VERSLAG over "Naar een akte voor een digitale interne markt"
21.12.2015 - (2015/2147(INI))
Commissie industrie, onderzoek en energie
Commissie interne markt en consumentenbescherming
Rapporteurs: Kaja Kallas, Evelyne Gebhardt
(Gezamenlijke commissievergaderingen – Artikel 55 van het Reglement)
Rapporteurs voor advies (*):
Jutta Steinruck, Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
Petra Kammerevert, Commissie cultuur en onderwijs
Angel Dzhambazki, Commissie juridische zaken
Michał Boni, Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 54 van het Reglement
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over "Naar een akte voor een digitale interne markt"
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa" (COM(2015)0192) en het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2015)100 final),
– gezien de mededeling van de Commissie van 2 juli 2014 getiteld "Naar een bloeiende data-economie" (COM(2014)0442),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Vaststelling van een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen voor overheidsdiensten, bedrijven en burgers (ISA) in Europa - Interoperabiliteit als middel om de overheidssector te moderniseren" (COM(2014)0367),
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Ontsluiting van het potentieel van crowdfunding in de Europese Unie" (COM(2014)0172),
– gezien de bijlage bij de mededeling van de Commissie getiteld "Gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT): resultaten en volgende stappen" (COM(2013)0685),
– gezien de mededeling van de Commissie van 11 september 2011 getiteld "Vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een connectief continent tot stand te brengen", alsmede tot wijziging van Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012 (COM(2013)0627),
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 23 april 2013 getiteld "E-commerce action plan 2012-2015 – State of play 2013" (SWD(2013)0153),
– gezien de mededeling van de Commissie van 26 maart 2013 over maatregelen om de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te verlagen (COM(2013)0147),
– gezien de mededeling van de Commissie van 7 februari 2013 betreffende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen (COM(2013)0048),
– gezien de mededeling van de Commissie van 18 december 2012 over inhoud in de digitale interne markt (COM(2012)0789),
– gezien de mededeling van de Commissie van 3 december 2012 inzake de toegankelijkheid van de websites van overheidsinstanties (COM(2012)0721),
– gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 getiteld "Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel" (COM(2012)0582),
– gezien de mededeling van de Commissie van 3 oktober 2012 getiteld "Akte voor de interne markt II – Samen voor nieuwe groei" (COM(2012)0573),
– gezien de mededeling van de Commissie van 13 april 2011 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld "Akte voor de interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen" (COM(2011)0206),
– gezien de mededeling van de Commissie van 27 oktober 2010 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld "Naar een Single Market Act: Voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen – 50 voorstellen om beter samen te werken, te ondernemen en zaken te doen" (COM(2010)0608),
– gezien het voorstel van de Europese Commissie betreffende intellectuele eigendom: de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (COM(2008)0464),
– gezien Verordening (EU) nr. 2015/758 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 inzake typegoedkeuringseisen voor de uitrol van het op de 112-dienst gebaseerde eCall-boordsysteem en houdende wijziging van Richtlijn 2007/46/EG[1],
– gezien Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG[2],
– gezien Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1336/97/EG[3],
– gezien Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt[4],
– gezien Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010[5],
– gezien Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2013 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PSI-richtlijn)[6],
– gezien Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (verordening ODR consumenten)[7],
– gezien Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten[8],
– gezien Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid[9],
– gezien Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad[10],
– gezien Verordening (EU) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie en het Bureau[11],
– gezien Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt[12],
– gezien Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie[13],
– gezien Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van maandag 11 maart 1996 betreffende diensten op de interne markt[14],
– gezien de eerste evaluatie van Richtlijn 96/9/EG betreffende de rechtsbescherming van databanken,
– gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, met inbegrip van de wijzigingen aangebracht door Verordening (EG) 1882/2003[15],
– gezien de overeenkomst van 28 september 2015 over het 5G-partnership tussen China en de Europese Unie en daarmee verband houdende overeenkomsten,
– gezien zijn resolutie van 9 juli 2015 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij[16],
– gezien zijn resolutie van 9 juni 2015 over "Naar een hernieuwde consensus over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten: een EU-actieplan"[17],
– gezien zijn resolutie van 10 maart 2015 inzake het jaarverslag over het mededingingsbeleid van de EU[18],
– gezien zijn resolutie van 27 november 2014 over ondersteuning van de consumentenrechten op de digitale interne markt[19],
– gezien zijn resolutie van 27 februari 2014 over heffingen voor kopiëren voor privégebruik[20],
– gezien zijn resolutie van 4 februari 2014 over een geïntegreerde markt van pakketbestellingen ter bevordering van de groei van de elektronische handel in de EU[21],
– gezien zijn resolutie van 15 januari 2014 over de herindustrialisering van Europa ter bevordering van concurrentievermogen en duurzaamheid[22],
– gezien zijn resolutie van 10 december 2013 over het aanboren van het potentieel van cloud computing in Europa[23],
– gezien zijn resolutie van 10 december 2013 over het evaluatieverslag inzake BEREC en het Bureau[24],
– gezien zijn resolutie van 24 oktober 2013 over de toepassing van het regelgevingskader voor elektronische communicatie[25],
– gezien zijn resolutie van 22 oktober 2013 over misleidende reclame[26],
– gezien zijn resolutie van 12 september 2013 over de digitale agenda voor groei, mobiliteit en werkgelegenheid: tijd voor een hogere versnelling[27],
– gezien zijn resolutie van 4 juli 2013 over het voltooien van de digitale interne markt[28],
– gezien zijn resolutie van 11 juni 2013 over een nieuwe agenda voor het Europese consumentenbeleid[29],
– gezien zijn resolutie van 22 mei 2013 over de toepassing van de richtlijn audiovisuele mediadiensten[30],
– gezien zijn resolutie van 11 december 2012 inzake het voltooien van de digitale interne markt[31],
– gezien zijn resolutie van 11 september 2012 over de onlineverspreiding van audiovisuele werken in de Europese Unie[32],
– gezien zijn resolutie van 12 juni 2012 over bescherming van kritieke informatie-infrastructuur – bereikte resultaten en volgende stappen: naar mondiale cyberveiligheid[33],
– gezien zijn resolutie van 20 april 2012 over een concurrerende digitale interne markt – e-overheid als speerpunt[34],
– gezien zijn resolutie van 21 september 2010 over de voltooiing van de interne markt voor e-handel[35],
– gezien zijn resolutie van 15 juni 2010 over internetgovernance: de volgende stappen[36],
– gezien zijn resolutie van 5 mei 2010 over een nieuwe digitale agenda voor Europa: 2015.eu[37],
– gezien zijn resolutie van 15 juni 2010 over het internet van de dingen[38],
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zoals geïntegreerd in de Verdragen middels artikel 6 van het EU-Verdrag,
– gezien artikel 9 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UN CRPD), dat door de EU is geratificeerd op 23 december 2010 (2010/48/EG),
– gezien het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (Unesco) van 20 oktober 2005,
– gezien de artikelen 9, 12, 14, 16 en 26 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien artikel 52 van het Reglement,
– gezien het gezamenlijke overleg van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming overeenkomstig artikel 55 van het Reglement,
– gezien de verslagen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming, en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie cultuur en onderwijs, de Commissie juridische zaken, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie vervoer en toerisme (A8-0371/2015),
A. overwegende dat het zich snel ontwikkelende gebruik van internet en mobiele communicatie de manier waarop burgers, ondernemingen en werknemers communiceren, toegang hebben tot informatie en kennis, innoveren, consumeren, delen, participeren en werken, heeft veranderd; overwegende dat hierdoor de economie is uitgebreid en veranderd, waardoor kleine en middelgrote ondernemingen gemakkelijker toegang hebben tot een potentieel klantenbestand van 500 miljoen klanten in de EU, evenals tot de wereldmarkten, en individuen nieuwe ondernemerschapsideeën en businessmodellen kunnen ontwikkelen;
B. overwegende dat de Uniale beleidsmaatregelen en wetgeving op het gebied van de digitale interne markt nieuwe mogelijkheden voor gebruikers en ondernemingen moeten bieden, alsmede nieuwe en innovatieve grensoverschrijdende onlinediensten tegen concurrerende prijzen moeten doen ontstaan en ontwikkelen, grenzen tussen lidstaten moeten slechten en de toegang van Europese ondernemingen, met name kmo's en start-ups, tot grensoverschrijdende markten moeten vergemakkelijken, als sleutels tot groei en werkgelegenheid in de EU, in de onderkenning dat deze kansen onvermijdelijk ook structurele veranderingen met zich meebrengen en een holistische aanpak behoeven, inclusief een sociale dimensie, en dat de kloof op het gebied van de digitale vaardigheden snel moet worden gedicht;
C. overwegende dat hoewel 75 % van de toegevoegde waarde van de digitale economie afkomstig is van de traditionele industrie, de integratie van digitale technologieën in die industrie nog altijd traag verloop, aangezien slechts 1,7 % van de Europese ondernemingen optimaal gebruik maakt van geavanceerde digitale technologieën en slechts 14 % van de kmo's internet als verkoopkanaal gebruikt; overwegende dat Europa het enorme potentieel van de ict-sector moet gebruiken om de industrie te digitaliseren en op mondiaal vlak concurrerend te blijven;
D. overwegende dat de totstandbrenging van een data-economie in hoge mate afhankelijk is van een wettelijk kader dat de ontwikkeling, de instandhouding, het onderhoud en de uitbreiding van databanken aanmoedigt en derhalve innovatievriendelijk en praktisch is;
E. overwegende dat het marktaandeel van de deeleconomie in 2013 wereldwijd ongeveer 3,5 miljard bedroeg en de Commissie momenteel een potentiële groei van meer dan 100 miljard voorspelt;
F. overwegende dat een hoog en consistent niveau van consumentenbescherming, -empowerment en -tevredenheid noodzakelijkerwijs samengaat met keuze, kwaliteit, flexibiliteit, transparantie, informatie, interoperabiliteit en een toegankelijke, veilige onlineomgeving met een hoog niveau van gegevensbescherming;
G. overwegende dat creativiteit en innovatie de motoren van de digitale economie vormen, en het derhalve van essentieel belang is om een hoog niveau van bescherming van de intellectuele eigendomsrechten te waarborgen;
H. overwegende dat 44,8 % van de gezinnen in de EU geen toegang tot snel internet heeft[39], en het huidige beleid en de stimulansen er niet in zijn geslaagd in geschikte digitale infrastructuur te voorzien, vooral in landelijke gebieden;
I overwegende dat de regio's in de EU zich op sterk verschillende niveaus bevinden op het vlak van digitale connectiviteit, menselijk kapitaal, internetgebruik, gebruik van digitale technologie door bedrijven en digitale overheidsdiensten, zoals blijkt uit het scorebord van de digitale agenda; overwegende dat de regio's met een lage score voor deze vijf indicatoren het risico lopen de voordelen van het digitale tijdperk mis te lopen;
1. INLEIDING: WAAROM WE EEN DIGITALE EENGEMAAKTE MARKT NODIG HEBBEN
1. is ingenomen met de mededeling getiteld "Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa"; is van mening dat het tot stand brengen van een digitale eengemaakte markt die is gebaseerd op een gemeenschappelijke reeks regels het concurrentievermogen van de EU kan bevorderen, positieve effecten kan hebben op groei en werkgelegenheid, de eengemaakte markt een nieuwe impuls kan geven en de samenleving inclusiever kan maken door nieuwe mogelijkheden te bieden aan burgers en bedrijven, met name door het uitwisselen en delen van innovatie, en gelooft dat de horizontale benadering waarvoor is gekozen nu versterkt ten uitvoer moet worden gelegd, waaronder middels de tijdige goedkeuring van de 16 initiatieven, aangezien de digitale elementen gevolgen hebben voor iedere burger en elke dimensie van de samenleving en de economie;
2. is het eens met de Commissie dat de governance en tijdige totstandbrenging van de digitale eengemaakte markt een gedeelde verantwoordelijkheid is van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; moedigt de Commissie aan om maatschappelijke en sociale belanghebbenden in te schakelen en in zo ruim mogelijke mate te betrekken bij het besluitvormingsproces;
3. is van oordeel dat betere regelgeving staat of valt bij een digitale, op principes stoelende en technologisch neutrale benadering van wetgeving; is van mening dat om innovatie mogelijk te maken eerst, na het noodzakelijke overleg en effectbeoordelingen, en in het licht van nieuwe technologieën en nieuwe bedrijfsmodellen, in kaart moet worden gebracht of de bestaande wetgeving, de aanvullende niet-regelgevingsacties en handhavingskaders aansluiten bij het digitale tijdperk, teneinde versnippering op het gebied van wetgeving van de interne markt te voorkomen, de administratieve lasten te reduceren, en groei en innovatie te bevorderen;
4. is van mening dat het vertrouwen van burgers en ondernemingen in de digitale omgeving van essentieel belang is voor het volledig tot wasdom komen van innovatie en groei in de digitale economie; is van mening dat het vergroten van dit vertrouwen, via gegevensbescherming en veiligheidsnormen, en een hoog niveau van consumentenbeschermning en -empowerment, alsook moderne wetgeving voor ondernemingen, de kern van het overheidsbeleid moet zijn, in de onderkenning dat de bedrijfsmodellen van digitale ondernemingen stoelen op het vertrouwen van hun gebruikers;
5. neemt er kennis van dat de e-handel in de Europese Unie jaarlijks 500 miljard EUR genereert en een belangrijke aanvulling op de niet-onlinehandel vormt, en consumenten een groter aanbod biedt, met name in verafgelegen gebieden, en kmo's nieuwe kansen biedt; verzoekt de Commissie de obstakels voor de e-handel in kaart te brengen en te elimineren, teneinde tot een daadwerkelijke grensoverschrijdende markt voor e-handel te komen; stelt vast dat tot deze obstakels een gebrek aan interoperabiliteit en gemeenschappelijke normen behoren, alsook een gebrek aan geëigende informatie die consumenten in staat stelt goed gefundeerde besluiten te nemen, en ook het feit dat er onvoldoende toegang is tot kwalitatief hoogwaardige grensoverschrijdende betalingssystemen;
6. ondersteunt het plan van de Commissie om het EU-mededingingsbeleid volledig van toepassing te maken op de digitale eengemaakte markt, aangezien concurrentie ertoe leidt dat consumenten meer keuze hebben én tot gelijke randvoorwaarden leidt, en betreurt dat het ontbreken van een Europees digitaal kader erop duidt dat men er niet in is geslaagd de belangen van kleine en grote aanbieders op één lijn te brengen;
7. wijst erop dat de Commissie en de lidstaten zo spoedig mogelijk een dynamischere economie moeten bevorderen, zodat innovatie tot bloei kan komen en obstakels voor ondernemingen, in het bijzonder innovatieve bedrijven, kmo's, start-ups en scale-ups, kunnen worden geëlimineerd, zodat zij onder gelijke randvoorwaarden op de markt kunnen komen, door de ontwikkeling van e-overheid, een toekomstbestendig en geïntegreerd regelgevingskader, toegang tot financiering, waaronder middels nieuwe financieringsmodellen voor start-ups, kmo's en initiatieven van het maatschappelijk middenveld in de EU, en een investeringsstrategie voor de lange termijn op het gebied van digitale infrastructuur, vaardigheden, digitale inclusie, onderzoek en innovatie; herinnert eraan dat toegang tot financieringsmogelijkheden voor projecten een basiselement moet vormen van een innovatievriendelijk beleid dat concurrentie en innovatie bevordert; verzoekt de Commissie derhalve ervoor te zorgen dat crowdfunding probleemloos mogelijk is over de grenzen heen, en spoort de lidstaten aan stimuleringsmaatregelen voor crowdfunding te nemen;
8. acht het noodzakelijk de effecten van de digitalisering op gezondheid en veiligheid op het werk te beoordelen en de bestaande gezondheids- en veiligheidsregels dienovereenkomstig aan te passen; wijst op het risico op ongevallen waaraan werknemers die hun werkzaamheden thuis verrichten in het kader van telewerk of crowdworking mogelijk blootstaan; benadrukt dat arbeidsgerelateerde psychische problemen zoals burn-outs als gevolg van het voortdurend beschikbaar moeten zijn en de uitholling van traditionele werktijdregelingen een ernstig risico voor werknemers vormen; spoort de Commissie aan een studie uit te laten voeren naar de neveneffecten van de digitalisering, zoals een hogere werkdruk, het effect op het geestelijk welzijn en het gezinsleven van werknemers en het effect op de ontwikkeling van de cognitieve vaardigheden van kinderen;
9. verzoekt de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, initiatieven ter stimulering van het ondernemerschap verder te ontwikkelen, in het bijzonder ondernemingsmodellen die bijdragen aan het veranderen van de visie op de definitie van succes en aan het bevorderen van een ondernemings- en innovatiecultuur; meent voorts dat de diversiteit en specifieke kenmerken van de verschillende nationale innovatiekernen kunnen worden omgezet in een echt concurrentievoordeel voor de EU op de wereldmarkt, op voorwaarde dat ze doeltreffend op elkaar worden afgestemd, en dat innovatieve ecosystemen waarin verschillende sectoren en ondernemingen met elkaar samenwerken, moeten worden gestimuleerd;
10. is bezorgd over de verschillende nationale aanpakken die de lidstaten tot dusver hebben gevolgd voor de regulering van het internet en de deeleconomie; dringt er bij de Commissie op aan overeenkomstig de bevoegdheden van de EU maatregelen te nemen ter ondersteuning van innovatie en eerlijke concurrentie, belemmeringen voor de digitale handel weg te nemen, en de sociaal-economische cohesie en de integriteit van de interne markt te handhaven; dringt er bij de Commissie op aan het internet als open, neutraal, veilig, inclusief mondiaal platform voor communicatie, productie, participatie, creatie, culturele verscheidenheid en innovatie te behouden, ten dienste van burgers, consumenten en het succes van Europese bedrijven op mondiaal niveau;
11. wijst erop dat de digitale revolutie gevolgen heeft voor elk aspect van onze samenlevingen, en uitdagingen met zich meebrengt en kansen biedt; is van oordeel dat de digitale revolutie het in zich heeft op een nog niet eerder geziene wijze voor empowerment van burgers, consumenten en ondernemers te zorgen; verzoekt de Commissie beleid te ontwikkelen dat burgers aanzet tot actieve participatie en ze in staat stelt de vruchten te plukken van de digitale revolutie; verzoekt de Commissie onderzoek te blijven verrichten naar de manier waarop de digitale revolutie de Europese samenlevingen beïnvloedt;
12. roept de Commissie op versnippering op het gebied van wetgeving tegen te gaan door de coördinatie van haar verschillende DG's aanzienlijk te verbeteren, nieuwe regelgeving op te stellen en de lidstaten sterk aan te moedigen om ervoor te zorgen dat de manier waarop ze de regelgeving uitvoeren coherent blijft;
13. benadrukt dat alle in het kader van de strategie voor een digitale interne markt ontwikkelde initiatieven, onder erkenning van de meerwaarde van de strategie voor de economie van de EU, in overeenstemming moeten zijn met de grondrechten, en in het bijzonder met de gegevensbeschermingswetgeving; herinnert eraan dat het in het belang van zowel de gegevenssubjecten als het bedrijfsleven is dat de algemene verordening gegevensbescherming en de gegevensbeschermingsrichtlijn spoedig worden goedgekeurd; dringt aan op herziening van de e-privacyrichtlijn, om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn in overeenstemming zijn met het gegevensbeschermingspakket tegen de tijd dat dit in werking treedt;
2. BETERE TOEGANG TOT DE DIGITALE INTERNE MARKT VOOR CONSUMENTEN EN BEDRIJVEN IN HEEL EUROPA
2.1 Regels voor grensoverschrijdende e-commerce waarop consumenten en bedrijven kunnen vertrouwen
14. is ingenomen met het voornemen van de Commissie om een krachtig voorstel inzake online-overeenkomsten aan te nemen dat de onlineverkoop van digitale inhoud omvat en de juridische bescherming van consumenten op dit gebied beoogt te verbeteren; is van oordeel dat deze verbeteringen een gericht karakter moeten hebben en dat de verschillen tussen inhoud enerzijds en materiële goederen anderzijds goed moeten worden geanalyseerd; wijst erop dat consumenten die digitale inhoud offline kopen door consumentenbeschermingswetten worden beschermd, maar dat de consumentenrechten bij aankoop van digitale inhoud online grotendeels ongereguleerd en onduidelijk blijven, met name wat betreft garantierechten, gebrekkige inhoud en specifieke oneerlijke voorwaarden met betrekking tot digitale inhoud; onderstreept dat de huidige indeling van alle digitale inhoud als diensten tot problemen kan leiden aangezien deze mogelijkerwijs niet in overeenstemming is met hetgeen consumenten verwachten, omdat abonnementen voor streamingdiensten niet worden onderscheiden van de aankoop van inhoud die kan worden gedownload; is het ermee eens dat consumenten een equivalent en toekomstbestendig beschermingsniveau moeten genieten, ongeacht of zij online of offline digitale inhoud kopen;
15. meent dat een praktische en evenredige benadering erin bestaat het wetgevingskader voor de onlineverkoop van digitale inhoud en materiële goederen "business-to-consumer" verder te harmoniseren, ongeacht of het om grensoverschrijdende of binnenlandse transacties gaat, waarbij de samenhang tussen de regels voor online en offline moet worden gehandhaafd, een race resulterend in steeds minder regelgeving moet worden vermeden, wetgevingskloven moeten worden gedicht en op de bestaande consumentenwetgeving moet worden voortgebouwd; onderstreept dat dit moet gebeuren op een technologieneutrale manier en voor het bedrijfsleven niet tot onredelijke kosten moet leiden;
16. is van mening dat er bij de voorstellen van de Commissie voor regels voor grensoverschrijdende overeenkomsten tussen bedrijven en consumenten op moet worden gelet dat de verschillen tussen de toepasselijke wettelijke normen voor aankopen offline en online niet steeds groter worden, en dat aankopen offline en online coherent en op basis van gelijkheid moeten worden behandeld uitgaande van het huidige hoge niveau van consumentenbescherming, aangezien verschillende wettelijke normen door consumenten zouden kunnen worden opgevat als een ontkenning van hun rechten; vindt dat elk nieuw voorstel in overeenstemming dient te zijn met artikel 6 van de Rome I-verordening, en wijst erop dat de Commissie van plan is het hele consumentenacquis in 2016 aan een REFIT-toetsing te onderwerpen; verzoekt de Commissie in dit verband te overwegen de presentatie van haar geplande voorstellen voor materiële goederen samen te laten vallen met de REFIT-toetsing;
17. meent dat contractuele bedingen voor digitale content op beginselen moeten zijn gebaseerd om technologieneutraal en toekomstbestendig te kunnen zijn; benadrukt voorts, met het oog op de voorstellen van de Commissie op dit gebied, hoe belangrijk het is dat inconsistentie en overlappingen met bestaande wetgeving worden voorkomen, evenals het risico dat er op den duur een ongewenste juridische scheidslijn ontstaat tussen online- en offline-contracten en de verschillende distributiekanalen, ook met het REFIT-consumentenacquis in gedachten;
18. verzoekt om een "actieve consumenten"-strategie om met name te beoordelen of het overstappen van consumenten naar een andere leverancier in de online wereld wordt bevorderd en of er maatregelen nodig zijn om het overstappen van consumenten naar een andere leverancier eenvoudiger te maken, teneinde de concurrentie op online markten te stimuleren; wijst voorts op de noodzaak om toegankelijke e-handelsdiensten tot stand te brengen in de gehele waardeketen, met inbegrip van toegankelijke informatie, toegankelijke betaalmethoden en klantenservice;
19. verzoekt de Commissie samen met de belanghebbende partijen de haalbaarheid, het nut en de potentiële kansen en risico's van de introductie van sectorspecifieke EU-betrouwbaarheidskeurmerken voor onlineverkopen te onderzoeken, uitgaande van goede praktijken bij bestaande regelingen voor dergelijke keurmerken in de lidstaten, teneinde consumentenvertrouwen en kwaliteit te bevorderen, met name bij verkopen online, en tegelijkertijd te kijken naar andere opties zoals zelfregulering of het in het leven roepen van groepen van belanghebbende partijen voor het uitwerken van gemeenschappelijke beginselen voor consumentendienstverlening;
20. verwelkomt de inspanningen van de Commissie gericht op het tot stand brengen van een pan-Europees platform voor het online beslechten van geschillen en verzoekt de Commissie zich hard te maken voor de tijdige en correcte implementatie van de desbetreffende verordening, met name wat de vertaalfaciliteiten betreft, alsook de ADR-richtlijn, samen met de lidstaten; verzoekt de Commissie en de belanghebbende partijen te onderzoeken op welke manier de toegang tot informatie over veel voorkomende consumentenklachten kan worden verbeterd;
21. roept op tot een ambitieus handhavingskader voor het consumentenacquis en voor de dienstenrichtlijn; moedigt de Commissie aan gebruik te maken van alle haar ter beschikking staande middelen om de volledige en juiste tenuitvoerlegging van de bestaande regelgeving te waarborgen, alsook van inbreukprocedures wanneer wordt geconstateerd dat de wetgeving onjuist of ontoereikend wordt uitgevoerd;
22. verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen te nemen tegen de onlineverkoop van illegale inhoud en goederen door de samenwerking en de uitwisseling van informatie en goede praktijken te verbeteren voor het bestrijden van illegale activiteiten op het internet; onderstreept in dit verband dat aan consumenten geleverde digitale inhoud vrij dient te zijn van naburige rechten, die erin zouden kunnen resulteren dat de consument niet van de digitale inhoud kan genieten in overeenstemming met het bepaalde in de overeenkomst;
23. dringt aan op een gedegen, gerichte en op bewijzen stoelende analyse om uit te maken of alle deelnemers in de waardeketen, waaronder ook online-intermediairs, onlineplatforms, inhoud- en dienstenaanbieders, en ook offline-intermediairs zoals wederverkopers en detaillisten, redelijke en adequate maatregelen moeten nemen tegen illegale inhoud, namaak en auteursrechtelijke inbreuken op commerciële schaal, met behoud van het recht van de eindgebruiker op toegang op en verspreiding van informatie of gebruik van toepassingen en diensten van zijn keuze;
24. benadrukt dat het nultolerantiebeginsel bij de omzetting van de Europese regelgeving voor de lidstaten en de Europese Unie maximaal moet zijn; is desalniettemin van mening dat een inbreukprocedure altijd het laatste redmiddel zou moeten zijn dat slechts na diverse coördinatie- en rectificatiepogingen zou moeten worden ingezet; benadrukt dat het beperken van de duur ervan essentieel is;
25. is ingenomen met de door de Commissie aangekondigde herziening van de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming; is van mening dat uitbreiding van de bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten en versterking van hun onderlinge samenwerking voorwaarden zijn voor de doeltreffende handhaving van de consumentenregels inzake onlinewinkelen;
2.2. Betaalbare hoogwaardige grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten
26. onderstreept dat hoewel pakketbezorgdiensten voor consumenten in sommige lidstaten goed functioneren, inefficiënte bezorgdiensten, met name wat de laatste kilometer betreft, een van de grootste obstakels voor grensoverschrijdende e-handel in sommige andere lidstaten vormen, en tot de meest genoemde redenen behoren waarom consumenten en bedrijven niet meer aan onlinetransacties willen meedoen; is van oordeel dat de problemen bij de grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten alleen vanuit het perspectief van de Europese interne markt kunnen worden opgelost, en onderstreept het belang van concurrentie in deze sector, alsook het feit dat de sector in kwestie zich aan moet passen aan moderne leefwijzen en derhalve flexibele bezorgopties moet aanbieden, zoals netwerken van ophaalpunten, pakketpunten en prijsvergelijkers;
27. onderstreept dat toegankelijke, betaalbare, efficiënte en hoogwaardige bezorgdiensten een essentiële voorwaarde vormen voor bloeiende grensoverschrijdende e-handel en steunt derhalve de voorgestelde maatregelen ter verbetering van de prijstransparantie gericht op meer inzicht bij de consument in de prijsstructuur, van de informatie over aansprakelijkheid bij verlies of beschadiging, van de interoperabiliteit alsmede van het regelgevend toezicht, die gericht moeten zijn op de goede werking van markten voor grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten, met inbegrip van de bevordering van zogenaamde "track-and-trace"-systemen, waarbij wordt voorzien in voldoende flexibiliteit zodat de bezorgmarkt zich kan ontwikkelen en aanpassen aan technologische innovatie;
28. verzoekt de Commissie en de lidstaten actief goede praktijken in de sector pakketbezorgdiensten uit te wisselen, en dringt er bij de Commissie op aan het Europees Parlement te informeren over de publieke raadpleging over grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten, alsook over de resultaten van de zelfreguleringsexercitie; juicht het toe dat er een ad-hocwerkgroep inzake grensoverschrijdende pakketbezorging is opgericht;
29. verzoekt de Commissie daarnaast samen met exploitanten een voorstel voor een alomvattend actieplan uit te werken, inclusief richtsnoeren voor goede praktijken en innovatieve oplossingen ter verbetering van de dienstverlening, verlaging van de kosten en reducering van de milieu-impact, de interne markt voor pakketbezorging en postdiensten verder te integreren, de obstakels voor exploitanten van postdiensten bij grensoverschrijdende bezorging te elimineren, de samenwerking tussen BEREC en ERGP te verbeteren en, in voorkomend geval, een herziening van de wetgeving in kwestie voor te stellen;
30. benadrukt dat de verdere harmonisering van de pakketbezorgingsdiensten door de Commissie, ongeacht de arbeidsstatus van pakketbezorgers, niet mag leiden tot slechtere sociale bescherming en slechtere arbeidsomstandigheden; vraagt de Commissie en de lidstaten te waarborgen dat de rechten van werknemers in deze sector met betrekking tot toegang tot socialezekerheidsstelsels en het recht om collectieve arbeidsonderhandelingen te voeren, worden geëerbiedigd; benadrukt dat socialezekerheidsstelstels onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen;
2.3. Voorkoming van ongefundeerde geoblocking
31. is van mening dat er ambitieuze, gerichte maatregelen nodig zijn om de toegang tot goederen en diensten te verbeteren, met name door een eind te maken aan niet-gerechtvaardigde geoblockingpraktijken en oneerlijke prijsdiscriminatie op basis van geografische ligging of nationaliteit, die vaak de vorming van monopolies tot gevolg hebben en ertoe kunnen leiden dat consumenten gaan overwegen hun toevlucht te nemen tot illegale inhoud;
32. steunt het voornemen van de Commissie om niet-gerechtvaardigde geoblocking doeltreffend aan te pakken middels een aanvulling op het bestaande e-handelskader en het handhaven van de desbetreffende bepalingen van bestaande wetgeving; acht het essentieel de nadruk te leggen op "business-to-business"-contacten die tot geoblockingpraktijken leiden, zoals selectieve distributie in gevallen waarin dit niet met de mededingingswetgeving in overeenstemming is en marktsegmentering, alsook op technologische maatregelen en technische praktijken (zoals IP-tracking of de opzettelijke niet-operabiliteit van systemen) die resulteren in ongerechtvaardigde beperkingen van de toegang tot grensoverschrijdende diensten van de informatiemaatschappij, op de sluiting van overeenkomsten voor de grensoverschrijdende aankoop van goederen en diensten, alsook op aanverwante activiteiten, zoals betaling voor en bezorging van goederen, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen;
33. benadrukt dat alle consumenten in de Unie gelijk moeten worden behandeld door onlinehandelaren die in een of meerdere lidstaten actief zijn, waaronder bij de toegang tot kortingen en andere acties;
34. steunt met name de geplande toetsing - door de Commissie - van de handhaving in de praktijk van artikel 20, lid 2, van Richtlijn 2006/123/EG inzake diensten in de interne markt om mogelijke patronen van ongerechtvaardigde discriminatie jegens consumenten en andere afnemers van diensten op basis van nationaliteit of het land waar zij hun verblijfplaats hebben, te analyseren; verzoekt de Commissie specifieke categorieën van gerechtvaardigde discriminatie zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, van de dienstenrichtlijn te identificeren en te definiëren, teneinde te verduidelijken wat ongerechtvaardigde discriminatie door particuliere entiteiten is en interpretatiehulp te bieden aan autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de praktische toepassing van artikel 20, lid 2, zoals bedoeld in artikel 16 van de dienstenrichtlijn; verzoekt de Commissie zich ervoor in te spannen om de bepaling van artikel 20, lid 2, in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 op te nemen, teneinde gebruik te maken van de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden van het netwerk voor samenwerking op het gebied van consumentenbescherming;
35. benadrukt dat een verbod op geoblocking er nooit toe mag leiden dat een handelaar wordt verplicht om goederen uit zijn webwinkel te leveren aan een bepaalde lidstaat wanneer hij zijn producten niet in alle lidstaten wil verkopen en klein wil blijven of alleen wil verkopen aan consumenten in de omgeving van zijn winkel;
36. wijst voorts op het belang van het lopende onderzoek naar de concurrentie in de sector e-handel, teneinde onder meer te onderzoeken of niet-gerechtvaardigde geoblockingbeperkingen, zoals discriminatie op grond van IP-adres, postadres of het land van afgifte van creditcards, een inbreuk op de Europese mededingingswetgeving vormen; wijst erop hoe belangrijk het is om het vertrouwen van consumenten en bedrijven te vergroten door rekening te houden met de resultaten van het hierboven bedoelde onderzoek naar concurrentie in de sector, en om te beoordelen of het noodzakelijk is gerichte wijzigingen door te voeren in de groepsvrijstellingsverordening, waaronder in artikel 4, onder a) en b), teneinde ongewenste herrouterings- en territoriale beperkingen te verminderen;
37. verwelkomt het voorstel van de Commissie voor het aanmoedigen van overdraagbaarheid en interoperabiliteit, teneinde het vrije verkeer van legaal verkregen en legaal beschikbaar gestelde inhoud of diensten te stimuleren, als een eerste stap in de richting van het beëindigen van niet-gerechtvaardigde geoblockingpraktijken, alsook van toegankelijkheid en grensoverschrijdende geldigheid van abonnementen; benadrukt dat er geen sprake is van tegenstrijdigheid tussen het territorialiteitsbeginsel en maatregelen gericht op het elimineren van obstakels voor de overdraagbaarheid van inhoud;
38. waarschuwt voor bevorderen zonder onderscheid te maken van verplichte pan-Europese licenties omdat dit ertoe zou kunnen leiden dat er minder inhoud voor de gebruiker verkrijgbaar wordt gesteld; benadrukt dat het territorialiteitsbeginsel een essentieel element is van het auteursrechtstelsel gezien het belang van territoriale licenties in de EU;
Betere toegang tot digitale inhoud – een modern, meer Europees kader voor auteursrechten
39. verwelkomt de inzet van de Commissie voor de modernisering van het huidige kader voor auteursrechten, teneinde het aan te passen aan het digitale tijdperk; onderstreept dat wijzigingen op een gerichte manier moeten worden doorgevoerd, met aandacht voor een eerlijke en passende beloning voor auteurs en andere rechthebbenden, voor economische groei, concurrentiekracht en een sterkere beleving voor de consument, maar ook voor het waarborgen van de bescherming van grondrechten;
40. onderstreept dat beroepsactiviteiten of bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op schending van het auteursrecht een ernstige bedreiging van de werking van de digitale interne markt vormen;
41. stelt dat de hervorming een juist evenwicht moet vinden tussen alle betrokken belangen; wijst erop dat de creatieve sector specifieke aspecten en uiteenlopende uitdagingen kent, onder meer vanwege de verschillende soorten inhoud, creatieve producties en toegepaste bedrijfsmodellen; wijst erop dat in de studie "Territoriality and its impact on the financing of audiovisual works" de belangrijke rol van territoriale licenties voor de herfinanciering van Europese films wordt benadrukt; vraagt de Commissie daarom die specifieke aspecten beter in kaart te brengen en er rekening mee te houden;
42. vraagt de Commissie zich ervan te verzekeren dat bij de herziening van de auteursrechtrichtlijn rekening gehouden wordt met de uitkomsten van de ex-post effectbeoordeling en de resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2015 over Richtlijn 2001/29/EG, en dat die herziening terdege wordt onderbouwd, onder meer met een beoordeling van de mogelijke effecten van wijzigingen op groei en banen, culturele diversiteit en met name de productie, financiering en distributie van audiovisuele werken;
43. benadrukt de cruciale rol van gerichte uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht als bijdrage aan economische groei, innovatie en werkgelegenheid, aanmoediging van creativiteit in de toekomst en versterking van innovatie en de creatieve en culturele diversiteit in Europa; herinnert aan de steun van het Parlement voor een onderzoek naar de toepassing van minimumnormen voor de auteursrechtelijke uitzonderingen en beperkingen, en naar de juiste toepassing van die uitzonderingen en beperkingen zoals vastgelegd in Richtlijn 2001/29/EG;
44. onderstreept dat auteursrechtelijke uitzonderingen en beperkingen een evenwichtige, gerichte en formaatneutrale benadering vergen en alleen op een aantoonbare noodzaak mogen berusten, en niet nadelig mogen zijn voor de culturele diversiteit in de EU, de financiering daarvan en een eerlijke beloning voor auteurs;
45. benadrukt dat het gebruik van tekst- en gegevensmining om meer rechtszekerheid vraagt waardoor onderzoekers en onderwijsinstellingen ruimer gebruik kunnen maken van auteursrechtelijk beschermd materiaal, ook over de grenzen heen, maar dat een uitzondering voor tekst- en gegevensmining voor heel Europa alleen mag gelden voor gebruikers met een wettig toegangsrecht, en moet worden ontwikkeld in overleg met alle belanghebbende partijen na een op bewijsmateriaal gebaseerde effectbeoordeling;
46. onderstreept hoe belangrijk het is de duidelijkheid en transparantie van het auteursrechtregime te verbeteren, met name ten aanzien van door de gebruiker gegenereerde inhoud en van heffingen op kopieën voor privégebruik in de lidstaten die voor die heffing gekozen hebben; stelt in dit verband vast dat burgers moeten worden geïnformeerd over het feitelijke bedrag van de kopieheffing, de bedoeling daarvan en de wijze waarop deze zal worden besteed;
2.5. De btw-gerelateerde lasten en belemmeringen voor verkoop over de grens verminderen
47. is van mening dat, met inachtneming van de nationale bevoegdheden, meer coördinatie op belastinggebied noodzakelijk is om marktverstoring, belastingontduiking en belastingontwijking te voorkomen, waarvoor onder meer een EU-brede gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting ingevoerd moet worden;
48. kent prioriteit toe aan de ontwikkeling van een vereenvoudigd, uniform en consistent online btw-systeem, om de nalevingskosten voor kleine en innovatieve ondernemingen die actief zijn binnen geheel Europa te verlagen; is verheugd over de invoering van het mini-éénloketsysteem voor btw, dat een stap is naar de beëindiging van het tijdelijke btw-stelsel van de EU; is evenwel bezorgd over het feit dat het ontbreken van een drempel het voor sommige kmo's moeilijk maakt om de regeling na te leven; verzoekt de Commissie daarom de regeling te herzien om ze bedrijfsvriendelijker te maken;
49. dringt er verder op aan dat het beginsel van fiscale neutraliteit voor soortgelijke goederen en diensten ten volle wordt nageleefd, ongeacht of deze in fysieke dan wel digitale vorm worden geleverd; verzoekt de Commissie overeenkomstig de gedane beloften zo snel mogelijk met een voorstel te komen om de lidstaten in staat te stellen de btw-tarieven voor de pers, digitale uitgeverijen, e-boeken en online publicaties te verlagen, teneinde discriminatie op de interne markt te voorkomen;
50. verzoekt de Commissie de uitwisseling van goede praktijken tussen belastingautoriteiten en belanghebbenden te bevorderen om passende oplossingen te ontwikkelen voor afdracht van belasting in de deeleconomie;
51. verwelkomt de goedkeuring van de herziening van de richtlijn betalingsdiensten; beklemtoont dat indien de Unie de EU-brede elektronische handel wil verbeteren, het nodig is dat er onverwijld pan-Europese kant-en-klare elektronische/mobiele betalingen op grond van een gemeenschappelijke standaard worden gerealiseerd, en dat de herziening van de richtlijn betalingsdiensten correct wordt uitgevoerd;
3. GUNSTIGE EN GELIJKE VOORWAARDEN SCHEPPEN VOOR GEAVANCEERDE DIGITALE NETWERKEN EN INNOVATIEVE DIENSTEN
3.1. De telecomregels geschikt maken voor het beoogde doel
52. benadrukt dat particuliere investeringen in snelle en ultrasnelle communicatienetwerken een vereiste zijn voor digitale vooruitgang, en gestimuleerd moeten worden met een stabiel EU-regelgevingskader, om alle deelnemers in staat te stellen investeringen te doen, ook in plattelands- en afgelegen gebieden; is van mening dat toegenomen concurrentie leidt tot meer investeringen in infrastructuur, innovatie, keuzemogelijkheden en lagere prijzen voor consumenten en bedrijven; is van mening dat er weinig aanwijzingen zijn voor een verband tussen de consolidatie van exploitanten en meer investeringen en output in netwerken; is van mening dat dit zorgvuldig moet worden onderzocht en dat de mededingingsregels moeten worden gehandhaafd, ter voorkoming van buitensporige marktconcentratie, het ontstaan van oligopoliën op Europees niveau en negatieve gevolgen voor consumenten;
53. benadrukt het belang van een succesvolle tenuitvoerlegging van het EFSI voor het maximaliseren van investeringen, door projecten te selecteren met hogere risicoprofielen, het economisch herstel en de groei te stimuleren en particuliere investeringen aan te moedigen, onder meer in de vorm van microfinanciering en durfkapitaal ter ondersteuning van innovatieve ondernemingen in verschillende stadia van financiering van hun ontwikkeling; benadrukt in gevallen van marktfalen het belang van het volledig benutten van de middelen die reeds beschikbaar zijn voor digitale investeringen, alsmede van het mogelijk maken van synergieën tussen EU-programma's als Horizon 2020, CEF, andere relevante structuurfondsen en andere instrumenten, waaronder gemeenschapsprojecten en overheidssteun, in overeenstemming met richtsnoeren inzake overheidssteun, om openbare WLAN-netwerken in grotere en kleinere gemeenten te bevorderen, omdat dit onmisbaar is gebleken voor regionale, sociale en culturele integratie, alsmede voor het onderwijs;
54. herinnert de lidstaten aan hun streven naar volledige dekking met snelheden van tenminste 30 Mbps tegen 2020; verzoekt de Commissie te evalueren of de huidige breedbandstrategie voor mobiele en vaste netwerken, met inbegrip van de streefdoelen, toekomstbestendig is, en ervoor te zorgen dat wordt voldoen aan de voorwaarden voor snelle connectiviteit voor iedereen, om een digitale kloof te vermijden in het kader van de data-economie en de snelle invoering van 5G en ultrasnelle breedband;
55. benadrukt dat de ontwikkeling van digitale diensten, met inbegrip van over-the-top (OTT) diensten, de vraag en de concurrentie heeft doen toenemen, ten voordele van de consumenten, en dat ook de behoefte aan investeringen in digitale infrastructuur is gestegen; is van mening dat de modernisering van het telecommunicatiekader niet mag leiden tot onnodige regelgevingslasten, maar niet-discriminerende toegang tot netwerken moet garanderen en toekomstbestendige oplossingen moet bieden, zo mogelijk gebaseerd op soortgelijke regels voor soortgelijke diensten die innovatie en eerlijke mededinging stimuleren en consumentenbescherming waarborgen;
56. benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat de in het telecommunicatiekader vastgestelde rechten van de eindgebruikers coherent, evenredig en toekomstbestendig zijn, en, na de goedkeuring van het pakket connectief continent, eenvoudiger overstappen mogelijk maken en de transparantie van contracten voor eindgebruikers waarborgen; verwelkomt de komende herziening van de universeledienstenrichtlijn, tezamen met de herziening van het telecommunicatiekader, om ervoor te zorgen dat de vereisten inzake de toegang tot snel breedbandinternet aansluiten bij het streven naar verkleining van de digitale kloof, en de beschikbaarheid van de 112-dienst te onderzoeken;
57. benadrukt dat de Europese digitale eengemaakte markt het dagelijks leven voor de eindgebruiker moet vergemakkelijken; roept de Commissie derhalve op het probleem van de grensoverschrijdende doorgifte van telefoongesprekken op te lossen, zodat consumenten zonder onderbrekingen kunnen telefoneren als zij grenzen binnen de Unie oversteken;
58. is verheugd over de verschillende lopende openbare raadplegingsprocedures die onlangs door DG Connect zijn gestart met betrekking tot de digitale agenda voor Europa, en met name betreffende de herziening van de EU-telecomregelgeving, de eisen inzake internetsnelheid en -kwaliteit na 2020 alsook onlineplatforms, de cloud en gegevens, aansprakelijkheid van tussenpersonen en de deeleconomie, maar dringt er bij de Commissie op aan voor samenhang te zorgen tussen al deze parallelle initiatieven;
59. benadrukt dat het radiospectrum een cruciaal hulpmiddel is voor de interne markt voor mobiele draadloze breedbandcommunicatie en voor omroepen, en essentieel is voor het toekomstige concurrentievermogen van de Europese Unie; roept op prioriteit te geven aan een geharmoniseerd en pro-competitief kader voor spectrumtoewijzing en een doeltreffend beheer, om vertragingen bij de spectrumtoewijzing te voorkomen, alsmede aan een gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers, en om in het kader van het rapport-Lamy[40], prioriteit te geven aan een langetermijnstrategie voor het toekomstig gebruik van de verschillende spectrumbanden, die met name voor de invoering van 5G gebruikt moeten worden;
60. benadrukt dat de tijdige tenuitvoerlegging en de uniforme handhaving in de lidstaten van de telecommunicatieregels van de EU zoals het pakket connectief continent een cruciale pijler vormen voor de invoering van de digitale interne markt, om een strikte toepassing van het beginsel van netneutraliteit te waarborgen en, in het bijzonder door middel van een tijdige grondige herziening, uiterlijk 15 juni 2017 een einde te maken aan roamingtoeslagen voor alle Europese consumenten;
61. roept de Commissie op om ter verdere integratie van de digitale interne markt te zorgen voor een doeltreffender institutioneel kader door de rol, capaciteit en besluiten van BEREC te versterken, met het oog op een consistente toepassing van het regelgevingskader, het waarborgen van toezicht op de ontwikkeling van de interne markt en het oplossen van grensoverschrijdende geschillen; benadrukt in dit verband dat de financiële en menselijke hulpbronnen aangevuld moeten worden en dat de beheersstructuur van BEREC dienovereenkomstig verbeterd moet worden:
3.2. Een mediakader voor de eenentwintigste eeuw
62. onderstreept het meerledige karakter van audiovisuele media als sociaal, cultureel en economisch goed; merkt op dat de noodzaak van toekomstige Europese mediaregelgeving voortvloeit uit de noodzaak om de diversiteit van de audiovisuele media te waarborgen en te bevorderen en om hoge normen vast te stellen voor de bescherming van minderjarigen, consumenten en persoonsgegevens, naast eerlijke voorwaarden voor mededinging en grotere flexibiliteit op het gebied van kwantitatieve en commerciële regels op communicatiegebied;
63. benadrukt dat het herkomstlandbeginsel dat in de AVMS-richtlijn is neergelegd een noodzakelijke voorwaarde vormt voor het grensoverschrijdend aanbieden van audiovisuele inhoud, op de weg naar een gemeenschappelijke markt voor diensten; onderstreept tegelijkertijd dat dit beginsel het streven naar sociale en culturele doelstellingen niet in de weg staat en niet de noodzaak wegneemt om andere EU-wetgeving dan de AVMS-richtlijn aan te passen; benadrukt dat het om de praktijk van "forum shopping" te bestrijden nodig is dat het land van herkomst van de reclameopbrengsten, de taal van de dienst en de doelgroep van de reclame en de inhoud deel moeten uitmaken van de criteria op basis waarvan het "land van herkomst" van een audiovisuele mediadienst wordt bepaald of aangevochten;
64. is van mening dat eenieder, met inbegrip van aanbieders van online audiovisuele mediaplatforms en gebruikersinterfaces, onder de AVMS-richtlijn zou moeten vallen voor zover het om audiovisuele mediadiensten gaat; onderstreept het belang van regels die de vindbaarheid van legale inhoud en informatie verbeteren, teneinde mediavrijheid, pluralisme en onafhankelijk onderzoek te bevorderen en het beginsel van non-discriminatie te garanderen, om de diversiteit van taal en cultuur veilig te stellen; benadrukt dat de lidstaten specifieke regels kunnen invoeren gericht op het behoud van de culturele en taaldiversiteit en de verscheidenheid van informatie, meningen en media, de bescherming van kinderen, jongeren of minderheden en de bescherming van consumenten in het algemeen, teneinde het beginsel van vindbaarheid van audiovisuele inhoud van algemeen belang te waarborgen; roept op tot het nemen van maatregelen om audiovisuele mediadiensten toegankelijk te maken voor kwetsbare personen; dringt er bij de Commissie op aan het legale aanbod aan audiovisuele media-inhoud te stimuleren door onafhankelijke Europese producties te ondersteunen;
65. dringt er bij de Commissie op aan om rekening te houden met veranderende kijkpatronen en nieuwe manieren van toegang tot audiovisuele inhoud, door lineaire en niet-lineaire diensten op één lijn te stellen en op Europees niveau minimumeisen vast te stellen voor alle audiovisuele mediadiensten, met het doel ervoor te zorgen dat deze eisen consequent worden toegepast, behalve wanneer de inhoud een onontbeerlijke aanvulling van andere dan audiovisuele inhoud of diensten vormt; verzoekt de Commissie en de lidstaten het in artikel 1 van de AVMS-richtlijn gedefinieerde begrip "mediadienst" zodanig te herzien dat de lidstaten weliswaar voldoende ruimte voor flexibiliteit houden, maar dat beter rekening wordt gehouden met de potentiële maatschappelijke impact van diensten en met specifieke kenmerken van die impact, met name de relevantie daarvan voor de meningsvorming en de meningsverscheidenheid, alsmede voor het vraagstuk van redactionele verantwoordelijkheid;
66. verzoekt de Commissie en de lidstaten om het verbieden van audiovisuele mediadiensten in de EU in geval van aantasting van de menselijke waardigheid, aanzetten tot haat of racisme op gelijke wijze te behandelen en doeltreffend aan te pakken;
67. onderstreept dat een aanpassing van de AVMS-richtlijn moet leiden tot vermindering van de regelgeving en tot versterking van de co- en zelfregulering, door de rechten en plichten van omroepen door middel van een horizontale en mediaoverkoepelende reguleringsaanpak in evenwicht te brengen met de rechten en plichten van andere marktdeelnemers; is van oordeel dat het beginsel van duidelijke herkenbaarheid van en differentiatie tussen reclame en programma-inhoud in alle mediavormen voorrang dient te krijgen vóór het beginsel van scheiding van reclame en programma; verzoekt de Commissie na te gaan of het nog steeds zinvol is om vast te houden aan punt 6.7 van haar mededeling betreffende de toepassing van de regels inzake staatssteun op openbare omroepen;
68. is van mening dat het in Richtlijn 93/83/EEG neergelegde juridische concept, na een nieuwe beoordeling ervan, de grensoverschrijdende toegang tot legale online-inhoud en -diensten op de digitale interne markt zou kunnen verbeteren zonder de beginselen van contractvrijheid, passende beloning van auteurs en kunstenaars en het territoriale karakter van exclusieve rechten aan te tasten;
3.3. Een passend regelgevingskader voor platforms en intermediairs
3.3.1. De rol van onlineplatforms
69. dringt er bij de Commissie op aan te onderzoeken of eventuele kwesties in verband met online platforms opgelost kunnen worden door een volledige tenuitvoerlegging van bestaande wetgeving en een doeltreffende handhaving van het mededingingsbeleid van de EU, om een gelijk speelveld te waarborgen, alsmede eerlijke en doeltreffende mededinging tussen online platforms en het ontstaan van monopolies te voorkomen; roept de Commissie op om met betrekking tot online platforms een innovatievriendelijk beleid te voeren waarbij de markttoegang en de innovatie worden gestimuleerd; is van mening dat prioriteit moet worden toegekend aan transparantie, non-discriminatie, het gemakkelijker overstappen tussen platforms of onlinediensten om de consumenten meer keuzemogelijkheden te geven, toegang tot platforms en het vaststellen en aanpakken van belemmeringen voor het oprichten en vergroten van platforms;
70. merkt daarnaast op dat de bepalingen van de richtlijn elektronische handel naderhand zijn versterkt door de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, de richtlijn consumentenrechten en andere onderdelen van het consumentenacquis en dat deze richtlijnen strikt moeten worden gehandhaafd en evenzeer van toepassing zijn op handelaren die gebruik maken van onlineplatforms als op handelaren op traditionele markten; verzoekt de Commissie met alle belanghebbenden en het Parlement samen te werken om duidelijke richtsnoeren in te voeren betreffende de toepasselijkheid van het consumentenacquis op handelaren die gebruik maken van onlineplatforms, en waar nodig bijstand te bieden aan de consumentenbeschermingsinstanties van de lidstaten met het oog op een strikte handhaving van het consumentenrecht;
71. waardeert het initiatief van de Commissie om de rol van online platforms in de digitale economie te analyseren in het kader van de strategie voor de digitale eengemaakte markt, aangezien het van invloed zal zijn op verschillende nieuwe wetgevingsvoorstellen; is van mening dat de analyse moet dienen om bevestigde en welomschreven problemen in kaart te brengen binnen bepaalde bedrijfstakken, naast mogelijke lacunes in de consumentenbescherming, en om onderscheid te maken tussen online diensten en aanbieders van online diensten; benadrukt dat platforms op het gebied van cultuurgoederen, met name audiovisuele media, een specifieke behandeling vereisen met inachtneming van het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen;
72. verzoekt de Commissie in het eerste kwartaal van 2016 bij het Parlement verslag uit te brengen van de resultaten van de relevante raadplegingen en een consistente benadering bij de komende wetgevingsherzieningen te waarborgen; waarschuwt voor het creëren van marktverstoringen of belemmeringen voor de toegang tot de markt van online diensten door nieuwe verplichtingen in te voeren inzake het kruissubsidiëren van specifieke traditionele bedrijfsmodellen;
73. benadrukt dat de beperkte aansprakelijkheid van tussenpersonen van wezenlijk belang is voor de bescherming van de openheid van internet, grondrechten, rechtszekerheid en innovatie; erkent in dit verband dat de bepalingen inzake aansprakelijkheid van tussenpersonen in de richtlijn elektronische handel toekomstbestendig en technisch neutraal zijn;
74. wijst erop dat de aanbieder van een dienst in de informatiemaatschappij, om te profiteren van een beperking van de aansprakelijkheid, na het verkrijgen van feitelijke kennis inzake illegale activiteiten snel moet optreden om de toegang tot de betreffende informatie te verwijderen of onbruikbaar te maken; vraagt de Commissie een uniforme tenuitvoerlegging van deze bepaling te waarborgen overeenkomstig het Handvest van de grondrechten, om privatisering van de rechtshandhaving te voorkomen en ervoor te zorgen dat adequate en redelijke maatregelen worden genomen tegen de verkoop van illegale inhoud en goederen;
75. is van mening dat gezien de snelle ontwikkeling van de markten en de verscheidenheid van platforms, van non-profitplatforms tot B2B-platforms en gebruikt door verschillende diensten, sectoren en een zeer breed scala aan actoren, er geen duidelijke definitie bestaat van platforms, en dat het hanteren van een enkele, uniforme benadering een ernstige belemmering kan vormen voor de innovatie, en Europese bedrijven een concurrentienadeel kan bezorgen binnen de wereldwijde economie;
76. meent dat sommige online tussenpersonen en online platforms inkomen genereren uit culturele werken en inhoud zonder dat de scheppers van het werk altijd delen in dit inkomen; vraagt de Commissie om empirisch onderbouwde opties te overwegen om iets te doen aan de waardeoverdracht van inhoud naar diensten, waardoor het mogelijk wordt dat auteurs, uitvoerende kunstenaars en rechthebbenden eerlijk worden beloond voor gebruik van hun werk op internet zonder dat innovatie wordt afgeremd;
3.3.2 Nieuwe kansen binnen de deeleconomie
77. is verheugd over de toegenomen concurrentie en de keuze voor de consumenten als gevolg van de groei van de deeleconomie, alsmede over de perspectieven voor de werkgelegenheid, economische groei, concurrentievermogen een inclusievere arbeidsmarkt en een meer circulaire Europese economie door het doeltreffender gebruik van hulpbronnen, vaardigheden en andere pluspunten; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de verdere ontwikkeling van de deeleconomie te steunen door kunstmatige belemmeringen en wetgeving die de groei ervan remt in kaart te brengen;
78. dringt er bij de Commissie op aan om in het kader van de deeleconomie te analyseren hoe een evenwicht gevonden kan worden tussen het mondiger maken en het beschermen van consumenten, en, waar verduidelijking nodig is, de toereikendheid te waarborgen van het wetgevingskader op digitaal gebied voor consumenten, met inbegrip van gevallen van mogelijk misbruik, en om ook vast te stellen waar ex-postoplossingen toereikend of doeltreffender zijn;
79. wijst erop dat het in het eigen belang is van bedrijven die deze nieuwe bedrijfsmodellen op basis van reputatie en vertrouwen hanteren om maatregelen vast te stellen ter ontmoediging van illegale activiteiten en ter invoering van nieuwe veiligheidswaarborgen voor consumenten;
80. moedigt de Commissie aan een stakeholdergroep in het leven te roepen die verantwoordelijk is voor de bevordering van goede praktijken in de sector van de deeleconomie;
81. roept de lidstaten op te waarborgen dat het werkgelegenheids- en sociaal beleid afgestemd is op digitale innovatie, ondernemerschap en de groei van de deeleconomie en de mogelijkheden daarvan voor flexibeler vormen van werkgelegenheid, door nieuwe vormen van werkgelegenheid in kaart te brengen en de behoefte aan modernisering van sociale en werkgelegenheidswetgeving te evalueren, zodat de huidige arbeidsrechten en sociale zekerheidsregelingen ook in de digitale werkomgeving gehandhaafd kunnen worden; benadrukt dat socialezekerheidsstelsels onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen; vraagt de Commissie beste praktijken te bepalen en de uitwisseling daarvan in de EU en op internationaal niveau mogelijk te maken;
3.3.3. Illegale inhoud op internet bestrijden
82. roept de Commissie op voort te maken met een rechtskader en beleid ter bestrijding van illegale inhoud en ander materiaal op internet, waaronder haattaal, en ervoor te zorgen dat het rechtskader en het beleid volledig in overeenstemming zijn met de grondrechten, zoals deze in het Handvest van de grondrechten van de EU zijn vastgelegd, en dan met name met het grondrecht op vrijheid van meningsuiting en informatie, alsook met bestaande EU- of nationale wetgeving en met de beginselen van noodzakelijkheid, evenredigheid, een behoorlijke rechtsgang en de rechtsstaat; acht het voor het verwezenlijken van dit doel nodig om:
– Europese en nationale politiediensten en wetshandhavingsinstanties van consistente en efficiënte wetshandhavingsinstrumenten te voorzien;
– duidelijke richtsnoeren aan te reiken voor het aanpakken van illegale inhoud op het internet, met inbegrip van haattaal;
– publiek-private partnerschappen en de dialoog tussen publieke en private instanties te ondersteunen, met inachtneming van de bestaande wetgeving van de Unie;
– de rol van tussenpersonen en onlineplatforms te verduidelijken in het licht van het EU-Handvest van de grondrechten;
– te waarborgen dat de rechtsgrond voor de oprichting van de eenheid voor de melding van internetuitingen binnen Europol (EU IRU) strookt met haar werkzaamheden;
– speciale maatregelen na te streven tegen seksuele uitbuiting van kinderen online, een doeltreffende samenwerking tot stand te brengen tussen alle belanghebbenden, teneinde de rechten en de bescherming van kinderen online te waarborgen, en te stimuleren dat er initiatieven worden ontplooid om internet veiliger te maken voor kinderen, en
– samen met de betreffende belanghebbenden bewustwordingscampagnes en onderwijs te stimuleren;
83. is ingenomen met het actieplan van de Commissie voor modernisering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten online, met het oog op inbreuken op commerciële schaal; vindt versterking van het auteursrecht zoals geregeld in Richtlijn 2004/48/EG uiterst belangrijk en meent dat auteursrecht en aanverwante rechten slechts zo effectief kunnen zijn als de handhavingsmaatregelen die voor de bescherming van die rechten worden uitgevaardigd;
84. wijst erop dat de EU te maken heeft met een beduidend aantal IER-inbreuken; wijst met nadruk op de rol van het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten dat betrouwbare gegevens moet aanleveren en objectieve analyses van de effecten van inbreuken voor economische actoren; dringt aan op een effectieve, duurzame, proportionele en gemoderniseerde aanpak van de handhaving, invulling en bescherming van intellectuele eigendomsrechten online, met name met het oog op inbreuken op commerciële schaal;
85. merkt op dat auteursrechtelijk inbreuken soms ook zijn toe te schrijven aan de omstandigheid dat gewenste en legaal verkrijgbare inhoud vaak moeilijk te vinden is; dringt er daarom op aan een ruimer aanbod van legale en gebruikersvriendelijke toegangsmogelijkheden te ontwikkelen en onder het publiek bekend te maken;
86. is ingenomen met de follow-the-moneybenadering en spoort de marktdeelnemers in de toeleveringsketen aan tot gecoördineerde en proportionele actie om zich teweer te stellen tegen inbreuken op commerciële schaal, voortbouwend op de praktijk van vrijwillige afspraken; onderstreept dat de Commissie tezamen met de lidstaten moet werken aan bewustwording en zorgvuldigheid in de aanleveringsketen, en de uitwisseling van informatie en goede praktijken moet aanmoedigen evenals sterkere samenwerking tussen openbare en particuliere sector; houdt staande dat eventuele maatregelen gerechtvaardigd moeten zijn, gecoördineerd en proportioneel, en de mogelijkheid moeten omvatten van effectieve en gebruikersvriendelijke rechtsmiddelen ten behoeve van benadeelde partijen; acht het belangrijk de consumenten bewust te maken van de gevolgen die voortvloeien uit de schending van het auteursrecht en de naburige rechten;
3.4. Het vertrouwen en de veiligheid in de digitale netwerken, sectoren en infrastructuren en de behandeling van persoonsgegevens versterken
87. is van mening dat, om het vertrouwen in en de veiligheid van digitale diensten, gegevensgestuurde technologieën en IT- en betalingssystemen, kritieke infrastructuur en online netwerken te waarborgen, extra middelen nodig zijn, alsmede samenwerking tussen de Europese cyberveiligheidssector, de overheids- en de particuliere sector, in het bijzonder door middel van samenwerking op onderzoeksgebied, onder meer in het kader van Horizon 2020 en publiek-private partnerschappen; is er voorstander van dat de lidstaten beste praktijken uitwisselen in het kader van publiek-privaat partnerschappen op dit gebied;
88. roept op tot maatregelen ter vergroting van de weerbaarheid tegen cyberaanvallen, met in het bijzonder een grotere rol voor ENISA, ter vergroting van het risicobewustzijn en de kennis van basisprocessen inzake veiligheid onder gebruikers, met name kmo's, om ervoor te zorgen dat bedrijven beschikken over basisbeveiliging, bijvoorbeeld door eind-tot-eindversleuteling van gegevens en communicatie en software-updates, en om het gebruik van het concept "security-by-design" aan te moedigen;
89. is van mening dat softwareproviders meer aandacht moeten besteden aan de voordelen op veiligheidsgebied van open software en veiligheidsgerelateerde software-upgrades voor gebruikers; verzoekt de Commissie onderzoek te doen naar een EU-breed gecoördineerd programma voor de bekendmaking van beveiligingsproblemen, met inbegrip van het repareren van bekende zwakke plekken in software, als middel tegen misbruik van zwakke plekken van software en tegen inbreuken op de veiligheid en de bescherming van persoonsgegevens;
90. is van mening dat de snelle vaststelling van een passende NIB-richtlijn nodig is om te voorzien in een op EU-niveau gecoördineerde aanpak van cyberveiligheid; is van mening dat een ambitieuzere samenwerking tussen lidstaten en relevante instellingen en organen in de EU, naast de uitwisseling van beste praktijken, van wezenlijk belang is voor de verdere digitalisering van de sector, waarbij de bescherming van de grondrechten van de EU, met name gegevensbescherming, gewaarborgd moet zijn;
91. onderstreept dat de snelle toename van het aantal aanvallen op netwerken en gevallen van cybercriminaliteit vraagt om een geharmoniseerde respons van de EU en de lidstaten, teneinde een hoog niveau van netwerk- en informatiebeveiliging te waarborgen; is van mening dat het waarborgen van de veiligheid op internet inhoudt dat netwerken en kritieke infrastructuur worden beschermd, wetshandhavingsinstanties bevoegd zijn om criminaliteit, waaronder terrorisme, gewelddadige radicalisering en seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen online, te bestrijden en er gebruik wordt gemaakt van de gegevens die strikt noodzakelijk zijn om criminaliteit online of offline te bestrijden; benadrukt dat deze veiligheid, samen met de bescherming van de grondrechten in de cyberspace, een voorwaarde vormt voor de versterking van het vertrouwen in digitale diensten en dus de noodzakelijke grondslag vormt voor de totstandbrenging van een concurrerende digitale interne markt;
92. herinnert eraan dat instrumenten zoals versleuteling nuttige hulpmiddelen zijn voor het waarborgen van de privacy van burgers en ondernemingen, en in ieder geval het basisniveau van communicatiebeveiliging kunnen garanderen; veroordeelt het feit dat het ook voor criminele doeleinden kan worden gebruikt;
93. verwelkomt het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (EC3) binnen Europol, dat mede kan zorgen voor snellere reacties bij cyberaanvallen; verzoekt om een wetgevingsvoorstel ter versterking van het mandaat van EC3, en roept op tot een snelle omzetting van Richtlijn 2013/40/EU van 12 augustus 2013 over aanvallen op informatiesystemen;
94. merkt op dat de onthullingen over het grootschalig elektronisch toezicht aangeven dat het vertrouwen van burgers in de privacy, veiligheid en beveiliging van digitale diensten moet worden hersteld en onderstreept in dit verband hoe belangrijk het is dat bij het verwerken van gegevens voor commerciële of rechtshandhavingsdoeleinden de grondrechten worden geëerbiedigd en de bestaande wetgeving inzake gegevensbescherming strikt wordt nageleefd; wijst in dit verband nogmaals op het belang van bestaande instrumenten, zoals wederzijdse rechtshulpverdragen die het beginsel van de rechtsstaat eerbiedigen en de kans verkleinen dat op oneigenlijke wijze toegang wordt verkregen tot op buitenlands grondgebied opgeslagen gegevens;
95. herinnert eraan dat de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/31/EG de aanbieders van diensten geen algemene verplichting mogen opleggen om bij het aanbieden van transmissie-, opslag- en hostingdiensten toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te gaan zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden; herinnert er in het bijzonder aan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in de arresten C-360/10 en C-70/10 de maatregelen voor "gerichte bewaking" van vrijwel alle gebruikers van de betrokken diensten (internetproviders in het ene geval, een sociaal netwerk in het andere geval) heeft verworpen en heeft gepreciseerd dat elk bevel dat een hostingdienstverlener verplicht tot een algemene surveillance, verboden moet zijn;
4. HET GROEIPOTENTIEEL VAN DE DIGITALE ECONOMIE MAXIMALISEREN
96. is van mening dat, gezien het centrale belang van de Europese industrie en van de digitale economie, die veel sneller groeit dan de rest van de economie, de digitale transformatie van de industrie van wezenlijk belang is voor het concurrentievermogen en de energietransitie van de Europese economie, maar alleen succesvol kan zijn indien Europese bedrijven het belang ervan beseffen voor wat betreft verhoging van de efficiency en de gebruikmaking van onbenut potentieel, met beter geïntegreerde en verbonden waardeketens waarmee snel en flexibel ingesprongen kan worden op de consumentenvraag;
97. verzoekt de Commissie onverwijld een plan te ontwikkelen voor de digitale transformatie, inclusief modernisering van de wetgeving en het gebruik van relevante instrumenten voor investeringen in O&O en infrastructuur, steun te verlenen aan de digitalisering in alle sectoren, zoals productie, energie, vervoer en detailhandel, door de gebruikmaking te stimuleren van digitale technologieën en eind-tot-eindverbindingen in waardeketens, alsmede van innovatieve diensten en bedrijfsmodellen;
98. is van mening dat het regelgevend kader sectoren in staat moet stellen gebruik te maken van en vooruit te lopen op die wijzigingen, om bij te dragen aan nieuwe banen, groei en regionale convergentie;
99. roept daarnaast op tot specifieke aandacht voor kmo's, inclusief met name een eventuele herziening van de Small Business Act, omdat hun digitale transformatie van groot belang is voor het concurrentievermogen van de economie en de werkgelegenheid, en tot nauwere samenwerking tussen gevestigde ondernemingen en starters, wat kan leiden tot een duurzamer en concurrerender industrieel model en de opkomst van wereldleiders;
100. wijst opnieuw op het belang van de Europese satellietnavigatiesystemen, met name Galileo en Egnos, voor de ontwikkeling van de digitale eengemaakte markt wat betreft de gegevenslocatie en tijdstempel voor big-datatoepassingen en toepassingen van het internet van de dingen;
4.1. Totstandbrenging van een data-economie
101. is van mening dat een gegevensgestuurde economie essentieel is voor economische groei; benadrukt de kansen die nieuwe ICT-technologieën, zoals Big Data, cloud computing, het internet van de dingen, 3D-printen en andere technologieën met zich kunnen meebrengen voor de economie en de samenleving, als deze worden geïntegreerd in andere sectoren, zoals energie, vervoer en logistiek, financiële diensten, onderwijs, detailhandel, productie, onderzoek of gezondheidszorg en nooddiensten, en als ze door overheden worden gebruik voor het ontwikkelen van slimme steden, het beter beheren van hulpbronnen en het verbeteren van de milieubescherming; benadrukt in het bijzonder de kansen die worden geboden door digitalisering van de energiesector, met slimme meters, slimme netten en data hubs, om de energieproductie doeltreffender en flexibeler te maken; benadrukt het belang van publiek-private partnerschappen en verwelkomt initiatieven van de Commissie op dit gebied;
102. verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om elk wetenschappelijk onderzoeksproject dat ten minste voor de helft met publieke middelen is gefinancierd binnen een redelijke termijn gratis digitaal toegankelijk te maken zonder daarbij schade te berokkenen aan de economische en sociale voordelen waaronder de werkgelegenheid bij uitgeverijen op dit gebied;
103. verzoekt de Commissie uiterlijk 2016 een brede en transparante evaluatie van Big Data door te voeren met medewerking van alle relevante deskundigen, zoals onderzoekers, het maatschappelijk middenveld en de overheids- en particuliere sectoren, om de behoeften te anticiperen op het gebied van big data-technologieën en computerinfrastructuur, in het bijzonder Europese supercomputers, met inbegrip van betere voorwaarden van de niet-regelgevingskaders en bestaande regelgevingskaders voor groei en innovatie in deze sector, en het maximaliseren van kansen en het aanpakken van potentiële risico's en uitdagingen, om vertrouwen op te bouwen ten aanzien van bijvoorbeeld de toegang tot gegevens, veiligheid en gegevensbescherming;
104. roept op tot de ontwikkeling van een toekomstbestendige en technologisch neutrale Europese aanpak en verdere integratie van de eengemaakte markt met betrekking tot het internet van de dingen en het industriële internet, met een transparante normerings- en interoperabiliteitsstrategie en de versterking van het vertrouwen in deze technologieën door veiligheid, transparantie en ingebouwde privacy en standaardprivacy; verwelkomt het initiatief voor vrij gegevensverkeer dat, na een omvattende beoordeling, moet zorgen voor verduidelijking van regels over gebruik, toegang tot en eigendom van gegevens, rekening houdend met mogelijke problemen in verband met de gevolgen van vereisten voor gegevenslokalisatie voor de werking van de interne markt, en voor het gemakkelijker overstappen tussen aanbieders van gegevensdiensten om afhankelijkheid en marktverstoringen te voorkomen;
105. is van mening dat overheidsdiensten standaard open overheidsgegevens moeten hebben; dringt aan op het boeken van vooruitgang met de mate en het tempo van vrijgave van informatie als open gegevens, het vaststellen van belangrijke gegevensverzamelingen en het hergebruik van open gegevens in openbare vorm, met het oog op de waarde ervan voor de ontwikkeling van innovatieve diensten, waaronder grensoverschrijdende toepassingen, transparantie en voordelen voor de economie en de samenleving;
106. erkent de groeiende bezorgdheid van de Europese consumenten over het gebruik en de bescherming van persoonsgegevens door de aanbieders van onlinediensten, omdat dit van essentieel belang is om het vertrouwen van de burgers in de digitale economie te versterken; onderstreept de belangrijke rol van actieve consumenten bij de bevordering van de concurrentie; benadrukt daarbij hoe belangrijk het is dat consumenten beter worden geïnformeerd over het gebruik van hun gegevens, met name in het geval van diensten geleverd in ruil voor gegevens, en van hun recht op gegevensportabiliteit; dringt bij de Commissie aan op verduidelijking van de regels inzake gegevensbeheer en gegevensportabiliteit overeenkomstig het kernbeginsel dat burgers de controle moeten hebben over hun gegevens;
107. is van mening dat overeenstemming met de wetgeving inzake gegevensbescherming en effectieve waarborgen voor de privacy en veiligheid, zoals deze zijn vastgelegd in de algemene verordening gegevensbescherming, met inbegrip van speciale bepalingen met betrekking tot kinderen als kwetsbare consumenten, van cruciaal belang zijn voor de versterking van het vertrouwen van burgers en consumenten in de data-economie; onderstreept dat men zich meer bewust moet worden van de rol van gegevens en de betekenis van gegevensuitwisseling voor consumenten in verband met hun grondrechten binnen de economie, en benadrukt dat er regels moeten worden vastgesteld omtrent eigendom van gegevens en de controle van burgers over hun persoonsgegevens; wijst op de rol van het personaliseren van producten en diensten en onderstreept dat dergelijke producten en diensten overeenkomstig de voorschriften inzake gegevensbescherming moeten worden ontwikkeld; pleit voor de bevordering van "standaardprivacy" en "ingebouwde privacy", hetgeen ook kan bijdragen tot de economische ontwikkeling en innovatie; benadrukt hoe belangrijk het is dat bij alle gegevensverwerkende activiteiten een non-discriminatoire benadering wordt gehanteerd; onderstreept het belang van een op risico's gebaseerde aanpak die onnodige administratieve lasten helpt voorkomen en rechtszekerheid biedt, met name voor kmo's en startende ondernemingen, en benadrukt eveneens het belang van democratisch toezicht en constante bewaking door de overheid; erkent dat aanvullende waarborgen voor de bescherming en de beveiliging van persoonsgegevens, zoals pseudonimisering en anonimisering, kunnen bijdragen tot de bescherming van persoonsgegevens, wanneer deze worden gebruikt door big-datatoepassingen en aanbieders van onlinediensten;
108. merkt op dat de Commissie de richtlijn betreffende databanken in haar evaluatie hiervan beschouwt als een belemmering voor de ontwikkeling van een Europese gegevensgestuurde economie; verzoekt de Commissie verdere beleidsopties te onderzoeken om Richtlijn 96/9/EG te kunnen intrekken;
4.2. Concurrentie bevorderen door interoperabiliteit en normalisatie
109. is van mening dat het Europese ICT-normalisatieplan en de herziening van het Europese interoperabiliteitskader, met inbegrip van de mandaten van de Commissie bij Europese normalisatieorganisaties, deel moeten uitmaken van een Europese digitale strategie om te zorgen voor schaalvoordelen, besparingen en een groter concurrentievermogen voor Europese bedrijven, en om de sectoroverschrijdende en internationale interoperabiliteit van goederen en diensten te verbeteren door middel van een snellere vaststelling, op open en concurrerende wijze, van vrijwillige, marktgestuurde en wereldwijde normen die eenvoudig door kmo's kunnen worden toegepast; moedigt de Commissie aan ervoor te zorgen dat bij de normaliseringsprocessen alle relevante belanghebbenden worden betrokken, de beste technologieën worden gebruikt en het risico wordt voorkomen van het opkomen van monopolies of gesloten waardeketens, met name voor kmo's en starters, en om Europese normen internationaal actief te promoten, tegen de achtergrond van het wereldwijde karakter van initiatieven voor ICT-normalisering;
110. dringt er bij de Commissie en de Raad op aan om het aandeel aan vrije en open software te verhogen, evenals het hergebruik hiervan door overheidsdiensten, om de interoperabiliteit te verbeteren;
111. merkt op dat de Commissie momenteel relevante belanghebbenden raadpleegt over de oprichting van een interoperabel, gestandaardiseerd, veilig en open voertuigplatform voor mogelijke toekomstige toepassingen of diensten, waar het Parlement in de eCall-verordening om heeft verzocht; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat dit platform de innovatie, vrije concurrentie en keuzes van consumenten niet beperkt;
112. verzoekt de Commissie, rekening houdend met snelle innovatie in de vervoersector, een gecoördineerde strategie te ontwikkelen voor connectiviteit in de vervoerssector, en in het bijzonder een regelgevend kader vast te stellen voor voortuigen met internetverbinding om interoperabiliteit met verschillende diensten te waarborgen, waaronder diagnose en onderhoud op afstand, en toepassingen om eerlijke concurrentie te handhaven en te voldoen aan een sterke vraag naar producten die voldoen aan eisen inzake cyberveiligheid en gegevensbescherming, maar ook om de fysieke veiligheid van passagiers te waarborgen; is van mening dat partnerschappen tussen de automobiel- en de telecommunicatiesector noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat voertuigen met internetverbinding en de infrastructuur hiervoor worden ontwikkeld op basis van gemeenschappelijke normen voor heel Europa;
4.3. Een inclusieve digitale samenleving
113. wijst erop dat internet en ICT een enorme impact hebben op de emancipatie van vrouwen en meisjes; wijst erop dat deelname van vrouwen aan de digitale sector in de EU een positieve invloed heeft op het Europese bbp; wijst op het aanzienlijke potentieel van vrouwelijke innovators en ondernemers en de rol die zij kunnen spelen in de digitale transformatie; onderstreept de noodzaak om af te stappen van genderstereotypen, en spreekt zijn volledige steun uit voor een digitale ondernemerscultuur voor vrouwen en stimuleert een dergelijke cultuur, alsmede de integratie in en deelname van vrouwen aan de informatiemaatschappij;
114. wijst op het potentieel van de digitale interne markt om toegankelijkheid en deelname voor alle burgers te waarborgen, waaronder personen met bijzondere behoeften, ouderen, minderheden en andere mensen die tot kwetsbare groepen behoren, met betrekking tot alle aspecten van de digitale economie, waaronder producten en diensten die beschermd zijn door auteursrecht en naburige rechten, met name door het ontwikkelen van een inclusieve e-maatschappij en het waarborgen dat alle e-overheids- en e-bestuursprogramma's volledig toegankelijk zijn; is ernstig bezorgd over het gebrek aan vooruitgang bij het ratificeren van het verdrag van Marrakesh, en dringt aan op een zo spoedig mogelijke ratificatie; benadrukt in dit verband de noodzaak van een snelle goedkeuring van het voorstel voor een richtlijn inzake de toegankelijkheid van de websites van overheidsinstanties;
4.3.1. Digitale vaardigheden en expertise
115. wijst op het feit dat de scheve verhouding tussen vraag en aanbod van vaardigheden een probleem vormt voor de ontwikkeling van de digitale economie, het creëren van werkgelegenheid en het concurrentievermogen van de Unie, en dringt er bij de Commissie op aan zo snel mogelijk een vaardigheidsstrategie te ontwikkelen waarmee dit tekort kan worden aangepakt; roept de Commissie op middelen uit het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief te gebruiken voor het ondersteunen van organisaties ("grassroots movements") die jongeren met een achterstandspositie helpen digitale vaardigheden te verwerven; roept de lidstaten op steun te verlenen door ruimtes ter beschikking te stellen;
116. roept de Commissie en de lidstaten op mediageletterdheid en internetgeletterdheid voor alle burgers te bevorderen, in het bijzonder voor kwetsbare personen, door middel van initiatieven en gecoördineerde actie en investeringen in de oprichting van Europese netwerken voor het onderwijzen van mediageletterdheid; onderstreept dat het vermogen om op onafhankelijke en kritische wijze gebruik te maken van de media en om te gaan met de informatieovervloed voor alle generaties een leertaak is die een leven lang duurt en die voortdurend verandert, om alle generaties in staat te stellen op juiste en autonome wijze om te gaan met de overvloed aan informatie; wijst erop dat wegens complexere vaardigheids- en competentieprofielen nieuwe opleidings- en bijscholingsbehoeften en behoeften voor permanente scholing ontstaan, met name wat betreft vaardigheden op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT);
117. moedigt de lidstaten aan de verwerving van digitale vaardigheden in de leerprogramma's op te nemen en de nodige technische apparatuur te verbeteren en om de samenwerking tussen universiteiten en technische opleidingen te bevorderen, teneinde gemeenschappelijke curricula voor e-learning te ontwikkelen die erkend zijn binnen het ECTS-systeem; benadrukt dat onderwijs- en opleidingsprogramma's gericht moeten zijn op de ontwikkeling van een kritische denkwijze ten aanzien van het gebruik van en een grondig inzicht in nieuwe media, digitale apparatuur, informatiesystemen en interfaces, zodat eenieder deze nieuwe technologieën actief kan gebruiken in plaats van simpelweg eindgebruiker te zijn; benadrukt in dit verband het belang van een goede training van leerkrachten op het gebied van digitale vaardigheden, van het efficiënt onderwijzen van deze vaardigheden, onder meer wat betreft het succes van spelenderwijs digitaal leren, en van de kennis om dergelijke vaardigheden in te zetten in het algemene leerproces door wiskunde, IT, door natuurwetenschappen en technologie aantrekkelijker te maken; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer onderzoek te doen naar het effect van digitale media op cognitieve vaardigheden;
118. wijst erop dat overheids- en particuliere investeringen, en nieuwe financieringsmogelijkheden voor beroepsonderwijs en levenslang leren, noodzakelijk zijn om te waarborgen dat werknemers, met name lager gekwalificeerde werknemers, beschikken over de juiste vaardigheden voor de digitale economie; roept de Commissie en de lidstaten op samen met de particuliere sector makkelijk toegankelijke, gestandaardiseerde en gecertificeerde online trainingen en innovatieve en toegankelijke opleidingsprogramma's op het gebied van e-vaardigheden te ontwikkelen waarmee deelnemers een minimum aan digitale vaardigheden kunnen verwerven; moedigt de lidstaten aan deze online-cursussen tot een integraal bestanddeel van de jongerengarantie te maken; moedigt de Commissie en de lidstaten aan de basis te leggen voor wederzijdse erkenning van digitale vaardigheden en kwalificaties door middel van een Europees certificaten- of beoordelingssysteem, naar het voorbeeld van het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor het leren en onderwijzen van talen; benadrukt dat de culturele diversiteit in Europa en de meertaligheid gebaat zijn bij grensoverschrijdende toegang tot inhoud;
119. verwelkomt de oprichting van de Europese grote coalitie voor digitale banen, moedigt ondernemingen aan zich daarbij aan te sluiten en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de actieve deelname van kmo's mogelijk te maken; is ingenomen met de ideeën van de Commissie over de totstandbrenging van nieuwe systemen voor opslag van kennis voor de publieke sector in de vorm van cloud-technologie en tekst- en datamining die overeenkomstig de wetgeving inzake gegevensbescherming zijn gecertificeerd en beveiligd; is van mening dat het gebruik van dergelijke technologie bijzondere opleidingsinspanningen in de beroepssectoren bibliotheek, archief en documentatie vereist; roept ertoe op dat digitale vormen van collaboratief werken en communiceren – met gebruikmaking en ontwikkeling van CC-licenties – over lands- en taalgrenzen heen in onderwijs en opleiding alsmede in openbare onderzoeksinstellingen worden onderwezen en toegepast en bij openbare aanbestedingen worden aangemoedigd; wijst op de belangrijke rol die duale opleidingen in dit verband vervullen;
120. wijst erop dat overheids- en private investeringen in beroepsopleidingen en een leven lang leren noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de beroepsbevolking van de EU, met inbegrip van de "digitale arbeidskrachten" die onconventionele beroepen uitoefenen, over de juiste vaardigheden voor de digitale economie beschikt; wijst erop dat sommige lidstaten als een maatregel ter verbetering van de toegang van werknemers tot onderwijs en scholing, minimumrechten inzake betaald educatief verlof hebben ingevoerd;
4.3.2. E-overheid
121. is van mening dat de ontwikkeling van e-overheid van prioritair belang is voor innovatie, omdat het een hefboomeffect heeft op alle economische sectoren en de doeltreffendheid, interoperabiliteit en transparantie bevordert, de kosten en de administratieve lasten vermindert, betere samenwerking mogelijk maakt tussen overheidsdiensten, en betere, gebruikersvriendelijker en gepersonaliseerde diensten biedt voor alle burgers en bedrijven, in verband met de kansen die worden geboden door digitale sociale innovaties; dringt er bij de Commissie op aan het goede voorbeeld te geven op het gebied van e-overheid en samen met de lidstaten een ambitieus en omvattend actieplan voor e-overheid te ontwikkelen; is van mening dat dit actieplan moet uitgaan van de behoeften van gebruikers en van beste praktijken, waaronder benchmarks voor de vooruitgang, alsook een stapsgewijze sectorale aanpak inzake de toepassing van het "eenmaligheidsbeginsel" bij overheidsdiensten, waarbij burgers en ondernemingen niet om informatie moet worden gevraagd die zij reeds aan een overheidsdienst hebben verstrekt, met inachtneming van de privacy van burgers en een hoog niveau van gegevensbescherming, overeenkomstig de vereisten en beginselen van het hervormingspakket gegevensbescherming van de EU en met volledige inachtneming van het Handvest van de grondrechten, alsmede een hoog niveau van veiligheid met betrekking tot deze initiatieven; is van mening dat hierbij ook moet worden gezorgd voor volledige grensoverschrijdende toepassing van in hoge mate versleutelde e-identificatie en e-handtekeningen, in het bijzonder bij de snelle tenuitvoerlegging van de eIDAS-verordening en de toegenomen beschikbaarheid online van openbare diensten; benadrukt het belang van toegang tot onderling gekoppelde handelsregisters voor burgers en bedrijven;
122. roept op tot de ontwikkeling van een alomvattende en volledig toegankelijke gemeenschappelijke digitale toegangspoort, voortbouwend op reeds bestaande initiatieven en netwerken, als één volledig digitaal proces waarmee bedrijven kunnen worden opgericht en in de hele EU kunnen opereren, met inbegrip van het online oprichten van bedrijven, alsmede domeinnamen, de uitwisseling van informatie over naleving, erkenning van e-facturen, belastingaangifte, een vereenvoudigde online btw-regeling, online-informatie over productconformiteit, het inhuren van personele middelen en detachering van werknemers, consumentenrechten, toegang tot consumenten- en zakelijke netwerken, kennisgevingsprocedures en geschillenbeslechtingsmechanismen;
123. roept de Commissie en de lidstaten daarnaast op toe te zien op de volledige invoering van het één-loketsysteem zoals voorzien in de dienstenrichtlijn, en alle nodige maatregelen te nemen om de doeltreffende werking daarvan te garanderen en het ten volle te benutten;
124. is bezorgd over het feit dat cloudinfrastructuren voor onderzoekers en universiteiten versnipperd zijn; roept de Commissie op om in samenwerking met alle relevante belanghebbenden een actieplan op te stellen voor de verwezenlijking van een Europese open wetenschapscloud tegen het einde van 2016, waarbinnen naadloze integratie kan plaatsvinden van bestaande netwerken, gegevens en krachtige infrastructuursystemen en e-infrastructuurdiensten voor uiteenlopende takken van wetenschap, binnen een kader van bestaand beleid, bestaande normen en investeringen; meent dat dit een stimulans moet zijn voor de ontwikkeling van clouds voor meer dan wetenschap, alsook voor beter onderling verbonden innovatiecentra, ecosystemen voor startende bedrijven en betere samenwerking tussen universiteiten en de industrie bij de commercialisering van technologie, met naleving van de relevante vertrouwelijkheidsregels, en voor het mogelijk maken van internationale coördinatie en samenwerking op dit gebied;
125. roept de Commissie en de lidstaten op nogmaals hun inzet uit te spreken voor de onderzoeks- en innovatiedoelen van de EU 2020-strategie als bouwstenen van een concurrerende Europese digitale interne markt, economische groei en het scheppen van banen, met een omvattende benadering van open wetenschap, open innovatie, open gegevens en kennisoverdracht; is van mening dat dit een herzien juridisch kader moet omvatten voor tekst- en datamining voor wetenschappelijk onderzoek, een toegenomen gebruik van vrije en open source software, met name in onderwijsinstellingen en overheidsdiensten, en eenvoudiger toegang voor kmo's en startende ondernemingen tot Horizon 2020-financiering, aangepast aan de korte innovatiecycli van de ICT-sector; benadrukt in dit verband het belang van alle relevante initiatieven, van publiek-private partnerschappen en innovatieclusters tot Europese technologie- en wetenschapsparken, met name in minder geïndustrialiseerde Europese regio's, en versnelprogramma's voor startende ondernemingen en gezamenlijke technologieplatforms, alsmede de mogelijkheid om licenties te verkrijgen voor standaard-essentiële octrooien, binnen de beperking van het concurrentiebeleid van de EU, onder de licentievoorwaarden van FRAND, ter voortzetting van stimulansen voor O&O en normalisering en ter bevordering van innovatie;
126. dringt er bij de Commissie op aan zich te richten op de tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake e-aanbesteding en op het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (aanbestedingspaspoort), teneinde algemene economische voordelen alsmede de toegang tot de Europese markt te vergemakkelijken voor alle marktdeelnemers overeenkomstig alle selectie-, uitsluitings- en gunningscriteria; benadrukt de verplichting voor aanbestedende autoriteiten om de belangrijkste redenen aan te geven voor hun besluit om contracten niet onder te verdelen in kavels, overeenkomstig bestaande wetgeving om de toegang van innovatieve ondernemingen en kmo's tot de aanbestedingsmarkten te verbeteren;
4.4. Internationale dimensie
127. onderstreept het belang van een volledig onafhankelijke bestuursstructuur voor internet, om ervoor te zorgen dat internet een transparant en inclusief model blijft voor bestuur door meerdere belanghebbenden, op basis van het beginsel van internet als uniek, open, gratis en stabiel platform; is van mening dat het essentieel is dat de vertraging met betrekking tot de overdracht van het beheer van de ICANN voor dit doel wordt aangewend; is er sterk van overtuigd dat rekening moet worden gehouden met de mondiale dimensie van internet bij al het relevante EU-beleid en roept de EDEO op ten volle gebruik te maken van de kansen die digitalisering biedt bij de ontwikkeling van een samenhangend extern beleid, om te waarborgen dat de EU vertegenwoordigd is op platforms voor internetgovernance, en haar stem duidelijker te laten horen op mondiale fora, met name met betrekking tot normalisatie, gegevensstromen, de voorbereidingen voor de ontwikkeling van 5G en cyberveiligheid;
128. onderkent de mondiale aard van de data-economie; herinnert eraan dat de totstandbrenging van de digitale interne markt afhankelijk is van het vrije verkeer van gegevens binnen en buiten de Europese Unie; dringt daarom bij de EU en de lidstaten aan op maatregelen om, in overeenstemming met de algemene verordening gegevensbescherming en de bestaande EU-jurisprudentie, een hoog niveau van gegevensbescherming en veilige internationale gegevensoverdrachten te waarborgen bij de samenwerking met derde landen in het kader van de Strategie voor een digitale interne markt.
129. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
TOELICHTING
De Commissie heeft op 6 mei 2015 een ontwerpmededeling getiteld "Een digitale strategie voor Europa" goedgekeurd, waarin zestien initiatieven zijn opgenomen die voor eind 2016 moeten worden uitgevoerd. Door de digitale eengemaakte markt en de eengemaakte markt naast elkaar te plaatsen zijn de Europese wetgevers zich bewust geworden van de enorme mogelijkheden voor Europese ondernemers en bedrijven om tot bloei te komen en voor de Europese arbeidsmarkt om geheel te herstellen van de nasleep van de economische crisis en de daarop volgende maatregelen. De innovaties in de digitale sector zorgen ervoor dat de manier waarop burgers communiceren, delen en consumeren en zelfs de manier waarop ze zich gedragen voortdurend verandert, en bieden nieuwe kansen voor zowel bedrijven als gebruikers. Door een groter gebruik van digitale technologieën kunnen burgers voorts betere toegang tot informatie en cultuur krijgen, hun arbeidskansen vergroten en kan hen een ruimere keuze aan producten worden geboden. Ook kunnen het bestuur en de administratie in de EU en de lidstaten erdoor worden gemoderniseerd en verbeterd. De bevordering van een dynamische economie is noodzakelijk om innovatie te laten bloeien en innoverende ondernemingen te laten groeien; de Europese Commissie en de lidstaten dienen zich derhalve hierop te richten. Er moet ook meer worden gedaan om een ondernemingscultuur te stimuleren, inclusief innovatieve bedrijfsmodellen, en om de vele succesvolle innovatiekernen in Europa onderling beter te verbinden.
De strategie voor een digitale eengemaakte markt bestaat uit drie delen: (1) Toegang: in heel Europa betere toegang tot digitale goederen en diensten voor consumenten en bedrijven; (2) Omgeving: gunstige en gelijke voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling van digitale netwerken en innovatieve diensten; (3) Economie en maatschappij: het groeipotentieel van de digitale economie maximaliseren. In dit verslag wordt ingegaan op de zestien voorstellen van de Europese Commissie, verder uitgeweid over de maatregelen die moeten worden genomen om de digitale eengemaakte markt te voltooien en de gevolgen die de tenuitvoerlegging van de digitale eengemaakte markt zal hebben voor de maatschappij en de economie als geheel.
Wetgeving inzake onlineverkoop
De Commissie stelt vast dat het ontbreken van een reeks gemeenschappelijke regels inzake grensoverschrijdende onlineverkoop een van de belangrijkste belemmeringen voor kmo's en consumenten is om online en in de hele EU te verkopen of te kopen. De Commissie stelt voorts dat belangrijke aspecten van de wetgeving inzake online- en offlineverkoop reeds volledig of gedeeltelijk geharmoniseerd zijn middels de richtlijn inzake de verkoop van consumptiegoederen en betalingsachterstanden, terwijl de onlineverkoop van digitale inhoud grotendeels ongereguleerd blijft, ongeacht de EU- of nationale wetgeving. Ten aanzien van het laatstgenoemde regelgevingsgebied dient er rekening mee te worden gehouden dat de markt voor online digitale inhoud voortdurend groeit. Tot nu toe heeft een consument die materiële digitale inhoud koopt, toegang tot een reeks rechten, terwijl dit niet geldt voor een consument die dezelfde digitale inhoud via elektronische weg koopt.
Wat materiële goederen betreft voert de Europese Commissie aan dat de meest praktische oplossing voor de geringe bereidheid van Europese handelaars en consumenten om grensoverschrijdend handel te drijven eruit bestaat voorrang te geven aan de wetgeving van het land van vestiging van de verkoper en tegelijkertijd een "gemeenschappelijke reeks regels" vast te stellen.
Deze aanpak behelst een gevaar op het voorstellen van een gemeenschappelijk Europees kooprecht "light" en dus een optionele wettelijke regeling. Een Europese standaardovereenkomst met daarin "de belangrijkste rechten en verplichtingen van de partijen bij een koopovereenkomst" voor grensoverschrijdende en binnenlandse onlineverkoop is niet in overeenstemming met het proces van secundaire EU-wetgeving – in beginsel bestaand uit verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen (artikel 288 van het VWEU). Dit wijst in elk geval in het begin op een aanvullende en dus optionele regeling. Wanneer rekening wordt gehouden met de reeds verreikende harmonisatie van het Europees kooprecht, lijkt de volledige harmonisatie van het Europese kooprecht de voorkeur te hebben, met name met het oog op de doelstelling van de Mededeling om te zorgen voor betere voorwaarden voor grensoverschrijdende onlineverkoop.
Betere handhaving van aanverwante secundaire wetgeving
De Europese Commissie heeft het voorkomen van ongerechtvaardigde geoblocking en verdere discriminatie jegens consumenten in grensoverschrijdende scenario's tot een van haar hoofddoelstellingen gemaakt. Discriminatie jegens consumenten op basis van het land waar zij hun verblijfplaats hebben vindt voornamelijk plaats via weigeringen om overeenkomsten af te sluiten en herroutering naar binnenlandse websites. Ondanks het feit dat dergelijke discriminerende maatregelen waardoor de eengemaakte markt wordt verdeeld en de grensoverschrijdende handel wordt belemmerd vaak voorkomen, is de jurisprudentie van het Hof van Justitie betrekkelijk onbeduidend.
De Commissie kondigt maatregelen aan, met name met betrekking tot het bij artikel 20, lid 2, van de dienstenrichtlijn ingestelde kader. De handhavingsmaatregelen van de Commissie mogen echter niet leiden tot overbelasting van micro- en kleine ondernemingen op dit specifieke gebied. De Commissie zou er dus goed aan doen om groepen te identificeren en definiëren van gevallen van gerechtvaardigde discriminatie op grond van artikel 20, lid 2, van de dienstenrichtlijn. Een andere veelbelovende maatregel zou zijn om het netwerk voor samenwerking op het gebied van consumentenbescherming erbij te betrekken, teneinde de nog steeds zeer uiteenlopende handhaving strikter te maken. Verder lijkt een verduidelijking van het bestaande Europese mededingingsrecht wenselijk.
Mededingingswetgeving met betrekking tot e-handel
Bovenal moet de bestaande groepsvrijstellingsverordening op het gebied van de beperkingen op internetverkoop (artikel 4, onder a)) en de territoriale beperkingen (artikel 4, onder b)) worden herzien en preciezer worden geformuleerd, zodat de toepassing ervan voor detailhandelaren en organisaties voor consumentenbescherming eenvoudiger wordt. De op grond van deze verordening toegestane territoriale bescherming is beperkt tot de "actieve" verkoop en beperkingen op passieve verkoop zijn nimmer toegestaan, maar de respectieve richtsnoeren over hoe "passieve" verkoop kan worden gedefinieerd laten te veel ruimte voor interpretatie en moedigen bijgevolg territoriale bescherming aan, en vormen dus inbreuken op de artikelen 101 en 102 van het VWEU.
E-overheid
Overheidsdiensten spelen een essentiële rol bij innovaties op het gebied van digitale diensten, maar ook bij de acceptatie ervan door burgers en bedrijven. De digitale omwenteling is een kans die door de Europese overheidsdiensten op alle niveaus moet worden aangegrepen met het oog op de modernisering van de organisatie van de overheidsdiensten door de efficiëntie te verbeteren, waarvan zowel de burgers als de marktdeelnemers profiteren, en er is een nieuw actieplan inzake e-overheid nodig om dit doel te verwezenlijken. Investeren in de digitalisering van de overheid met interoperabele oplossingen is een manier om tot effectievere overheidsuitgaven te komen en om gebieden, mensen en bedrijven in de EU verder te integreren en met elkaar te verbinden.
Tegelijkertijd moeten alle technologiesystemen inzake e-overheid de bedoeling hebben om de zeggenschap over beslissingen dichter bij de burgers te brengen, waardoor de toegang tot diensten wordt verbeterd en de transparantie wordt vergroot. De beschikbaarheid van open gegevens dient te worden bevorderd en er dient te worden vastgesteld welke belangrijke gegevensverzamelingen moeten worden bekendgemaakt. De Commissie dient samen met de lidstaten de toepassing van het "eenmaligheidsbeginsel" bij overheidsdiensten te onderzoeken, aangezien hierdoor tijd en kosten worden bespaard. Het zou mogelijk moeten zijn om een onderneming op te richten en te voldoen aan de wettelijke voorschriften in de gehele EU via één alomvattende digitale toegangspoort, waardoor bijvoorbeeld het gebruik van e-handtekeningen, e-identificatie, e-facturering, toegang tot overheidsopdrachten en btw-naleving mogelijk wordt gemaakt. Hierdoor zouden de procedures eenvoudiger moeten worden voor met name kleine en micro-ondernemingen die grensoverschrijdend willen opereren en uitbreiden.
Gunstige en gelijke voorwaarden scheppen voor geavanceerde digitale netwerken en innovatieve diensten
Digitale infrastructuur is de ruggengraat van de digitale eengemaakte markt. De Europese Commissie dient ervoor te zorgen dat het regelgevingskader de concurrentie en daarmee de particuliere investeringen in netwerken stimuleert. De mededingingsregels hoeven niet te worden afgezwakt, aangezien er weinig aanwijzingen zijn voor een verband tussen de consolidatie van ondernemingen en een toename van de investeringen. De herziening van het telecommunicatiekader dient erop gericht te zijn te garanderen dat de regels geschikt zijn voor het digitale tijdperk en dient de concurrentie en innovatie wat betreft OTT-diensten en telecommunicatiebedrijven te stimuleren, ten voordele van de consumenten. Voor het stimuleren van particuliere investeringen in netwerken moet de Europese Unie bovendien over een geharmoniseerd kader voor spectrumtoewijzing beschikken, teneinde investeerders rechtszekerheid te bieden. De Europese Commissie dient dringend vaart te maken met de lidstaten om vorderingen te kunnen boeken met dat voorstel. Ten slotte dient de Europese Commissie te komen met een voorstel voor één regelgevende instantie voor telecommunicatie om de uniforme toepassing van de regels te garanderen.
Met betrekking tot onlineplatforms dient de Commissie de belangrijkste drijfveren van concurrentie en innovatie tussen en binnen platforms te onderzoeken en een toekomstgericht, innovatievriendelijk beleid inzake onlineplatforms te ontwikkelen. De toename van het aantal onlineplatforms heeft geleid tot economische groei in Europa en biedt nieuwe mogelijkheden voor burgers, consumenten, kleine en zelfs micro-ondernemingen door de verscheidenheid en diversiteit van de platforms. De Commissie dient tevens na te denken over manieren om de positie van de gebruikers van deze platforms te versterken door meer transparantie, gegevensportabiliteit en de mogelijkheid om van het ene naar het andere platform over te stappen, maar dient ook belemmeringen voor groei en uitbreiding van deze ondernemingen te identificeren en aan te pakken. De Commissie dient daarnaast de noodzaak van consumentenbescherming in de deeleconomie te onderzoeken en, in voorkomend geval en indien nodig, te komen met voorstellen om te zorgen voor een toereikend consumentenwetgevingskader in de digitale omgeving.
Het groeipotentieel van de digitale economie maximaliseren
Een belangrijk punt van kritiek op de strategie voor een digitale eengemaakte markt is het ontbreken van een visie voor de digitale transformatie van de industrie, aangezien 75 % van de toegevoegde waarde van de digitale economie afkomstig is van de traditionele industrie, maar de integratie van digitale technologie daarin zwak blijft. Daarom moet de Commissie een plan inzake de digitale transformatie voor de industrie ontwikkelen, teneinde het concurrentievermogen van de Europese economie te vergroten, de efficiëntie te verbeteren en toegang te krijgen tot onbenut potentieel. Dit vergt een Europese aanpak, inclusief een normeringsstrategie, en de integratie van de eengemaakte markt in gegevensgestuurde technologieën zoals clouds, het internet van de dingen en big data, waardoor beperkingen op het vrije verkeer van gegevens in Europa worden weggenomen en de beschikbaarheid van open data wordt verbeterd.
Versterking van het vertrouwen in digitale technologieën is ook essentieel voor de ontwikkeling van de data-economie. In dit verband dient de Commissie de regels inzake gegevenseigendom en gegevensportabiliteit te verduidelijken en ervoor te zorgen dat de burgers de controle over hun eigen gegevens hebben. Bovendien zijn er meer publieke en particuliere middelen nodig voor de versterking van IT en internetbeveiliging, de versleuteling van communicatie, het voorkomen van cyberaanvallen en verhoging van de kennis van fundamentele IT-beveiliging onder de gebruikers van digitale diensten.
16.11.2015
ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming
Naar een akte voor een digitale interne markt
Rapporteur voor advies (*): Jutta Steinruck
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 54 van het Reglement
SUGGESTIES
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie en de ten principale bevoegde Commissie interne markt en consumentenbescherming onderstaande suggesties in hun ontwerpresolutie op te nemen:
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's van woensdag 6 mei 2015, getiteld "Strategie voor een digitale interne markt voor Europa" (COM(2015)0192),
– gezien het initiatiefverslag getiteld "Sociale bescherming voor iedereen, ook zelfstandige arbeidskrachten" (2013/2111(INI)),
– gezien het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken aan de Commissie interne markt en consumentenbescherming inzake een geïntegreerde markt van pakketbestellingen ter bevordering van de groei van de elektronische handel in de EU (2013/2043(INI)),
A. overwegende dat 35 % van de bevolking van de EU het risico loopt te worden uitgesloten van de digitale interne markt, en dat het hierbij voornamelijk gaat om personen die ouder zijn dan 50 jaar of personen met een handicap;
B. overwegende dat de vraag naar digitaal vaardige werknemers ieder jaar met zo'n 4 % toeneemt, dat 47 % van de beroepsbevolking in de EU niet over voldoende digitale vaardigheden beschikt, en dat, indien er niet doortastend wordt opgetreden, het tekort aan ICT-experts in de EU in 2020 kan zijn opgelopen tot meer dan 800 000, terwijl het tekort aan ICT-vaardigheden ertoe kan leiden dat in 2020 bijna 900 000 vacatures open blijven staan;
C. overwegende dat slechts 1,7 % van de ondernemingen in de EU ten volle gebruik maakt van geavanceerde digitale technologieën, terwijl 41 % er zelfs helemaal geen gebruik van maakt; overwegende dat de digitalisering van alle sectoren van cruciaal belang is om de concurrentiepositie van de EU te handhaven en te versterken;
D. overwegende dat de bevordering van sociale rechtvaardigheid en bescherming, zoals gedefinieerd in artikel 3 VEU en artikel 9 VWEU, eveneens doelstellingen zijn van de interne markt van de EU;
E. overwegende dat, zoals is vastgelegd in artikel 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de integratie van personen met een handicap een van de grondrechten van de Europese Unie is;
1. is ingenomen met de strategie van de Commissie voor een digitale interne markt, die mogelijkheden biedt voor innovatie, groei en werkgelegenheid; benadrukt dat de digitale revolutie de Europese arbeidsmarkt aanzienlijk zal veranderen en dat hierbij nieuwe banen zullen ontstaan die digitale vaardigheden vereisen; onderstreept bijgevolg dat bij deze ontwikkeling een sociaal rechtvaardige en duurzame koers moet worden gevaren;
2. betreurt niettemin dat de strategie van de Commissie voor een digitale interne markt in eerste instantie beperkt blijft tot technische overwegingen; dringt erop aan de digitale revolutie te beschouwen als een belangrijke drijvende kracht die vorm geeft aan nieuwe manieren van leven en werken; benadrukt dat het noodzakelijk is om sociale overwegingen mee te wegen in de strategie voor een digitale interne markt, zodat de werkgelegenheid en het groeipotentieel die hiermee samenhangen volledig kunnen worden benut;
3. wijst erop dat bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt als gevolg van de digitale revolutie grote veranderingen hebben ondergaan en dat deze trend de komende paar jaar verder zal doorzetten; benadrukt dat de digitalisering enerzijds nieuwe bedrijfsmodellen en banen doet ontstaan, met name voor hoogopgeleide maar ook voor laagopgeleide werknemers, maar anderzijds het uitbesteden van banen of bepaalde taken aan goedkope arbeidskrachten in het buitenland in de hand werkt; wijst erop dat als gevolg van de automatisering bepaalde banen, met name voor middelhoog opgeleide werknemers, zelfs volledig verdwijnen;
4. onderkent dat pas van een digitale interne markt kan worden gesproken als in alle stedelijke en plattelandsgebieden van de EU toegang tot hoogwaardige breedbandinfrastructuur wordt gewaarborgd;
5. is van mening dat belemmeringen om digitaal en grensoverschrijdend zaken te doen de groei en het scheppen van werkgelegenheid in de weg staan;
6. ziet de bewuste en gerichte digitalisering van het arbeidsleven als een grote kans om in Europa een nieuwe arbeidscultuur tot stand te brengen;
7. wijst erop dat startende ondernemingen van groot belang zijn voor de nettogroei van de werkgelegenheid in de EU en dat de digitale interne markt kmo's, micro-ondernemingen en startende ondernemingen een unieke kans biedt om de groei en werkgelegenheid te stimuleren in tijden waarin in veel lidstaten sprake is van een hoge werkloosheid;
8. onderstreept de noodzaak om te komen tot een solide en bloeiende digitale interne markt zonder onnodige barrières, zodat consumenten en ondernemingen hun activiteiten binnen de EU met vertrouwen kunnen ontplooien waardoor weer nieuwe en duurzame werkgelegenheidsperspectieven voor de lange termijn kunnen ontstaan;
9. wijst erop dat ondernemingen onlangs zijn begonnen hun productie en diensten terug te halen naar Europa en dat dit perspectieven biedt voor de werkgelegenheid; is van mening dat de voltooiing van de digitale interne markt het terughalen van banen kan helpen versnellen;
10. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat de werkgelegenheid en het sociaal beleid gelijke tred houden met de mogelijkheden op het gebied van digitale innovatie en ondernemerschap, teneinde deze mogelijkheden te benutten en eventuele risico´s die hiermee gepaard gaan in de hand te houden; erkent dat het wellicht nodig is het werkgelegenheids- en sociaal beleid aan te passen; wijst erop dat maatregelen die erop zijn gericht specifieke problemen op de arbeidsmarkt aan te pakken, bv. de integratie van personen met een handicap, jeugdwerkloosheid en langdurige werkloosheid, sociale dumping en demografische veranderingen, eveneens moeten worden opgenomen in de strategie voor een digitale interne markt; is van mening dat een digitale infrastructuur, zoals een goed functionerend breedbandnetwerk, noodzakelijk is om obstakels weg te nemen die het digitaal en grensoverschrijdend zakendoen belemmeren;
11. dringt aan op een geregelde uitwisseling van beste praktijken tussen alle relevante belanghebbenden, inclusief de sociale partners, om te bespreken hoe een dergelijke Europese digitale visie kan worden ontwikkeld, hoe gestalte kan worden gegeven aan het digitale Europa van de toekomst en hoe industrie 4.0, werkplekken 4.0 en intelligente digitale diensten invulling kunnen krijgen, dit alles op basis van een heldere routekaart;
12. benadrukt dat het van belang is dat alle nieuwe beleidsinitiatieven innovatievriendelijk zijn en in het kader van een effectbeoordeling een digitale stresstest ondergaan, en dat de bestaande wetgeving, waaronder het werkgelegenheids- en sociaal beleid, moet worden herzien om te waarborgen dat de wetgeving ook in het digitale tijdperk geschikt blijft voor het beoogde doel;
13. verzoekt de Commissie en de lidstaten om, in voorkomend geval in samenwerking met de sociale partners en de regionale en lokale autoriteiten, het effect van de digitalisering op het aantal en de vormen van werkgelegenheidskansen geregeld te beoordelen en gegevens te verzamelen over nieuwe arbeidsvormen zoals "crowdsourcing" en "crowdworking" en over de gevolgen van nieuwe arbeidsvormen voor het beroeps- en privéleven, inclusief het gezinsleven, en voor de vaardigheden die nodig zijn om deze mogelijkheden te benutten;
14. wijst erop dat wegens complexere vaardigheids- en competentieprofielen nieuwe opleidings- en bijscholingsbehoeften en behoeften voor permanente scholing ontstaan, met name wat betreft vaardigheden op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT), teneinde de digitale geletterdheid te bevorderen en de bestaande gender- en generatiekloof aan te pakken, in het bijzonder voor de personen die op dit vlak een achterstand hebben; benadrukt dat het van belang is sterkere synergieën tot stand te brengen in samenwerking met de sociale partners en diverse opleidingsinstellingen, teneinde de leerstof aan te passen en vaardigheidsstrategieën te ontwikkelen die het onderwijs aan het beroepsleven koppelen;
15. wijst erop dat er volgens de Commissie sprake is van aanzienlijke vaardigheidstekorten; stelt dat de scheve verhouding tussen vraag en aanbod van vaardigheden een probleem vormt voor de ontwikkeling van de digitale economie, het creëren van werkgelegenheid en het concurrentievermogen van de Unie; dringt er bij de Commissie op aan zo snel mogelijk een vaardigheidsstrategie te ontwikkelen waarmee dit vaardigheidstekort kan worden aangepakt;
16. erkent dat de digitalisering tot structurele veranderingen zal leiden; wijst erop dat structurele verandering een doorlopend proces is en dat digitale vaardigheden niet alleen worden gekenmerkt door een grotere mate van flexibiliteit ten opzichte van de diverse behoeften van het bedrijfsleven, maar dat dergelijke vaardigheden ook minder weerslag ondervinden van structurele veranderingen;
17. roept de lidstaten op hun onderwijssystemen indien nodig aan te passen teneinde het onderwijs in en de belangstelling voor wiskunde, IT, natuurwetenschappen en technologie, te bevorderen en stimulansen voor vrouwen in het leven te roepen om in de ICT-sector te werken; moedigt de lidstaten aan ervoor te zorgen dat docenten in het kader van hun opleiding digitale vaardigheden ontwikkelen;
18. herinnert eraan dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de ICT-wereld; wijst erop dat het een zeldzaamheid is dat vrouwen die een opleiding volgen op een zeer specifiek ICT-gerelateerd vakgebied, ook daadwerkelijk een baan vinden in deze sector, laat staan een leidinggevende functie krijgen bij een technologiebedrijf; dringt er bij de lidstaten op aan de genderkloof in de ICT-sector aan te pakken door meer stimulansen voor vrouwen te creëren om in deze sector aan het werk te gaan;
19. wijst er voorts op dat overheids- en private investeringen in beroepsopleidingen en permanente scholing (een leven lang leren) noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de beroepsbevolking van de EU, met inbegrip van de "digitale arbeidskrachten" die onconventionele beroepen uitoefenen, over de juiste vaardigheden voor de digitale economie beschikt; benadrukt dat onderwijs en bijscholing voor alle werknemers toegankelijk moeten zijn; is van mening dat nieuwe financieringsmogelijkheden voor permanente scholing en opleiding nodig zijn, met name voor micro- en kleine ondernemingen;
20. benadrukt dat onderwijs- en opleidingsprogramma's gericht moeten zijn op de ontwikkeling van een kritische denkwijze ten aanzien van het gebruik van en een grondig inzicht in nieuwe media, digitale apparatuur, informatiesystemen en interfaces, zodat eenieder deze nieuwe technologieën actief kan gebruiken in plaats van simpelweg eindgebruiker te zijn;
21. merkt op dat het voor een geslaagde overgang van onderwijs naar werk van groot belang is om toekomstige arbeidskrachten uit te rusten met overdraagbare vaardigheden die hen in staat stellen met kennis van zaken beslissingen te nemen en ondernemingszin en zelfbewustzijn te ontwikkelen, hetgeen mede van cruciaal belang is om de door de digitale interne markt geboden mogelijkheden te benutten; dringt er derhalve bij de lidstaten op aan na te denken over de voordelen van een algehele herziening van de onderwijssystemen, opleidingsprogramma's en werkmethoden in het kader van een holistische en ambitieuze aanpak teneinde de uitdagingen en mogelijkheden van de digitale revolutie op een goede manier tegemoet te treden;
22. roept de lidstaten op aan werkgevers middelen uit alle mogelijke fondsen ter beschikking te stellen zodat zij meer in de digitale opleiding van hun minder gekwalificeerde personeel kunnen investeren of weinig gekwalificeerde werknemers kunnen aannemen met de toezegging dat zij met behulp van deze middelen verder opgeleid zullen worden; wijst erop dat sommige lidstaten als een maatregel ter verbetering van de toegang van werknemers tot onderwijs en scholing, minimumrechten inzake betaald educatief verlof hebben ingevoerd; dringt er in dit verband bij de lidstaten op aan in nauwe samenwerking met de sociale partners te overwegen of dergelijke rechten ook in hun land zou kunnen worden ingevoerd;
23. roept de Commissie op onder meer middelen uit het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief te gebruiken voor het ondersteunen van organisaties ("grassroots movements") die jongeren met een achterstandspositie helpen digitale vaardigheden te verwerven; roept de lidstaten op steun te verlenen door locaties ter beschikking te stellen;
24. benadrukt dat permanente scholing voor werknemers van alle leeftijden in het gedigitaliseerde tijdperk de norm moet zijn;
25. roept de Commissie en de lidstaten op samen met de private sector gratis, vrij toegankelijke, gestandaardiseerde en gecertificeerde online-opleidingsprogramma´s te ontwikkelen waarmee deelnemers een minimum aan digitale vaardigheden kunnen verwerven; dringt er bij de lidstaten op aan innovatieve en toegankelijke opleidingsprogramma's op het gebied van e-vaardigheden te ontwikkelen en daarbij ten volle rekening te houden met de behoeften van degenen die het verst van de arbeidsmarkt afstaan;
26. moedigt de lidstaten aan deze online-cursussen tot een integraal bestanddeel van de jongerengarantie te maken;
27. spoort de lidstaten aan de samenwerking tussen universiteiten en technische opleidingen te bevorderen teneinde gemeenschappelijke curricula voor e-learning te ontwikkelen zodat succesvolle studenten ECTS-punten voor studieprogramma's, cursussen of afgeronde onderwijsmodules kunnen krijgen;
28. is ingenomen met de op Europees niveau opererende "grote coalitie voor digitale banen" en moedigt ondernemingen aan zich bij deze coalitie aan te sluiten; roept de Commissie en de lidstaten op een actieve deelname van kmo's aan deze coalitie te bevorderen; wijst op de essentiële rol van de private sector bij het verhelpen van tekortkomingen in het onderwijs in digitale vaardigheden en benadrukt de belangrijke rol die duale opleidingen in dit verband kunnen vervullen; is ingenomen met de e-skills-campagne van de Commissie en roept alle betrokkenen op deze samen met onderwijsinstellingen en ondernemingen verder te ontwikkelen; spoort de op Europees niveau opererende grote coalitie voor digitale banen aan aanbevelingen op te stellen die gericht zijn op nieuwe onderwijsvormen (zoals e-learning en door werkgevers ontwikkelde snelcursussen) en bedoeld zijn om gelijke tred te houden met de digitale technologische veranderingen en ontwikkelingen;
29. herinnert de Commissie eraan dat de lang geleden beloofde en langverwachte Europese toegankelijkheidswet alleen haalbaar is in een digitale samenleving waarin rekening wordt gehouden met de noodzaak om gebruikers met een handicap gelijkwaardige toegang tot platforms te bieden; benadrukt voorts dat digitale verscheidenheid niet samen kan gaan met de uitsluiting van personen met een handicap;
30. is ervan overtuigd dat toegankelijkheid het best kan worden gewaarborgd en het kosteneffectiefst zal zijn als er meteen vanaf het begin door middel van een universele-ontwerpbenadering op wordt aangestuurd; is voorts van mening dat dit ook zakelijke mogelijkheden biedt;
31. verzoekt de Commissie een toegankelijkheidsakte vast te stellen waarmee wordt gewaarborgd dat onlinediensten en producten ook toegankelijk zijn voor personen met een handicap;
32. betreurt dat in de strategie voor een digitale interne markt geen rekening wordt gehouden met de noodzaak om voor iedereen, met name voor personen met een handicap, volledige, gelijke en onbeperkte toegang tot nieuwe digitale technologieën, markten en telecommunicatiediensten te waarborgen;
33. benadrukt de betekenis van het concept "Werken 4.0" en de digitale toekomst die hierin wordt geschetst voor een gezinsvriendelijke arbeidswereld en een betere combineerbaarheid van gezin en beroep;
34. benadrukt het potentieel van digitalisering voor de toepassing van flexibele arbeidsvormen, met name om de herintrede op de arbeidsmarkt van vrouwen wier zwangerschapsverlof ten einde is makkelijker te maken;
35. onderstreept dat de manier van werken door de digitale revolutie verandert, waardoor het aantal onconventionele en flexibele arbeidsbetrekkingen toeneemt; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om te beoordelen of de sociale en arbeidswetgeving moet worden gemoderniseerd teneinde gelijke tred met dergelijke veranderingen te houden, en om de sociale partners aan te moedigen collectieve arbeidsovereenkomsten dienovereenkomstig aan te passen, zodat bestaande beschermingsnormen voor werknemers ook in de digitale arbeidswereld gehandhaafd kunnen worden;
36. erkent dat flexibele arbeidsregelingen sommige werknemers voordelen bieden en hun in staat stellen een beter evenwicht tussen werk en privéleven te bewerkstelligen; wijst op de voordelen van de digitale arbeidsmarkt voor mensen in plattelandsgebieden en economisch minder ontwikkelde gebieden; wijst er evenwel op dat de op de digitalisering gebaseerde trend van flexibelere arbeidspraktijken ook tot onzekere arbeidsvormen kan leiden; benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat de huidige normen met betrekking tot sociale zekerheid, minimumlonen, indien van toepassing, arbeidsparticipatie en gezondheid en veiligheid op het werk gehandhaafd blijven;
37. verzoekt de Commissie, de lidstaten en de sociale partners strategieën te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat personen die werk verrichten alsof zij werknemers zijn - ongeacht of zij de officiële status van zelfstandige of een andere status hebben - passende arbeidsrechten hebben, waaronder het recht op collectieve onderhandelingen;
38. benadrukt de noodzaak om "zelfstandigheid" te definiëren, teneinde schijnzelfstandigheid te voorkomen; verzoekt de Commissie de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten over de diverse vormen van zelfstandigheid te stimuleren, en hierbij aandacht te besteden aan de mobiliteit en verplaatsing van digitale werkzaamheden; is van mening dat het Europees platform tegen zwartwerken zich met deze kwestie moet bezighouden;
39. wijst erop dat de platformeconomie perspectief biedt voor het creëren van werkgelegenheid en een aanvullend inkomen;
40. benadrukt dat het nodig is om ook in het digitale tijdperk het voortbestaan van culturele en creatieve beroepen te beschermen door ervoor te zorgen dat kunstenaars en ontwerpers een billijke vergoeding ontvangen voor culturele en creatieve uitingen die via internetplatforms worden verspreid;
41. onderstreept dat de deeleconomie een heroverweging van de arbeidswereld vereist; wijst erop dat de lidstaten hun rechtskader moeten afstemmen op de digitale economie en met name op de deeleconomie; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de sociale partners strategieën te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat alle relevante informatie ter beschikking wordt gesteld aan de nationale autoriteiten en te waarborgen dat voor alle vormen van arbeid alle premies worden afgedragen;
42. benadrukt dat de door de Commissie beoogde harmonisering van de pakketbezorgingsdiensten, ongeacht de arbeidsstatus van pakketbezorgers, niet mag leiden tot slechtere sociale bescherming en slechtere arbeidsomstandigheden; vraagt de Commissie en de lidstaten te waarborgen dat de rechten van werknemers in deze sector met betrekking tot toegang tot socialezekerheidsstelsels en het recht om collectieve arbeidsonderhandelingen te voeren, worden geëerbiedigd;
43. benadrukt dat de vrijheid van vereniging, een grondrecht, eveneens moet gelden voor nieuwe arbeidsvormen in alle sectoren; onderstreept dat dit tevens geldt voor het recht om collectieve overeenkomsten te sluiten en het recht van werknemers om zich te organiseren;
44. roept de sociale partners op werknemers via platforms voor "crowdworking" naar behoren te informeren over arbeidsomstandigheden en werknemersrechten;
45. onderstreept dat de digitalisering van arbeid werknemers en werkgevers voor nieuwe uitdagingen stelt en dat dit ook weerspiegeld moet worden in duidelijke regelingen inzake gegevensbescherming van werknemers; roept de Commissie op hoge minimumnormen vast te stellen in het kader van de algemene verordening gegevensbescherming van de EU; wijst erop dat lidstaten de mogelijkheid moeten hebben om strengere maatregelen te treffen die verder gaan dan deze hoge minimumnormen van de EU;
46. onderstreept dat het noodzakelijk is nieuwe maatregelen inzake de gegevensbescherming van werknemers te treffen waarbij rekening wordt gehouden met nieuwe vormen van gegevensverzameling; benadrukt dat nieuwe robot-mensbetrekkingen ook kansen bieden voor het ontlasten en ondersteunen van de inclusie van oudere werknemers en werknemers die in fysiek of geestelijk opzicht een achterstandspositie hebben; vestigt de aandacht op het aspect gezondheid en veiligheid op het werk wat de robot-mensbetrekkingen betreft;
47. acht het noodzakelijk de effecten van de digitalisering op gezondheid en veiligheid op het werk te beoordelen en de bestaande gezondheids- en veiligheidsregels dienovereenkomstig aan te passen; wijst op het risico op ongevallen waaraan werknemers die hun werkzaamheden thuis verrichten in het kader van telewerk of crowdworking mogelijk blootstaan; benadrukt dat arbeidsgerelateerde psychische problemen zoals burn-outs als gevolg van het voortdurend beschikbaar moeten zijn en de uitholling van traditionele werktijdregelingen een ernstig risico voor werknemers vormen; spoort de Commissie aan een studie uit te laten voeren naar de neveneffecten van de digitalisering, zoals een hogere werkdruk, het effect op het geestelijk welzijn en het gezinsleven van werknemers en het effect op de ontwikkeling van de cognitieve vaardigheden van kinderen;
48. dringt er bij de lidstaten op aan zorg te dragen voor een behoorlijke sociale zekerheid voor zelfstandigen en freelancers, die een belangrijke rol vervullen in nieuwe vormen van arbeid;
49. benadrukt dat socialezekerheidsstelstels onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen;
50. erkent dat de onderlinge verschillen tussen de lidstaten zeer groot zijn als het gaat om de vormen van sociale bescherming van zelfstandigen; verzoekt de lidstaten om samen met de sociale partners socialezekerheidsstelsels te ontwikkelen die in overeenstemming zijn met de nationale wetgeving en praktijk, teneinde betere sociale bescherming te bieden, in het bijzonder op het gebied van pensioenen, beperkingen en arbeidsongeschiktheid, moederschap en vaderschap, ziekte en werkloosheid;
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
10.11.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
48 4 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Laura Agea, Guillaume Balas, Tiziana Beghin, Mara Bizzotto, Vilija Blinkevičiūtė, Enrique Calvet Chambon, David Casa, Ole Christensen, Lampros Fountoulis, Elena Gentile, Arne Gericke, Thomas Händel, Danuta Jazłowiecka, Agnes Jongerius, Jan Keller, Ádám Kósa, Agnieszka Kozłowska-Rajewicz, Zdzisław Krasnodębski, Kostadinka Kuneva, Jérôme Lavrilleux, Jeroen Lenaers, Verónica Lope Fontagné, Javi López, Dominique Martin, Elisabeth Morin-Chartier, Marek Plura, Anne Sander, Sven Schulze, Siôn Simon, Jutta Steinruck, Romana Tomc, Yana Toom, Ulrike Trebesius, Ulla Tørnæs, Marita Ulvskog, Renate Weber, Tatjana Ždanoka, Jana Žitňanská, Inês Cristina Zuber |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Tim Aker, Georges Bach, Amjad Bashir, Lynn Boylan, Tania González Peñas, Dieter-Lebrecht Koch, António Marinho e Pinto, Edouard Martin, Joachim Schuster, Michaela Šojdrová, Ivo Vajgl, Flavio Zanonato |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Sorin Moisă |
||||
16.11.2015
ADVIES van de Commissie cultuur en onderwijs
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming
inzake "Naar een akte voor een digitale interne markt"
Rapporteur voor advies (*): Petra Kammerevert
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissie – Artikel 54 van het Reglement
SUGGESTIES
De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie en de ten principale bevoegde Commissie interne markt en consumentenbescherming onderstaande suggesties in hun ontwerpresolutie op te nemen:
– gezien artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien het Protocol bij het Verdrag van Amsterdam betreffende het publieke-omroepstelsel in de lidstaten, houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten,
– gezien het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (Unesco) van 20 oktober 2005,
– gezien Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)[41]
– gezien zijn resolutie van 4 juli 2013 over Connected TV[42],
– gezien zijn resolutie van 12 maart 2014 over de voorbereiding op een volledig geconvergeerde audiovisuele wereld[43],
A. overwegende dat digitalisering alle aspecten van het leven van de Europese burgers betreft; overwegende dat de culturele en de creatieve sector, en met name de audiovisuele sector met zijn groeiende aanbod aan aantrekkelijke aanvullende online-diensten, voor belangrijke culturele en economische waarde, werkgelegenheid, groei en innovatie in de EU zorgt; overwegende dat deze sector in grotere mate dient te worden ondersteund bij zijn inspanningen om van de digitale mogelijkheden te profiteren, zijn publiek te vergroten en groei te bevorderen; en overwegende dat activiteiten waarbij het auteursrecht een belangrijke rol speelt een groot deel van de culturele en de creatieve sector beslaan;
B. overwegende dat de EU zich er door haar toetreding – naast alle lidstaten – tot het Unesco-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen toe heeft verbonden op doeltreffende wijze te waarborgen dat mediadiversiteit niet alleen afhankelijk is van economische marktkansen;
C. overwegende dat de technische convergentie van de media inmiddels met name voor de omroep, de pers en internet werkelijkheid is geworden, dat het regelgevingskader in het Europese media-, cultuur- en netwerkbeleid aan de nieuwe situatie moet worden aangepast en dat moet worden gewaarborgd dat een uniform regelgevingsniveau kan worden gerealiseerd en gehandhaafd, ook ten aanzien van nieuwe marktdeelnemers uit de EU en derde landen;
D. overwegende dat de richtlijn audiovisuele mediadiensten (AVMS-richtlijn) van belang is waar het gaat om mediaregulering door de EU en om de bevordering van Europese producties; overwegende dat de richtlijn gebaseerd zou moeten zijn op het beginsel van technologische neutraliteit en een gelijk speelveld zou moeten waarborgen voor digitale inhoud en digitale diensten, alsmede betere toegang hiertoe en betere vindbaarheid hiervan;
E. overwegende dat de omzetting van artikel 13 van de AVMS-richtlijn over de bevordering van Europese producties door diensten op aanvraag in sommige lidstaten te weinig prescriptief is om de in de richtlijn genoemde doelstelling van culturele diversiteit te halen;
F. overwegende dat de culturele en de creatieve sector afhankelijk zijn van het auteursrecht en dat hiervoor een geconsolideerd regulerend kader nodig is, wil de vitaliteit, distributie en diversiteit van de cultuur in Europa gewaarborgd worden; overwegende dat de toenemende macht en soms dominante positie en de beperkte aansprakelijkheid van intermediairs op internet een duurzame waardeschepping voor auteurs en kunstenaars in de weg kunnen staan en een negatieve invloed op hun creatieve potentieel hebben; overwegende dat de studie "Territoriality and its impact on the financing of audiovisual works" de belangrijke rol van territoriale licenties voor de herfinanciering van Europese films benadrukt;
1. is ingenomen met de voorstellen van de Commissie voor bespoediging van de digitalisering in de EU en haar initiatieven om grensoverschrijdende toegang tot digitale inhoud te vereenvoudigen; onderstreept de belangrijke rol die publieke omroepen en digitale diensten voor de bevolking vervullen, met name voor de inwoners van perifere regio's en voor kwetsbare personen[44]; verzoekt de Commissie de specifieke behoeften van de creatieve sector op het gebied van verschillende soorten inhoud, creatieve producties en toegepaste bedrijfsmodellen beter te identificeren en hiermee rekening te houden als zij wijzigingen en oplossingen voorstelt;
2. onderstreept het tweeledige karakter van audiovisuele media als zowel culturele als economische factor; merkt op dat de behoefte aan toekomstige mediaregularising door de EU niet zozeer wordt ingegeven door een gebrek aan communicatiekanalen, maar vooral door de noodzaak om diversiteit te waarborgen, en dringt erop aan dat toegang tot veelvormige media van hoge kwaliteit en culturele en taaldiversiteit en kwaliteit niet afhankelijk mogen zijn van de economische middelen van de gebruiker;
3. dringt er bij de Commissie op aan om bij de komende herziening van de AVMS-richtlijn rekening te houden met technologische veranderingen en nieuwe bedrijfsmodellen in de digitale wereld, en met veranderende kijkpatronen en nieuwe manieren van toegang tot audiovisuele inhoud, door lineaire en niet-lineaire diensten op één lijn te stellen en op Europees niveau minimumeisen vast te stellen voor alle audiovisuele mediadiensten, met het doel ervoor te zorgen dat deze eisen door alle spelers op het gebied van audiovisuele mediadiensten consequent worden toegepast, behalve wanneer de inhoud een onontbeerlijke aanvulling van andere dan audiovisuele inhoud of diensten vormt; is van mening dat de herziening vooral toegespitst moet zijn op sociale, culturele en economische doelstellingen, op hoge normen voor de bescherming van minderjarigen, consumenten en persoonlijke gegevens, alsmede op de bevordering van de culturele diversiteit; is van oordeel dat de herziening tevens gericht zou moeten zijn op stimulering van investeringen in audiovisuele inhoud en platforms in de EU en op de verspreiding van deze inhoud, en dat hierbij gestreefd moet worden naar het verbeteren van de toegankelijkheid van Europese producties, overeenkomstig de huidige wetgeving inzake het auteursrecht of eventuele toekomstige hervormingen hiervan;
4. benadrukt dat het herkomstlandbeginsel dat in de AVMS-richtlijn is neergelegd een noodzakelijke voorwaarde vormt voor het aanbieden van audiovisuele inhoud over grenzen heen en een mijlpaal vormt op de weg naar een gemeenschappelijke markt voor diensten; onderstreept dat dit het streven naar sociale en culturele doelstellingen niet in de weg staat en niet de noodzaak wegneemt om andere EU-wetgeving dan de AVMS-richtlijn aan te passen aan de realiteit van het internet en de digitale omgeving, noch de noodzaak om bijzondere aandacht te besteden aan bedrijven die online of op aanvraag audiovisuele inhoud aanbieden en daarbij de belastingen en audiovisuele regelgeving in bepaalde lidstaten proberen te omzeilen door zich in landen met zeer lage belastingtarieven of zwakke regelgeving op audiovisueel gebied te vestigen;
5. verzoekt de Commissie en de lidstaten andermaal het in artikel 1 van de AVMS-richtlijn gedefinieerde begrip "mediadienst" zodanig te herzien dat de lidstaten weliswaar voldoende manoeuvreerruimte houden, maar dat beter rekening wordt gehouden met de potentiële maatschappelijke impact van diensten en met specifieke kenmerken van die impact, met name de relevantie daarvan voor de meningsvorming en de meningsverscheidenheid, alsmede voor het vraagstuk van redactionele verantwoordelijkheid;
6. verzoekt de Commissie en de lidstaten om het verbieden van audiovisuele mediadiensten in de EU in geval van aantasting van de menselijke waardigheid, aanzetten tot haat of racisme op gelijke wijze te behandelen en doeltreffend aan te pakken; dringt aan op maatregelen om te waarborgen dat audiovisuele mediadiensten toegankelijk zijn voor kwetsbare personen, dat elke vorm van discriminatie zoals bedoeld in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in alle soorten audiovisuele mediadiensten wordt vermeden en dat wederhoor wordt gegarandeerd door alle audiovisuele mediadiensten met redactionele verantwoordelijkheid;
7. stelt vast dat intermediairs, online-platforms en gebruikersinterfaces de toegang tot inhoud weliswaar gemakkelijker maken, maar tevens steeds vaker over de middelen beschikken om de diversiteit te beïnvloeden; concludeert dan ook dat naast mededingingsbeleid en regelgevingsaspecten ook bijzondere aandacht moet worden besteed aan het garanderen van diversiteit als democratische beleidsdoelstelling; verzoekt de Commissie de termen "online-platform" en "gebruikersinterface" te definiëren en de rol van andere intermediairs aan te passen zonder hun innovatiepotentieel te ondermijnen, en daarbij rekening te houden met hun actieve of passieve rol; is van mening dat eenieder, met inbegrip van aanbieders van online-platforms en gebruikersinterfaces, onder de AVMS-richtlijn zou moeten vallen voor zover het om audiovisuele mediadiensten gaat; onderstreept in dit verband hoe belangrijk het is dat er regels worden toegepast die de vindbaarheid van legale inhoud en informatie vergroten, teneinde mediavrijheid, pluralisme en onafhankelijk onderzoek te bevorderen en het beginsel van non-discriminatie te garanderen dat immers van essentieel belang is om de diversiteit van taal en cultuur veilig te stellen;
8. dringt aan op maatregelen die waarborgen dat audiovisuele mediadiensten toegankelijk worden gemaakt voor mensen met een handicap en dat elke vorm van discriminatie zoals beschreven in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt vermeden;
9. benadrukt in dit verband dat de Commissie zich zou moeten laten leiden door de overkoepelende doelstellingen van non-discriminatie, contractvrijheid, toegankelijkheid, vindbaarheid, technologie en netneutraliteit, alsmede transparantie en het bieden van een gelijk speelveld;
10. dringt erop aan dat audiovisuele mediadiensten die van algemeen belang zijn of van invloed op het publieke meningsvormingsproces voor alle gebruikers gemakkelijk toegankelijk en vindbaar moeten zijn, vooral als deze te maken krijgen met inhoud die door fabrikanten van apparaten, netwerkexploitanten, aanbieders van inhoud of andere aggregatoren vooraf is gedefinieerd op een manier die de autonomie van de gebruiker om zijn eigen volgorde en prioriteiten aan te brengen niet respecteert; benadrukt dat de lidstaten specifieke regels kunnen invoeren gericht op het behoud van de culturele en taaldiversiteit en de verscheidenheid van informatie, meningen en media, de bescherming van kinderen, jongeren of minderheden en de bescherming van consumenten in het algemeen, teneinde de gedachte van vindbaarheid van audiovisuele inhoud van algemeen belang te waarborgen;
11. onderstreept dat een aanpassing van de AVMS-richtlijn tot vermindering van de regelgeving en tot eerlijke mededingingsvoorwaarden, tot meer flexibiliteit ten aanzien van kwantitatieve en commerciële communicatieregels en tot versterking van de co- en zelfregulering zou moeten leiden door de rechten en plichten van omroepen door middel van een horizontale en mediaoverkoepelende reguleringsaanpak in evenwicht te brengen met de rechten en plichten van andere marktdeelnemers; is van oordeel dat het beginsel van duidelijke herkenbaarheid van en differentiatie tussen reclame en programma-inhoud in alle mediavormen voorrang dient te krijgen vóór het beginsel van scheiding van reclame en programma;
12. benadrukt dat het om de praktijk van "forum shopping" te bestrijden nodig is het land van herkomst van de reclameopbrengsten, de taal van de dienst en de doelgroep van de reclame en de inhoud te beschouwen als deel van de criteria op basis waarvan wordt bepaald of de verordening audiovisuele diensten op audiovisuele mediadiensten van toepassing is of om de oorspronkelijke aanwijzing van de bevoegde lidstaat aan te vechten;
13. betreurt het dat de vereisten van artikel 13 betreffende de bevordering van Europese producties door diensten op aanvraag door veel lidstaten op uiteenlopende wijze zijn toegepast, hetgeen heeft geleid tot het ontbreken van duidelijke verplichtingen en toezicht, wat weer forum shopping voor diensten op aanvraag in de hand werkt; verzoekt de Commissie dan ook artikel 13 aan te scherpen door een combinatie van duidelijke vereisten, met inbegrip van een financiële bijdrage, en toezichtinstrumenten in te voeren om ervoor te zorgen dat Europese producties door diensten op aanvraag worden gepromoot; dringt er bij de Commissie op aan het legale aanbod aan audiovisuele media-inhoud te stimuleren door onafhankelijke Europese producties te ondersteunen;
14. is van mening dat de lidstaten verplicht zouden moeten worden om lijsten in te voeren van belangrijke evenementen, –waaronder culturele en sportevenementen – die van algemeen belang zijn, en herinnert eraan dat deze lijsten verplicht aan de Commissie moeten worden toegestuurd; de evenementen op deze lijsten zouden toegankelijk moeten zijn en voldoen aan de geldende kwaliteitsnormen;
15. verzoekt de Commissie in het kader van de herziening van de AVMS-richtlijn na te gaan of het nog steeds zinvol is om vast te houden aan punt 6.7 van haar mededeling betreffende de toepassing van de regels inzake staatssteun op openbare omroepen;
16. onderstreept dat het legale audiovisuele online-aanbod verder ontwikkeld moet worden, zodat de consument toegang krijgt tot een bredere en meer gevarieerde inhoud met diverse opties qua taal en ondertiteling;
17. verzoekt het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) de distributiekanalen en soorten marketing die door netwerken voor de levering en/of distributie van inhoud in de EU worden gebruikt tegen het licht te houden en na te gaan hoe deze de diversiteit van de media beïnvloeden;
18. steunt vanuit een culturele invalshoek het streven van de Commissie om het uitrollen van breedband te bespoedigen, met name op het platteland, en dringt aan op bevordering van openbare wifi-netwerken in grote en kleine gemeenten, aangezien een dergelijke aanpak de infrastructuur oplevert die nodig is voor hun toekomstige functioneren ten behoeve van maatschappelijke en culturele integratie, moderne onderwijs- en informatieprocessen alsmede toerisme en de regionale culturele economie;
19. neemt kennis van de sluiting van het Verdrag van Marrakesh, dat de toegang voor visueel gehandicapten tot boeken zal vergemakkelijken, en spoort aan tot snelle ratificatie van dit verdrag;
20. verzoekt de Commissie om met het oog op betere toegang tot informatie en cultuurgoederen onverwijld met een voorstel te komen om de btw-tarieven voor de pers, digitale uitgeverijen, boeken en online publicaties te verlagen, overeenkomstig de gedane toezeggingen;
21. verzoekt de Commissie de integriteit van digitale inhoud wettelijk te beschermen en met name het plaatsen van overlays en het schalen van deze diensten met inhoud of diensten door derden te verbieden, tenzij de gebruiker zulks uitdrukkelijk initieert en – indien de inhoud niet tot de individuele communicatie kan worden gerekend – een en ander door de aanbieder van de inhoud is geautoriseerd; wijst erop dat ongeautoriseerde ingrepen van derden in inhoud of omroepsignalen van een aanbieder en het ongeautoriseerd decoderen, gebruiken en doorgeven van dergelijke inhoud of signalen eveneens voorkomen moeten worden;
22. benadrukt dat het auteursrecht een belangrijke economische basis vormt voor creativiteit, werkgelegenheid en innovatie en tevens culturele diversiteit garandeert, en dat het van essentieel belang is dat de Europese creatieve en culturele sectoren wereldwijd kunnen concurreren; benadrukt dat er meer inspanningen op het gebied van het auteursrecht nodig zijn om tot een evenwicht tussen alle essentiële partijen te komen, en dat een herziening van het auteursrecht moet voorzien in adequate bescherming die investeringen en groei in de creatieve en de culturele sector aanmoedigt en de juridische onzekerheden en inconsequenties moet wegnemen die het functioneren van de digitale interne markt belemmeren; dringt er bij de Commissie op aan het regelgevend kader voor het auteursrecht waar nodig te herzien teneinde de Europese burgers betere toegang tot creatieve inhoud te bieden en Europese onderzoekers, onderwijsinstellingen, instellingen voor cultureel erfgoed en de creatieve sector ertoe aan te zetten hun activiteiten op de digitale wereld af te stemmen; onderstreept dat degenen die van de exploitatie van door auteursrecht beschermde producties profiteren, daarvoor een passende vergoeding moeten betalen en dat oplossingen op dit gebied het gebruik van legale aanbieders niet mogen ontmoedigen; herinnert eraan dat digitale technologieën tot een nieuwe definitie van de waardeketen in de culturele sector hebben geleid, grotendeels in het voordeel van intermediairs en vaak ten koste van de auteurs van producties; verzoekt de Commissie de reikwijdte en impact van deze veranderingen te onderzoeken en op Europees niveau maatregelen voor te stellen om de beloning van auteurs en kunstenaars te verbeteren; benadrukt dat eventueel herziene bepalingen toekomstbestendig en technologisch neutraal moeten zijn alsmede op bewijs gebaseerd, en zorgvuldig moeten worden beoordeeld in verhouding tot de beter wetgeven-doelstelling van de Commissie, en tegelijkertijd rekening moeten houden met de verschillen tussen de digitale en de analoge omgeving;
23. is ingenomen met het streven van de Commissie om de grensoverschrijdende toegang tot digitale inhoud te verbeteren door het vereffenen van rechten te vergemakkelijken en daarbij rekening te houden met nieuwe beloningsmogelijkheden als gevolg van digitalisering en meer rechtszekerheid te creëren; benadrukt dat minimumnormen voor uitzonderingen en beperkingen en, waar passend, grotere harmonisatie essentiële elementen zijn voor de verbetering van de rechtszekerheid en dat daarbij waar mogelijk rekening moet worden gehouden met culturele eigenaardigheden; benadrukt dat grensoverschrijdende toegang de financiering van inhoud of diensten niet mag belemmeren en dat culturele en taalverscheidenheid als voordeel moet worden gezien; onderstreept dat de audiovisuele sector moet worden aangemoedigd om vernieuwende oplossingen inzake licentieverlening te ontwikkelen teneinde zijn financieringsmodellen aan te passen aan het digitale tijdperk;
24. onderstreept dat beroepsactiviteiten of bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op schending van het auteursrecht een ernstige bedreiging van de werking van de digitale interne markt vormen en dringt aan op een EU-brede aanpak om ervoor te zorgen dat niemand profijt trekt van een bewust schending van het auteursrecht;
25. verzoekt de Commissie overdraagbaarheid en interoperabiliteit aan te moedigen teneinde het vrije verkeer van legaal verkregen en legaal beschikbaar gestelde inhoud of diensten in de hele EU te stimuleren, evenals de toegankelijkheid en grensoverschrijdende geldigheid van abonnementen, met eerbiediging van het feit dat sommige economische modellen berusten op de territorialiteit van rechten in Europa, met name waar het gaat om de financiering van audiovisuele producties en vooral voorgefinancierde filmproducties, hetgeen een grote culturele verscheidenheid mogelijk maakt; benadrukt dat er geen sprake is van tegenstrijdigheid tussen het territorialiteitsbeginsel en maatregelen ter bevordering van de overdraagbaarheid van inhoud; is van mening dat pan-Europese licenties een optie moeten blijven, op vrijwillige basis moeten worden ingevoerd en voorafgegaan moeten worden door een effectbeoordeling; benadrukt dat dergelijke licenties de territorialiteit niet kunnen vervangen en dat financieringsmodellen voor audiovisuele producties gebaseerd zijn op nationale licentiemodellen die zijn toegesneden op de kenmerken van de nationale markt; dringt er met betrekking tot artikel 188 VWEU op aan het EU-brede beheer van rechten verder te ontwikkelen en tevens aantrekkelijker te maken;
26. is van mening dat verduidelijkt moet worden wat "ongerechtvaardigde geo-blocking" is, waarbij rekening wordt gehouden met de raadpleging; herinnert eraan dat er configuraties zijn die geo-blocking noodzakelijk maken, met name tegen de achtergrond van de culturele verscheidenheid, in welk verband dit vaak een instrument is dat monopolisering van de markt voorkomt; merkt op dat territoriale begrenzing nodig kan zijn als de kosten voor het aanbieden van inhoud of diensten over grenzen heen niet gedekt zijn en er geen herfinanciering beschikbaar is;
27. verzoekt de Commissie via raadpleging van de belanghebbenden de mediavensters te optimaliseren teneinde de beschikbaarheid van audiovisuele inhoud te bespoedigen, maar vindt dat daarbij een houdbaar eerste en tweede venster voor het uitbrengen van producties moet worden gehandhaafd dat gebaseerd is op de financieringsregelingen voor audiovisuele inhoud;
28. verzoekt de lidstaten de reikwijdte van de uitzondering voor citaten – onverminderd het persoonlijkheidsrecht van de maker – uit te breiden tot korte audiovisuele citaten zonder reclamedoeleinden of politieke doelstellingen, vooropgesteld dat het gebruikte werk duidelijk wordt aangegeven, dat het citaat niet haaks staat op de gebruikelijke toepassing van het werk en dat de legitieme belangen van de auteur niet worden geschaad;
29. dringt aan op een verdere dialoog tussen auteurs, rechthebbenden en intermediairs om tot samenwerking te komen die voor alle partijen profijtelijk is, waarbij het auteursrecht wordt beschermd en vernieuwende manieren om inhoud te creëren mogelijk worden gemaakt, worden toegestaan en worden aangemoedigd; verzoekt de Commissie verdere stappen te zetten in de richting van modernisering van het auteursrecht, met het doel innoverende nieuwe licentievormen te ontwikkelen die efficiënter zijn wat betreft het gebruik van creatieve inhoud online en dus ook de mogelijkheden van collectieve licenties in aanmerking nemen;
30. is van mening dat het in Richtlijn 93/83/EEG neergelegde juridische concept na een nieuwe beoordeling ervan zou kunnen worden gebruikt om de grensoverschrijdende toegang tot legale online-inhoud en -diensten op de digitale interne markt te verbeteren zonder een vraagteken te plaatsen bij de beginselen van contractvrijheid, passende beloning van auteurs en kunstenaars en het territoriale karakter van exclusieve rechten, en is ingenomen met het initiatief van de Commissie om een openbare raadpleging over Richtlijn 93/83/EEG te houden;
31. onderstreept de noodzaak om de problematische begrenzing tussen het recht op reproductie van werk en het recht op mededeling aan het publiek aan te pakken; wijst erop dat het concept van "'mededeling aan het publiek' in het licht van de recente uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie dient te worden verhelderd; wijst erop dat het nodig is een gemeenschappelijke definitie van "publiek domein" vast te stellen, met het doel een grootschalige verspreiding van culturele inhoud in de hele EU te waarborgen;
32. dringt erop aan dat er verplichte grenzen en uitzonderingen worden vastgesteld voor het bestaande auteursrecht, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs, onderzoek, bibliotheken en musea, teneinde een grotere verspreiding van culturele inhoud in de EU mogelijk te maken en tegelijkertijd rekening te houden met de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid van kunst en wetenschap alsmede de verscheidenheid van religie en taal;
33. benadrukt dat er meer inspanningen nodig zijn om de mediageletterdheid op te voeren, zodat er een werkelijke digitale interne markt tot stand komt en burgers – met inbegrip van kwetsbare personen – in staat zijn ten volle gebruik te maken van nieuwe digitale technologieën; moedigt de lidstaten dan ook aan het belang van mediaonderwijs te erkennen, de verwerving van digitale vaardigheden in het leerprogramma op te nemen en de nodige technische apparatuur te verbeteren; benadrukt in dit verband het belang van een goede opleiding van leerkrachten op het gebied van digitale vaardigheden, van het efficiënt onderwijzen van deze vaardigheden en van de kennis om dergelijke vaardigheden in te zetten in het algemene leerproces;
34. onderstreept dat het vermogen om op onafhankelijke en kritische wijze gebruik te maken van de media voor alle generaties een leertaak is die een leven lang duurt, die parallel met de ontwikkeling van de media voortdurend verandert en die moet worden opgevat als een essentiële kwalificatie; benadrukt dat aanpassing van de onderwijs- en opleidingsstelsels van fundamenteel belang is om het niveau van de ICT-vaardigheid in Europa te verbeteren en tegemoet te komen aan de toenemende vraag naar werknemers met digitale vaardigheden in de EU; moedigt de Commissie en de lidstaten in dit verband aan de basis te leggen voor wederzijdse erkenning van digitale vaardigheden en kwalificaties door middel van een Europees certificaten- of beoordelingssysteem, naar het voorbeeld van het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor het leren en onderwijzen van talen; onderstreept dat er verdere inspanningen nodig zijn wat betreft de verbetering van de mediageletterdheid van burgers en verzoekt de Commissie en de lidstaten te streven naar mediageletterdheid van alle EU-burgers, met name kwetsbare personen, door middel van initiatieven en gecoördineerde acties; stelt voor internetgeletterdheid tot vast onderdeel te maken van de inspanningen om de mediageletterdheid te verhogen;
35. acht het noodzakelijk dat de Commissie en de lidstaten voor een tweesporenbeleid kiezen wat betreft het vraagstuk van digitale vaardigheden door enerzijds te investeren in digitaal onderwijs en digitale infrastructuur en anderzijds in de integratie van digitale inhoud en methodes in de bestaande leerprogramma's; beveelt aan voortdurend aandacht te besteden aan de manier waarop kinderen online worden beschermd, waar nodig door middel van transparante, zelfregulerende maatregelen overeenkomstig bestaande nationale en EU-wetgeving; verzoekt de Commissie en de lidstaten alle generaties informatie te bieden over adequate en autonome omgang met de informatieovervloed, en daarnaast meer te investeren in de totstandbrenging van Europese netwerken voor het onderwijzen van mediageletterdheid, de uitwisseling van optimale methodes te bevorderen en te zorgen voor Europese zichtbaarheid van nationale, regionale of zelfs plaatselijke initiatieven;
36. verzoekt de Commissie en de lidstaten meer onderzoek te doen naar het effect van digitale media op cognitieve vaardigheden, naar doeltreffende methodes voor zelfbeheersing en naar het succes van spelenderwijs digitaal leren;
37. onderstreept dat de levende verscheidenheid van talen en de toenemende meertaligheid een essentiële culturele basis vormen van de Europese digitale interne markt; is van oordeel dat het digitaal ondersteunen van de taalverscheidenheid, verhoging van de toegankelijkheid en bevordering en behoud van de desbetreffende vaardigheden essentiële voorwaarden zijn voor een maatschappelijk verantwoorde ontwikkeling van de digitale interne markt; verwacht wat een productieve omgang met meertaligheid betreft dat de Commissie in grotere mate streeft naar productieve interactie met meertaligheid, zodat de technologische basis voor actieve ondersteuning en productief gebruik van de Europese meertaligheid in onderwijs, film, cultureel erfgoed, onderzoek en overheidsadministratie alsmede in beroep en bedrijf sneller wordt toegepast;
38. benadrukt het belang van het territorialiteitsbeginsel voor bijvoorbeeld de Europese filmcultuur, en dringt erop aan dat financieringsmodellen voor audiovisuele producties die gebaseerd zijn op nationale licentiemodellen niet door bindende pan-Europese licenties worden ondermijnd; onderstreept dat grensoverschrijdende overdraagbaarheid van legaal verworven inhoud daarentegen juist moet worden bevorderd;
39. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de beginselen van internetneutraliteit geëerbiedigd worden, daar dit van fundamenteel belang is als het om mediaconvergentie gaat;
40. benadrukt dat waarborging van netneutraliteit een essentieel onderdeel vormt van een maatschappelijk gezien rechtvaardige digitale interne markt en dat dit niet gedeeltelijk mag worden opgegeven voor het kortetermijndoel van afschaffing van de roamingkosten;
41. herinnert eraan dat moet worden gezorgd voor een billijk evenwicht van rechten en belangen tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en gebruikers van door auteursrecht beschermd materiaal;
42. is ingenomen met het initiatief van de Commissie om een openbare raadpleging te houden over Richtlijn 93/83/EEG betreffende satellietomroep en doorgifte via kabel, met het doel na te gaan of de reikwijdte van de richtlijn kan worden uitgebreid tot online-verspreiding van audiovisuele producties via streaming en video op aanvraag, hetgeen aanzienlijk zou bijdragen tot het vermogen van publieke omroepen om zich in het digitale tijdperk van hun openbare taak te kwijten, evenals tot de voltooiing van de digitale interne markt;
43. verwacht van de Commissie dat zij in de strategie voor de digitale interne markt en ook elders in grotere mate streeft naar productieve interactie met meertaligheid, zodat de technologische basis voor actieve bescherming en productief gebruik van de Europese meertaligheid in onderwijs, film, cultureel erfgoed, onderzoek en overheidsadministratie alsmede in beroep en bedrijf sneller wordt toegepast;
44. is ingenomen met de ideeën van de Commissie over de totstandbrenging van nieuwe systemen voor opslag van kennis voor de publieke sector in de vorm van cloud-technologie en tekst- en datamining die overeenkomstig de wetgeving inzake gegevensbescherming zijn gecertificeerd en beveiligd; is van mening dat het gebruik van dergelijke technologie in onderwijsinstellingen, openbare bibliotheken en archieven bijzondere opleidingsinspanningen in de beroepssectoren bibliotheek, archief en documentatie vereist alsmede meertalige toegankelijkheid voor gebruikers;
45. dringt erop aan dat als onderdeel van de strategie voor de digitale interne markt meer moet worden gelet op de implementatie van free and open software in onderwijsinstellingen en bij de overheid, daar de toegankelijkheid en zichtbaarheid van broncodes de hulpbronnenefficiënte participatie van de overheid bij beslissingen over het gebruik van publieke innovaties vergroot; is van mening dat meer open software het mogelijk maakt de digitale vaardigheden van gebruikers te certificeren, met name in onderwijsinstellingen;
46. dringt erop aan dat digitale vormen van collaboratief werken en communiceren – onder gebruik en met ontwikkeling van CC-licenties – over lands- en taalgrenzen heen in onderwijs en opleiding alsmede in openbare onderzoeksinstelingen worden onderwezen en toegepast en bij openbare aanbestedingen worden aangemoedigd.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
12.11.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
19 6 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Isabella Adinolfi, Dominique Bilde, Andrea Bocskor, Nikolaos Chountis, Silvia Costa, Mircea Diaconu, Damian Drăghici, Angel Dzhambazki, Jill Evans, Giorgos Grammatikakis, Petra Kammerevert, Andrew Lewer, Svetoslav Hristov Malinov, Stefano Maullu, Fernando Maura Barandiarán, Luigi Morgano, Momchil Nekov, Michaela Šojdrová, Bogdan Brunon Wenta, Bogdan Andrzej Zdrojewski, Milan Zver, Krystyna Łybacka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers |
Santiago Fisas Ayxelà, Sylvie Guillaume, György Hölvényi, Ilhan Kyuchyuk, Ernest Maragall, Emma McClarkin, Martina Michels, Elisabeth Morin-Chartier, Michel Reimon, Hannu Takkula |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Julia Reid |
||||
7.12.2015
ADVIES van de Commissie juridische zaken
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming
inzake "Naar een akte voor een digitale interne markt"
Rapporteur voor advies (*): Angel Dzhambazki
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 54 van het Reglement
SUGGESTIES
De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie en de ten principale bevoegde Commissie interne markt en consumentenbescherming onderstaande suggesties in hun ontwerpresolutie op te nemen:
1. onderstreept dat het stimuleren van groei, innovatie, keuze voor burger en consument, banenschepping, met hoogwaardige banen, en concurrentiekracht uiterst belangrijk zijn, en ziet de digitale interne markt als essentieel voor het realiseren van deze doelstellingen, doordat daardoor handelsbelemmeringen worden opgeruimd, de productiviteit stijgt, processen voor online bedrijfsactiviteit worden gestroomlijnd, scheppers, investeerders en consumenten en degenen die werkzaam zijn in de digitale economie worden gesteund, met speciale aandacht voor kmo, en particuliere investeringen in creatieve infrastructuur commercieel aantrekkelijker wordt, de bureaucratie tot een minimum beperkt blijft en de start van nieuwe ondernemingen gemakkelijker wordt; wijst er tevens op hoe belangrijk het is dat er gemakkelijker legale toegang wordt geboden tot academische en creatieve werken en gezorgd wordt voor een hoog niveau van consumenten- en gegevensbescherming op de digitale interne markt; dringt aan op toekomstbestendige regulering, en op een effectbeoordeling voor alle nieuwe voorstellen, waar het gaat om concurrentiekracht, groei, KMO, innovatief potentieel en banenschepping, alsook de kosten-batenverhouding, samen met een toetsing van de ecologische en sociale impact van die voorstellen;
2. verwelkomt de mededeling van de Commissie ‘Een strategie inzake de digitale eengemaakte markt voor Europa’ (COM(2015)0192) waarin zij toezegt het huidige auteursrecht te moderniseren om het aan het digitale tijdperk aan te passen; onderstreept dat wijzigingen van het huidige wetgevingskader op een gerichte manier moeten worden overdacht, met de aandacht op een eerlijke en passende beloning voor de auteur en andere rechthebbenden voor gebruik van hun werk, economische groei, concurrentiekracht en sterkere beleving voor de consument, maar ook op de bescherming van grondrechten;
3. wijst op de rol van intellectuele eigendomsrechten (IER's) en herinnert eraan dat uitzonderingen en beperkingen tot de aspecten van het auteursrechtstelsel behoren; noemt de cruciale rol van welbewuste uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht als bijdrage aan economische groei, innovatie en banenschepping, aanmoediging van creativiteit in de toekomst en versterking van innovatie en creatieve en culturele diversiteit;
4. benadrukt in dit verband dat de culturele en creatieve sectoren van Europa als motor functioneren voor economische groei, innovatie en werkgelegenheid, want zij houden volgens cijfers van de sector meer dan 7 miljoen mensen aan het werk en genereren meer dan 4,25% van het BBP in de EU[45];
5. stelt dat de hervorming een juist evenwicht moet vinden tussen alle betrokken belangen; wijst erop dat de creatieve sector specifieke aspecten en uiteenlopende uitdagingen kent, onder meer vanwege de verschillende soorten inhoud, creatieve producties en toegepaste bedrijfsmodellen; vraagt de Commissie daarom die specificiteiten beter in kaart te brengen en er rekening mee te houden in haar voorstellen voor wijzigingen en oplossingen;
6. beklemtoont dat een hervorming van het auteursrechtenkader moet uitgaan van een hoog niveau van bescherming omdat rechten van cruciaal belang zijn voor intellectuele schepping en een stabiele, duidelijke en soepele rechtsgrondslag bieden waarmee investeringen en groei in de creatieve en culturele sector worden bevorderd en rechtsonzekerheid en inconsistenties die de werking van de interne markt doorkruisen, worden weggenomen;
7. vraagt de Commissie zich ervan te verzekeren dat bij de herziening van de auteursrechtrichtlijn rekening gehouden wordt met de uitkomsten van de ex-post effectbeoordeling van de auteursrechtrichtlijn van 2001, en dat die herziening terdege zal worden onderbouwd, mede op een beoordeling van de mogelijke effecten van de gewijzigde elementen, vooral waar het gaat om productie, financiering en distributie van audiovisuele werken, en ook om culturele diversiteit; is van mening dat er een deugdelijke economische analyse, mede van de effecten op banen en groei, moet worden uitgevoerd;
8. vraagt de Commissie voorts om rekening te houden met de resolutie van het Parlement van 9 juli 2015 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij[46],
9. constateert dat 56 % van de Europeanen het internet gebruikt voor culturele doeleinden en wijst daarom op het belang van een aantal auteursrechtelijke uitzonderingen; herinnert de Commissie eraan dat de EP-leden in meerderheid voorstander zijn van een onderzoek naar de toepassing van minimumnormen voor de auteursrechtelijke uitzonderingen en beperkingen, en naar de juiste toepassing van die uitzonderingen en beperkingen zoals vastgelegd in richtlijn 2001/29/EG; onderstreept dat auteursrechtelijke uitzonderingen en beperkingen een evenwichtige, toegespitste en formaatneutrale benadering vergen en alleen op een aantoonbare noodzaak mogen berusten, en niet nadelig mogen zijn voor de culturele diversiteit in de EU, de financiering daarvan en een eerlijke beloning voor auteurs; benadrukt dat het gebruik van tekst- en gegevensmining weliswaar om meer rechtszekerheid vraagt waardoor onderzoekers en onderwijsinstellingen ruimer gebruik kunnen maken van auteursrechtelijk beschermd materiaal, ook over de grenzen heen, maar dat een eventuele europawijde uitzondering voor tekst- en gegevensmining alleen mag gelden voor gebruikers met een wettig toegangsrecht, en moet worden geformuleerd in overleg met alle belanghebbende partijen na een deugdelijk onderbouwde effectbeoordeling;
10. onderstreept hoe belangrijk het is de duidelijkheid en transparantie van het auteursrechtregime te verbeteren, met name ten aanzien van door de gebruiker gegenereerde inhoud en van heffingen op kopieën voor privégebruik in de lidstaten die voor die heffing gekozen hebben; stelt in dit verband vast dat burgers moeten worden geïnformeerd omtrent het feitelijke bedrag van de kopieheffing, de bedoeling daarvan en de wijze waarop deze zal worden besteed;
11. onderstreept dat de digitale interne markt de mogelijkheid moet bieden van toegankelijkheid voor ieder, ook voor mensen met een handicap, van producten en diensten die auteursrechtelijk zijn beschermd; is ernstig bezorgd wat dit aangaat over het uitblijven van voortgang met de ratificering van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, en dringt er op aan dat dit verdrag zo snel mogelijk wordt geratificeerd; ziet reikhalzend uit naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in deze zaak;
12. dringt aan op gerichte en degelijk onderbouwde hervormingen ter verruiming van de grensoverschrijdende toegang tot online inhoud die legaal verkrijgbaar of verkregen is, maar waarschuwt voor onderscheidsloos bevorderen van verplichte pan-Europese licenties omdat dit ertoe zou kunnen leiden dat er minder inhoud voor de gebruiker verkrijgbaar wordt gesteld; wijst erop dat het territorialiteitsbeginsel een essentieel element is in het auteursrechtstelsel gezien het belang van territoriale licenties in de EU; dringt erop aan dat een einde wordt gemaakt aan onterechte geo-blocking door voorrang te geven aan grensoverschrijdende portabiliteit van legaal verkregen of verkrijgbare inhoud als eerste stap naar grotere rechtszekerheid, en voor invoering van nieuwe commerciële modellen voor flexibele en innovatieve licentieregelingen; merkt op dat zulke modellen voordeel voor de consument moeten opleveren met het oog op behoud van linguïstische en culturele diversiteit, zonder aantasting van het territorialiteitsbeginsel of de contractsvrijheid;
13. verwelkomt het streven van de Commissie naar intensivering van onderzoek en innovatie door betere mogelijkheden voor grensoverschrijdend gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal; beschouwt dit streven als cruciaal voor een ruimere toegankelijkheid van kennis en online onderwijs, en voor verbetering van de mondiale concurrentiepositie van onderwijsinstellingen in de EU;
14. beklemtoont in dit verband het belang van toegang tot informatie en inhoud die tot het publieke domein behoren; onderstreept dat inhoud die in de ene lidstaat tot het publieke domein behoort, ook in alle andere lidstaten toegankelijk moet zijn; meent dat de openbare inhoud van de EU-instellingen waar mogelijk voor het publieke domein moet worden vrijgegeven;
15. stelt dat bij eventuele wijziging in de richtlijn audiovisuele mediadiensten rekening moet worden gehouden met nieuwe manieren om toegang te krijgen tot audiovisuele inhoud, en de consistentie bewaard moet blijven met de thans lopende hervorming van de wetgeving rond het auteursrecht;
16. meent dat sommige online intermediairs en online platforms inkomen genereren uit culturele werken en inhoud zonder dat de scheppers van het werk altijd delen in dit inkomen; vraagt de Commissie om zich te bezinnen op welonderbouwde opties om iets te doen aan de waardeoverdracht van inhoud naar diensten, waardoor het mogelijk wordt dat auteurs, uitvoerende kunstenaars en rechthebbenden eerlijk worden beloond voor gebruik van hun werk op het internet zonder dat innovatie wordt afgeremd;
17 wijst erop dat het snelle tempo van de technologische ontwikkelingen op de digitale markt vraagt om een technologisch neutraal kader voor het auteursrecht;
18. dringt er bij de Commissie op aan dat de Europese strategie voor een digitale interne markt wordt ontwikkeld in samenwerking met de landen die vooroplopen met goede digitaliseringspraktijken, zodat zij gemakkelijk technologische innovaties van andere landen buiten de EU kunnen overnemen, met name waar het gaat om intellectuele eigendom, waarbij zij tevens de interoperabiliteit bevorderen en de groei- en expansiekansen van Europese bedrijven op internationaal niveau vergroten;
19. vraagt de distributeurs om alle beschikbare informatie te publiceren rond de technologische maatregelen die nodig zijn voor interoperabiliteit van hun inhoud;
20. moedigt de Commissie aan in haar streven naar interoperabiliteit tussen digitale componenten en wijst met nadruk op het belang van standaardisering die te realiseren valt door middel van zowel standaard-essentiële octrooien (SEP's) als open licentiemodellen; verwelkomt de pogingen van de Commissie tot ontwikkeling van een evenwichtig kader voor de onderhandelingen tussen de rechthebbenden en de uitvoerders van SEP's, zodat eerlijke licentievoorwaarden gewaarborgd zijn. vraagt de Commissie om zich de uitspraak van het HvJ EU voor ogen te houden in zaak C-170/13 (Huawei v. ZTE), waarin een zodanig evenwicht gevonden wordt tussen de SEP-houder en de standaardisatieorganisatie dat van octrooi-inbreuk geen sprake is en er daadwerkelijk eerlijke, redelijke en niet-discriminerende licentievoorwaarden kunnen worden overeengekomen;
21. juicht het actieplan toe van de Commissie voor modernisering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten online, met het oog op inbreuken op commerciële schaal; herinnert eraan hoe belangrijk het is in het digitale tijdperk dat auteurs- en aanverwante rechten worden gerespecteerd; vindt versterking van het auteursrecht zoals geregeld in richtlijn 2004/48/EG in alle lidstaten uiterst belangrijk en meent dat auteursrecht en aanverwante rechten slechts zo effectief kunnen zijn als de handhavingsmaatregelen die voor de bescherming van die rechten worden uitgevaardigd; wijst erop dat de EU te maken heeft met een beduidend aantal IER-inbreuken en dat de douane volgens gegevens van de Commissie in 2014 meer dan 95 000 aanhoudingen heeft verricht, waarbij de waarde van de 35,5 miljoen in beslag genomen artikelen naar schatting meer dan 600 miljoen euro bedraagt[47]; wijst met nadruk op de rol van het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten dat betrouwbare gegevens moet aanleveren en objectieve analyses van de effecten van inbreuken voor economische actoren; dringt daarom aan op een effectieve, duurzame, proportionele en gemoderniseerde aanpak van de handhaving, invulling en bescherming van intellectuele eigendomsrechten online, met name met het oog op inbreuken op commerciële schaal; merkt op dat auteursrechtelijk inbreuken soms ook zijn toe te schrijven aan de omstandigheid feit dat gewenste en legaal verkrijgbare inhoud moeilijk te vinden is; dringt er daarom op aan een ruimer aanbod van legale en gebruikersvriendelijke toegangsmogelijkheden te ontwikkelen en onder het publiek bekend te maken;
22. is ingenomen met de follow-the-moneybenadering en spoort de marktdeelnemers in de leveringsketen aan tot gecoördineerde en proportionele actie om zich teweer te stellen tegen inbreuken op commerciële schaal, voortbouwend op de praktijk van vrijwillige afspraken; onderstreept dat de Commissie tezamen met de lidstaten moet werken aan bewustwording en zorgvuldigheid in de aanleveringsketen, en de uitwisseling van informatie en goede praktijken moet aanmoedigen evenals sterkere samenwerking tussen openbare en particuliere sector; houdt staande dat eventuele, door deelnemers in de aanleveringsketen te nemen maatregelen tegen grootschalige inbreuken gerechtvaardigd moeten zijn, gecoördineerd en proportioneel, en de mogelijkheid moeten omvatten van effectieve en gebruikersvriendelijke rechtsmiddelen ten behoeve van benadeelde partijen; onderstreept dat het belangrijk is de consumenten bewust te maken van de gevolgen die voortvloeien uit de schending van het auteursrecht en de naburige rechten;
23. gelooft dat er door de Commissie discussies moeten worden gestart en onderbouwde analyses uitgevoerd om uit te maken of alle deelnemers in de waardeketen, waaronder ook online-intermediairs, online platforms, inhoud- en dienstenaanbieders, en ook offline-intermediairs zoals wederverkopers en detaillisten, redelijke en adequate maatregelen moeten nemen tegen illegale inhoud, namaak en auteursrechtelijke inbreuken op commerciële schaal, met behoud van het recht van de eindgebruiker op toegang op en verspreiding van informatie of gebruik van toepassingen en diensten van zijn keuze; onderstreept dat er moet worden nagedacht over een duidelijker rol van intermediairs, met name waar het gaat om bestrijding van inbreuken op intellectuele eigendomsrechten, aan de hand van een grondige, gerichte en welonderbouwde analyse en rekening houdende met alle desbetreffende openbare raadplegingen door de Commissie; onderstreept dat internet-serviceproviders en online-intermediairs zich in ieder geval aan strikt omschreven verplichtingen hebben te houden en niet op de stoel van de rechter mogen gaan zitten, om privatisering van de rechtshandhaving te voorkomen; dringt er bij de Commissie op aan, evaluatieonderzoek te doen naar de effectiviteit van blokkering op last van de rechter en van regelingen voor melding en verwijdering;
24. erkent de rol van de aanbieders van inhoud bij de ontwikkeling en verspreiding van werken, ook op internet, evenals het feit dat de groei van online platforms te danken is aan de vraag onder de consumenten; erkent dat de bestaande aansprakelijkheidsregels voor intermediairs de groei van online platforms mogelijk hebben gemaakt en waarschuwt dat het scheppen van nieuwe rechtsonzekerheid op dit terrein een negatief effect kan hebben op de economische groei; constateert dat sommige internet-intermediairs met hun machtspositie steeds meer invloed en mogelijk een negatieve uitwerking uitoefenen op het creatieve vermogen en de eerlijke beloning van auteurs en op de uitbouw van de door andere distributeurs van werken aangeboden diensten;
25. brengt de suggestie dat het verwachte wetgevingsvoorstel over online platforms moet uitgaan van de belangen van de consumenten, de creatieve scheppers, en de digitale arbeidskrachten, met name de bescherming van kwetsbaren;
26. onderstreept dat het voor een zinvolle handhaving van auteursrecht nodig is dat het publiek gemakkelijk toegang krijgt tot volledige informatie omtrent de identiteit van de rechthebbenden en waar relevant, de duur van hun wettelijke bescherming;
27. herinnert eraan dat aanbieders van onlinediensten ingevolge artikel 5 van Richtlijn 2000/31/EG gehouden zijn hun identiteit duidelijk te vermelden en dat naleving van deze vereiste van groot belang is voor het vertrouwen van de consument in elektronische handel;
28. neemt kennis van het voornemen van de Commissie om het voorstel voor een gemeenschappelijk Europees kooprecht in te trekken en herinnert in dit verband aan het standpunt in eerste lezing van het Parlement van 26 februari 2014; houdt eraan vast dat er zo veel mogelijk onderzoeksmateriaal moet worden verzameld en geanalyseerd en met belanghebbende partijen moet worden overlegd voordat voor een bepaalde aanpak wordt gekozen, met name ten aanzien van het effect dat dit zou hebben op de huidige bescherming die de consument uit hoofde van nationale wetgeving geniet, speciaal waar het gaat om rechtsmiddelen in geval van niet-naleving van een online verkoopovereenkomst voor materiële goederen of digitale inhoud en rechtszekerheid omtrent de toepasselijkheid van de Rome I verordening;
29. meent dat contractuele bedingen voor digitale content op beginselen moeten zijn gebaseerd om technologisch neutraal en toekomstbestendig te kunnen zijn; benadrukt voorts, met het oog op nog komende commissievoorstellen op dit gebied, hoe belangrijk het is dat inconsistentie en overlapping met bestaande wetgeving worden voorkomen, evenals het risico dat er op den duur een ongewenste juridische scheidslijn ontstaat tussen online- en offline-contracten en de verschillende distributiekanalen, ook met het REFIT consumentenacquis in gedachten;
30. is van mening dat het gewijzigde voorstel van de Commissie ook duidelijkheid moet brengen omtrent de vraag hoe de bestaande regels, waaronder ook die van de dienstenrichtlijn, in een digitale omgeving moeten worden toegepast bij online verkoop over de grens heen, om iets te kunnen doen aan oneerlijke online prijsdiscriminatie op grond van nationaliteit of locatie;
31. moedigt de Commissie aan het beschermingsniveau te analyseren dat de materiële Europese consumentenbeschermingswetgeving biedt binnen de zgn. "deeleconomie" alsmede de eventuele onevenwichtigheden in overeenkomsten tussen particuliere klanten (C2C), die door het gestaag toenemende gebruik van diensten van deeleconomie-platforms in de hand worden gewerkt;
32. onderstreept dat de processen voor bedrijven die zich willen vestigen en online in alle lidstaten actief worden, moeten worden verbeterd, gestroomlijnd en gedigitaliseerd, en vraagt de Commissie om dit in haar interne marktstrategie nader in overweging te nemen;
33. vraagt de Commissie bijzondere aandacht te schenken aan zaken die consumenten en bedrijven beletten te profiteren van het volledige gamma producten en diensten op de eengemaakte markt (digitale diensten of diensten die via digitale kanalen worden aangeboden in de EU) en naar belemmeringen voor ondernemingen om te starten, uit te breiden, grensoverschrijdend actief te zijn en te innoveren;
34. vraagt de lidstaten om gemeenschappelijke normen en goede praktijken te hanteren ten aanzien van digitaal bestuur, met bijzondere aandacht op rechterlijke instanties en plaatselijke overheden;
35. onderstreept dat digitale ontwikkelingen ook mogelijkheden bieden voor een zinvolle verandering in het overheidsbestuur, door inrichting van een veel effectievere, eenvoudiger en gebruiksvriendelijke e-overheid; acht het in dit verband heel belangrijk dat burgers en bedrijven over aaneengeschakelde handelsregisters kunnen beschikken;
36. is voorstander van een in de loop van 2016 op te richten EU-wijd platform voor geschillenbeslechting, ten behoeve van de consumentenbescherming; benadrukt dat consumentenrechten zonder doeltreffende wetgeving en toegang tot rechtsinstrumenten niet kunnen worden gewaarborgd; stelt dat de e-commercie ook tot bloei kan komen als de consument online kan winkelen onder vergelijkbare, overal in de EU geldende voorwaarden;
37. onderstreept dat online-veiligheid een eerste voorwaarde is voor een digitale interne markt, en acht het om deze reden nodig dat de beveiliging van netwerk en informatie op deze snel groeiende markt wordt gewaarborgd; verwelkomt dan ook het initiatief van de Commissie voor een publiek-privaat partnerschap voor cyberveiligheid op het gebied van technologieën en oplossingen voor online netwerkbeveiliging.
38. dringt aan op een doelmatiger rechtskader voor EU- financiering van ITC-training waardoor de EU aan concurrentiekracht kan winnen;
39. wijst erop dat de technologische kloof die binnen de EU bestaat, moet worden aangepakt door middel van het rechtskader voor het digitale binnenmarktbeleid; benadrukt dat een proactieve aanpak nodig is om de kloof tussen regio's, platteland en agglomeraties en tussen de generaties, te overbruggen;
40. wijst erop dat ondersteuning van een gedegen rechtskader voor beleid ten behoeve van de digitale interne markt rechtstreekse steun vergt voor ontwikkeling en innovatie bij EU-ondernemingen; benadrukt daarom dat kmo's moeten worden aangemoedigd tot gebruik van digitale technologie en tot ontwikkeling van ITC-vaardigheden en -diensten;
41. wijst erop dat digitale innovatie groei in de hand werkt en dat een gedegen rechtskader voor beleid ten behoeve van de digitale markt het ondernemerschap moet stimuleren; onderstreept dat er stimuleringsprogramma's voor jonge vernieuwers moeten worden opgezet zodat het potentieel onder jonge Europeanen kan worden benut.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
3.12.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
21 3 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Max Andersson, Joëlle Bergeron, Marie-Christine Boutonnet, Jean-Marie Cavada, Kostas Chrysogonos, Therese Comodini Cachia, Mady Delvaux, Laura Ferrara, Enrico Gasbarra, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Mary Honeyball, Gilles Lebreton, António Marinho e Pinto, Jiří Maštálka, Emil Radev, Evelyn Regner, Pavel Svoboda, József Szájer, Tadeusz Zwiefka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers |
Angel Dzhambazki, Jytte Guteland, Heidi Hautala, Stefano Maullu, Rainer Wieland, Kosma Złotowski |
||||
1.12.2015
ADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming
"Naar een akte voor een digitale interne markt"
Rapporteur voor advies (*): Michał Boni
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 54 van het Reglement
SUGGESTIES
De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken verzoekt beide ten principale bevoegde commissies, de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie industrie, onderzoek en energie, onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. benadrukt dat alle in het kader van de Strategie voor een digitale interne markt ontwikkelde initiatieven, onder erkenning van de meerwaarde van de strategie voor de economie van de EU, in overeenstemming moeten zijn met de grondrechten, en in het bijzonder met de gegevensbeschermingswetgeving; wijst erop dat de eerbiediging van de grondrechten, en dan in het bijzonder de grondrechten inzake de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens, van essentieel belang is om het vertrouwen en de veiligheid van de burgers te versterken, en dat alleen op basis daarvan de data-economie zich kan ontwikkelen en het potentieel van de digitale sector kan benutten, waardoor vervolgens mogelijkheden en een concurrentievoordeel kunnen worden gecreëerd; wijst erop dat technologieën, het bedrijfsleven en overheidsinstanties moeten samenwerken om de naleving van de toepasselijke wetgeving van de Unie te waarborgen; herinnert eraan dat het in het belang van zowel de gegevenssubjecten als het bedrijfsleven is dat de algemene verordening gegevensbescherming en de gegevensbeschermingsrichtlijn spoedig worden goedgekeurd; vraagt om een herziening van de e-privacyrichtlijn, met als doel om ervoor te zorgen dat de bepalingen van de richtlijn in overeenstemming worden gebracht met het hervormingspakket gegevensbescherming alvorens dit pakket in werking treedt;
3.3.2. Bestrijding van illegale inhoud op het internet
2. roept de Commissie op voort te maken met een rechtskader en beleid ter bestrijding van illegale inhoud en ander materiaal op het internet, waaronder haatzaaierij, en ervoor te zorgen dat het rechtskader en het beleid volledig in overeenstemming zijn met de grondrechten, zoals deze in het Handvest van de grondrechten van de EU zijn vastgelegd, en dan met name met het grondrecht op vrijheid van meningsuiting en informatie, alsook met bestaande EU- of nationale wetgeving en met de beginselen van noodzakelijkheid, evenredigheid, een behoorlijke rechtsgang en de rechtsstaat; acht het voor het verwezenlijken van dit doel nodig om:
– Europese en nationale politiediensten en wetshandhavingsinstanties van consistente en efficiënte wetshandhavingsinstrumenten te voorzien;
– duidelijke richtsnoeren aan te reiken voor het aanpakken van illegale inhoud op het internet, met inbegrip van haatzaaierij;
– publiek-private partnerschappen en de dialoog tussen publieke en private instanties te ondersteunen, met inachtneming van de bestaande wetgeving van de Unie;
– de rol van tussenpersonen en onlineplatformen te verduidelijken in het licht van het EU-Handvest van de grondrechten;
– te waarborgen dat de rechtsgrond voor de oprichting van de eenheid voor de melding van internetuitingen binnen Europol (EU IRU) strookt met haar werkzaamheden;
– speciale maatregelen na te streven tegen seksuele uitbuiting van kinderen online, een doeltreffende samenwerking tot stand te brengen tussen alle belanghebbenden, teneinde de rechten en de bescherming van kinderen online te waarborgen, en te stimuleren dat er initiatieven worden ontplooid om het internet veiliger te maken voor kinderen, en
– samen met de betreffende belanghebbenden bewustwordingscampagnes en onderwijs te stimuleren;
3. brengt artikel 12 van de Richtlijn inzake elektronische handel (2000/31/EG) in herinnering, waarin het volgende is bepaald: "De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk, de dienstverlener niet aansprakelijk is voor de doorgegeven informatie, op voorwaarde dat het initiatief tot de doorgifte niet bij de dienstverlener ligt, de ontvanger van de doorgegeven informatie niet door de dienstverlener wordt geselecteerd, en de doorgegeven informatie niet door de dienstverlener wordt geselecteerd of gewijzigd";
3.4. Versterking van het vertrouwen in en de veiligheid op het gebied van digitale diensten en de behandeling van persoonsgegevens
4. onderstreept dat de snelle toename van het aantal aanvallen op netwerken en gevallen van cybercriminaliteit vraagt om een geharmoniseerde respons van de EU en de lidstaten, teneinde een hoog niveau van netwerk- en informatiebeveiliging te waarborgen; is van mening dat het waarborgen van de veiligheid op het internet inhoudt dat netwerken en kritieke infrastructuur worden beschermd, wetshandhavingsinstanties bevoegd zijn om criminaliteit, waaronder terrorisme, gewelddadige radicalisering en seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen online, te bestrijden en er gebruik wordt gemaakt van de gegevens die strikt noodzakelijk zijn om criminaliteit online of offline te bestrijden; benadrukt dat deze veiligheid, samen met de bescherming van de grondrechten in de cyberspace, een voorwaarde vormt voor de versterking van het vertrouwen in digitale diensten en dus de noodzakelijke grondslag vormt voor de totstandbrenging van een concurrerende digitale interne markt;
5. verzoekt om de definitieve goedkeuring van de richtlijn cyberbeveiliging (NIB-richtlijn), zodat er een nieuw, samenhangend regelgevingskader komt waarvoor nauwere samenwerking tussen nationale instanties en EU-agentschappen vereist is en waarmee niet alleen de strategische en operationele cyberveiligheid op EU- en nationaal niveau wordt gewaarborgd, maar ook de bescherming van de grondrechten van de EU, en dan met name de grondrechten inzake de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van gegevens van het bedrijfsleven, de overheid en burgers;
6. herinnert eraan dat instrumenten zoals versleuteling nuttige hulpmiddelen zijn voor het waarborgen van de privacy van burgers en ondernemingen, en in ieder geval het basisniveau van communicatiebeveiliging kunnen garanderen; hekelt het feit dat het ook voor criminele doeleinden kan worden gebruikt;
7. verwelkomt de oprichting van een Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (EC3) binnen Europol, dat mede kan zorgen voor snellere reacties bij cyberaanvallen; verzoekt om een wetgevingsvoorstel ter versterking van het mandaat van EC3 en dringt aan op een snelle omzetting van Richtlijn 2013/40/EU van 12 augustus 2013 over aanvallen op informatiesystemen, de richtlijn waarmee onder meer de verbetering van de operationele samenwerking tussen de nationale wethandhavingsdiensten en de betrokken EU-agentschappen (Eurojust, Europol, EC3 en ENISA) wordt beoogd;
8. is ingenomen met het initiatief van de Commissie om een publiek-privaat partnerschap inzake cyberveiligheid in het leven te roepen; benadrukt hoe belangrijk samenwerking tussen ondernemingen, het erbij betrekken van het bedrijfsleven en de invoering van het principe "security-by-design" zijn; is er voorstander van dat de lidstaten goede praktijken uitwisselen in het kader van publiek-privaat partnerschappen op dit gebied; betreurt in dit verband dat het Europees publiek-privaat partnerschap voor veerkracht (EP3R) is beëindigd;
9. merkt op dat de onthullingen over het grootschalig elektronisch toezicht aangeven dat het vertrouwen van burgers in de privacy, veiligheid en beveiliging van digitale diensten moet worden hersteld en onderstreept in dit verband hoe belangrijk het is dat bij het verwerken van gegevens voor commerciële of rechtshandhavingsdoeleinden de grondrechten worden geëerbiedigd en de bestaande wetgeving inzake gegevensbescherming strikt wordt nageleefd; wijst in dit verband nogmaals op het belang van bestaande instrumenten, zoals wederzijdse rechtshulpverdragen die het beginsel van de rechtsstaat eerbiedigen en de kans verkleinen dat op oneigenlijke wijze toegang word verkregen tot op buitenlands grondgebied opgeslagen gegevens;
10. herinnert eraan dat de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/31/EG de aanbieders van diensten geen algemene verplichting mogen opleggen om bij het aanbieden van transmissie-, opslag- en hostingdiensten toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te gaan zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden; herinnert er in het bijzonder aan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in de arresten C-360/10 en C-70/10 de maatregelen voor "gerichte bewaking" van vrijwel alle gebruikers van de betrokken diensten (internetproviders in het ene geval, een sociaal netwerk in het andere geval) heeft verworpen en heeft gepreciseerd dat elk bevel dat een hostingdienstverlener verplicht tot een algemene surveillance, verboden moet zijn;
4.1. Totstandbrenging van een data-economie
11. stelt dat big data, clouddiensten, het internet der dingen, onderzoek en innovatie van essentieel belang zijn voor economische ontwikkeling en om een samenhangende benadering vragen binnen de wetgeving van de Unie; is ervan overtuigd dat overeenstemming met de wetgeving inzake gegevensbescherming en effectieve waarborgen voor de privacy en veiligheid, zoals deze zijn vastgelegd in de algemene verordening gegevensbescherming, met inbegrip van speciale bepalingen met betrekking tot kinderen als kwetsbare consumenten, van cruciaal belang zijn voor de versterking van het vertrouwen van burgers en consumenten in de data-economie; onderstreept dat men zich meer bewust moet worden van de rol van gegevens en de betekenis van gegevensuitwisseling voor consumenten, zowel binnen de economie als in termen van de grondrechten, en benadrukt dat er regels moeten worden vastgesteld omtrent eigendom van gegevens en de controle van burgers over hun persoonsgegevens; wijst op de rol van het personaliseren van producten en diensten en onderstreept dat dergelijke producten en diensten overeenkomstig de voorschriften inzake gegevensbescherming moeten worden ontwikkeld; pleit voor de bevordering van "standaardprivacy" en "ingebouwde privacy", hetgeen ook kan bijdragen tot de economische ontwikkeling en innovatie; benadrukt hoe belangrijk het is dat bij alle gegevensverwerkende activiteiten een non-discriminatoire benadering wordt aangehouden; onderstreept het belang van een op risico's gebaseerde aanpak die onnodige administratieve lasten helpt voorkomen en rechtszekerheid biedt, met name voor kmo's en startende ondernemingen, zoals in de algemene verordening gegevensbescherming is bepaald, en benadrukt eveneens het belang van democratisch toezicht en constante bewaking door de overheid; erkent dat aanvullende waarborgen voor de bescherming en de beveiliging van persoonsgegevens, zoals pseudonimisering en anonimisering, kunnen bijdragen tot de bescherming van persoonsgegevens, wanneer deze worden gebruikt door big-datatoepassingen en aanbieders van onlinediensten;
4.2. Concurrentie bevorderen door interoperabiliteit en normalisatie
12. benadrukt dat bij de verwerking van persoonsgegevens middels interoperabiliteitsoplossingen, oftewel oplossingen die door het ISA²-programma worden geëxploiteerd, de EU-voorschriften inzake gegevensbescherming in acht moeten worden genomen; dringt aan op nauwere samenwerking, dit met het oog op de ontwikkeling van gemeenschappelijke internationale normen ten aanzien van de data-economie, en is van mening dat het zwaartepunt van deze normen bij veiligheid, eerbiediging van de privacy en gegevensbescherming moet liggen; benadrukt hoe belangrijk het recht van gegevensoverdraagbaarheid voor burgers is;
4.3.2. E-overheid
13. is voorstander van de digitalisering van de overheidsdiensten in Europa, van de ontwikkeling van e-overheid, e-democratie, beleid voor vrije gegevensverstrekking en toegang tot en hergebruik van overheidsdocumenten op basis van transparantie en het bestaande rechtskader van de EU, alsmede van hoge gegevensbeschermingsnormen, met volledige inachtneming van het Handvest van de grondrechten en zoals voorgesteld in het hervormingspakket gegevensbescherming; wijst erop dat e-overheid bijdraagt aan werkelijke participatie, raadpleging en een meer transparant, verantwoordingsplichtig en efficiënt overheidsbestuur; onderstreept in dit verband dat de uitwisseling van goede praktijken tussen alle betrokken partijen belangrijk is;
14. benadrukt dat, wanneer de ontwikkeling van e-overheid wordt ondersteund en daarmee ook het eenmaligheidsbeginsel, alle initiatieven die in het kader van e-overheid worden ontplooid, in overeenstemming moeten zijn met de eisen en de beginselen van het hervormingspakket gegevensbescherming en wijst erop dat voor al deze initiatieven een hoog beveiligingsniveau moet gelden teneinde de aan openbare instellingen verstrekte gegevens van burgers te beschermen;
5.2. Internationale dimensie
15. onderkent de mondiale aard van de data-economie; herinnert eraan dat de totstandbrenging van de digitale interne markt afhankelijk is van het vrije verkeer van gegevens binnen en buiten de Europese Unie; dringt daarom bij de EU en de lidstaten aan op maatregelen om, in overeenstemming met de algemene verordening gegevensbescherming en de bestaande EU-jurisprudentie, een hoog niveau van gegevensbescherming en veilige internationale gegevensoverdrachten te waarborgen bij de samenwerking met derde landen in het kader van de Strategie voor een digitale interne markt.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
30.11.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
49 1 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jan Philipp Albrecht, Michał Boni, Ignazio Corrao, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Frank Engel, Kinga Gál, Ana Gomes, Nathalie Griesbeck, Sylvie Guillaume, Jussi Halla-aho, Monika Hohlmeier, Brice Hortefeux, Sophia in ‘t Veld, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Barbara Kudrycka, Marju Lauristin, Juan Fernando López Aguilar, Roberta Metsola, Louis Michel, Claude Moraes, Alessandra Mussolini, József Nagy, Soraya Post, Judith Sargentini, Birgit Sippel, Branislav Škripek, Csaba Sógor, Helga Stevens, Bodil Valero, Marie-Christine Vergiat, Harald Vilimsky, Udo Voigt, Beatrix von Storch, Josef Weidenholzer, Cecilia Wikström, Kristina Winberg, Tomáš Zdechovský |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers |
Carlos Coelho, Anna Hedh, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Marek Jurek, Ska Keller, Miltiadis Kyrkos, Jeroen Lenaers, Nuno Melo, Emilian Pavel, Morten Helveg Petersen, Barbara Spinelli, Axel Voss |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Jens Geier, Gabriele Preuß, Marco Zanni |
||||
4.12.2015
ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming
inzake "Naar een beleid voor een digitale interne markt"
Rapporteur voor advies: Renato Soru
SUGGESTIES
De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming onderstaande suggesties in hun ontwerpresolutie op te nemen:
1. benadrukt dat duurzame economische groei in Europa alleen kan worden verwezenlijkt door de ontwikkeling van sectoren die worden gekenmerkt door een grote economische toegevoegde waarde; moedigt bijgevolg alle inspanningen van de Commissie aan die de overgang naar een digitale economie ondersteunen; benadrukt dat het noodzakelijk is wereldwijde banden te ontwikkelen en een eind te maken aan de huidige versnippering van nationale voorschriften betreffende digitale diensten; roept de Commissie op het geplande tijdschema na te leven dat bedoeld is om een ware digitale interne markt te verwezenlijken die gebaseerd is op eerlijke concurrentie en een hoog niveau van consumentenbescherming;
2. benadrukt dat de positieve effecten van de digitalisering van de financiële diensten in de zin van kosteneffectiviteit en verbeterde diensten "op maat" voor de consument, in potentie kunnen zorgen voor vriendelijke financiële producten en diensten, die de ervaring van de klant aangenamer maken;
3. benadrukt het belang van de digitale interne markt voor de Europese economie; herinnert eraan dat volgens een raming van de Commissie de ontwikkeling van de digitale interne markt 415 miljard EUR per jaar kan bijdragen aan de Europese economie en voor 3,8 miljoen nieuwe banen kan zorgen; benadrukt dat de digitale sector niet alleen in een gestaag tempo groeit, maar dat digitale technologieën ook in traditionele sectoren van de Europese economie nieuwe mogelijkheden bieden;
4. is van mening dat de digitalisering van de economie een onvermijdelijke en positieve ontwikkeling is die vooruitgang, groei en innovatie zal teweegbrengen voor het Europese bedrijfsleven en met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, die moeten worden begeleid;
5. verzoekt de Commissie de benadering van "digitaal eerst" te bevorderen bij de werking van publieke instellingen en bij het ontwerp van wetgevingsbesluiten; is van oordeel dat de strategie van digitaal eerst voordelen kan bieden in termen van kostenbesparingen, ecologische duurzaamheid en betere dienstverlening, zodat ook de kloof tussen de burger en de Europese instellingen kan worden verkleind;
6. merkt op dat voor het bereiken van economische convergentie in alle Europese regio's, de digitale kloof aanzienlijk moet worden verminderd en de gelijke, open en niet-discriminerende toegang tot het internet voor alle Europese burgers en bedrijven, en met name kmo's, moet worden gewaarborgd; benadrukt dat toegang tot het internet als een openbaar goed moet worden beschouwd dat steeds belangrijker wordt voor het dagelijkse leven; moedigt verdere publieke en private investeringen in infrastructuur aan om de ontwikkeling van het internet in de perifere regio's van de EU mogelijk te maken; verzoekt de Commissie zich in dit verband opnieuw te buigen over de huidige toepassing van de staatssteunregels; is ingenomen met de geplande inspanningen van het Europees Fonds voor strategische investeringen op dit gebied;
7. is van oordeel dat om een effectieve digitale interne markt te vestigen, eindgebruikers erop moeten kunnen vertrouwen dat consistente beschermingsnormen zijn gewaarborgd, en ondernemingen ervan verzekerd moeten zijn dat ze kunnen vertrouwen op een gemeenschappelijk en rechtvaardig regelgevingskader dat vergelijkbare regels voor vergelijkbare diensten afdwingt;
8. is ingenomen met de goedkeuring van de herziene betalingsdienstenrichtlijn; beklemtoont dat, indien de Unie de EU-brede elektronische handel wil verbeteren, het nodig is dat er onverwijld pan-Europese kant-en-klare elektronische/mobiele betalingen op grond van een gemeenschappelijke norm worden gerealiseerd, en dat de herziene betalingsdienstenrichtlijn correct wordt uitgevoerd;
9. merkt op dat ondanks de hoge werkloosheidscijfers in de Unie, veel banen vacant blijven als gevolg van de mismatch van de vaardigheden; benadrukt dat het, teneinde de economische kansen te benutten die de digitale interne markt biedt, van groot belang is om arbeids- en onderwijsbeleid te bevorderen dat gericht is op het verbeteren van de digitale vaardigheden van de Europese burgers; verzoekt de Commissie programma's op te stellen die bijdragen tot de verwezenlijking van deze doelstellingen;
10. is van oordeel dat pan-Europese systemen voor elektronische/mobiele betalingen ("e-SEPA") grensoverschrijdende elektronische handel een impuls geven door middel van efficiëntere en snellere retailbetalingen; merkt op dat er waardevolle lessen kunnen worden getrokken uit ervaringen met systemen zoals Faster Payments en PayM;
11. wijst erop dat voor een bloeiende digitale economie de toegang tot kapitaal voor zowel nieuwe als bestaande ondernemingen, met name kmo's en micro-ondernemingen, moet worden verbeterd; is ingenomen met de inspanningen van de Commissie voor een kapitaalmarktenunie, waarin alternatieve financieringsbronnen voor het Europese bedrijfsleven en voor langetermijnprojecten zijn opgenomen en die dus een aanvulling vormt op de strategie voor de digitale interne markt; moedigt verdere raadpleging, de evaluatie van de bestaande wetgeving, de verspreiding van goede praktijken op gebieden als crowdfunding en peer-to-peer lending, en nieuwe stimulansen voor durfkapitaal in de EU aan;
12. benadrukt dat het van cruciaal belang is dat de digitale interne markt wordt geschraagd door een efficiënt en klantvriendelijk betalingssysteem; is ingenomen met de vorderingen van de afgelopen jaren bij het mogelijk maken van toegang, het verbeteren van de concurrentie, het verbeteren van veiligheid en het bevorderen van grensoverschrijdende activiteiten op de markt van betalingsdiensten (bijvoorbeeld door middel van SEPA, de nieuwe richtlijn betalingsrekeningen, de nieuwe regeling inzake afwikkelingsprovisies en de herziene betalingsdienstenrichtlijn); benadrukt dat er de komende jaren aanvullende maatregelen moeten worden overwogen om bij te blijven met de innovatieve ontwikkelingen en de weg vrij te maken voor verdere grensoverschrijdende integratie;
13. verzoekt de Europese Autoriteit voor effecten en markten ondersteuning te bieden aan innovatie in gereguleerde sectoren, zoals infrastructuur voor transactieverwerking en gegevensrapportage, teneinde ervoor te zorgen dat de regelgeving niet wordt gebruikt als belemmering voor toegang door bestaande marktspelers om zo de ontwikkeling van nieuwe technologieën te verhinderen die de efficiëntie zouden kunnen vergroten en de kosten zouden kunnen terugbrengen, zoals technologie voor een blokketen of een gedistribueerd grootboek;
14. benadrukt het belang van cyberveiligheid bij de oprichting van de digitale interne markt, met name in de bancaire en financiële sector, bij betalingssystemen en bij de elektronische handel; verzoekt de Commissie daarom om de bedreigingen te volgen, in het bijzonder computerfraude en cyberaanvallen, om de preventieve maatregelen te verscherpen, om een kader te scheppen ter bevordering van een gecoördineerde aanpak van cybercriminaliteit op Europees niveau, en om Europese voorlichtingscampagnes te organiseren om de burgers van de Unie te informeren over de bedreigingen voor de cyberveiligheid;
15. verzoekt de Commissie ten volle rekening te houden met de specificaties van financiële gegevens en de behoeften van mondiale regelgevers en toezichthouders bij de onderhandeling omtrent gegevensprivacy- en gegevensuitwisselingsovereenkomsten;
16. benadrukt dat het belangrijk is om over eenvoudige, efficiënte en veilige betalingssystemen te beschikken voor de ontwikkeling en groei van de digitale interne markt; is verheugd over de vooruitgang die is geboekt op het gebied van de communautaire wetgeving inzake betalingssystemen; verzoekt de Commissie rekening te houden met deze ontwikkelingen bij de uitvoering van haar strategie inzake de digitale interne markt;
17. is van mening dat digitale technologieën de toegang tot krediet voor verschillende belanghebbenden die van oudsher zijn uitgesloten van het bancaire en financiële stelsel vergemakkelijken en zo de sociale en economische ontwikkeling bevorderen; verzoekt de Commissie een strategie te ontwikkelen die bevorderlijk is voor de integratie en de toegang van de zwakste bevolkingsgroepen tot de digitale interne markt en daarmee tot nieuwe financiële en bancaire diensten;
18. is van mening dat het bestaande fiscale kader niet langer mag worden toegepast, gezien de specifieke kenmerken van de digitale economie; is van mening dat, met inachtneming van de nationale bevoegdheden, meer coördinatie op belastinggebied noodzakelijk is om belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning te voorkomen, om verstoring van de markt en oneerlijke concurrentie te voorkomen en om een echte Europese digitale interne markt op te richten; dringt er bij de Commissie op aan de rapportage per land inzake belastingen voor multinationale ondernemingen uit te breiden tot alle sectoren, met uitzondering van kmo's en midcaps, het voorstel voor de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) goed te keuren, en steun te verlenen aan de invoering van digitale technologieën en goede praktijken met het oog op een meer efficiënte en tijdige vastlegging van fiscale gegevens; verzoekt de Commissie rekening te houden met de meest recente aanbevelingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling in haar project om grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS) te bestrijden;
19. beschouwt de ontwikkeling van een vereenvoudigd, uniform en samenhangend online btw-systeem als een prioriteit om de nalevingskosten te verminderen voor kleine en innovatieve ondernemingen die actief zijn binnen geheel Europa; dringt er verder op aan dat het beginsel van fiscale neutraliteit ten volle wordt nageleefd, ongeacht het feit of de vorm fysiek of digitaal is; verzoekt de Commissie overeenkomstig de gedane beloften dringend een voorstel in te dienen waardoor de lidstaten de btw-tarieven voor de pers, digitale uitgeverijen, boeken en online publicaties kunnen verlagen; wijst erop dat de lidstaten krachtens de huidige btw-richtlijn van de EU een verlaagd btw-tarief mogen toepassen op culturele inhoud; verzoekt de Commissie de uitwisseling van goede praktijken tussen belastingautoriteiten en belanghebbenden te bevorderen teneinde passende oplossingen te ontwikkelen voor afdracht van belasting in de deeleconomie; is verheugd over de invoering van het mini-éénloketsysteem voor btw, dat een stap is naar de beëindiging van het tijdelijke btw-stelsel in de EU; is evenwel bezorgd over het feit dat het ontbreken van een drempel sommige kmo's in een lastig parket brengt ten aanzien van de naleving van de regeling; verzoekt de Commissie de regeling te herzien om ze bedrijfsvriendelijker te maken;
20. wijst erop dat het belangrijk is innovatie te bevorderen en gelijke voorwaarden te scheppen in de zin van dezelfde operationele, veiligheids- en kapitaalvereisten voor alle financiële marktdeelnemers in de digitale economie;
21. wijst op de bijzondere fiscale problemen waarmee kmo's worden geconfronteerd wanneer zij over de grenzen heen actief zijn; verzoekt de Commissie bijgevolg te zoeken naar opties om deze belemmeringen voor kmo's aan te pakken;
22. benadrukt het belang van elektronische identificatie en vertrouwensdiensten om het aantal en de kwaliteit van elektronische uitwisselingen te doen toenemen met het oog op groei; verzoekt de lidstaten daarom alle nodige maatregelen te treffen om Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (de eIDAS-verordening) uiterlijk op 1 juli 2016 ten uitvoer te leggen;
23. steunt het besluit van de Commissie om een publiek debat te lanceren aan de hand van twee raadplegingen, de één inzake geoblokkades en de ander inzake platforms, online intermediairs, gegevens, cloud computing en de collaboratieve economie; benadrukt dat een definitie van het begrip "platform" noodzakelijk is om een duidelijk uitgangspunt voor de antitrusttoetsing te hebben; moedigt de Commissie aan een bedrijfsklimaat te scheppen dat de ontwikkeling van innovatieve ideeën, de bescherming van de arbeidsnormen, eerlijke concurrentie en gelijke voorwaarden voor digitale diensten waarborgt; erkent dat de snelle technologische ontwikkelingen op de digitale markt een technologisch neutraal kader voor toekomstige initiatieven vereisen;
24. betreurt de lange duur van het onderzoek naar de praktijken van Google en betreurt het dat het onderzoek al verscheidene jaren zonder definitieve resultaten aansleept; is daarom ingenomen met de mededeling van punten van bezwaar van de Commissie aan Google inzake zijn productvergelijkingsdienst; verzoekt de Commissie alle problemen die in haar onderzoek aan het licht zijn gekomen, doortastend te onderzoeken, met inbegrip van alle andere terreinen van verticaal zoeken, aangezien dat uiteindelijk deel uitmaakt van het waarborgen van gelijke voorwaarden voor alle spelers op de digitale markt;
25. is ingenomen met de plannen van de Commissie om een eind te maken aan onrechtvaardige geoblokkades die de consumentenkeuze beperken; acht het cruciaal dat gezorgd wordt voor correcte uitvoering van artikel 20, lid 2, van de dienstenrichtlijn, dat discriminatie in de levering van diensten op grond van nationaliteit of verblijfplaats verbiedt, en artikel 8, lid 3, van de richtlijn consumentenrechten, dat vereist dat uiterlijk aan het begin van het bestelproces duidelijk en leesbaar wordt aangegeven of er beperkingen gelden voor de levering en welke betaalmiddelen worden aanvaard;
26. gelooft dat digitale betalingsdiensten van cruciaal belang zijn voor de economie; roept de Commissie op alle belemmeringen voor het online betalen in de EU weg te nemen en ervoor te zorgen dat alle commerciële EU-websites die betalingsdiensten zoals online betaalkaarten en creditcards accepteren, geen onderscheid maken op basis van de lidstaat waar de gebruiker zich voor deze betalingsdiensten aanmeldt;
27. is van mening dat de ontwikkeling van een Europese digitale economie voldoende concurrentie en pluraliteit van dienstverleners vergt, en benadrukt dat het bestaan van netwerkeffecten het creëren van monopolies en oligopolies in de hand kan werken; steunt de inspanningen van de Commissie om misbruik van de markt te voorkomen en de belangen van de consument te beschermen; moedigt de Commissie aan om de belemmeringen voor toetreding tot de digitale economie in sectoren met weinig dominante spelers weg te nemen, behalve wanneer nodig voor prudentiële doeleinden of om de rechten van de consument te beschermen; dringt er bij de Commissie op aan discriminerende praktijken in alle sectoren van de digitale economie te bestrijden, met inbegrip van online winkelen en online betalingen, zoek- en sociale netwerken en netneutraliteit, als een extra middel om de markt voor concurrentie open te stellen;
28. wijst op het belang van de data-economie voor de ontwikkeling van de digitale interne markt; merkt op dat de risico's voor de persoonlijke privacy een groot probleem vormen, aangezien deze het vertrouwen in de digitale omgeving schaden; roept de Commissie op de niveaus van transparantie, het gebruik van informatie en het misbruik van persoonsgegevens op online platforms te evalueren, en waar nodig passende regelgeving voor te stellen;
29. is ingenomen met de lancering van de openbare raadpleging over de modernisering van de btw bij grensoverschrijdende elektronische handel door de Commissie in september 2015 en beschouwt dit als een cruciale eerste stap om de manier waarop de btw wordt verrekend bij grensoverschrijdende online transacties te vereenvoudigen; verzoekt de Commissie de resultaten van deze openbare raadpleging te beoordelen en er na afloop aan het Parlement en het grote publiek verslag over uit te brengen;
30. wijst er met klem op dat consumenten dezelfde mate van bescherming moeten genieten ongeacht welke producten zij aankopen en waar zij dat doen, d.w.z. op platforms voor elektronische handel dan wel via de traditionele handel;
31. benadrukt dat er een grondige analyse moet worden verricht van de verschillende soorten "deeleconomie"-platforms, met als doel ervoor te zorgen dat relevante wetgeving de ontwikkeling van deze diensten mogelijk maakt teneinde nieuwe vormen van consumptie en productie toe te laten, en tegelijk een hoge mate van consumentenbescherming te bieden;
32. is ingenomen met het initiatief van de Commissie voor een nieuw actieplan inzake e-overheid; merkt op dat interoperabele e-handtekeningen en de daarmee samenhangende eIDAS-verordening buitengewoon relevant zijn voor de digitale interne markt voor financiële diensten, waarbij nieuwe hulpmiddelen worden geboden voor banken en verzekeringsmaatschappijen, zoals elektronische identificatie voor digitale aanmeldingsprocessen of instrumenten voor e-handtekeningen voor contracten en betalingen;
33. is enerzijds van mening dat er meer moet worden gedaan om de belemmeringen voor toegang tot de markt voor nieuwe en opkomende digitale ondernemingen weg te nemen, maar anderzijds dat deze ondernemingen tegelijkertijd verplicht moeten worden om de reeds lang bestaande binnenlandse regels na te leven, bijvoorbeeld wetgeving met betrekking tot belasting, gezondheid, veiligheid en werknemersrechten, en om te opereren op basis van dezelfde hoge normen die reeds aan bestaande ondernemingen op dat vlak worden opgelegd;
34. wijst op het belang om de ontwikkeling van de digitale interne markt vergezeld te laten gaan van een modern en doelmatig kader om de continuïteit van elektronische handel en de bescherming tegen cybercriminaliteit te waarborgen, in het bijzonder op kritieke gebieden zoals bankdiensten;
35. merkt op dat de economische beginselen die kenmerkend zijn voor de ontwikkeling van het internet en de verspreiding ervan, namelijk netneutraliteit, openheid en non-discriminatie, worden bedreigd door de verspreiding van gesloten ecosystemen binnen het netwerk; benadrukt dat de ontwikkeling en de groei van deze ecosystemen, met de oprichting van een oligopolistische structuur op de markt van digitale diensten en goederen, ten koste gaan van de belangen van de consument en de innovatie en dus op de lange termijn een bedreiging zouden kunnen vormen voor de ontwikkeling van de digitale interne markt;
36. roept de Commissie op dringend een initiatief te nemen om de wetgeving aan de technologische vooruitgang aan te passen en een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van de markt voor e-boeken en e-kranten weg te nemen;
37. benadrukt dat de Commissie moet doorgaan antitrustregels af te dwingen, met name de groepsvrijstelling inzake verticale overeenkomsten en de bijbehorende richtsnoeren, teneinde te zorgen dat de speciale regels inzake selectieve distributie niet worden gebruikt om de beschikbaarheid van producten via online handelskanalen te beperken en concurrentie ten nadele van consumenten te voorkomen;
38. is van oordeel dat de specifieke kenmerken van de digitale economie, met name in verband met de degressieve en naar nul neigende marginale kosten en het bestaan van sterke netwerkeffecten, schaalvoordelen en dus concentratie mogelijk maken; dringt er bij de Commissie op aan een mededingingsbeleid te ontwikkelen dat rekening houdt met de specifieke kenmerken en uitdagingen in verband met de digitale economie;
39. verzoekt de Commissie een gedurfd voorstel te doen tot herziening van de btw-richtlijn (2006/112/EG) teneinde het grensoverschrijdende btw-stelsel duidelijker en minder belastend te maken voor bedrijven en met name kmo's;
40. wijst erop dat er in sommige markten door de overlapping tussen modellen van de deeleconomie en de markteconomie, verstoringen kunnen optreden in de vrije concurrentie; verzoekt de Commissie een regelgevend kader te bevorderen dat de ontwikkeling van de deeleconomie stimuleert en tegelijkertijd het behoud van gelijke voorwaarden en de naleving van de communautaire wetgeving, in het bijzonder met betrekking tot belastingen en arbeidsrecht, garandeert;
41. merkt op dat de ontwikkeling van de digitale interne markt kan worden bevorderd door het bestaan van innovatieclusters in de Unie, d.w.z. geografische gebieden met een sterke concentratie van digitale bedrijven en vaardigheden; verzoekt de Commissie deze gebieden verder te ontwikkelen en de verspreiding van goede praktijken en kennis te bevorderen;
42. benadrukt het belang van starterscentra, business angels en de veelheid aan publieke en particuliere spelers en instanties die zich inspannen voor de ontwikkeling van bedrijven in de digitale sector; verzoekt de Commissie een strategie uit te stippelen die het mogelijk maakt om dergelijke partijen te betrekken bij de ontwikkeling van de digitale interne markt en een Europees netwerk van starterscentra tot stand te brengen.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
1.12.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
49 8 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Gerolf Annemans, Burkhard Balz, Hugues Bayet, Pervenche Berès, Udo Bullmann, Esther de Lange, Fabio De Masi, Anneliese Dodds, Markus Ferber, Jonás Fernández, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Roberto Gualtieri, Brian Hayes, Gunnar Hökmark, Danuta Maria Hübner, Petr Ježek, Othmar Karas, Georgios Kyrtsos, Werner Langen, Sander Loones, Bernd Lucke, Olle Ludvigsson, Ivana Maletić, Costas Mavrides, Bernard Monot, Luděk Niedermayer, Stanisław Ożóg, Dimitrios Papadimoulis, Sirpa Pietikäinen, Dariusz Rosati, Pirkko Ruohonen-Lerner, Alfred Sant, Molly Scott Cato, Peter Simon, Renato Soru, Theodor Dumitru Stolojan, Marco Valli, Tom Vandenkendelaere, Cora van Nieuwenhuizen, Jakob von Weizsäcker, Steven Woolfe, Sotirios Zarianopoulos |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers |
Matt Carthy, Philippe De Backer, Ashley Fox, Doru-Claudian Frunzulică, Ildikó Gáll-Pelcz, Marian Harkin, Barbara Kappel, Verónica Lope Fontagné, Paloma López Bermejo, Thomas Mann, Alessia Maria Mosca, Michel Reimon, Maria João Rodrigues |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Agnes Jongerius, Anneleen Van Bossuyt, Igor Šoltes |
||||
11.11.2015
ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme
aan de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming
"Naar een Akte voor een digitale interne markt"
Rapporteur voor advies: Merja Kyllönen
SUGGESTIES
De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming onderstaande suggesties in hun ontwerpresolutie op te nemen:
1. is ingenomen met de mededeling getiteld "Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa"; benadrukt dat de invoering van digitalisering en de versterkte inzet van interoperabele intelligente vervoerssystemen belangrijke instrumenten zijn om de efficiëntie en productiviteit van het Europese vervoerssysteem op te voeren en de bestaande capaciteit beter te benutten, waardoor dagelijks vervoer, mobiliteit en logistiek vlotter, veiliger, zuiniger en duurzamer zullen worden;
2. erkent dat de te complexe administratieve procedures in sommige landen een belemmering kunnen vormen voor opkomende vervoersprojecten met een groot potentieel ("start-ups", digitale projecten); eist dat de digitale interne markt een specifiek stelsel omvat om de administratieve formaliteiten (belasting, inschrijving bedrijfsoprichting, personeelsaanwerving) te verminderen, met name bij nieuwe projecten;
3. merkt op dat de digitalisering van de sectoren vervoer en toerisme Europa nieuwe commerciële mogelijkheden en nieuwe banen biedt en een centrale rol speelt bij het omvormen van Europese steden tot slimme steden; wijst op de sterke groei in de sector van intelligente vervoerssystemen, die in de periode 2014-2019 wereldwijd naar verwachting met 16,4 % per jaar zal groeien; wijst erop dat de vervoerssector weliswaar een van de pioniers is wat betreft het gebruik en de toepassing van nieuwe informatietechnologieën, maar dat er nog verdere vooruitgang moet worden geboekt; beklemtoont daarom de toegang tot financiering voor innovatieve kmo's en startende ondernemingen in de sectoren vervoer en toerisme en vindt dat het EFSI een belangrijke rol moet spelen bij de digitalisering van de sector;
4. wijst erop dat de digitalisering van de sectoren vervoer en toerisme kan leiden tot banen die minder mechanisch en creatiever van aard zijn; stipt aan dat bijscholingsprogramma's voor werknemers van essentieel belang zijn, zodat zij zich aan de technologische ontwikkelingen kunnen aanpassen; benadrukt de behoefte aan sociale plannen en opleiding met het oog op de ontwikkeling van andere, aantrekkelijkere en duurzamere banen om het risico van banenverlies vanwege de digitalisering in bepaalde beroepen te ondervangen;
5. erkent dat digitalisering tot structurele veranderingen in de sectoren vervoer en toerisme kan leiden; benadrukt dat nieuwe ondernemingsmodellen, digitale platforms en diensten die op digitalisering en de deeleconomie gebaseerd zijn, omarmd moeten worden; is verheugd dat dankzij digitalisering het concept "mobiliteit als dienst" kan worden ontwikkeld, en spoort de Commissie ertoe aan een grondige analyse te verrichten teneinde maatregelen met het oog op "mobiliteit als dienst" te ondersteunen, en daarbij bijvoorbeeld aandacht te schenken aan de consument, vervoersinfrastructuur en stadsplanning;
6. dringt er bij de Commissie op aan na te gaan of het Europese beleid inzake vervoer en toerisme gemoderniseerd moet worden, en het zo nodig aan het digitale tijdperk aan te passen; verzoekt de Commissie het regelgevingskader van de verschillende vervoerswijzen te harmoniseren om een duurzaam multimodaal systeem en mededinging tussen de vervoerswijzen of tussen de verschillende bedrijven binnen de waardeketen te bevorderen en nieuwe innovaties en diensten voor mobiliteit en logistiek, ook van de deeleconomie uitgaande, in de hand te werken alsmede gelijke concurrentievoorwaarden voor bestaande spelers en nieuwkomers op de markt te scheppen op het vlak van hoge Europese normen inzake veiligheid, toegankelijkheid, arbeidsomstandigheden, eerlijke belastingheffing, consumentenbescherming, gegevensbescherming en preventie van schadelijke milieueffecten; is bovendien van mening dat het beginsel van technologieneutraliteit moet worden geëerbiedigd en innovatie niet mag worden gehinderd;
7. onderstreept het belang van welomschreven en transparante passagiersrechten in het vervoer; dringt er daarom bij de Commissie op aan een handvest van passagiersrechten voor te stellen waarin alle vervoerswijzen aan bod komen en de passagiersrechten in de multimodale context duidelijk en transparant worden beschermd;
8. wijst de Commissie erop dat een betere benutting van digitale en innovatieve technologieën ervoor kan zorgen dat de Europese toerismesector doeltreffender ondersteuning ontvangt;
9. is voorstander van de ontwikkeling van nieuwe digitale technologieën die gericht zijn op zelfbeoordeling van vervoersdiensten en de verbetering ervan ten gunste van de gebruikers;
10. dringt er bij de Commissie op aan dat de Europese strategie voor een Europese interne markt wordt ontwikkeld in samenwerking met de lidstaten die op het gebied van digitaliseringsprocessen in de vervoerssector blijk geven van de beste praktijken, zodat de technologische innovaties van andere landen eenvoudig kunnen worden ingebed, hetgeen de interoperabiliteit bevordert en de groei- en expansiekansen van Europese bedrijven op internationaal niveau vergroot;
11. dringt er bij de Commissie op aan bij de aanpassing van de vervoerssector aan het digitale tijdperk de menselijke factor niet uit het oog te verliezen, in die zin dat intelligente en geautomatiseerde systemen in noodsituaties te allen tijde door vakmensen moeten kunnen worden bediend; dringt erop aan bij de opleiding van de werknemers in de sector ook aandacht te besteden aan de mogelijkheid de bediening van geautomatiseerde controle- en besturingssystemen over te nemen;
12. roept de lidstaten op de digitalisering van de vervoersdiensten te bevorderen voor gebruikers met een handicap, zodat zij ondersteunend zijn en niet een volgend obstakel vormen;
13. is van mening dat de toenemende digitalisering drie uitdagingen met zich meebrengt die verband houden met vertrouwen, verbondenheid en capaciteit; onderstreept dat vertrouwen en een degelijke gegevensbescherming noodzakelijk zijn voor de voltooiing van de digitale eengemaakte markt; benadrukt in dit verband dat er strenge normen inzake gegevenscapaciteit, toegankelijkheid en beveiliging gewaarborgd moeten worden door te voorzien in een uitgebreide, betrouwbare en interoperabele gegevensinfrastructuur en door de veiligheid en geloofwaardigheid van de verzameling, verwerking, aanwending en opslag van gegevens te waarborgen; onderstreept hoe belangrijk het is over infrastructuur te beschikken waarmee de omvang van de nieuwe gegevensstromen kan worden verwerkt, hetgeen investeringen in breedbandinternet, de volledige benutting van de mogelijkheden van Galileo en een geoptimaliseerd gebruik van frequenties vereist;
14. roept de lidstaten en de gemeenten ertoe op bij de opstelling van stedelijke mobiliteitsplannen altijd rekening te houden met de digitale dimensie van vervoer en deze erin op te nemen, en hierbij te zorgen voor volledige toegankelijkheid en bruikbaarheid voor de gebruikers;
15. is van mening dat het internet der dingen vooral in de sectoren vervoer en toerisme een rol zal spelen en verzoekt de Commissie dan ook een gecoördineerde strategie inzake connectiviteit in de vervoerssector uit te werken; onderstreept het belang van vooruitziendheid en voorafgaande effectbeoordelingen bij de besluitvorming, zowel voor de regelgeving als voor investeringen in infrastructuur, om de noodzakelijke basis te leggen voor gedigitaliseerd en geautomatiseerd vervoer, waarbij zorgvuldig aandacht moet worden besteed aan de veiligheid, het efficiënte gebruik van de infrastructuur, privacy, beveiliging en de toegankelijkheid van gegevens; benadrukt ook dat er strenge cyberbeveiligingsmaatregelen en -voorschriften voor verbonden voertuigen noodzakelijk zijn en dat dit niet louter een kwestie van gegevensbescherming is, maar ook de fysieke veiligheid van voertuigen en inzittenden aanbelangt;
16. verwacht van de Commissie een uitgebreid verslag met een beoordeling van de huidige stand van de digitalisering op de Europese toerismemarkt, aan de hand waarvan kan worden ingespeeld op de kansen en uitdagingen voor de verschillende openbare en particuliere spelers op nationaal, regionaal en lokaal niveau; is van mening dat dit verslag passende aanbevelingen moet bevatten met het oog op eerlijke concurrentie en gelijke concurrentievoorwaarden voor alle marktdeelnemers en op bescherming van de consument, waarbij wordt gezorgd voor transparantie, neutraliteit en toegankelijkheid;
17. benadrukt het belang van digitalisering in de toeristische sector en het feit dat alle digitale infrastructuur eenvoudig toegankelijk moet worden gemaakt, in het bijzonder voor kmo's, waarbij eveneens rekening moet worden gehouden met de ontwikkeling van platformen voor de deeleconomie;
18. is ervan overtuigd dat digitalisering een aanzienlijk potentieel biedt om integratiebenaderingen te intensiveren; verzoekt de Commissie bestaande tekortkomingen op het vlak van integratie, interoperabiliteit en standaardisering te identificeren; is voorstander van een holistische aanpak van telecommunicatie-, vervoers- en intelligente energienetwerken wat de ontwikkeling van nieuwe soorten digitale diensten voor consumenten en leveranciers betreft; benadrukt dat een partnerschap tussen de automobiel- en de telecommunicatiesector noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat verbonden voertuigen en de infrastructuur hiervoor worden ontwikkeld op basis van gemeenschappelijke normen voor heel Europa en de rest van de wereld;
19. wijst er nogmaals op dat multimodale en grensoverschrijdende diensten voor reisinformatie, reisplanning en ticketing via digitale platformen en internet ambitieus moeten worden bevorderd, en verzoekt de Commissie, ter bevordering van deze vooruitgang, een voorstel in te dienen waarin de aanbieders ertoe worden verplicht alle nodige informatie ter beschikking te stellen;
20. benadrukt dat de ICT-instrumenten, zowel netwerken als toepassingen, alomvattend, toegankelijk en gemakkelijk bruikbaar dienen te zijn voor alle gebruikers, ook voor personen met een handicap en ouderen; verzoekt de Commissie bij de totstandbrenging van de digitale eengemaakte markt rekening te houden met het risico dat deze gebruikers worden uitgesloten;
21. beklemtoont dat het belangrijk is dat er voor alle burgers en bezoekers in Europa draadloos hogesnelheidsinternet beschikbaar is, met name op vervoers- en toeristische knooppunten en in landelijke en perifere gebieden; roept de lidstaten op de afspraken ten aanzien van de afschaffing van de roamingkosten in Europa na te komen; merkt op dat het van het allergrootste belang is belemmeringen voor de grensoverschrijdende ontwikkeling van elektronische diensten in de vervoerssector en het toerisme weg te nemen; benadrukt in dat verband dat geoblocking van vervoersgerelateerde diensten moet worden voorkomen;
22. wijst erop dat de EU een actieve rol moet spelen in het VN-Wereldforum inzake voorschriften voor de automobielindustrie, met name in de informele werkgroep inzake intelligente vervoerssystemen en automatische voertuigen (WP 29); is van mening dat deze betrokkenheid van essentieel belang is om ervoor te zorgen dat de normen voor verbonden voertuigen van de EU de basis vormen voor wereldwijde normen; is tevens van mening dat de EU nauwer met de Verenigde Staten moet samenwerken rond normen en regelgeving voor verbonden voertuigen;
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
10.11.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
41 4 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Daniela Aiuto, Marie-Christine Arnautu, Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Deirdre Clune, Michael Cramer, Andor Deli, Karima Delli, Isabella De Monte, Ismail Ertug, Jacqueline Foster, Bruno Gollnisch, Tania González Peñas, Dieter-Lebrecht Koch, Merja Kyllönen, Bogusław Liberadzki, Peter Lundgren, Marian-Jean Marinescu, Gesine Meissner, Cláudia Monteiro de Aguiar, Renaud Muselier, Jens Nilsson, Markus Pieper, Salvatore Domenico Pogliese, Tomasz Piotr Poręba, Gabriele Preuß, Christine Revault D’Allonnes Bonnefoy, Dominique Riquet, Massimiliano Salini, Claudia Schmidt, Jill Seymour, Claudia Tapardel, Keith Taylor, Pavel Telička, Wim van de Camp, Elissavet Vozemberg-Vrionidi, Janusz Zemke, Roberts Zīle, Kosma Złotowski, Elżbieta Katarzyna Łukacijewska |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Rosa Estaràs Ferragut |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Clara Eugenia Aguilera García, Paul Brannen, Jiří Maštálka, Flavio Zanonato |
||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
14.12.2015 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
80 6 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Bendt Bendtsen, Xabier Benito Ziluaga, José Blanco López, David Borrelli, Jerzy Buzek, Carlos Coelho, Sergio Gaetano Cofferati, Lara Comi, Anna Maria Corazza Bildt, Daniel Dalton, Nicola Danti, Philippe De Backer, Pilar del Castillo Vera, Pascal Durand, Vicky Ford, Ildikó Gáll-Pelcz, Evelyne Gebhardt, Maria Grapini, Theresa Griffin, Antanas Guoga, Sergio Gutiérrez Prieto, András Gyürk, Hans-Olaf Henkel, Robert Jarosław Iwaszkiewicz, Liisa Jaakonsaari, Philippe Juvin, Eva Kaili, Kaja Kallas, Barbara Kappel, Krišjānis Kariņš, Seán Kelly, Jeppe Kofod, Miapetra Kumpula-Natri, Paloma López Bermejo, Antonio López-Istúriz White, Ernest Maragall, Angelika Mlinar, Csaba Molnár, Dan Nica, Angelika Niebler, Margot Parker, Eva Paunova, Morten Helveg Petersen, Miroslav Poche, Marcus Pretzell, Michel Reimon, Robert Rochefort, Virginie Rozière, Paul Rübig, Jean-Luc Schaffhauser, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Olga Sehnalová, Igor Šoltes, Sergei Stanishev, Ivan Štefanec, Catherine Stihler, Richard Sulík, Neoklis Sylikiotis, Dario Tamburrano, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Mylène Troszczynski, Claude Turmes, Vladimir Urutchev, Anneleen Van Bossuyt, Henna Virkkunen, Martina Werner, Anna Záborská, Flavio Zanonato, Carlos Zorrinho, Marco Zullo |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Lucy Anderson, Pervenche Berès, Michał Boni, Lefteris Christoforou, Gunnar Hökmark, Werner Langen, Vladimír Maňka, Marian-Jean Marinescu, Roberta Metsola, Clare Moody, Julia Reda, Massimiliano Salini, Adam Szejnfeld |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Amjad Bashir, Andrea Bocskor, Petra Kammerevert, Ulrike Müller |
||||
HOOFDELIJKE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
80 |
+ |
|
ALDE, ECR, EFDD, ENF, PPE, S&D, Verts/ALE |
Philippe De Backer, Antanas Guoga, Kaja Kallas, Angelika Mlinar, Ulrike Müller, Morten Helveg Petersen, Robert Rochefort, Daniel Dalton, Vicky Ford, Hans-Olaf Henkel, Marcus Pretzell, Richard Sulík, Evžen Tošenovský, Anneleen Van Bossuyt, David Borrelli, Robert Jarosław Iwaszkiewicz, Dario Tamburrano, Marco Zullo, Barbara Kappel, Bendt Bendtsen, Andrea Bocskor, Michał Boni, Jerzy Buzek, Lefteris Christoforou, Carlos Coelho, Lara Comi, Anna Maria Corazza Bildt, András Gyürk, Ildikó Gáll-Pelcz, Gunnar Hökmark, Philippe Juvin, Krišjānis Kariņš, Seán Kelly, Werner Langen, Antonio López-Istúriz White, Marian-Jean Marinescu, Roberta Metsola, Angelika Niebler, Eva Paunova, Paul Rübig, Massimiliano Salini, Andreas Schwab, Ivan Štefanec, Adam Szejnfeld, Vladimir Urutchev, Henna Virkkunen, Anna Záborská, Pilar del Castillo Vera, Lucy Anderson, José Blanco López, Sergio Gaetano Cofferati, Nicola Danti, Evelyne Gebhardt, Maria Grapini, Theresa Griffin, Sergio Gutiérrez Prieto, Liisa Jaakonsaari, Eva Kaili, Petra Kammerevert, Jeppe Kofod, Miapetra Kumpula-Natri, Vladimír Maňka, Csaba Molnár, Clare Moody, Dan Nica, Miroslav Poche, Christel Schaldemose, Olga Sehnalová, Sergei Stanishev, Catherine Stihler, Patrizia Toia, Martina Werner, Flavio Zanonato, Carlos Zorrinho, Pascal Durand, Ernest Maragall, Julia Reda, Michel Reimon, Igor Šoltes, Claude Turmes |
|
6 |
- |
|
ECR, EFDD, ENF, S&D |
Amjad Bashir, Margot Parker, Jean-Luc Schaffhauser, Mylène Troszczynski, Pervenche Berès, Virginie Rozière |
|
3 |
0 |
|
GUE |
Xabier Benito Ziluaga, Paloma López Bermejo, Neoklis Sylikiotis |
|
Verklaring van de gebruikte tekens:
+ : voor
- : tegen
0 : onthouding
- [1] PB L 123 van 19.5.2015, blz. 77.
- [2] PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73.
- [3] PB L 86 van 21.3.2014, blz. 14.
- [4] PB L 84 van 20.3.2014, blz. 72.
- [5] PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129.
- [6] PB L 175 van 27.6.2013, blz. 1.
- [7] PB L 165 van 18.6.2013, blz. 1.
- [8] PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1.
- [9] PB L 81 van 21.3.2012, blz. 7.
- [10] PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64.
- [11] PB L 337 van 18.12.2009, blz. 1.
- [12] PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.
- [13] PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
- [14] PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20.
- [15] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
- [16] PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.
- [17] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0220.
- [18] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0051.
- [19] Aangenomen teksten, P8_TA(2014)0071.
- [20] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0179.
- [21] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0067.
- [22] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0032.
- [23] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0535.
- [24] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0536.
- [25] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0454.
- [26] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0436.
- [27] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0377.
- [28] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0327.
- [29] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0239.
- [30] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0215.
- [31] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0468.
- [32] PB C 353E van 3.12.2013, blz. 64.
- [33] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0237.
- [34] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0140.
- [35] PB C 50E van 21.2.2012, blz. 1.
- [36] PB C 236E van 12.8.2011, blz. 33.
- [37] PB C 81E van 15.3.2011, blz. 45.
- [38] PB C 236E van 12.8.2011, blz. 24.
- [39] Eurostat 2014: http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Information_society_statistics_at_regional_level#People_who_never_used_the_internet
- [40] Rapport over de resultaten van de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau over het toekomstig gebruik van de UHF-band
- [41] PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1.
- [42] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0329.
- [43] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0232.
- [44] Zoals gedefinieerd in de agenda van Tunis en de beginselverklaring van Genève van de wereldtop over de informatiemaatschappij.
- [45] EY-studie ‘Creating growth – Measuring cultural and creative markets in the EU’.
- [46] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0273.
- [47] Zie het verslag "EU customs enforcement of intellectual property rights – Results at the EU border 2014", DG TAXUD, 2015.