VERSLAG over de voordracht van Rimantas Šadžius voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer
24.5.2016 - (C8-0126/2016 – 2015/0805(NLE))
Commissie begrotingscontrole
Rapporteur: Bart Staes
ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de voordracht van Rimantas Šadžius voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer
(C8-0126/2016 – 2015/0805(NLE))
(Raadpleging)
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 286, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C8-0126/2016),
– gezien artikel 121 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0183/2016),
A. overwegende dat zijn Commissie begrotingscontrole de kwalificaties van de voorgedragen kandidaat heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde voorwaarden;
B. overwegende dat de Commissie begrotingscontrole de door de Raad voorgedragen kandidaat voor het lidmaatschap van de Rekenkamer op 23 mei 2016 heeft gehoord;
1. brengt positief advies uit over de voordracht van de Raad voor de benoeming van Rimantas Šadžius tot lid van de Rekenkamer;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, alsmеde aan de overige instellingen van de Europese Unie en de controle-instellingen van de lidstaten.
BIJLAGE 1: CURRICULUM VITAE VAN RIMANTAS ŠADŽIUS
OPLEIDING:
Hoger onderwijs:
2002 Afgestudeerd aan de rechtenfaculteit van de universiteit van Vilnius als jurist en met een masterdiploma rechten
1983 Afgestudeerd aan de faculteit chemie van de Lomonosov-rijksuniversiteit van Moskou (cum laude) als chemicus
BEROEPSERVARING:
Sinds 13 december 2012 Minister van Financiën van de Republiek Litouwen
2009-december 2012 Werkzaam bij een dienstverlener voor wetenschappelijke publicaties
Mei 2007-december 2008 Minister van Financiën van de Republiek Litouwen
Juli 2006-mei 2007 Ministerie van Financiën van de Republiek Litouwen, viceminister
December 2004-juli 2006 Ministerie van Volksgezondheid van de Republiek Litouwen, viceminister
November 2003-december 2004 Ministerie van Sociale Zekerheid en Arbeid, viceminister
EERDERE BEROEPSERVARING:
Wetenschappelijk onderzoek op het gebied van kwantumchemie en vastestoffysica, vertalingen, redactie en publicatie van wetenschappelijke literatuur; consultatie over boekhouding en belastingen
VREEMDETALENKENNIS:
Engels, Russisch, Pools, Duits (uitstekend), Frans (basiskennis)
PARTIJLIDMAATSCHAP EN LIDMAATSCHAP VAN NIET-GOUVERNEMENTELE ORGANISATIES:
Lid van de Sociaaldemocratische Partij Litouwen (bestuurslid van de LSDP)
Litouwse vereniging van natuurkundigen
HOBBY'S: Klassieke muziek, vreemde talen.
BIJLAGE 2: ANTWOORDEN VAN RIMANTAS ŠADŽIUS OP DE VRAGENLIJST
Beroepservaring
1. Gelieve uw beroepservaring op het gebied van overheidsfinanciën te vermelden, of dat nu ervaring is op het vlak van begrotingsplanning, begrotingsuitvoering of -beleid, begrotingscontrole of audits.
Sinds 2003 houden mijn beroepsactiviteiten nauw verband met overheidsfinanciën.
Als viceminister van Sociale Zekerheid en Arbeid was ik verantwoordelijk voor de sociale zekerheid en de budgettering van sociale bijstand. Een van de belangrijkste resultaten waar ik persoonlijk toe heb bijgedragen, betrof het opzetten van een specifieke vorm van staatssteun om kwetsbare groepen van de arbeidsbevolking te helpen een baan te vinden via zogenoemde sociale ondernemingen. Dit zijn een nieuwe soort particuliere ondernemingen die er specifiek op gericht zijn gehandicapten, langdurig werklozen, ex-gedetineerden enz. aan te werven. Daarnaast werd ik belast met bijzondere taken in verband met het toetredingsproces van Litouwen tot de Europese Unie in 2004, onder meer de uitvoering van projecten die met pretoetredingssteun van de EU werden gefinancierd, en de voorbereiding op de besteding van de structurele EU-steun tijdens de programmeringsperiode 2004-2006.
Een van mijn aandachtsgebieden bij het Ministerie van Volksgezondheid van de Republiek Litouwen was ervoor zorgen dat de gezondheidszorg werd gefinancierd via het staatsziekenfonds. Hiervoor werkte ik met de wetgeving die in middelen voorzag, d.w.z. ziekenfondsbijdragen betaald door natuurlijke en rechtspersonen, maar ik deed ook aan begrotingsplanning voor de financiering van verschillende gezondheidszorgverleners, waarbij de ingewikkelde betrekkingen tussen de particuliere en overheidsspelers uit de sector het hoofd moesten worden geboden. In dit kader had ik de gelegenheid om de financieringsstelsels voor de gezondheidszorg van een aantal andere landen uitvoerig te bestuderen.
Het Ministerie van Volksgezondheid was verantwoordelijk voor de uitvoering van door de EU gefinancierde projecten op gezondheidsgebied. Bij het Ministerie was ik destijds voorzitter van het comité voor projectselectie, waarin belangrijke aspecten van de middelenplanning, resultaatgerichtheid en verantwoord begrotingsbeheer werden besproken. Tijdens mijn ambtsperiode bij het Ministerie van Volksgezondheid zijn we ook begonnen met de opstelling van de strategie voor het gebruik van de EU-structuurfondsen voor de volgende programmeringsperiode (2007-2013), wat voor Litouwen een nieuwe fase inluidde met nieuwe uitdagingen voor de begrotingsplanning, waaronder resultaatindicatoren en sectoroverschrijdende beoordelingen van de doeltreffendheid van de EU-investeringen.
Ik heb deze activiteiten voortgezet bij het Ministerie van Financiën, eerst als viceminister en later als minister. Op drie gebieden waren grote inspanningen nodig bij de voorbereiding voor de nieuwe programmeringsperiode van de EU: ten eerste de opstelling van de strategiedocumenten (strategie- en operationele programma's) die de instellingen van een leidraad zouden voorzien voor de begrotingsplanning van EU-fondsen, ten tweede de instelling van een nieuw institutioneel kader voor het beheer van EU-fondsen in overeenstemming met de Europese wetgeving, en ten derde de integratie van de structurele EU-steun in de conventionele context van de nationale begroting. Hier wil ik in het bijzonder de ontwikkeling van een verbeterd auditsysteem voor de EU-structuurfondsen vermelden, waarbij de hoge controle-instantie van Litouwen, de Nationale Rekenkamer, betrokken was.
De succesvolle voorbereiding en tenuitvoerlegging van de programmeringsperiode 2007-2013 hebben een uitstekende basis gelegd voor de daaropvolgende periode (2014-2020).
Een ander aspect van mijn ervaring met overheidsfinanciën is de instelling van een kader voor fiscale discipline in Litouwen. Hiervoor zijn de voorbereiding en goedkeuring relevant van de wet betreffende fiscale discipline in 2007 en de constitutionele wet betreffende de tenuitvoerlegging van het begrotingspact in 2014 (in mijn tweede ambtstermijn als minister van Financiën), waarbij ik persoonlijk betrokken was. Een intelligente begrotingsplanning, met onder meer respectieve stimulansen voor instellingen en gemeenten, was van cruciaal belang voor de toetreding van Litouwen tot de eurozone in 2015.
Als minister heb ik altijd nauwlettend toegezien op een doeltreffende besteding van overheidsmiddelen op bepaalde terreinen, op de ontwikkeling van een resultaatgericht systeem voor de planning en evaluatie van begrotingsprogramma's en de versterking van de interne en externe controle van de uitgaven. Onder mijn leiding hebben tevens belangrijke positieve veranderingen plaatsgevonden bij het beheer van overheidsactiva en de exploitatie van overheidsbedrijven.
2. Wat zijn de belangrijkste successen die u tijdens uw loopbaan hebt geboekt?
Als minister van Financiën heb ik bijgedragen tot een verantwoord fiscaal beleid in Litouwen. Onder mijn leiding heeft het Ministerie van Financiën een nieuwe wettelijke basis gelegd (voornamelijk de wet betreffende fiscale discipline van de Republiek Litouwen en de constitutionele wet betreffende de tenuitvoerlegging van het begrotingspact) om het vertrouwen in de duurzaamheid van overheidsfinanciën op lange termijn te verbeteren en regels voor fiscale discipline voor de lange termijn vast te leggen, zodat duurzame economische groei wordt gewaarborgd. Als belangrijkste vernieuwing binnen het institutionele kader werden de taken van de onafhankelijke toezichthoudende instantie voor het begrotingsbeleid (de zogenaamde Fiscale Raad) toegewezen aan de Nationale Rekenkamer van de Republiek Litouwen. Deze autoriteit stelt een onafhankelijk advies op over het scenario van de economische ontwikkeling dat door het Ministerie van Financiën van de Republiek Litouwen is ontwikkeld en ze onderzoekt ontwerpbegrotingsplannen.
Een ander belangrijk werkterrein waaraan ik veel aandacht heb besteed, is de belastinginning. Rekening houdend met de wereldwijde praktijk en met aanbevelingen van internationale organisaties werd een aantal hervormingen en verbeteringen bij de belastingdienst ingevoerd. Het zogenaamde slimme stelsel voor belastinginning ging in Litouwen van start met de geautomatiseerde controles van btw-aangiften, waardoor risicobeoordeling, evaluatie van ondernemingspraktijken in realtime, uitvoering van kruiscontroles en een veel doeltreffender opsporing van gevallen belastingfraude en belastingontduiking in de toekomst mogelijk zou worden. Samen met een aantal andere administratieve maatregelen heeft dit geleid tot een aanzienlijk voordelige verandering in het bedrag geïnde belastingen als deel van het bbp, waardoor de begroting van de overheidssector 2015 bijna in evenwicht was.
Ik heb ook bijgedragen aan de hervorming van de boekhoud- en financiële staten in de overheidssector van Litouwen, waaronder in begrotingsinstanties, overheids- en gemeentebedrijven, instellingen en organisaties. De hervorming heeft ten doel in de overheidssector een op transactiebasis gevoerde boekhouding in te voeren, in overeenstemming met de wetgeving van de Republiek Litouwen en met de internationale boekhoudnormen en de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector. De hervorming is erop gericht een meer betrouwbare en transparante basis te leggen voor de planning en uitvoering van de begroting.
Een doeltreffender besteding van EU-fondsen in Litouwen was een van mijn belangrijkste persoonlijke doelstellingen. Het leidende beginsel "Investeren gaat voor beter besteden" werd tijdens het Litouwse voorzitterschap van de Raad van de EU duidelijk benadrukt en heeft veel weerklank gevonden. Tijdens de programmeringsperiode 2007-2013 was Litouwen één van de eerste landen in de EU die zich inzetten om financiële instrumenten ten uitvoer te leggen om de toegang tot financiën voor kmo's te verbeteren en energie-efficiëntieprojecten te financieren. De financiële instrumenten die we hebben vastgesteld (drie holdingfondsen en één financieel instrument ter garantie van de toegang van kmo's tot financiering en één holdingfonds voor energie-efficiëntieprojecten) hebben hun voordelen al bewezen – in sommige instrumenten zijn de fondsen al terugbetaald en meermaals geïnvesteerd. In 2014-2020 zullen wij naar verwachting de beste resultaten boeken met EU-fondsen door onze ervaringen in kaart te brengen, maar we zullen ook het budget voor de financiële instrumenten verdubbelen en de werkingssfeer ervan uitbreiden naar nieuwe gebieden (zoals vervoer, straatverlichting, de watervoorziening enz.). Het nationale investeringsplatform van de overheid VIPA is onder mijn toezicht in 2013 begonnen met zijn activiteiten, die gericht zijn op een efficiënt beheer van het kapitaal van de fondsen.
Onder mijn leiding hebben tevens belangrijke positieve veranderingen plaatsgevonden op het gebied van het beheer van overheidsbedrijven. Het Ministerie van Financiën is aandeelhouder van de grootste overheidsonderneming in Litouwen, Lietuvos Energija Group, een van de grootste energieproducenten in de Baltische landen. De structuur en het model van de corporate governance van de groep is uitgewerkt overeenkomstig de door het Ministerie van Financiën opgestelde richtsnoeren voor goed bestuur. Daarvoor hebben wij de meest geavanceerde internationale en nationale praktijken toegepast en gevolg gegeven aan de aanbevelingen van de OESO en de corporate-governancecode van de NASDAQ OMX op de beurs van Vilnius. Onze activiteiten worden momenteel uitgebreid tot vervoer en andere sectoren.
Ik had de eer om van juli tot december 2013 de voorzitter van de Raad Economische en Financiële Zaken van de Europese Unie (Ecofin) te zijn. Tot de voornaamste resultaten van het Litouwse voorzitterschap behoorden de tijdige totstandkoming van een akkoord over de EU-begroting voor 2014, over het cohesiebeleid 2014-2020 en over dossiers met betrekking tot financiële diensten en belastingen, alsook aanzienlijke vorderingen bij de totstandbrenging van de bankenunie. De overeenkomst over het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme was een van de belangrijkste mijlpalen in de ontwikkeling van een sterke en solide bankenunie. Daarnaast zou ik onze resultaten op auditgebied willen noemen, waar overeenstemming is bereikt over de hervorming van de Europese auditmarkt. Tot de belangrijkste elementen van deze overeenkomst behoren strengere regels voor auditors en auditbureaus, die er met name op zijn gericht de onafhankelijkheid van auditors ten opzichte van organisaties van openbaar belang te versterken en een grotere diversiteit op de momenteel door sterke concentratie gekenmerkte auditmarkt te garanderen.
Niet in de laatste plaats ben ik er trots op dat Litouwen tijdens mijn ambtsperiode en onder mijn leiding op 1 januari 2015 is toegetreden tot de eurozone. Op die dag werd Litouwen het 19e volwaardige lid van de eurozone, dat voortaan gebruik zou maken van de euro, de eenheidsmunt van de Europese Unie. De invoering van de euro betekent voor Litouwen een verdere integratie in de Europese Unie, die het land in economisch en politiek opzicht meer veiligheid en zekerheid biedt.
3. In hoeverre hebt u beroepservaring opgedaan bij internationale multiculturele en meertalige organisaties of instellingen die in andere landen dan uw thuisland gevestigd zijn?
Als lid van de Raad Ecofin, en in het bijzonder in mijn hoedanigheid van voorzitter van de Raadsformatie tijdens het Litouwse voorzitterschap van de Raad in de tweede helft van 2013, heb ik intensief met de lidstaten, het Europees Parlement, de Europese Commissie en andere belanghebbenden samengewerkt om de belangen van Europa en zijn burgers te behartigen op belangrijke gebieden als economische en financiële zaken, met name in het kader van het Europese cohesiebeleid en de EU-begroting. Het voorzitterschap vormde voor mij persoonlijk tegelijkertijd een uitdaging en een kans; uit deze ervaringen heb ik geleerd dat het mogelijk is de goede resultaten te bereiken die de Europese burgers van ons verwachten als wij, dat wil zeggen de lidstaten en de Europese instellingen, samenwerken.
Sinds 2012 ben ik tevens een gouverneur van tal van internationale financiële instellingen: de Wereldbankgroep, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Europese Investeringsbank (EIB) en de Nordic Investment Bank (NIB), en een plaatsvervangend gouverneur van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
Daarnaast neem ik deel aan de activiteiten van de Eurogroep en ben ik een gouverneur van het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM).
Hierdoor beschik ik over uitgebreide ervaring op het gebied van internationale en interculturele samenwerking.
4. Heeft men u kwijting verleend voor de managementtaken die u voorheen uitvoerde, indien een dergelijke procedure van toepassing is?
De kwijtingsprocedure waarin de Litouwse wetgeving voorziet, verschilt enigszins van die welke in het Europees Parlement van toepassing is. Het door de minister van Financiën namens de regering gepresenteerde jaarlijkse verslag over de uitvoering van de begroting wordt aan een audit onderworpen door de hoge controle-instantie en vervolgens gecontroleerd door de Seimas, het parlement van de Republiek Litouwen. Het parlement heeft de verslagen in alle gevallen waarin ik deze in mijn hoedanigheid van minister heb gepresenteerd en verdedigd, goedgekeurd door aanneming van de desbetreffende resoluties.
5. Welke van de door u vervulde functies waren het gevolg van een politieke benoeming?
Ik werd formeel benoemd tot viceminister op het Ministerie van Sociale Zekerheid en Arbeid, het Ministerie van Volksgezondheid en het Ministerie van Financiën op grond van een politieke benoeming door de respectieve ministers. In 2007 werd ik na het aftreden van de vorige minister door de eerste minister als minister van Financiën voorgedragen en vervolgens benoemd door de president van de Republiek. Ik ben er echter van overtuigd dat mijn benoeming in al deze gevallen meer aan mijn kwalificaties en vakbekwaamheid te danken was dan aan mijn politieke kleur.
In december 2012 werd ik voor een tweede ambtstermijn aangesteld als minister van Financiën. De kabinetsformatie na de algemene verkiezingen van 2012 werd sterk beïnvloed door het naderende voorzitterschap van de EU en de doelstelling van de nieuwe regering om de invoering van de eenheidsmunt van de EU terdege voor te bereiden. Mijn reputatie als zijnde onpartijdig, doeltreffend en deskundig was blijkbaar een belangrijke voorwaarde voor mijn voordracht als kandidaat voor het aanstaande ministerschap.
Er zij op gewezen dat ik nooit lid van het parlement ben geweest en mijn regeringsfuncties nooit heb gecombineerd met parlementaire activiteiten.
6. Wat zijn de drie belangrijkste beslissingen waarbij u tijdens uw loopbaan betrokken bent geweest?
De drie belangrijkste maatregelen waaraan ik met mijn inzet op beslissende wijze heb bijgedragen, zijn:
Invoering van de euro in Litouwen. De invoering hield niet alleen de enorme taak van de voorbereiding op de omschakeling in, in het kader waarvan ik de leiding gaf aan de ontwikkeling van het beheersysteem voor dat proces en het voorzitterschap bekleedde van de werkgroep op hoog niveau die verantwoordelijk was voor de aansturing van het proces. Ook moest een passend fiscaal en wettelijk kader worden opgezet. Ik heb altijd hoge prioriteit toegekend aan de invoering en handhaving van het kader voor fiscale discipline, waartoe de wet op de fiscale discipline van 2007 de aanzet gaf. Litouwen is erin geslaagd het begrotingstekort terug te dringen en de staatsschuld te stabiliseren en tegelijkertijd voor efficiëntere uitgaven en ontvangsten van overheidsondernemingen te zorgen.
Totstandbrenging van de bankenunie. Als voorzitter van de Raad Ecofin heb ik een centrale rol vervuld bij de totstandkoming van een langverwacht akkoord inzake het gemeenschappelijke afwikkelingsmechanisme, dat een belangrijke pijler van de bankenunie vormt. Deze overeenkomst was een echt hoogtepunt van het Litouwse voorzitterschap in 2013, dat consequent en geëngageerd bouwde aan een geloofwaardig Europa. Bovendien is tijdens mijn voorzitterschap overeenstemming bereikt met het Europees Parlement over twee verschillende onderdelen van de bankenunie: de Richtlijn herstel en afwikkeling van banken, waarin een kader is vastgesteld voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, zonder dat een beroep wordt gedaan op het geld van de belastingbetaler, en de Richtlijn depositogarantiestelsels, die moet waarborgen dat de fondsen van de regeling van toereikende financiële middelen zijn voorzien en dat de garantiebedragen snel worden uitbetaald aan deposanten met een deposito bij een in gebreke gebleven kredietinstelling.
Een doeltreffender beheer en een efficiëntere audit van EU-fondsen in Litouwen. De beheerautoriteit die belast is met het beheer van EU-fondsen in Litouwen is het Ministerie van Financiën, dat moet toezien op een doeltreffende en transparante tenuitvoerlegging van de EU-fondsen overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer. Als minister heb ik actief bijgedragen aan het opzetten van een doeltreffender institutioneel kader voor het beheer van de EU-fondsen in de programmeringsperiode 2007-2013 in overeenstemming met de EU-voorschriften en goede praktijken. Bijvoorbeeld: wij hebben besloten de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de auditprocedures voor EU-fondsen van het respectieve departement bij het Ministerie van Financiën over te dragen aan de Nationale Rekenkamer van Litouwen om de controle op de auditactiviteiten te versterken en de naleving van de beginselen en goede praktijken inzake de functionele scheiding tussen de auditor en de gecontroleerde (beheerautoriteit, bemiddelende instanties, certificeringsautoriteit) te waarborgen. Destijds beschikte de Rekenkamer reeds over uitgebreide ervaring met de audit van EU-fondsen en de jaarlijkse evaluatie van de werking van het beheer- en controlesysteem. De specifieke transformatie en een aantal andere wijzigingen van het institutionele kader voor het beheer van EU-fondsen in de programmeringsperiode 2007-2013 heeft voor een sterke verbetering van de audit van EU-fondsen en van de cultuur van goed financieel beheer in Litouwen gezorgd. Dit blijkt duidelijk uit het feit dat Litouwen van alle lidstaten een van de laagste foutenpercentages kent. Het systeem blijft van toepassing tijdens de programmeringsperiode 2014-2020.
Een andere innovatie die wij hebben ingevoerd, was de rechtstreekse integratie van verschillende andere instellingen – het Nationale Bureau voor Overheidsopdrachten, de Onderzoeksdienst voor Financiële Criminaliteit en de Mededingingsraad – in het beheersysteem voor EU-fondsen tijdens de programmeringsperiode 2014-2020, met het doel om specifieke controles te versterken en ongepast gebruik van EU-fondsen tegen te gaan. Dit institutionele stelsel is zeer doeltreffend gebleken.
Onafhankelijkheid
7. In het Verdrag wordt bepaald dat de leden van de Rekenkamer hun ambt "volkomen onafhankelijk" uitoefenen. Hoe zou u bij de uitoefening van uw toekomstige functie invulling geven aan deze verplichting?
Het onafhankelijkheidsbeginsel is een van de fundamentele beginselen waaraan auditors en auditinstanties moeten voldoen. Hoge controle-instanties kunnen zich alleen op objectieve en doeltreffende wijze van hun taken kwijten wanneer zij onafhankelijk zijn van de entiteit die zij controleren en wanneer zij worden beschermd tegen inmenging van buitenaf. De auditors moeten onafhankelijk blijven zodat hun verslagen onpartijdig zijn en door de beoogde gebruikers als zodanig kunnen worden beschouwd. Om te voldoen aan het onafhankelijkheidsbeginsel zou ik als lid van de Rekenkamer handelen in overeenstemming met de vereisten die zijn vastgelegd in het Verdrag, de ethische richtsnoeren voor de Europese Rekenkamer, de Gedragscode van toepassing op de leden van de Rekenkamer, het Reglement van orde van de Rekenkamer en de uitvoeringsbepalingen bij het Reglement van orde.
Bij de uitoefening van mijn taken als lid van de Rekenkamer zou ik mij onthouden van iedere handeling die mijn onafhankelijkheid zou beperken, zou ik elke situatie vermijden die kan leiden tot een belangenconflict en zou ik alle nodige maatregelen treffen om bedreigingen voor de onafhankelijkheid te voorkomen. Bij de uitoefening van mijn ambt zou ik objectief en constructief te werk gaan en geen instructies aanvaarden van regeringen of organisaties. Ik zou geen andere beroepsactiviteiten uitoefenen en in het bijzonder geen politiek mandaat aanvaarden.
8. Hebt u of hebben uw naaste familieleden (uw ouders, broers en zussen, wettelijke partner en kinderen) zakelijke of financiële belangen of andere verplichtingen waardoor een conflict met uw toekomstige taken zou kunnen optreden?
Nee. Mij zijn geen feiten bekend die tot een conflict met mijn toekomstige taken zouden kunnen leiden.
9. Bent u bereid om al uw financiële belangen en andere verplichtingen aan de president van de Rekenkamer te onthullen en ze openbaar te maken?
Ja, ik ben bereid om aan alle openbaarmakingsplichten die van toepassing zijn op de leden van de Rekenkamer te voldoen. Ik ben bereid de president van de Rekenkamer in te lichten over al mijn financiële belangen en andere verbintenissen en die zo nodig te publiceren. Op grond van mijn vroegere en huidige ambten in mijn land heb ik op basis van de toepasselijke wetgeving van de Republiek Litouwen betreffende de openbaarmaking van financiële belangen en andere verbintenissen door bepaalde ambtenaren, mijn financiële belangen en andere verbintenissen alsook die van mijn familieleden sinds 2003 regelmatig onthuld en gepubliceerd.
10. Bent u momenteel betrokken bij een gerechtelijke procedure? Zo ja, gelieve nadere bijzonderheden te verstrekken.
Nee, ik ben momenteel niet betrokken bij enige gerechtelijke procedure.
11. Hebt u een actieve of uitvoerende rol in de politiek, en zo ja, op welk niveau? Hebt u de afgelopen 18 maanden een politieke functie vervuld? Zo ja, gelieve nadere bijzonderheden te verstrekken.
Ik ben sedert 1990, dat wil zeggen sinds het herstel van de onafhankelijkheid van Litouwen, lid van de Sociaaldemocratische Partij Litouwen. Als minister van Financiën in de coalitieregering van Litouwen ben ik tevens lid van het partijbestuur. Ik heb echter nooit een uitvoerende functie op enig niveau bekleed, noch in deze partij, noch in andere politieke organisaties. Ik ben nooit tot lid van het parlement verkozen en heb nooit deel uitgemaakt van een parlementaire fractie, en ik heb ook niet deelgenomen aan de activiteiten daarvan. Alle ambten waartoe ik ben benoemd, heb ik bekleed op grond van mijn vakbekwaamheid.
12. Zou u een functie waarvoor u gekozen bent, of een actieve functie met verantwoordelijkheden in een politieke partij opgeven als u wordt benoemd tot lid van de Rekenkamer?
Ja, ik zou een functie waarvoor ik ben gekozen en elke actieve functie neerleggen indien ik word benoemd tot lid van de Rekenkamer. Ik zal gedurende mijn ambtstermijn als lid van de Rekenkamer geen functie van die aard aanvaarden.
13. Hoe zou u te werk gaan bij een zaak die verband houdt met een ernstige onregelmatigheid, of zelfs fraude en/of corruptie, waarbij personen uit uw lidstaat van herkomst betrokken zijn?
De EU-begroting bestaat uit geld van de belastingbetaler dat alleen mag worden gebruikt voor de uitvoering van het door de EU-wetgever vastgestelde beleid. Ik ben er sterk van overtuigd dat een overheidsbedrijf van welke aard dan ook zijn doelstellingen nooit volledig zal kunnen bereiken indien het gehinderd wordt door corruptie, fraude of onregelmatigheden. Indien ik gevallen van corruptie, fraude of andere ernstige onregelmatigheden zou vaststellen die negatieve gevolgen voor EU-fondsen kunnen hebben, hetzij voor de ontvangsten van de Unie, haar uitgaven of haar activa, zou ik daar streng tegen optreden en ervoor zorgen dat de gevallen aan OLAF of andere bevoegde autoriteiten worden gemeld, vanzelfsprekend in volledige overeenstemming met de voorschriften en procedures van de Rekenkamer. Wie of welke lidstaat hierbij betrokken is, Litouwen of een andere, zou van geen invloed zijn op mijn beslissing. Gelijke behandeling is en blijft ook in dit opzicht een van mijn belangrijkste persoonlijke drijfveren.
Uitoefening van het ambt
14. Wat zijn volgens u de belangrijkste kenmerken van een cultuur van goed financieel beheer in eender welke openbare dienst? Hoe zou de Rekenkamer hiertoe kunnen bijdragen?
Goed financieel beheer is een fundamenteel onderdeel van het concept van goed bestuur. Verantwoordingsplicht, transparantie en de rechtsstaat zijn alle even belangrijk voor goed bestuur in de overheidssector. Bij overheidsorganisaties moet een cultuur van goed financieel beheer de basis leggen voor optimale prestaties en continue verbetering. Een dergelijke cultuur omvat vier noodzakelijke elementen: leiderschap (waarden, een duidelijke visie, missie en doelstellingen), besluitvorming en structuur (duidelijke rollen en verantwoordelijkheden en een structuur die is afgestemd op de doelstellingen), mensen (doeltreffend beheer van personele middelen, met inbegrip van opleiding en kennisbeheer) en werkprocessen en systemen (doeltreffende en efficiënte werkprocessen en risicobeheersystemen).
Democratisch toezicht van de uitvoering van de begroting moet een centraal element in de verantwoordingsstructuur vormen, waarbij de belastingbetalers moeten worden geïnformeerd over de wijze waarop hun geld wordt besteed, of dit in overeenstemming met de toepasselijke regels en voorschriften gebeurt en, nog belangrijker, of met de besteding van hun geld de beoogde resultaten zijn bereikt.
Dit alles geldt ook voor de EU in het algemeen. In de EU is het concept van goed financieel beheer vastgelegd in de primaire wetgeving, namelijk het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin in artikel 317 is bepaald dat "de Commissie [...] de begroting in samenwerking met de lidstaten [uitvoert] overeenkomstig [...] het beginsel van goed financieel beheer" en dat "de lidstaten [...] met de Commissie [samenwerken] om te verzekeren dat de toegekende kredieten volgens het beginsel van goed financieel beheer worden gebruikt".
Vervolgens zijn de beginselen van goed financieel beheer in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie nader omschreven aan de hand van de "drie E's": zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid (Economy, Efficiency, Effectiveness). Zuinigheid betekent in dit verband dat de noodzakelijke middelen tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar worden gesteld aan de betrokken instelling; efficiëntie betekent dat de beste verhouding tussen de ingezette middelen en de verkregen resultaten wordt nagestreefd; en doeltreffendheid betekent dat de gestelde doelen en de beoogde resultaten worden bereikt.
Naast de bovengenoemde wettelijk vastgestelde beginselen van goed financieel beheer hebben de internationale ontwikkelingen andere kenmerken van goed bestuur met zich gebracht waaraan moderne overheidsdiensten moeten voldoen, zoals de aanvullende drie "E's": milieu, gelijkheid, ethisch gedrag (Environment, Equality, Ethics).
Mijns inziens kan de totstandbrenging van een sterke cultuur van goed financieel beheer op het gebied van EU-financiën ondanks het nogal kleinschalige karakter van de overeengekomen EU-begroting van doorslaggevend belang zijn voor de succesvolle verwezenlijking van de Europese idee. Hiervoor moeten de uitgaven uit de EU-begroting echter eerst duidelijke en zichtbare voordelen voor de EU en haar burgers opleveren die niet met enkel nationale middelen hadden kunnen worden bereikt, en dit in volledige overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Dit is precies wat het beginsel "waar voor je geld" op Europees niveau inhoudt. Maar al te vaak worden de EU-fondsen dusdanig ingezet dat zij de in een land beschikbare middelen slechts verhogen, zonder dat zij een bijzondere Europese waarde toevoegen. Of soms worden EU-fondsen gebruikt voor activiteiten die de lidstaten en de begunstigden ook zonder die middelen hadden uitgevoerd (meeneemeffect). Ten tweede wordt in vele gevallen nog steeds te veel nadruk gelegd op de besteding van de EU-fondsen (inputgerichte aanpak), waarbij vooral aandacht wordt besteed aan de regelmatigheid van de uitgaven, ongeacht de waarde van de behaalde resultaten.
In de programmeringsperiode 2014-2020 hebben zich reeds ingrijpende wijzigingen voorgedaan, die zowel voor de lidstaten als voor de Europese instellingen, met inbegrip van de Europese Rekenkamer, een uitdaging vormden. In het huidige meerjarige financiële kader 2014-2020 zijn specifieke elementen van goed financieel beheer ingevoerd (met een belangrijke bijdrage van het Litouwse voorzitterschap), zoals macro-economische voorwaarden, prestatiereserves, meer mogelijkheden voor vereenvoudiging, synergieën tussen de verschillende fondsen en de toepassing op grotere schaal van financiële instrumenten. Maar er is nog meer nodig. De totstandbrenging van een op prestaties gebaseerde EU-begroting is een prioriteit van de Commissie en mijns inziens kan de Rekenkamer eveneens als partner worden betrokken bij dit proces, zonder dat de instantie daardoor aan onafhankelijkheid inboet.
In Litouwen maken EU-fondsen bijna 15 procent van de totale overheidsuitgaven uit, zodat zij van beslissend belang zijn voor de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen. In mijn hoedanigheid van minister van Financiën was ik betrokken bij het opzetten van een resultaatgericht systeem voor het beheer en de controle van EU-fondsen. Litouwen behoort heeft een van de grootste, zo niet de grootste absorptiecapaciteit van EU-fondsen van alle lidstaten. Op het gebied van goed financieel beheer zijn mijn prioriteiten voor de programmeringsperiode 2014-2020 fraudepreventie, maar ook proportionele controles, administratieve vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten, en aandacht voor resultaten die op lange termijn een positief effect hebben op economische groei, werkgelegenheid en armoedebestrijding. Er zijn reeds positieve resultaten geboekt: volgens de auditdienst van de Nationale Rekenkamer liggen de restfoutenpercentages in het cohesiebeleid in Litouwen (bv. 0,42 procent in 2014) zelfs systematisch ver beneden de materialiteitsdrempel van 2 procent, wat een geweldige prestatie is vergeleken met het geaccumuleerde foutencijfer voor de hele EU, dat voor het cohesiebeleid bijvoorbeeld 5,7 bedroeg in 2014 volgens de ramingen van de Rekenkamer. Bovendien blijkt uit ex-postevaluaties dat de EU-fondsen een doorslaggevend positief effect hebben op de economie en de samenleving in Litouwen.
De Europese Rekenkamer speelt via haar audit- en andere werkzaamheden overduidelijk een unieke rol bij de versterking van de democratische legitimiteit en de duurzaamheid van de hele EU. Ik sta volledig achter de oproep van de Rekenkamer in het jaarverslag van vorig jaar voor een "geheel nieuwe aanpak" door EU- (en nationale) fondsen beter te investeren om rekening te houden met de wereldwijde uitdagingen waarmee Europa nu wordt geconfronteerd. Aan de andere kant moeten relevante auditresultaten van de Rekenkamer tijdig aan de beleidsmakers van de EU worden verstrekt en alle partijen moeten vervolgens zorgen voor een betere tenuitvoerlegging van de uit de audit afgeleide aanbevelingen.
Tot slot ben ik verheugd over de recente hervorming van de Rekenkamer die is voorgesteld in het kader van de strategie van de Rekenkamer voor de periode 2013-2017 en die de instelling door een verdere bevordering van goed bestuur in de Rekenkamer zelf moet omvormen tot een modernere organisatie. Ik hoop dat de Rekenkamer hierdoor in staat zal zijn flexibeler gebruik te maken van haar middelen en de procedures te stroomlijnen om relevantere en meer tijdige verslagen te kunnen opstellen. Het veranderingsproces moet een onderdeel zijn van een continue ontwikkeling waarbij alle leden van de Rekenkamer betrokken zijn en waarbij wordt gestreefd naar een proactieve bevordering van een cultuur van goed financieel beheer binnen de organisatie en in de gehele EU. Ik ben bereid hieraan een persoonlijke bijdrage te leveren.
15. Volgens het Verdrag moet de Rekenkamer het Parlement bijstaan in de uitoefening van zijn bevoegdheid voor controle op de uitvoering van de begroting. Hoe zou u de samenwerking tussen de Rekenkamer en het Europees Parlement (in het bijzonder de Commissie begrotingscontrole) verder verbeteren om zowel het overheidstoezicht op de algemene uitgaven als het rendement ervan te bevorderen?
Een controlesysteem dat op volledige samenwerking tussen parlementaire controle en overheidstoezicht berust, is van cruciaal belang. Ik ben er sterk van overtuigd dat de samenwerking tussen de Commissie begrotingscontrole van het Parlement en de Rekenkamer een essentieel onderdeel vormt van het overheidstoezicht op de besteding van het geld van de Europese belastingbetalers. De langdurige wederzijdse samenwerking tussen beide instellingen heeft tot goede praktijken geleid: regelmatige bijeenkomsten voor de presentatie van auditresultaten, overleg bij de selectie van auditthema's waaraan hoge prioriteit wordt gegeven, en de opstelling van een jaarlijks werkprogramma. Aangezien de wereld voortdurend verandert, moet echter worden gezocht naar betere samenwerkingsvormen en synergieën die voor beide partijen voordelen bieden bij de uitoefening van hun taken binnen het verantwoordingskader.
Het Parlement oefent zijn voornaamste taak van parlementaire controle op de uitvoerende macht, de Commissie, uit via de kwijtingsprocedure, waarbij het Parlement op basis van een aanbeveling van de Raad beslist of de Commissie haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting op bevredigende wijze heeft vervuld. Het jaarverslag van de Rekenkamer vormt samen met de speciale verslagen een essentiële basis voor deze procedure.
Passende regelingen voor de opstelling van het jaarverslag zijn van essentieel belang om een tijdige presentatie ervan aan het Parlement en de Commissie begrotingscontrole en een goede kwaliteit ervan te waarborgen. Door de opstelling van de jaarverslagen te vervroegen zou de Commissie begrotingscontrole meer tijd krijgen om ze te bestuderen. In dit verband kunnen verdere ondersteuning van en een meer systemische interactie met de aangewezen rapporteurs van het Parlement bij de opstelling van de kwijtingsverslagen zinvol zijn, wat ook geldt voor de speciale verslagen.
De waarde van de doelmatigheidscontroles is grotendeels afhankelijk van de relevantie en tijdige beschikbaarheid van de opgestelde speciale verslagen. De twee takken van de begrotingsautoriteit moeten op het juiste tijdstip van de meerjarige begrotingscyclus over de auditresultaten beschikken om een doeltreffende bijdrage tot het wetgevingsproces te kunnen leveren; anders sorteren de verslagen van de Rekenkamer niet het gewenste effect en worden schaarse middelen verspild. In dit verband is de nieuwe bepaling dat de speciale verslagen binnen een passende periode van ten hoogste 13 maanden moeten worden aangenomen een welkome ontwikkeling die een tijdige mededeling van de auditresultaten in de hand werkt en voor meer efficiëntie binnen de Rekenkamer zorgt.
Een belangrijk transversaal product van de Rekenkamer zijn de overzichten ("landscape reviews") die worden opgesteld op basis van het onderzoek en de opgebouwde ervaring met audits van de Rekenkamer. Ik beschouw dergelijke overzichten als aanvullend feitenmateriaal dat het wetgevings- en controleproces van het Parlement kan onderbouwen. Door, waar nodig, gebruik te maken van andere onderzoekscapaciteiten, zoals de onderzoeksdienst van het Parlement, kan de Rekenkamer verder werken aan de totstandbrenging van een solide onafhankelijk evaluatie-instrument.
Bovendien zou naast de samenwerking met de Commissie begrotingscontrole, en met haar ondersteuning, een intensievere samenwerking met de gespecialiseerde commissies van het Parlement kunnen worden bereikt die belangrijk en zinvol is. De relevante commissies zouden als aanvullend platform kunnen dienen in een besluitvormingsproces door zich over de verslagen van de Rekenkamer te buigen en met de Rekenkamer andere onderwerpen van gemeenschappelijk belang te bespreken.
Tot slot dient de Rekenkamer samen met de Commissie begrotingscontrole sterkere contacten te onderhouden met de Raad en de nationale parlementen, die eveneens politieke instanties zijn die toezicht houden op de EU-fondsen. Als lid van de Rekenkamer zou ik onder meer prioriteit geven aan een actieve betrokkenheid bij de werkrelaties met de nationale parlementen van de lidstaten en met de Raad. Mijns inziens zou dit kunnen bijdragen tot een betere verantwoording, meer inzicht en een grotere geloofwaardigheid van de EU.
16. Wat is volgens u de toegevoegde waarde van doelmatigheidscontroles en hoe moeten de bevindingen worden geïntegreerd in de beheerprocedures?
De Rekenkamer beschikt over een duidelijk mandaat om doelmatigheidscontroles uit te voeren. In artikel 287, lid 2, van het Verdrag is bepaald dat "de Rekenkamer onderzoekt [...] of een goed financieel beheer werd gevoerd". De Internationale Standaarden van hoge controle-instanties (ISSAI) bevatten uitvoerige richtsnoeren voor hoge controle-instanties met betrekking tot doelmatigheidscontroles, en de handleiding voor doelmatigheidscontroles van de Rekenkamer is dan ook terecht op die standaarden gebaseerd.
Een doelmatigheidscontrole is een onafhankelijk, objectief en betrouwbaar onderzoek naar de vraag of ondernemingen, systemen, acties, programma's, activiteiten of organisaties in overeenstemming zijn met de beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid en of er wellicht verbeteringen wenselijk zijn.
Zoals uit de hierboven weergegeven definitie van doelmatigheidscontroles valt op te maken, versterken doelmatigheidscontroles de openbare verantwoordingsplicht en stellen zij de hoge controle-instanties in staat de doelmatigheid van de openbare dienstverlening te verbeteren. Doelmatigheidscontroles vervullen een belangrijke functie voor de burgers en voor de gecontroleerde wetgevende en uitvoerende organen.
Het democratische beginsel is gebaseerd op het recht van de burgers om hun vertegenwoordigers ter verantwoording te roepen voor hun besluiten en acties. Overeenkomstig dit beginsel verwachten de burgers van de Unie dat zij op de hoogte worden gebracht van de wijze waarop overheidsmiddelen worden besteed en hoe doelmatig de openbare diensten functioneren. Doordat zij objectieve en betrouwbare informatie hierover verstrekken, dragen doelmatigheidscontroles bij aan de transparantie en verantwoordingsstructuur van de Unie als geheel.
Doelmatigheidscontroles hebben ook een belangrijke functie doordat zij beleidsmakers op de hoogte houden van de maatregelen van de uitvoerende organen en van de resultaten en uitkomsten van genomen besluiten. De twee wetgevende instanties van de EU, het Europees Parlement en de Raad van de EU, hebben betrouwbare en onafhankelijke informatie over de resultaten en gevolgen van programma's en besluiten nodig. Doelmatigheidscontroles vormen een unieke bron van informatie die onafhankelijk en objectief is en niet toerekenbaar is aan een politieke autoriteit, en dragen zodoende indirect bij tot het politieke besluitvormingsproces doordat zij geloofwaardig feitenmateriaal leveren.
Doelmatigheidscontroles stimuleren ontwikkeling en veranderingen in de overheidssector doordat zij nieuwe informatie opleveren en de aandacht vestigen op uiteenlopende uitdagingen. Met behulp van dergelijke controles kunnen ook problemen worden aangepakt die soms het mandaat van de gecontroleerde te buiten gaan omdat het om zuiver politieke agendapunten gaat. Op die manier dragen zij bij tot verbeteringen en hervormingen in de overheidssector. Zo kunnen doelmatigheidscontroles een toegevoegde waarde hebben die veel verder gaat dan een pure controlefunctie.
De toegevoegde waarde van de doelmatigheidscontroles van de Rekenkamer bestaat in het vermogen om het grotere geheel te overzien en goede praktijken op te sporen en te verspreiden, waardoor de Rekenkamer bijdraagt tot het openbaar toezicht op de uitvoering van de EU-begroting en een geïnformeerde besluitvorming over bestuurlijke regelingen, het ontwerp van beleid en programma's, en de toewijzing van de begrotingsmiddelen van de EU. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen vormen de belangrijkste onderdelen van een verslag van een doelmatigheidscontrole. En aan de bevindingen en conclusies van een controle moet gevolg worden gegeven. Wanneer in een verslag aanbevelingen worden gedaan, moeten deze haalbaar zijn in de praktijk en een toegevoegde waarde hebben, teneinde te kunnen bijdragen aan de verbetering van het financieel beheer bij de gecontroleerde entiteiten of in de overheidssector als geheel, doordat zij geld besparen, betere werkmethoden aandragen, verspilling voorkomen, kostenefficiënte doelstellingen helpen bereiken en op lange termijn positieve effecten sorteren. Een sterk verantwoordingskader moet echter worden aangevuld met een follow-up van de audit en een behoorlijke monitoring en tenuitvoerlegging van de in het kader van de audit gedane aanbevelingen.
De evaluatie en meting van het effect van de verslagen van doelmatigheidscontroles van de Rekenkamer zijn een noodzakelijk onderdeel van de verantwoordingscyclus. De in de speciale verslagen van de Rekenkamer gedane aanbevelingen vereisen een follow-up om vast te stellen welke maatregelen er zijn genomen en of er vorderingen zijn gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat de Rekenkamer de doeltreffendheid van haar auditverslagen zal verhogen door het toezicht op de tenuitvoerlegging van haar aanbevelingen verder te versterken. In het bijzonder zou de Rekenkamer een procedure kunnen invoeren waarbij de gecontroleerde instantie, de Commissie, gedetailleerde plannen voor de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de Rekenkamer ontwerpt en de Rekenkamer (met behulp van haar eigen geavanceerde gegevensbank) nagaat hoe de Commissie en de lidstaten hun verplichtingen inzake de tenuitvoerlegging van die plannen nakomen.
17. Hoe kan de samenwerking tussen de Rekenkamer, de nationale controle-instanties en het Europees Parlement (Commissie begrotingscontrole) worden verbeterd op het punt van de controle van de EU-begroting?
De Rekenkamer werkt samen met andere hoge controle-instanties, met name in het kader van de Internationale Organisatie van Hoge Controle-instanties (Intosai) en haar regionale Europese groep daarvan (Eurosai).
Op EU-niveau is het kader voor samenwerking met de nationale controleorganen vastgesteld in het Verdrag. In artikel 287, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat "de controle in de lidstaten [...] in samenwerking met de nationale controle-instanties [geschiedt]. De Rekenkamer en de nationale controle-instanties van de lidstaten werken samen in onderling vertrouwen en met behoud van hun onafhankelijkheid".
De lidstaten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van rond 80 procent van de EU-begroting. Vanzelfsprekend dienen hoge controle-instanties te worden betrokken bij de audit van de EU-fondsen in de betrokken lidstaat, zodat een controleketen ontstaat die tot de Commissie begrotingscontrole van het Parlement reikt. In het ideale geval en in overeenstemming met het "single audit"-beginsel zouden de hoge controle-instanties de respectieve nationale rekeningen en andere verslagen met betrekking tot het gebruik van EU-fondsen in de betrokken lidstaat kunnen controleren. De Rekenkamer zou zich vervolgens op de door de hoge controle-instantie verrichte werkzaamheden kunnen baseren en een deel van de zekerheid gebruiken om haar advies over de geconsolideerde rekeningen van de EU op te stellen. In de praktijk zijn hoge controle-instanties echter onafhankelijke nationale organen die verantwoording verschuldigd zijn aan de nationale parlementen en hun werkzaamheden verrichten in nationale kaders die van lidstaat tot lidstaat aanzienlijk verschillen. Er bestaat dus geen uniform model voor de door hoge controle-instanties te verrichten audits van EU-fondsen en de totstandkoming daarvan is pas haalbaar indien hierover politieke overeenstemming wordt bereikt en een desbetreffende rechtsgrondslag wordt gecreëerd. Sommige hoge controle-instanties controleren de nationale verklaringen inzake het gebruik van EU-fondsen in de betrokken lidstaat op vrijwillige basis. Sommige hoge controle-instanties fungeren als onderdeel van het interne controlekader voor EU-fondsen en brengen verslag uit aan de Commissie (bijvoorbeeld de Nationale Rekenkamer van Litouwen in haar hoedanigheid van controle-instantie voor het cohesiebeleid). Andere verrichten nationale nalevingscontroles of doelmatigheidscontroles waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de EU-fondsen.
Uit recente ontwikkelingen in de EU en de lidstaten in het algemeen en ontwikkelingen als gevolg van de financiële crisis en van de huidige mate van economische, budgettaire en monetaire integratie in het bijzonder komt naar voren dat een sterkere samenwerking tussen de Rekenkamer en de hoge controle-instanties van de lidstaten noodzakelijk is, hetzij op bilaterale basis of op een bredere basis, al naargelang de onderzochte kwesties. Het huidige, door het contactcomité geboden kader, waarbinnen de Rekenkamer een centrale rol speelt, biedt talloze mogelijkheden voor en vormen van samenwerking. Ik denk dat het contactcomité naast de verschillende activiteiten in het kader van de werkgroepen en taskforces proactiever zou kunnen optreden om audits in samenwerking met betrekking tot onderwerpen van gezamenlijk belang op te zetten, zoals de uitvoering van de Europa 2020-strategie, intracommunautaire btw-fraude, infrastructuur van de Europese wegennetten of corruptiebestrijding. De Commissie begrotingscontrole zou in dit verband de eindgebruiker zijn van dergelijke auditresultaten, waarbij de mogelijkheid bestaat uitvoeriger te debatteren over en stil te staan bij de onderwerpen van Europees belang. Een goed voorbeeld voor een dergelijke samenwerking zijn de gezamenlijke audits in het kader van hoofdstuk 3 van het jaarverslag 2014, waarin werd onderzocht hoe de Europa 2020-strategie tot uitdrukking komt in de door de Commissie en de lidstaten overeengekomen partnerschapsovereenkomsten en financieringsprogramma's.
De vermindering van audits van EU-fondsen die elkaar overlappen en dus te duur zijn, is een andere goede reden voor samenwerking. De Rekenkamer en de hoge controle-instanties van de EU dienen alle mogelijkheden te verkennen om dure overlappingen bij audits te voorkomen, in de eerste plaats door ervoor te zorgen dat auditors op elk niveau naar behoren kunnen vertrouwen op de door andere auditors verrichte werkzaamheden. De Rekenkamer en de hoge controle-instanties in de lidstaten zouden hun samenwerking moeten versterken om deze doelstelling te verwezenlijken.
18. Hoe zou u de verslaglegging van de Rekenkamer verder ontwikkelen teneinde het Europees Parlement van alle noodzakelijke informatie te voorzien met betrekking tot de juistheid van de gegevens die door de lidstaten aan de Europese Commissie worden verstrekt?
De Rekenkamer levert in het kader van haar bij het Verdrag en het Financieel Reglement vastgestelde mandaat drie soorten documenten: jaarverslagen, speciale verslagen en adviezen, en nu ook een vierde soort: overzichten ("landscape reviews"). Deze documenten van de Rekenkamer vormen een belangrijk onderdeel van de verantwoordingsketen van de EU doordat zij het Parlement en andere belanghebbenden van nuttige informatie voorzien ten behoeve van hun toezicht op de overheidsuitgaven.
De jaarverslagen bevatten hoofdzakelijk resultaten van financiële en nalevingsaudits met betrekking tot de EU-begroting en de Europese ontwikkelingsfondsen. In specifieke jaarverslagen leggen financiële en nalevingsaudits voor met betrekking tot agentschappen, gedecentraliseerde organen en andere instellingen van de EU.
Ik ben verheugd dat de Rekenkamer het jaarverslag is blijven ontwikkelen, zodat het inmiddels meer informatie bevat met het oog op een betere ondersteuning van de Commissie begrotingscontrole bij de kwijtingsprocedure: meer beoordelingen van de kwaliteit van de uitgaven en de doelmatigheid ervan, de stand van zaken rond de toezicht- en controlesystemen in afzonderlijke lidstaten en het begrotingsbeheer bij de Commissie. Door deze bijkomende informatie, die samen met de foutenpercentages voor de begrotingsontvangsten en -uitgaven, met inbegrip van de foutenpercentages voor de belangrijkste beleidsgebieden van de Unie, wordt verstrekt, wordt de in het verslag opgenomen zekerheidsverklaring aangevuld met informatie van meer kwalitatieve dan kwantitatieve aard.
Wanneer de Commissie de begroting onder gedeeld beheer uitvoert, moeten zij uitvoeringstaken aan de lidstaten delegeren. De lidstaten moeten alle noodzakelijke maatregelen treffen, waaronder wettelijke, regelgevende en administratieve maatregelen, om de financiële belangen van de Unie te beschermen en ervoor te zorgen dat acties die uit de begroting worden gefinancierd, naar behoren, doeltreffend en in overeenstemming met de regels worden uitgevoerd. De lidstaten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van circa 80 procent van de EU-begroting.
Het feit dat de betalingen uit de EU-begroting al 21 jaar op rij beduidend lijden onder fouten betekent dat de toezicht- en controlesystemen niet doeltreffend genoeg zijn, aangezien noch de Commissie noch de lidstaten in staat zijn gebleken om het foutenpercentage tot een aanvaardbaar niveau van minder dan 2 procent te verlagen.
Om verantwoording af te leggen over het financieel beheer van EU-fondsen moeten de lidstaten de volgende documenten overleggen: controleverslagen, jaarrekeningen, beheerverklaringen, jaarlijkse samenvattingen van de door hen verrichte audits en controles van de rechtmatigheid en regelmatigheid van de door het land ontvangen EU-fondsen, en auditadviezen. De Commissie erkent in haar syntheseverslag echter dat de betrouwbaarheid van de controleverslagen van de lidstaten een uitdaging blijft. De Commissie moet daarom een beter sanctiestelsel toepassen indien lidstaten onjuiste gegevens doorgeven in de controleverslagen, maar ook in hun andere verslagen. Volgens het Financieel Reglement moet de Commissie terreinen met aanhoudend hoge foutenpercentages analyseren, en vervolgens zwakke punten in de controlesystemen in kaart brengen, de kosten en baten van eventuele corrigerende maatregelen onderzoeken, en passende maatregelen nemen of voorstellen op het vlak van vereenvoudiging, verbetering van de controlesystemen en het opnieuw ontwerpen van programma's of uitvoeringssystemen zodra nieuwe gegevens beschikbaar zijn.
In dit verband gaat de aandacht van de Rekenkamer uit naar de beoordeling van de betrouwbaarheid van de gegevens en de zekerheid die door de Commissie zijn verstrekt op basis van het interne controlekader, waarvan de doeltreffendheid voornamelijk afhankelijk is van de kwaliteit van de door de lidstaten toegepaste systemen. De Rekenkamer moet de beoordeling van de werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot de nauwkeurigheid van de door de lidstaten verstrekte gegevens versterken en de Commissie begrotingscontrole voorzien van nuttiger informatie over de onderliggende oorzaken van de fouten en over specifieke maatregelen om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen (in de vorm van auditaanbevelingen en door de Commissie opgestelde uitvoeringsplannen die maatregelen omvatten ter verbetering van het preventief en corrigerend vermogen van toezicht- en controlesystemen). Daarnaast moet de Rekenkamer haar werkzaamheden voortzetten met betrekking tot de beoordeling van de wijze waarop Eurostat gegevens verzamelt in de lidstaten en hoe voor betrouwbare statistieken van hoge kwaliteit kan worden gezorgd om een geïnformeerde besluitvorming over het EU-beleid te ondersteunen.
Andere vraagstukken
19. Zou u uw kandidatuur intrekken indien het Parlement een ongunstig advies uitbrengt over uw benoeming als lid van de Rekenkamer?
Mijn voordracht als lid van de Europese Rekenkamer vond plaats volgens een democratische en transparante procedure, die de volgende elementen omvatte: de (unanieme) voordracht door de coalitieregering van de Republiek Litouwen, goedkeuring door de president van de Republiek en, tot slot, instemming door de plenaire vergadering van de Seimas, het parlement van de Republiek Litouwen. Mijns inziens is op grond van deze procedure ook mijn onafhankelijkheid van politieke invloeden uit mijn land gewaarborgd.
Ik ben van mening dat een constructieve en oprechte samenwerking met het Europees Parlement voor een lid van de Rekenkamer van het grootste belang is. Indien het advies van het Parlement over een kandidaat negatief uitvalt, zou dit in de weg staan van een soepele interactie tussen de betrokkene en het Parlement en zijn commissies als hij toch zou worden benoemd tot lid van de Rekenkamer.
Nog belangrijker is volgens mij echter dat de Europese Rekenkamer als instelling een duidelijke democratische legitimatie nodig heeft, die in grote mate zou worden versterkt indien het Europees Parlement, dat rechtstreeks is gekozen door de Europese burgers, een gunstig advies zou uitbrengen over de benoeming tot lid van de Rekenkamer. Indien het Europees Parlement grote bezwaren heeft of maakt tegen mijn benoeming als lid van de Rekenkamer, zal ik mijn regering bijgevolg verzoeken mijn voordracht in te trekken.
Ik ben ervan overtuigd dat ik het vertrouwen van het Europees Parlement verdien en dat ik mijn ambt bij de Europese Rekenkamer getrouw zal uitoefenen. Daarom hoop ik dat het Parlement een gunstig advies zal uitbrengen over mijn kandidatuur.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
23.5.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
16 3 0 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Nedzhmi Ali, Inés Ayala Sender, Zigmantas Balčytis, Ryszard Czarnecki, Martina Dlabajová, Luke Ming Flanagan, Ingeborg Gräßle, Georgi Pirinski, Claudia Schmidt, Bart Staes, Derek Vaughan, Tomáš Zdechovský |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Brian Hayes, Benedek Jávor, Marian-Jean Marinescu, Julia Pitera, Miroslav Poche, Patricija Šulin |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Daniela Aiuto, Claudiu Ciprian Tănăsescu |
||||