AANBEVELING over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van vier jaar
25.4.2016 - (12773/2015 – C8-0354/2015 – 2015/0229(NLE)) - ***
Commissie visserij
Rapporteur: Gabriel Mato
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van vier jaar
(12773/2015 – C8-0354/2015 – 2015/0229(NLE))
(Goedkeuring)
Het Europees Parlement,
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (12773/2015),
– gezien het ontwerpprotocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van vier jaar (12776/2015),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43 en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), en lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8-0354/2015),
– gezien artikel 99, lid 1, eerste en derde alinea, en lid 2, en artikel 108, lid 7, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie visserij en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Begrotingscommissie (A8-0147/2016),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van het protocol;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Islamitische Republiek Mauritanië.
KORTE TOELICHTING
Achtergrond en kenmerken van het nieuwe protocol
De eerste visserijovereenkomst met Mauritanië dateert van 1989. Sindsdien hebben verschillende overeenkomsten er achtereenvolgens voor gezorgd dat Europese vaartuigen in Mauritaanse wateren konden vissen. In 2006 is de huidige Partnerschapsovereenkomst in werking getreden, die in 2012 werd verlengd voor een periode van twee jaar, tot eind 2014.
Na een lange onderhandelingsperiode hebben de Europese Unie en Mauritanië op 10 juli 2015 een nieuw protocol geparafeerd, waardoor Europese vissers gedurende een periode van vier jaar in Mauritaanse wateren kunnen vissen. Het protocol wordt sinds 16 november 2015 voorlopig toegepast en voorziet in vangstmogelijkheden van vaartuigen voor de visserij op schaaldieren, met uitzondering van langoesten en krabben, trawlers (andere dan vriesvaartuigen) en vaartuigen voor de visserij met de grondbeug op zwarte heek, vaartuigen voor de visserij op andere demersale vissoorten, vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen, vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel en met de drijvende beug, vriestrawlers voor de pelagische visserij en koelvaartuigen voor de pelagische visserij. De belangrijkste categorie is die van vriestrawlers voor de pelagische visserij, waarvoor een vangst van 247.000 ton wordt toegestaan op het vastgestelde totaal van 281.500 ton voor de hele vloot.
In het vorige protocol bedroeg het toegewezen quotum voor die laatste categorie 300.000 ton. Het werd dus aanzienlijk verlaagd om rekening te houden met het niveau van benutting door de vloot, wat rechtstreekse gevolgen heeft voor de financiële tegenprestatie die de Europese Unie aan Mauritanië zal betalen. Hoewel er minder vangstmogelijkheden zullen zijn, zal de vloot naar verwachting de toegestane hoeveelheden beter benutten, omdat er belangrijke wijzigingen zijn aangebracht in de technische voorwaarden die door Mauritanië zijn opgelegd en in de verplichting om Mauritaanse bemanningsleden in dienst te nemen.
Mauritanië heeft zich ertoe verbonden de quota die aan de Europese vloot zijn toegewezen te herzien in het kader van de gemengde commissie die op grond van de overeenkomst is ingesteld. De bedoeling hiervan is eventueel andere vangstmogelijkheden toe te kennen aan vriestrawlers voor de visserij op demersale vissoorten, op voorwaarde dat er overschotten zijn. Daardoor zou deze categorie van vaartuigen, die in het verleden al in dezelfde wateren actief was, naar Mauritanië kunnen terugkeren.
De financiële tegenprestatie die de Europese Unie jaarlijks aan Mauritanië zal betalen om voor Europese vaartuigen toegang te krijgen tot diens exclusieve visserijzone bedraagt 55 miljoen EUR, tegenover 67 miljoen EUR in het vorige protocol. Daarbij komt nog een financiële hulp van 16,5 miljoen EUR tijdens de hele looptijd van de overeenkomst (4,125 miljoen per jaar in de plaats van de 3 miljoen in het vorige protocol) om de duurzame ontwikkeling van de visserijsector en de bescherming van het milieu van de beschermde mariene kustgebieden te bevorderen. De sectorale steun is verhoogd om Mauritanië beter te ondersteunen bij het opzetten van haar nieuwe sectorstrategie voor de duurzame ontwikkeling van de visserijactiviteiten in het land.
De nieuwe overeenkomst biedt een oplossing voor enkele hiaten uit het vorige protocol, waarvan het nut veel te wensen overliet. Door de beperkingen die aan de vloot werden opgelegd, konden de vangstmogelijkheden slechts weinig benut worden. Bovendien zijn de vangstmogelijkheden sterk afgenomen nadat de visserij op koppotigen, een traditionele visserij voor de Europese vloot, werd stopgezet.
De zones voor de visserij op schelp- en schaaldieren en op kleine pelagische soorten zijn aangepast om de gelijktijdige aanwezigheid van de Europese en Mauritaanse vloten te verbeteren. De vangstmogelijkheden voor de visserij op zwarte heek met de trawl en met de grondbeug zijn uitgebreid.
Opmerkelijk is vooral de wijziging in de berekening van het aantal Mauritaanse bemanningsleden dat moet worden aangemonsterd op de Europese vaartuigen. Hoewel het percentage van 60 % wordt behouden, worden de functies die verband houden met de bediening van de machinerie niet meegerekend. Dit biedt een oplossing voor de problemen met betrekking tot het opleidingsniveau van de Mauritaanse zeelieden.
In het nieuwe protocol zijn eveneens verbeteringen opgenomen voor de visserij op over grote afstanden trekkende soorten. De vloot die op deze soorten vist, zal dit kunnen doen onder vergelijkbare voorwaarden als die van andere derde landen, aangezien de controle- en toegangsmaatregelen zijn geharmoniseerd met de maatregelen die zijn opgesteld voor de overige overeenkomsten voor tonijnvisserij.
Ook is er aanzienlijke verduidelijking aangebracht wat betreft de toepassing van de regel die de Europese vaartuigen verplicht 2 % van hun pelagische vangst af te staan ten voordele van behoeftige personen.
Verder bevat het protocol, voornamelijk in artikel 1, radicale wijzigingen die het wederzijdse vertrouwen moeten versterken en discriminatie van de Europese vloot ten opzichte van andere buitenlandse vloten moeten tegengaan. Op die manier moet worden gewaarborgd dat aan deze laatsten dezelfde voorwaarden voor instandhouding worden opgelegd als aan de communautaire vaartuigen. Ten behoeve van meer transparantie verbindt Mauritanië zich ertoe alle particuliere of openbare overeenkomsten met derde landen openbaar te maken. Daarnaast zal het de Europese vloot ook prioritaire toegang verlenen tot zijn overschotten.
Standpunt van de rapporteur
Het nieuwe protocol betekent een grote stap voorwaarts ten opzichte van het vorige. De nieuwe verplichtingen die Mauritanië is aangegaan op het gebied van transparantie en prioritaire toegang voor de Europese vloot moeten worden toegejuicht, na de bittere ervaring uit het verleden waarbij Mauritanië de visserij op koppotigen had opengesteld voor buitenlandse vloten, terwijl de Europese vloot de toegang werd geweigerd.
De overeenkomst met Mauritanië zou als voorbeeld kunnen dienen voor de akkoorden die de Europese Unie in de toekomst met andere derde landen zal ondertekenen. Om die reden spoort de rapporteur de Europese Commissie aan om bij alle bilaterale onderhandelingen eenzelfde transparantie te betrachten.
Door de looptijd van het protocol (momenteel het belangrijkste dat de Europese Unie met een derde land heeft ondertekend) uit te breiden naar vier jaar, zal een grotere stabiliteit worden gegarandeerd voor de vloot die in de Mauritaanse wateren vist.
Het verdwijnen van de categorie van koppotigen uit de vorige overeenkomst betekende een drastische verandering voor de Europese vloot, die zelfs aanleiding gaf tot het slopen van vaartuigen. Daarom vraagt de rapporteur aan de Commissie de situatie van deze populatie, evenals de strikte naleving van de prioritaire toegang voor de Europese vloot tot de visserijoverschotten van het land, zeer nauwlettend te volgen.
Om de geloofwaardigheid van het nieuwe protocol voor de Europese vissers te vergroten, is het bovendien van het grootste belang volledige zekerheid te bieden dat niet-communautaire vloten aan dezelfde technische voorwaarden worden onderworpen wat betreft instandhouding en beheer van de bestanden en dat Mauritanië eveneens gelijkwaardige financiële bepalingen hanteert ten aanzien van de door reders betaalde visrechten en de publieke financiële tegenprestaties.
Een ander zeer positief element is dat er een groter evenwicht is bereikt tussen de financiële tegenprestatie en de overeengekomen vangstmogelijkheden. Op die manier wordt de kosten-batenratio van de overeenkomst met Mauritanië aanzienlijk verbeterd. Ook de wijzigingen in de technische maatregelen dragen daartoe bij.
Door meer ondersteuning te bieden aan de plaatselijke visserij geeft de Europese Unie bovendien blijk van haar vastberaden inzet voor de ontwikkeling van de vloten van de landen waarmee ze overeenkomsten onderhoudt en van haar wens om het model van ecologische, economische en sociale duurzaamheid dat ze in haar visserijbeleid voorstaat, te exporteren.
De rapporteur erkent de inspanningen die de onderhandelaars hebben geleverd, maar betreurt het dat Mauritanië zich heeft verzet tegen aanlandingen in de haven van La Luz/Las Palmas, waardoor de Europese vloot verplicht is alle aanlandingen uit te voeren in Nouadhibou, wat een aanzienlijk nadeel betekent voor de werkgelegenheid in deze communautaire haven. De rapporteur dringt er bij de Europese Commissie op aan dit probleem aan te kaarten tijdens de bijeenkomsten van de gemengde commissie om een oplossing te vinden die aanlandingen in de havens van Gran Canaria mogelijk maakt. Op die manier kunnen betere omstandigheden worden geboden voor de controle van de vangsten, in afwachting van de beschikbaarheid van beter ontwikkelde infrastructuur in de Mauritaanse havens.
Bovendien zou deze commissie elke realistische mogelijkheid om de toegestane hoeveelheid vangsten voor de Europese vloot te verhogen, grondig moeten bestuderen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de groei van de bestanden en moet, indien haalbaar, de categorie van de koppotigen worden opgenomen, hoewel de visserij op deze soorten in een eerste fase zal worden beperkt tot experimentele doeleinden. Tevens zou de verhoging van de vangstmogelijkheden van schaaldieren voor trawlers moeten worden bestudeerd.
Verder dringt de rapporteur er bij de Commissie op aan duidelijke steun te bieden aan initiatieven tussen Mauritaanse en Europese exploitanten, zoals het MACAPEL-project, waarmee een bedrijfspartnerschap werd gecreëerd voor de ontwikkeling en de consolidering van een technologisch geavanceerde en duurzame productiestructuur voor de pelagische visserijsector en andere verwante activiteiten in Mauritanië.
In dit verband wordt herinnerd aan de resolutie van het Europees Parlement over de rol van het cohesiebeleid voor de ultraperifere regio's van de Europese Unie in de context van "Europa 2020" (2011/2195(INI)), waarin wordt gewezen op "de noodzaak om specifieke innovatieve formules te vinden die een reële regionale integratie aanmoedigen via gemeenschappelijke programma's en projecten tussen de UPR's en de aangrenzende niet-EU-landen".
Daarnaast benadrukt de rapporteur dat het Europees Parlement in zijn laatste initiatiefverslag over de externe dimensie van het GVB erop aandringt dat de onderhandelingen over bilaterale overeenkomsten met derde landen ten goede komen aan de ultraperifere regio's. De nabijheid van een aantal ultraperifere regio's bij de Mauritaanse wateren zou een specifieke behandeling van deze regio's in het kader van de visserijovereenkomst met dit land ruimschoots rechtvaardigen.
17.3.2016
ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking
aan de Commissie visserij
inzake het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van vier jaar
(12773/2015 – C8-0354/2015 – 2015/0229(NLE))
Rapporteur voor advies: Ignazio Corrao
BEKNOPTE MOTIVERING
Mauritanië is een van de armste, minst ontwikkelde landen ter wereld en staat op plaats 161 van de menselijke ontwikkelingsindex 2014, op een totaal van 187 landen. Van de bevolking leeft 42% onder de armoedegrens (cijfer: USAID).
De economie blijft zwak. Mauritanië kampt met een structureel voedseltekort omdat de landbouwgrond ten prooi valt aan woestijnvorming, de productiemiddelen beperkt zijn en slechts 0,5% van het land beschikbaar is voor landbouw. De economie is dan ook gericht op mijnbouw en visserij, waarbij deze laatste activiteit ca. 5 à 10% van het bbp per jaar oplevert. Het land beschikt over enkele van de meest visrijke wateren ter wereld, maar de mogelijkheid om de economie door middel van deze natuurlijke hulpbron te stimuleren wordt te weinig benut, en er worden maar weinig vangsten in Mauritaanse havens aangeland of ter plaatse verwerkt.
Van de bevolking is 30% werkloos (onder jongeren bedraagt het cijfer 42,9%). Het voorschrift in het protocol om Mauritaanse vissers aan te werven (60% van de bemanning voor schepen die op garnalen vissen en trawlers voor de pelagische visserij) is dan ook een goede zaak.
Begin 2015 had 20 à 30% van de bevolking te kampen met grote voedselonzekerheid (cijfer: Wereldvoedselprogramma van de VN). De voedselcrisis in de Sahel in 2012 leidde ertoe dat voor een derde van de Mauritaanse bevolking (ca. 1 miljoen personen) ernstige acute ondervoeding dreigde. Verder blijft de aanwezigheid in Mauritanië van meer dan 66 000 vluchtelingen uit Mali van invloed op de voedselsituatie, door de grotere druk op plaatselijke voedselvoorraden en hulpbronnen. In dit opzicht bevat het protocol een verplichting om 2% van de vangst van pelagische soorten onder behoeftige groepen te verdelen.
Het protocol geldt voor een periode van vier jaar, van 2015 tot 2019. Het heeft betrekking op diverse soorten. De financiële tegenprestatie beloopt 55 000 000 EUR per jaar voor toegang en een bijkomend bedrag van 4 125 000 EUR per jaar ter ondersteuning van de bevordering van duurzame visserij.
******
De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie visserij het Parlement aan te bevelen zijn goedkeuring te hechten aan het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van vier jaar.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
15.3.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
19 2 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Louis Aliot, Nicolas Bay, Ignazio Corrao, Doru-Claudian Frunzulică, Nathan Gill, Maria Heubuch, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Linda McAvan, Norbert Neuser, Maurice Ponga, Cristian Dan Preda, Lola Sánchez Caldentey, Elly Schlein, Pedro Silva Pereira, Eleni Theocharous, Paavo Väyrynen, Bogdan Brunon Wenta |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Louis-Joseph Manscour, Paul Rübig, Jan Zahradil, Joachim Zeller |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Michèle Rivasi, Estefanía Torres Martínez |
||||
16.3.2016
ADVIES van de Begrotingscommissie
aan de Commissie visserij
inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van vier jaar
(12773/2015 – C8-0354/2015 – 2015/0229(NLE))
Rapporteur voor advies: Eider Gardiazabal Rubial
KORTE TOELICHTING
Het protocol voor de periode 2012-2014 is op 15 december 2014 afgelopen. In afwachting van de ondertekening en de voorlopige toepassing van het nieuwe protocol zijn de visserijactiviteiten van de Europese vloot in de visserijzone van de Islamitische Republiek Mauritanië bijgevolg onderbroken.
Na machtiging door de Raad heeft de Europese Commissie namens de EU onderhandeld over de vernieuwing van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en Mauritanië. Na afloop van de onderhandelingen is op 10 juli 2015 een nieuw protocol geparafeerd. Het protocol heeft een looptijd van vier jaar en gaat in op de datum van voorlopige toepassing, i.e. op de datum van ondertekening van het protocol.
Het protocol is er in de eerste plaats op gericht om binnen de grenzen van het beschikbare overschot vangstmogelijkheden in de Mauritaanse wateren toe te kennen aan de vaartuigen van de Europese Unie, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke evaluaties, met name die van de Visserijcommissie voor het centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) en met inachtneming van het wetenschappelijke advies en de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT).
Voorts wordt beoogd om in het belang van beide partijen de samenwerking tussen de Europese Unie en Mauritanië te verstevigen met het oog op de instelling van een partnerschapskader voor de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid en de verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de Mauritaanse visserijzone. Om de Islamitische Republiek Mauritanië te ondersteunen bij het uitvoeren van haar nieuwe nationale sectorstrategie voor de duurzame ontwikkeling van visserijactiviteiten, is de sectorale steun verhoogd ten opzichte van de vorige periode.
De jaarlijkse financiële tegenprestatie bedraagt 59 125 000 EUR per jaar op basis van:
• totale toegestane vangsten van 261 500 ton voor de visserijcategorieën 1, 2, 3, 6 en 7 van het protocol en een referentietonnage van 20 000 ton voor de visserijcategorieën 4 en 5 van het protocol, wat overeenstemt met een bedrag van 55 000 000 EUR per jaar voor de toegang tot de visserijzone van Mauritanië en
• steun voor de ontwikkeling van het sectorale visserijbeleid van de Islamitische Republiek Mauritanië ten belope van 4 125 000 EUR per jaar. Deze steun is in overeenstemming met de doelstellingen van het nationale visserijbeleid van Mauritanië en met name met de behoeften van het land aan steun op het gebied van wetenschappelijke en technische samenwerking, opleiding, toezicht op de visserij, milieubescherming en ontwikkelingsinfrastructuur.
******
De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie visserij het Parlement aan te bevelen zijn goedkeuring te hechten aan het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van vier jaar.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE MEDEADVISERENDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
16.3.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
26 2 3 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jean Arthuis, Reimer Böge, Lefteris Christoforou, Jean-Paul Denanot, Gérard Deprez, José Manuel Fernandes, Eider Gardiazabal Rubial, Jens Geier, Esteban González Pons, Monika Hohlmeier, Anneli Jäätteenmäki, Bernd Kölmel, Zbigniew Kuźmiuk, Vladimír Maňka, Ernest Maragall, Siegfried Mureşan, Jan Olbrycht, Urmas Paet, Paul Rübig, Petri Sarvamaa, Patricija Šulin, Eleftherios Synadinos, Paul Tang, Indrek Tarand, Inese Vaidere, Marco Valli, Daniele Viotti, Marco Zanni, Auke Zijlstra, Stanisław Żółtek |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Nils Torvalds |
||||
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
19.4.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
21 2 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marco Affronte, Clara Eugenia Aguilera García, Renata Briano, Alain Cadec, Richard Corbett, Diane Dodds, Linnéa Engström, Ian Hudghton, Carlos Iturgaiz, Werner Kuhn, Gabriel Mato, Norica Nicolai, Ulrike Rodust, Remo Sernagiotto, Ricardo Serrão Santos, Isabelle Thomas, Ruža Tomašić, Peter van Dalen, Jarosław Wałęsa |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Izaskun Bilbao Barandica, Anja Hazekamp, Maria Lidia Senra Rodríguez |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Laura Ferrara |
||||