AANBEVELING over het ontwerp van besluit van de Raad tot aanvaarding van de wijzigingen van het Protocol van 1998 bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, wat persistente organische verontreinigende stoffen betreft

6.1.2016 - (08651/2015 – C8-0158/2015 – 2014/0358(NLE)) - ***

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Giovanni La Via

Procedure : 2014/0358(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0001/2016
Ingediende teksten :
A8-0001/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het ontwerp van besluit van de Raad tot aanvaarding van de wijzigingen van het Protocol van 1998 bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, wat persistente organische verontreinigende stoffen betreft

(08651/2015 – C8-0158/2015 – 2014/0358(NLE))

(Goedkeuring)

Het Europees Parlement,

–  gezien het ontwerp van besluit van de Raad (08651/2015),

–  gezien de wijzigingen van het Protocol van 1998 bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, wat persistente organische verontreinigende stoffen betreft (08651/2015 ADD 1 en ADD 2),

–  gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 192, lid 1, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8-0158/2015),

–  gezien artikel 99, lid 1, eerste en derde alinea, en lid 2, en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement,

–  gezien de aanbeveling van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A8-0001/2016),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de wijziging van de overeenkomst;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

KORTE TOELICHTING

Het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand heeft tot doel het leefmilieu te beschermen tegen luchtvervuiling. Tussen 1972 en 1977 brachten verschillende studies aan het licht dat luchtverontreinigende stoffen ettelijke duizenden kilometers kunnen afleggen alvorens neer te slaan. Het bleek dus noodzakelijk om de problemen die door luchtvervuiling veroorzaakt worden op internationaal niveau aan te pakken. Het verdrag, dat in 1979 ondertekend werd en in 1983 in werking trad, was het eerste internationale, wettelijk bindende instrument op dit gebied. Het bood een kader voor de beheersing en de beperking van de schade die grensoverschrijdende luchtvervuiling toebrengt aan de volksgezondheid en het milieu. De uitvoerend secretaris van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE) wordt in het verdrag aangewezen als secretariaat. De implementatie en monitoring van het verdrag gebeuren via het samenwerkingsprogramma voor bewaking en evaluatie van de overbrenging over lange afstand van luchtverontreinigende stoffen in Europa (EMEP).

Het verdrag werd tot nog toe uitgebreid met acht protocollen, die specifieke maatregelen bevatten die de partijen moeten nemen om hun emissies van luchtverontreinigende stoffen te verminderen. Het eerste protocol bij het verdrag werd ondertekend in 1984 en bevatte een financieringsplan voor activiteiten in het kader van EMEP. Het tweede protocol, dat de emissies van zwavel tegenging, was de eerste wezenlijke maatregel ter bestrijding van de luchtverontreiniging. Protocollen drie, vier en vijf waren gericht op stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen (VOS), en nogmaals zwavelemissies en de grensoverschrijdende bewegingen ervan. Het protocol van 1991 inzake VOS markeerde de overgang van een aanpak per specifieke stof naar een meer doeltreffende benadering per groep. De twee protocollen van 1998 over zware metalen en over persistente organische verontreinigende stoffen (POP's) gingen in dezelfde lijn verder. Het achtste protocol, ter vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau, is het eerste protocol waarbij tegelijk meerdere effecten van meerdere verontreinigende stoffen worden aangepakt. Het bevat specifieke emissieplafonds per land, en verbintenissen tot verlaging van verschillende stoffen.

Doel van het Protocol van Aarhus van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen ("het protocol") is het beheersen, verminderen of beëindigen van lozingen, emissies en verliezen van persistente organische verontreinigende stoffen (POP's). De aangesloten partijen zijn verplicht de productie en het gebruik van de betreffende stoffen te beëindigen, het gebruik van dichloordifenyltrichloorethaan (DDT), hexachloorcyclohexanen (HCH) en polychloorbifenylen (PCB's) te beperken, en hun totale jaarlijkse emissies van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's), dioxinen/furanen (PCDD's/PCDF's) en hexachloorbenzeen (HCB) beneden de niveaus van 1990 (of een ander jaar tussen 1985 en 1995) te brengen. De partijen moeten ervoor zorgen dat de exploitanten van belangrijke stationaire emissiebronnen gebruikmaken van de beste beschikbare technieken (BBT's), dat bepaalde afvalverbrandingsovens voldoen aan bepaalde emissiegrenswaarden, dat doeltreffende maatregelen worden genomen om de emissies van POP's van mobiele bronnen te beperken, en dat POP's op een voor het milieu verantwoorde wijze worden vervoerd en verwijder zodra zij afval worden. De partijen moeten ook emissie-inventarissen voor bepaalde POP's ontwikkelen en handhaven, en informatie verzamelen over de productie en de verkoop van de andere POP's die onder het protocol vallen.

De toetreding van de Gemeenschap tot het protocol is namens de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 2004/259/EG van de Raad van 19 februari 2004. Het protocol, dat op 23 oktober 2003 in werking is getreden, is door middel van verschillende instrumenten omgezet in EU-recht. De partijen hebben onderzocht of het protocol voldoende uitgebreid en voldoende doeltreffend was, en in 2007 beslisten ze van start te gaan met besprekingen over de herziening van de tekst van het protocol en de bijlagen. In december 2009 werd het protocol gewijzigd via de besluiten 2009/1, 2009/2, 2009/3 en 2009/4; de laatste twee besluiten betreffen de BBT's.

De besluiten 2009/1 en 2009/2 moeten nog door de partijen worden geratificeerd. Het gewijzigde protocol bevat zeven nieuwe stoffen, actualiseert de uitvoeringsvoorschriften voor verscheidene stoffen, actualiseert de grenswaarden voor emissies van PCDD's/PCDF's van verscheidene bronnen, en voegt PCB's toe aan de lijst van stoffen waarop de totale jaarlijkse emissiegrenswaarden en de rapportageverplichtingen van toepassing zijn. Om het voor partijen met een overgangseconomie gemakkelijker te maken het protocol te ratificeren, wordt hun flexibiliteit geboden wat betreft de termijnen voor de toepassing van de emissiegrenswaarden, de BBT's en de keuze van het referentiejaar voor de totale jaarlijkse emissies.

Deze wijzigingen van het protocol zijn al grotendeels verwerkt in EU-wetgeving, en zullen verder omgezet worden door middel van een nieuwe richtlijn tot vaststelling van geactualiseerde nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen en tot verschaffing van jaarlijkse nationale emissie-inventarissen die onder andere betrekking hebben op emissies van POP's, met inbegrip van PAK's, PCDD's/PCDF's, HCB en PCB's.

Het ontwerpbesluit van de Raad bevat in de bijlagen de tekst van de wijzigingen van het protocol door de besluiten 2009/1 en 2009/2. Zoals hierboven is uitgelegd, zijn de wijzigingen volledig in overeenstemming met de bestaande EU-wetgeving. Specifieke vrijstellingen en flexibele overgangsperiodes voor overgangseconomieën moeten alle partijen in staat stellen het protocol in acht te nemen. De ratificering van de wijzigingen zal een grote stap zijn in de richting van een betere bescherming van de volksgezondheid en het milieu tegen grensoverschrijdende luchtvervuiling. De rapporteur is daarom ingenomen met het ontwerpbesluit van de Raad en stelt voor dat het Parlement zijn goedkeuring geeft.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

22.12.2015

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

59

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marco Affronte, Margrete Auken, Pilar Ayuso, Zoltán Balczó, Catherine Bearder, Simona Bonafè, Biljana Borzan, Lynn Boylan, Cristian-Silviu Buşoi, Soledad Cabezón Ruiz, Alberto Cirio, Miriam Dalli, Seb Dance, Angélique Delahaye, Jørn Dohrmann, Stefan Eck, Bas Eickhout, Eleonora Evi, José Inácio Faria, Karl-Heinz Florenz, Francesc Gambús, Elisabetta Gardini, Gerben-Jan Gerbrandy, Jens Gieseke, Sylvie Goddyn, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Jean-François Jalkh, Giovanni La Via, Norbert Lins, Susanne Melior, Massimo Paolucci, Gilles Pargneaux, Piernicola Pedicini, Bolesław G. Piecha, Annie Schreijer-Pierik, Renate Sommer, Dubravka Šuica, Tibor Szanyi, Damiano Zoffoli

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Nikos Androulakis, Nicola Caputo, Mark Demesmaeker, Herbert Dorfmann, Luke Ming Flanagan, Elena Gentile, Martin Häusling, Jan Huitema, Merja Kyllönen, Ulrike Müller, James Nicholson, Alojz Peterle, Christel Schaldemose, Jasenko Selimovic

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Lucy Anderson, Beatriz Becerra Basterrechea, Michał Boni, Neena Gill, Monika Hohlmeier, Sander Loones, Helga Stevens