INTERIMVERSLAG over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de bekrachtiging door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie,van het Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, en betreffende de toetreding tot dat protocol, met betrekking tot aspecten in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken
30.5.2016 - (14112/2015 – C8-0409/2015 – 2015/0136(NLE))
Commissie juridische zaken
Rapporteur: Pavel Svoboda
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de bekrachtiging door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van het Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, en betreffende de toetreding tot dat protocol, met betrekking tot aspecten in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken
(14112/2015 – C8-0409/2015 – 2015/0136(NLE))
– gezien het ontwerp van besluit van de Raad (14112/2015),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens de artikelen 81 en 218, lid 6, onder punt (a) (v) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C8-0409/2015),
– gezien artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan de Verdragen[1],
– gezien het advies van het Hof van Justitie van 14 oktober 2014[2],
– gezien het Internationaal Verdrag van 1996 inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen (hierna: "het HNS-verdrag van 1996").
– gezien het Protocol van 2010 bij het HNS-verdrag van 1996 (hierna: het HNS-verdrag van 2010),
– gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2015)0305),
– gezien Besluit 2002/971/EG van de Raad van 18 november 2002 op grond waarvan de lidstaten werden gemachtigd in het belang van de Gemeenschap het HNS-verdrag van 1996 te bekrachtigen of tot dat verdrag toe te treden[3],
– gezien het voorstel voor een besluit van de Raad waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het Internationaal Verdrag van 1996 inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS-verdrag) te bekrachtigen of tot dit verdrag toe te treden (COM(2001)674),
– gezien Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken ('herschikking van de Verordening Brussel I')[4],
– gezien de verklaring van de Commissie naar aanleiding van de notulen van het Comité van permanente vertegenwoordigers en van de Raadsnotulen van 20 november en 8 december 2015[5],
– gezien de publicatie van de scheepvaartsector van 18 september 2015 waarin de lidstaten worden opgeroepen het Protocol van 2010 bij het HNS-Verdrag zo spoedig mogelijk te bekrachtigen of tot dit protocol toe te treden, overeenkomstig de door de Commissie voorgestelde benadering[6],
– gezien artikel 99, lid 3, van zijn Reglement,
– gezien het interimverslag van de Commissie juridische zaken (A8-0190/2016),
A. overwegende dat met het HNS-verdrag van 2010 wordt beoogd verantwoordinsgplicht vast te leggen en te garanderen dat een passende, snelle en doeltreffende vergoeding wordt betaald voor verlies van of schade aan personen, eigendommen of het milieu, voortvloeiende uit het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee, door middel van het gespecialiseerde internationale HNS-compensatiefonds;
B. overwegende dat de volgende beginselen ten grondslag liggen aan de verdragen van de Internationale Maritieme Organisatie, met inbegrip van het HNS-verdrag van 2010: risicoaansprakelijkheid van de reder, verplichte verzekering om schade aan derden te dekken, regresrecht van personen die schade ondervinden tegen de verzekeraar, beperking van de aansprakelijkheid en, in het geval van olie en gevaarlijke en schadelijke stoffen, een speciaal compensatiefonds dat de schade vergoedt als die hoger is dan de maximumaansprakelijkheid van de reder;
C. overwegende dat met het verdrag daarom enerzijds wordt beoogd praktische invulling te geven aan het beginsel 'de vervuiler betaalt' en aan het beginsel dat preventieve maatregelen genomen moeten worden wanneer mogelijk sprake is van milieuschade, waarmee het verdrag binnen het Uniebeleid en algemene beginselen inzae milieu valt; overwegende dat het verdrag er anderzijds toe strekt regels te stellen inzake schade als gevolg van vervoer over zee, alsook regels ter voorkoming of beperking van dergelijke schade, waarmee het verdrag binnen het kader van het Uniebeleid voor vervoer valt;
D. overwegende dat het HNS-verdrag van 2010 de bevoegdheid regelt van de rechtbanken van de staten die partij zijn inzake vorderingen tegen de reder of zijn verzekeraar of tegen het gespecialiseerde HNS-compensatiefonds door personen die door het verdrag gedekte schade hebben geleden, en tevens regelingen bevat inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van uitspraken van rechtbanken in staten die partij zijn bij het verdrag;
E. overwegende dat uit het voorstel van de Commissie (COM(2015)0305) blijkt dat het sluiten van het HNS-verdrag 2010 dus zorgt voor overlap met de werkingssfeer van de herschikte Verordening Brussel I;
F. overwegende dat de herschikte Verordening Brussel I voorziet in verschillende bevoegdheidsgrondslagen, waarbij hoofdstuk IV van het HNS-Verdrag tegelijkertijd een zeer restrictieve regeling bevat inzake bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging, waarmee eisers een gelijk speelveld wordt gegarandeerd en wordt toegezien op uniforme toepassing van de regels inzake aansprakelijkheid en compensatie;
G. overwegende dat enerzijds de specifieke aard van de bevoegdheidsregeling van het HNS-verdrag 2010, die ertoe strekt te waarborgen dat slachtoffers van ongevallen kunnen profiteren van duidelijke procedurele regelingen en rechtszekerheid – hetgeen leidt tot effectievere claims bij rechtbanken – en anderzijds de verwachte juridische en praktische moeilijkheden die zich zullen voordoen bij toepassing van een afzonderlijke wettelijke regeling binnen de Unie naast de regeling die geldt voor andere partijen bij het HNS-verdrag van 2010, een uitzondering op de algehele toepassing van de herschikking van de Verordening Brussel I rechtvaardigen;
H. overwegende dat Denemarken is vrijgesteld van de toepassing van titel V van het derde deel van het VWEU en niet deelneemt aan de vaststelling van het voorgestelde besluit van de Raad met betrekking tot aspecten van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken;
I. overwegende dat de overlapping tussen het HNS-verdrag 2010 en de regels van de Unie inzake justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken de rechtsgrondslag vormde voor Besluit 2002/971/EG, aangezien het HNS-verdrag 2010 het HNS-verdrag 1996 wijzigde en de gevolgen van het HNS-verdrag 2010 voor de regels van de Unie beoordeeld moeten worden in het licht van de werkingssfeer en de regelingen van Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn)[7], die sinds de vaststelling van Besluit 2002/971/EG deel is gaan uitmaken van de rechtsorde van de EU;
J. overwegende dat de milieuschade of de onmiddellijke dreigingen dat dergelijke schade ontstaat die onder het HNS-verdrag van 2010 vallen zodra dit verdrag in werking treedt, buiten de werkingssfeer vallen van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn (artikel 4, lid 2, en bijlage IV van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn);
K. overwegende dat het HNS-verdrag van 2010 voorziet in de risicoaansprakelijkheid van de reder voor schade ten gevolge van het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen die onder het verdrag vallen, en de reder verplicht een verzekering af te sluiten of een andere financiële zekerheid te nemen ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade die onder het verdrag valt, waarbij een verbod wordt gesteld op elke andere claim tegen de reder, tenzij deze in overeenstemming is met dit verdrag (artikel 7, leden 4 en 5);
L. overwegende dat, tenzij alle lidstaten binnen hetzelfde tijdsbestek het HNS-verdrag 2010 bekrachtigen of tot dit verdrag toetreden, het risico bestaat dat de scheepvaartsector tegelijkertijd onder twee wettelijke regelingen komt te vallen – een Unieregeling en een internationale regeling, hetgeen tevens kan leiden tot een verschillende behandeling van slachtoffers van vervuiling, zoals kustgemeenschappen, vissers, enz., en indruist tegen de geest van het HNS-verdrag 2010;
M. overwegende dat de in bijlage IV van de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn genoemde andere verdragen inzake de internationale maritieme organisatie effectief zijn gebleken, aangezien zij een evenwicht hebben gevonden tussen ecologische en commerciële belangen door duidelijke toespitsing van de aansprakelijkheid, waarbij normaliter geen onzekerheid bestaat over de vraag wie de aansprakelijke partij is, alsook door de invoering van verplichte verzekeringen en snel werkende schadevergoedingsmechanismen, die niet uitsluitend beperkt zijn tot milieuschade;
1. verzoekt de Raad en de Commissie de volgende aanbevelingen in overweging te nemen:
(i) erop toe te zien dat de uniformiteit, integriteit en effectiviteit van gemeenschappelijke EU-regelingen niet negatief worden beïnvloed door de internationale verplichtingen die worden aangegaan door bekrachtiging van of toetreding tot het HNS-verdrag van 2010, overeenkomstig de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie[8];
(ii) in dit verband meer aandacht te besteden aan het feit dat de herschikking van de Verordening Brussel I en het HNS-verdrag 2010 elkaar overlappen wat betreft de procedure die van toepassing is op claims en gerechtelijke procedures die op grond van voornoemd verdrag worden ingediend of gevoerd voor de rechtbanken van staten die partij zijn bij het verdrag;
(iii) erop toe te zien dat de mogelijkheid van een conflict tussen de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn en het HNS-verdrag van 2010 tot een minimum beperkt wordt door alle benodigde maatregelen te nemen, zodat de exclusiviteitsclausule als bedoeld in artikel 7, leden 4 en 5 van het HNS-verdrag 2010, op grond waarvan geen andere claim tegen de reder kan worden ingediend tenzij deze in overeenstemming is met voornoemd verdrag, ten volle wordt nageleefd door de bekrachtigende of toetredende lidstaten;
(iv) erop toe te zien dat het risico wordt verlaagd op het ontstaan en bestendigen van een concurrentienadeel voor de landen die klaar zijn om toe te treden tot het HNS-verdrag van 2010 ten opzichte van de landen die dit proces wellicht wensen te vertragen en alleen gebonden blijven aan de milieuaanspakelijkheidsrichtlijn;
(v) erop toe te zien dat een einde komt aan het permanent naast elkaar bestaan van twee regelingen inzake maritieme aansprakelijkheid – een EU-regeling en een internationale regeling – hetgeen leidt tot fragmentatie van Uniewetgeving en tevens een duidelijke toespitsing van de aansprakelijkheid in gevaar brengt, en kan leiden tot langdurige en kostbare gerechtelijke procedures ten nadele van slachtoffers en van de scheepvaartsector;
(vi) in dit verband erop toe te zien dat de lidstaten expliciet verplicht worden tot het nemen van alle noodzakelijke stappen waarmee zij een concreet resultaat kunnen boeken, namelijk de bekrachtiging van of toetreding tot het HNS-verdrag van 2010 binnen een redelijk tijdsbestek, dat niet langer dan twee jaar mag zijn na de inwerkingtreding van het besluit van de Raad;
2. concludeert dat dit interimverslag de Raad en de Commissie een extra mogelijkheid biedt om gevolg te geven aan de in paragraaf 1 geformuleerde aanbevelingen;
3. verzoekt zijn Voorzitter zich in te zetten voor verdere besprekingen met de Commissie en de Raad;
4. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.
- [1] PB C 326 van 26.10.2002, blz. 299.
- [2] Advies van het Hof van Justitie van 14 oktober 2014, 1/13, ECLI:EU:C:2014:2303.
- [3] PB L 337 van 13.12.2002, blz. 55.
- [4] OJ L 351, 20.12.2012, p.1.
- [5] Nota punt 13142/15.
- [6] Online te raadplegen op: http://www.ics-shipping.org/docs/default-source/Submissions/EU/hazardous-and-noxious-substances.pdf.
- [7] Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56).
- [8] Advies van het Hof van Justitie van vrijdag 19 maart 1993, 2/91, ECLI:EU:C:1993:106, punt 25; Arrest van het Hof van 5 november 2002, Commissie van de Europese Gemeenschappen / Koninkrijk Denemarken, C-467/98, ECLI:EU:C:2002:625, punt 82. Advies van het Hof van Justitie van dinsdag 7 februari 2006, 1/03, ECLI:EU:C:2006:81, punten 120 en 126; Advies van het Hof van Justitie van 14 oktober 2014, 1/13, ECLI:EU:C:2014:2303.
TOELICHTING
Het Parlement heeft een brief d.d. 17 december 2015 ontvangen met daarin het verzoek zijn goedkeuring te hechten aan het ontwerp voor een besluit van de Raad over de ratificatie en toetreding door de lidstaten namens de Unie tot het Protocol van 2010 bij het HNS-Verdrag.[1] Bij ontstentenis van een REIO-clausule (clausule inzake een regionale organisatie voor economische integratie) in de tekst van het verdrag en van het protocol, sluiten de lidstaten namens de Unie deze internationale overeenkomst af nadat de Raad op voorstel van de Commissie daartoe toestemming heeft verleend en het Parlement zijn goedkeuring heeft gegeven (artikel 218, lid 6 onder a), VWEU). De rapporteur stelt een interimverslag voor, zodat met de Raad en de Commissie naar een positief resultaat kan worden toegewerkt. De rapporteur acht het onjuist dat het Parlement zijn goedkeuring verleent voordat de uniformiteit, integriteit en effectiviteit van de Uniewetgeving is gewaarborgd, alsmede de naleving van het fundamentele beginsel van de bevoegdheidstoedeling binnen de EU.
Het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen van 1996 is het laatste verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding ten gevolge van het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS), met inbegrip van vloeibaar aardgas (LNG) en vloeibaar petroleumgas (LPG), dat nog niet is geratificeerd. Op basis van de ervaring met soortgelijke internationale regelingen inzake aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van andere activiteiten op zee, zoals het vervoer van olie door tankschepen, heeft de IMO dit internationaal verdrag, als gewijzigd bij het Protocol van 2010, vastgesteld om het stelsel van overeenkomsten inzake aansprakelijkheid in het zeevervoer aan te vullen met een gespecialiseerd instrument. Het HNS-verdrag van 1996 en het Protocol van 2010 bij het HNS-verdrag zijn nog niet in werking getreden.
Volgens het HNS-verdrag van 2010 is de eigenaar van een HNS-schip aansprakelijk voor eventuele schade ten gevolge van een incident in samenhang met HNS-vervoer over zee aan boord van dat schip. Er zijn beperkte uitzonderingen op de risicoaansprakelijkheid van de eigenaar, waarbij de eigenaar verplicht is een verzekering af te sluiten of een andere financiële zekerheid te nemen ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade die onder dit verdrag valt. Belangrijker is de instelling van een gespecialiseerd schadevergoedingsfonds voor uitkering van een vergoeding aan elke persoon die schade heeft geleden in samenhang met HNS-vervoer over zee, voor zover die persoon geen volledige en passende schadevergoeding heeft kunnen krijgen van de reder en zijn verzekeraar. Er is een maximaal bedrag van 250 miljoen rekeneenheden beschikbaar (ongeveer 310 miljoen EUR tegen de huidige wisselkoersen), dat is gebaseerd op een uitgebreid stelsel van bijdragen aan het HNS-fonds door personen die in elke staat die partij is, gevaarlijke en schadelijke stoffen ontvangen.
In hoofdstuk IV van het HNS-verdrag is een regeling vastgesteld inzake de bevoegdheid van rechtbanken, alsmede de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, waarmee de werkingssfeer van het verdrag overlapt met de regeling in de herschikking van de Brussel I Verordening. Bij de beoordeling van het verschil tussen de twee bevoegdheidsregelingen wordt duidelijk dat het HNS-verdrag een veeleer restrictieve bevoegdheidsregeling kent die een contrast vormt met de diverse bevoegdheidsgrondslagen waarin de herschikking van de Verordening Brussel I voorziet.
De rapporteur begrijpt dat in het licht van de zeer specifieke aard van de bevoegdheidsregeling van het HNS-verdrag 2010 - die voortkomt uit een poging om 'forum shopping' tegen te gaan, waarbij de gelijke behandeling van indieners van een claim wordt gewaarborgd en tevens een degelijk beheer van de rechtsgang wordt gegarandeerd door vermijding van de moeilijkheden die gepaard gaan met het regelen van dezelfde zaken waarbij dezelfde deskundigen, getuigen en verweerders betrokken zijn, voor verschillende rechtbanken binnen verschillende jurisdicties, alsmede vanwege de verwachte juridische en praktische moeilijkheden bij de toepassing van afzonderlijke bevoegdheidsregelingen binnen de Unie naast de regelingen die gelden voor andere staten die partij zijn bij het HNS-verdrag 2010, een uitzondering op de algehele toepassing van de herschikking van de Verordening Brussel I gerechtvaardigd is.
D regels inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding bij ongevallen met HNS-schepen op zee zullen met de sluiting van het Protocol van 2010 bij het HNS-verdrag overal in de EU op dezelfde manier worden toegepast, zo heeft de rapporteur begrepen. Bovendien zullen er voldoende middelen zijn om de slachtoffers van dergelijke ongevallen te vergoeden. Daarom is de rapporteur van mening dat niet regionale oplossingen maar een internationale regeling met het oog op waarborging van uniforme toepassing in de hele EU van de regelingen inzake aansprakelijkheid en vergoeding in verband met ongevallen veroorzaakt door schepen die HNS over zee vervoeren, geschikter is gezien de aard van de scheepvaart als een wereldwijd opererende sector met grensoverschrijdende effecten.
In het licht van het grote aandeel HNS-ladingen in het vrachtvervoer over zee, het feit dat de scheepvaartsector overal ter wereld actief is en de grensoverschrijdende gevolgen die ongelukken waarbij HNS-ladingen betrokken zijn waarschijnlijk hebben, is de rapporteur van mening dat het in de belang van de gehele Unie is wanneer een homogene aansprakelijkheidsregeling van toepassing wordt op milieuschade die voortvloeit uit het vervoer van HNS over zee, waarbij deze regeling alleen tot stand kan komen wanneer de Raad en de Commissie de aanbevelingen van het Parlement naar behoren in overweging nemen.
De rapporteur benadrukt dat het huidige interimverslag niet beschouwd moet worden als een beletsel voor de totstandbrenging van een uniforme aansprakelijkheidsregeling, maar als een poging om dit zo effectief en eerlijk mogelijk te laten gebeuren, waarbij geen enkele afbreuk wordt gedaan aan de uniformiteit, integriteit en doeltreffendheid van de gemeenschappelijke EU-regelingen en zonder buitensporige verschillen te creëren tussen de slachtoffers van vervuiling (bijvoorbeeld kustgemeenschappen, vissers, enz.), en de scheepsvaartsector.
Daarom wil de rapporteur de dialoog aangaan met de Raad en de Commissie om een coherent EU-beleid te ontwikkelen op het gebied van aansprakelijkheid en vergoeding voor milieuschade die voortvloeit uit het vervoer van HNS over zee.
- [1] SGS15/14576 wat betreft Besluit 14112/15.
UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE
Datum goedkeuring |
24.5.2016 |
|
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
21 0 2 |
|||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Max Andersson, Marie-Christine Boutonnet, Jean-Marie Cavada, Kostas Chrysogonos, Therese Comodini Cachia, Mady Delvaux, Rosa Estaràs Ferragut, Laura Ferrara, Enrico Gasbarra, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Sajjad Karim, Dietmar Köster, Gilles Lebreton, Jiří Maštálka, Emil Radev, Julia Reda, Evelyn Regner, József Szájer, Axel Voss, Tadeusz Zwiefka |
||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Daniel Buda, Angel Dzhambazki, Stefano Maullu |
||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2) |
Jens Nilsson |
||||