VERSLAG over de benoeming van Mihails Kozlovs tot lid van de Rekenkamer
17.3.2016 - (C8-0411/2015 – 2015/0814(NLE))
Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Igor Šoltes
ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de benoeming van Mihails Kozlovs tot lid van de Rekenkamer
(C8-0411/2015 – 2015/0814(NLE))
(Raadpleging)
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 286, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C8-0411/2015),
– gezien artikel 121 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0059/2016),
A. overwegende dat zijn Commissie begrotingscontrole de kwalificaties van de voorgedragen kandidaat heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde voorwaarden;
B. overwegende dat de Commissie begrotingscontrole tijdens haar vergadering van 15 maart 2016 de kandidaat die de Raad heeft voorgedragen voor benoeming tot lid van de Rekenkamer, heeft gehoord;
1. brengt positief advies uit over de voordracht van de Raad van Mihails Kozlovs voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, alsmеde aan de overige instellingen van de Europese Unie en de controle-instellingen van de lidstaten.
BIJLAGE 1: CURRICULUM VITAE VAN Mihails Kozlovs
Een onafhankelijke, gekwalificeerde en gemotiveerde professionele werkkracht met meer dan 15 jaar ruime ervaring in economische beleidsvorming op EU- en nationaal niveau, EU-begroting, overheidsfinanciën, openbaar beheer, institutionele betrekkingen, ontwikkelingsfinanciering, diplomatie, vertegenwoordiging, communicatie en personeels-, veranderings- en projectbeheer, met een uitgebreid netwerk op alle niveaus in de EU-instellingen en aangevuld met een vooraanstaande Executive MBA.
BEROEPSERVARING
Adjunct-directeur (Economie, Financiën, EU-begroting - Ecofin), adviseur Ministerie van Financiën van Letland en de permanente vertegenwoordiging van Letland bij de EU |
Sinds april 2012 Brussel |
|
• Adviseren van de eerste minister, de minister van Financiën en de permanente vertegenwoordiger.
• Voeren van complexe onderhandelingen op topniveau met meerdere belanghebbenden over het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en financiële bijstand aan Oekraïne.
• Opstellen van de strategische agenda en voorbereiden van een groot deel van de maandelijkse vergaderingen met de EU-ministers van Financiën (Ecofin).
• Meewerken aan het ontwerp en de tenuitvoerlegging van de strategie voor toetreding van Letland tot de euro.
Adviseur van de directeur van de Raad van Bewindvoerders die Finland, Noorwegen en Letland vertegenwoordigt Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling |
Oktober 2010 – april 2012 Londen |
|
• Beoordelen van strategische en operationele beleidsvoorstellen ten aanzien van de doelstellingen van de raad. Uitvoeren van taken in de commissies Begroting, Administratie en Financiën en Operaties van de raad.
• Beoordelen van de resultaten en de toegevoegde waarde van de projecten van de Bank ten aanzien van zijn mandaat. Uitvoeren van taken in het auditcomité.
• Volledig analyseren van investeringsprojecten.
Adviseur (economie, financiën, EU-begroting, belastingen) Permanente vertegenwoordiging van Letland bij de Europese Unie |
Mei 2003 – oktober 2010 Brussel |
|
• Vooraf en ter plaatse geven van rechtstreeks beleids- en procedureel advies aan de nationale delegatie voor de Europese Raad, de Ecofin-Raad, het Economisch en Financieel Comité en het Comité van permanente vertegenwoordigers over de Ecofin-dossiers.
Directeur, eenheid EU-Integratie, Ministerie van Financiën, Riga Hoofd van de eenheid, eenheid EU-Integratie, Ministerie van Financiën, Riga |
Januari 2002 – mei 2003 Februari 2001 – januari 2002 |
|
Stagiair Europese Commissie, directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken |
Januari 2000 – april 2000 Brussel |
|
Diverse startersfuncties in de private en publieke sector en in de academische wereld |
Januari 1996 – december 1999 |
|
OPLEIDING
Executive MBA, City University London, Cass Business School, Londen. Geslaagd met onderscheiding |
2011-2014 |
||
Master in de sociale wetenschappen aan de Universiteit van Letland. Economie, internationale economie, bedrijfsbeheer, boekhouding |
1997-1999 |
||
Bachelor in de sociale wetenschappen aan de Technische Universiteit van Riga. Economie, internationale economie, bedrijfsbeheer, boekhouding |
1994-1997 |
||
EuroFaculteit-cursussen aan de Universiteit van Letland Op maat gesneden cursussen op het gebied van economie, financiën en recht |
1996 - 1997 |
||
TALENKENNIS
Engels – vloeiend
Frans – goed werkniveau
Duits – momenteel passief
Lets en Russisch – moedertaal
PRESTATIES, ERKENNINGEN
Accolade uitgereikt door het kabinet van ministers van de Republiek Letland, november 2015.
Accolades uitgereikt door de eerste minister voor de persoonlijke bijdrage aan 1) het succesvolle Letse voorzitterschap van de EU (2015), en 2) de invoering van de euro in Letland (2014).
Persoonlijke felicitaties tijdens de openbare Ecofin-sessie door vicevoorzitter van de Commissie Katainen en president Hoyer voor de belangrijke bijdrage aan de oprichting van het Europees Fonds voor strategische investeringen (juni 2015).
Accolade uitgereikt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken: bijdrage aan de invoering van de euro in Letland (2014).
Ereteken uitgereikt door het Ministerie van Financiën: opmerkelijke vertegenwoordiging en bevordering van de Letse economische en financiële belangen in de EU (2008).
Sport: Letse ex-kampioen waterskiën.
PUBLICATIES
Kozlovs M, "European Strategic Investment Fund (EFSI): the negotiation process"; Letse belangen in de EU, november 2015 (in het Lets).
BIJLAGE 2: ANTWOORDEN VAN Mihails Kozlovs OP DE VRAGENLIJST
Beroepservaring
1. Gelieve uw beroepservaring op het gebied van overheidsfinanciën te vermelden, of dat nu ervaring is op het vlak van begrotingsplanning, begrotingsuitvoering of -beheer, begrotingscontrole of audits.
Na het behalen van mijn masterdiploma in 1999, heb ik bij de Letse overheid (Ministerie van Financiën) en in de internationale omgeving in Brussel (permanente vertegenwoordiging van Letland bij de EU) en Londen (Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) werkervaring opgebouwd in overheidsfinanciën, economie, fiscaal beleid en financieel beheer. In 2014 behaalde ik in het kader van mijn persoonlijke ontwikkelingsplan met onderscheiding de Executive MBA van de Cass Business School (City University London).
In de loop der jaren heb ik werkervaring opgedaan in overheidsfinanciën van de Europese Unie (EU), in de ruime betekenis van het woord. Mijn eerste belangrijke opdracht had te maken met toetredingsonderhandelingen over tien (van de 31) onderhandelingshoofdstukken met betrekking tot de economische en monetaire unie, financiële markten, financiën en begroting. Ik ben blij dat ik door mijn vergelijking van bestuursnormen, financieel beheer en financiële controle, en interne en externe controle in Letland in het verleden en nu de kennisoverdracht en capaciteitsopbouw heb kunnen bevorderen.
In 2003, net na de ondertekening van het Toetredingsverdrag, ben ik in Brussel aan de slag gegaan als een van de eerste adviseurs om de nationale belangen van Letland in de EU te vertegenwoordigen. Mijn twee voornaamste taken hadden betrekking op enerzijds belangrijke aspecten van het economische, financiële, fiscale en belastingbeleid en de EU-begroting, en anderzijds capaciteitsopbouw om onze nationale belangen op deze gebieden beter te kunnen vertegenwoordigen. Ik zag al snel het belang van financieringen uit de EU-begroting voor de economische ontwikkeling van Letland in en heb daarom het management geadviseerd om onze administratieve capaciteit op het gebied van EU-begrotingsbeheer bij zowel het Ministerie van Financiën als in Brussel te verbeteren.
In de daaropvolgende jaren verwierf ik grondige theoretische kennis over en praktische ervaring uit de eerste hand in de werking van de EU-instellingen en de verschillende soorten besluitvorming en de desbetreffende problemen. Door deze ervaring vanaf de eerste rij in EU-zaken, voel ik me gesterkt om doeltreffend werk te leveren in de politiek complexe, dynamische EU-omgeving, omdat ik heb gewerkt in of met talrijke EU-instellingen in diverse functies en op verschillende niveaus. Door te weten hoe de EU werkt, kan ik me een goed beeld vormen van de huidige situatie, de potentiële problemen en de mogelijke oplossingen. Dergelijke kennis is zeer nuttig voor de Rekenkamer en de rol die de Rekenkamer moet vervullen.
Door het opvolgen van de werkzaamheden van het Economisch en Financieel Comité en mijn deelname aan zijn werkzaamheden sinds 2003 als lid van de Letse delegatie, leerde ik hoe de artikelen van het Verdrag betreffende het multilaterale economische en begrotingstoezicht in de praktijk worden toegepast. Daarna maakte ik de eerste hervorming mee van het stabiliteits- en groeipact (2005), de financiële en economische crisis, nieuwe financiële en beleidscoördinatiemechanismen in de eurozone (zoals het begrotingspact, het Europees Stabiliteitsmechanisme, de zogenaamde sixpackwetgeving) en van de Bankenunie. Tijdens deze periode was ik lid van de Letse delegatie bij de Ecofin-Raad, waar over deze onderwerpen werd gesproken en beslist, vaak samen met het Europees Parlement. De volgende uitdaging is nu de totstandbrenging van een echte economische en monetaire unie, die onder andere moet zorgen voor democratische legitimiteit en verantwoordingsplicht.
Ik wil dus mijn ervaring benadrukken in het multilaterale economische en begrotingstoezicht en de financiële sector, waar we na de crisis grote ontwikkelingen hebben gezien met verreikende gevolgen die in sommige gevallen tot problemen hebben geleid voor de uitvoering van de taken van de Europese Rekenkamer die voortvloeien uit het Verdrag. Dit wordt in recent werk van de Rekenkamer erkend, bijvoorbeeld in de landschapsoverzichten[1]. Ik hoop dat ik met mijn kennis en ervaring de Rekenkamer kan helpen bij het oplossen van bepaalde problemen.
Tijdens mijn functie in de Raad van Bewindvoerders van de EBWO, een internationale financiële instelling, heb ik de uitstekende kans gehad om dieper te graven in audit- en effectbeoordelingsaspecten. Ik nam regelmatig deel aan de werkzaamheden van het auditcomité van de Raad. Dit comité houdt toezicht op de integriteit van de financiële staten en de boekhouding van de bank, de financiële verslaglegging, het beleid en de praktijken inzake openbaarmaking, de goede werking van de internecontrolesystemen van de bank en de doeltreffende uitvoering van dergelijke controles, het nalevingsniveau van de bank, interne audit, de evaluatie- en risicobeheersfuncties, en de onafhankelijkheid, kwalificaties en prestaties van de externe controleur van de bank.
In het kader van mijn werkzaamheden bij dit comité, ging ik altijd, vol interesse, na of de EBWO-personeelsleden voor de investeringen en beleidsactiviteiten die ze in de ontvangende EBWO-landen voorstelden en uitvoerden, het kapitaal van de belanghebbenden op een economisch, doeltreffende en doelmatige manier en in overeenstemming met het mandaat van het EBWO gebruikten en of de EBWO erin slaagde de gewenste en nodige impact en toegevoegde waarde in de ontvangende landen teweeg te brengen.
Mijn ervaring bij de raad van het EBWO heeft me geleerd dat het niet volstaat om zeer kwalitatieve beoordelingen van het overkoepelende bestuur, het financiële beheer, de financiële controle en de interneauditsystemen te maken, maar dat ook tijdig verslagen moeten worden opgesteld, duidelijke prioriteiten moeten worden gesteld, ambitieuze aanbevelingen moeten worden gegeven en uitvoering moet worden bevorderd. Ik heb altijd het gevoel gehad dat onafhankelijkheid in controle- en beoordelingsfuncties niet isolatie betekent. Controleurs moeten onafhankelijk zijn, maar tegelijkertijd betrokken zijn en met hun onafhankelijke conclusies en aanbevelingen bijdragen aan betere prestaties.
Ik heb tijdens mijn loopbaan dan ook belangrijke vaardigheden ontwikkeld, zoals een breed overzicht en gedetailleerde kennis van EU-zaken die veel verder reiken dan zuiver economische en financiële zaken, de bekwaamheid om verbanden te leggen tussen ontwikkelingen op verschillende beleidsgebieden, een grondig inzicht in de werkzaamheden van de EU-instellingen en hun rol in het besluitvormingsproces, alsook een duidelijk begrip van het beheer van de EU-begroting. Ik merk op dat, ondanks de niet-aflatende werkzaamheden van de instellingen die hebben geleid tot een geleidelijke verbetering van het beheer, de prestaties en de toegevoegde waarde van de EU-begroting, er nog steeds gebreken zijn. Dit is het gevolg van de complexe wetgeving, meerlagige planning, uitvoering en controle, onduidelijke verantwoordelijkheden en soms ook, helaas, van politieke factoren.
Bovendien moeten we door het gebrek aan financiële middelen in de EU-begroting en de nieuwe, opkomende uitdagingen nieuwe manieren vinden om meer te doen met minder. Tijdens het recente Letse voorzitterschap van de EU, mocht ik de ad-hocwerkgroep van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) voorzitten en talrijke politieke trialogen met het Europees Parlement medevoorzitten. Tijdens deze onderhandelingen slaagden we er in een recordtijd in om tot een compromisoplossing te komen, die onder andere de controleregelingen van het EFSI versterkte. De uitdaging bestaat er nu in om een controlemethode vast te stellen voor de activiteiten die overeenkomstig de EFSI-verordening worden uitgevoerd en voor de middelen uit de EU-begroting die aan de EIB en het EIF ter beschikking worden gesteld. In mijn toekomstige functie van lid van de Rekenkamer zou ik hier graag aan meewerken.
In het algemeen was het EU-voorzitterschap een echte test voor mij en voor mijn Ecofin-team te Brussel. Ik organiseerde, leidde en voltooide het complexe voorbereidingsproces met succes, wat is gebleken uit de zeer goede resultaten van ons voorzitterschap op het gebied van Ecofin. Ik heb mijn kennis op dit beleidsgebied bewezen, namelijk door de details van talrijke dossiers te kennen, procedurele kwesties op te lossen en netwerken uit te bouwen. Ik zou deze vaardigheden nu ter beschikking van de Rekenkamer willen stellen.
Het Comité zal uit mijn antwoord op deze vraag van de vragenlijst wel kunnen afleiden dat ik tijdens mijn loopbaan er steeds naar heb gestreefd een professionele werkkracht te worden met een brede theoretische en rijke praktische achtergrond. Ik ben van mening dat de sterkte van de Rekenkamer als collegiaal orgaan niet alleen in de nationale diversiteit ligt, maar eerst en vooral in de diversiteit aan beroepservaringen van haar leden.
2. Wat zijn de belangrijkste successen die u tijdens uw loopbaan heeft geboekt?
Ik ben van mening dat mijn loopbaan zich nu op een keerpunt bevindt, aangezien het EU-voorzitterschap een logische mijlpaal is en het einde betekent van een volledige cyclus die iemand vanuit lidstaatperspectief op het gebied van EU-zaken kan ervaren: toetredingsonderhandelingen, toetreding tot de EU, capaciteitsopbouw, invoering van de euro en, tot slot, het EU-voorzitterschap.
Ik heb voor mijn land veel bijgedragen aan deze historische projecten. Het Letse kabinet van ministers, twee eerste ministers en de ministers van Financiën hebben via hun prijzen mijn rol erkend. Deze betekenisvolle en erkende bijdrage is volgens mij het belangrijkste dat ik in mijn loopbaan heb bereikt.
Onlangs heb ik succes geboekt met het in minder dan zes maanden opstarten en voltooien van de werkzaamheden voor het Europees Fonds voor strategische investeringen, het historische project van zowel het Europees Parlement als de Raad. Een ander succes, en tegelijk een voorbeeld van goede samenwerking met het Europees Parlement, was het akkoord over het grootste macrofinanciële bijstandspakket voor Oekraïne, een van de belangrijkste resultaten van de top van het Oostelijke Partnerschap in Riga, waar het akkoord werd ondertekend.
Het voorbereiden van het EU-voorzitterschap op een van de meest complexe beleidsgebieden (Ecofin) was een van de recente uitdagingen voor Letland en mijzelf. De fantastische resultaten die bij het Letse voorzitterschap op het gebied van Ecofin zijn geboekt, zijn grotendeels te danken aan het goede werk van mijn team in Brussel en de nauwe samenwerking met collega's in Riga.
Het laatste, maar niet minder belangrijke voorbeeld dat ik hier zou willen vermelden, is mijn bijdrage aan de toetredingsonderhandelingen in mijn functie van directeur van de afdeling EU-Integratie bij het Ministerie van Financiën. Ik heb meer bepaald bijgedragen aan het onderhandelingshoofdstuk over de EU-begroting en de bescherming van de financiële belangen van de EU met mijn kennis over de EU-begroting, overkoepelend bestuur, risicobeheer, interne controle, en interne en externe audit, aspecten waarmee Letland aan het begin van het nieuwe millennium nog niet zo bekend was.
Mijn nieuwe doelstelling is het verder werken aan de versterking van de Europese Unie, een project dat ik met hart en ziel ondersteun. Door lid te worden van de Europese Rekenkamer en mee te helpen aan de opstelling van de jaarlijkse en meerjarige EU-begroting, een rol die steeds belangrijker wordt omdat met minder beschikbare middelen meer resultaten moeten worden behaald, krijg ik een uitstekende kans om mijn ervaring ten dienste van de Europese Unie te stellen.
3. In hoeverre heeft u beroepservaring opgedaan bij internationale multiculturele en meertalige organisaties of instellingen die in andere landen dan uw thuisland zijn gevestigd?
Ik heb eigenlijk het grootste deel van mijn beroepservaring buiten Letland opgedaan. In het begin van mijn loopbaan heb ik drie uiterst interessante maanden als stagiair doorgebracht bij de Europese Commissie (DG ECFIN).
Tijdens het deel van mijn loopbaan dat ik in Brussel werkte als Ecofin-adviseur en later als adjunct-directeur van de Ecofin-eenheid bij de permanente vertegenwoordiging bij de Europese Unie, bevond ik mij in een zeer diverse werkomgeving en had ik regelmatige en aangename contacten met collega's van andere lidstaten, het Europees Parlement, de Europese Commissie, het EIB en sectorale vertegenwoordigers.
Mijn ervaring in de Raad van Bewindvoerders van het EBWO had ook een internationaal karakter dankzij de regelmatige samenwerking met niet-Europese EBWO-belanghebbenden. Wat belangrijk is, is dat ik dankzij de contacten met de zogenaamde overzeese belanghebbenden van de bank een veel beter inzicht heb verworven in hoe zij over ons, de Europeanen, en over onze denkpatronen, besluitvorming enz. denken.
Ik presteer het best in een multinationale en multiculturele omgeving en in diezelfde omgeving kan ik er via mijn bewustzijn van verschillende contexten voor zorgen dat de doelstellingen worden bereikt. De Europese geschiedenis is een complexe puzzel, maar ik ben van mening dat diversiteit zal leiden tot krachtige synergieën die het Europese project ondersteunen.
4. Heeft men u kwijting verleend voor de managementtaken die u voorheen uitvoerde, indien een dergelijke procedure van toepassing is?
De kwijtingsprocedure is niet van toepassing op de managementtaken die ik voorheen uitvoerde.
5. Welke van de door u vervulde functies waren het gevolg van een politieke benoeming?
Geen enkele. Al mijn functies waren het gevolg van verdiensten of managementbesluiten op basis van een objectieve beoordeling.
6. Wat zijn de drie belangrijkste beslissingen waarbij u tijdens uw loopbaan betrokken bent geweest?
Ik ben blij dat ik mijn loopbaan heb kunnen ontwikkelen in een periode waarin alle Letten tezamen en afzonderlijk ernstig dienden na te denken over en belangrijke beslissingen dienden te nemen voor de toekomst van ons land. We hebben ongetwijfeld de juiste beslissingen genomen door met ons land onherroepelijk toe te treden tot de Europese familie. Ik ben trots dat ik de controversiële overgang heb meegemaakt en heb bijgedragen tot enkele van deze belangrijke beslissingen.
Ik zou hier eerst de besluiten willen vermelden die hebben geleid tot het sluiten van het onderhandelingshoofdstuk over de EU-begroting en de bescherming van de financiële belangen van de EU in het kader van de toetredingsonderhandelingen. In het begin van mijn loopbaan bij het Ministerie van Financiën was ik verantwoordelijk voor de voorbereidingen voor de toetreding tot het stelsel van eigen middelen van de EU en diende ik de ontwikkeling op het gebied van bestuur, financieel beheer, financiële controle en interne en externe controlesystemen op te volgen en hierover verslag uit te brengen. Ik coördineerde en bevorderde ook een alomvattende opvolging van de aanbevelingen van de Commissie zodat onze systemen op het moment van de toetreding tot de EU waren klaargestoomd voor het uitvoeren van de EU-fondsen. Ik beschouw deze periode nu als een erg belangrijke periode van mijn loopbaan.
Ten tweede denk ik dat ik een belangrijke rol heb gespeeld in de aanloop naar de aanvraag tot toetreding tot de eurozone en de uiteindelijke invoering van de Europese eenheidsmunt op 1 januari 2014. De weg hiernaartoe was lang, Letland struikelde onderweg meermaals en we traden uiteindelijk tot de eurozone toe toen deze op een tweesprong stond. Nu, een paar jaar later, zijn er maar weinig waarnemers die de keuze om toe te treden tot de eurozone in twijfel trekken.
Ten derde lijken economen, academici en het publiek het ermee eens te zijn dat het opdrijven van investeringen in Europa een prioriteit is voor Europese en nationale beleidsmakers. Tot een van de belangrijkste mijlpalen in mijn loopbaan behoort zeker het compromisbesluit over de belangrijkste kenmerken van het Europees Fonds voor strategische investeringen. Dit besluit is op 28 mei 2015 in de vroege uurtjes en na een tripartiet overleg op politiek niveau van welgeteld dertien uren vastgelegd met mijn team, het onderhandelingsteam van het Europees Parlement en de vicevoorzitters Georgieva en Katainen van de Commissie. Zoals reeds gezegd, is de bepaling over externe controle in het voorstel van de Commissie een van de zaken die we hebben kunnen verbeteren.
Ik ben blij dat de Commissie en de Europese Investeringsbank al goede resultaten hebben geboekt op het gebied van de uitvoering van het investeringsplan voor Europa, gegarandeerd door de EU-begroting. Ik hoop dat de succesvolle uitvoering van het plan zal bijdragen aan het debat over de toekomst van de EU-begroting. Ik heb gezien dat de Rekenkamer is uitgenodigd en dat de Rekenkamer bereid is deel te nemen aan dit debat. Ik hoop dat mijn ervaring nuttig zal zijn voor de Rekenkamer.
Onafhankelijkheid
7. In het Verdrag wordt bepaald dat de leden van de Rekenkamer hun ambt "volkomen onafhankelijk" uitoefenen. Hoe zou u bij de uitoefening van uw toekomstige functie invulling geven aan deze verplichting?
Hoewel het beroep van controleur in het algemeen relatief jong is, in elk geval jonger dan een bestuursfunctie, is het geen toeval dat het concept van onafhankelijkheid van de personen die de controle uitvoeren of die ervoor verantwoordelijk zijn, al lang geleden stevig werd verankerd in internationale norm nr. 1 van de hoge controle-instanties (ISSAI 1). De ethische richtsnoeren zijn opgenomen in ISSAI 30. Ik ga ermee akkoord dat het onafhankelijkheidsbeginsel en de ethische beginselen een absolute voorwaarde zijn voor de werking van de hoge controle-instanties.
De onafhankelijkheid van de leden van de Europese Rekenkamer is ondubbelzinnig vastgelegd in het Verdrag, waarin het volgende staat: "De leden van de Rekenkamer oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit, in het algemeen belang van de Unie" (artikel 285) en "Zij moeten alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden" (artikel 286, lid 1).
Deze belangrijke beginselen worden verduidelijkt in de ethische richtsnoeren van de Rekenkamer en de gedragscode voor de leden van de Rekenkamer, alsook in het interne reglement en de uitvoeringsbepalingen van het interne reglement.
Ik wens te benadrukken dat ik mij volledig zal inzetten om het onafhankelijkheidsbeginsel na te leven, aangezien dit een absolute voorwaarde is voor de Rekenkamer en zijn leden om hun functies in overeenstemming met het Verdrag te kunnen uitvoeren. Bovendien is het vertrouwen van de burgers in de Rekenkamer gebaseerd op de strikte naleving van het onafhankelijkheidsbeginsel in de praktijk.
Naast de volledige openbaarmaking van financiële en externe activiteiten en de verslagleggingsverplichting, is het volgens mij uiterst belangrijk dat leden van de Rekenkamer geen instructies vragen of aanvaarden van leden van nationale overheden, noch van andere partijen. Het onafhankelijkheidsbeginsel is de kern van controleactiviteiten en moet bijgevolg zichtbaar zijn in zowel de uitvoering van de dagelijkse taken als bij het nemen van strategische beslissingen. Dit is niet alleen belangrijk voor het imago en de reputatie van de Rekenkamer bij zijn belangrijkste klant, met name de EU-burgers, en de rest van de wereld, maar ook voor de leden van de Rekenkamer zelf. Dit zijn volgens mij de belangrijkste concepten die onder "onafhankelijkheid" vallen en die ik wens na te streven bij de uitvoering van mijn toekomstige taken.
Ik ben van mening dat ik mij tijdens mijn loopbaan altijd heb laten leiden door de hiervoor genoemde beginselen. Zo heb ik de voorbije twaalf jaar advies gegeven aan meerdere eerste ministers, ministers van Financiën en staatssecretarissen van verschillende fracties van het politieke spectrum. Mijn advies werd erkend en gewaardeerd omdat het kwalitatief en, wat nog belangrijker is, onafhankelijk en objectief was. Bij de uitvoering van mijn professionele taken was conformisme nooit een optie. Ik heb daarentegen altijd de voorkeur gegeven aan het waarheidsgetrouw voorstellen van de feiten en het trekken van objectieve conclusies, ook als ze ongelegen, niet-populair of tegen de stroom in waren.
Ik ben nooit betrokken geweest bij het ontvangen van EU-fondsen en heb ook nooit in naam van een begunstigde gehandeld.
Tot slot worden in Letland kandidaat-leden van de Rekenkamer geselecteerd via een openbare procedure met meerdere fasen.
8. Heeft u of hebben uw naaste familieleden (uw ouders, broers en zussen, wettelijke partner en kinderen) zakelijke of financiële belangen of andere verplichtingen waardoor een conflict met uw toekomstige taken zou kunnen optreden?
Nee, ik ben niet op de hoogte van dergelijke feiten waardoor een conflict met mijn toekomstige taken zou kunnen optreden.
9. Bent u bereid om al uw financiële belangen en andere verplichtingen aan de voorzitter van de Rekenkamer te onthullen en ze openbaar te maken?
Ja, ik ben bereid om aan alle openbaarmakingsplichten die van toepassing zijn op de leden van de Rekenkamer te voldoen.
10. Bent u momenteel betrokken bij een gerechtelijke procedure? Zo ja, gelieve nadere bijzonderheden te verstrekken.
Zoals gezegd in mijn antwoord op vraag 7, worden in Letland kandidaat-leden van de Rekenkamer geselecteerd via een openbare procedure met meerdere fasen om transparantie en onpartijdigheid te verzekeren.
Deze keer werd de procedure opgestart door het kabinet van ministers (regering), dat het besluit aannam om een selectieprocedure te starten en een selectiecommissie in te stellen. De procedure zelf begon met de bekendmaking van de aankondiging van de procedure in het Letse Staatsblad, vervolgens stelde de selectiecommissie een lijst op van kandidaten die werden uitgenodigd voor het interview, daarna nam de selectiecommissie het interview af en selecteerde ze de meest geschikte kandidaat, en ten slotte keurde de regering de kandidaat goed en gaf zij de opdracht de kandidaat voor te dragen aan het secretariaat-generaal van de Rekenkamer. De procedure werd opgestart door de regering in augustus 2015 en beëindigd op 19 november 2015 toen het kabinet van ministers een eindbesluit nam. Daarna werd het besluit aan het secretariaat-generaal van de Rekenkamer bekendgemaakt.
Met het oog op volledige transparantie wens ik het Europees Parlement ervan op de hoogte te brengen dat een kandidaat die niet werd geselecteerd voor goedkeuring door de regering, een administratieve rechtszaak had ingeleid op 5 januari 2016. Deze persoon, de klager, twijfelde aan de wettigheid van het besluit en had de administratieve rechtbank gevraagd om de uitvoering van het besluit van de regering om mijn kandidatuur voor de benoeming tot lid van de Europese Rekenkamer voor te dragen, te schorsen. De Republiek Letland, vertegenwoordigd door het kabinet van ministers van de Republiek Letland en het Ministerie van Financiën, dat van het kabinet van ministers de opdracht kreeg om de openbare selectieprocedure te organiseren, was de verdediger in deze zaak.
De administratieve rechtbank besliste mij de status van derde in de administratieve rechtszaak toe te kennen omdat volgens de rechtbank mijn rechten hadden kunnen worden aangetast door de uitspraak in de rechtszaak. Bijgevolg raakte ik door het besluit van de administratieve rechtbank en buiten mijn wil, betrokken bij deze administratieve rechtszaak die door een andere kandidaat, wiens kandidatuur niet werd geselecteerd, werd ingeleid.
De verdediger keurde zijn verklaring voor de administratieve rechtbank goed op de vergadering van het kabinet van ministers op 12 januari 2016, tijdens dewelke de verdediger zijn oorspronkelijk besluit inzake de geselecteerde kandidaat bevestigde.
Op 27 januari 2016 besliste de administratieve rechtbank om de eis om de uitvoering te schorsen van het besluit van de regering om mijn kandidatuur voor de benoeming door de Raad van Ministers van de EU in overleg met het Europees Parlement voor te dragen, volledig te verwerpen. De administratieve rechtbank concludeerde ook dat het besluit van de regering op het eerste gezicht wettig was en dat het toepasselijke recht volledig werd geëerbiedigd.
11. Heeft u een actieve of uitvoerende rol in de politiek, en zo ja, op welk niveau? Heeft u de afgelopen 18 maanden een politieke functie vervuld? Zo ja, gelieve nadere bijzonderheden te verstrekken.
Nee, ik heb geen actieve of uitvoerende rol in de politiek. Ik heb ook nooit een politieke functie vervuld. Ik ben geen lid van een politieke partij en ben dat ook nooit geweest.
12. Zou u een functie waarvoor u gekozen bent, of een actieve functie met verantwoordelijkheden in een politieke partij opgeven als u wordt benoemd tot lid van de Rekenkamer?
Niet van toepassing, aangezien ik geen functie vervul waarvoor ik ben gekozen of geen actieve functie in een politieke partij heb.
13. Hoe zou u te werk gaan bij een zaak die verband houdt met een ernstige onregelmatigheid, of zelfs fraude en/of corruptie, waarbij personen uit uw lidstaat van herkomst betrokken zijn?
Ernstige onregelmatigheden, fraude en corruptie vormen een serieuze bedreiging voor de goede werking van een democratische maatschappij. Ze leiden tot een verkeerde toekenning van middelen, moreel risico, gemiste kansen en verkeerde prikkels. Het meest gevaarlijke gevolg is dat het wantrouwen bij de burgers toeneemt, waardoor deze zich machteloos voelen, vervolgens de situatie gaan aanvaarden en ten slotte deze als vanzelfsprekend gaan beschouwen en gelijksoortig gedrag gaan aannemen. Terwijl dergelijke tendensen schadelijk zijn voor de gezonde ontwikkeling van een land, is het Europese project bijzonder gevoelig, omdat de mensen terecht verwachten dat internationale en supranationale instellingen vrij zijn van dergelijk illegaal gedrag.
Ik denk dat elk lid van de Rekenkamer vroeg of laat te maken krijgt met een geval van ernstige onregelmatigheden, fraude of corruptie waarbij personen uit zijn lidstaat van herkomst betrokken zijn. Als ik een dergelijke zaak zou tegenkomen, zou ik eerst snel alle beschikbare informatie beoordelen om te kunnen bepalen hoe deze informatie zo snel mogelijk aan de bevoegde autoriteiten in de lidstaat kan worden overgelegd. Als de financiële belangen van de EU op het spel staan, zou ik de zaak bespreken met de diensten en het lid van de Rekenkamer dat verantwoordelijk is voor de betrekkingen met OLAF en er vervolgens voor zorgen dat het vermeende fraudegeval onverwijld aan OLAF wordt gemeld. Ik zou de zaak ook bespreken met de voorzitter van de Rekenkamer.
Ik ben ook van mening dat dergelijke zaken onder de loep moeten worden genomen om de oorzaken ervan te begrijpen en te trachten nieuwe gevallen te voorkomen. Systematische preventieve acties blijken in het algemeen doeltreffender te zijn omdat ze het aantal gevallen van ernstige onregelmatigheden, fraude of corruptie verminderen en zodoende het vertrouwen van de burgers vergroten.
Uitoefening van het ambt
14. Wat zijn volgens u de belangrijkste kenmerken van een cultuur van gezond financieel beheer in eender welke openbare dienst? Hoe zou de Rekenkamer hiertoe kunnen bijdragen?
De herverdelingsfunctie is een belangrijk kenmerk van elke overheid. De burgers gaan ermee akkoord om een bepaald deel van de middelen in de economie te bundelen, bijv. via belastingen, maar verwachten dan ook terecht dat de fondsen op de best mogelijke en voordeligste manier voor de gehele maatschappij worden aangewend, bijv. voor de aankoop van gemeenschappelijke goederen en voor het corrigeren van marktfalen. Het concept "de best mogelijke en voordeligste manier" is belangrijk, maar wordt helaas op verschillende manieren uitgelegd.
Volgens het EU-recht, met name het Financieel Reglement, dat samenhangt met de internationale normen, moeten de EU-middelen worden besteed in overeenstemming met het beginsel van een gezond financieel beheer. Het doel hiervan is het verschaffen van de garantie aan de Europese belastingbetaler dat zijn middelen worden gebruikt op een manier die het Europese project zo veel mogelijk positief beïnvloedt. Aangezien het tijdperk van overvloed absoluut achter ons ligt, zijn de beginselen van een gezond financieel beheer belangrijker dan ooit. De noodzaak om overheidsgeld op een slimme manier te besteden en de beoogde resultaten te behalen, is uiterst belangrijk om het vertrouwen in de EU bij de burgers te herstellen en versterken.
Bijgevolg betekent het beginsel van een gezond financieel beheer ook dat de middelen op een economische, doelmatige en doeltreffende manier worden gebruikt. Dit zijn de drie belangrijkste elementen van een gezond financieel beheer die door elke overheidsdienst moet worden nagestreefd.
Om een klimaat van gezond financieel beheer in de EU of bij elke andere overheidsdienst te bevorderen, is het belangrijk dat het management verantwoordelijk wordt gesteld voor de overheidsmiddelen onder zijn beheer. In tijden van schaarse overheidsmiddelen, moet het overheidsgeld niet alleen volgens de regels worden besteed, wat een absolute voorwaarde is, maar ook zo dat de beoogde resultaten, opbrengsten en, wat nog belangrijker is, effecten worden behaald.
Naast de verantwoordingsplicht, zijn volgens mij ook de volgende elementen belangrijke kenmerken voor een klimaat van gezond financieel beheer: duidelijke doelstellingen, doeltreffend(e) bestuurssysteem en prestatiecultuur, doeltreffend internecontrolesysteem, systematische prestatie-indicatoren, betrouwbare monitoring en transparante verslaglegging, en tot slotte – maar daarom niet minder belangrijk – de verschuiving van de aandacht van "het gebruiken van het geld" naar het behalen van resultaten.
De ervaring van mijn eigen land kan hier als voorbeeld worden aangehaald. Hoewel er na de financiële en economische crisis werd gesnoeid in de financiële middelen voor de overheidsdiensten, werd er geen afbreuk gedaan aan de prestaties van de overheidssector, ze werden zelfs verbeterd.
In deze context juich ik de sterke oproep van de Rekenkamer in het kader van de kwijtingsprocedure van 2013 en 2014 toe, met name om de aandacht te verschuiven van het gewoonweg besteden van het geld naar het op een intelligente manier investeren ervan. Beleidsmakers dienen hierover ernstig na te denken en vervolgens een alomvattend actieplan op te stellen. Dergelijke verschuiving kan uiteraard niet van de ene op de andere dag plaatsvinden, vooral niet als het enige algemene resultaat van het niet-besteden van toegekende middelen in de huidige financiële periode, wat ook de reden mag zijn, betekent dat er minder middelen in de volgende financiële periode zijn. Bijgevolg moeten de EU-instellingen en lidstaten samenwerken om dergelijke klimaatwijziging te bevorderen.
De Rekenkamer speelt een belangrijke rol in de bevordering van een klimaat van gezond financieel beheer. De Rekenkamer legt onafhankelijke controleverslagen over aan besluitvormers, zoals het Europees Parlement, die ze kunnen gebruiken in procedures om kwijting te verlenen aan het management (Commissie). Ik meen dat de Rekenkamer de afgelopen jaren meer nadruk heeft gelegd op het rapporteren over gezond financieel beheer (doelmatigheidscontroles). De huidige Europese Commissie werkt, onder leiding van vicevoorzitter Georgieva, hard aan prestatiegebonden budgettering. De sterke stimulans van het Europees Parlement, de Rekenkamer en de Commissie is een positieve ontwikkeling die moet worden nagestreefd.
15. Volgens het Verdrag moet de Rekenkamer het Parlement bijstaan in de uitoefening van zijn bevoegdheid voor controle op de uitvoering van de begroting. Hoe zou u de samenwerking tussen de Rekenkamer en het Europees Parlement (in het bijzonder de Commissie begrotingscontrole) verder verbeteren om zowel het overheidstoezicht op de algemene uitgaven als het rendement ervan te bevorderen?
De vereiste in het Verdrag om het Europees Parlement bij te staan in de uitoefening van zijn bevoegdheid voor controle op de uitvoering van de begroting is een erg belangrijke taak van de Europese Rekenkamer. Aangezien de uitdagingen waarmee het Europees Parlement te maken heeft bij de uitoefening van zijn controlebevoegdheden in de loop der tijd veranderen, moeten de zakelijke betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Rekenkamer hierop worden afgestemd. Bijgevolg moet steeds opnieuw worden geprobeerd deze veranderingen te volgen, of zelfs te anticiperen op deze veranderingen en steeds een stapje voor te blijven.
Het uitgangspunt hierbij is volgens mij een gedetailleerd inzicht in de behoeften van het Parlement. Hiervoor is een diepgaande dialoog op regelmatige tijdstippen, waarbij beide partijen hun standpunten kunnen voorstellen, nodig. Ik merk op dat de voorbije jaren al stappen in de goede richting zijn genomen, zoals regelmatige bijeenkomsten tussen de Rekenkamer en CONT, het creëren van een functie binnen de Rekenkamer voor institutionele betrekkingen en deelname van de Rekenkamer aan de Conferentie van commissievoorzitters ter voorbereiding van zijn jaarlijkse werkprogramma.
De aanwezigheid van het rapporterende lid van de Rekenkamer wanneer zijn of haar verslag wordt besproken in de Commissie begrotingscontrole (CONT) is een vanzelfsprekend element van bijstand aan het Europees Parlement. Het moet ook vanzelfsprekend zijn dat de Rekenkamer de desbetreffende conclusies van CONT of het Europees Parlement opvolgt.
Ik heb ook gemerkt dat bepaalde speciale verslagen van de Rekenkamer werden overgelegd aan sectorbeleidscommissies van het Europees Parlement. Ik ben van mening dat door deze praktijk de werkzaamheden van de Rekenkamer een ruimere toepassing en grotere toegevoegde waarde hebben en bijgevolg het Parlement beter kan worden bijgestaan. Deze samenwerking moet uiteindelijk zichtbaar zijn in het wetgevende werk, dat de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamer weerspiegelt.
Ik ben van mening dat het uiterst belangrijk is dat de vereisten van het Verdrag inzake de onafhankelijkheid van de controleur en het bijstaan van het Europees Parlement (en de Raad) worden gecombineerd. Als de Rekenkamer hierin niet slaagt, dan loopt ze het risico dat zij controleverslagen van de beste kwaliteit opstelt die, wegens het onderwerp en/of de timing, weinig relevant zijn voor haar belanghebbenden. Onafhankelijkheid moet compatibel zijn met relevantie. Als waakhond van de financiën van de EU, is de Rekenkamer een belangrijk onderdeel van het EU-ecosysteem voor financieel beheer en moet zij haar rol van onpartijdige, gerespecteerde partner benadrukken.
Op basis van mijn regelmatige opvolging van de discussies over de producten van de Rekenkamer in beide takken van de begrotingsautoriteit, ben ik van mening dat er ruimte is voor ten eerste een nauwere samenwerking tussen het Parlement en de Raad voor het uitoefenen van controle op de uitvoering van de EU-begroting, en ten tweede een beter gecoördineerde analyse van de speciale verslagen en overzichten van de Rekenkamer. De werkzaamheden van de Rekenkamer moeten bovendien vaker en hoger op de agenda van de Raad staan.
Er zijn ook twee specifieke punten die ik wens te vermelden, omdat ze, in geval van verbetering, kunnen leiden tot een breder gebruik van de verslagen van de Rekenkamer: tijdigheid en communicatie.
Tijdens het Letse EU-voorzitterschap, werd het Financieel Reglement zo gewijzigd dat de speciale verslagen binnen dertien maanden moeten worden goedgekeurd. De Rekenkamer moet deze bepaling proberen na te leven en dus de tijdigheid van deze verslagen verbeteren. Desalniettemin heb ik respect voor de verantwoordelijkheid van de Rekenkamer om, als externe EU-controleur, conclusies te trekken en aanbevelingen te doen en ben ik me ook bewust van de moeilijke afweging tussen tijd en kwaliteit.
Voor wat communicatie betreft, ben ik blij dat het verbeteren van de strategie voor openbaar bestuur een van de pijlers van het hervormingsprogramma van de Rekenkamer is. Gedetailleerde informatie over de rol en activiteiten van de Rekenkamer en over haar vaststellingen en aanbevelingen zou de transparantie en de opvolging door het publiek ten goede komen.
Ik ben van mening dat dit twee belangrijke elementen zijn, omdat de toegevoegde waarde en het effect van de werkzaamheden van de Rekenkamer uiteindelijk afhankelijk zijn van het gebruik van de vaststellingen door de belanghebbenden.
Tot slot moeten we, ondanks de onafhankelijkheid van de Rekenkamer, nadenken over een grotere betrokkenheid van de Rekenkamer, via bijvoorbeeld juridisch advies, bij het wetgevingsproces als het gaat om rechtshandelingen met een grote financiële impact. Uit de werkzaamheden voor het Europees Fonds voor strategische investeringen en het Financieel Reglement onder het Letse voorzitterschap is de toegevoegde waarde van de bijdragen van de Rekenkamer gebleken. Deze benadering is uiteraard niet nieuw, maar de toepassing ervan kan worden veralgemeend.
16. Wat is volgens u de toegevoegde waarde van doelmatigheidscontroles en hoe moeten de bevindingen worden geïntegreerd in de beheersprocedures?
In het handboek inzake doelmatigheidscontroles van de Rekenkamer is de volgende definitie opgenomen: een doelmatigheidscontrole is een onafhankelijk, objectief onderzoek van ondernemingen, systemen, programma's of organisaties op het gebied van een of meerdere van de drie aspecten economie, doeltreffendheid en doelmatigheid, met als doel verbeteringen teweeg te brengen.
Deze definitie wil volgens mij zeggen dat een doelmatigheidsonderzoek de grootste toegevoegde waarde heeft wanneer er duidelijke conclusies en aanbevelingen zijn en vooral wanneer de controle leidt tot een betere werking van de geauditeerde entiteiten en systemen. Zo kan het, ook als het foutenpercentage bij uitvoering van rubriek 5 (Administratieve uitgaven) van de EU-begroting niet wezenlijk is, bijvoorbeeld zijn dat burgers zich afvragen of ze de beste EU-overheidsdienst krijgen voor het bedrag van ongeveer negen miljard EUR per jaar. Ik ben blij dat het Europees Parlement en de Raad dit jaar de doelmatigheidscontrole uitbreiden naar andere rubrieken van het meerjarig financieel kader.
Terwijl het belangrijkste product van een doelmatigheidscontrole een controleverslag is waarin wordt beoordeeld of de personen die belast zijn met de uitvoering van de overheidsfondsen, de vastgestelde doelstellingen hebben behaald, krijgen de controleurs "onderweg" ook veel waardevolle informatie over de werking van de bestuurs- en beheersprocedures. Om de doelmatigheidscontroles een toegevoegde waarde te geven, moeten de controleurs dus worden aangemoedigd om de tekortkomingen in de beheersprocedures te benadrukken en om in de controleverslagen en de communicatie naar de gecontroleerde entiteit verbeteringen te suggereren.
De Rekenkamer heeft in haar activiteitenverslag gezegd dat bij de selectie van onderwerpen voor doelmatigheidscontroles onder andere rekening wordt gehouden met de mogelijke toegevoegde waarde die de Rekenkamer via de controle kan leveren. Om die reden is het onderdeel toegevoegde waarde al vanaf het prille begin in de procedure is verankerd.
De vraag hoe ervoor kan worden gezorgd dat de vaststellingen worden opgenomen in de beheersprocedures is zeer belangrijk. Opvolging is dan ook van cruciaal belang. Wanneer het verslag en de vaststellingen worden bekendgemaakt, moeten we trachten om ervoor te zorgen dat,
- ten eerste de besluitvormers op het hoogste niveau rekening houden met de vaststellingen en, indien nodig, de begroting beter wordt afgestemd op de strategische (langetermijn)prioriteiten,
- ten tweede de wetgevers ervoor zorgen dat de uitgavenregelingen duidelijke bepalingen bevatten over de te behalen resultaten,
- ten derde, wat de beheersprocedures betreft, managers ervoor zorgen dat het geld niet alleen volgens de regels wordt besteed, maar dat ook de beoogde resultaten worden behaald.
Tot slot wil ik nog zeggen dat de toegevoegde waarde van doelmatigheidscontroles kan worden verbeterd, zoals aangetoond door de Rekenkamer in haar jaarverslag van 2014. Deze nieuwe pilotoefening waarbij prestatiegerelateerde aspecten worden beoordeeld in de context van de conformiteitscontrole, is een zeer welkom initiatief. Deze oefening moet zeker worden voortgezet en worden uitgebreid naar andere gebieden dan de EU-begroting, en de toekenning van middelen aan conformiteits-, financiële en doelmatigheidscontroles en aan andere producten van de Rekenkamer moet nauwkeurig worden gepland.
17. Hoe kan de samenwerking tussen de Rekenkamer, de nationale controle-instanties en het Europees Parlement (Commissie begrotingscontrole) worden verbeterd op het punt van de controle van de EU-begroting?
Gezien de manier waarop de EU-begroting wordt uitgevoerd, moeten een nauwere samenwerking en de uitwisseling van ervaringen en informatie centraal staan bij de interacties tussen de Rekenkamer, de nationale controle-instanties en het Europees Parlement (Commissie begrotingscontrole).
Voor wat de Rekenkamer en de nationale controle-instanties betreft, bevat artikel 278, lid 3, van het Verdrag twee belangrijke beginselen.
Ten eerste wordt bepaald dat "de controle in de lidstaten geschiedt in samenwerking met de nationale controle-instanties". Deze bepaling biedt bijna onbeperkte kansen om de samenwerking op bilateraal of multilateraal niveau verder te ontwikkelen.
Ten tweede wordt het volgende bepaald "de Rekenkamer en de nationale controle-instellingen van de lidstaten werken samen in onderling vertrouwen en met behoud van hun onafhankelijkheid". Ik ben van mening dat Eurosai en zijn Contactcomité een goed platform bieden om de onderlinge interacties te verbeteren en gemeenschappelijke projecten op touw te zetten.
Ik ben van mening dat het op regelmatige tijdstippen verstrekken van informatie aan het Europees Parlement over de voorwaarden, de vooruitgang en de obstakels van de nauwere samenwerking tussen de Rekenkamer en de nationale controle-instanties en de constructieve feedback van het Europees Parlement uiteindelijk kunnen leiden tot een betere analyse van de uitvoering van de EU-begroting.
18. Hoe zou u de verslaglegging van de Rekenkamer verder ontwikkelen teneinde het Europees Parlement van alle noodzakelijke informatie te voorzien met betrekking tot de juistheid van de gegevens die door de lidstaten aan de Europese Commissie worden verstrekt?
Het belangrijkste product van de Rekenkamer voor beide takken van de begrotingsautoriteit, zoals verankerd in het Verdrag, is het jaarverslag over de uitvoering van de EU-begroting, op basis waarvan de Raad aanbevelingen aan het Europees Parlement doet over de kwijting van de Europese Commissie voor de uitvoering van de EU-begroting en het Parlement een beslissing neemt over de kwijting. Het jaarverslag van de Rekenkamer is de basis voor debatten in het Europees Parlement en de Raad en moet bijgevolg gedetailleerde informatie bevatten.
Aangezien ongeveer 80 % van de EU-begroting wordt uitgevoerd via gedeeld beheer, zijn volledigheid, kwaliteit en tijdigheid van de informatie die de lidstaten verstrekken, in grote mate bepalend voor de kwaliteit van de daaropvolgende analyse en uiteindelijk voor de kwaliteit van de garanties die de Commissie biedt.
Zoals het de afgelopen jaren is gebeurd en ook in de jaarverslagen van de Rekenkamer werd vermeld, gebruiken de DG's van de Commissie – bij het opstellen van hun jaarlijkse activiteitenverslagen – de informatie, zoals controleverslagen, die de autoriteiten van de lidstaten overleggen (bijvoorbeeld op het gebied van cohesiebeleid, verslagen van controleautoriteiten van de lidstaten). In de jaarverslagen van de Rekenkamer wordt herhaaldelijk benadrukt dat er zwakke punten zijn (waaronder op het gebied van nauwkeurigheid) in de werkzaamheden van de controleautoriteiten, die op dit moment niet door het verificatiesysteem van de Commissie kunnen worden voorkomen.
De Rekenkamer moet deze zwakke punten, zowel de onnauwkeurigheid van de gegevens van de lidstaten als de gebrekkige verificatie door de Commissie, in zijn verslagen blijven benadrukken. De Rekenkamer moet ook zo duidelijk en gedetailleerd mogelijk uitleggen wat de zwakke punten zijn en hoe deze kunnen worden verholpen.
De lidstaten moeten, naar mijn mening, volledige, relevante en tijdige informatie kunnen verschaffen over hun bestuur, financieel beheer, en internecontrole- en interneauditsystemen. In het geval van zwakke punten moet de Commissie nauw gaan samenwerken met de lidstaten om alle informatie te verkrijgen die nodig is om een geïnformeerde beoordeling van de systemen van de lidstaten voor de uitvoering van de EU-begroting te kunnen maken.
Ik heb begrip voor de debatten over de kosten en voordelen van het verstrekken van informatie, maar als we als gemeenschappelijk doel ervoor willen zorgen dat de begrotingsautoriteit de meest kwalitatieve auditbeoordeling kan uitvoeren, zoals vereist in internationale normen, dan mag geen moeite worden gespaard. Het gebeurt al te vaak dat het probleem niet de gebrekkige informatie is, maar het onvermogen van de nationale controleautoriteiten of de gecontracteerde controleurs om de informatie correct te gebruiken.
Een van de belangrijkste controleresultaten in het jaarverslag die in het Parlement en de Raad uitvoerig worden besproken, is het geraamde foutenpercentage dat door de Rekenkamer wordt gerapporteerd. Ik heb de recente kwijtingsgesprekken gevolgd en ben dan ook blij met het feit dat de Rekenkamer de onderliggende informatie betreffende de hoofdoorzaken van de fouten elk jaar verbetert. De begrotingsautoriteit moet, naar mijn mening, aandacht hebben voor de oorzaken van de wezenlijke foutenpercentages (en niet alleen voor hun niveau).
Andere vragen
19. Zou u uw kandidatuur intrekken indien het Parlement een ongunstig advies uitbrengt over uw benoeming als lid van de Rekenkamer?
De Letse regering heeft mij geselecteerd via een openbare selectieprocedure bestaande uit meerdere fasen. Ze heeft vertrouwen in mijn kandidatuur en ik ben er zeker van dat ik aan de hoge verwachtingen kan voldoen.
Als het Europees Parlement ernstige twijfels heeft over mijn inzet en bekwaamheid om aan het Europese project bij te dragen als lid van de Rekenkamer en van mening is dat ik niet beantwoord aan de hoge eisen van het Europees Parlement, dan zou ik mijn kandidatuur intrekken.
Ik ben van mening dat, om het beste uit de EU-begroting te halen, ten eerste beide takken van de begrotingsautoriteit het onderlinge vertrouwen moeten versterken en ten tweede ze nauw en open moeten samenwerken met de Europese Rekenkamer, het Europees Parlement en de lidstaten. Als een partij meent dat er gebreken zijn in het huidige Verdrag op het gebied van het institutionele evenwicht, dan moeten deze onder de loep worden genomen en, indien nodig, worden verholpen bij de eerstvolgende herziening van het Verdrag.
Tijdens mijn recente contacten met de EU-instellingen heb ik altijd deze oprechte houding van open samenwerking en onderling vertrouwen voor het gemeenschappelijke Europese doel aangenomen. Het is in deze geest dat ik, indien ik word benoemd, voor de Rekenkamer wil werken.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
15.3.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
14 4 8 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Louis Aliot, Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Ryszard Czarnecki, Tamás Deutsch, Martina Dlabajová, Jens Geier, Ingeborg Gräßle, Bogusław Liberadzki, Monica Macovei, Georgi Pirinski, Petri Sarvamaa, Claudia Schmidt, Igor Šoltes, Bart Staes, Marco Valli, Derek Vaughan, Anders Primdahl Vistisen, Tomáš Zdechovský, Joachim Zeller |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Richard Ashworth, Karin Kadenbach, Andrey Novakov, Julia Pitera, Miroslav Poche |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Xabier Benito Ziluaga |
||||
- [1] Landschapsoverzicht: "Hiaten, overlappingen en uitdagingen: een landschapsoverzicht van EU-regelingen inzake verantwoording en controle van de overheidsfinanciën", deel III, 2014.