VERSLAG over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling X - Europese Dienst voor extern optreden

12.4.2016 - (2015/2163(DEC))

Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Ryszard Czarnecki


Procedure : 2015/2163(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0136/2016
Ingediende teksten :
A8-0136/2016
Aangenomen teksten :

1. ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling X - Europese Dienst voor extern optreden

(2015/2163(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014[1],

–  gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014 (COM(2015)0377 – C8-0208/2015)[2],

–  gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2014, vergezeld van de antwoorden van de instellingen[3],

–  gezien de verklaring van de Rekenkamer[4] voor het begrotingsjaar 2014 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[5], en met name de artikelen 55, 99 en 164 t/m 167,

–  gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0136/2016),

1.  verleent de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Dienst voor extern optreden voor het begrotingsjaar 2014;

2.  formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Europese Dienst voor extern optreden, de Europese Raad, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Rekenkamer, de Europese ombudsman en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

2. ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling X – Europese Dienst voor extern optreden

(2015/2163(DEC))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling X - Europese Dienst voor extern optreden,

–  gezien artikel 94 en bijlage V van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0136/2016),

1.  is verheugd over het feit dat de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) zijn begroting zonder noemenswaardige materiële fouten is blijven uitvoeren en dat het totale foutenpercentage in de huishoudelijke begroting door de Rekenkamer is geraamd op 0,5 %;

2.  stelt vast dat de Rekenkamer geen significante tekortkomingen in de gecontroleerde systemen en het jaarlijkse activiteitenverslag heeft vastgesteld;

3.  verzoekt de EDEO zijn controlesystemen voor de tijdige aanpassing van de persoonlijke situatie van personeelsleden, die van belang kan zijn bij de berekening van gezinstoelagen, te verbeteren; maakt zich zorgen dat de toelagen voor personeelsleden in de voorgaande jaren reeds een punt van bezorgdheid waren en gepaard gingen met fouten; vraagt dat het Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten namens de EDEO ter zake striktere controles zou uitvoeren;

4.  verzoekt de EDEO zijn inspanningen voort te zetten om de tenuitvoerlegging van regels en procedures inzake overheidsopdrachten bij de delegaties te ondersteunen en te volgen, middels toegang tot advies, opleiding en begeleiding door het hoofdkantoor, met name ten aanzien van opdrachten voor veiligheidsdiensten;

5.  erkent dat inspanningen zijn gedaan om de controles vooraf en achteraf op operaties van de EDEO beter te structureren; verzoekt de EDEO in dat verband de geconstateerde foutenmarge bij de gecontroleerde vastleggingen en betalingen, die momenteel op 18 % wordt geraamd, te verkleinen;

6.  stelt vast dat de definitieve begroting voor het hoofdkwartier van de EDEO voor het jaar 2014 518,6 mln EUR bedroeg, hetgeen een verhoging van 1,9 % betekent in vergelijking met het vorige begrotingsjaar, en dat de begroting als volgt was verdeeld: 212,9 mln EUR voor het hoofdkwartier van de EDEO en 305,7 mln EUR voor delegaties van de Unie; merkt op dat de Commissie naast de eigen begroting van de EDEO ook 271 mln EUR heeft bijgedragen in de vorm van compensaties voor het beheer van Commissiepersoneel in het netwerk van delegaties;

7.  neemt nota van het feit dat op het hoofdkwartier van de EDEO 65 % van de middelen (ofwel 138,2 mln EUR) bestemd is voor de betaling van lonen en andere toelagen van statutair en extern personeel, en 14 % (ofwel 29,9 mln EUR) voor kantoren en verwante kosten, alsook computersystemen (inclusief systemen voor geheime informatie en uitrusting voor 12,7 % ofwel 27,1 mln EUR);

8.  constateert dat van de 305,7 mln EUR voor EU-delegaties 103,4 mln EUR (33,7 %) bestemd was voor lonen en toelagen voor statutair personeel, 59,8 mln EUR (19,6 %) voor extern personeel en externe diensten, 19 mln EUR (6.2 %) voor andere personeelsgebonden uitgaven, 103,1 mln EUR (33,8 %) voor gebouwen en 20,4 mln EUR (6,7 %) voor andere huishoudelijke uitgaven;

9.  merkt op dat de EDEO nu volledig verantwoordelijk is voor alle huishoudelijke uitgaven in verband met het functioneren van de delegaties, met uitzondering van de delegaties in de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS); herinnert eraan dat een gedegen begrotingsprocedure en met name een vereenvoudiging van de begroting een van de belangrijkste doelstellingen blijft op de korte termijn om de financiële procedures te stroomlijnen en de werking van de EDEO te consolideren;

10.  vraagt de EDEO de complexiteit en de rigiditeit die voortvloeien uit de huidige begrotingsmechanismen te verminderen, zodat het personeel van de delegaties flexibel maar efficiënt ingezet kan worden in het belang van de Unie;

11.  neemt kennis van het nieuwe organisatieschema en de bijbehorende rationalisering waarbij de voordien topzware managementstructuur is omgezet naar een systeem met minder hiërarchische niveaus; stelt niettemin vast dat het interne administratieve en financiële kader van de EDEO helaas nog altijd buitensporig ingewikkeld en rigide is; merkt op dat de EDEO door zijn huidige structuur in geval van een crisis niet in staat is snel te reageren, en dat ook de toegang tot cruciale informatie veel tijd vergt; vraagt de EDEO om samen met de Commissie, de Raad en de lidstaten een nieuwe hervorming voor te bereiden om zijn interne processen te stroomlijnen en zijn structuur te vereenvoudigen;

12.  blijft bezorgd over de aanhoudende onevenwichtigheden in het personeelsbestand van de EDEO met betrekking tot geslacht en nationaliteit; is ingenomen met de recente vorderingen, maar merkt op dat de verschillen tussen vrouwen en mannen, met name in de hogere rangen en het management, aanzienlijk blijven; betreurt het lage percentage vrouwen in leidinggevende functies in het EDEO-hoofdkwartier (16 %) en op posten van delegatiehoofd (23 %) en rekent op een beter evenwicht tussen mannen en vrouwen in de komende jaarverslagen; spreekt eens te meer zijn bezorgdheid uit over het onevenredige aantal hoge posten binnen de EDEO;

13.  vraagt de EDEO met klem om de formule tot vaststelling van het evenwicht tussen personeel dat afkomstig is van de lidstaten en van de instellingen van de Unie te herzien; benadrukt dat deze formule van toepassing moet zijn op alle niveaus van de hiërarchie, met name voor de delegatiehoofden, waar diplomaten van de lidstaten sterk oververtegenwoordigd zijn, met 59 van 128 delegatiehoofden (ofwel 46 %) uit de lidstaten, waarvan slechts 20 uit lidstaten die toegetreden zijn in 2004, 2007 en 2013; beschouwt deze oververtegenwoordiging als een verkeerd signaal aan de lidstaten die na 2004 tot de EU zijn toegetreden; is van mening dat er een betere verdeling van de vertegenwoordiging vanuit de lidstaten en de instellingen van de Unie, alsook vanuit de lidstaten onderling, nodig is om de diversiteit binnen de Unie te weerspiegelen;

14.  beklemtoont dat geografisch evenwicht, inzonderheid de verhouding tussen het aantal personeelsleden van een bepaalde nationaliteit en de grootte van de lidstaat, nog steeds een belangrijk element moet zijn in het personeelsbeheer, met name ten aanzien van de lidstaten die sinds 2004 tot de Unie zijn toegetreden, en die momenteel 18 % van het personeel van de EDEO in de rang van administrateur (AD) uitmaken, terwijl hun aandeel in de bevolkingscijfers 21 % bedraagt, en waar dus nog verbetering wordt verwacht;

15.  merkt op dat de EDEO de personeelssterkte op zijn hoofdkwartier in 2014 met 17 ambten heeft verminderd ingevolge de toepassing van de personeelsvermindering met 5 %;

16.  constateert dat de statutaire doelstelling dat tenminste een derde van het EDEO-personeel moet bestaan uit diplomaten uit de lidstaten in 2013 werd bereikt, en in 2014 met 33,8 % licht werd overschreden;

17.  merkt echter op dat het aantal gedetacheerde nationale deskundigen uit de lidstaten relatief hoog ligt (407 in 2014, waarvan 350 op het hoofdkwartier en 57 in de delegaties) en dringt aan op verduidelijking in verband met hun rechten, de financiële kosten voor de begroting van de EDEO en mogelijke problemen ingevolge belangenconflicten; meent dat een duidelijk beleid met betrekking tot gedetacheerde nationale deskundigen moet worden uitgetekend;

18.  pleit voor het voortzetten van het lopende proces van bezinning binnen de EDEO over de toekomst van de speciale vertegenwoordigers van de EU en hun relatie met de speciale gezanten en de EDEO;

19.  benadrukt dat het belangrijk is stappen te ondernemen om de zeven speciale vertegenwoordigers van de EU beter te integreren in de administratieve structuur en het hogere management van de EDEO, om interactie en coördinatie te verbeteren, synergieën te benutten en kostenefficiëntie te verzekeren; is ingenomen met de geleverde inspanningen wat betreft de noodzaak van een betere integratie van de speciale vertegenwoordigers van de EU en met de melding dat de EDEO hierover aan het onderhandelen is met de lidstaten; verzoekt om op de hoogte te worden gehouden van verdere ontwikkelingen in dit verband;

20.  benadrukt dat transparantie en verantwoording niet alleen voor het democratisch toezicht essentiële vereisten zijn, maar ook voor de degelijke werking en de geloofwaardigheid van onder de vlag van de Unie uitgevoerde missies; herhaalt dat het Parlement er belang aan hecht toezicht te houden op de verschillende missies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB);

21.  neemt kennis van de oprichting van gemeenschappelijke dienstencentra die zorgen voor gecentraliseerde ondersteuning van de civiele missies van het GVDB en de speciale vertegenwoordigers van de EU, zowel logistiek en administratief als bij aanbestedingen, en die tevens de inzetsnelheid en kostenefficiëntie van deze civiele missies verbeteren; constateert dat momenteel ook wordt gewerkt aan een missieondersteuningsplatform, waarbij echter overlappingen moeten worden voorkomen;

22.  toont zich verheugd dat ook in 2014 colocatieprojecten werden opgezet tussen delegaties van de Unie en lidstaten, met de ondertekening van 17 memoranda van overeenstemming, waardoor het totale aantal colocatieovereenkomsten op 50 komt te liggen; verzoekt de EDEO op deze weg voort te gaan en hierover geregeld bij de Commissie begrotingscontrole van het Parlement verslag uit te brengen;

23.  benadrukt dat de hoofden van de delegaties van de Unie zich als gevolg van de starheid van het Financieel Reglement nog steeds met te veel administratieve taken moeten bezighouden; stelt dat de hoofden van delegaties gepaste instrumenten ter beschikking moeten worden gesteld zodat zij de delegaties doeltreffend kunnen leiden en surveilleren zonder dat dit tot buitensporige administratieve lasten leidt; is in dit verband ingenomen met de besprekingen over de mogelijkheid om bepaalde taken van op afstand te verrichten en de mogelijkheid om regionale administratieve ondersteuningscentra op te richten die sommige van deze taken zullen verlichten en deel kunnen uitmaken van een ruimere toekomstige oplossing; herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de EDEO om alle oplossingen voor dit probleem te overwegen, teneinde schaalvoordelen te realiseren;

24.  spoort de EDEO ertoe aan om de coördinatie van en het toezicht op de plaatselijke consulaire samenwerking tussen de ambassades en consulaten van de lidstaten van de Unie te verbeteren en de mogelijkheid van consulaire dienstverlening via de delegaties van de Unie verder te onderzoeken; herhaalt zijn oproep aan de EDEO om een gedetailleerde analyse te verrichten van de financiële implicaties en de kostenbesparingen die kunnen worden gerealiseerd;

25.  vraagt de EDEO met klem te zorgen voor nauwere samenwerking en coördinatie en meer synergie op het vlak van activiteiten tussen de delegaties van de Unie en de ambassades van de lidstaten in het buitenland;

26.  maakt zich zorgen over de efficiëntie en de inspanningen op het vlak van de werkzaamheden van de delegaties van de Unie in het buitenland; vraagt de EDEO met klem zijn evaluatieprogramma voor de delegaties op geregelde tijdstippen voort te zetten en in zijn jaarlijks activiteitenverslag een overzicht te geven van de belangrijkste tekortkomingen en moeilijkheden die bij het functioneren van de verschillende EU‑delegaties worden vastgesteld, op basis van het actieplan dat na het evaluatiebezoek voor elke delegatie is opgesteld;

27.  is de mening toegedaan dat EU-delegatiehoofden tijdens hun aanwerving en opleiding vóór stationering regelmatig moeten worden herinnerd aan hun verantwoordelijkheid inzake beheer en toezicht, met het oog op de betrouwbaarheid van het beheer van de operaties van hun delegatie (belangrijkste managementprocessen, controlebeheer, inzicht en beoordeling van kernprestatie-indicatoren), en dat niet alleen aandacht mag uitgaan naar de politieke aspecten van hun taak;

28.  constateert dat acht delegaties een betrouwbaarheidsverklaring hebben opgesteld met een voorbehoud in verband met aanbestedingskwesties, gebrek aan personele middelen en/of extreme plaatselijke veiligheidsvereisten;

29.  meent dat de EU-delegatiehoofden duidelijke aanwijzingen moeten krijgen wat betreft de algemene operationele richtsnoeren voor het vaststellen van een voorbehoud en wat daarmee samenhangt, de elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij het formuleren van een voorbehoud, zoals financiële en reputatierisico's, operationele tekortkomingen, geconstateerde interne en externe beperkingen en de impact op het beheer van de financiering en betalingsoperaties; herinnert eraan dat bij het formuleren van een voorbehoud duidelijk moet worden aangegeven welke processen aanhoudende of tijdelijke tekortkomingen vertonen, en dat rekening moet worden gehouden met de werking, doelmatigheid en prestaties ten aanzien van de interne-controlesystemen;

30.  verwelkomt de effectieve toepassing van interne-controlesystemen als resultaat van het interne onderzoek dat in 2014 in het EDEO-hoofdkwartier en de delegaties werd verricht, met uitzondering van de kwestie van de continuïteit van de dienstverlening, waar de beheersprocedures nog aanzienlijk moeten worden verbeterd; wijst op het belang van een dynamische en holistische benadering bij de verwerking van beheersinformatie, prestatie-indicatoren en interne-controlesystemen, aangezien elk type informatie, op basis van internationaal erkende beste praktijken met het oog op de vaststelling van duidelijke beleidsdoelstellingen, bijdraagt tot de algemene kwaliteit en volledigheid van de beheersprocessen en aldus tot efficiëntie en effectiviteit van het beheer van het beleid van de Unie;

31.  verzoekt de EDEO en EuropeAid om, in hun hoedanigheid van gesubdelegeerde ordonnateurs voor de Commissie, het toezicht op de delegatiehoofden te versterken, teneinde hun aansprakelijkheid binnen de volledige toezichtsketen te verbeteren, middels kwalitatief hoogstaande en exhaustieve rapportering (het zogenaamde beheersverslag externe steun) in het kader van de opstelling van de jaarlijkse activiteitenverslagen van zowel EDEO als EuropeAid;

32.  vraagt de EDEO en EuropeAid met klem ervoor te zorgen dat de delegaties van de Unie actie ondernemen om de tekortkomingen die al tijdens de uitvoeringsfase in de programma's en projecten voor externe bijstand worden vastgesteld, te verhelpen, zodat de doelstellingen van lopende programma's en projecten kunnen worden bereikt en er zich geen vertragingen voordoen;

33.  vraagt dat de Commissie meer moeite doet om de uitstaande verplichtingen (reste à liquider/RAL, reste à contracter/RAC, reste à payer/RAP) te verminderen en de gemiddelde periode voor de uitvoering van projecten te verkorten;

34.  verheugt zich over het feit dat er in het kader van het Toezichtsverslag externe steun (External Assistance Monitoring Report, EAMR) voor 2015 verbeterde en duidelijker richtsnoeren zijn verstrekt waarmee het toezicht op de hoofden van delegaties is versterkt en die betrekking hebben op zowel verantwoordingsplicht als rapportagevereisten;

35.  wijst erop dat de aan het EAMR ontleende beoordelingen slechts een momentopname vormen van de situatie van ieder project aan het eind van een jaar, en dat de daadwerkelijke effecten van de vastgestelde problemen slechts aan het eind van een project kunnen worden beoordeeld.

36.  verwelkomt de ondertekening van de administratieve overeenkomst tussen het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de EDEO, in overeenstemming met de nieuwe OLAF-verordening die in werking is getreden;

37.  betreurt het feit dat de voorschriften en operationele richtsnoeren voor klokkenluiders in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid nog niet zijn voltooid; vraagt de EDEO met klem de voorschriften en operationele richtsnoeren voor klokkenluiders voor eind 2016 te voltooien en goed te keuren;

38.  is van mening dat de EDEO en de Commissie diensten moeten ontwikkelen ter ondersteuning van een snelle, doelmatige en consistente inzet van GVDB-missies, waarbij al het personeel voorafgaand aan de missie een opleiding krijgt met betrekking tot procedures en beleid van de Unie, alsook uitgebreide richtsnoeren voor operationele taken, waarbij maximaal gebruik wordt gemaakt van de bij vorige GVDB-missies opgedane ervaring om zo het delen van kennis en het creëren van synergieën tussen verschillende missies te vergemakkelijken;

39.  verzoekt de EDEO te zorgen voor meer verantwoording van zijn belangrijkste financiële instrument in Afghanistan, dat door het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (en door meerdere donoren gefinancierde trustfondsen in andere derde landen) beheerd wordt en kritiek krijgt over slecht management en een gebrek aan transparantie; benadrukt bovendien nogmaals het feit dat alle toepasselijke financieringskanalen voor toekomstige GVDB-missies, met inbegrip van Europese trustfondsen, op een efficiënte manier moeten worden gebruikt om te garanderen dat de beleidsdoelstellingen van de missie gehaald worden en er een degelijk financieel beheer is;

40.  benadrukt dat sommige GVDB-missies hoge veiligheidsgerelateerde kosten met zich meebrengen; onderstreept tegelijk dat een veilige werkomgeving van essentieel belang is voor de doeltreffende uitvoering van projecten en voor de rekrutering van gekwalificeerd personeel; vraagt de EDEO om in de begroting voor missies rekening te houden met veiligheidsgerelateerde uitgaven met als doel voldoende financiële middelen beschikbaar te maken voor de uitvoering van het feitelijke missiemandaat;

41.  verzoekt de Commissie en de EDEO in het bijzonder aandacht te besteden aan aanbestedings- en personeelsprocedures om te verzekeren dat deze in overeenstemming zijn met de operationele behoeften van het GVDB; wijst erop dat de uitwerking van projecten heeft geleden onder omslachtige aanbestedingsprocedures, wat tot mindere prestaties geleid heeft;

42.  spoort de EDEO aan om er ter verbetering van de duurzaamheid van de resultaten van GVDB-missies voor te zorgen dat duurzaamheidsaspecten in de operationele planning van alle activiteiten van een missie worden opgenomen door systematisch een beoordeling te maken van de plaatselijke behoeften en de capaciteit om resultaten te bestendigen;

43.  verzoekt de EDEO en de Commissie om GVDB-missies op voorhand grondiger af te stemmen op andere initiatieven en bilaterale missies van de Unie en internationale initiatieven met soortgelijke doelstellingen; roept in dit opzicht op tot meer samenwerking en coördinatie tussen de Unie en haar lidstaten om synergieën te bevorderen;

44.  herhaalt dat de lidstaten beter moeten samenwerken op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid teneinde kosten te besparen; benadrukt dat dit van cruciaal belang is voor de lidstaten om afdoend te reageren op gemeenschappelijke veiligheidsproblemen in een periode waarin deze duidelijk toenemen;

45.  stelt met spijt vast dat er nog altijd geen overkoepelende strategie en visie bestaat voor de EDEO, wat een snelle reactie op onverwachte gebeurtenissen in de huidige snel evoluerende wereld bemoeilijkt; vraagt de EDEO zijn toekomstvisie te verduidelijken om richting te geven aan zijn in andere opzichten onvoldoende gerealiseerde mandaat, en de instellingen en lidstaten van de Unie kwalitatief hoogstaande ondersteuning te bieden op het vlak van buitenlands beleid; vraagt in dit opzicht dat de EDEO deskundigheid opbouwt met betrekking tot wereldwijde thema's zoals de klimaatverandering en de zekerheid van de energievoorziening;

46.  dringt er bij de EDEO en de Commissie op aan de uit de zaak-Eulex getrokken lessen in nauwe coördinatie met het Parlement in praktijk te brengen en samen de aanbevelingen van het in opdracht van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter opgestelde verslag‑Jacqué uit te voeren en uitstaande kwesties aan te pakken;

47.  verzoekt de Rekenkamer in zijn volgende jaarverslag een evaluatie op te nemen van het gevolg dat de EDEO aan de aanbevelingen van het Parlement in deze resolutie heeft gegeven.

16.2.2016

ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken

aan de Commissie begrotingscontrole

inzake het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, afdeling X - Europese Dienst voor extern optreden

(2015/2163(DEC))

Rapporteur voor advies: Cristian Dan Preda

SUGGESTIES

De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie begrotingscontrole onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is verheugd over het feit dat de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) zijn begroting zonder noemenswaardige materiële fouten is blijven uitvoeren en dat het totale foutenpercentage in de huishoudelijke begroting is gedaald tot 0,5 %;

2.  blijft bezorgd over de aanhoudende onevenwichtigheden in het personeelsbestand van de EDEO met betrekking tot geslacht en nationaliteit; is ingenomen met de recente vorderingen, maar merkt op dat de verschillen tussen vrouwen en mannen, met name in de hogere rangen en het management, aanzienlijk blijven; spreekt eens te meer zijn bezorgdheid uit over het onevenredige aantal hoge posten binnen de EDEO;

3.  benadrukt dat de formule tot vaststelling van het evenwicht tussen personeel dat afkomstig is van de lidstaten en van de communautaire instellingen van toepassing moet zijn op alle niveaus van de hiërarchie, en met name ook voor de delegatiehoofden, waar diplomaten van de lidstaten sterk oververtegenwoordigd zijn; benadrukt verder dat er nog te veel een beroep wordt gedaan op gedetacheerde nationale deskundigen, waardoor de personeelsformule verder wordt uitgehold; dringt er bij de EDEO op aan het aantal gedetacheerde nationale deskundigen te verminderen;

4.  benadrukt dat de hoofden van EU-delegaties zich nog steeds met te veel administratieve taken moeten bezighouden als gevolg van de starheid van het Financieel Reglement; is in dit verband ingenomen met de besprekingen over het mogelijke proefproject voor de oprichting van een regionaal administratief ondersteuningscentrum voor Europa dat sommige van deze lasten zal verlichten en deel kan uitmaken van een ruimere toekomstige oplossing; herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de EDEO om alle oplossingen voor dit probleem te overwegen, inclusief mogelijke wijzigingen aan het Financieel Reglement, en benadrukt dat hoge normen wat de kwaliteit van goed financieel beheer betreft de overhand moeten krijgen;

5.  vraagt de EDEO de complexiteit en de rigiditeit die voortvloeien uit de huidige begrotingsmechanismen, te verminderen zodat het personeel van de delegaties flexibel maar efficiënt kan worden ingezet in het belang van de EU;

6.  benadrukt dat het belangrijk is stappen te ondernemen om de speciale vertegenwoordigers van de EU beter te integreren in de administratieve structuur van de EDEO om te zorgen voor kostenefficiëntie, synergieën te benutten en de coördinatie te verbeteren;

7.  herhaalt dat de lidstaten beter moeten samenwerken op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid teneinde kosten te besparen; benadrukt dat dit van cruciaal belang is voor de lidstaten om afdoend te reageren op gemeenschappelijke veiligheidsproblemen in een periode waarin deze duidelijk toenemen;

8.  wijst erop dat de Rekenkamer heeft benadrukt dat er gebreken blijven bestaan in het beheer van de gezinstoelagen, een opmerking die verschillende jaren op rij werd herhaald; dringt er bij de EDEO op aan maatregelen te treffen om deze tekortkomingen te verhelpen teneinde een herhaling in de toekomst te voorkomen;

9.  dringt aan op een snellere vaststelling van de operationele richtsnoeren met betrekking tot klokkenluiders;

10.  dringt er bij de EDEO en de Commissie op aan de uit de zaak-Eulex getrokken lessen in nauwe coördinatie met het Parlement ten uitvoer te leggen en samen de aanbevelingen van het door de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter bestelde verslag-Jacqué uit te voeren en uitstaande kwesties aan te pakken.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

16.2.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

40

8

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Lars Adaktusson, Michèle Alliot-Marie, Francisco Assis, Petras Auštrevičius, Goffredo Maria Bettini, Mario Borghezio, James Carver, Lorenzo Cesa, Javier Couso Permuy, Georgios Epitideios, Eugen Freund, Michael Gahler, Iveta Grigule, Richard Howitt, Tunne Kelam, Afzal Khan, Janusz Korwin-Mikke, Andrey Kovatchev, Ilhan Kyuchyuk, Ryszard Antoni Legutko, Barbara Lochbihler, Sabine Lösing, Ulrike Lunacek, Andrejs Mamikins, Tamás Meszerics, Francisco José Millán Mon, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Vincent Peillon, Alojz Peterle, Tonino Picula, Kati Piri, Andrej Plenković, Cristian Dan Preda, Jozo Radoš, Sofia Sakorafa, Charles Tannock, Eleni Theocharous, László Tőkés, Ivo Vajgl, Johannes Cornelis van Baalen, Hilde Vautmans

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Angel Dzhambazki, András Gyürk, Takis Hadjigeorgiou, Javi López, Juan Fernando López Aguilar, Antonio López-Istúriz White, Urmas Paet, Soraya Post, Traian Ungureanu

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

7.4.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

6

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Louis Aliot, Jonathan Arnott, Inés Ayala Sender, Dennis de Jong, Martina Dlabajová, Ingeborg Gräßle, Bogusław Liberadzki, Monica Macovei, Gilles Pargneaux, Georgi Pirinski, Petri Sarvamaa, Claudia Schmidt, Igor Šoltes, Bart Staes, Marco Valli, Derek Vaughan, Anders Primdahl Vistisen, Joachim Zeller

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Richard Ashworth, Andrey Novakov, Markus Pieper, Julia Pitera, Miroslav Poche, Patricija Šulin

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Luke Ming Flanagan, Arne Gericke, Siôn Simon, Claudiu Ciprian Tănăsescu

  • [1]  PB L 51 van 20.2.2014.
  • [2]  PB C 377 van 13.11.2015, blz. 1.
  • [3]  PB C 373 van 5.11.2015, blz. 1.
  • [4]  PB C 377 van 13.11.2015, blz. 146.
  • [5]  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.