VERSLAG over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014

7.4.2016 - (2015/2187(DEC))

Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Derek Vaughan

Procedure : 2015/2187(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0085/2016
Ingediende teksten :
A8-0085/2016
Aangenomen teksten :

1. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014

(2015/2187(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014,

–  gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014, tezamen met de antwoorden van het Instituut[1],

–  gezien de verklaring van de Rekenkamer[2] voor het begrotingsjaar 2014 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2016 over de aan het Instituut te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2014 (05584/2016 – C8–0085/2016),

–  gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[3], en met name artikel 208,

–  gezien Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid[4], en met name artikel 15,

–  gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[5],

–  gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2013 van het Europees Parlement en de Raad[6], en met name artikel 108,

–  gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A8-0085/2016),

1.  verleent de directeur van het Europees Instituut voor gendergelijkheid kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Instituut voor het begrotingsjaar 2014;

2.  formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Instituut voor gendergelijkheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

2. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014

(2015/2187(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014,

–  gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014, tezamen met de antwoorden van het Instituut[7],

–  gezien de verklaring van de Rekenkamer[8] voor het begrotingsjaar 2014 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2016 over de aan het Instituut te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2014 (05584/2016 – C8–0085/2016),

–  gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[9], en met name artikel 208,

–  gezien Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid[10], en met name artikel 15,

–  gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[11],

–  gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2013 van het Europees Parlement en de Raad[12], en met name artikel 108,

–  gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A8-0085/2016),

1.  stelt vast dat de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid overeenkomt met de weergave in de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer;

2.  hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Instituut voor gendergelijkheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

3. ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014

(2015/2187(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014,

–  gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A8–0085/2016),

A.  overwegende dat volgens zijn financiële staten de definitieve begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid (hierna: "het Instituut") voor het begrotingsjaar 2014 in totaal 7 340 081 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 3,08 % ten opzichte van 2013 betekent;

B.  overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2014 (hierna "het verslag van de Rekenkamer") verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van het Instituut betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

Financieel en begrotingsbeheer

1.  herinnert eraan dat het Instituut is opgericht om gendergelijkheid te bevorderen, in de eerste plaats door gendermainstreaming toe te passen in al het beleid van de Unie en het daaruit voortvloeiende nationale beleid, om discriminatie op grond van geslacht te bestrijden en om de burgers van de EU bewust te maken van gendergelijkheid; stelt met tevredenheid vast dat het Instituut in 2014 95 % van zijn geplande output heeft verwezenlijkt; benadrukt dat de doelstellingen en taken van het Instituut de blijvende aanwezigheid vereisen van een afzonderlijke gespecialiseerde entiteit binnen het institutionele kader van de EU;

Financieel en begrotingsbeheer

2.  merkt op dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2014 hebben geresulteerd in een hoog uitvoeringspercentage van de begroting van 99,04 %, hetgeen aangeeft dat de vastleggingen tijdig zijn gedaan; stelt vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 71,91 % bedroeg, een stijging van 1,75 % ten opzichte van het voorgaande jaar;

Vastleggingen en overdrachten

3.  uit zijn tevredenheid over de verdere vermindering van het globale niveau van overdrachten van 2 500 000 EUR (32 %) in 2012 en 2 200 000 EUR(29 %) in 2013 tot 1 900 000 EUR (27 %) in 2014; verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat het niveau van de overdrachten voor titel III (beleidsuitgaven) met 1 800 000 EUR (54 %) hoog was; verneemt dat deze overdrachten voornamelijk het gevolg waren van vertraging bij de aanbesteding van enquêtes en studies en lopende studies die volgens de planning zouden worden afgerond in 2015; begrijpt dat de oorzaken voor de vertraging van de studies op grond van beleidskredieten dikwijls gelegen zijn in omstandigheden waarop het Instituut geen vat heeft; verzoekt evenwel het Instituut zich te blijven inspannen om het bedrag aan overdrachten binnen de operationele begroting te verminderen met het oog op de nakoming van het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit;

4.  merkt op dat een bedrag van 2 167 128 EUR uit het begrotingsjaar 2013 werd overgedragen; merkt met tevredenheid op dat slechts 1,76 % van de overdrachten uit 2013 werd geannuleerd;

5.  wijst het Instituut erop dat de omvang van de naar het volgend jaar over te dragen vastleggingskredieten in de toekomst zo laag mogelijk moet worden gehouden;

Aanbestedings- en aanwervingsprocedures

6.  stelt vast dat bij de aanbesteding van de opdrachten van het Instituut van een zo ruim mogelijke basis werd uitgegaan, en dat voor onderhandelingsprocedures voor contracten van geringe waarde het aantal uitgenodigde kandidaten zo werd vastgesteld dat het evenwicht tussen bekendheid en proportionaliteit gewaarborgd bleef; stelt bovendien vast dat 47 operationele aanbestedingsprocedures ter waarde van 3 217 653 EUR werden afgerond, terwijl de rest van de werkingsbegroting voor 2014 besteed werd aan vertalingen, dagvergoedingen voor deskundigen, dienstreizen van het personeel en incidentele gefactureerde aankopen;

7.  maakt uit het verslag van de Rekenkamer op dat het Instituut op het eind van het jaar 29 ambten in zijn personeelsbestand had staan, die allemaal waren ingevuld; stelt vast dat het Instituut in afwachting van de personeelsinkrimping en veranderende werkprioriteiten het aantal ambten met één heeft verminderd in vergelijking met het vorige jaar, terwijl de schrapping van twee andere tijdelijke ambten gepland is voor de periode 2016-2017; stelt vast dat deze reductie de totale reductie van het personeelsbestand van het Instituut op 10% zal brengen;

Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie

8  wijst erop dat het Instituut belangenverklaringen van zijn leden, het leidinggevend personeel en zijn deskundigen nauwgezet moet controleren, en overeenkomstig het verslag onverwijld moet bekendmaken;

Interne controle

9.  stelt vast dat het Instituut in december 2014 aan de dienst Interne audit (IAS) van de Commissie een actieplan heeft voorgelegd voor de aanpak van de gebieden met een hoog risico die waren vastgesteld tijdens de door de IAS in 2013 uitgevoerde risicoanalyse; stelt vast dat tegen het einde van het jaar alle procedures naar behoren waren uitgevoerd binnen de gestelde termijn;

10.  merkt op dat de IAS in maart 2014 een jaarlijks verslag over de interne controle van het Instituut heeft opgesteld voor het begrotingsjaar 2013; stelt met voldoening vast dat de IAS geen aanbevelingen heeft gegeven die als "essentieel" of "zeer belangrijk" waren aangemerkt; neemt er kennis van dat de IAS na de volledige risicobeoordeling een "Strategisch intern controleplan 2015-2017" heeft voorbereid, dat is goedgekeurd door de raad van bestuur van het Instituut; stelt vast dat de IAS in zijn verslag van april 2015 bevestigd heeft dat er geen open aanbevelingen als "essentieel" waren aangemerkt en dat één open aanbeveling als "zeer belangrijk" was aangemerkt;

Interne controle

11.  stelt vast dat het Instituut zich, binnen het kader van de tenuitvoerlegging van zijn interne controlenormen, geconcentreerd heeft op de goedkeuring van het kader voor kwaliteitsbeheer, de uitvoering van een systeem van controle vooraf, de versterking van het beleid tegen fraude en pesten, alsook op de ontwikkeling van zijn bedrijfscontinuïteitsplan; stelt vast dat een aantal maatregelen effectief waren uitgevoerd tegen 2014 terwijl andere maatregelen volgens de planning in 2015 werden voortgezet;

Overige opmerkingen

12.  stelt vast dat het Instituut regelmatig de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid van het EP raadpleegt over bepaalde thema's, via directe contacten met de commissieleden of via contactpersonen; verneemt voorts dat het Instituut deelneemt aan de werkgroepen van de Commissie (Eurostat) om de mogelijkheden voor samenwerking te onderzoeken, maar ook om advies te verstrekken over technische kwesties, het genderperspectief in het verzamelen van gegevens en harmonisering; stelt vast dat het Instituut nauw samenwerkt met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (EUROFOUND); stelt vast dat dit weerspiegeld wordt in de index voor gendergelijkheid en de verslagen over Beijing die het Instituut aan het voorzitterschap van de Raad voorlegt;

13.  vraagt het Instituut zijn procedures en vaste praktijken ter bescherming van de financiële belangen van de Unie te verstevigen en actief mee te werken aan een resultaatgerichte kwijtingsprocedure;

14.  stelt met voldoening vast dat het Instituut naar synergieën streeft door bepaalde taken te bundelen en diensten te delen met andere agentschappen; neemt met name kennis van een overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) op het gebied van controles achteraf;

15.  verwelkomt de productieve lopende samenwerking tussen het Instituut en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid; verzoekt om meer interactie tussen de wetgevings- en niet-wetgevingsprioriteiten van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en het onderzoek van het Instituut, eveneens rekening houdend met de gegevens van de gendergelijkheidsindex van het Instituut;

°

°  °

16.  verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 11 mei 2015[13] over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.

29.1.2016

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid

aan de Commissie begrotingscontrole

inzake het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2014

(2015/2187(DEC))

Rapporteur voor advies: Barbara Matera

SUGGESTIES

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie begrotingscontrole onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  herinnert eraan dat het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) is opgericht om gendergelijkheid te bevorderen, in de eerste plaats door gendermainstreaming toe te passen in al het beleid van de Unie en het daaruit voortvloeiende nationale beleid, om discriminatie op grond van geslacht te bestrijden en om de burgers van de EU bewust te maken van gendergelijkheid; stelt met tevredenheid vast dat EIGE in 2014 95% van zijn geplande output heeft verwezenlijkt; benadrukt dat de doelstellingen en taken van het Instituut de aanwezigheid vereisen van een afzonderlijke gespecialiseerde entiteit binnen het institutionele kader van de EU;

2.  wijst op het oordeel van de Rekenkamer dat de jaarrekening van EIGE op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van zijn financiële situatie per 31 december 2014 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels;

3.  wijst op het oordeel van de Rekenkamer dat de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van EIGE betreffende het op 31 december 2014 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig zijn;

4.  verwelkomt het feit dat voor 2014 het algemene niveau van de vastleggingskredieten 99,04% bedroeg, dat het algemene niveau van de begrotingsuitvoering voor 2014 77,97% bedroeg en dat de posten op de personeelsformatie eind 2014 voor 100% waren bezet;

5.  wijst erop dat de overdracht van vastgelegde kredieten voor titel III (beleidsuitgaven) hoog was (54%), maar een verbetering inhoudt ten opzichte van het niveau van 2013 (56%); als belangrijkste redenen hiervoor wijst de Rekenkamer op vertragingen bij de aanbesteding van enquêtes en studies en lopende studies die naar verwachting overeenkomstig de planning zullen worden afgerond in 2015; wijst erop dat vertragingen inzake beleidskredieten soms het gevolg zijn van omstandigheden waarop EIGE geen vat heeft; dringt er bij EIGE op aan inspanningen te blijven leveren om deze vertragingen verder terug te dringen;

6.  wijst met tevredenheid op de goedkeuring van een strategisch plan voor interne controle 2015-2017 voor EIGE en de daarop aansluitende gedeeltelijke of volledige tenuitvoerlegging van acties in het bijbehorende actieplan;

7.  verwelkomt de productieve lopende samenwerking tussen EIGE en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid; verzoekt om meer interactie tussen de wetgevings- en niet-wetgevingsprioriteiten van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en het onderzoek van EIGE, eveneens rekening houdend met de gegevens van de gendergelijkheidsindex van EIGE;

8.  beveelt, op grond van de beschikbare feiten, aan om kwijting te verlenen aan de directeur van EIGE voor de uitvoering van de begroting van EIGE voor het begrotingsjaar 2014.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.1.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

22

5

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Daniela Aiuto, Maria Arena, Catherine Bearder, Malin Björk, Anna Maria Corazza Bildt, Iratxe García Pérez, Mary Honeyball, Vicky Maeijer, Angelika Mlinar, Angelika Niebler, Maria Noichl, Marijana Petir, Terry Reintke, Jordi Sebastià, Ernest Urtasun, Beatrix von Storch, Jadwiga Wiśniewska

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Izaskun Bilbao Barandica, Stefan Eck, Eleonora Forenza, Ildikó Gáll-Pelcz, Constance Le Grip, Clare Moody, Julie Ward

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Pedro Silva Pereira, Claudiu Ciprian Tănăsescu, Kristina Winberg

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

4.4.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

15

4

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Louis Aliot, Inés Ayala Sender, Dennis de Jong, Martina Dlabajová, Ingeborg Gräßle, Verónica Lope Fontagné, Monica Macovei, Dan Nica, Gilles Pargneaux, Georgi Pirinski, Petri Sarvamaa, Claudia Schmidt, Bart Staes, Marco Valli, Derek Vaughan, Anders Primdahl Vistisen, Tomáš Zdechovský

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Marian-Jean Marinescu

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Bodil Valero

  • [1]  PB C 409 van 9.12.2015, blz. 168.
  • [2]  PB C 409 van 9.12.2015, blz. 168.
  • [3]  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
  • [4]  PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9.
  • [5]  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
  • [6]  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.
  • [7]  PB C 409 van 9.12.2015, blz. 168.
  • [8]  PB C 409 van 9.12.2015, blz. 168.
  • [9]  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
  • [10]  PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9.
  • [11]  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
  • [12]  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.
  • [13]  Aangenomen teksten van die datum, P[8_TA(-PROV)(2016)0000].