VERSLAG over het onderwerp "Naar een nieuwe opzet van de energiemarkt"

21.6.2016 - (2015/2322(INI))

Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteur: Werner Langen


Procedure : 2015/2322(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A8-0214/2016
Ingediende teksten :
A8-0214/2016
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het onderwerp "Naar een nieuwe opzet van de energiemarkt"

(2015/2322(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 114 en 194,

  gezien het akkoord van Parijs van december 2015 gesloten op de 21e Conferentie van de Partijen (COP 21) bij het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering,

  gezien de mededeling van de Commissie van 15 december 2011 getiteld "Stappenplan Energie 2050" (COM(2011)0885),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 5 november 2013 getiteld "De interne elektriciteitsmarkt tot stand brengen en daarbij overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten" (C(2013)7243) en het werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld "Generation Adequacy in the internal electricity market - guidance on public interventions" (SWD(2013)0438),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 9 april 2014 getiteld "Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020"[1],

–  gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2014 getiteld "Het werkprogramma van de Commissie voor 2015 - Een nieuwe start" (COM(2014)0910),

  gezien de mededeling van de Commissie van 15 juli 2015 getiteld "Een 'new deal' voor energieconsumenten" (COM(2015)0339),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 25 februari 2015 getiteld "Pakket voor de energie-unie – Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering" (COM(2015)0080),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 25 februari 2015 getiteld "Bereiken van het streefcijfer van 10 % voor de interconnectie van elektriciteit – Het Europese elektriciteitsnet voorbereiden voor 2020" (COM(2015)0082),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 15 juli 2015 getiteld "Startsein voor een openbare raadpleging over de nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt" (COM(2015)0340),

–  gezien de conclusies van de Raad van 23 en 24 oktober 2014 over het kader voor het klimaat- en energiebeleid tot 2030, 

–  gezien de conclusie van de Raad van 19 maart 2015 over de energie-unie,

–  gezien de conclusies van de Raad van 26 november 2015 over het governancestelsel van de energie-unie,

–  gezien Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators[2],

  gezien Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003[3],

–  gezien Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009[4],

–  gezien Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad ("Richtlijn oneerlijke handelspraktijken")[5],

–  gezien Verordening (EU) nr. 256/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie, houdende vervanging van Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96 van de Raad[6],

–  gezien Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen[7],

–  gezien Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad[8],

–  gezien het derde energiepakket,

–  gezien zijn resolutie van 19 juni 2008 over een Europees Handvest betreffende de rechten van de energieconsument[9],

–  gezien zijn resolutie van 14 maart 2013 over het Stappenplan Energie 2050, een toekomst met energie[10],

–  gezien zijn resolutie van 4 februari 2014 over de lokale en regionale gevolgen van de ontwikkeling van slimme netwerken[11],

–  gezien zijn resolutie van 14 oktober 2015 over "Op weg naar een nieuwe internationale klimaatovereenkomst in Parijs"[12],

–  gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van de Richtlijnen 2001/77/EG en 2003/30/EG[13],

–  gezien Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG[14],

–  gezien zijn resolutie van 10 september 2013 over een effectief werkende interne energiemarkt[15],

–  gezien zijn resolutie van 15 december 2015 getiteld "Op weg naar een Europese energie-unie"[16],

–  gezien zijn resolutie van 15 december 2015 over het bereiken van het streefcijfer van 10 % voor de interconnectie van elektriciteit – Het Europese elektriciteitsnet voorbereiden voor 2020[17],

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A8-0214/2016),

A.  overwegende dat de plannen van de Commissie met betrekking tot de elektriciteitsmarkt moeten leiden tot een echte markttransformatie, een bijdrage moeten leveren aan de efficiëntie, de voorzieningszekerheid en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en interconnectoren, en de voltooiing van de Europese interne energiemarkt moeten waarborgen;

B.  overwegende dat de integratie van de energiemarkten, in combinatie met de integratie van alle marktspelers, waaronder de prosumenten, de in het Verdrag verankerde doelstelling van een zekere, haalbare, efficiënte en duurzame energievoorziening dichterbij zal brengen;

C.  overwegende dat het energiesysteem van de toekomst flexibeler moet zijn om de klimaat- en energiedoelstellingen te kunnen bereiken en dat dit investeringen in elk van de vier flexibiliteitsoplossingen vereist: flexibele productie, netontwikkeling, vraagflexibiliteit en opslag;

D.  overwegende dat meer dan de helft van alle elektriciteit in de EU wordt opgewekt zonder dat daarbij broeikasgassen ontstaan;

E.  overwegende dat bij de integratie van de elektriciteitsmarkten moet worden voldaan aan artikel 194 VWEU, dat bepaalt dat het Europese energiebeleid erop gericht is de werking van de energiemarkt en de continuïteit van de energievoorziening te waarborgen en energiebesparing, de ontwikkeling van hernieuwbare energie en de interconnectie van energienetten te stimuleren; overwegend dat het een nationale bevoegdheid van de lidstaten blijft om hun energiemix te bepalen en de voorwaarden voor het gebruik van hun energiebronnen vast te stellen;

F.  overwegende dat de positieve ervaringen met multilaterale samenwerking model staan voor een grotere regionale verantwoordelijkheid voor de markt (bijv. regionale initiatieven voor voorzieningscoördinatie (RSCI's), zoals Coreso of TSC (samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders), het Pentalaterale Energieforum, de Groep op hoog niveau inzake interconnecties voor Zuidwest-Europa, het Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied (BEMIP), de gemeenschappelijke multinationale reserve- en compensatiemarkten in de Noordse regio en de koppeling van de markten in Centraal- en Oost-Europa); overwegende dat deze initiatieven regels inhouden die een tijdige toewijzing van capaciteiten waarborgen als signaal voor investeringen in minder vervuilende installaties;

G.  overwegende dat een aantal lidstaten een tekort aan opwekkingscapaciteit voorzien dat in de nabije toekomst het gevaar van stroomuitval met zich brengt indien niet voor de nodige back-upsystemen wordt gezorgd;

H.  overwegende dat nationale capaciteitsmarkten de integratie van de elektriciteitsmarkten bemoeilijken en haaks staan op de doelstellingen van het gemeenschappelijk energiebeleid, en pas als laatste redmiddel zouden mogen worden ingezet nadat alle andere opties zijn onderzocht, waaronder een grotere interconnectie met buurlanden, vraagresponsmaatregelen en andere vormen van regionale marktintegratie;

I.  overwegende dat Europa zich ertoe heeft verbonden de energietransitie tot een goed einde te brengen en met name de integratie van hernieuwbare energiebronnen te vergemakkelijken, wat een grotere behoefte aan flexibiliteit en de invoering van marktregelingen voor voorzieningszekerheid vereist;

J.  overwegende dat de in de Verdragen vastgestelde doelstelling van energiezekerheid van essentieel belang zal zijn voor de consolidering van de energie-unie, en dat er dus passende instrumenten ter waarborging van de energiezekerheid moeten worden gehandhaafd en/of ingevoerd;

K.  overwegende dat het van fundamenteel belang is dat het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) met andere specifieke financieringsbronnen voor energie, zoals de Connecting Europe Facility, wordt gecombineerd om te waarborgen dat overheidsinvesteringen in de nodige maatregelen voor een betrouwbare, duurzame en concurrerende energiemarkt zo doeltreffend mogelijk zijn;

L.  overwegende dat een sterkere samenwerking op regionaal vlak beslist noodzakelijk is en als katalysator voor een diepere marktintegratie op Europees niveau moet dienen;

M.  overwegende dat accijnzen op energie, hoge belastingen, lukrake prijsregulering, een sterke marktconcentratie, administratieve lasten, subsidies, een gebrek aan grensoverschrijdende samenwerking en interconnectoren in sommige regio's en een ontoereikend vraagzijdebeheer een goed werkende interne markt voor elektriciteit in de weg staan en daardoor voor vertraging zorgen bij de volledige marktintegratie van hernieuwbare energiebronnen;

N.  overwegende dat alle marktdeelnemers aan het evenwicht van het systeem dienen bij te dragen teneinde een zo groot mogelijke zekerheid van de elektriciteitsvoorziening tegen redelijke kosten voor de samenleving en het bedrijfsleven te waarborgen;

O.  overwegende dat de voorzieningszekerheid kan worden verbeterd en een eind kan worden gemaakt aan energie-eilanden als de bestaande knelpunten doelgericht worden aangepakt door de interconnectiegraad tussen bepaalde lidstaten op middellange termijn te verhogen - tot 15 % onder voorbehoud van een kosten-batenanalyse; overwegende dat, afgezien van het kwantitatieve streefcijfer, een open toegang en de beschikbaarheid van interconnectoren ook noodzakelijk zijn om de resterende obstakels voor de werking van de Europese elektriciteitsmarkt weg te nemen;

P.  overwegende dat het toenemende aandeel van variabele hernieuwbare energiebronnen in de elektriciteitsmix een stabiele back-up door flexibele duurzame energiebronnen en flexibele technologieën voor onder meer opslag een vraagrespons vereist;

Q.  overwegende dat energieopslag een cruciaal instrument is om de flexibiliteit en de efficiëntie van de energiemarkten te verhogen, maar dat er nog steeds geen reguleringsmechanisme is vastgesteld dat het mogelijk maakt de voordelen van een efficiënte opslag te benutten;

R.  overwegende dat het Internationale Energieagentschap (IEA) onlangs zinvolle adviezen heeft uitgebracht in zijn studie getiteld "Re-Powering Markets"[18];

S.  overwegende dat een Europese energiemarkt, mits naar behoren opgezet en geïmplementeerd, de energiezekerheid en -onafhankelijkheid van Europa aanzienlijk kan bevorderen, met name ten opzichte van grote leveranciers waarvan de Unie afhankelijk is;

T.  overwegende dat met het oog op de totstandbrenging van een echte energiemarkt met spoed een eind moet worden gemaakt aan de resterende energie-eilanden in de EU;

1.  is verheugd over voornoemde mededeling van de Commissie van 15 juli 2015 over een nieuwe opzet van de energiemarkt en steunt de opvatting dat de hervormde elektriciteitsmarkt, in combinatie met de uitvoering van de bestaande wetgeving, de regionale samenwerking bij alle aspecten van de vraag naar en het aanbod van energie moet versterken en zich moet richten op de verbetering, decentralisering en flexibilisering van de markten om te komen tot een goed gereguleerd marktgericht systeem dat ervoor kan zorgen dat alle energie- en klimaatdoelen die de EU zich voor 2030 heeft gesteld, worden gehaald;

2.  is van oordeel dat een nieuwe opzet van de energiemarkt vereist is op grond van de volgende innovatieve elementen:

–  het grotere aanbod aan hernieuwbare energiebronnen tegen door de markt bepaalde prijzen;

–  een sterkere integratie van de nationale markten door de ontwikkeling van interconnecties;

–  de ontwikkeling van slimme netten en nieuwe technologie voor decentrale opwekking, die de consumenten in staat zullen stellen een actievere rol als consument én als producent te spelen, en een beter vraagzijdebeheer zullen stimuleren;

3.  is verheugd over het feit dat de nieuwe strategie voor een energie-unie erop is gericht van de EU een wereldleider te maken op het gebied van hernieuwbare energie, en merkt op dat een fundamentele transformatie van het Europese elektriciteitssysteem nodig zal zijn om dit doel te halen;

4.  vindt het verheugend dat de nieuwe strategie voor een energie-unie nieuwe voordelen oplevert voor energieverbruikers, deze verbruikers veel meer mogelijkheden biedt voor deelname aan de energiemarkt en hen beter beschermt;

5.  wenst dat het bestaande reguleringskader voor de Europese markten wordt aangepast, zodat het aandeel van de hernieuwbare energiebronnen kan toenemen en de bestaande grensoverschrijdende lacunes in de regelgeving worden gedicht; benadrukt dat een nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt binnen een steeds meer gedecentraliseerd energiesysteem gebaseerd moet zijn op marktbeginselen, die investeringen aanmoedigen, de toegang van kmo's tot de energiemarkt garanderen en een duurzame, efficiënte elektriciteitsvoorziening via een stabiel, geïntegreerd en slim energiesysteem waarborgen; is van mening dat dit kader ertoe moet dienen om flexibele oplossingen voor elektriciteitsopslag, technologie voor vraagrespons, meer interconnecties en verdere marktintegratie te bevorderen en te belonen teneinde een groter aandeel van hernieuwbare energiebronnen te bevorderen en in de markt te integreren; stelt dat voor de continuïteit van de energievoorziening en decarbonisering een combinatie van liquide kortetermijnmarkten (day-ahead en intraday) en prijssignalen voor de lange termijn vereist is;

6.  beschouwt de volledige tenuitvoerlegging van het derde energiepakket in alle lidstaten als een van de belangrijkste stappen op weg naar een Europese energiemarkt; dringt er derhalve bij de Commissie op aan de tenuitvoerlegging van het huidige reguleringskader te verzekeren;

7.  wenst dat bij de nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt een holistische, toekomstgerichte aanpak wordt gevolgd door het toenemende belang van zogeheten prosumenten bij de decentrale productie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen te erkennen; verzoekt de Commissie in dit verband sturing te geven aan een participatief proces dat ten doel heeft om op EU-niveau tot een gemeenschappelijk praktisch begrip van "prosument" te komen; verzoekt de Commissie in de herziene richtlijn hernieuwbare energie een nieuw hoofdstuk inzake prosumenten op te nemen om de belangrijkste obstakels weg te nemen en investeringen in het zelf opwekken en verbruiken van hernieuwbare energie te stimuleren;

8.  is van mening dat een EU-wijde geïntegreerde elektriciteitsmarkt het best kan worden verwezenlijkt door het vereiste integratieniveau strategisch te bepalen, het vertrouwen onder de marktdeelnemers te herstellen en in het bijzonder voor een behoorlijke tenuitvoerlegging van de bestaande wetgeving te zorgen;

9.  verzoekt de lidstaten zich proactiever bezig te houden met het opzetten van een flexibele, gedecentraliseerde Europese interne elektriciteitsmarkt, teneinde de coördinatie tussen de nationale transitiestrategieën te verbeteren en niet door middel van permanent ingerichte capaciteitsmarkten en -mechanismen de in de artikelen 114 en 194 VWEU omschreven doelstellingen te ondergraven;

10.  is van mening dat een sterkere Europese interne markt voor elektriciteit mogelijk is op basis van sterkere prijsimpulsen op de groothandelsmarkt met prijzen die krapte en overaanbod werkelijk weerspiegelen, ook door prijspieken waarvan - naast andere maatregelen - het signaal zou uitgaan dat in nieuwe capaciteit en flexibiliteitsdiensten moet worden geïnvesteerd; herinnert eraan dat de overgang naar een systeem van door krapte bepaalde prijzen een betere mobilisatie van de vraagrespons en opslagcapaciteit inhoudt, alsmede een doeltreffend toezicht op de markt en controles om het risico van misbruik van marktmacht tegen te gaan, met name om de consumenten te beschermen; is van mening dat de betrokkenheid van de consument een van de belangrijkste doelstellingen vormt bij het streven naar energie-efficiëntie en dat regelmatig moet worden beoordeeld of prijzen die de daadwerkelijke krapte van het aanbod weerspiegelen, inderdaad in voldoende investeringen in elektriciteitsopwekkingscapaciteit resulteren;

11.  benadrukt dat de interne elektriciteitsmarkt van de EU ook wordt beïnvloed door invoer uit derde landen met geheel andere rechts- en regelgevingsstelsels, o.a. met betrekking tot nucleaire veiligheid en beveiliging, milieubescherming en klimaatverandering; verzoekt de Commissie hiermee bij de uitwerking van een nieuwe opzet van de energiemarkt naar behoren rekening te houden, teneinde voor een gelijk speelveld voor elektriciteitsproducenten uit de EU en uit derde landen te zorgen en de Europese burgers van zekere, duurzame en betaalbare energie te voorzien;

12.  is van oordeel dat investeringen op energiegebied een stabiel en voorspelbaar kader voor de lange termijn vereisen en dat de EU voor de uitdaging staat om voor vertrouwen in het resultaat van de nieuwe regels te zorgen;

13.   dringt aan op redelijke overgangstermijnen en een uitvoerige kosten-batenanalyse voor alle besproken voorstellen;

14.  wijst op het belang van een gezamenlijke analyse van de geschiktheid van het systeem op regionaal niveau met ondersteuning van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders (ENTSB-E), en wenst dat de transmissiesysteembeheerders (TSB's) op aanpalende markten daarvoor een gezamenlijke, door de Commissie goedgekeurde methodiek ontwikkelen; wijst op het enorme potentieel van sterkere regionale samenwerking;

15.  benadrukt het belang van een gecoördineerde langetermijnplanning voor de efficiënte ontwikkeling van de transmissie-infrastructuur en de elektriciteitsmarkten in Europa; wijst in dit verband op de noodzaak van betere regionale samenwerking en neemt nota van het succes van bestaande regionale marktbenaderingen, zoals Nord Pool;

16.  bevestigt het recht van de lidstaten om de voorwaarden voor het gebruik van hun energiebronnen in hun nationale energiemix te bepalen, behoudens de Verdragsbepalingen volgens welke het Europese energiebeleid erop gericht moet zijn de werking van de energiemarkt en de continuïteit van de energievoorziening te waarborgen, energie-efficiëntie, energiebesparing en de ontwikkeling van hernieuwbare energie te stimuleren en de interconnectie van energienetwerken te bevorderen; benadrukt dat regionale samenwerking kostenbesparingen en voordelen voor het Europese energiesysteem zou opleveren en gebaseerd dient te zijn op een transparante standaardmethodiek om te beoordelen wat er nodig is om de geschiktheid van regionale systemen op de lange termijn te garanderen, en welke maatregelen er moeten worden genomen in geval van een elektriciteitscrisis, met name wanneer deze grensoverschrijdende gevolgen heeft; verzoekt de Commissie derhalve een daartoe strekkend herzien kader voor te stellen; vraagt de Commissie tevens om hiermee rekening te houden in haar wetsvoorstel;

17.  herinnert eraan dat lidstaten die kiezen voor kernenergie, zich moeten houden aan de in de EU geldende veiligheidsnormen, regelgeving voor de interne energiemarkt en staatssteunregels;

18.  wijst erop dat energiebesparing door efficiënt energiegebruik, snel inspelen op de vraagzijde, capaciteiten voor energieopslag en netuitbreiding, met name door middel van slimme netten, het efficiënte gebruik van interconnecties en de verdere uitbreiding en ontwikkeling van de nationale netten, onmisbaar zijn met het oog op de voltooiing van de interne elektriciteitsmarkt op basis van een toenemend aandeel hernieuwbare energiebronnen, en herinnert aan het beginsel "voorrang voor energie-efficiëntie", dat inhoudt dat in de eerste plaats investeringen aan de vraagzijde moeten worden overwogen en pas daarna investeringen in het net en de voorziening; vindt het betreurenswaardig dat de onderlinge verbindingen binnen en tussen sommige landen nog steeds grote gaten vertonen, waardoor knelpunten in het net ontstaan en de bedrijfszekerheid en de grensoverschrijdende energiehandel aanzienlijk worden belemmerd; uit zijn ongenoegen over de praktijk van het beperken van de transmissiecapaciteit met het oog op het evenwicht van de nationale productie en als middel om interne knelpunten aan te pakken; wenst dat de interconnectiedoelstellingen regionaal worden gedifferentieerd aan de hand van de reële marktstromen, dat er telkens een kosten-batenanalyse wordt uitgevoerd en dat het tienjarenplan van het ENTSB-E voor de netontwikkeling als basis dient, mits aan de voor de EU vastgestelde minimumdoelstellingen wordt voldaan; meent dat het met het oog hierop ook van groot belang is om ongecoördineerde "loop flows" tegen te gaan, met name in Centraal en Oost-Europa; benadrukt dat de beschikbaarheid van eenmaal aangelegde grensoverschrijdende faciliteiten van even groot belang is gezien de toenemende capaciteitsbeperkingen door de lidstaten;

19.  wijst erop dat nieuwe benaderingen moeten worden ontwikkeld om knelpunten weg te werken en een slim distributienet tot stand te brengen dat een soepele integratie van en dienstverlening door decentrale producenten, prosumenten en consumenten mogelijk maakt;

20.  bevestigt zijn steun voor de EU-doelstellingen inzake regionale interoperabiliteit; erkent evenwel dat een suboptimaal gebruik van de bestaande infrastructuur de haalbaarheid van die doelstellingen ondermijnt; onderstreept dat een optimaal gebruik van de bestaande infrastructuur van cruciaal belang is voor een Europese energiemarkt, en verzoekt de Commissie derhalve deze kwestie aan de orde te stellen in een toekomstig wetgevingsvoorstel;

21.  dringt aan op een verbeterde tenuitvoerlegging en handhaving van het wetgevingskader voor de interne energiemarkt en verzoekt de Commissie en het ACER problemen op de groothandelsmarkten te blijven aankaarten indien de bestaande praktijken niet in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 714/2009; vraagt het ACER het regelgevend toezicht inzake beperkingen van de bestaande interconnectiecapaciteit te versterken;

22.  wijst erop dat een gerichte en ambitieuze modernisering van het net en het wegnemen van structurele knelpunten belangrijke voorwaarden zijn voor de totstandbrenging van de interne markt voor energie en daarmee voor de versterking van de concurrentie; is van mening dat er een discussie over de inrichting van prijszones moet worden gevoerd, in overleg met alle relevante belanghebbenden en rekening houdend met de bevoegdheden van het ACER en de herziening van de biedzones door het ENTSB-E; onderstreept dat het opsplitsen van biedzones als ultima ratio een markteconomisch zinvolle benadering kan zijn om de feitelijke elektriciteitskrapte in bepaalde regio's zichtbaar te maken; is van mening dat in sterk geïntegreerde stroomnetten de prijszones samen met alle betrokken buurlanden moeten worden afgebakend, om te voorkomen dat de netten inefficiënt worden benut en de grensoverschrijdende capaciteiten worden teruggebracht op een wijze die met de interne markt niet te verenigen is;

23.  beseft dat sommige lidstaten vanwege de lage energieprijzen op de groothandelsmarkten en de gevolgen daarvan voor de investeringen en vanwege de noodzaak om mechanismen te ontwikkelen voor de aanpassing van de productiecapaciteit om flexibel op de vraag te kunnen inspelen, bij ontstentenis van een Europese aanpak en als gevolg van specifieke aspecten van hun verbruiksmarkt capaciteitsmechanismen hebben moeten ontwikkelen;

24.  is sceptisch in zijn oordeel over zuiver nationale, niet op de markt gebaseerde capaciteitsmechanismen en -markten, die niet verenigbaar zijn met de beginselen van een interne energiemarkt en leiden tot marktverstoringen, indirecte subsidies aan volwassen technologieën en hoge kosten voor de eindgebruiker; benadrukt dat elk capaciteitsmechanisme in de EU na een grondige beoordeling van de noodzaak ervan moet worden opgezet vanuit een oogpunt van grensoverschrijdende samenwerking en moet voldoen aan de concurrentie- en staatssteunvoorschriften van de EU; is ervan overtuigd dat dankzij een betere integratie van de nationale energieproductie in het EU‑energiebestel en de versterking van de interconnecties de behoefte aan en de kosten van capaciteitsmechanismen zouden kunnen verminderen;

25.  dringt erop aan dat grensoverschrijdende capaciteitsmechanismen alleen worden toegestaan als o.a. aan de volgende criteria is voldaan:

a.  de behoefte eraan is bevestigd in een volgens een homogene, transparante EU-brede standaardmethodiek uitgevoerde, gedetailleerde analyse van de regionale toereikendheid van productie en voorziening, die ook de interconnecties, de opslag, de vraagrespons en de grensoverschrijdende opwekkingscapaciteit omvat en waarin een duidelijk risico voor een ononderbroken voorziening is vastgesteld;

b.  er bestaat geen minder duur en minder marktverstorend alternatief, zoals volledige regionale marktintegratie zonder beperking van de grensoverschrijdende handel, in combinatie met gerichte net-/strategische reserves;

c.  het ontwerp is marktconform en zodanig dat zij niet discriminerend zijn met betrekking tot het gebruik van technieken voor elektriciteitsopslag, globale vraagrespons, stabiele hernieuwbare energiebronnen en de deelname van ondernemingen uit andere lidstaten, zodat er geen sprake is van grensoverschrijdende kruissubsidiëring of discriminatie van het bedrijfsleven of andere klanten en gegarandeerd is dat uitsluitend de voor de voorzieningszekerheid absoluut noodzakelijke capaciteit wordt vergoed;

d.   in het ontwerp worden regels opgenomen die een zo tijdige toewijzing van capaciteiten waarborgen dat hiervan een adequaat signaal uitgaat voor investeringen in minder vervuilende installaties;

e.   er worden voorschriften inzake duurzaamheid en luchtkwaliteit ingebouwd om de meest vervuilende technologie uit te sluiten (in dit verband kan worden nagedacht over een emissieprestatienorm);

26.  benadrukt dat, naast de nieuwe opzet van de energiemarkt, de aanstaande herzieningen van de richtlijn hernieuwbare energie en de richtlijn energie-efficiëntie belangrijke initiatieven zijn om de door energieopslag geboden kansen te benutten;

27.  is van mening dat de ontwikkeling van nieuwe en bestaande oplossingen voor elektriciteitsopslag een onmisbaar onderdeel van de energietransitie vormt en dat door middel van nieuwe regels voor de marktopzet moet worden bijgedragen tot de vaststelling van een ondersteunend kader voor de diverse betrokken technologieën;

28.  is van oordeel dat energieopslag tal van voordelen biedt, niet het minst de mogelijkheid van vraagrespons, ondersteuning van het evenwicht van het netwerk en de mogelijkheid om overtollige energie uit hernieuwbare bronnen op te slaan; verzoekt om herziening van het bestaande reguleringskader met het oog op bevordering van de toepassing van systemen voor energieopslag en andere flexibiliteitsopties, zodat al dan niet gecentraliseerd een groter aandeel energie uit variabele hernieuwbare energiebronnen tegen lagere marginale kosten kan worden geleverd aan het net; benadrukt dat in het bestaande reguleringskader een aparte categorie moet worden ingevoerd voor opslagsystemen voor elektriciteit of energie, om rekening te houden met het tweeledige karakter - opwekking en vraag - van energieopslagsystemen;

29.  pleit daarom voor een nieuwe marktopzet gericht op het aanpakken van technische obstakels en discriminerende praktijken in netcodes op het gebied van energieopslag, alsook voor een eerlijke toepassing van heffingen en belastingen om dubbele kosten voor op- en ontladen van energie te voorkomen en een markt tot stand te brengen die snel reagerende flexibele bronnen beloont; wijst erop dat het bestaansrecht van capaciteitsmarkten snel zal komen te vervallen indien en wanneer opslagopties op ruimere schaal beschikbaar komen en betaalbaarder worden;

30.  beklemtoont dat het nodig is om de uitrol van energieopslagsystemen te bevorderen en een gelijk speelveld tot stand te brengen waar energieopslag dankzij een technologieneutrale structuur van de energiemarkt kan concurreren met andere flexibiliteitsmogelijkheden;

31.  vraagt daarom een technologieneutrale structuur van de energiemarkt om uiteenlopende oplossingen voor de opslag van hernieuwbare energie, bijvoorbeeld lithium‑ionbatterijen, warmtepompen of waterstofcellen, een kans te geven de capaciteit voor opwekking van hernieuwbare energie aan te vullen; vraagt ook om duidelijk afgebakende mechanismen in te stellen om gebruik te maken van overtollige productie en inperking van de productie;

32.  vraagt de Commissie om duidelijkheid te scheppen omtrent de positie van opslag in de verschillende stappen van de elektriciteitsketen en transmissie- en distributienetbeheerders toestemming te geven om te investeren in energieopslagdiensten en deze te gebruiken en te exploiteren voor de balancering van het net en andere nevendiensten;

33.  merkt op dat de energieopslag in de toekomst wellicht steeds meer energie- en nevendiensten zal kunnen vervullen; vraagt daarom om een definitie van elektriciteitsopslag die verwijst naar het tweeledige karakter ervan (opname en afgifte van stroom) en om het wegnemen van de regelgevende belemmeringen voor elektriciteitsopslag;

34.  vraagt om herziening van het bestaande regelgevingskader, teneinde het gebruik van energieopslagsystemen en andere flexibiliteitsmogelijkheden te bevorderen en daardoor een groter aandeel variabele hernieuwbare energiebronnen met lage marginale kosten, centraal of decentraal, aan het energiesysteem te leveren;

35.  wenst dat in het regelgevingskader een definitie wordt opgenomen van een energieopslagvoorziening in het elektriciteitssysteem;

36.  vraagt om naast elektriciteitsopwekking, netbeheer en verbruik een afzonderlijke categorie voor stroomopslagsystemen op te nemen in het bestaande regelgevingskader;

37.  benadrukt dat onderlinge gasverbindingen en de coördinatie van nationale noodmaatregelen methoden zijn in het kader waarvan lidstaten kunnen samenwerken in geval van ernstige storingen in de gasvoorziening;

38.  merkt op dat grensoverschrijdende concurrentie zou kunnen leiden tot voordelen voor de consument, dankzij de aanwezigheid van meerdere energieleveranciers op een gedecentraliseerde markt, waardoor nieuwe, innovatieve energieservicebedrijven kunnen ontstaan;

39.  dringt aan op de verdere ontwikkeling van de "energy-only-markt", waarop de kosten en voordelen eerlijk worden gedeeld door alle energieverbruikers en -producenten op basis van een consequente uitvoering van bestaande wetgeving, de gerichte modernisering van de transmissie- en distributie-infrastructuur, een sterkere regionale samenwerking, een betere interconnectie, energie-efficiëntie, vraagresponsvoorzieningen en opslag, die op termijn de juiste signalen kunnen geven om een stabiel elektriciteitssysteem in stand te houden en hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de elektriciteitsmarkt van geïsoleerde regio's die niet zijn aangesloten op het nationale stroomnet, om zo de diversificatie op energiegebied te bevorderen en meer concurrentie te stimuleren teneinde de voorzieningszekerheid te vergroten;

40.  benadrukt dat energie-efficiëntie een centraal beginsel van de strategie voor de energie-unie is, aangezien het een doeltreffende manier is om emissies terug te dringen, besparingen voor consumenten te bewerkstelligen en de afhankelijkheid van de EU van geïmporteerde fossiele brandstoffen te verminderen;

41.  beseft dat flexibiliteit en capaciteit op energiegebied momenteel van essentieel belang zijn en degelijk moeten worden beoordeeld binnen een toekomstbestendige marktstructuur, aangezien zij elkaar aanvullen;

42.  onderstreept dat een Europese elektriciteitsmarkt marktgericht moet zijn; onderstreept in dit verband dat een dynamische prijsvorming een signaalwerking en een sturende functie heeft en ongetwijfeld een belangrijke factor voor de efficiëntie is en dus voor het garanderen van een goed werkende elektriciteitsmarkt;

43.  merkt op dat in de tijd variërende elektriciteitstarieven flexibiliteit aan de vraagzijde teweeg kunnen brengen, die kan helpen bij het in evenwicht brengen van vraag en aanbod en het uitvlakken van de variabele productiepatronen bij hernieuwbare energie; beklemtoont dat het daarom belangrijk is dat de elektriciteitsprijzen een afspiegeling zijn van de daadwerkelijke elektriciteitskosten;

44.  stelt vast dat te verwachten toekomstige prijsstijgingen voor producenten en investeerders een stimulans kunnen zijn om te investeren in flexibele oplossingen, zoals energieopslag, energie-efficiëntie, vraagsturing, productiecapaciteit voor hernieuwbare energie, zeer efficiënte, moderne gascentrales en pompcentrales; wenst dat er terughoudendheid wordt betracht op het vlak van interventies op de groothandelsmarkt, ook bij grote prijsstijgingen; dringt erop aan dat er bij een geplande afschaffing van gereguleerde consumentenprijzen die onder de productiekosten liggen, rekening wordt gehouden met de behoeften van kwetsbare afnemers op de rand van de energiearmoede;

45.  beklemtoont dat de volledige integratie van hernieuwbare energiebronnen in de elektriciteitsmarkt van essentieel belang is; wenst dat hun rol in balanceringsdiensten wordt aangemoedigd en gemaximaliseerd, en is van mening dat het inkorten van de gate-sluitingstijden, het afstemmen van de handelsintervallen op de periode voor onbalansverrekening en het toestaan van de indiening van samengevoegde offertes van stroomproducenten die zich in verschillende lidstaten bevinden, fors zouden bijdragen tot het halen van deze doelstelling;

46.  pleit voor de voltooiing van de integratie van de interne markt en balancerings- en reservediensten, door de liquiditeits- en grensoverschrijdende handel tijdens alle marktperioden aan te moedigen; dringt erop aan sneller werk te maken van de ambitieuze doelstellingen van het doelmodel betreffende de intraday- en balanceringsmarkt, te beginnen met de harmonisering van de gate-sluitingstijden en de balancering van energieproducten;

47.   vraagt de Commissie voorstellen in te dienen die instrumenten mogelijk maken om het inkomstenrisico over een periode van 20 tot 30 jaar te verlagen, zodat investeringen in de opwekking van nieuwe, koolstofarme energie daadwerkelijk door de markt worden aangestuurd, bijvoorbeeld co-investeringen met een contractuele risicodeling tussen grote afnemers en elektriciteitsproducenten of een markt voor langetermijncontracten op basis van de gemiddelde kostprijs;

48.  wenst dat contracten inzake de levering van elektriciteit en nevendiensten tegen marktvoorwaarden worden gegund; vindt dat dergelijke openbare aanbestedingen ‑ nationaal dan wel grensoverschrijdend – technologisch neutraal moeten zijn en dat ook exploitanten van energieopslagsystemen moeten kunnen deelnemen;

49.  steunt de groei van het aandeel hernieuwbare energiebronnen in de EU; benadrukt het belang van stabiele en kosten-effectieve steunregelingen ten behoeve van hernieuwbare energie voor de investeringen op lange termijn en is van mening dat deze regelingen op korte termijn moeten kunnen worden aangepast en moeten worden afgestemd op de nationale behoeften en omstandigheden, zodat subsidies voor rijpe hernieuwbare technologieën geleidelijk kunnen worden afgebouwd; is verheugd over het feit dat een aantal technologieën voor hernieuwbare energie qua kosten snel zal kunnen concurreren met conventionele manieren van opwekking; wijst erop dat erop moet worden toegezien dat steunregelingen goed in elkaar zitten en dat de gevolgen voor energie-intensieve bedrijfstakken en het risico van koolstoflekkage tot een minimum worden beperkt;

50.  benadrukt het belang van digitale technologieën om prijssignalen uit te sturen waardoor de vraagrespons kan werken als een bron van flexibiliteit; vraagt daarom een ambitieuze strategie voor de digitalisering van de energiesector, van de uitrol van slimme netten en slimme meters tot de ontwikkeling van mobiele toepassingen, onlineplatforms en datahubs;

51.  wijst erop dat de lidstaten in het 2020-kader concrete, kwantitatieve doelstellingen moeten halen met betrekking tot het percentage hernieuwbare energie in hun totale energieverbruik, los van de marktontwikkeling, en benadrukt daarom dat het van belang is hernieuwbare energie te bevorderen met maatregelen die zich richten op concurrentie en kostenefficiëntie, waarbij moet worden bedacht dat er vele uiteenlopende technologieën voor hernieuwbare energie zijn die zich in verschillende stadia van maturiteit bevinden en verschillende kenmerken vertonen, zodat ze niet over één kam kunnen worden geschoren; herinnert aan de belangrijke rol van de EU-regeling voor emissiehandel (ETS) in dit verband en beschouwt investeringsbevordering als marktconformer dan vaste teruglevertarieven en algemene voorrangsregelingen;

52.  stelt dat met het oog op de toenemende technische maturiteit en de brede toepassing van de hernieuwbare energiebronnen de subsidieregelingen, zoals terugleverpremies, aan de marktomstandigheden aangepast moeten worden om de kosten voor de energieverbruikers binnen de perken te houden;

53.  waarschuwt dat voorzienings- en klimaatdoelstellingen niet door elkaar mogen worden gehaald; dringt aan op een consequente versterking van de ETS en een flexibilisering van de marktstructuur, zodat de CO2- en brandstofprijzen er voortaan sterker toe kunnen bijdragen dat de hernieuwbare energiebronnen terrein winnen;

54.  herinnert eraan dat volgens de richtsnoeren voor staatssteun van 2014 grote producenten van hernieuwbare energie vanaf 2016 balanceringstaken op zich moeten nemen, die worden gedefinieerd als de verplichting van producenten om korte afwijkingen van hun eerdere leveringstoezeggingen te compenseren, indien er een liquide intraday-markt bestaat; onderstreept dat bij afwijking van de door de exploitant ingediende dienstregeling een adequate compensatieprijs voor de energie in rekening moet worden gebracht; herinnert aan de bestaande bepalingen van de richtlijn hernieuwbare energie, die inhouden dat hernieuwbare energie prioritaire toegang en dispatching geniet; stelt een evaluatie en herziening van deze bepalingen voor wanneer de nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt een feit is, om voor een gelijker speelveld te zorgen en sterker rekening te houden met de kenmerken van de opwekking van hernieuwbare energie;

55.  wenst, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, dat de lidstaten bij de verdere uitbreiding van de productie van hernieuwbare energie gecoördineerd te werk gaan, te beginnen op regionaal niveau, om het rendement van de energiemarkt te verhogen en zo de gezamenlijke Europese doelstellingen te halen en de stabiliteit van het net te vergroten; is van mening dat een lidstaat geen unilaterale besluiten met grote gevolgen voor de buurlanden mag nemen zonder een brede discussie of samenwerking op regionaal of EU-niveau; herinnert eraan dat hernieuwbare energiebronnen meestal een sterke lokale component bevatten; verzoekt de Commissie om werk te maken van een sterker op convergentie gericht Europees kader voor de bevordering van hernieuwbare energiebronnen;

56.  beveelt de lidstaten aan het regelgevingskader onder de loep te nemen om de eindverbruikers aan te moedigen om zelf energie op te wekken en gebruik te maken van lokale energieopslag;

57.  is ervan overtuigd dat naast de hernieuwbare energiebronnen alle veilige en duurzame brandstoffen die conform de recente klimaatovereenkomst van Parijs bijdragen tot een stapsgewijze decarbonisering, hun plaats bij de elektriciteitsopwekking zullen behouden;

58.  wijst op het belang van communautaire coördinatie bij de vaststelling van vergunningsregelingen voor het gebruik van waterkracht en bij de openstelling van de sector voor concurrentie, teneinde marktverstoring te voorkomen en een efficiënt hulpbronnengebruik te bevorderen;

59.  merkt op dat het, door de elektriciteitsmarkt te reorganiseren, mogelijk is om tegemoet te komen aan de verwachtingen van de consument en reële voordelen te bieden die voortvloeien uit het gebruik van nieuwe technologieën, met name op het gebied van hernieuwbare energie met een lage emissie van koolstofdioxide, wat leidt tot een onderlinge afhankelijkheid tussen de lidstaten als het om energiezekerheid gaat;

60.  onderstreept dat bij gebrek aan een volledig onderling gekoppeld elektriciteitsnet met voldoende opslagmogelijkheden, de conventionele basisproductie essentieel blijft om de voorzieningszekerheid te handhaven;

61.  benadrukt dat de lokale en regionale verantwoordelijkheid van de distributienetbeheerders (DSB's) voor de energie-unie een belangrijker plaats in de discussie moet krijgen, aangezien het energielandschap steeds verder gedecentraliseerd wordt, 90 % van de hernieuwbare energiebronnen aangesloten is op het distributienet en de DSB's lokaal ingebed zijn; herinnert eraan dat alle lidstaten zich moeten houden aan de eisen van het derde energiepakket in verband met de ontvlechting van de transmissie‑ en distributienetten, vooral in het licht van de sterkere rol van de DSB's op het vlak van gegevenstoegang en -beheer; benadrukt dat het raakvlak tussen transmissienetbeheerders (TSB's) en DSB's meer aandacht moet krijgen; is van mening dat de toepassing van passende bedrijfsmodellen, speciale infrastructuur en geharmoniseerde steun in elke lidstaat en over de grenzen heen een effectieve vraagrespons op gang zouden kunnen brengen;

62.  roept de lidstaten op om wettelijke en bestuurlijke mechanismen te creëren om de betrokkenheid van plaatselijke overheden bij de elektriciteitsopwekking te stimuleren en hen te laten deelnemen aan kleinschalige projecten voor de elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen;

63.  benadrukt dat hernieuwbare energie meestal op het niveau van het distributienet, dicht bij het verbruikspunt, wordt teruggeleverd, en wenst daarom dat aan de DSB's een grotere bemiddelende rol wordt toegekend en dat zij sterker worden betrokken bij het opstellen van het Europese reguleringskader en bij de relevante organen wanneer er richtsnoeren moeten worden opgesteld over vraagstukken die voor hen van belang zijn, zoals vraagsturing, flexibiliteit en opslag, en dat DSB's en TSB's op Europees vlak nauwer samenwerken;

64.  vindt dat er stimuleringsmaatregelen moeten worden genomen met het oog op de nodige investeringen in slimme nettechnologie en distributienetten, opdat zij de steeds grotere hoeveelheden hernieuwbare energie beter aankunnen en beter op de digitalisering voorbereid zijn, is in dit verband van mening dat aan de DSB's een grotere rol moet worden toegekend bij het opnemen en delen van gegevens en dat de gegevensbescherming onder alle omstandigheden gewaarborgd moet worden, rekening houdend met de ervaringen die zijn opgedaan in landen met een volledige uitrol van slimme meters;

65.  beklemtoont het belang van de regionale aanpak bij de aanleg van ontbrekende elektriciteitsinfrastructuur die essentieel is voor de voorzieningszekerheid van duurzame elektriciteit met het oog op het wegwerken van de knelpunten in het (elektriciteits)net en het voltooien van de interne energiemarkt;

66.  beschouwt de DSB's als neutrale marktbemiddelaars die uit diverse bronnen gegevens ontvangen, die zij vervolgens zonder discriminatie aan bevoegde derden ter beschikking kunnen stellen, nadat de consument heeft toegestemd, zodat deze de controle behoudt over zijn gegevens ; meent dat de DSB's de ontwikkeling van de markt bevorderen en steeds belangrijker worden als actieve systeembeheerders, bij het scheppen van de voorwaarden om het gebruik van technologie, als datamanagers en voor de innovatie; meent dat er duidelijke regels nodig zijn om te garanderen dat de DSB's als neutrale marktbemiddelaars optreden; wijst erop dat de DSB's, naast andere marktdeelnemers, de lokale overheden kunnen ondersteunen door gegevens te verstrekken die de energietransitie op hun grondgebied mogelijk maken;

67.  beklemtoont dat de afgifte van vergunningen voor energie-infrastructuurprojecten op alle besluitvormingsniveaus moet worden versneld;

68.  is van mening dat een nauwere samenwerking binnen en tussen de regio's, gecoördineerd door het ACER en met medewerking van het ENTSB-E, zinvol is, met name wat betreft de evaluatie van grensoverschrijdende gevolgen, zonder dat de lidstaten afstand doen van hun verantwoordelijkheid voor de voorzieningszekerheid; benadrukt dat grensoverschrijdende samenwerking en interconnectoren van doorslaggevend belang zijn om de voorzieningszekerheid te garanderen;

69.  juicht het werk van het ACER toe en dringt erop aan dat het agentschap van voldoende financiële en personele middelen wordt voorzien om aan zijn huidige en toekomstige taken en verplichtingen te kunnen voldoen en om voor de middellange termijn op een betrouwbare basis strategisch te kunnen plannen;

70.  merkt op dat een doeltreffende, objectieve en voortdurende monitoring van de Europese energiemarkten belangrijk is aangezien dit een belangrijk instrument is om te zorgen voor een echte interne energiemarkt die wordt gekenmerkt door vrije concurrentie, correcte prijssignalen en voorzieningszekerheid; onderstreept dat het ACER in dit verband een belangrijke rol speelt en kijkt uit naar het standpunt van de Commissie inzake nieuwe en sterkere bevoegdheden voor het ACER bij grensoverschrijdende vraagstukken;

71.  vraagt dat het ACER de inspanningen ondersteunt en coördineert om de regionale samenwerking rond de veiligheid en de geschiktheid van het systeem te vergroten; is van mening dat bevoegdheden voor kwesties op het gebied van de voorzieningszekerheid alleen aan supranationale instanties mogen worden overgedragen als dit duidelijke winst voor het hele elektriciteitssysteem mogelijk maakt en vergezeld gaat van voldoende verantwoordingsplichten;

72.  dringt erop aan dat aan het ACER beslissingsbevoegdheid wordt toegekend met betrekking tot de coördinatie van een sterkere regionale samenwerking bij grensoverschrijdende en interregionale kwesties, met name in de context van RSCI's, met het oog op de optimalisering van het energiebronnenbeheer, dat in deze coördinatie ruimte is voor nationale bijzonderheden, wordt uitgegaan van de kosten en marktcriteria worden aangelegd, en dat er passende instrumenten worden ontwikkeld voor een doeltreffend toezicht op de energiemarkt om de energie-unie tot stand te brengen, zonder dat er een nieuwe mammoetautoriteit moet worden opgericht;

73.  merkt op dat de voorstellen van de Commissie voor een nieuwe opzet van de energiemarkt zich beperken tot de elektriciteitssector; vraagt de Commissie om te analyseren of het opportuun is de opzet van de aardgasmarkt te herzien om de uitdagingen in de gassector aan te pakken (bijv. veranderende vraag naar gas in de EU, "gestrande" activa, tariferingsstelsels, verdere marktintegratie, de rol van het ACER respectievelijk het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (ENTSB-G));

74.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de lidstaten.

TOELICHTING

De Europese Commissie heeft op 15 juli 2015 een reeks documenten over de Europese interne markt gepubliceerd, waaronder de in dit verslag behandelde raadplegende mededeling over de opzet van de Europese elektriciteitsmarkt.

In die mededeling worden drie doelstellingen voor de toekomstige elektriciteitsmarkt geformuleerd.

1. Er moet een EU-brede elektriciteitsmarkt tot stand worden gebracht met duidelijke prijssignalen voor nieuwe investeringen.

2. Er moet een Europese benadering worden gevonden voor het waarborgen van de energievoorziening.

3. De regionale samenwerking op het gebied van het energiebeleid moet worden versterkt, in het bijzonder bij investeringen in nieuwe energieproductie-installaties, bij interconnectoren en subsidievoorschriften en bij de integratie van hernieuwbare energie in de Europese interne markt.

De mededeling van de Commissie heeft de aanzet gegeven tot een openbare raadpleging over de vraag hoe de nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt eruit moet zien om de doelstellingen van het energiebeleid te kunnen realiseren, namelijk voorzieningszekerheid, ecologische duurzaamheid en adequate prijzen. Daarbij moet ruim baan worden gegeven aan nieuwe technologieën en investeringen, met name in hernieuwbare energie en installaties voor koolstofarme elektriciteitsopwekking.

Tot de uitdagingen waar Europa op energiegebied voor staat, behoren de in de afgelopen jaren toegenomen afhankelijkheid van ingevoerde olie en gas, het gebrek aan diversifiëring, hoge, door accijnzen gekenmerkte energieprijzen, de toenemende mondiale vraag naar energie, veiligheidsrisico's voor productie- en doorvoerlanden, de strijd tegen de klimaatverandering, weinig vooruitgang bij de energie-efficiëntie, het stijgende percentage hernieuwbare energie, de integratie en koppeling van de energiemarkten en de marktverstoringen als gevolg van uiteenlopende steunregelingen.

Een betere integratie van en coördinatie tussen de energiemarkten biedt tal van kansen om de gemeenschappelijke Europese doelstelling van een zekere, kostenefficiënte en milieuvriendelijke energievoorziening te realiseren.

De energiemarkten en met name de elektriciteitsmarkten dragen thans echter noch een sterk nationaal stempel, dat voortvloeit uit de nationale verantwoordelijkheid voor de energiemix. De maatregelen die worden genomen om de nationale energiemix te verwezenlijken lopen zeer sterk uiteen en variëren van de beëindiging van de kernenergieproductie tot de subsidiëring van hernieuwbare energie en de vaststelling van capaciteitsmechanismen in een aantal lidstaten om een continue voorziening te garanderen.

Berekenbare energieprijzen en voorzieningszekerheid zijn vooral voor het levenspeil van de huishoudens, maar ook voor het behoud van banen in energie-intensieve ondernemingen essentieel.

Alle maatregelen die de Europese Commissie voorstelt, moeten worden getoetst ten aanzien van de instrumenten, de rechtsgrond, de omzetting en de mogelijkheden van europeanisatie van de stroomvoorziening.

De raadpleging kan niet tot doel hebben de rechten ongedaan te maken die de lidstaten volgens artikel 194 VWEU hebben met betrekking tot de nationale energiemix, de algemene structuur van de energievoorziening en de benutting van de eigen energiebronnen.

Daarbij moet ervan uit worden gegaan dat op alle onderdelen van het gemeenschappelijke Europese energiebeleid op korte termijn de nationale voorwaarden en wensen zich verzetten tegen een snelle marktintegratie en de totstandbrenging van een uniforme Europese markt voor elektriciteit.

Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de uiteenlopende beoordeling van het gebruik van kernenergie, de subsidiëring van hernieuwbare energie met feed-in-prioriteit en een vaste vergoeding gedurende langere tijd, de ontbrekende interconnectoren tussen de diverse regio's en lidstaten van de Europese Unie, het feit dat stroom slechts in beperkte mate kan worden opgeslagen, en de vraag op welk niveau de elektriciteitsmarkten het beste kunnen worden gecontroleerd en gereguleerd om een continue voorziening te waarborgen.

De Commissie stelt een pakket maatregelen voor, dat in dit verslag onder de loep wordt genomen. Daarbij moet op de volgende vragen worden ingegaan:

1. De prijsontwikkeling bij energiekrapte kan een belangrijk element zijn bij de inrichting van de markt, waarbij het twijfelachtig is of alleen een vrije prijsvorming op de elektriciteitsmarkt voor voldoende voorzieningszekerheid kan zorgen, omdat met de nodige investeringen in opwekkingscapaciteit wordt gewacht totdat er duidelijkheid is over de concrete prijsontwikkeling op de elektriciteitsmarkt.

2. Het plan van de Commissie om de gebieden die de verschillende compensatiemarkten omvatten, uit te breiden, wordt vrij gereserveerd bekeken. Voordat dergelijke maatregelen worden genomen, is een uitgebreide marktanalyse geboden, want wellicht zijn in sommige lidstaten te kleine compensatieregio's gekozen om daadwerkelijk reservestroom te kunnen leveren. Correct is het om te zeggen dat voor kapitaalintensieve hernieuwbare energiebronnen een stabiel investeringskader nodig is.

In dat verband moet in elk geval worden nagedacht over de bestaande subsidiestelsels. Zo is het Duitse systeem met feed-in-prioriteit en 20 jaar lang gegarandeerde prijzen niet geschikt om rechtstreeks op prijssignalen vanuit de markt te reageren. Een steunregeling waarmee de aanloopinvesteringen worden ondersteund, zou een kostendekkende productie eerder mogelijk maken dan bedrijfssubsidies die onafhankelijk van de marktprijs zijn vastgesteld en daardoor ook de concurrentie met andere energiebronnen bemoeilijken.

Ook het voorstel van de Commissie om de Europese regulering duidelijk uit te breiden, wordt kritisch gezien.

Dat het toezicht door de reguleringsinstanties momenteel grotendeels nationaal georganiseerd is, is niet inefficiënt en staat ook niet haaks op de beoogde totstandbrenging van een Europese elektriciteitsmarkt. Het Europees agentschap ACER heeft weliswaar behoefte aan adequate personele en financiële middelen om zijn taken te kunnen uitvoeren, maar het overdragen van het toezicht op de energiesector zou gepaard gaan met de oprichting van een nieuwe mammoetinstantie. Daarom is ACER tot nu toe alleen verantwoordelijk voor de coördinatie en advisering van de nationale reguleringsinstanties. Hier zouden nieuwe taken bij kunnen komen.

4. Positief is het oordeel over de beoogde Europese dimensie bij de voorzieningszekerheid. Een dergelijk Europees project kan alleen met voldoende sterke verbindingen tussen de lidstaten tot een goed einde worden gebracht. Het door de Commissie ingestelde sectorale onderzoek naar bestaande nationale capaciteitsmechanismen moet worden toegejuicht.

De rapporteur is van mening dat de bevordering van hernieuwbare energie hoge prioriteit moet hebben, maar dat ook de daarmee samenhangende problemen voor een continu gegarandeerde energievoorziening tegen betaalbare prijzen niet buiten beschouwing mogen worden gelaten.

5. Wil de EU haar klimaatdoelen bereiken, moet er een mix van maatregelen worden genomen, waarbij naast de hernieuwbare energie ook de geprefereerde uitstootarmere technieken moeten worden doorgerekend en afgezet tegen technieken met hogere emissies. Daarom zou het verkeerd zijn om stroomopwekking uit fossiele brandstoffen op korte termijn categorisch uit te sluiten, want elektriciteit uit fossiele brandstoffen met zo laag mogelijke emissies zal op middellange termijn een belangrijke rol blijven spelen als aanvulling op de productie uit hernieuwbare energiebronnen.

6. De rapporteur is van oordeel dat de Commissie in beginsel goed ligt met haar voorstel voor een energiebeleid dat evenzeer door centrale als door decentrale structuren gekenmerkt zal zijn. Daarom moet naar een zodanige opzet van de markt worden gestreefd dat de nodige veranderingsprocessen ook werkelijk kunnen plaatsvinden, zonder de markten te verstoren en verkeerde investeringen te veroorzaken. Dergelijke veranderingsprocessen kunnen niet door de politiek worden doorgevoerd of afgedwongen, maar moeten zich op de markt voltrekken.

Dat enkele lidstaten al capaciteitsmechanismen hebben ingevoerd om een continue voorziening te garanderen en met het oog op de nodige flexibiliteit bij steeds meer hernieuwbare energie een adequate basisvoorziening te kunnen waarborgen, kan niet worden genegeerd. Zulke capaciteitsmechanismen moeten echter op basis van een gedetailleerde analyse van de opwekkkings- en voorzieningssituatie op regionaal niveau worden ingevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de bijdrage van de buurlanden; men moet open staan voor een grensoverschrijdende participatie en slechts zoveel capaciteit garanderen als nodig is voor een continue voorziening.

De rapporteur dringt er in algemene zin bij de Commissie op aan om een zo vrij mogelijke prijsstelling toe te staan en aan prijssignalen een centrale sturende functie op de markt toe te kennen. Dit geldt met name ook voor de prijzen in een kraptesituatie. Deze prijzen beïnvloeden de langetermijnbeslissingen van investeerders, net als de kortetermijnbeslissingen van de consumenten, die daardoor een flexibeler marktgedrag gaan vertonen. Daarom moeten gereguleerde prijzen voor eindafnemers in heel Europa worden afgeschaft.

Vandaag de dag is de groothandelsprijs de centrale factor die van invloed is op beslissingen om in centrales te investeren. Het is daarom een gewaagde veronderstelling van de Commissie dat particuliere investeerders centrales bouwen, alleen omdat zij enkele malen per jaar een piekprijs verwachten; er is immers geen sprake van voorspelbaarheid.

Prijspieken moeten zich weliswaar juist in perioden van extreme krapte zonder enige overheidsinmenging kunnen ontwikkelen, maar de elektriciteitsmarkt berust op productie- en consumptieprognoses. Deze verwachtingen worden aangepast tot het moment waarop ze een feit worden, en bieden de marktdeelnemers prikkels voor een actieve handel in stroom op de elektriciteitsmarkt.

Krapteprijzen moeten evenwel hand in hand gaan met betrouwbare randvoorwaarden voor kapitaalintensieve langetermijninvesteringen. Dat geldt niet alleen voor conventionele centrales, netten en opslag, maar ook voor hernieuwbare energie. Zo zijn er na de liberalisering van de elektriciteitsmarkt investeringen in de conventionele stroomopwekking in Europa gedaan zonder contracten met een lange looptijd. Het daaruit sprekende vertrouwen is vervolgens door het optreden van de regelgever ondergraven, hoewel het juist de rol van de overheid zou moeten zijn om de zekerheid en stabiliteit van de marktregelingen te garanderen.

8. Ten aanzien van de wens van de Commissie om grotere regionale markten op te bouwen, stelt de rapporteur voor proefprojecten met innovatieve marktstructuren grensoverschrijdend door te voeren en deze eventueel later naar andere lidstaten uit te breiden.

Het Pentalaterale Energieforum[1] zou daarbij kunnen dienen als positief voorbeeld van grensoverschrijdende samenwerking. Een centrale rol speelt hierbij het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER), dat over voldoende middelen moet beschikken om zijn coördinatietaken te kunnen uitvoeren. Verdergaande fundamentele wijzigingen in de bevoegdheden zouden risico's voor de systeemveiligheid kunnen inhouden, aangezien het huidige systeem van energieregulators met een eigen verantwoordelijkheid goed werkt.

Aan ACER zouden evenwel in beperkte omvang aanvullende beslissingsbevoegdheden kunnen worden toegekend, bijv. bij grensoverschrijdende aspecten als de nationale reguleringsinstanties geen akkoord konden bereiken, bij de vaststelling van de methode voor de geharmoniseerde systeemequivalentie of bij medewerking aan en ondersteuning van de nationale vergunningsprocedure bij energieprojecten van gemeenschappelijk belang.

9. Daarentegen is het voorstel om de distributienetvergoedingen gelijk te trekken en ook distributienetten met minder dan 100 000 klanten te ontvlechten, overbodig en contraproductief.

  • [1]  Gezamenlijk verslag van Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland, België, Nederland en Luxemburg van 5 maart 2015 over de voorzieningszekerheid.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMINGIN DE TEN PRINCIPALE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

14.6.2016

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

44

13

5

Bij de eindstemming aanwezige leden

Zigmantas Balčytis, Bendt Bendtsen, Xabier Benito Ziluaga, José Blanco López, Jerzy Buzek, Edward Czesak, Christian Ehler, Fredrick Federley, Adam Gierek, András Gyürk, Hans-Olaf Henkel, Eva Kaili, Kaja Kallas, Barbara Kappel, Krišjānis Kariņš, Jeppe Kofod, Zdzisław Krasnodębski, Miapetra Kumpula-Natri, Ernest Maragall, Edouard Martin, Angelika Mlinar, Dan Nica, Angelika Niebler, Morten Helveg Petersen, Miroslav Poche, Carolina Punset, Michel Reimon, Herbert Reul, Algirdas Saudargas, Sergei Stanishev, Neoklis Sylikiotis, Dario Tamburrano, Patrizia Toia, Evžen Tošenovský, Claude Turmes, Vladimir Urutchev, Kathleen Van Brempt, Henna Virkkunen, Martina Werner, Lieve Wierinck, Flavio Zanonato

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Pascal Arimont, Simona Bonafè, Rosa D’Amato, Cornelia Ernst, João Ferreira, Françoise Grossetête, Carlos Iturgaiz, Benedek Jávor, Werner Langen, Svetoslav Hristov Malinov, Vladimír Maňka, Luděk Niedermayer, Markus Pieper, Anneleen Van Bossuyt

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 200, lid 2)

Daniela Aiuto, Reimer Böge, Lara Comi, Jakop Dalunde, Eleonora Evi, Arne Lietz, Axel Voss