallen van niet-naleving worden vastgesteld.

 

7. De bevoegde autoriteiten mogen de volgende taken niet aan controleorganen of controleautoriteiten delegeren:

 

(a) het toezicht op en de audit van andere controleorganen of controleautoriteiten;

 

(b) de bevoegdheid om de in artikel 17 bedoelde afwijkingen toe te staan, tenzij hierin is voorzien in de uitzonderlijke productievoorschriften.

 

8. Overeenkomstig artikel 29 van de verordening officiële controles organiseren de bevoegde autoriteiten die controletaken delegeren aan controleorganen of controleautoriteiten, waar nodig audits of inspecties van de controleorganen of controleautoriteiten in kwestie. Indien bij een audit of inspectie blijkt dat deze organen de aan hen gedelegeerde taken niet naar behoren vervullen, kan de delegerende bevoegde autoriteit de gedelegeerde bevoegdheid weer intrekken. De bevoegdheid wordt onverwijld ingetrokken indien het controleorgaan of de controleautoriteit niet tijdig corrigerende maatregelen treft.

 

9. De bevoegde autoriteit moet de bepalingen van lid 8 naleven en:

 

(a) ziet erop toe dat de door het controleorgaan of de controleautoriteit verrichte controles objectief en onafhankelijk zijn;

 

(b) gaat na of de door het controleorgaan of de controleautoriteit verrichte controles doeltreffend zijn;

 

(c) neemt kennis van eventuele geconstateerde onregelmatigheden of inbreuken en van toegepaste corrigerende maatregelen;

 

(d) trekt de erkenning van controleorganen of controleautoriteiten in die niet voldoen aan de onder a) en b) van dit lid vastgelegde eisen, niet meer voldoen aan de in leden 5 of 6 bedoelde criteria of niet voldoen aan de in leden 11, 12 en 14 vastgelegde eisen.

 

10. De lidstaten kennen een codenummer toe aan alle controleautoriteiten of controleorganen die de in lid 4 bedoelde controletaken verrichten.

 

11. De controleautoriteiten en controleorganen verlenen de bevoegde autoriteiten toegang tot hun kantoren en faciliteiten, en verschaffen alle informatie en hulp die de bevoegde autoriteiten nodig achten om aan de krachtens dit artikel op hen rustende verplichtingen te voldoen.

 

12. De controleautoriteiten en controleorganen zorgen ervoor dat ten minste de in lid 2 genoemde voorzorgs‑ en controlemaatregelen op de onder hun toezicht staande marktdeelnemers worden toegepast.

 

13. De lidstaten zorgen ervoor dat het opgezette controlesysteem overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 178/2002 de traceerbaarheid van elk product in alle stadia van productie, bereiding en distributie mogelijk maakt, met name om consumenten garanties te geven dat de biologische producten zijn geproduceerd in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening. De lidstaten zorgen ervoor dat verzoeken van controleorganen of controleautoriteiten met betrekking tot de traceerbaarheid van biologische producten zo snel mogelijk, en niet later dan vier werkdagen per productiestap na ontvangst van het overeenkomstige verzoek, worden beantwoord.

 

14. De controleautoriteiten en controleorganen doen ieder jaar uiterlijk op 31 januari de bevoegde autoriteiten een lijst toekomen van de marktdeelnemers die op 31 december van het voorgaande jaar onder hun controle vielen. Een beknopt verslag van de in het voorgaande jaar verrichte controleactiviteiten wordt ieder jaar uiterlijk op 31 maart verstrekt.

Amendement    215

Voorstel voor een verordening

Artikel 24

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

[...]

Schrappen

Amendement    216

Voorstel voor een verordening

Artikel 24 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 24 bis

 

Deelname aan het controlesysteem

 

1. Een marktdeelnemer of een groep marktdeelnemers die biologische producten produceert, bereidt, opslaat of uit een derde land importeert dan wel naar een derde land exporteert, of die dergelijke producten in de handel brengt, onderneemt, alvorens producten die worden aangeduid als "biologisch" of "in de omschakelingsfase op weg naar biologisch" in de handel te brengen, de volgende stappen:

 

(a) hij stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar hij zijn activiteit uitoefent, van die activiteit in kennis;

 

(b) hij onderwerpt zijn onderneming aan het in artikel 23 bis bedoelde controlesysteem.

 

Indien een marktdeelnemer of een groep marktdeelnemers activiteiten uitbesteedt aan een derde partij, gelden voor die marktdeelnemer of groep marktdeelnemers niettemin de in de punten a) en b) van de eerste alinea vervatte voorschriften en vallen de in onderaanneming verrichte activiteiten onder het controlesysteem.

 

2. De lidstaten stellen biologische marktdeelnemers die voorverpakte producten direct aan de eindconsument of eindgebruiker verkopen, vrij van de toepassing van dit artikel, mits deze marktdeelnemers deze producten niet produceren, bereiden of opslaan op een plaats die geen verband houdt met het verkooppunt, deze producten niet invoeren uit een derde land of dergelijke activiteiten niet aan een andere marktdeelnemer hebben uitbesteed.

 

In overeenstemming met artikel 26 quater onder c) mogen de lidstaten marktdeelnemers die jaarlijks minder dan een beperkte hoeveelheid onverpakte biologische producten verkopen aan de eindconsument of -gebruiker, vrijstellen van de toepassing van lid 1, eerste alinea, onder b) van dit artikel, mits deze marktdeelnemers hun activiteit aanmelden bij de bevoegde autoriteiten en deze producten niet produceren, bereiden of opslaan op een plaats die geen verband houdt met het verkooppunt, deze producten niet invoeren uit een derde land of dergelijke activiteiten niet aan derden hebben uitbesteed.

 

3. De lidstaten wijzen een autoriteit aan of erkennen een orgaan voor de ontvangst van kennisgevingen in het kader van lid 1, eerste alinea, onder a) van dit artikel.

 

4. De lidstaten zorgen ervoor dat elke marktdeelnemer of groep marktdeelnemers die aan de voorschriften van deze verordening voldoet en die een redelijke vergoeding betaalt als bijdrage aan de controle‑uitgaven, aan het controlesysteem mag deelnemen.

 

5. Marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers houden een registratie bij van de verschillende activiteiten die zij overeenkomstig deze verordening ontplooien.

 

6. De bevoegde autoriteiten houden een lijst bij met de namen en adressen van de marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers die hun activiteiten overeenkomstig lid 1, eerste alinea, onder a) van dit artikel hebben aangemeld, en maken deze lijst op passende wijze, waaronder via publicatie op het internet, bekend, samen met de informatie inzake hun biologische certificaten als bedoeld in artikel 25, lid 1, met behulp van het in bijlage V quinquies vastgestelde model. De bevoegde autoriteiten nemen de bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad1 bis vastgelegde vereisten inzake de bescherming van persoonsgegevens in acht.

 

7. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere bepalingen en specificaties inzake de in lid 1 bedoelde inhoud, vorm en methode van kennisgeving en inzake het in artikel lid 6 van dit artikel bedoelde model. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

 

________________

 

1 bis Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

Amendement    217

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Biologisch certificaat

Certificaat

Motivering

Met het certificaat wordt bevestigd dat de productie aan de voorschriften van deze verordening voldoet. De productie kan tijdens de omschakelingsperiode in overeenstemming zijn met de voorschriften, hoewel zij niet van meet af aan biologisch is. De term "biologisch" kan verwarrend zijn voor de sector en de consument.

Amendement    218

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers die hun activiteit overeenkomstig artikel 24, lid 1, hebben gemeld en aan deze verordening voldoen, kunnen aanspraak maken op een biologisch certificaat. Het zo mogelijk in elektronische vorm afgegeven biologische certificaat maakt het op zijn minst mogelijk de marktdeelnemer of groep marktdeelnemers, het type of assortiment onder het certificaat vallende producten en de periode van geldigheid van het certificaat te identificeren.

1. Marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers die hun activiteit overeenkomstig artikel 24 bis, lid 1, hebben gemeld, hun onderneming aan het controlesysteem hebben onderworpen en die aan deze verordening voldoen, kunnen aanspraak maken op een biologisch certificaat. Het zo mogelijk in elektronische vorm afgegeven biologische certificaat maakt het op zijn minst mogelijk de marktdeelnemer of groep marktdeelnemers, het type of assortiment onder het certificaat vallende producten en de periode van geldigheid van het certificaat te identificeren.

Amendement    219

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Het biologische certificaat is een officiële verklaring in de zin van de artikelen 85 en 86 van Verordening (EU) nr. XXX/XXXX (verordening officiële controles).

Schrappen

Motivering

Zowel private als publiek-private certificeringssystemen moeten geoorloofd zijn (vergelijk ISO 17065).

Amendement    220

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 - lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers kunnen geen aanspraak maken op een door verschillende controleautoriteiten of controleorganen voor dezelfde productgroep afgegeven certificaat, ook niet wanneer deze marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers actief zijn in verschillende stadia van de productie, bereiding of distributie.

3. Marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers kunnen geen aanspraak maken op een door verschillende controleorganen afgegeven certificaat voor in één lidstaat verrichte activiteiten, met betrekking tot dezelfde productgroep, ook niet wanneer deze marktdeelnemers en groepen marktdeelnemers actief zijn in verschillende stadia van de productie, bereiding of distributie.

Motivering

De rapporteur stelt voor de "productgroepen" te definiëren in een nieuwe bijlage V quinquies, uitgaande van bijlage XII van de eerdere Verordening (EG) nr. 889/2008. Door de productgroepen in een bijlage te definiëren wordt een gedelegeerde handeling overeenkomstig lid 6 overbodig.

Amendement    221

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 – lid 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De in lid 3 bedoelde productgroepen zijn de volgende:

 

– groenten en plantaardige producten;

 

– dieren en dierlijke producten;

 

– algen en aquacultuurdieren;

 

– verwerkte producten en diervoeder, met inbegrip van gist;

 

– wijn.

Motivering

Zie het amendement op lid 3: de rapporteur stelt voor de "productgroepen" te definiëren in een nieuwe bijlage V quinquies, uitgaande van bijlage XII van de eerdere Verordening (EG) nr. 889/2008.

Amendement    222

Voorstel voor een verordening

Artikel 25 - lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6. Om de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de transparantie van het biologische productiesysteem en het desbetreffende etiketteringssysteem te waarborgen, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria voor de vaststelling van de in lid 3 bedoelde productgroepen.

Schrappen

Amendement    223

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Tekortkomingen in de opzet of de werking van het in lid 1 bedoelde systeem voor interne controles, met name wanneer de integriteit van biologische producten in gevaar komt omdat niet-nalevingen van individuele leden van de groep marktdeelnemers niet worden geconstateerd of aangepakt, kunnen ertoe leiden dat de biologische certificering voor de hele groep wordt ingetrokken.

2. Tekortkomingen in de opzet of de werking van het in lid 1 bedoelde systeem voor interne controles, met name wanneer de integriteit van biologische producten in gevaar komt omdat niet-nalevingen van individuele leden van de groep marktdeelnemers niet worden geconstateerd of aangepakt, leiden ertoe dat het in artikel 25 bedoelde biologische certificaat voor de hele groep wordt ingetrokken.

Amendement    224

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 - lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Met het oog op een doeltreffende en doelmatige werking van de certificering van een groep marktdeelnemers, moet de Commissie ertoe worden gemachtigd gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 36 vast te stellen met betrekking tot de taken van de individuele leden van een groep marktdeelnemers, de samenstelling en omvang van die groep, de categorieën door een groep marktdeelnemers te produceren producten, de voorwaarden voor deelname aan de groep en de opzet en werking van het systeem van de groep voor interne controles, inclusief werkingssfeer, inhoud en frequentie van de uit te voeren controles.

3. De criteria voor groepsmatige certificering van groepen marktdeelnemers zijn vastgesteld in bijlage V sexies.

Amendement    225

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 - lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met betrekking tot de uitwisseling van informatie tussen een groep marktdeelnemers en de bevoegde autoriteit of autoriteiten, controleautoriteiten of controleorganen, en tussen de lidstaten en de Commissie. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

Schrappen

Motivering

Deze bepalingen worden gedekt door een algemeen artikel inzake inbreuken en de toezending van informatie in verband daarmee uit de bestaande verordening, en zijn opnieuw opgenomen in een nieuw artikel 26 bis inzake maatregelen in het geval van niet-naleving, die gelden voor zowel afzonderlijke marktdeelnemers als voor groepen.

Amendement    226

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 26 bis

 

Taken van bevoegde autoriteiten in het geval van niet-naleving

 

De bevoegde autoriteiten:

 

(a) zien erop toe dat in gevallen van niet‑naleving waarin met name vanwege het gebruik van verboden of niet‑toegelaten stoffen en technieken of vermenging met niet‑biologische producten afbreuk wordt gedaan aan de status van biologische producten in elk stadium van de productie, bereiding, distributie en export, in de etikettering en de reclame voor de hele partij of productiegang in kwestie niet wordt verwezen naar biologische productie;

 

(b) zien erop toe dat in gevallen van herhaalde of voortdurende niet‑naleving of in gevallen van fraude, de betrokken marktdeelnemers of groepen marktdeelnemers, naast de onder a) van dit artikel bedoelde maatregelen het verbod opgelegd krijgen om producten die naar biologische productie verwijzen in de handel te brengen, alsmede dat hun biologisch certificaat afhankelijk van het geval wordt opgeschort of ingetrokken.

Amendement    227

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 26 ter

 

Uitwisseling van informatie en administratieve samenwerking

 

1. Administratieve samenwerking tussen lidstaten, controleorganen, controleautoriteiten en bevoegde autoriteiten, waaronder ten behoeve van de toepassing van artikel 20 bis, lid 2, vindt plaats overeenkomstig de vereisten die zijn vastgelegd in titel 4 van de verordening officiële controles.

 

2. De bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten en controleorganen wisselen op verzoek, wanneer dat gerechtvaardigd is vanwege de noodzaak om te garanderen dat een product overeenkomstig deze verordening is geproduceerd, met andere bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten en controleorganen relevante informatie uit over de resultaten van hun controles. Zij kunnen die informatie ook op eigen initiatief uitwisselen.

 

3. Informatie met betrekking tot gevallen van niet‑naleving of gegronde vermoedens van niet‑naleving, die van invloed zijn op de biologische status van een product, wordt onmiddellijk uitgewisseld tussen de betrokken bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten, controleorganen, marktdeelnemers en lidstaten, alsmede de Commissie en de getroffen marktdeelnemers. Het niveau waarop de communicatie plaatsvindt, hangt af van de ernst en de omvang van het gegronde vermoeden of de bevestigde niet-naleving.

 

4. Er wordt een panel ingesteld van nationale belanghebbenden, met inbegrip van controleautoriteiten, controleorganen en vertegenwoordigers van de biologische sector.

Amendement    228

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 26 quater

 

Gedelegeerde bevoegdheden met betrekking tot het controlesysteem

 

In aanvulling op de voorschriften met betrekking tot het controlesysteem die zijn vastgelegd in artikel 23 bis en 24 bis, alsmede om te zorgen dat deze volledig verenigbaar zijn met de verordening officiële controles, is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 36 waarin voorschriften zijn vastgelegd ten aanzien van:

 

(a) de specifieke verantwoordelijkheden en taken van de bevoegde autoriteiten en controleautoriteiten, naast de verantwoordelijkheden en taken die zijn vastgelegd in dit hoofdstuk en in de artikelen 4, 8 en 9, artikel 10, lid 1, de artikelen 11, 12 en 13, artikel 34, leden 1 en 2, en artikel 36 van de verordening officiële controles;

 

(b) vereisten voor risicobeoordelingen in aanvulling op de vereisten als bedoeld in dit hoofdstuk en in artikel 8, lid 1, van de verordening officiële controles, rekening houdend met het risico van niet-naleving;

 

(c) de voorwaarden waaronder bepaalde marktdeelnemers van bepaalde controles moeten worden vrijgesteld;

 

(d) methoden en technieken voor controles in aanvulling op de methoden en technieken bedoeld in artikel 13 en artikel 33, leden 1 tot en met 5, van de verordening officiële controles, en specifieke voorschriften voor de uitvoering van controles om de traceerbaarheid van biologische producten in alle stadia van de productie, bereiding en distributie te waarborgen;

 

(e) acties en maatregelen in aanvulling op die acties en maatregelen bedoeld in artikel 20 bis en hoofdstuk V van deze verordening en in artikel 134, leden 2 en 3, van de verordening officiële controles, in gevallen van vermoedens van niet‑naleving; criteria in aanvulling op de criteria bedoeld in artikel 135, lid 1, tweede alinea, van de verordening officiële controles; en criteria en maatregelen in aanvulling op de criteria en maatregelen bedoeld in artikel 135, lid 2, van de verordening officiële controles en in artikel 26 bis van deze verordening, in het geval van niet‑naleving;

 

(f) specifieke criteria en voorwaarden voor de inwerkingtreding en de werking van de mechanismen voor administratieve bijstand als bedoeld in titel IV van de verordening officiële controles, met inbegrip van de uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, controleautoriteiten en controleorganen betreffende gevallen van niet-naleving of waarschijnlijke niet-naleving.

Motivering

Specifieke voorschriften voor biologische producten dienen in de verordening inzake biologische producten te worden opgenomen en mogen enkel via die verordening worden gewijzigd. Bijgevolg moeten de overeenkomstige gedelegeerde bevoegdheden ook in deze verordening worden gedefinieerd. Derhalve zijn deze bepalingen hierheen verplaatst van artikel 44 van het Commissievoorstel tot wijziging van artikel 23, punten 2 en 3, van de verordening officiële controles.

Amendement    229

Voorstel voor een verordening

Artikel 26 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 26 quinquies

 

Tenuitvoerlegging van deze verordening

 

Vóór 1 januari 2020 zet de Commissie de nodige administratieve structuren op binnen de bevoegde autoriteiten van de Unie om te voldoen aan haar verantwoordelijkheden op het vlak van de verbeterde harmonisatie en tenuitvoerlegging van deze verordening in de lidstaten, vooral wat betreft controles binnen de Unie, geïmporteerde producten uit derde landen en betere communicatie tussen de lidstaten onderling en met de instellingen van de Unie.

 

De taken die moeten worden uitgevoerd door die structuren zijn vastgelegd in bijlage V bis.

Amendement    230

Voorstel voor een verordening

Artikel 27

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 27

Schrappen

Uitvoer van biologische producten

 

1. Een product mag als biologisch uit de Unie worden uitgevoerd en mag het logo voor de biologische productie van de Europese Unie dragen, indien het aan deze verordening voldoet.

 

Een product dat bestemd is om als biologisch te worden uitgevoerd naar een derde land dat overeenkomstig artikel 31 is erkend, mag naar dat derde land worden uitgevoerd indien het voldoet aan de voorschriften van dat derde land om in dat derde land als biologisch in de handel te worden gebracht.

 

2. Om te voorkomen dat oneerlijke voorwaarden voor marktdeelnemers ontstaan bij uitvoer naar derde landen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot specifieke voorschriften voor de uitvoer van biologische producten naar een derde land dat overeenkomstig artikel 31 is erkend.

 

3. Om eerlijke concurrentie tussen marktdeelnemers te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot voor douaneautoriteiten in derde landen bestemde documenten, met name een zo mogelijk in elektronische vorm afgegeven biologisch uitvoercertificaat dat garandeert dat de uitgevoerde biologische producten aan deze verordening voldoen.

 

Motivering

Er mag geen verschil zijn tussen normen die worden toegepast in het kader van de EU-verordening en de normen die worden toegepast voor producten die worden geëxporteerd naar derde landen.

Amendement    231

Voorstel voor een verordening

Artikel 28 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Een product mag uit een derde land worden ingevoerd om in de Unie als biologisch in de handel te worden gebracht, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. Een product mag uit een derde land worden ingevoerd om in de Unie als biologisch of als een plantaardig omschakelingsproduct in de handel te worden gebracht, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

(a) het product is een biologisch product als bedoeld in artikel 2, punt 1;

(a) het product is een biologisch product als bedoeld in artikel 2, punt 1;

(b) het product:

(b) het product:

(i) voldoet aan de hoofdstukken II, III en IV en alle marktdeelnemers, met inbegrip van de exporteurs in het betrokken derde land, vallen onder de controle van overeenkomstig artikel 29 erkende controleautoriteiten of controleorganen; of

(i) voldoet aan de hoofdstukken II, III en IV, alle relevante uitvoeringsvoorschriften en alle marktdeelnemers, met inbegrip van groepen marktdeelnemers, en exporteurs in het betrokken derde land, vallen onder de controle van overeenkomstig artikel 29 erkende controleautoriteiten of controleorganen, en het product wordt na invoer door die autoriteiten of controleorganen voorzien van een controlecertificaat waarmee wordt gestaafd dat alle marktdeelnemers en hun producten voldoen aan deze verordening; of

(ii) komt uit een derde land dat is erkend overeenkomstig:

(ii) komt uit een derde land dat is erkend overeenkomstig:

– artikel 30; of

– artikel 30; of

– artikel 31;

– artikel 31;

(c) de marktdeelnemers in de derde landen kunnen te allen tijde informatie aan de importeurs of de nationale autoriteiten verstrekken aan de hand waarvan de marktdeelnemer die de laatste handeling heeft verricht, kan worden geïdentificeerd teneinde de traceerbaarheid van het biologische product te waarborgen.

(c) de exporteurs in derde landen kunnen te allen tijde informatie aan hun controleorganen, de importeurs en de nationale autoriteiten verstrekken aan de hand waarvan alle marktdeelnemers die handelingen hebben verricht, kunnen worden geïdentificeerd, met inbegrip van de controleautoriteit of het controleorgaan in kwestie, teneinde de traceerbaarheid van het biologische product voor alle betrokken marktdeelnemers te waarborgen. De exporteurs stellen deze informatie beschikbaar aan de controleorganen of de controleautoriteiten van de importeurs.

 

Na (datum invoegen: vijf jaar na de datum van toepassing van deze verordening), in afwijking van de eerste alinea, onder b), punt i), als een product niet kan voldoen aan de hoofdstukken II, III en IV in een bepaald derde land vanwege specifieke klimatologische en lokale omstandigheden, en om een verstoring van de voorziening op de interne markt voor dat specifieke product te voorkomen, is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 36 waarin specifieke voorwaarden zijn vastgelegd waaronder het product mag worden geïmporteerd uit het derde land om in de Unie in de handel te worden gebracht als biologisch product. Dergelijke specifieke voorwaarden gelden voor maximaal (2) jaar. Deze specifieke voorwaarden zijn tevens van toepassing vanaf ... (de datum van toepassing van deze verordening) op de ultraperifere gebieden van de Unie waar het product in kwestie ook is geproduceerd.

Amendement    232

Voorstel voor een verordening

Artikel 28 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Om de traceerbaarheid van de ingevoerde producten die bestemd zijn om in de Unie als biologisch in de handel te worden gebracht, te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot zo mogelijk in elektronische vorm afgegeven documenten die voor invoerdoeleinden worden vereist.

 

2. Om de traceerbaarheid van de ingevoerde producten die bestemd zijn om in de Unie als biologisch in de handel te worden gebracht en de naleving ervan met deze verordening te garanderen, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast waarin specifieke voorschriften zijn vastgelegd inzake de inhoud van de in lid 1 bedoelde certificaten en de procedure die moet worden gevolgd voor het afgeven en controleren van die certificaten, met name wat betreft de rol van de bevoegde autoriteiten, de controleautoriteiten en de controleorganen en wat betreft de mogelijkheid om regionale verschillen in aanmerking te nemen bij de afstemming van ecologische, klimatologische en lokale omstandigheden alsmede specifieke productiepraktijken.

 

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

Motivering

De overgang van gelijkwaardigheid naar naleving voor producten uit derde landen die niet vallen onder de bepalingen van een handelsovereenkomst zal de invoervoorwaarden duidelijker en begrijpelijker maken en de administratieve rompslomp terugdringen. Toch is het kies om de uitvoering van handelingen te plannen teneinde, met name vanuit landbouwkundig oogpunt, rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende productiesectoren.

Amendement    233

Voorstel voor een verordening

Artikel 28 – lid 2 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2 bis. De bepalingen inzake het toezicht van de Commissie in derde landen worden aangescherpt. Verder is het belangrijk om het toezicht en de controles in het kader van de gelijkwaardigheidsovereenkomsten met derde landen aan te scherpen.

Amendement    234

Voorstel voor een verordening

Artikel 28 - lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Aan grenscontroleposten wordt overeenkomstig artikel 45, lid 1, van Verordening (EU) nr. XXX/XXX (verordening officiële controles) nagegaan of de voorwaarden en maatregelen betreffende de invoer van biologische producten in de Unie in acht worden genomen. De in artikel 47, lid 3, van die verordening bedoelde fysieke controles worden verricht met een frequentie die afhangt van het risico van niet-naleving van de onderhavige verordening.

3. De inachtneming van de voorwaarden en maatregelen betreffende de invoer van biologische producten in de Unie wordt gewaarborgd door de controlebepalingen van hoofdstuk V en wordt geverifieerd aan grenscontroleposten overeenkomstig artikel 45, lid 1, van de verordening officiële controles.

 

Amendement    235

Voorstel voor een verordening

Artikel 29 – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Erkenning van controleautoriteiten en controleorganen

Erkenning van controleorganen

Amendement    236

Voorstel voor een verordening

Artikel 29 – lid 3 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) een accreditatie-instantie buiten de Unie die ondertekenaar is van een multilaterale erkenningsregeling onder de auspiciën van het IAF (International Accreditation Forum).

(b) een accreditatie-instantie buiten de Unie die ondertekenaar is van een multilaterale erkenningsregeling voor productcertificering onder de auspiciën van het IAF (International Accreditation Forum) of regionale instanties daarvan, en over aantoonbare deskundigheid beschikt inzake de accreditatie van biologische certificering.

 

Amendement    237

Voorstel voor een verordening

Artikel 29 - lid 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

7. Om de transparantie van de erkennings- en toezichtsprocedures te waarborgen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria voor de erkenning, en de intrekking daarvan, van de controleautoriteiten en controleorganen als bedoeld in lid 1, en met betrekking tot de uitoefening van het toezicht door de Commissie, onder meer in de vorm van onderzoeken ter plaatse.

7. Om de transparantie van de erkennings- en toezichtsprocedures te waarborgen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen in aanvulling op de criteria voor de erkenning, en de intrekking daarvan, van de controleorganen als bedoeld in lid 1, en ter vaststelling van bepalingen met betrekking tot de uitoefening van het toezicht door de Commissie, onder meer in de vorm van onderzoeken ter plaatse. Indien ernstige of herhaalde inbreuken op de voorschriften inzake controle en certificering worden geconstateerd, wordt zowel in de desbetreffende derde landen als binnen de gehele EU-markt de erkenning van de controleorganen door nationale accreditatie-instanties die zijn gevestigd in de EU overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008, onmiddellijk ingetrokken.

Motivering

Er moet worden voorzien in een sanctie in het geval van herhaalde opzettelijke inbreuken door accreditatie-instanties.

Amendement    238

Voorstel voor een verordening

Artikel 29 – lid 7 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

7 bis. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen, waarin specifieke regels worden vastgelegd met betrekking tot de procedure die moet worden gevolgd voor de erkenning van de in lid 1 bedoelde controleorganen, onder meer wat betreft de inhoud van het technische dossier dat moet worden ingediend, en wat betreft de procedure die moet worden gevolgd om een erkenning in te trekken.

Amendement    239

Voorstel voor een verordening

Artikel 29 - lid 7 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

7 ter. Om de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de transparantie van de controles op ingevoerde producten te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de controles en andere acties die moeten worden verricht door de voor de toepassing van dit artikel door de Commissie erkende controleorganen.

Amendement    240

Voorstel voor een verordening

Artikel 29 - lid 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

8. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om te garanderen dat maatregelen worden genomen wanneer zich gevallen van niet-naleving of vermoeden van niet-naleving voordoen die een risico inhouden voor de integriteit van de biologische producten die in het kader van de in dit artikel bedoelde erkenning worden ingevoerd. Bij wijze van maatregel kan de integriteit van de biologische producten vóór het in de handel brengen in de Unie worden geverifieerd, of kan, in voorkomend geval, de toelating om dergelijke producten in de Unie als biologisch in de handel te brengen, worden opgeschort. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

8. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het nemen van maatregelen wanneer zich gevallen van niet-naleving of vermoeden van niet-naleving voordoen die een risico inhouden voor de integriteit van de biologische producten die in het kader van de in dit artikel bedoelde erkenning worden ingevoerd. Bij wijze van maatregel kan de integriteit van de biologische producten vóór het in de handel brengen in de Unie worden geverifieerd, of kan, in voorkomend geval, de toelating om dergelijke producten in de Unie als biologisch in de handel te brengen, worden opgeschort.

Amendement    241

Voorstel voor een verordening

Artikel 29 - lid 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

9. Om dwingende urgente redenen op het gebied van de bescherming tegen oneerlijke praktijken of praktijken die onverenigbaar zijn met de beginselen en voorschriften inzake de biologische productie, de bescherming van het consumentenvertrouwen of de bescherming van de eerlijke concurrentie tussen marktdeelnemers, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 37, lid 3, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast om de in lid 8 van dit artikel bedoelde maatregelen te nemen of om een besluit te nemen over de intrekking van de erkenning van de controleautoriteiten en controleorganen als bedoeld in lid 1.

9. Om dwingende urgente redenen op het gebied van de bescherming tegen oneerlijke praktijken of praktijken die onverenigbaar zijn met de beginselen en voorschriften inzake de biologische productie, de bescherming van het consumentenvertrouwen of de bescherming van de eerlijke concurrentie tussen marktdeelnemers, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 37, lid 3, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast om een besluit te nemen over de intrekking van de erkenning van de controleautoriteiten en controleorganen als bedoeld in lid 1.

Amendement    242

Voorstel voor een verordening

Artikel 30 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De Commissie publiceert geregeld voortgangsverslagen over alle lopende onderhandelingen over handelsovereenkomsten en een lijst van verschillen tussen de in de betrokken derde landen toegepaste productievoorschriften en controlemaatregelen en de voorschriften en maatregelen die in de Unie van toepassing zijn, en stelt die verslagen ter beschikking aan het Europees Parlement en de Raad. De definitieve resultaten van de onderhandelingen worden gepresenteerd aan het Europees Parlement en de Raad en gepubliceerd, waarbij alle verschillen tussen de productievoorschriften en controlemaatregelen die enerzijds in de betrokken derde landen en anderzijds in de Unie worden toegepast in detail worden opgesomd.

 

De Commissie dient een gedetailleerd voorstel in over hoe moet worden omgegaan met de verschillen tussen het derde land in kwestie en de Europese Unie wat betreft de productievoorschriften en controlemaatregelen.

 

De Commissie publiceert een lijst met verschillen tussen de productie- en controlebepalingen in alle bestaande handelsovereenkomsten die binnen het toepassingsgebied van dit artikel vallen.

Amendement    243

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 – lid 1 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Een erkend derde land als bedoeld in artikel 28, lid 1, onder b) ii), tweede streepje, is een derde land dat voor gelijkwaardigheidsdoeleinden is erkend in het kader van artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007, inclusief de derde landen die zijn erkend in het kader van de overgangsmaatregel als bedoeld in artikel 40.

Een erkend derde land als bedoeld in artikel 28, lid 1, eerste alinea, onder b) ii), is een derde land dat voor gelijkwaardigheidsdoeleinden is erkend in het kader van artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007.

Amendement    244

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Op basis van jaarlijkse verslagen die de in lid 1 bedoelde derde landen over de uitvoering en handhaving van door hen vastgestelde controlemaatregelen moeten opstellen en jaarlijks uiterlijk op 31 maart van elk jaar aan de Commissie moeten toezenden, zorgt de Commissie met hulp van de lidstaten voor adequaat toezicht op de erkende landen door hun erkenning regelmatig te evalueren. De invulling van het toezicht wordt bepaald op basis van een beoordeling van het risico van niet-naleving.

2. Op basis van jaarlijkse verslagen die de in lid 1 bedoelde derde landen over de uitvoering en handhaving van door hen vastgestelde controlemaatregelen moeten opstellen en jaarlijks uiterlijk op 31 maart van elk jaar aan de Commissie moeten toezenden, en gezien eventuele andere ontvangen informatie, zorgt de Commissie met hulp van de lidstaten voor adequaat toezicht op de erkende landen door hun erkenning jaarlijks te evalueren. De invulling van het toezicht wordt bepaald op basis van een beoordeling van het risico van niet-naleving, waarbij met name rekening wordt gehouden met het volume van de uitvoer naar de Unie uit dat derde land, de resultaten van de monitoring- en toezichtactiviteiten van de bevoegde autoriteit en de resultaten van eerdere controles. De Commissie brengt regelmatig verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de resultaten van haar evaluatie.

Amendement    245

Voorstel voor een verordening

Artikel 31 - lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

6. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om te garanderen dat maatregelen worden genomen wanneer zich gevallen van niet-naleving of vermoeden van niet-naleving voordoen die een risico inhouden voor de integriteit van de biologische producten die worden ingevoerd uit in dit artikel bedoelde derde landen. Bij wijze van maatregel kan de integriteit van de biologische producten vóór het in de handel brengen in de Unie worden geverifieerd, of kan, in voorkomend geval, de toelating om dergelijke producten in de Unie als biologisch in de handel te brengen, worden opgeschort. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

6. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de toepassing van gemeenschappelijke maatregelen en procedures voor het opleggen van sancties wanneer zich gevallen van niet-naleving of vermoedens van niet-naleving voordoen die een risico inhouden voor de status van de biologische producten die worden ingevoerd uit in dit artikel bedoelde derde landen. Bij wijze van maatregel kan de status van de biologische producten vóór het in de handel brengen in de Unie worden geverifieerd, of kan, in voorkomend geval, de toelating om producten in de Unie als biologisch in de handel te brengen, worden opgeschort.

Motivering

Dergelijke bepalingen moeten worden vastgesteld via gedelegeerde handelingen, met het oog op geharmoniseerde maatregelen in de hele EU.

Amendement    246

Voorstel voor een verordening

Artikel 32 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Om de goede werking van de interne markt en het handelsverkeer tussen de lidstaten te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het vrije verkeer van biologische producten met het oog op de toepassing van lid 1 van dit artikel.

Schrappen

Amendement    247

Voorstel voor een verordening

Artikel 33 – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Informatie over de biologische sector en de biologische handel

Informatie over de biologische sector

Amendement    248

Voorstel voor een verordening

Artikel 33 - lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. De lidstaten zenden de Commissie jaarlijks de informatie toe die nodig is om deze verordening ten uitvoer te leggen en de toepassing ervan te monitoren.

1. De lidstaten zenden de Commissie jaarlijks de statistische gegevens toe die van belang zijn voor de tenuitvoerlegging van deze verordening en het monitoren van de toepassing ervan. Die gegevens worden nader bepaald in het kader van het Europees statistisch programma.

Motivering

De aangevraagde informatie moet in de basishandeling worden omschreven (bijvoorbeeld handelsgegevens). Indien van de marktdeelnemers nieuwe en betrouwbare gegevens worden verlangd, moet in de basishandeling de verplichting worden vastgesteld om deze ter beschikking te stellen aan de lidstaten.

Amendement    249

Voorstel voor een verordening

Artikel 33 - lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot het systeem voor de toezending van de in lid 1 bedoelde informatie, de inhoud van de toe te zenden informatie en de uiterste datum voor toezending van die informatie. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het systeem voor de toezending van de in lid 1 bedoelde informatie, de inhoud van de toe te zenden informatie en de uiterste datum voor toezending van die informatie.

Amendement    250

Voorstel voor een verordening

Artikel 35

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Uiterlijk op 31 december 2021 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de beschikbaarheid van biologisch vegetatief teeltmateriaal en voor fokkerij/reproductie bestemde dieren.

1. Uiterlijk op 31 december 2020 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in dat is gebaseerd op een prognosestudie, met daarin gegevens die in alle lidstaten worden vergaard en geanalyseerd, en waarin in concreto de volgende punten worden behandeld:

 

(a) een analytisch gedeelte over de mate van ontwikkeling waarin de biologische landbouw zich bevindt en de geboekte vooruitgang op het vlak van:

 

– de vaststelling van de oorzaken van beperkte toegang tot biologisch vegetatief teeltmateriaal en fokmateriaal van dieren, of biologische productiemiddelen in het algemeen, op de markt van de Unie;

 

– specifieke gegevens over de beschikbaarheid van biologisch vegetatief teeltmateriaal en voeder;

 

– specifieke gegevens over de beschikbaarheid van voor de fokkerij bestemde dieren;

 

– de beschikbaarheid van jong pluimvee en ouderdieren voor de pluimveehouderij, met inbegrip van criteria voor de bezettingsdichtheid, vervoedering, gezondheidszorg, dierenwelzijn en ziektebeheer;

 

– de selectie van soorten en ondersoorten op grond van klimatologische, bodem-, hoogte- en geografische verschillen;

 

– de toestand van de biologische varkenshouderij en pluimveehouderij, met inbegrip van criteria voor de bezettingsdichtheid, vervoedering, gezondheidszorg, dierenwelzijn en ziektebeheer;

 

– de beschikbaarheid van aquacultuurjuvenielen op de markt van de Unie;

 

(b) een strategisch gedeelte over de maatregelen die worden toegepast of die nodig zijn om de prestaties van de biologische landbouw en het institutionele kader ervan te verbeteren, waaronder:

 

– ondersteunende maatregelen die al zijn genomen of nog nodig zijn om de vastgestelde hiaten op te vullen;

 

– een ontwikkelingsplan met maatregelen die gericht zijn op de ondersteuning van marktdeelnemers die hebben toegezegd biologisch vegetatief teeltmateriaal of fokmateriaal van dieren te ontwikkelen. Dergelijke maatregelen kunnen steun omvatten voor de nodige investeringen door particuliere marktdeelnemers in productiefaciliteiten, maatregelen op het vlak van kwaliteitscontrole, distributiesystemen en onderzoek en ontwikkeling voorafgaand aan het in de handel brengen.

 

2. Voor de beoordeling van de beschikbaarheid van biologisch vegetatief teeltmateriaal wordt in de in lid 1 vermelde studie eveneens voor elke relevante deelmarkt de diversiteit van het beschikbare materiaal en de marktdeelnemers die het leveren geëvalueerd, evenals de werkelijke vraag naar zulk materiaal en de voorspelde vraag voor de volgende vijf jaar.

 

Voor het doel van de studie wordt onder deelmarkt verstaan: het tupel van een gewas (gedefinieerd als een botanische soort of ondersoort, bijvoorbeeld Brassica oleracea) en een regio, waarbij de desbetreffende regio niet groter mag zijn dan een lidstaat. Een lidstaat wordt in zoveel regio's verdeeld als nodig kan zijn naargelang van de verschillende groeiomstandigheden op basis van klimaat, bodemtype, en kenmerken met betrekking tot hoogte of landgebruik die aanleiding geven tot vraag naar vegetatief teeltmateriaal dat verschilt per regio, om zo de regionale markten op een billijke, niet-discriminerende manier te kunnen vergelijken. In die studie komen ook de volgende onderwerpen aan bod: projectsubsidies voor het telen van nieuwe rassen die geschikt zijn voor de biologische landbouw, participatief kapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen die zich toeleggen op het aanbieden van biologisch vegetatief teeltmateriaal, en marketingondersteuning via websites die worden beheerd door de Commissie en de lidstaten.

 

3. Indien nodig, wordt bij het verslag een wetgevingsvoorstel gevoegd.

 

4. Uiterlijk op 31 december 2020 legt de Commissie een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad over de aanwezigheid van krachtens artikel 19 niet-toegelaten producten of stoffen die zijn ontdekt in biologische producten, en over de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten, de controleautoriteiten en de controleorganen en de uitwisseling van relevante informatie over de resultaten van controles. Dit verslag kan in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel tot vaststelling van de op biologische producten toe te passen niveaus van niet-toegelaten producten of stoffen en de compensatieregelingen voor de marktdeelnemers voor de verliezen die worden veroorzaakt door contaminaties wanneer deze marktdeelnemers alle passende maatregelen hebben genomen die redelijkerwijs mogelijk zijn om het risico op contaminatie te voorkomen.

Amendement    251

Voorstel voor een verordening

Artikel 39

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 39

Schrappen

Overgangsmaatregelen met betrekking tot de omschakeling naar de biologische landbouw

 

Om een vlotte overgang van het oude naar het nieuwe rechtskader te garanderen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot een afwijking van artikel 8, lid 3, inzake omschakelingsperioden voor landbouwers die vóór de inwerkingtreding van deze verordening met de omschakeling beginnen.

 

Motivering

De in dit artikel bedoelde overgangsmaatregelen worden overbodig door amendement 8 over omschakeling.

Amendement    252

Voorstel voor een verordening

Artikel 39 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Artikel 39 bis

 

Overgangsmaatregelen

 

1. Indien nodig worden volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde procedure maatregelen vastgesteld om de overgang van de voorschriften van Verordening (EEG) nr. 834/2007 naar die van de onderhavige verordening te vergemakkelijken.

 

2. Overgangsmaatregelen die kunnen worden toegepast wanneer in toekomstige regelgeving nieuwe bepalingen worden vastgesteld:

 

(a) indien dit op grond van bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd is, kunnen de lidstaten een overgangsperiode toepassen wanneer nieuwe EU-bepalingen worden ingevoerd;

 

(b) de voorwaarden worden nader bepaald door middel van gedelegeerde handelingen in het kader van de EU‑verordening inzake biologische productie;

 

(c) met deze voorwaarden moeten marktdeelnemers worden beschermd tegen het risico op verstoringen van de markt en moet verwarring over de identiteit of het profiel van biologische producten onder de consumenten worden voorkomen.

 

 

3. Deze voorwaarden luiden:

 

– de lidstaat moet aantonen dat de omvang van de productie zo beperkt is dat de uitvoer niet van belang is.

 

– de lidstaat moet aantonen dat de omvang van de nationale productie zo beperkt is dat zij niet kan concurreren met ingevoerde producten van dezelfde categorie.

 

4. Om volledige transparantie te garanderen, moeten lidstaten die een overgangsperiode toepassen als bedoeld in dit artikel daarvan een kennisgeving en een relevante motivering doen toekomen aan de Commissie en de andere lidstaten.

 

5. Een lidstaat kan de overgangsperiode gedurende een termijn van ten hoogste 2 tot 5 jaar toepassen.

Amendement    253

Voorstel voor een verordening

Artikel 40

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Artikel 40

Schrappen

Overgangsmaatregelen met betrekking tot de oorsprong van vegetatief teeltmateriaal, voor de fokkerij/reproductie bestemde dieren en jonge bestanden van aquacultuurdieren

 

Om ervoor te zorgen dat de overgang van de in artikel 12, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 834/2007 vastgestelde voorschriften inzake de biologische oorsprong van vegetatief teeltmateriaal, de in artikel 14, lid 1, onder a) ii), van die verordening vastgestelde voorschriften inzake voor de fokkerij bestemde dieren, de in artikel 15, lid 1, onder a) ii), van die verordening vastgestelde voorschriften inzake jonge bestanden van aquacultuurdieren en de krachtens artikel 22 van Verordening (EG) nr. 834/2007 vastgestelde uitzondering op de productievoorschriften naar de nieuwe, in artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, van de onderhavige verordening vastgestelde productievoorschriften voor respectievelijk planten en plantaardige producten, dieren, en zeewier en aquacultuurdieren vlot verloopt, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het toestaan van uitzonderingen wanneer dat noodzakelijk wordt geacht om toegang tot voor gebruik in de biologische productie toegelaten vegetatief teeltmateriaal, voor de fokkerij/reproductie bestemde levende dieren en jonge bestanden van aquacultuurdieren te waarborgen. De krachtens dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen verstrijken op 31 december 2021.

 

Motivering

De in dit artikel bedoelde overgangsmaatregelen worden overbodig door de nieuwe tekst die is toegevoegd aan de artikelen 10 en 11 en de nieuwe bepalingen die zijn opgenomen in de relevante bijlagen.

Amendement    254

Voorstel voor een verordening

Artikel 44

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

[...]

Schrappen

Motivering

De controles worden geregeld bij het nieuwe artikel 23 bis.

Amendement    255

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- als levensmiddel of diervoeder gebruikte gist,

Schrappen

Motivering

Valt reeds onder artikel 1.

Amendement    256

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- bier,

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    257

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan,

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    258

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- vruchtennectars,

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    259

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- cacaopasta, -boter, vet, -olie en -poeder; chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten,

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    260

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- suikerwerk,

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    261

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- bereidingen van graan, van meel, van zetmeel of van melk; gebak

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    262

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- soepen,

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    263

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- sauzen;

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    264

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- bereide maaltijden,

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    265

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- roomijs,

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    266

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- gearomatiseerde yoghurt, yoghurt met toegevoegde vruchten, noten of cacao,

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    267

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- zeezout,

zout,

Amendement    268

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- natuurlijke gommen en harsen,

– natuurlijke gommen,

Motivering

Harsen vallen al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    269

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 15 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

– kurken (stoppen) van natuurkurk, niet geperst en zonder toevoeging van bindmiddelen,

Amendement    270

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

- gedistilleerde dranken mits de voor de productie van de gedistilleerde dranken gebruikte ethylalcohol uitsluitend van agrarische oorsprong is.

Schrappen

Motivering

Dit valt al onder de definitie van levensmiddelen.

Amendement    271

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 19 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

– gearomatiseerde wijnbouwproducten zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 251/20141bis van de Raad.

 

______________________

 

1bis Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 14).

Motivering

Gearomatiseerde wijnbouwproducten worden verkregen uit producten van de wijnsector waarvan, volgens de desbetreffende bepalingen, in het eindproduct ten minste 75 % in het geval van gearomatiseerde wijnen en 50 % in het geval van gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten aanwezig moet zijn. Aangezien het toepassingsgebied van de verordening inzake de biologische productie is uitgebreid met verwerkte landbouwproducten, dienen gearomatiseerde wijnbouwproducten te worden toegevoegd.

Amendement    272

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 19 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

– katoen, niet gekaard of gekamd,

Motivering

Deze uit de landbouw afkomstige producten moeten in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen.

Amendement    273

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 19 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

– wol, niet gekaard of gekamd,

Motivering

Deze uit de landbouw afkomstige producten moeten in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen.

Amendement    274

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 19 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

– ongelooide en onbehandelde huiden,

Motivering

Deze uit de landbouw afkomstige producten moeten in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen.

Amendement    275

Voorstel voor een verordening

Bijlage I – streepje 19 sexies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

– plantaardige ruwe materialen voor traditionele kruidengeneesmiddelen.

Amendement    276

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.1 t/m punt 1.1 bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.1. Substraatteelt - een methode om planten te telen met hun wortels hetzij louter in een oplossing van nutriënten, hetzij in een inert medium waaraan een oplossing van nutriënten is toegevoegd - is verboden.

1.1. Substraatteelt is verboden.

 

1.1 bis. In afwijking van punt 1.1 is het telen van planten in potten als uitzondering op het telen van planten op grondgebonden wijze zoals gedefinieerd in artikel 4, onder e), punt ii), enkel toegestaan voor zaailingen of voor de teelt van sierplanten en kruiden als de sierplanten en kruiden in kwestie in potten aan de eindconsument worden verkocht.

 

Enkel mengsels van grond en/of bodemverbeteraars die zijn goedgekeurd voor gebruik in de biologische landbouw mogen worden gebruikt.

Amendement    277

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.3.1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1.3.1 bis. Rassen die niet gemakkelijk van elkaar te onderscheiden zijn, mogen met het oog op de omschakeling van blijvende gewassen die een teeltperiode van ten minste drie jaar nodig hebben, worden opgenomen, mits de productie daarvan plaatsvindt in het kader van een omschakelingsprogramma, en er binnen een zo kort mogelijk tijdsbestek, maar in geen geval later dan vijf jaar, wordt aangevangen met de omschakeling van het laatste gedeelte van de betrokken oppervlakten naar biologische productie.

Motivering

Deze bepaling dient in de bijlage te worden opgenomen om rekening te houden met de specifieke kenmerken van blijvende gewassen.

Amendement    278

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.3.3 - alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.3.3. In het geval van een behandeling met een niet voor de biologische productie toegelaten product moet de bevoegde autoriteit een nieuwe omschakelingsperiode opleggen overeenkomstig punt 1.3.1.

1.3.3. In het geval van een behandeling met een niet voor de biologische productie toegelaten product moet de bevoegde autoriteit een nieuwe omschakelingsperiode opleggen voor behandelde delen van de percelen overeenkomstig punt 1.3.1.

Amendement    279

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.3.3 - alinea 2 - inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Die periode kan in de volgende twee gevallen worden ingekort:

De bevoegde autoriteiten kunnen beslissen om die periode in de volgende gevallen in te korten:

Amendement    280

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.3.3 - alinea 2 - letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) de behandeling met een niet voor de biologische productie toegelaten product maakt deel uit van een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat opgelegde maatregel ter bestrijding van plaagorganismen of onkruid, inclusief quarantaineorganismen of invasieve soorten;

(a) percelen die in het kader van door de bevoegde autoriteit van de lidstaat opgelegde maatregel ter bestrijding van plaagorganismen of onkruid, inclusief quarantaineorganismen of invasieve soorten, zijn behandeld met een niet voor de biologische productie toegelaten product;

Amendement    281

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.3.3 - alinea 2 - letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) de behandeling met een niet voor de biologische productie toegelaten product maakt deel uit van door de bevoegde autoriteit van de lidstaat goedgekeurde wetenschappelijke proeven.

(b) percelen die in het kader van door de bevoegde autoriteit van de lidstaat goedgekeurde wetenschappelijke proeven zijn behandeld met een niet voor de biologische productie toegelaten product.

Amendement    282

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.3.4 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) de producten van de oogst die op de behandeling volgt, mogen niet worden verkocht met een verwijzing naar de biologische productie.

(b) de producten van de oogst die op de behandeling volgt, mogen niet worden verkocht met een verwijzing naar omschakelings- of biologische productiemethoden.

Amendement    283

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.3.4 - alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De lidstaten stellen andere lidstaten en de Commissie in kennis van elk besluit dat zij nemen ter vaststelling van verplichte maatregelen;

Amendement    284

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.3.4 - alinea 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

In geval van behandelingen met een product dat niet is toegestaan voor biologische productie, zijn de bepalingen van punt 1.3.5.2 niet van toepassing.

Amendement    285

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.3.5.2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.3.5.2 In afwijking van punt 1.3.5.1 mag de omschakelingsperiode worden beperkt tot één jaar voor door niet-herbivore soorten gebruikte weidegronden en openluchtruimten.

1.3.5.2 In afwijking van punt 1.3.5.1 mag de omschakelingsperiode worden beperkt tot één jaar voor door niet-herbivore soorten gebruikte weidegronden en openluchtruimten. Deze periode mag worden beperkt tot zes maanden voor grond die het vorige jaar niet is behandeld met producten die niet voor gebruik in de biologische landbouw zijn toegestaan.

Amendement    286

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.4.1 t/m punt 1.4.1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.4.1. Voor de productie van planten en plantaardige producten mag alleen biologisch geproduceerd vegetatief teeltmateriaal worden gebruikt. Hiertoe moet de voor de productie van het vegetatief teeltmateriaal bestemde plant en, in voorkomend geval, de moederplant ten minste één generatie of, in het geval van blijvende teelten, gedurende twee teeltseizoenen ten minste één generatie zijn geproduceerd overeenkomstig deze verordening.

1.4.1. Voor de productie van planten en plantaardige producten mag alleen biologisch geproduceerd vegetatief teeltmateriaal worden gebruikt. Zoals vermeld in artikel 10, lid 2 wordt in een databank de bijbehorende plant die bestemd is voor de productie van het vegetatief teeltmateriaal opgesomd, waarvan de moederplant in voorkomend geval ten minste één generatie of, in het geval van blijvende teelten, gedurende twee teeltseizoenen geproduceerd is overeenkomstig deze verordening.

 

Vegetatief teeltmateriaal dat afkomstig is van een productie-eenheid die zich in het tweede jaar van omschakeling bevindt en die wordt beheerd in overeenstemming met deze verordening, mag worden gebruikt voor de productie van biologische planten en biologische plantaardige producten.

 

Marktdeelnemers mogen gebruik maken van conventionele rassen die zijn geteeld op hun eigen bedrijf teneinde genetische hulpbronnen te ontwikkelen die zijn aangepast aan de bijzondere omstandigheden van de biologische productie.

 

1.4.1 bis. Geteelde rassen worden gebruikt in overeenstemming met de teeltvoorschriften van deze verordening behalve indien er geen vegetatief teeltmateriaal beschikbaar is.

 

Vegetatief teeltmateriaal dat geselecteerd is om te voldoen aan de specifieke behoeften en doelstellingen van de biologische landbouw wordt steeds meer gebruikt en kan lokale rassen of populatierassen of vrij bestoven rassen omvatten, d.w.z. vegetatief teeltmateriaal dat niet verkregen is met behulp van gecontroleerde bestuiving of door kruising van inteeltlijnen.

 

 

1.4.1 ter. Voor de productie van biologisch geteelde rassen, moeten de desbetreffende rassen worden geteeld en geselecteerd onder biologische omstandigheden die voldoen aan de voorschriften van deze verordening. Alle vermeerderingspraktijken met uitzondering van meristeemteelt moeten onder gecertificeerd biologisch beheer staan.

Amendement    287

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.4.2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.4.2. Gebruik van niet uit de biologische productie verkregen vegetatief teeltmateriaal

1.4.2. Gebruik van niet uit de biologische productie verkregen zaaizaad of vegetatief teeltmateriaal

Niet uit de biologische productie verkregen vegetatief teeltmateriaal mag alleen worden gebruikt indien het afkomstig van een productie-eenheid die zich in de fase van omschakeling naar de biologische productie bevindt, of indien het gerechtvaardigd is voor gebruik in onderzoek, voor tests in kleinschalige veldproeven of voor de instandhouding van het ras, waarmee de bevoegde autoriteit van de lidstaat heeft ingestemd.

 

 

1.4.2.1. Teneinde de beschikbaarheid van zaaizaad en vegetatief teeltmateriaal te waarborgen, indien dergelijke productiemiddelen niet voorhanden zijn, mogen de lidstaten het gebruik van niet‑biologisch zaaizaad of niet‑biologisch vegetatief teeltmateriaal toestaan. In dat geval zijn de punten 1.4.2.2 t/m 1.4.2.8 van toepassing.

 

1.4.2.2. Niet-biologisch zaaizaad en niet‑biologische pootaardappelen mogen alleen worden gebruikt wanneer het zaaizaad of de pootaardappelen slechts behandeld zijn met gewasbeschermingsmiddelen waarvoor overeenkomstig artikel 19, lid 1 van deze verordening een vergunning voor de behandeling van zaaizaad is verleend, tenzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat in kwestie een chemische behandeling overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG1bis van de Raad heeft voorgeschreven voor alle rassen van een bepaalde soort op het areaal waar het zaaizaad of de pootaardappelen zullen worden gebruikt.

 

 

1.4.2.3. De lidstaten mogen de verantwoordelijkheid voor het verlenen van de vergunning als bedoeld in punt 1.4.2.1 overdragen aan andere overheidsdiensten of de in de punten 33 en 34 van artikel 3 bedoelde controleautoriteiten of controleorganen.

 

1.4.2.4. Vergunningen om niet volgens biologische productiemethoden verkregen zaaizaad of vegetatief teeltmateriaal of gewassen te gebruiken, mogen alleen in de volgende gevallen worden verleend:

 

(a) indien van de door de gebruiker gevraagde soort geen enkel ras is geregistreerd in de in artikel 10 bedoelde databank;

 

(b) indien geen leverancier, i.e. een marktdeelnemer die zaaizaad of vegetatief teeltmateriaal of gewassen aan andere marktdeelnemers verkoopt, het zaaizaad of het vegetatief teeltmateriaal of de gewassen vóór het zaaien of planten kan leveren, terwijl de gebruiker het zaaizaad of de pootaardappelen wel tijdig heeft besteld;

 

(c) indien het door de gebruiker gevraagde ras niet in de in artikel 10 genoemde databank is geregistreerd, en de gebruiker kan aantonen dat geen van de geregistreerde alternatieven van dezelfde soort geschikt is en dat de vergunning derhalve belangrijk is voor zijn productie;

 

1.4.2.5. De vergunning moet worden verleend voordat het gewas wordt ingezaaid.

 

1.4.2.6. Vergunningen kunnen slechts voor één seizoen en alleen aan individuele gebruikers worden verleend, en de autoriteiten of de organen die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van de vergunningen, registreren de hoeveelheden zaaizaad of vegetatief teeltmateriaal of gewassen waarvoor een vergunning is verleend.

 

1.4.2.7. Vergunningen mogen alleen worden verleend in de perioden waarin de in artikel 10 genoemde databank in elke lidstaat jaarlijks wordt bijgewerkt.

 

1.4.2.8. Om het gebruik van biologisch zaaizaad in de Europese Unie te bevorderen, publiceert elke lidstaat in de in artikel 10 genoemde databank een nationale lijst met zaaizaad en vegetatief teeltmateriaal en gewassen die uitsluitend in biologische vorm kunnen worden gebruikt. In die lijst moeten de soorten en ondersoorten worden gespecificeerd waarvoor is vastgesteld dat het zaaizaad en het vegetatief teeltmateriaal of de gewassen die zijn verkregen uit biologische productie in toereikende hoeveelheden voorhanden zijn en dus alleen kunnen worden gebruikt in biologische vorm.

 

__________________

 

1bis Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).

Amendement    288

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.5.2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.5.2. De vruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem moeten worden gehandhaafd en verbeterd door meerjarige vruchtwisseling, met onder meer leguminosen en andere groenbemestingsgewassen, en door gebruik van dierlijke mest of organisch materiaal, bij voorkeur gecomposteerd, van de biologische productie.

1.5.2. De vruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem moeten worden gehandhaafd en verbeterd door het gebruik van bodemtechniek, meerjarige vruchtwisseling, met onder meer verplichte leguminosen als hoofdgewas of bodembedekker voor vruchtwisselingsgewassen en andere groenbemestingsgewassen, en door gebruik van dierlijke mest of organisch materiaal, bij voorkeur gecomposteerd, van de biologische productie.

Amendement    289

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.5.4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.5.4. De op een landbouwbedrijf gebruikte totale hoeveelheid dierlijke mest als omschreven in Richtlijn 91/676/EEG van de Raad67, mag niet groter zijn dan 170 kg stikstof per jaar per hectare landbouwgrond. Dat maximum geldt enkel voor het gebruik van stalmest, gedroogde stalmest, gedehydrateerde pluimveemest, gecomposteerde dierlijke mest, met inbegrip van pluimveemest, gecomposteerde stalmest en vloeibare dierlijke mest.

1.5.4. De op een landbouwbedrijf gebruikte totale hoeveelheid dierlijke mest als omschreven in Richtlijn 91/676/EEG van de Raad67, mag niet groter zijn dan 170 kg stikstof per jaar per hectare landbouwgrond. Dat maximum geldt enkel voor het gebruik van stalmest, gedroogde stalmest, gedehydrateerde pluimveemest, gecomposteerde dierlijke mest, met inbegrip van pluimveemest, gecomposteerde stalmest en vloeibare dierlijke mest. Voor de groenteteelt onder scherm mag de totale hoeveelheid dierlijke mest op de totale oppervlakte van de beschermingsafdekking niet groter zijn dan 240 kg stikstof per jaar per hectare.

__________________

__________________

67 Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1).

67 Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1).

Amendement    290

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.5.6

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.5.6. Om de algemene bodemgesteldheid of de beschikbaarheid van nutriënten in de bodem of in de gewassen te verbeteren, mag gebruik worden gemaakt van preparaten op basis van micro-organismen.

1.5.6. Om de algemene bodemgesteldheid of de beschikbaarheid van nutriënten in de bodem of in de gewassen te verbeteren, mag gebruik worden gemaakt van preparaten op basis van micro-organismen en biohoutskool.

Motivering

Biooglje je ekološki dodatek k tlom, ki omogoča, da po naravni poti trajno regeneriramo strukturo zemlje ter povečamo njeno rodovitnost. To je oglje, proizvedeno iz biomase rastlinskega ali živalskega izvora z izgorevanjem pri visokih temperaturah (500 do 700 °C), brez prisotnosti kisika. Od navadnega oglja se razlikuje po tem, da je bolj krhko in izredno porozno, saj je v enem gramu biooglja za 400 m2 površine. Biooglje zaradi svoje sestave in strukture v tleh zadržuje vodo, minerale in hranilne snovi, pospešuje izgradnjo humusa, predstavlja optimalen habitat za koristne mikroorganizme in z vezavo ogljika v tleh uspešno pripomore k zmanjšanju emisij toplogrednih plinov. Ogljik, vezan v biooglje, namreč ostane v tleh stoletja in se ne sprošča v ozračje kot CO2. Biooglje ima visok pH, zato lahko z njim uravnamo pH v tleh, kjer je prenizek. Prav tako biooglje deluje kot zadrževalec hranil v tleh, kjer ostaja stoletja in s tem pomembno zmanjša izpiranje hranil iz tal. Vse te lastnosti pa imajo za posledico zmanjšano uporabo pesticidov. Zaradi vseh navedenih lastnosti bi bilo treba biooglje dovoliti tudi za uporabo v ekološkem kmetijstvu.

Amendement    291

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.5.8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1.5.8 bis. Het gebruik van biodynamische preparaten wordt toegestaan.

Amendement    292

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.5.8 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1.5.8 ter. Het gebruik van fertigatie is verboden.

Amendement    293

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.6.1 - inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.6.1. Voor het voorkomen van schade door plaagorganismen en onkruid moet vooral worden vertrouwd op bescherming middels:

 

1.6.1. Voor het voorkomen van schade door plaagorganismen, onkruid en ziekten moet vooral worden vertrouwd op bescherming middels:

Amendement    294

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.6.1 – streepje 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

– thermische processen, zoals solarisatie en ondiepe stoombehandeling van de bodem (niet dieper dan 10 cm).

– thermische processen, zoals solarisatie en, uitsluitend voor beschermde teelten, ondiepe stoombehandeling van de bodem.

Motivering

Stoombehandeling dient enkel te worden toegestaan voor beschermde teelten. Een diepte van 10 cm is bijzonder moeilijk te controleren, de term "ondiepe" volstaat.

Amendement    295

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.6.2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.6.2. Wanneer de in punt 1.6.1 bedoelde maatregelen niet volstaan om de planten adequaat tegen plaagorganismen te beschermen of wanneer een bedreiging van een gewas is vastgesteld, mag slechts gebruik worden gemaakt van een strikt noodzakelijke hoeveelheid producten die krachtens artikel 19 voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten.

1.6.2. Wanneer de in punt 1.6.1 bedoelde maatregelen niet volstaan om de planten adequaat tegen plaagorganismen, onkruid en ziekten te beschermen of wanneer een bedreiging van een gewas is vastgesteld, mag slechts gebruik worden gemaakt van een strikt noodzakelijke hoeveelheid producten die krachtens artikel 19 voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten. De marktdeelnemers houden documentatie bij waaruit de noodzaak van het gebruik van zulke producten moet blijken.

Amendement    296

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.6.3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.6.3. Vallen en verstuivers van andere producten dan feromonen moeten zo zijn ontworpen dat de gebruikte stoffen niet in het milieu kunnen terechtkomen en niet met de geteelde gewassen in contact kunnen komen. De vallen moeten na gebruik worden verzameld en veilig vernietigd.

1.6.3. Wat de andere producten betreft die worden gebruikt in vallen en/of verstuivers dan feromonen, moeten de vallen en/of verstuivers zo zijn ontworpen dat de gebruikte stoffen niet in het milieu kunnen terechtkomen en dat zij niet met de geteelde gewassen in contact kunnen komen. Alle vallen, met inbegrip van feromoonvallen, moeten na gebruik worden verzameld en veilig vernietigd.

Amendement    297

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 1.7 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Voor reiniging en ontsmetting mag slechts gebruik worden gemaakt van de voor reiniging en ontsmetting in de plantaardige productie gebruikte producten die krachtens artikel 19 voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten.

Voor reiniging en ontsmetting mogen producten enkel worden gebruikt in de plantaardige productie als zij krachtens artikel 19 voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten.

Amendement    298

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel I – punt 2.2 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De marktdeelnemers houden documenten bij over de desbetreffende percelen en de hoeveelheid van de oogst.

Amendement    299

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.1. Indien de veehouder geen landbouwgrond beheert en geen samenwerkingsregeling met een andere landbouwer heeft getroffen, is de niet-grondgebonden dierlijke productie verboden.

1.1. Niet-grondgebonden dierlijke productie, waarbij de betrokken marktdeelnemer geen landbouwgrond beheert en/of geen samenwerkingsregeling met een andere marktdeelnemer heeft gesloten in overeenstemming met bijlage II, deel I, punt 1.5.4, is verboden, met uitzondering van bijenteelt.

Amendement    300

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.2.1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.2.1. De omschakelingsperiode gaat ten vroegste in wanneer de landbouwer zijn activiteit aan de bevoegde autoriteiten heeft gemeld en zijn bedrijf overeenkomstig deze verordening aan het controlesysteem heeft onderworpen.

1.2.1. De omschakelingsperiode gaat ten vroegste in wanneer de landbouwer of marktdeelnemer zijn activiteit aan de bevoegde autoriteiten heeft gemeld en zijn bedrijf overeenkomstig deze verordening aan het controlesysteem heeft onderworpen.

Motivering

Bijvoorbeeld voor marktdeelnemers in de aquacultuur.

Amendement    301

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.2.2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.2.2. In punt 2 worden omschakelingsperioden voor de specifieke soorten dierlijke productie vastgesteld.

1.2.2. In het geval van niet-gelijktijdige omschakeling van weidegronden/voor diervoeders en dieren gebruikte grond, worden de in punt 2 vastgestelde omschakelingsperioden voor de specifieke soorten dierlijke productie toegepast.

Amendement    302

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.2.4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.2.4. Dieren en dierlijke producten mogen na afloop van de omschakelingsperiode als biologisch worden beschouwd indien de omschakeling gelijktijdig voor de gehele productie-eenheid plaatsvindt, inclusief voor dieren, weidegrond of voor diervoeders gebruikte grond.

1.2.4. De totale gecombineerde omschakelingsperiode voor dieren en hun jongen die reeds op het bedrijf aanwezig zijn, en voor weidegronden en/of voor diervoeders gebruikte grond kan worden beperkt tot 24 maanden indien de dieren voornamelijk worden gevoederd met producten afkomstig van de productie-eenheid die zich in een fase van omschakeling bevindt.

Motivering

Formulering overgenomen uit de bestaande Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie.

Amendement    303

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.3.1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.3.1. Biologische dieren moeten op een biologisch landbouwbedrijf zijn geboren en gehouden.

1.3.1. Biologische dieren moeten op een biologisch landbouwbedrijf zijn geboren of uitgebroed en gehouden.

 

Met betrekking tot de voorwaarden waarin is voorzien in artikel 11, lid 1, geldt dat, wanneer een pluimveebeslag voor het eerst wordt samengesteld, wordt vernieuwd of wordt aangevuld, en niet voldoende biologisch gehouden pluimvee beschikbaar is, en voorafgaande toestemming is verkregen van de bevoegde autoriteit, niet-biologisch gehouden pluimvee op een eenheid voor biologische pluimveeproductie mag worden binnengebracht, mits de voor de productie van eieren en slachtpluimvee bestemde jonge kippen niet ouder zijn dan drie dagen.

 

Deze dieren, en de producten ervan, mogen als biologisch worden beschouwd nadat de omschakelingsperiode zoals bedoeld in punt 2.4.1 van deel II van deze bijlage is afgelopen.

Amendement    304

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.3.3 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) de rassenkeuze moet adequaat zijn en ertoe bijdragen dat lijden wordt voorkomen en de noodzaak tot verminking van de dieren wordt vermeden.

(d) de rassenkeuze moet adequaat zijn om een hoog niveau van dierenwelzijn te garanderen en er ook toe bijdragen dat lijden wordt voorkomen en de noodzaak tot verminking van de dieren wordt vermeden.

Motivering

Duidelijkere formulering overgenomen uit de bestaande Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad.

Amendement    305

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.3.4 t/m punt 1.3.4 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.3.4. Bij de keuze van de rassen of stammen moet rekening worden gehouden met het vermogen van de dieren om zich zonder schade voor hun welzijn aan de plaatselijke omstandigheden aan te passen, met hun levenskracht en met hun resistentie tegen ziekten. Voorts moeten rassen of stammen van dieren worden geselecteerd met het oog op de preventie van specifieke ziekten of gezondheidsproblemen die met bepaalde in de intensieve dierhouderij gebruikte rassen of stammen in verband worden gebracht, zoals stresssyndroom bij varkens, PSE-syndroom ("pale, soft, exudative"), acute dood, spontane abortus en moeilijke geboorten die keizersneden nodig maken. De voorkeur moet worden gegeven aan inheemse rassen en stammen.

1.3.4. Bij de keuze van de rassen of stammen moet rekening worden gehouden met het vermogen van de dieren om zich zonder schade voor hun welzijn aan de plaatselijke omstandigheden aan te passen, met hun levenskracht en met hun resistentie tegen ziekten. Voorts moeten rassen of stammen van dieren worden geselecteerd met het oog op de preventie van specifieke ziekten of gezondheidsproblemen die met bepaalde in de intensieve dierhouderij gebruikte rassen of stammen in verband worden gebracht, zoals stresssyndroom bij varkens, PSE-syndroom ("pale, soft, exudative"), acute dood, spontane abortus en moeilijke geboorten die keizersneden nodig maken. De voorkeur moet worden gegeven aan inheemse rassen en stammen.

 

De instandhouding van zeldzame en/of inheemse rassen die met uitsterven zijn bedreigd, moet aangemoedigd worden.

 

1.3.4 bis. De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 11, lid 2, gemiddelde groei- en productiewaarden vast voor alle mestdieren, met inbegrip van mestkuikens en kalkoenen. Indien nodig worden indicatoren gebruikt om de robuustheid en geschiktheid van rassen in de biologische productie vast te stellen. Tot deze indicatoren behoren gemiddelde groeiwaarden voor alle rassen en gemiddelde productiewaarden voor alle melk- en eierenproducerende rassen die verenigbaar zijn met de gemiddelde verblijfsduur op het landbouwbedrijf voor elke soort (d.w.z. het aantal dagen tot aan de slacht voor pluimvee).

 

1.3.4 ter. Door de Commissie wordt een specifieke databank met informatie over de in de biologische landbouw gebruikte rassen opgezet om transparantie te bevorderen met betrekking tot de beschikbaarheid van die rassen, met inbegrip van hun aanpassingsvermogen aan lokale omstandigheden.

 

1.3.4 quater. De juiste toepassing en handhaving van de fokvoorschriften wordt indien nodig bevorderd door middel van steun voor plattelandsontwikkeling en het actieplan van de Commissie voor de toekomst van de biologische productie in de Europese Unie.

Amendement    306

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.3.5 t/m punt 1.3.5 quinquies (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1.3.5 bis. Als afwijking van punt 1.3.1 moeten, wanneer een veestapel of -beslag voor het eerst wordt samengesteld, niet-biologisch gehouden jonge dieren meteen na het spenen worden opgefokt volgens de voorschriften voor de biologische productie. Bovendien gelden met betrekking tot de datum waarop de dieren in de veestapel of het veebeslag worden opgenomen, de volgende beperkingen:

 

a) buffels, kalveren en veulens moeten jonger zijn dan zes maanden;

 

b) lammeren en jonge geiten moeten jonger zijn dan 60 dagen;

 

c) biggen moeten minder wegen dan 35 kg.

 

De afwijking waarin in dit put is voorzien, wordt geleidelijk aan afgeschaft in overeenstemming met de beschikbaarheid van gefokte biologische dieren.

 

1.3.5 ter. Wanneer voor de vernieuwing van een veestapel of een veebeslag niet-biologisch gehouden mannelijke zoogdieren en niet-biologisch gehouden vrouwelijke zoogdieren die nog niet geworpen hebben, op een bedrijf worden binnengebracht, moeten deze dieren daarna worden gehouden volgens de voorschriften voor de biologische productie. Bovendien gelden voor het aantal vrouwelijke zoogdieren dat per jaar op een bedrijf wordt binnengebracht, de volgende beperkingen:

 

a) niet meer dan 10 % van de volwassen paardachtigen of runderen, met inbegrip van bubalus en bizon, en 20 % van de volwassen varkens, schapen en geiten zijn vrouwelijke dieren;

 

b) op eenheden met minder dan 10 paardachtigen of runderen, of met minder dan vijf varkens, schapen of geiten mag maximaal één dier per jaar voor vernieuwing worden binnengebracht.

 

De afwijking waarin in dit put is voorzien, wordt geleidelijk aan afgeschaft in overeenstemming met de beschikbaarheid van gefokte biologische dieren:

 

a) wanneer een nieuwe tak van veehouderij wordt opgezet; of

 

b) wanneer rassen voor de landbouw verloren dreigen te gaan in de zin van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie1 bis.

 

Deze dieren, en de producten ervan, mogen als biologisch worden beschouwd nadat de omschakelingsperiode zoals bedoeld in punt 1.2 van deel II van deze bijlage is afgelopen.

 

1.3.5 quater. In de volgende gevallen kunnen de in punt 1.3.5 ter vastgestelde percentages na goedkeuring van de bevoegde autoriteit tot maximum 40 % worden verhoogd:

 

a) wanneer het bedrijf aanzienlijk wordt uitgebreid;

 

b) wanneer het bedrijf overschakelt op een ander ras.

 

1.3.5 quinquies. Voor de vernieuwing van de bijenbestanden mag per biologischeproductie-eenheid jaarlijks 20 % van de koninginnen en zwermen worden vervangen door niet-biologische koninginnen en zwermen, op voorwaarde dat de koninginnen en zwermen worden geplaatst in kasten met natuurlijke raten of kunstraten die afkomstig zijn van biologische productie-eenheden. In elk geval mag jaarlijks een zwerm of koningin worden vervangen.

 

__________________

 

1 bis Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 368 van 23.12.2006, blz. 15).

Motivering

Deze specificaties zijn overgenomen uit de bestaande Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie.

Amendement    307

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) de dieren moeten worden gevoederd met biologisch voeder dat voldoet aan de voedingsbehoeften van het dier in de verschillende stadia van zijn ontwikkeling. Beperkte voedering is niet toegestaan in de dierlijke productie;

b) de dieren moeten worden gevoederd met biologisch voeder dat voldoet aan de voedingsbehoeften van het dier in de verschillende stadia van zijn ontwikkeling, zowel wat de kwaliteit als wat de kwantiteit ervan betreft. Beperkte voedering is niet toegestaan in de dierlijke productie. Een deel van het rantsoen mag diervoeder omvatten van landbouwbedrijven die op biologische landbouw aan het omschakelen zijn. Bij wijze van uitzondering op de productievoorschriften in verband met het niet voorhanden zijn van biologische landbouwproductiemiddelen in overeenstemming met artikel 17, lid 2, eerste alinea, onder b), mag het maximumpercentage niet-biologische eiwithoudende voederproducten voor varkens - en pluimveerassen dat per periode van 12 maanden wordt toegestaan niet meer dan 5% bedragen wanneer landbouwers niet in staat zijn om eiwithoudende voederproducten voor die soorten te vinden die uitsluitend uit de biologische productie komen, en wordt dit percentage verlaagd in overeenstemming met de beschikbaarheid van zulke producten. Het percentage droge stof van diervoeders van agrarische oorsprong wordt berekend;

Amendement    308

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.1 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) mestmethoden moeten in alle stadia van het houderijproces omkeerbaar zijn. Dwangvoedering is verboden;

(d) Dwangvoedering is verboden;

Amendement    309

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.1 – letter g

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(g) zogende dieren moeten gedurende een minimumperiode bij voorkeur met moedermelk worden gevoed;

(g) zogende dieren moeten gedurende een minimumperiode bij voorkeur met moedermelk, liever dan met natuurmelk, worden gevoed;

Motivering

Formulering overgenomen uit de bestaande Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, aangezien het Commissievoorstel ook melkvervanger zou toelaten.

Amendement    310

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.1 – letter h bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(h bis) niet-biologische voedermiddelen van plantaardige oorsprong, voedermiddelen van dierlijke en minerale oorsprong, toevoegingsmiddelen voor diervoeders, bepaalde in diervoeding gebruikte producten en technische hulpstoffen mogen alleen worden gebruikt indien zij op grond van artikel 19 en in terdege gemotiveerde gevallen voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten.

Amendement    311

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.2.1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) de gemeenschappelijke grond volledig in overeenstemming met deze verordening wordt beheerd;

a) de gemeenschappelijke grond die wordt gebruikt voor weidegang, gedurende ten minste twee jaar niet is behandeld met producten die niet zijn toegestaan voor de biologische productie.

 

Deze voorwaarde geldt niet voor extensieve weidegrond die niet door dieren wordt gebruikt gedurende meer dan 150 dagen per jaar;

Amendement    312

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.2.1 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) niet-biologische dieren die de betrokken grond gebruiken, afkomstig zijn uit een productiesysteem dat gelijkwaardig is aan een als bedoeld in de artikelen 28 en 30 van Verordening (EU) nr. 1305/20133;

Schrappen

__________________

 

69 Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

 

Amendement    313

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.2.2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.4.2.2. Tijdens de transhumanceperiode mogen de dieren grazen op niet-biologische grond wanneer zij van de ene weide naar de andere moeten lopen. Gedurende maximaal 35 dagen mogen de dieren, op het heen- en het terugtraject samen, niet-biologische diervoeders tot zich nemen in de vorm van gras en andere vegetatie waarop zij grazen.

1.4.2.2. Tijdens de transhumanceperiode mogen de dieren grazen op niet-biologische grond wanneer zij van de ene weide naar de andere moeten lopen. De opgenomen hoeveelheid niet-biologische diervoeders in de vorm van gras en andere vegetatie waarop de dieren grazen, mag niet meer bedragen dan 20 % van de totale hoeveelheid voeder op jaarbasis. Dit percentage wordt berekend als percentage van de droge stof van diervoeders van agrarische oorsprong.

Amendement    314

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.2.2 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De marktdeelnemers bewaren bewijsstukken inzake de toepassing van de in punt 1.4.2 bedoelde bepalingen.

Amendement    315

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.3.1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.4.3.1. Voor omschakelingslandbouwbedrijven mag maximaal 15 % van de totale gemiddelde hoeveelheid aan de dieren gevoederde diervoeders bestaan uit de begrazing of oogst van percelen blijvend grasland, blijvende voedergewassen of eiwithoudende gewassen die in het kader van biologisch beheer tijdens het eerste omschakelingsjaar zijn ingezaaid, op voorwaarde dat deze percelen van het eigen bedrijf zijn. Diervoeders afkomstig van percelen die zich in het eerste omschakelingsjaar bevinden, mogen niet worden gebruikt voor de productie van biologische verwerkte diervoeders. Wanneer gebruik wordt gemaakt van zowel omschakelingsdiervoeders als diervoeders afkomstig van percelen die zich in het eerste omschakelingsjaar bevinden, mag het totale percentage van die diervoeders samen niet hoger zijn dan de in punt 1.4.3.2 vastgestelde maximumpercentages.

1.4.3.1. Gemiddeld maximaal 25 % van de aan de dieren gevoederde diervoeders mag uit omschakelingsdiervoeders bestaan. Dit aandeel mag tot 100 % worden verhoogd indien de omschakelingsdiervoeders afkomstig zijn van een omschakelingseenheid van het eigen bedrijf.

Amendement    316

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.3.2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.4.3.2. Voor biologische landbouwbedrijven mag gemiddeld maximaal 20 % van het voederrantsoen bestaan uit omschakelingsdiervoeders, met name diervoeders van percelen die zich in het tweede omschakelingsjaar bevinden. Voor omschakelingslandbouwbedrijven mag dit percentage worden verhoogd tot 100 wanneer de omschakelingsdiervoeders van het bedrijf zelf afkomstig zijn.

1.4.3.2. Het begrazen of de oogst van percelen blijvend grasland, blijvende voedergewassen of eiwithoudende gewassen die in het kader van biologisch beheer tijdens het eerste omschakelingsjaar zijn ingezaaid, mag maximaal 30 % van de totale gemiddelde hoeveelheid gevoederde diervoeders vormen, op voorwaarde dat deze percelen van het eigen bedrijf zijn en tijdens de laatste vijf jaar geen deel hebben uitgemaakt van een biologische productie-eenheid van dat bedrijf. Wanneer gebruik wordt gemaakt van zowel omschakelingsdiervoeders als diervoeders afkomstig van percelen die zich in het eerste omschakelingsjaar bevinden, mag het totale percentage van die diervoeders samen niet hoger zijn dan de in punt 1.4.3.1 vastgestelde maximumpercentages.

Amendement    317

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.4.4 – alinea 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Bij de verwerking van biologische diervoeders en de vervoedering van biologische dieren mag slechts gebruik worden gemaakt van biologische voedermiddelen van dierlijke oorsprong, alsmede van voedermiddelen en diervoederadditieven die krachtens artikel 19 voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten.

Bij de verwerking van biologische diervoeders en de vervoedering van biologische dieren mag slechts gebruik worden gemaakt van biologische voedermiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong, voedermiddelen van oorsprong van ongewervelden, en biologische gistingsproducten, alsmede van voedermiddelen en diervoederadditieven die krachtens artikel 19 voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten.

 

Niet-biologische eiwithoudende voederproducten mogen worden gebruikt, op voorwaarde dat zij:

 

(i) niet beschikbaar zijn in biologische vorm;

 

(ii) zonder chemische oplosmiddelen worden geproduceerd of bereid; alsmede

 

(iii) slechts worden gebruikt voor varkens en pluimvee, in specifieke ontwikkelingsstadia (biggen tot 35 kg en jong pluimvee) en in specifieke eiwitsamenstellingen.

 

Dit is een uitzondering op de productievoorschriften op grond van de onbeschikbaarheid van biologische landbouwproductiemiddelen overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder b). Wanneer landbouwers hun varkens en pluimvee niet uitsluitend met biologische eiwithoudende voederproducten kunnen voederen, is het toegestane maximumpercentage van niet-biologische eiwithoudende voederproducten per periode van 12 maanden voor deze soorten 5 %, een percentage dat afneemt in functie van de beschikbaarheid van biologische eiwithoudende voederproducten.

 

Niet-biologische specerijen, kruiden en melasse mogen worden gebruikt, op voorwaarde dat:

 

(i) zij niet beschikbaar zijn in biologische vorm;

 

(ii) zij zonder chemische oplosmiddelen worden geproduceerd of bereid; alsmede

 

(iii) het aandeel ervan niet meer bedraagt dan 1 % van het voederrantsoen van een bepaalde soort, jaarlijks berekend als percentage van de droge stof van diervoeders van agrarische oorsprong. Dit is een uitzondering op de productievoorschriften op grond van de onbeschikbaarheid van biologische landbouwproductiemiddelen overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder b), die van toepassing is wanneer landbouwers geen uitsluitend biologische specerijen, kruiden en melasse kunnen verkrijgen. Dit percentage neemt af in functie van de beschikbaarheid van biologische specerijen, kruiden en melasse.

 

Producten van de duurzame visserij mogen worden gebruikt, op voorwaarde dat:

 

(i) zij zonder chemische oplosmiddelen worden geproduceerd of bereid;

 

(ii) zij slechts worden gebruikt in diervoeders voor niet-herbivoren; alsmede

 

(iii) van vis afkomstig eiwithydrolysaat slechts gebruikt wordt in diervoeders voor jonge dieren.

 

Dit is een uitzondering op de productievoorschriften op grond van de onbeschikbaarheid van biologische landbouwproductiemiddelen overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder b), die van toepassing is wanneer landbouwers geen uitsluitend biologische duurzame-visserijproducten kunnen verkrijgen. Dit percentage neemt af in functie van de beschikbaarheid van biologische visserijproducten.

Amendement    318

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.5.1.3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1.5.1.3 bis. Het gebruik van bolusmateriaal dat is samengesteld uit chemisch gesynthetiseerde allopathische moleculen is verboden.

Amendement    319

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.5.2.2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.5.2.2. Ziekten moeten onmiddellijk worden behandeld om het dier lijden te besparen; zo nodig mogen, onder strikte voorwaarden en onder verantwoordelijkheid van een dierenarts, chemisch gesynthetiseerde, allopathische diergeneesmiddelen, waaronder antibiotica, worden gebruikt als het niet adequaat is fytotherapeutische, homeopathische en andere middelen te gebruiken. In het bijzonder moeten beperkingen met betrekking tot behandelingskuren en wachttijden worden vastgesteld.

1.5.2.2. Ziekten moeten onmiddellijk worden behandeld om het dier lijden te besparen; zo nodig mogen, onder verantwoordelijkheid van een dierenarts, chemisch gesynthetiseerde, allopathische diergeneesmiddelen, waaronder antibiotica, worden gebruikt als het niet adequaat is fytotherapeutische, homeopathische en andere middelen te gebruiken. In het bijzonder moeten beperkingen met betrekking tot behandelingskuren en wachttijden worden vastgesteld.

Motivering

Door de veterinaire verantwoordelijkheid zijn strikte voorwaarden gewaarborgd.

Amendement    320

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.5.2.4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.5.2.4. Behalve in het geval van inentingen, behandelingen tegen parasieten en verplichte uitroeiingsregelingen is het verboden om individuele dieren of groepen dieren die binnen twaalf maanden meer dan drie behandelingskuren met chemisch gesynthetiseerde, allopathische diergeneesmiddelen, waaronder antibiotica, ondergaan of die meer dan een behandelingskuur ondergaan indien de productieve levenscyclus minder dan een jaar bedraagt, alsmede de van die individuele dieren of groepen dieren afkomstige producten, te verkopen als biologische producten, en moeten de in de punten 1.2 en 2 bedoelde omschakelingsperioden op de dieren worden toegepast.

1.5.2.4. Behalve in het geval van inentingen, behandelingen tegen parasieten, fytotherapeutische en homeopathische middelen en verplichte uitroeiingsregelingen is het verboden om individuele dieren of groepen dieren die binnen twaalf maanden meer dan drie behandelingskuren met chemisch gesynthetiseerde, allopathische diergeneesmiddelen, waaronder antibiotica, ondergaan of die meer dan een behandelingskuur ondergaan indien de productieve levenscyclus minder dan een jaar bedraagt, alsmede de van die individuele dieren of groepen dieren afkomstige producten, te verkopen als biologische producten, en moeten de in de punten 1.2 en 2 bedoelde omschakelingsperioden op de dieren worden toegepast.

Amendement    321

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.5.2.5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.5.2.5. De wachttijd tussen de laatste toediening van een allopathisch diergeneesmiddel aan een dier onder normale gebruiksomstandigheden en de productie van biologisch geproduceerde levensmiddelen afkomstig van dergelijke dieren moet het dubbele bedragen van de in artikel 11 van Richtlijn 2001/82/EG bedoelde wachttijd of, indien een dergelijke periode niet is gespecificeerd, 48 uur.

1.5.2.5. De wachttijd tussen de laatste toediening van een chemisch gesynthetiseerd allopathisch diergeneesmiddel aan een dier onder normale gebruiksomstandigheden en de productie van biologisch geproduceerde levensmiddelen afkomstig van dergelijke dieren bedraagt het dubbele van de in artikel 9 van Richtlijn 2001/82/EG bedoelde wachttijd en minstens 48 uur.

Amendement    322

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.6.5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.6.5. De openluchtruimten mogen gedeeltelijk zijn afgedekt. Veranda's mogen niet als openluchtruimten worden beschouwd.

1.6.5. De openluchtruimten mogen gedeeltelijk zijn afgedekt. Veranda's mogen alleen als openluchtruimten worden beschouwd voor fokpluimvee en voor kippen van minder dan 18 weken.

Amendement    323

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.7.3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.7.3. De dieren moeten permanent toegang hebben tot openluchtruimten, bij voorkeur weidegrond, wanneer de weersomstandigheden en de staat van de grond dit mogelijk maken, tenzij beperkingen en verplichtingen in verband met de bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid worden opgelegd op grond van de Uniewetgeving.

1.7.3. Herbivoren moeten overdag permanent toegang hebben tot openluchtruimten, met inbegrip van openluchthokken en weidegrond indien geschikt voor de betreffende soorten, wanneer de weersomstandigheden en de staat van de grond dit mogelijk maken, tenzij beperkingen en verplichtingen in verband met de bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid worden opgelegd krachtens de Uniewetgeving.

 

Wanneer de weers- en seizoensomstandigheden en de staat van de grond de toegang tot weidegrond niet mogelijk maken, moeten dieren overdag naar behoefte toegang hebben tot openluchtruimten die hen in staat stellen zich vrij te bewegen, behalve indien dit niet bijdraagt aan het welzijn van de dieren in kwestie of indien tijdelijke beperkingen en verplichtingen in verband met de bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid worden opgelegd op grond van de Uniewetgeving.

Amendement    324

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.7.6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.7.6. Het aanbinden of isoleren van dieren is verboden, tenzij het gaat om individuele dieren gedurende een beperkte tijd en voor zover deze praktijk gerechtvaardigd is om veterinaire redenen. De bevoegde autoriteiten kunnen het aanbinden van vee in micro-ondernemingen toestaan als deze dieren niet in aan hun gedrag aangepaste groepen kunnen worden gehouden, op voorwaarde dat zij tijdens de graasperiode toegang hebben tot weidegrond en ten minste tweemaal per week toegang krijgen tot openluchtruimten wanneer grazen niet mogelijk is.

1.7.6. Het aanbinden of isoleren van dieren is verboden, tenzij het gaat om individuele dieren gedurende een beperkte tijd en voor zover deze praktijk gerechtvaardigd is op grond van veiligheid of dierenwelzijn of om veterinaire redenen. Het isoleren van dieren kan voor een beperkte periode worden toegestaan, doch alleen wanneer de veiligheid van de landbouwer in het gedrang komt en ten behoeve van het dierenwelzijn. De bevoegde autoriteiten kunnen het aanbinden van vee in micro-ondernemingen en ondernemingen in achtergestelde gebieden toestaan, op voorwaarde dat zij tijdens de graasperiode toegang hebben tot weidegrond wanneer de weersomstandigheden en de staat van de grond dit overdag mogelijk maken, tenzij beperkingen en verplichtingen in verband met de bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid worden opgelegd krachtens de Uniewetgeving, en ten minste tweemaal per week toegang krijgen tot openluchtruimten wanneer grazen niet mogelijk is.

Amendement    325

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.7.8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.7.8. Het lijden van dieren moet gedurende hun hele leven, inclusief bij het slachten, tot een minimum worden beperkt.

1.7.8. Bij biologische productie overeenkomstig deze verordening moet rekening worden gehouden met het effect hiervan op het dierenwelzijn, zoals dat wordt begrepen in artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, om de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden te besparen. Wetgeving op het gebied van dierenwelzijn, bijvoorbeeld Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad1 bis en Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad1 ter moeten voort van toepassing zijn en behoorlijk ten uitvoer worden gelegd. De regels van deze verordening mogen hiervan geen duplicaat zijn, noch ermee overlappen.

 

___________________

 

1 bis Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).

 

1 ter Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1).

Amendement    326

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.7.8 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1.7.8 bis. Alle personen die tijdens het vervoer en het slachten met biologische gehouden dieren omgaan, moeten een passende opleiding krijgen om een correcte toepassing van de voorschriften van deze verordening te verzekeren.

Amendement    327

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.7.9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.7.9. Het verminken van dieren is verboden.

1.7.9. Het verminken van dieren is verboden. Het inkorten van de snavel bij pluimvee in de eerste drie levensdagen, het aanbrengen van rubberbanden aan de staarten van schapen en het couperen van staarten kan door de bevoegde autoriteit worden toegestaan wanneer de veiligheid of de gezondheid van dier of mens in het geding is of wanneer dergelijke ingrepen gericht zijn op de verbetering van de gezondheid, het welzijn of de hygiëne van de dieren in kwestie. Het onthoornen en castreren van jonge dieren mag alleen worden goedgekeurd als er adequate anesthesie of analgesie wordt toegepast.

Amendement    328

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 1.7.12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.7.12. De dieren moeten worden in- en uitgeladen zonder dat er gebruik wordt gemaakt van enig elektrisch dwangmiddel. Het gebruik van allopathische kalmeringsmiddelen vóór en tijdens het vervoer is verboden.

1.7.12. De dieren moeten worden in- en uitgeladen zonder dat er gebruik wordt gemaakt van enig elektrisch dwangmiddel, tenzij in uitzonderlijke omstandigheden, overeenkomstig de bepalingen van punt 1.9 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1099/2009. Door elkaar plaatsen tijdens transport of stalling van dieren die niet met elkaar vertrouwd zijn en onnodige nachtelijke stalling worden voorkomen. Sociale dieren worden in groepen gehouden en kunnen zich in hun hokken bewegen en omdraaien. Het gebruik van allopathische kalmeringsmiddelen vóór en tijdens het vervoer is verboden.

Amendement    329

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.1.1 – alinea 1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) twaalf maanden voor runderen die voor de vleesproductie bestemd zijn, en in elk geval gedurende ten minste driekwart van hun leven;

a) twaalf maanden voor runderen die voor de vleesproductie bestemd zijn;

Motivering

Met het oog op de uitvoerbaarheid van deze bepalingen moet de verwijzing naar de levensduur voor runderen die voor de vleesproductie bestemd zijn worden geschrapt, net zoals bij schapen en geiten.

Amendement    330

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.1.2 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) de voeders voor de dieren moeten, behalve tijdens de jaarlijkse in punt 1.4.2.2 bedoelde transhumanceperiode, voor ten minste 90 % van het landbouwbedrijf zelf afkomstig zijn of, als dit niet mogelijk is, in samenwerking met andere biologische landbouwbedrijven in de regio van het eerstbedoelde landbouwbedrijf worden geproduceerd;

(d) de voeders voor de dieren moeten, behalve tijdens de jaarlijkse in punt 1.4.2.2 bedoelde transhumanceperiode, voor ten minste 60 % vooral van het landbouwbedrijf zelf afkomstig zijn of, als dit niet mogelijk is, in de mate van het mogelijke worden geproduceerd in samenwerking met andere biologische landbouwbedrijven die zich bevinden in een straal van 150 km van het landbouwbedrijf zelf en worden geproduceerd in de Unie. Voor de berekening van de afstand in het geval van landbouwbedrijven die zich bevinden op eilanden en in kustgebieden, wordt geen rekening gehouden met het deel van de afstand dat loopt over water. Deze voorwaarde met betrekking tot de afstand geldt niet voor landbouwbedrijven in de ultraprifere gebieden.

 

Lokale productie van biologisch voeder wordt aangemoedigd. Hiertoe kunnen de lidstaten het percentage verhogen, rekening houdend met de beschikbaarheid van biologisch voeder op de landbouwbedrijven en in de regio;

Amendement    331

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.1.2 – alinea 1 – letter f

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(f) alle zogende runderen, schapen en geiten worden bij voorkeur met moedermelk gevoed gedurende een minimumperiode die voor runderen drie maanden en voor schapen en geiten 45 dagen bedraagt.

(f) alle zogende runderen, schapen en geiten worden bij voorkeur met moedermelk of natuurlijke melk gevoed gedurende een minimumperiode die voor runderen drie maanden en voor schapen en geiten 45 dagen bedraagt.

Amendement    332

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.1.3 – letter c bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(c bis) wanneer een kalf om veterinaire redenen individueel wordt behandeld, moet het in ruimten met een vaste vloer worden gehouden en moet het de beschikking hebben over ligstro. Het kalf moet zich gemakkelijk kunnen omdraaien en moet gemakkelijk languit kunnen gaan liggen.

Amendement    333

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.2.2 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c) de voeders voor de dieren moeten, behalve tijdens de jaarlijkse in punt 1.4.2.2 bedoelde transhumanceperiode, voor ten minste 90 % van het landbouwbedrijf zelf afkomstig zijn of, als dit niet mogelijk is, in samenwerking met andere biologische landbouwbedrijven in de regio van het eerstbedoelde landbouwbedrijf worden geproduceerd;

c) de voeders voor de dieren moeten, behalve tijdens de jaarlijkse in punt 1.4.2.2 bedoelde transhumanceperiode, voor ten minste 60 % vooral van het landbouwbedrijf zelf afkomstig zijn of, als dit niet mogelijk is, in de mate van het mogelijke worden geproduceerd in samenwerking met andere biologische landbouwbedrijven die zich bevinden in een straal van 150 km van het landbouwbedrijf zelf en worden geproduceerd in de Unie. Voor de berekening van de afstand in het geval van landbouwbedrijven die zich bevinden op eilanden en in kustgebieden, wordt geen rekening gehouden met het deel van de afstand dat loopt over water. Deze voorwaarde met betrekking tot de afstand geldt niet voor landbouwbedrijven in de ultraprifere gebieden.

 

Lokale productie van biologisch voeder wordt aangemoedigd. Hiertoe kunnen de lidstaten het percentage verhogen, rekening houdend met de beschikbaarheid van biologisch voeder op de landbouwbedrijven en in de regio;

Amendement    334

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.2.2 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) houderijsystemen voor paardachtigen moeten zijn gebaseerd op maximaal gebruik van graasweidegrond, naar gelang van de beschikbaarheid van weidegrond tijdens de verschillende perioden van het jaar. Ten minste 60 % van de droge stof van het dagrantsoen van paardachtigen moet bestaan uit ruwvoer, verse of gedroogde voedergewassen of kuilvoer;

(d) houderijsystemen voor paardachtigen moeten zijn gebaseerd op maximaal gebruik van graasweidegrond, naar gelang van de beschikbaarheid van weidegrond tijdens de verschillende perioden van het jaar. Als hogere percentages ruwvoer niet mogelijk zijn, geldt het volgende minimumvoorschrift, met inachtneming van de voedings-, gezondheids- en welzijnsbehoeften van de rassen in kwestie: ten minste 60 % van de droge stof van het dagrantsoen van paardachtigen moet bestaan uit ruwvoer, verse of gedroogde voedergewassen of kuilvoer;

Amendement    335

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.2.2 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) zogende paardachtigen moeten gedurende minimaal drie maanden bij voorkeur met moedermelk worden gevoed.

(e) zogende paardachtigen moeten bij voorkeur met moedermelk worden gevoed en daarbij door de moeder zelf worden gezoogd tot het moment waarop de kalveren van nature gespeend worden.

Amendement    336

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.2 bis (nieuw)

Categorie of soort

Maximumaantal dieren per ha dat overeenkomt met 170 kg N/ha/jaar

Moeren en hun nakomelingen

25

Opgroeiende konijnen

100

Rammelaars

25

Voor konijnen gelden de volgende voorschriften op het gebied van het minimale vloeroppervlak van binnen- en buitenruimten en andere huisvestingskenmerken:

a) minimumbinnenruimte per konijn (met inbegrip van konijnen in mobiele hokken):

(i) volwassen konijnen zoals rammelaars en drachtige en zogende moeren: 0,4 m2;

(ii) slachtkonijnen: 0,15 m2;

b) minimumbuitenruimte per konijn (niet van toepassing op konijnen in mobiele hokken):

(i) volwassen konijnen zoals rammelaars en drachtige en zogende moeren: 5 m2;

(ii) slachtkonijnen: 5 m2;

c) minimumbuitenruimte per konijn voor konijnen in mobiele hokken:

(i) volwassen konijnen zoals rammelaars en drachtige en zogende moeren: 5 m2;

(ii) slachtkonijnen: 0,4 m2.

Motivering

Er moeten ook specifieke voorschriften voor konijnen worden vastgesteld.

Amendement    337

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.3.2 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) ten minste 60 % van de diervoeders moet van het landbouwbedrijf zelf afkomstig zijn of, als dit niet mogelijk is, in samenwerking met andere biologische landbouwbedrijven of diervoederbedrijven in de regio van het eerstbedoelde landbouwbedrijf worden geproduceerd;

a) de voeders voor de dieren moeten voor ten minste 30 % vooral van het landbouwbedrijf zelf afkomstig zijn of, als dit niet mogelijk is, in de mate van het mogelijke worden geproduceerd in samenwerking met andere biologische landbouwbedrijven die zich bevinden in een straal van 150 km van het landbouwbedrijf zelf en worden geproduceerd in de Unie. Voor de berekening van de afstand in het geval van landbouwbedrijven die zich bevinden op eilanden en in kustgebieden, wordt geen rekening gehouden met het deel van de afstand dat loopt over water. Deze voorwaarde met betrekking tot de afstand geldt niet voor landbouwbedrijven in de ultraperifere gebieden.

 

Lokale productie van biologisch voeder wordt aangemoedigd. Hiertoe kunnen de lidstaten het percentage verhogen, rekening houdend met de beschikbaarheid van biologisch voeder op de landbouwbedrijven en in de regio;

Amendement    338

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.3.2 – letter c bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(c bis) om te kunnen voldoen aan de basisvoedingsbehoeften van biologische varkens wat met name eiwitten en essentiële aminozuren betreft, zijn voor varkens en pluimvee in beperkte mate niet-biologische eiwitrijke grondstoffen toegestaan wanneer de landbouwers geen eiwitrijke grondstoffen afkomstig van uitsluitend biologische diervoerderproductie kunnen verkrijgen.

 

Het percentage niet-biologische eiwitrijke grondstoffen voor diervoeders dat per periode van twaalf maanden voor deze soorten wordt toegestaan, bedraagt ten hoogste 5 %.

 

De cijfers worden elk jaar berekend als percentage droge stof van diervoeders van agrarische oorsprong.

Amendement    339

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.3.3 – letter b bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b bis) er moet altijd een strobed voorhanden zijn dat groot genoeg is om ervoor te zorgen dat alle varkens in een hok gelijktijdig op de meest ruimteverslindende wijze kunnen liggen;

Amendement    340

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.3.3 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c) zeugen moeten in groepen worden gehouden, behalve in de laatste fase van de dracht en tijdens de zoogtijd;

c) zeugen moeten in groepen worden gehouden, behalve in de laatste fase van de dracht en tijdens de zoogtijd, wanneer zeugen zich vrijelijk in hun stal moeten kunnen bewegen en alleen kortstondig mogen worden vastgebonden.

 

Onverminderd aanvullende vereisten met betrekking tot stro moeten zeugen een aantal dagen voor de verwachte worp een hoeveelheid stro of ander geëigend natuurlijk materiaal krijgen die groot genoeg is om hen in staat te stellen een nest te maken;

Amendement    341

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.3.4 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

De omvang van de varkensproductie-eenheden wordt in alle gevallen beperkt tot 1 500 slachtvarkens per jaar of 200 zeugen of hun equivalent in het geval van kraam-mesterij-eenheden. Deze maximumcijfers voor elke productie-eenheid mag worden overschreden als 100 % van het voeder in het bedrijf wordt geproduceerd.

Motivering

Dit is overgenomen uit de specificaties betreffende biologische productie en bereiding van dieren en dierlijke producten tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad en/of ter aanvulling van de bepalingen van de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van het Franse Ministerie van Landbouw.

Amendement    342

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.3.4 – alinea 2 – tabel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Voor varkens gelden de volgende voorschriften op het gebied van het minimale vloeroppervlak van binnen- en buitenruimten en andere huisvestingskenmerken:

 

Binnenruimte

Buitenruimte

 

(voor de dieren beschikbare netto-oppervlakte)

(bewegingsruimte, behalve weidegrond)

 

Levend gewicht (kg)

m2/dier

m2/dier

Zogende zeugen met biggen tot 40 dagen oud

 

7,5 per zeug

2,5

Mestvarkens

tot 50

0,8

0,6

tot 85

1,1

0,8

tot 110

1,3

1

Biggen

ouder dan 40 dagen en tot 30 kg

0,6

0,4

Fokvarkens

 

2,5 per zeug

1,9

 

6 per beer

8,0

Indien de boxen worden gebruik voor natuurlijke dekking: 10 m2/beer

 

Amendement

Voor varkens gelden de volgende voorschriften op het gebied van het minimale vloeroppervlak van binnen- en buitenruimten en andere huisvestingskenmerken:

 

Binnenruimte

Buitenruimte

 

(voor de dieren beschikbare netto-oppervlakte)

(bewegingsruimte, behalve weidegrond)

 

Levend gewicht (kg)

m2/dier

m2/dier

Zogende zeugen met biggen tot 40 dagen oud

 

7,5 per zeug

2,5

Mestvarkens

tot 50

0,8

0,6

tot 85

1,1

0,8

tot 110

1,3

1

meer dan 110

1,5

1,2

Biggen

ouder dan 40 dagen en tot 30 kg

0,6

0,4

Fokvarkens

 

2,5 per zeug

1,9

 

6 per beer

8,0

 

 

Indien de boxen worden gebruik voor natuurlijke dekking: 10 m2/beer

 

Amendement    343

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.2 - inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Pluimvee moet bij de slacht een bepaalde minimumleeftijd hebben of moet behoren tot traaggroeiende rassen als gedefinieerd door de bevoegde autoriteit. Wanneer de landbouwer geen traaggroeiende rassen gebruikt, moet het pluimvee bij de slacht de volgende minimumleeftijd hebben:

Slachtpluimvee moet behoren tot traaggroeiende rassen die geschikt zijn voor buitenhouderij, als gedefinieerd door de bevoegde autoriteit.

 

Pluimvee moet behoren tot traaggroeiende rassen, die voldoen aan beperkte dagelijkse groeiwaarden die verenigbaar zijn met de minimum fokleeftijden voor elke soort. De Commissie stelt die groeiwaarden vast volgens de in artikel 11, lid 2, bedoelde procedure.

 

Als er geen traaggroeiende rassen zijn, staan de bevoegde autoriteiten bij uitzondering het gebruik toe van pluimvee dat wordt gekweekt totdat het een door de bevoegde autoriteit vastgestelde minimumleeftijd heeft bereikt. Wanneer de landbouwer geen traaggroeiende rassen gebruikt, moet het pluimvee bij de slacht de volgende minimumleeftijd hebben:

Amendement    344

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.2 – letter h

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(h) 140 dagen voor mannelijke kalkoenen en braadganzen; en

(h) 140 dagen voor mannelijke en vrouwelijke kalkoenen en als karkassen op de markt gebrachte braadganzen; en

Motivering

De voorgestelde minimumleeftijd is overgenomen uit de huidige Bijlage IV van Verordening (EG) nr. 543/2008 inzake de handelsnormen voor houderijsystemen: zie d) „Boerenscharrel ... met uitloop Hoeve ... met uitloop“ waarbij er net als in deze verordening een onderscheid wordt gemaakt tussen mannelijke en vrouwelijke kalkoenen bestemd om te worden versneden en kalkoenen die als karkassen op de markt worden gebracht.

Amendement    345

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.2 – letter i

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(i) 100 dagen voor vrouwelijke kalkoenen.

(i) 98 dagen voor vrouwelijke kalkoenen bestemd om te worden versneden en 126 dagen voor mannelijke kalkoenen bestemd om te worden versneden.

Amendement    346

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.2 – alinea 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Legkippen moeten behoren tot rassen die geschikt zijn voor buitenhouderij.

Amendement    347

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.3 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) ten minste 60 % van de diervoeders moet van het landbouwbedrijf zelf afkomstig zijn of, als dit niet mogelijk is, in samenwerking met andere biologische landbouwbedrijven of diervoederbedrijven in de regio van het eerstbedoelde landbouwbedrijf worden geproduceerd;

a) de voeders voor de dieren moeten voor ten minste 30 % vooral van het landbouwbedrijf zelf afkomstig zijn of, als dit niet mogelijk is, in de mate van het mogelijke worden geproduceerd in samenwerking met andere biologische landbouwbedrijven die zich bevinden in een straal van 150 km van het landbouwbedrijf zelf en worden geproduceerd in de Unie. Voor de berekening van de afstand in het geval van landbouwbedrijven die zich bevinden op eilanden en in kustgebieden, wordt geen rekening gehouden met het deel van de afstand dat loopt over water. Deze voorwaarde met betrekking tot de afstand geldt niet voor landbouwbedrijven in de ultraperifere gebieden.

 

Lokale productie van biologisch voeder wordt aangemoedigd. Hiertoe kunnen de lidstaten het percentage verhogen, rekening houdend met de beschikbaarheid van biologisch voeder op de landbouwbedrijven en in de regio;

Amendement    348

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.4 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c) pluimvee moet gedurende ten minste één derde van zijn leven toegang hebben tot een openluchtruimte. De openluchtruimten voor pluimvee moeten voor het grootste deel zijn begroeid, schuilmogelijkheden bieden en de dieren gemakkelijk toegang geven tot voldoende drinkbakken;

c) pluimvee moet gedurende ten minste één derde van zijn leven toegang hebben tot een openluchtruimte. De openluchtruimten voor pluimvee moeten voor het grootste deel zijn begroeid;

Motivering

De aanwezigheid van drinkbakken in de buitenren trekt wilde vogels aan, wat een wezenlijk risico met zich meebrengt in periodes van aviaire influenza. Daarom raadt de Europese Commissie dit af wanneer zich gevallen van aviaire influenza voordoen. Dit is in sommige lidstaten zelfs permanent verboden. Vegetatie als struiken en bomen helpt bij de verspreiding van het pluimvee binnen de buitenren. Aanvullende schuilmogelijkheden zijn niet nodig.

Amendement    349

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.4 – alinea d bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d bis) de totale nuttige oppervlakte in pluimveestallen voor het afmesten van pluimvee van een productie-eenheid bedraagt maximaal 1 600 m²;

Motivering

Voor een duurzame productie is een productiemaximum per eenheid noodzakelijk.

Amendement    350

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.4 – alinea d ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d ter) het totale maximumaantal legkippen per productie-eenheid bedraagt 12 000. Er mogen in een pluimveestal niet meer dan 3 000 legkippen worden gehouden. Voor jong pluimvee gelden specifieke regels;

Motivering

Voor een duurzame productie is een productiemaximum per eenheid noodzakelijk.

Amendement    351

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.5 – titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.4.5. Bezettingsdichtheid

2.4.5. Dierlijke mest

Motivering

De tekst en de titel zijn niet helder en moeten worden verduidelijkt met de vermelding dat het om dierlijke mest gaat. Daarbij moet worden verwezen naar de geldende richtlijn. Iedere lidstaat heeft de Europese nitraatrichtlijn aangepast aan zijn milieuproblematiek. De mogelijkheid om zich op deze nationale bepalingen te baseren moet blijven bestaan, zoals ook het geval is met de huidige biologische verordening (artikel 15, lid 2 van Verordening (EG) nr. 889/2008).

Amendement    352

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.5 – alinea 1 – inleidende formule

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het maximumaantal dieren dat per hectare mag worden gehouden, wordt hieronder vastgesteld.

De maximumgrens voor de mestgift per hectare moet onder de 170 kg organische stikstof per jaar per hectare landbouwgrond blijven. Daarom wordt het maximumaantal dieren dat per hectare mag worden gehouden, hieronder vastgesteld of berekend op basis van de overeenkomstige nationale bepalingen die zijn aangenomen ter uitvoering van richtlijn 91/676/EEG:

Motivering

De tekst en de titel zijn niet helder en moeten worden verduidelijkt met de vermelding dat het om dierlijke mest gaat. Daarbij moet worden verwezen naar de geldende richtlijn. Iedere lidstaat heeft de Europese nitraatrichtlijn aangepast aan zijn milieuproblematiek. De mogelijkheid om zich op deze nationale bepalingen te baseren moet blijven bestaan, zoals ook het geval is met de huidige biologische verordening (artikel 15, lid 2 van Verordening (EG) nr. 889/2008).

Amendement    353

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.5 – alinea 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Voor dieren van de soort Gallus gallus gelden de volgende voorschriften op het gebied van het minimale vloeroppervlak van binnen- en buitenruimten en andere huisvestingskenmerken.

 

Fokdieren/ouderdieren

Jonge dieren

Mestpluimvee

Kapoenen

Legkippen

Leeftijd

Fokpluimvee

Jonge hennen 0-8 weken

Jonge hennen 9‑18 weken

Opzet-kuikens 0‑21 dagen

Slachtrijp kuiken 22-81 dagen

22‑150 da-gen

Legkippen vanaf 19 weken

Bezettings-dichtheid in de stal (dieren per m2 nuttige oppervlakte) voor vaste en mobiele stallen

6 dieren

24 dieren, met maximaal 21 kg levend ge-wicht/m2

15 dieren, met maximaal 21 kg levend ge-wicht/m2

20 dieren, met maximaal 21 kg levend ge-wicht/m2

10 dieren, met maximaal 21 kg levend gewicht/m2

10 dieren, met maximaal 21 kg levend ge-wicht/m2

6 dieren

Zitstokruimte (cm)

 

 

 

 

18

Meerlagen-systemen, extra beperkin-gen/m2 grondopper-vlak (incl. veranda, mits toegang gedurende de hele dag en nacht)

9 dieren

36 dieren, excl. de oppervlak-te van de veranda

22 dieren

Normaal niet van toepassing

9 dieren

Maximale omvang van het beslag

3000, incl. mannelijke dieren

10 000*

3 300

10 000*

4 800

2 500

3 000

Bezettings-dichtheid in de openlucht-ruimte (m2/dier), mits het maximum van 170 kg N/ha/jaar niet wordt overschreden

4

1

4

1

4

4

4

* kan worden onderverdeeld in 3 partijen van 3000 of 2 partijen van 4800.

 

Amendement

Voor dieren van de soort Gallus gallus gelden de volgende voorschriften op het gebied van het minimale vloeroppervlak van binnen- en buitenruimten en andere huisvestingskenmerken.

 

Fokdieren/ouderdieren

Jonge dieren

Mestpluimvee

Kapoenen

Legkippen

Leeftijd

Fokpluimvee

Jonge hennen 0-8 weken

Jonge hennen 9-18 weken

Opzetkuikens 0-28 dagen

Slachtrijp kuiken 22-91 dagen

91-150 dagen

Legkippen vanaf 19 weken

Bezettingsdichtheid in de stal (dieren per m2 nuttige oppervlakte) voor vaste en mobiele stallen

6 dieren

24 dieren, met maximaal 25 kg levend gewicht/m2

16 dieren, met maximaal 25 kg levend ge-wicht/m2

20 dieren, met maximaal 25 kg levend ge-wicht/m2

10 dieren, met maximaal 25 kg levend gewicht/m2. Wanneer evenwel mobiele stallen worden gebruikt met ten hoogste 150 m2 vloeropper-vlakte, die 's nachts open blijven, mag de bezettings-dichtheid worden verhoogd tot 16 dieren, doch ten hoogste 30 kg levend gewicht per m2.

6,5 dieren, met maximaal 25 kg levend ge-wicht/m2

9 dieren per m2 nuttige oppervlak-te buiten de veranda

Zitstokruimte (cm)

 

 

 

 

15

Meerlagensys-temen, extra beperkin-gen/m2 grondopper-vlak (incl. veranda, mits toegang gedurende de hele dag en nacht)

 

36 dieren, excl. de oppervlakte van de veranda

24 dieren

Normaal niet van toepassing

9 dieren

Maximale omvang van het beslag

 

10 000*

10 000

maximaal 1 veebeslag per pluimvee-stal en 4 stallen per productie-eenheid

maximaal 1 veebeslag per pluimveestal en 4 stallen per productie-eenheid

maximaal 1 veebeslag per pluimveestal en 4 stallen per productie-eenheid

maximaal 3 000 en 9 000 per stal en maximaal 18 000 per landbouw-bedrijf

Bezettingsdichtheid in de openluchtruimte (m2/dier), mits het maximum van 170 kg N/ha/jaar niet wordt overschreden

4

 

 

1

2

4

4

* kan worden onderverdeeld in 3 partijen van 3000 of 2 partijen van 4800.

Amendement    354

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.5 – alinea 3

Bezettingsdichtheid in de stal (dieren per m2 nuttige oppervlakte) voor vaste en mobiele stallen met en vloeroppervlak van maximum 150 m2

16, met maximum 30 kg levend gewicht/m2

Maximale omvang van het beslag

2 500

2 500

2 500

4 000 vrouwe-lijke dieren 3 200 manne-lijke dieren

3 200

4 000

3 200

5 200

Maximale omvang van het bedrijf

maximaal 1 veebeslag per pluimveestal en maximaal 4 stallen per productie-eenheid

Bezettings-dichtheid in de openluchtruimte (m2/dier) mits het maximum van 170 kg N/ha/jaar niet wordt overschreden

6

6

10

2

2

2

3

2

Amendement    355

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.6 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

a) pluimvee moet gedurende ten minste één derde van zijn leven toegang hebben tot een openluchtruimte. Meer bepaald moeten de dieren vanaf een zo jong mogelijke leeftijd als praktisch haalbaar is onafgebroken toegang hebben tot de open lucht wanneer de fysiologische en fysieke omstandigheden dit toelaten, behalve wanneer op basis van de Uniewetgeving tijdelijke beperkingen worden opgelegd;

a) legkippen en mestpluimvee moeten gedurende ten minste één derde van hun leven toegang hebben tot een openluchtruimte, behalve wanneer op basis van de Uniewetgeving tijdelijke beperkingen worden opgelegd;

Motivering

Om gezondheidsredenen is vrije uitloop voor jonge kippen van minder dan 18 weken die legkippen worden niet mogelijk (vaccinatiegraad niet gegarandeerd en risico op salmonella- en mycoplasmabesmetting op eieren). Ondanks het feit dat het stadium jonge kip een derde van het leven van een kip uitmaakt, beletten deze bepalingen niet dat het dier gedurende het grootste deel van zijn vrij kan uitlopen.

Amendement    356

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.4.6 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) de openluchtruimten voor pluimvee moeten voor het grootste deel zijn begroeid met diverse planten, schuilmogelijkheden bieden en de dieren gemakkelijk toegang geven tot voldoende drinkbakken. De vegetatie in de openluchtruimte moet geregeld worden geoogst en verwijderd teneinde te voorkomen dat een overschot aan nutriënten kan ontstaan. De buitengrens van de openluchtruimte mag niet meer dan 150 m van het dichtstbij gelegen luik in de pluimveestal verwijderd zijn. De afstand tussen deze buitengrens en het dichtstbij gelegen luik van de pluimveestal mag tot 350 m worden uitgebreid, wanneer voldoende schuilplaatsen en drinkbakken gelijkmatig over de openluchtruimte verdeeld zijn, met een minimum van vier schuilplaatsen per hectare;

b) de openluchtruimten voor pluimvee moeten voor het grootste deel zijn begroeid. De vegetatie in de openluchtruimte moet geregeld worden geoogst en verwijderd teneinde te voorkomen dat een overschot aan nutriënten kan ontstaan. De buitengrens van de openluchtruimte mag niet meer dan 150 m van het dichtstbij gelegen luik in de pluimveestal verwijderd zijn. De afstand tussen deze buitengrens en het dichtstbij gelegen luik van de pluimveestal mag tot 350 m worden uitgebreid, wanneer voldoende schuilplaatsen of begroeiing met struikgewas/bomen gelijkmatig over de openluchtruimte verdeeld zijn, met een minimum van vier schuilplaatsen per hectare;

Motivering

Les variétés de plantes qui peuvent être sur un parcours dépendent avant tout de la région de l’élevage et de son climat. La réglementation ne doit pas imposer « un large éventail de plantes » au risque d’avoir des espèces exotiques néfastes pour l’environnement.La présence d’abreuvoirs sur les parcours extérieurs attire les oiseaux sauvages et entraîne un risque important en cas d’épisode d’Influenza aviaire. Pour cette raison, la Commission européenne la déconseille en cas d’épisode d’Influenza aviaire, et cela est même interdit en permanence dans certains états-membres.C’est la végétation, par exemple avec des arbustes ou de arbres, qui aide les volailles à s’étendre sur les parcours en plein air, il n’est pas nécessaire d’avoir d’autres équipements de protection en plus.

Amendement    357

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel II – punt 2.5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2.5 bis. Het fokken van herten, moeflons en gewone herten

 

2.5 bis.1. Omschakeling

 

Damherten, moeflons, gewone herten en hun producten kunnen als ecologisch beschouwd worden na het verloop van de omschakelingsperiode, die minstens 6 maanden duurt bij damherten en moeflons en 12 maanden bij gewone herten.

 

2.5 bis.2. Bijzondere voorwaarden voor huisvesting en bezettingsdichtheid van de dieren

 

Met betrekking tot de huisvesting gelden de volgende voorschriften:

 

a) damherten, moeflons en gewone herten worden gefokt in omheinde leefgebieden als omschreven onder f). De minimumoppervlakte van een omheind leefgebied voor damherten en moeflons bedraag één hectare en voor gewone herten twee hectaren. Als er in een omheind leefgebied meer soorten dieren gefokt worden, dan bedraagt de minimumoppervlakte van een omheind leefgebied drie hectare;

 

b) in elk omheind leefgebied moet de mogelijkheid verzekerd worden van een indeling in minstens twee kuddegebieden. De minimumoppervlakte van een kuddegebied voor damherten en moeflons bedraagt een halve hectare, en bij gewone herten of verschillende soorten gefokte dieren in een gezamenlijk omheind leefgebied minstens een hectare;

 

c) de dieren moeten in sociale groepen leven. De volwassen dieren in een omheind leefgebied moeten voor elke diersoort minimaal drie vrouwelijke dieren en een mannelijk dier omvatten. De bovengrens voor het aantal dieren per hectare in een omheind leefgebied bedraagt:

 

(i) voor damherten en moeflons: 10 volwassen dieren per hectare;

 

(ii) voor gewone herten: 5 volwassen dieren per hectare;

 

d) dieren, die in de kudde geboren worden, tellen tijdens het eerste levensjaar mee in het onder c) vermelde quotum;

 

e) gescheiden fokken van afzonderlijke dieren is niet toegestaan, tenzij het gaat om een tijdelijk begrensde en gegronde reden om een ziekte te voorkomen of een veterinaire genezing;

 

f) voor omheinde leefgebieden gelden de volgende bepalingen:

 

(i) een leefgebied is een omheind gebied, met een gedeelte, waar de dieren verzekerd worden van bescherming tegen weersinvloeden. Het ecologisch fokken van dieren in omheinde leefgebieden met een zeer vochtige grond of moerasgrond is niet toegelaten;

 

(ii) in het omheind leefgebied moet tijdens de vegetatie het natuurlijk grazen verzekerd worden. De omheinde leefgebieden, waar tijdens de periode van de vegetatie de voeding via het grazen niet kan verzekerd worden, zijn niet toegelaten;

 

(iii) de dieren moeten verzekerd zijn van schuilplaatsen en plaatsen om zich te beschermen;

 

(iv) aan de dieren moet de zekerheid geboden worden om hun hoeven te slijten op een natuurlijke manier. Indien dit niet voldoende is omwille van de samenstelling van de bodem, moet dit verzekerd worden met andere doeltreffende maatregelen (bv. verharding van de bodem rond de voedingsplaatsen);

 

(v) in omheinde leefgebieden voor gewone herten moet voor de dieren de mogelijkheid voorzien worden om in modder te kunnen rollen, om zo hun huid te onderhouden en hun temperatuur in evenwicht te houden;

 

(vi) de voedingsplaatsen moeten geplaatst worden op plaatsen, die beschermd zijn tegen weersinvloeden, en die toegankelijk zijn voor de dieren alsook voor hun verzorgers. Op plaatsen waar er voedingsbakken staan moet de bodem verhard zijn en de installatie om te voederen moet onder een afdak staan;

 

(vii) indien er geen continue toegang tot de voeding verzekerd is, moeten de voedingsplaatsen zo ingericht zijn dat alle dieren zich tegelijkertijd kunnen voeden;

 

(viii) de buitenste en binnenste omheining moeten voor de dieren duidelijk zichtbaar zijn, zodat de dieren zich niet kunnen kwetsen. De omheining mag geen scherpe hoeken hebben;

 

(ix) de omheining van het leefgebied moet voor de damherten en de moeflons minstens 1,8 meter hoog zijn, en voor de gewone herten minstens twee meter. De voorgestelde hoogte geldt niet voor de omheining binnen het leefgebied voor het afbakenen van de kuddegebieden;

 

(x) tijdens de periode van de vegetatie moeten de dieren zich in het leefgebied kunnen voeden door te grazen;

 

(xi) bijkomende voeding is enkel toegestaan in het geval van gebrek aan mogelijkheden om te grazen, omwille van ongunstige weersomstandigheden;

 

(xii) fokdieren in het omheind leefgebied moeten zuiver water ter beschikking hebben. Indien er geen natuurlijk bronwater ter beschikking is en er geen natuurlijke bron voor de dieren toegankelijk is, moeten er drinkplaatsen voorzien worden.

Motivering

Consumenten vragen ook steeds meer naar ecologische producten van wild en konijn. Daarom moeten er op het niveau van de EU uniforme richtlijnen ingevoerd worden voor het fokken van gewone herten, moeflons, damherten en konijnen.

Amendement    358

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – alinea 1 – punt 9 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 bis) "duurzame visserij: onttrekking van levende aquatische rijkdommen, die onbeperkt kan worden uitgevoerd zonder het vermogen van de betreffende soort om een gezond bestand in stand te houden aan te tasten en zonder grote negatieve gevolgen voor andere soorten binnen het ecosysteem of de habitat, overeenkomstig de kaderrichtlijn water1 bis en de kaderrichtlijn mariene strategie1 ter, daar waar van toepassing;

 

__________________

 

1 bis Richtlijn 2006/113/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 14).

 

1 ter Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).

Amendement    359

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 2.6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2.6 bis. Biologische kwekerijen van zeewier en dieren met behulp van aquacultuur mogen geen risico opleveren voor uit instandhoudingoogpunt belangrijke soorten.

Amendement    360

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 3.2.1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) de gebieden waar het zeewier groeit, zich in zeer goede ecologische toestand bevinden als omschreven in Richtlijn 2000/60/EG9, en uit gezondheidsoogpunt niet ongeschikt zijn;

(a) de gebieden waar het zeewier groeit, zich in zeer goede ecologische toestand bevinden als omschreven in Richtlijn 2000/60/EG9, of die gelijk zijn aan productiegebieden van klasse A of B krachtens Verordening (EG) 854/200410 en uit gezondheidsoogpunt niet ongeschikt zijn;

__________________

__________________

9 Richtlijn 2006/113/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 14).

9 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

 

10 Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong; PB L 139 van 30.04.04.

Amendement    361

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 3.2.2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) om de instandhouding van een brede genetische diversiteit te garanderen, moet geregeld juveniel zeewier in het wild worden vergaard als aanvulling op binnenkweekbestanden;

b) om de instandhouding van een brede genetische diversiteit te garanderen, moet geregeld zeewier in het wild worden vergaard om de diversiteit van binnenkweekbestanden op peil te houden en te ontwikkelen;

Amendement    362

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 3.4.4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.4.4. Indien zeewier van een gedeeld of gemeenschappelijk oogstgebied wordt geoogst, moet uit bewijsstukken blijken dat de volledige oogst aan deze verordening voldoet.

3.4.4. Indien zeewier van een gedeeld of gemeenschappelijk oogstgebied wordt geoogst, moet uit bewijsstukken van de door de lidstaat in kwestie aangewezen bevoegde autoriteit blijken dat de volledige oogst aan deze verordening voldoet.

Amendement    363

Voorstel voor een verordening

Bijlage III – Deel III – punt 4.1.2.1 – letter a bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(a bis) indien het niet mogelijk is dieren te verkrijgen die voldoen aan de onder (a) gestelde eisen, mogen deze afkomstig zijn uit de natuur. Deze dieren moeten ten minste drie maanden volgens de biologische methode worden beheerd alvorens zij voor reproductiedoeleinden mogen worden gebruikt;

Amendement    364

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.2.1 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d) in het wild gevangen of niet-biologische aquacultuurdieren mogen in een bedrijf worden binnengebracht met het oog op de verbetering van het genetische materiaal. Deze dieren moeten ten minste drie maanden volgens de biologische methode worden beheerd alvorens zij voor reproductiedoeleinden mogen worden gebruikt.

d) in het wild gevangen of niet-biologische aquacultuurdieren mogen alleen in naar behoren gemotiveerde gevallen in een bedrijf worden binnengebracht, met name wanneer er geen biologische soort beschikbaar is of wanneer nieuw genetisch materiaal voor kweekdoeleinden in de productie-eenheid wordt binnengebracht na goedkeuring van de bevoegde autoriteit, met het oog op de verbetering van de geschiktheid van het genetische materiaal. Deze dieren moeten ten minste drie maanden volgens de biologische methode worden beheerd alvorens zij voor reproductiedoeleinden mogen worden gebruikt.

 

In iedere lidstaat wordt een elektronische databank opgezet waarin aquacultuursoorten worden opgenomen waarvan op het grondgebied van die lidstaat biologische juvenielen beschikbaar zijn en waarvoor productiecapaciteit bij gecertificeerde aquacultuurkwekerijen beschikbaar is.

 

In geen geval mag toestemming worden verleend voor het vangen van in het wild gevangen vis die op de rode lijst van bedreigde soorten staat.

 

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de technische voorschriften voor het opzetten van de in alinea 2 bedoelde databank. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 37, lid 2.

Amendement    365

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.3.1 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d) niet-biologische voedermiddelen van plantaardige oorsprong, voedermiddelen van dierlijke of minerale oorsprong, diervoederadditieven, bepaalde in diervoeding gebruikte producten en technische hulpstoffen mogen alleen worden gebruikt indien zij krachtens deze verordening voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten;

d) niet-biologische voedermiddelen van dierlijke of minerale oorsprong, diervoederadditieven, bepaalde in diervoeding gebruikte producten en technische hulpstoffen mogen alleen worden gebruikt indien zij krachtens deze verordening voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten;

Motivering

Het gebruik van niet-biologische voedermiddelen is niet noodzakelijk voor aquacultuur.

Amendement    366

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.3.2 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) de gebieden waar zij groeien, moeten zich in zeer goede ecologische toestand bevinden als omschreven in Richtlijn 2000/60/EG.

b) de gebieden waar zij groeien, moeten zich in zeer goede ecologische toestand bevinden als omschreven in Richtlijn 2000/60/EG, of in goede milieutoestand volgens de definitie van Richtlijn 2008/56/EG. Natuurlijke landschapselementen zoals natuurmomenten moeten in stand worden gehouden.

Amendement    367

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.3.3 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

e) biologische voedermiddelen van plantaardige of dierlijke oorsprong; het plantaardige materiaal mag niet meer dan 60 % van het totaal van de ingrediënten uitmaken.

e) biologische voedermiddelen van plantaardige of dierlijke oorsprong; het voederrantsoen mag ten hoogste 60 % biologische plantaardige producten bevatten.

Motivering

Overgenomen uit 889/2008.

Amendement    368

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.3.3 – letter e bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(e bis) voornamelijk van biologische bronnen afgeleide astaxanthine, zoals schelpen en schalen van biologische schelp- of schaaldieren, mag worden gebruikt in het voederrantsoen van zalm en forel binnen de grenzen van de fysiologische behoeften van deze dieren. Indien geen biologische bronnen beschikbaar zijn, mogen natuurlijke bronnen van astaxanthine (zoals Phaffia-gist) worden gebruikt.

Motivering

Om in de fysiologische behoeften van, in de eerste plaats, carnivore aquacultuurdieren te voorzien, dient het gebruik van uit natuurlijke bronnen afgeleide astaxanthine onder bepaalde voorwaarden te worden toegestaan. De bestaande regelgeving op dit gebied moet worden gehandhaafd.

Amendement    369

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.4.2 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

d) er mogen niet meer dan twee allopathische behandelingskuren per jaar worden toegediend, behalve wanneer het vaccins en behandelingen in het kader van verplichte uitroeiingsregelingen betreft. Voor productiecycli van minder dan een jaar geldt evenwel een maximum van één allopathische behandeling. Indien de opgegeven beperkingen voor allopathische behandelingen worden overschreden, mogen de betrokken aquacultuurdieren niet als biologische producten worden verkocht;

d) er mogen niet meer dan twee allopathische behandelingskuren per jaar worden toegediend, behalve wanneer het vaccins, parasietenbehandelingen en behandelingen in het kader van verplichte uitroeiingsregelingen betreft. Voor productiecycli van minder dan een jaar geldt evenwel een maximum van één allopathische behandeling. Indien de opgegeven beperkingen voor allopathische behandelingen worden overschreden, mogen de betrokken aquacultuurdieren niet als biologische producten worden verkocht;

Motivering

Parasieten worden vaak behandeld met producten die zijn ingedeeld als allopathische behandelingen. Met het oog hierop en omwille van de samenhang met punt 4.1.4.2, onder e), moet in punt 4.1.4.2, onder d), worden voorzien in een vrijstelling.

Amendement    370

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.5.5 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) op ten minste 5 % van het perimetergebied ("land-water interface") moet natuurlijke vegetatie voorkomen.

b) op ten minste 15 % van het perimetergebied ("land-water interface") moet natuurlijke vegetatie voorkomen.

Motivering

Het minimum van 15 % natuurlijke vegetatie is passend voor biologische aquacultuurbedrijven.

Amendement    371

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.5.10 – letter a – tabel

Productiesysteem

Het water in opkweeksystemen moet afkomstig zijn uit een open circuit. Het doorstromingsniveau moet een zuurstofsaturatie in het bestand van ten minste 60 % opleveren en moet borg staan voor het welbevinden van de dieren en de afvoer van effluenten.

Maximale bezettingsdichtheid

Andere dan hieronder genoemde Salmonidae 15 kg/m3

 

Zalm 20 kg/m3

 

Zeeforel en regenboogforel 25 kg/m3

 

Riddervis 20 kg/m3

 

Amendement

Productiesysteem

Het water in opkweeksystemen moet afkomstig zijn uit een open circuit. Het doorstromingsniveau moet een zuurstofsaturatie in het bestand van ten minste 60 % opleveren en moet borg staan voor het welbevinden van de dieren en de afvoer van effluenten.

Maximale bezettingsdichtheid

Andere dan hieronder genoemde Salmonidae 15 kg/m3

 

Zalm 15 kg/m3

 

Zeeforel en regenboogforel 15 kg/m3

 

Riddervis 15 kg/m3

Amendement    372

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.5.10 – letter c – tabel

Productiesysteem

In open water gelegen inperkingssystemen (pens/kooien) met een minimumzeestroming die zorgt voor het optimale welzijn van de vis, of open systemen aan land

Maximale bezettingsdichtheid

Voor andere vis dan tarbot: 15 kg/m3

 

Voor tarbot: 25 kg/m3

 

Amendement

Productiesysteem

In open water gelegen inperkingssystemen (pens/kooien) met een minimumzeestroming die zorgt voor het optimale welzijn van de vis, of open systemen aan land

Maximale bezettingsdichtheid

Voor andere vis dan tarbot: 10 kg/m3

 

Voor tarbot: 20 kg/m3

Amendement    373

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.5.10 – letter e – tabel

Productiesysteem

Voldoende stroming in elke kweekeenheid om het welzijn van de dieren te waarborgen

 

De waterkwaliteit van de effluenten moet dezelfde zijn als die van het instromende water.

Maximale bezettingsdichtheid

30 kg/m3

 

Amendement

Productiesysteem

Voldoende stroming in elke kweekeenheid om het welzijn van de dieren te waarborgen

 

De waterkwaliteit van de effluenten moet dezelfde zijn als die van het instromende water.

Maximale bezettingsdichtheid

20 kg/m3

Amendement    374

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.5.10 – letter i – tabel

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Productiesysteem

Vijvers en netkooien

Maximale bezettingsdichtheid

Pangasius: 10 kg/m3

 

Oreochromis: 20 kg/m3

 

Amendement

Productiesysteem

Vijvers en netkooien

Maximale bezettingsdichtheid

Pangasius: 10 kg/m3

 

Oreochromis: 15 kg/m3

Amendement    375

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.1.6.3 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) de natuurlijke dagduur mag, rekening houdend met de ethologische behoeften, de geografische omstandigheden en de algemene gezondheid van de geproduceerde dieren, met kunstlicht worden verlengd tot maximaal 16 uur per dag, behalve voor reproductiedoeleinden;

(a) de natuurlijke dagduur mag, rekening houdend met de ethologische behoeften, de geografische omstandigheden en de algemene gezondheid van de geproduceerde dieren, met kunstlicht worden verlengd tot maximaal 12 uur per dag, behalve voor reproductiedoeleinden;

Motivering

De verlenging van de dagduur tot 16 uur is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn te lang.

Amendement    376

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.2.1 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) met het oog op de traceerbaarheid naar het verzamelgebied moet worden geregistreerd hoe, waar en wanneer wild zaad is verzameld.

c) met het oog op de traceerbaarheid naar het verzamelgebied moet worden geregistreerd hoe, waar en wanneer, en alleen na goedkeuring van de bevoegde autoriteit, wild zaad is verzameld.

Amendement    377

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.2.2 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

c) biologische kwekerijen van schaal- en schelpdieren moeten risico's voor uit instandhoudingoogpunt belangrijke soorten tot een minimum beperken.

c) Biologische kwekerijen van schaal- en schelpdieren mogen geen risico's opleveren voor uit instandhoudingoogpunt belangrijke soorten.

Duikvogels mogen geen schade ondervinden van afweernetten tegen roofdieren.

Duikvogels mogen geen schade ondervinden van afweernetten tegen roofdieren.

Amendement    378

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel III – punt 4.2.3 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) de bodemkweek van weekdieren is slechts toegestaan op voorwaarde dat op de verzamel- en kweeklocaties geen significante schade aan het milieu wordt toegebracht. Het bewijs van de minimale milieu-impact moet vergezeld gaan van een door de marktdeelnemer aan de controleautoriteit of het controleorgaan over te leggen onderzoek en verslag over het geëxploiteerde gebied. Het verslag dient als afzonderlijk hoofdstuk bij het duurzaambeheerplan te worden gevoegd.

Schrappen

Motivering

Bodemkweek van weekdieren kan niet op een duurzame manier worden uitgevoerd en houdt het mariene ecosysteem niet in stand.

Amendement    379

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 1.1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.1. Levensmiddelen- en diervoederadditieven, technische hulpstoffen en andere stoffen en ingrediënten voor de verwerking van levensmiddelen en diervoeders, alsmede verwerkingsmethoden, zoals roken, moeten worden gebruikt overeenkomstig de goede fabricagemethoden10.

1.1. Levensmiddelen- en diervoederadditieven, technische hulpstoffen en andere stoffen en ingrediënten voor de verwerking van levensmiddelen en diervoeders, alsmede verwerkingsmethoden, zoals roken, moeten worden gebruikt overeenkomstig de goede fabricagemethoden10. Bij het roken van levensmiddelen moeten bij voorkeur methoden worden toegepast die voldoen aan de vereisten inzake voedselveiligheid, de bescherming van het milieu en de bescherming van hulpbronnen.

__________________

__________________

10 Goede fabricagemethoden, als gedefinieerd in artikel 3, punt a), van Verordening (EG) nr. 2023/2006 van de Commissie van 22 december 2006 betreffende goede fabricagemethoden voor materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 75).

10 Goede fabricagemethoden, als gedefinieerd in artikel 3, punt a), van Verordening (EG) nr. 2023/2006 van de Commissie van 22 december 2006 betreffende goede fabricagemethoden voor materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 75).

Motivering

Het produceren van rook met conventionele methoden leidt tot de emissie van vervuilende stoffen in het milieu en zorgt voor residuen van schadelijke stoffen zoals teer en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (paks) in gerookte levensmiddelen. Om die reden is met Europese financiële middelen de ontwikkeling van alternatieve rookproducten bevorderd. Het gebruik van gezuiverde rook is veiliger, heeft minder gevolgen voor het milieu (artikel 11 van het VWEU) en voor de gezondheid (artikel 168, lid 1, van het VWEU).

Amendement    380

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 1.4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1.4 bis. De marktdeelnemers zorgen voor de traceerbaarheid van elk product binnen de twee dagen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 178/2002.

Motivering

Verordening tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving. De exploitanten van levensmiddelenbedrijven en diervoederbedrijven moeten kunnen nagaan wie hun levensmiddelen, diervoeders, voedselproducerende dieren of andere stoffen die bestemd zijn om in levensmiddelen of diervoeders te worden verwerkt of waarvan kan worden verwacht dat zij daarin worden verwerkt, heeft geleverd. Hiertoe moeten deze exploitanten beschikken over systemen en procedures met behulp waarvan deze informatie op verzoek aan de bevoegde autoriteiten kan worden verstrekt.

Amendement    381

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 1.6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.6. Er worden geen producten, stoffen of technieken gebruikt die eigenschappen herstellen die bij de verwerking en opslag van biologische levensmiddelen verloren zijn gegaan, die de gevolgen van nalatigheid bij de verwerking van biologische levensmiddelen ongedaan maken, of die anderszins misleidend kunnen zijn ten aanzien van de ware aard van de producten die bestemd zijn om als biologische levensmiddelen in de handel te worden gebracht.

Schrappen

Motivering

Deze formulering stemt past niet bij een productievoorschrift en artikel 6, in het bijzonder letters d) en e), is al van toepassing op deze inhoud.

Amendement    382

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 1.6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1.6 bis. Voor de productie van verwerkte biologische levensmiddelen en diervoeders is het verboden om technieken, producten en stoffen te gebruiken, geproduceerd met behulp van de nanotechnologie.

Amendement    383

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 2.1 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) het product wordt hoofdzakelijk geproduceerd met ingrediënten van agrarische oorsprong; om te bepalen of een product hoofdzakelijk wordt geproduceerd met ingrediënten van agrarische oorsprong, worden toegevoegd water en zout buiten beschouwing gelaten;

(a) het product wordt hoofdzakelijk geproduceerd met ingrediënten van agrarische oorsprong en met gist; om te bepalen of een product hoofdzakelijk wordt geproduceerd met ingrediënten van agrarische oorsprong, worden toegevoegd water en zout buiten beschouwing gelaten;

Amendement    384

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 2.1 – letter c

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) een biologisch ingrediënt mag niet voorkomen samen met hetzelfde ingrediënt in niet-biologische vorm of afkomstig uit omschakeling;

Schrappen

Amendement    385

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 2.1 – letter d

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) levensmiddelen afkomstig van gewassen in omschakeling bevatten ten hoogste één gewasingrediënt van agrarische oorsprong.

Schrappen

Amendement    386

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 2.2.2 – letter e

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) mineralen (inclusief spoorelementen), vitamines, aminozuren en micronutriënten, die alleen zijn toegelaten voor zover zij volgens de wet aan levensmiddelen moeten worden toegevoegd.

(e) mineralen (inclusief spoorelementen), vitamines, aminozuren en micronutriënten die aan voedselvoorschriften moeten voldoen als ze bedoeld zijn voor zuigelingen en peuters en voeding voor medisch gebruik overeenkomstig Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad1 bis.

 

__________________

 

1 bis Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35).

Motivering

De productie van biologische producten moet op alle niveaus worden bevorderd: dat betekent onder meer dat de EG-biologische verordening in overeenstemming moet zijn met de algemene levensmiddelenwetgeving en dat in het bijzonder aan voedselvoorschriften moet worden voldaan als het gaat om voeding voor zuigelingen en peuters en voeding voor medisch gebruik.

Amendement    387

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 2.2.3 – letter b

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

b) in punt 2.2.2 bedoelde preparaten en stoffen mogen niet als ingrediënten van agrarische oorsprong worden berekend;

Niet van toepassing op de Nederlandse tekst.

Amendement    388

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 2.2.4 – letter b – punt iii – streepje 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

– algen, inclusief zeewier;

– algen, inclusief zeewier en lithothamnium;

Motivering

De alg lithothamnium wordt vanwege zijn hoge calciumgehalte in Frankrijk en IJsland reeds gebruikt in de productie van biologische melkdranken op plantaardige basis, zonder dat verdere toevoegingsmiddelen nodig zijn. Dat moet binnen de gehele Unie mogelijk zijn.

Amendement    389

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 2.2.4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2.2.4 bis. De volgende niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong mogen bij de verwerking van biologische levensmiddelen worden gebruikt:

 

1. Indien een ingrediënt van agrarische oorsprong niet in een biologische vorm beschikbaar is, mag dat ingrediënt worden gebruikt, maar alleen op voorwaarde dat:

 

(a) de marktdeelnemer aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat alle vereiste bewijsmateriaal heeft aangemeld, waaruit blijkt dat het betreffende ingrediënt niet in voldoende hoeveelheden, of in voldoende hoge kwaliteit, in de Unie wordt geproduceerd overeenkomstig de biologische-productievoorschriften, of dat het niet uit derde landen kan worden ingevoerd; en

 

(b) de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat eerst heeft geverifieerd dat de marktdeelnemer de nodige contacten met leveranciers in de biologische sector heeft gehad om zich ervan te vergewissen dat bij hen geen ingrediënten met de vereiste kwaliteitskenmerken beschikbaar zijn, en vervolgens een voorlopige vergunning heeft verleend voor het gebruik van het ingrediënt gedurende maximaal twaalf maanden; en

 

(c) het agrarische ingrediënt aan de volgende voorwaarden voldoet:

 

– het is een product dat uit één ingrediënt bestaat; en/of

 

– de specifieke kwaliteitskenmerken kunnen niet met gelijksoortige producten worden behaald.

 

De betrokken lidstaat kan, indien nodig, de looptijd van de onder b) genoemde vergunning verlengen.

 

2. Wanneer een in lid 1 bedoelde vergunning is verleend, verstrekt de betrokken lidstaat de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk de volgende gegevens:

 

(a) de datum van de vergunning en, in het geval van een vergunning met verlengde looptijd, de datum van de eerste vergunning;

 

(b) de naam, het adres, het telefoonnummer en, indien relevant, het faxnummer en het e-mailadres van de vergunninghouder; de naam en het adres van de contactpersoon bij de autoriteit die de vergunning heeft verleend;

 

(c) de naam en, waar nodig, de precieze omschrijving en de vereiste kwaliteitskenmerken van het betrokken ingrediënt van agrarische oorsprong;

 

(d) de soort producten die met het betrokken ingrediënt worden bereid;

 

(e) de hoeveelheden die nodig zijn en de motivering van deze hoeveelheden;

 

(f) de redenen en de verwachte duur van het tekort;

 

(g) de datum waarop de lidstaat deze informatie aan de andere lidstaten en aan de Commissie heeft toegezonden.

 

De Commissie en/of de lidstaten maken deze informatie openbaar in een databank.

 

3. Als uit de gegevens die een lidstaat verstrekt aan de Commissie en aan de lidstaat die de vergunning heeft verleend, blijkt dat tijdens de periode van het tekort toch voorraden van het ingrediënt beschikbaar zijn, overweegt de lidstaat die de vergunning heeft verleend, intrekking van de vergunning of beperking van de geldigheidsduur daarvan en stelt hij de Commissie en de andere lidstaten binnen vijftien werkdagen na de datum van ontvangst van de informatie in kennis van de maatregelen die hij heeft genomen of zal nemen.

 

4. Op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie wordt de zaak opnieuw beoordeeld door de betrokken bevoegde autoriteit.

 

De betrokken bevoegde autoriteit kan beslissen, in overeenstemming met de in lid 2 onder dit punt vastgestelde procedure, een eerder verleende vergunning in te trekken of de geldigheidsduur ervan te wijzigen.

Motivering

Het gebruik van een ingrediënt in een niet-biologische vorm mag alleen worden toegestaan als de biologische variant van het ingrediënt niet op de markt beschikbaar is. De benadering van de Commissie om het gebruik van sommige agrarische producten in niet-biologische vorm toe te staan, strookt niet met de ontwikkeling van de biologische markt.

Amendement    390

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel IV – punt 2.2.5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

2.2.5 bis. Voor de verwerking van biologische aroma's wordt voldaan aan de volgende bijkomende vereisten:

 

(a) uitsluitend aroma-extracten en natuurlijke aroma's als vastgesteld in artikel 16, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad1 bis worden beschouwd als biologische aroma's;

 

(b) voor biologische aroma's moet 95 % van alle aromaonderdelen biologisch zijn;

 

(c) uitsluitend biologische dragers worden toelaten en opgenomen in de berekening van het percentage agrarische ingrediënten;

 

(d) additieven, oplosmiddelen en technische hulpstoffen worden, indien beschikbaar, in biologische vorm gebruikt.

 

___________________

 

1 bis Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).

Amendement    391

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel V – punt 1.1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1.1. Naast de in de artikelen 7, 8, 9 en 14 vastgestelde algemene productievoorschriften zijn de in dit deel vastgestelde voorschriften van toepassing op de biologische productie van de in artikel 1, lid 2, punt l), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde producten van de wijnsector.

1.1. Naast de in de artikelen 7, 8, 9, 13 bis en 14 vastgestelde algemene productievoorschriften zijn de in dit deel vastgestelde voorschriften van toepassing op de biologische productie van de in artikel 1, lid 2, punt l), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde producten van de wijnsector.

Amendement    392

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel V – punt 3.1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3.1. Onverminderd de delen 1 en 2 alsmede specifieke, in de punten 3.2 tot en met 3.5 vastgestelde verbodsbepalingen en beperkingen, is het slechts toegestaan gebruik te maken van oenologische procedés, processen en behandelingen die vóór 1 augustus 2010 werden gebruikt met inachtneming van de beperkingen als vastgesteld in artikel 80 en artikel 83, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, in artikel 3, de artikelen 5 tot en met 9 en de artikelen 11 tot en met 14 van Verordening (EG) nr. 606/2009, en in de bij die verordeningen horende bijlagen.

3.1. Het is slechts toegestaan gebruik te maken van oenologische procedés, processen en behandelingen die vóór 1 augustus 2010 werden gebruikt met inachtneming van de beperkingen als vastgesteld in artikel 80 en artikel 83, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, in artikel 3, de artikelen 5 tot en met 9 en de artikelen 11 tot en met 14 van Verordening (EG) nr. 606/2009, en in de bij die verordeningen horende bijlagen.

Motivering

Voor het begrip, ter wille van de vereenvoudiging en voor een goede toepassing van de verordening door de marktdeelnemers is het van essentieel belang dat alle oenologische praktijken die voor de productie van biologische wijn toegestaan zijn, binnen één document worden gehouden, zoals momenteel het geval is met Verordening 203/2012. Op deze manier kunnen oenologische praktijken die toegestaan zijn voor conventionele wijnen en praktijken voor biologische wijnen op coherentere wijze aan elkaar gekoppeld worden, waarbij elke praktijk, vóór er toestemming voor wordt verleend, moet voldoen aan de criteria in artikel 80, lid 3, van de Integrale-GMO-verordening (Verordening (EG) nr. 1308/2013).

Amendement    393

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel V – punt 3.2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Het gebruik van de volgende oenologische procedés, processen en behandelingen is verboden:

Schrappen

(a) gedeeltelijke concentratie door afkoeling overeenkomstig bijlage VIII, deel 1, punt B.1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1308/2013;

 

(b) verwijdering van zwaveldioxide door natuurkundige procedés overeenkomstig bijlage I A, punt 8, van Verordening (EG) nr. 606/2009;

 

(c) behandeling door elektrodialyse om de wijnsteen in wijn te stabiliseren overeenkomstig bijlage I A, punt 36, van Verordening (EG) nr. 606/2009;

 

(d) gedeeltelijke desalcoholisatie van wijn overeenkomstig bijlage I A, punt 40, van Verordening (EG) nr. 606/2009;

 

(e) behandeling met kationenwisselaars om de wijnsteen te stabiliseren overeenkomstig bijlage I A, punt 43, van Verordening (EG) nr. 606/2009.

 

Motivering

Voor het begrip, ter wille van de vereenvoudiging en voor een goede toepassing van de verordening door de marktdeelnemers is het van essentieel belang dat alle oenologische praktijken die voor de productie van biologische wijn toegestaan zijn, binnen één document worden gehouden, zoals momenteel het geval is met Verordening 203/2012. Op deze manier kunnen oenologische praktijken die toegestaan zijn voor conventionele wijnen en praktijken voor biologische wijnen op coherentere wijze vastgesteld worden, waarbij elke praktijk, vóór er toestemming voor wordt verleend, moet voldoen aan de criteria in artikel 80, lid 3, van de Integrale-GMO-verordening (Verordening (EG) nr. 1308/2013).

Amendement    394

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel V – punt 3.3 – letter a

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) voor warmtebehandelingen overeenkomstig bijlage I A, punt 2, van Verordening (EG) nr. 606/2009 mag de temperatuur niet hoger zijn dan 70 °C;

(a) voor warmtebehandelingen overeenkomstig bijlage I A, punt 2, van Verordening (EG) nr. 606/2009 mag de temperatuur niet hoger zijn dan 75 °C;

Motivering

Wijnbereiding met verhitting (thermovinificatie) biedt wijnboeren de mogelijkheid problemen in verband met veranderende oogsten gemakkelijker te beheersen en is een interessant alternatief voor het gebruik van zwaveldioxide. Het is voor de gezondheid beter om geen zwavel te gebruiken en al doende kan ook tegemoet worden gekomen aan de vraag van de exportmarkt. Thermovinificatie is een fysisch proces waarbij de samenstelling van de wijn niet wordt veranderd. Deze alternatieve praktijk met verhitting tot 70 `a 75° levert optimale resultaten op.

Amendement    395

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel VI – inleidende formule

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Naast de in de artikelen 7, 9 en 15 bedoelde algemene productievoorschriften zijn de in dit deel opgenomen productievoorschriften van toepassing op als levensmiddel of diervoeder gebruikte gist.

Naast de in de artikelen 7, 9, 13, 13 bis en 15 bedoelde algemene productievoorschriften zijn de in dit deel opgenomen productievoorschriften van toepassing op als levensmiddel of diervoeder gebruikte gist.

Amendement    396

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel VI – punt 1.3 – letter b bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(b bis) toevoeging aan het substraat (berekend als droge stof) van niet biologische gistextract of gistautolysaten tot een niveau van 5 % is toegestaan voor de productie van biologische gist.

Amendement    397

Voorstel voor een verordening

Bijlage II – Deel VI bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

Deel VI bis: Etikettering van de oorsprong

 

De oorsprong wordt, naargelang van het geval, op een van de volgende manieren geëtiketteerd:

 

1. (a) "EU Landbouw", wanneer de agrarische grondstoffen in de Unie zijn geteeld zijn;

 

(b) "niet-EU Landbouw", wanneer de agrarische grondstoffen in derde landen zijn geteeld;

 

(c) "EU/niet-EU Landbouw", wanneer een deel van de agrarische grondstoffen in de Unie en een ander deel in een derde land is geteeld.

 

Het woord "Landbouw" mag in voorkomend geval worden vervangen door "Aquacultuur".

 

De aanduiding "EU" of "niet-EU" kan worden vervangen door of aangevuld met een landnaam wanneer alle agrarische grondstoffen waaruit het product is samengesteld, in dat land zijn geteeld.

 

Voor de aanduiding "EU" of "niet-EU" of het land van oorsprong mogen kleine gewichtshoeveelheden ingrediënten buiten beschouwing worden gelaten voor zover de buiten beschouwing gelaten hoeveelheid in totaal minder dan 5 % uitmaakt van de totale gewichtshoeveelheid agrarische grondstoffen.

 

De aanduiding "EU" of "niet-EU" of het land van oorsprong mag niet worden aangebracht in een opvallender kleur, lettergrootte of lettertype dan de naam van het product.

 

2. De in punt 1 opgesomde etiketteringsvoorschriften gelden niet in de volgende gevallen:

 

– wanneer de oorsprong van alle ingrediënten is vermeld in de ingrediëntenlijst die naar de plaats van de landbouwproductie verwijst;

 

– wanneer het etiketteren van de oorsprong vereist is op grond van Verordening (EG) nr. 1169/2011 of Verordening (EG) nr. 1580/2007 en verwijst naar de plaats van de landbouwproductie;

 

– wanneer producten worden geëtiketteerd op grond van Verordening (EG) nr. 510/2006 en verwijzen naar de plaats van de landbouwproductie.

Motivering

Dit amendement verplaatst de inhoud van artikel 21 over het etiketteren van de oorsprong naar deze nieuwe bijlage. De bedoeling hiervan is het etiketteren te vereenvoudigen en verwarring bij de consument te vermijden.

Amendement    398

Voorstel voor een verordening

Bijlage V bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

BIJLAGE V bis

 

Specifieke taken van de Commissie, de lidstaten en de bevoegde autoriteiten van de Unie

 

De Commissie, de lidstaten en de bevoegde autoriteiten van de Unie verrichten de volgende specifieke taken:

 

– permanente uitwisseling van relevante informatie tussen marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten om te zorgen voor een soepele werking en ontwikkeling van de biologische sector;

 

– identificatie en analyse van leemten en tekortkomingen met betrekking tot de voorziening van input (biologisch geteeld zaadgoed, voeder en vee);

 

– identificatie van de gebieden waar een bijzonder risico bestaat dat de verordening niet wordt nageleefd;

 

– monitoring van de biologische sector, wetenschappelijke vaststellingen en overleg met de belanghebbenden in de sector en andere belanghebbende partijen;

 

– evaluatie met betrekking tot het wijzigen of aanvullen van de bepalingen in deze verordeningen of de bijlagen erbij;

 

– verzameling, analyse en bijhouden van de wetenschappelijke en technische gegevens die vastgesteld zijn in en relevant zijn voor de uitvoering van deze verordening in de lidstaten en derde landen;

 

– vaststelling van communicatieprocedures en -instrumenten, gegevensuitwisseling en informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten van de Unie, de lidstaten en de accreditatieorganen, zoals op grond van deze verordening vereist is;

 

– facilitering van de vereisten voor controles door bevoegde autoriteiten en organen en voor toezicht met betrekking tot de erkenning van controleautoriteiten en controleorganen binnen de Unie en in derde landen;

 

– coördinatie van de geharmoniseerde tenuitvoerlegging van controles en van procedures voor de uitwisseling van informatie en activiteiten in geval van een vermoeden van niet-naleving, als meer dan één lidstaat of derde land betrokken is, overeenkomstig artikel 20 bis en artikel 26 ter;

 

– beheer en periodieke bijwerking van alle lijsten van erkende controleorganen en -autoriteiten voor derde landen krachtens artikel 29, lid 4;

 

– herziening van de lijsten van toegestane procedures en stoffen overeenkomstig artikel 19;

 

– controle en coördinatie van het Europees biologisch actieplan, met inbegrip van de ontwikkeling van de sector voor biologisch zaaigoed en de markt voor biologische diervoeders;

 

– facilitering van informatie-uitwisseling met de biologische sector over de uitvoering van deze verordening, voorgestelde wijzigingen en verzoeken van de sector.

Amendement    399

Voorstel voor een verordening

Bijlage V quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

BIJLAGE V quater

 

Controleregelingen en verbintenis van de zijde van de marktdeelnemer

 

1. Tenuitvoerlegging van controleregelingen

 

1.1. Bij het begin van de toepassing van de controleregelingen zorgt de marktdeelnemer voor het opstellen, uitvoeren en vervolgens bijhouden van:

 

(a) een volledige beschrijving van de eenheid en/of de bedrijfsruimten en/of de activiteit;

 

(b) alle concrete maatregelen die op het niveau van de eenheid en/of de bedrijfsruimten en/of de activiteit moeten worden genomen om de naleving van de voorschriften voor de biologische productie te garanderen;

 

(c) de voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om het risico op niet-naleving van de toepasselijke regels te verkleinen, en de reinigingsmaatregelen die in de opslagruimten en in de hele productieketen van de marktdeelnemer moeten worden genomen.

 

Als dat dienstig is, mogen de in de eerste alinea genoemde beschrijving en maatregelen deel uitmaken van een door de marktdeelnemer opgezet kwaliteitssysteem (biologische kritieke controlepunten).

 

1.2. De in punt 1.1. genoemde beschrijving en maatregelen moeten worden opgenomen in een verklaring die door de verantwoordelijke marktdeelnemer en alle subcontractanten wordt ondertekend. Deze verklaring moet tevens de verbintenis van de marktdeelnemer bevatten om:

 

(a) de handelingen overeenkomstig de voorschriften voor de biologische productie te verrichten;

 

(b) bij overtredingen of onregelmatigheden het afdwingen van de toepassing van de maatregelen als bepaald in de voorschriften voor de biologische productie te aanvaarden;

 

(c) de kopers van het product schriftelijk te informeren teneinde te garanderen dat de aanduidingen betreffende de biologische productiemethode van de betrokken producten worden verwijderd;

 

(d) wanneer hij en/of zijn subcontractanten door verschillende controleautoriteiten of controleorganen wordt/worden gecontroleerd overeenkomstig het door de betrokken lidstaat opgezette controlesysteem, te aanvaarden dat informatie tussen die autoriteiten of organen wordt uitgewisseld;

 

(e) wanneer hij en/of zijn subcontractanten van controleautoriteit of controleorgaan verandert/veranderen, te aanvaarden dat de betrokken controledossiers worden overgedragen aan de nieuwe controleautoriteit of het nieuwe controleorgaan;

 

(f) wanneer hij zich uit het controlesysteem terugtrekt, dit onmiddellijk te melden aan de betrokken bevoegde autoriteit en de controleautoriteit of het controleorgaan;

 

(g) wanneer hij zich uit het controlesysteem terugtrekt, het controledossier gedurende ten minste vijf jaar te bewaren;

 

(h) wanneer zich onregelmatigheden of inbreuken voordoen die van invloed zijn op de biologische status van zijn product of van biologische producten die hij van andere marktdeelnemers of subcontractanten ontvangt, dat feit onmiddellijk te melden aan de betrokken controleautoriteit of het betrokken controleorgaan.

 

De in lid 1 bedoelde verklaring moet worden geverifieerd door de controleautoriteit of het controleorgaan, die/dat een verslag opstelt waarin de eventuele tekortkomingen en de punten waarop de voorschriften voor de biologische productie niet worden nageleefd, worden vermeld. De marktdeelnemer moet dit verslag mede ondertekenen en de nodige correctiemaatregelen nemen.

 

1.3. Voor de toepassing van artikel 24 bis, lid 1, meldt de marktdeelnemer de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit:

 

(a) zijn naam en adres;

 

(b) de ligging van de bedrijfsruimten, en, in voorkomend geval, van de percelen (kadastrale indeling) waar de behandelingen worden uitgevoerd;

 

(c) de aard van de behandelingen en de producten;

 

(d) met betrekking tot een landbouwbedrijf, de datum waarop de producent op de betrokken percelen gestopt is met het gebruik van niet voor de biologische productie toegestane producten;

 

(e) de naam van het controleorgaan waaraan de marktdeelnemer de controle van zijn bedrijf heeft opgedragen, wanneer in de betrokken lidstaat de controleregeling ten uitvoer is gelegd via de erkenning van dergelijke organen.

 

2. Wijziging van de controleregelingen

 

De verantwoordelijke marktdeelnemer stelt de controleautoriteit of het controleorgaan tijdig in kennis van wijzigingen in de in punt 1 bedoelde beschrijving of maatregelen en in de oorspronkelijke controleregelingen van de punten 4.1, 5, 6.1, 7.1, 8.1, 9.2, 10.1 en 11.2.

 

3. Toegang tot het bedrijf

 

3.1. De marktdeelnemer moet:

 

(a) de controleautoriteit of het controleorgaan voor controledoeleinden toegang geven tot alle delen van de eenheid en alle bedrijfsruimten evenals tot de administratie en de bijbehorende bewijsstukken;

 

(b) alle informatie die voor controledoeleinden noodzakelijk kan worden geacht, verstrekken aan de controleautoriteit of het controleorgaan;

 

(c) op verzoek van de controleautoriteit of het controleorgaan de resultaten van zijn eigen kwaliteitsborgingsprogramma's verstrekken.

 

3.2. Als aanvulling op de eisen in punt 3.1, verstrekken de importeurs en de eerste geadresseerden aan de controleautoriteit of het controleorgaan de in punt 9.3 bedoelde informatie over ingevoerde zendingen.

 

4. Specifieke controlevoorschriften voor door landbouwproductie of vergaring verkregen planten en plantaardige producten

 

4.1. Controleregelingen

 

4.1.1. De in punt 1.1, onder a), bedoelde volledige beschrijving van de eenheid moet:

 

(a) worden opgesteld zelfs wanneer de activiteit van de producent beperkt blijft tot het vergaren van in het wild groeiende planten;

 

(b) opgave doen van de opslag- en de productieplaatsen en de percelen grond en/of de vergaargebieden en, indien van toepassing, de plaatsen waar de producten worden verwerkt en/of verpakt; alsmede

 

(c) vermelden op welke datum op de betrokken percelen grond en/of in de betrokken vergaargebieden voor het laatst producten zijn toegepast waarvan het gebruik niet in overeenstemming is met de voorschriften voor de biologische productie.

 

4.1.2. Bij de vergaring van in het wilde groeiende planten omvatten de in punt 1.1, onder b), bedoelde concrete maatregelen tevens de door derden verstrekte waarborgen die de marktdeelnemer kan bieden om te garanderen dat aan deel I, punt 2.2, van bijlage II wordt voldaan.

 

4.2. Mededelingen

 

Ieder jaar moet de marktdeelnemer vóór de door de controleautoriteit of het controleorgaan vastgestelde datum zijn per perceel gespecificeerde productieschema voor plantaardige producten aan deze autoriteit of dit orgaan meedelen.

 

4.3. Exploitatie van verscheidene productie-eenheden door dezelfde marktdeelnemer

 

Wanneer een marktdeelnemer op dezelfde oppervlakten verscheidene productie-eenheden exploiteert, gelden voor de eenheden waar niet-biologische gewassen worden geproduceerd, alsmede voor de opslagplaatsen van de landbouwproductiemiddelen, tevens de algemene en de specifieke controlevoorschriften in punten 1, 2, 3, 4.1 en 4.2.

 

5. Specifieke controlevoorschriften met betrekking tot algen

 

De in punt 1.1, onder a), bedoelde volledige beschrijving van de eenheid die bij het begin van de toepassing van de specifieke controleregeling voor algen moet worden opgesteld, moet het volgende bevatten:

 

(a) een volledige beschrijving van de op het land en op zee gelegen installaties;

 

(b) de milieubeoordeling, als vermeld in deel III, punt 2.3, van bijlage II, indien van toepassing;

 

(c) het duurzaambeheerplan, als vermeld in deel III, punten 2.4 en 2.5, van bijlage II, indien van toepassing;

 

(d) met betrekking tot wilde algen, een volledige beschrijving en een kaart van de verzamelgebieden aan de kust en op zee en van de gebieden op het land waar de op het verzamelen volgende activiteiten plaatsvinden.

 

6. Specifieke controlevoorschriften voor dieren en dierlijke producten

 

6.1. Controleregelingen

 

6.1.1. De in punt 1.1, onder a), bedoelde volledige beschrijving van de eenheid die bij het begin van de toepassing van de specifieke controleregeling op de dierlijke productie moet worden opgesteld, moet het volgende bevatten:

 

(a) een volledige beschrijving van de stallen, de weidegronden, de openluchtruimten, enz. en, in voorkomend geval, de plaatsen voor opslag, verpakking en verwerking van dieren, dierlijke producten, grondstoffen en productiemiddelen;

 

(b) een volledige beschrijving van de installaties voor de opslag van dierlijke mest.

 

6.1.2. De in punt 1.1, onder b), bedoelde concrete maatregelen moeten het volgende omvatten:

 

(a) een schema voor het uitrijden van mest waarover met de controleautoriteit of het controleorgaan overeenstemming is bereikt, samen met een volledige beschrijving van het areaal dat is bestemd voor de plantaardige productie;

 

(b) in voorkomend geval, wat het uitrijden van mest betreft, de schriftelijke regelingen die zijn getroffen met in deel I, punt 1.5.5, van bijlage II bedoelde andere bedrijven die aan de voorschriften voor de biologische productie voldoen;

 

(c) een beheersplan betreffende de productie-eenheid voor de biologische dierhouderij.

 

6.2. Identificatie van vee

 

De dieren moeten permanent worden geïdentificeerd via op elke soort afgestemde methoden: afzonderlijke identificatie bij grote zoogdieren, afzonderlijke of partijgewijze identificatie bij pluimvee en kleine zoogdieren.

 

6.3. Controlemaatregelen inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

 

Telkens wanneer geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik worden toegediend, worden de behandelde dieren duidelijk geïdentificeerd: afzonderlijke identificatie bij grote dieren, afzonderlijke of partij-/kastgewijze identificatie bij pluimvee, kleine dieren en bijen.

 

6.4. Specifieke controlevoorschriften voor bijenteelt

 

6.4.1. De bijenteler verstrekt de controleautoriteit of het controleorgaan een kaart op een passende schaal met de locatie van de kasten. De bijenteler verstrekt aan de controleautoriteit of het controleorgaan passende documentatie en bewijzen, met inbegrip van geschikte analyses waar nodig, dat de gebieden die voor zijn kolonies toegankelijk zijn, voldoen aan de voorwaarden in deze verordening.

 

6.4.2. Met betrekking tot het gebruik van voeding moet in het bijenstalregis