AANBEVELING over het ontwerpbesluit van de Raad waarbij de Republiek Oostenrijk wordt gemachtigd tot het ondertekenen en bekrachtigen van, en Malta tot het toetreden tot, het Verdrag van ’s-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, in het belang van de Europese Unie
1.2.2016 - (13777/2015 – C8‑0401/2015 – 2013/0177(NLE)) - ***
Commissie juridische zaken
Rapporteur: Viktor Uspaskich
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het ontwerpbesluit van de Raad waarbij de Republiek Oostenrijk wordt gemachtigd tot het ondertekenen en bekrachtigen van, en Malta tot het toetreden tot, het Verdrag van ’s-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, in het belang van de Europese Unie
(13777/2015 – C8‑0401/2015 – 2013/0177(NLE))
(Goedkeuring)
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (13777/2015),
– gezien het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke zaken en handelszaken (13777/15/ADD1),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 81, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a) v), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8–0401/2015),
– gezien het advies van het Hof van Justitie van 14 oktober 2014[1],
– gezien artikel 99, lid 1, eerste en derde alinea, en lid 2, en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie juridische zaken (A8-0018/2016),
1. hecht zijn goedkeuring aan het ontwerpbesluit van de Raad waarbij de Republiek Oostenrijk wordt gemachtigd tot het ondertekenen en bekrachtigen van, en Malta tot het toetreden tot, het Verdrag van ’s-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, in het belang van de Europese Unie;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten alsook aan het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.
- [1] Advies van het Hof van Justitie van 14 oktober 2014, 1/13, ECLI:EU:C:2014:2303.
KORTE TOELICHTING
Bij het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 wordt een regeling ingevoerd waarbij de betekening en de kennisgeving van documenten ook in een andere verdragsstaat kan plaatsvinden. Er zij op gewezen dat het verdrag alleen betrekking heeft op de grensoverschrijdende betekening of kennisgeving van documenten in of van derde landen - op grensoverschrijdende betekening en kennisgeving binnen de Europese Unie is Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken van toepassing.
Van de 28 lidstaten passen er 26 het verdrag reeds toe. De twee resterende lidstaten, Oostenrijk en Malta, hebben te kennen gegeven dat zij zich bij het verdrag willen aansluiten.
Het verdrag staat niet toe dat internationale organisaties toetreden. Tegelijkertijd heeft de EU sinds de goedkeuring van de EU-wetgeving inzake grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van documenten de exclusieve bevoegdheid verworven op dit gebied, overeenkomstig artikel 3, lid 2, VWEU. Deze aanpak is door het Hof van Justitie bevestigd in zijn advies 1/13.
Dit houdt in dat de Unie de desbetreffende lidstaten moet machtigen om namens haar op te treden teneinde toe te treden tot het verdrag.
Malta heeft zijn toetredingsinstrument reeds ingediend, maar heeft verklaard dat het pas daadwerkelijk zal toetreden wanneer dit besluit is goedgekeurd. Oostenrijk wacht dit besluit af alvorens over te gaan tot de afhandeling van de toetredingsformaliteiten.
Aangezien het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 zijn nut heeft bewezen voor de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van documenten, en het in het belang is van zowel de Unie als geheel als van de twee lidstaten in kwestie om een enkele regeling te hebben voor de betekening en kennisgeving van documenten in grensoverschrijdende betrekkingen met derde landen, wordt voorgesteld dat het Parlement zijn goedkeuring hecht aan het voorstel voor een besluit waarbij Oostenrijk en Malta worden gemachtigd toe te treden tot dat verdrag.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
28.1.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
23 0 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Max Andersson, Joëlle Bergeron, Marie-Christine Boutonnet, Jean-Marie Cavada, Kostas Chrysogonos, Therese Comodini Cachia, Mady Delvaux, Laura Ferrara, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Sajjad Karim, Dietmar Köster, Gilles Lebreton, António Marinho e Pinto, Jiří Maštálka, Emil Radev, Julia Reda, Evelyn Regner, Pavel Svoboda, Axel Voss, Tadeusz Zwiefka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers |
Daniel Buda, Sergio Gaetano Cofferati, Pascal Durand, Angel Dzhambazki, Jytte Guteland, Constance Le Grip, Angelika Niebler, Virginie Rozière |
||||